Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all articles
Browse latest Browse all 166

Douanegate Rotterdam: het Colombiaanse dossier

$
0
0
Paul, januari 2017, haven Barranquilla

In december 2013 wordt in de haven van Rotterdam een lading van 300 kilo cocaïne gevonden. Een toevalstreffer, zo lijkt het, maar wel één met veel gevolgen. Een paar weken later, op 1 januari 2014, wordt de onschuldige burger Rob Zweekhorst in Berkel en Rodenrijs het slachtoffer van een liquidatie. Een vergismoord, bedoeld voor zijn buurman Dennis van den Berg, een van de hoofdrolspelers in de zaak die inmiddels Douanegate is gaan heten. Een ander gevolg van de vondst is de ontmaskering van Gerrit G., een corrupte douanier, die er jarenlang voor zorgde dat containers met cocaïne ongehinderd de haven konden passeren.

In dit duistere spel speelt  een in Colombia wonende Nederlander een bijzondere rol: drugshandelaar en informant Paul. Hij werd ingeschakeld om in Rotterdam Gerrit de douanier uit te horen. De gesprekken nam hij op met een door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) verstrekte usb-stick. Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink reisde naar Colombia, om deze geheimzinnige Paul te spreken en een verloren geraakt dossier te achterhalen. In de noordelijke havenstad Barranquilla voerde hij gesprekken met hem. Twee van deze gesprekken zijn gefilmd. Het eerste interview staat hier; het  tweede interview staat hier; het dossier staat hier   

 

Daarnaast is er een uitvoerig ‘gewoon’ interview. Dat is dit.

Hoe ben je in de zaak betrokken geraakt?

Ik had mijn ex-vrouw ontmoet in Amsterdam, een Colombiaanse. Ze werkte als prostituee op de Ruysdaelkade. Eind 1999 ben ik met haar op vakantie naar Colombia gegaan. Daar hebben we een tijdje geleefd, niet veel bijzonders gedaan, het land ontdekt. Ik ben alleen teruggegaan vanwege een faillissementsfraudezaak. In februari ben ik terug gegaan naar Colombia, drie maanden; daarna weer terug naar Nederland voor een gesprek met de rechter-commissaris. Ik zou 30 dagen worden gegijzeld, maar door een vormfout kwam ik na drie dagen vrij. Ik heb drie dagen in het huis van bewaring in de Havenstraat gezeten. Mijn paspoort was ingenomen, ik heb een ander paspoort aangevraagd en ben opnieuw naar Colombia gereisd. Ik ben verschillende keren op en neer geweest om te praten over transporten.

Hoe kwam je aan contacten?

Via haar jongere broer en haar vader, dat waren twee voorname advocaten in Colombia, hun cliënten zaten in de handel.

Voorname advocaten, maar wel een dochter in de prostitutie?

Dat is een heel verhaal. Advocaten verdienen ook niet heel veel. En zij had een relatie gekregen met een Nederlandse man, dat is allemaal fout gelopen.

Met wie had je contact in Nederland?

Met Colombianen die hier – in Colombia – hun producten hadden waar ze afnemers voor zochten. Dat ging niet om grote hoeveelheden, je hebt het over kilo’s, halve kilo’s, af en toe vijf of zes kilo. Het product was al in Nederland. Ik had een klantenkring in Amsterdam. Dat is gegroeid, ik kwam steeds dichter bij degenen die het leidden. In Colombia. In 2002 ben ik gearresteerd in Diemen-Noord, door een arrestatieteam, op verdenking van vuurwapenbezit. Een dag later was ik vrij, er was alleen een holster gevonden.

Ik reisde veel, ik had wat vriendinnen in Nederland, daar waren problemen mee, met drugs, die heb ik uit een appartement gegooid, zonder kleren, daar is aangifte gedaan. Daar ben ik voor veroordeeld. Ik ben nooit naar de rechtbank gegaan, ik heb het allemaal zijn gang laten gaan. Ik heb iets van negen maanden vastgezeten. Er bleven nog 84 dagen over: een restant van een ander strafje, dat had ook met die zaak te maken. In 2005 ben ik opgepakt bij een nichtje in Amsterdam, met een arrestatieteam, op verdenking van het bezit van een vuurwapen. Dat is nooit gevonden. Dat was aan de Hoofdweg in Amsterdam. Ik was hier toen een paar maanden rond kerst. Ik heb daarvoor toen negen maanden uitgezeten in Utrecht en Norgerhaven. Voor die andere straf, van 84 dagen, was ik in cassatie gegaan. In 2006 was daar van de uitspraak. Dat bleef 84 dagen, maar ik was toen al weg, ‘vertrokken met onbekende bestemming’.

Ik heb toen een tijd in Spanje gewoond, die relatie met de Colombiaanse was over. Met haar heb ik twee kinderen. Ik heb bij Barcelona gewoond, daar had ik 2006 een eetcafé en een Ierse pub. Ik heb toen meer Nederlanders leren kennen die in dat werk zaten en ben verder gegaan met organiseren en begonnen met importeren, vanuit Colombia naar Spanje. Dat ging via schepen, met containers, naar Alicante, en met geprepareerde tassen in vliegtuigen.

Dat waren geen grote partijen. In Spanje was de prijs voor een kilo cocaïne toen 28.000 euro. Ik vroeg de helft vooruit. Ik was goedkoper dan anderen. Ik had in die tijd een relatie met een Nederlandse. Dat liep fout. Bij de contacten met Nederlanders, in 2007/2008, zaten wat grote jongens uit Amsterdam, die groot wilden importeren. Er kwamen twee mensen naar Barcelona. We zijn toen met de auto naar Madrid gegaan om grote partij te bekijken. Een Nederlander uit Zwanenburg zou het betalen. Dat is misgelopen, ik ben samen met degene die het geld zou overdragen vastgezet in een restaurant.

We zijn toen afgeperst door Colombianen. De man uit Zwanenburg moest zijn gouden rolex afstaan en ze namen onze paspoorten in. We zijn toen gevlucht uit Madrid. Het was een nare ervaring. De derde Nederlander die bij ons was, gebruikte veel. Tony R. Ik kende hem uit Norgerhaven. Hij had het contact met de man uit Zwanenburg gelegd. Ik weet alleen zijn voornaam. Rob. Hij werd ook Bo genoemd. (zou Robbie B. kunnen zijn, de man die samen met Thomas van der Bijl is aangehouden, HJK). Ik heb hem in 2007 gesproken in Madrid.

Fred Ros heb ik in 2006 gesproken in mijn eetcafé in Spanje. Een paar keer, eind van de middag en ’s avonds. Hij was flink aan de drank. Hij kwam toevallig binnen. Hij was vrij aangeschoten, had veel babbels, ik dacht: het zal allemaal wel. Hij zat op dat moment, in mei/juni, op een camping in Lloret de Mar. In augustus is hij toen aangehouden op die andere camping in Spanje.

Vanuit Madrid waren we met z’n drieën teruggegaan naar Barcelona. Bo had een luxe suite gehuurd in het Acht-hotel in Barcelona. Ik kreeg in principe de schuld omdat ik Tony had aangebracht, die zoveel gebruikte. Ik kwam in Madrid in contact met Colombianen. Dat liep via Jan B.. Die woonde met zijn vrouw in Spanje. Jan was veroordeeld, hij had een  ontnemingsvordering van een aantal miljoenen.

Jan B. is een Amsterdammer die bij de douane had gewerkt. Hij was een contact van Carlos P., een gay, die een restaurant had in de Reguliersdwarsstraat. Hij had een duur penthouse. Ik deed zaken met Carlos, Carlos had mij aanbevolen bij Jan. Ik heb Carlos ontmoet op een parkeerplaats bij Barcelona. Er kwam toen een zaak in Madrid, daar was Jan ook bij. Zij gingen terug naar Nederland, ik bleef in Spanje. Dat was het moment dat ik contact zocht met de CIE. Om informatie te verschaffen.

Dat liep eerst via de KLPD, ik had mijn nummer doorgegeven, ze belden mij een dag later. Zij kwamen naar Spanje. Maurice en Ed. We hebben informatie uitgewisseld over drugszaken, over mensen die ik kende, van het verhaal in Madrid. Zij kenden Jan Bode wel. Ze komen je tegemoet in je kosten. Als je de bonnetjes hebt. Dat ging via email. Ze zouden het opsturen, met een code van Western Union. Dat was 200 euro. Dat vond ik zo’n belediging… Ze zeiden: het komt wel goed, het waren voorlopige telefoonkosten. Ze zijn die beloftes nooit nagekomen. Ik heb daar verder geen contact meer mee gezocht.

Is het niet gevaarlijk om informant te worden?

Nee, dat is wat je doet en wil doen, ik zie het gevaar niet. Via de Guardia Civil heb ik contact gezocht met de geheime dienst van Spanje. Ik kwam in contact met Franco. Dat ging per mail en telefoon. Ik heb veel info gegeven, over transporten vanuit Colombia. Het leek Franco handig voor mij om met Amerikanen in contact te treden. Hij heeft dat contact gelegd. In 2010 hebben die contact met mij opgenomen (de mails heb ik). Ze zijn naar Barcelona gekomen, ik heb gesproken met twee agenten van de DEA. We hebben de hele dag op een terras gezeten. De conclusie was: het zou handig zijn als ik naar Cartagena zou reizen. Ze hebben mijn ticket betaald, ik ben naar het kantoor in Cartagena gegaan.

De inschrijving bij de DEA is pas gebeurd in Cartagena, daar was het hoofdkantoor van de DEA. De meeste drugstransporten liepen via Cartagena. Ik heb daar een interview gehad en de baas van het kantoor gesproken. Daarvan zijn video-opnames gemaakt. Ze wilden samenwerken. Ze hebben mijn vingerafdrukken genomen, foto’s van mij gemaakt. Ik heb formulieren ondertekend. Ik kreeg een lijst met codenummers. Aan de hand daarvan kon ik informatie doorgeven. Er waren twee agenten speciaal aan mij toegewezen. Terry en Jude.

Het ging de eerste keer om een partij die zou worden gekocht door een Nederlander uit Amsterdam-Noord, Frans van I. (‘Brede Frans’). Hij had een koffiehuis in Amsterdam-Noord. Frans gaf mij opdracht om handel te kopen en te transporteren naar Nederland. Ik legde contact met een figuur uit Barranquilla, Tilson M. Ik moest met een taxi ergens naar toe rijden. Toen ik net was ingestapt, blokkeerden ze de taxi, ik moest  overstappen in een andere auto, tussen drie personen. We reden naar een ondergrondse garage van een appartementencomplex. In een appartement heb ik met hen gesproken over prijzen en transporten.

Dat is mijn ingang geweest. Dit speelde in de laatste maanden van 2010. Ik zat al snel in Medellin, bij de grote baas. Het ging over percentages en commissies. Ik heb daar enorme partijen gezien, en er foto’s van gemaakt. En van kentekens. Dat gaf ik door aan de Amerikanen. Die traceerden namen en foto’s. Er was een bedrag overeengekomen en vanwaar het transport zou vertrekken. Het zou worden opgepikt door een  researchbooot van een Duitser, in het gebied tussen Venezuela en Colombia. De Duitser werkte ook voor Amerikanen.

Begin december 2010 had ik een afspraak in het Hilton Hotel op Curacao. Ik ging met Jude naar het hotel, Tilson was er met zijn gezin en met de persoon die vanaf het strand de kilo’s naar de boot zou brengen. Die zat in een resort in Jan Thiel, ik in het Hilton. De kapitein van de boot, de Duitser, heette Roger, een oud-marineman. Alles zou bij hem aan boord worden gebracht. We hebben kaarten uitgezet. Elk pakket zou met haken aan touwen worden binnengehaald.

Dezelfde dag, aan het eind van de middag, kwam de CIE daar. Die moest worden ingeschakeld door de DEA, omdat dit op Nederlands gebied speelde. Er waren vier mensen van de CIE. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de leider van de CIE die ik op Curacao heb ontmoet dezelfde was als de man die ik in Bogota ontmoet heb in 2016. Toen ik daar binnenkwam in het najaar van 2016, was het eerste wat ik zei: ‘Ik ken jou. Ik heb jou op Curacao gezien.’ Hij ontkende dat en zei dat hij nooit op Curaçao was geweest.

Er is gesproken over samenwerking tussen de DEA en de CIE. Tilson moest nog aankomen, ik was een dag eerder. Ik zat in de auto van de Nederlanders, met een DEA-agent, om te observeren wie Tilson was.

Het ging niet door, er was vertraging. De volgende dag heb ik  ontbeten met Tilson en Roger in het Hilton. DEA en CIE kenden elkaar heel erg goed. De CIE vroeg: waarom werk je niet met ons? Dat heb ik uitgelegd: mijn ervaringen met hen in Spanje. Tijdens de paar dagen op Curacao zijn er gesprekken afgeluisterd, coördinaten bepaald, alles was in kannen en kruiken. Ik ging naar Colombia.

Er was een datum gepland. Tussen kerst en oud en nieuw, omdat in dat gebied dan geen marineschepen zijn. Eén dag van tevoren werd ik gebeld, ik ben ingestapt in een Ford Bronco. Ik kreeg 5000 dollar en de boodschap: je moet alles cancellen, we hebben vakantie, er zijn geen agenten beschikbaar in Cartagena. Ik moest mijn contacten melden dat het uitgesteld moest worden. Er lag 1280 kilo aan de kust, dat was getransporteerd vanuit het binnenland. Dat werd bewaakt, dat kost geld.

Wie was verantwoordelijk voor de partij? De conclusie: ik had alles geregeld, ik was verantwoordelijk. Ik werd voor een paar miljoen euro verantwoordelijk gesteld. Ik heb de schuld op mij genomen, ik zat gevangen in een web. Ik had dus die schuld in Medellin. In januari/februari ben ik naar het kantoor van de DEA geweest. Ze zouden me steunen. Ik zou de schuld betalen door nieuwe transporten op te zetten. Er zijn toen wat transacties geweest met gelden. De partij van 1280 kilo was teruggegaan. Van I. had al iets betaald, niet veel (125.000). Nog niet voor het product, maar voor de organisatiekosten. Ik ben toen voor een kartel in Medellin gaan werken, ik heb het kustgebeuren overgenomen van Tilson. Zo ben ik in contact gekomen met grote jongens.

Ik had ruzie met de  DEA. In 2011 namen ze contact met mij op; of ik contact wilde opnemen met iemand in Ecuador. Als pseudokoper. Dat heb ik gedaan. Ik kreeg in de VS 1000 dollar per stuk. Maar dat krijg je pas als iemand echt is veroordeeld. Op die manier heb ik wel geld gekregen.

Wat was je eerste contact in Nederlandse douanezaak?

Wim Ken Aalten in 2009. Ik was hem tegengekomen bij een voetbalwedstrijd. Hij zei dat hij in zonnebrandcrème deed, daar had hij het alleenrecht van. Hij had een deal met iemand uit Amsterdam. Zijn ouders kwamen uit Alkmaar. Hij had een moeder en een stiefvader. Hij had een Colombiaanse vriendin hier, daar was hij in oktober 2015 mee getrouwd, in Bara Noa, een dorpje onder de rook van Barranquilla. Hij had besloten hier te gaan wonen.

Op dat moment woonde hij met zijn vrouw in het huis van een tante. Maar hij had ook een huis laten bouwen in een ander deel van de stad, meer op stand. Dat kostte toen 780 miljoen pesos, ongeveer 300.000 euro. Hij had een jaar of zeven vastgezeten in Mexico, voor een smokkelzaak. Hij was in 2009 uitgeleverd aan Nederland. Vanaf dat moment had hij contact met René F. Ik denk dat hij in Mexico al vastzat voor een zaak met René F.. Die kende ik daarvoor niet. Volgens Wim Ken had René F. een glasbedrijf in Overschie en werkten ze samen voor transporten. Daar heb ik met hem niet veel over gesproken. We hebben wat vriendschap opgebouwd, maar ik deed geen zaken met hem. Ik heb hem wel af en toe wat nummers gegeven, als hij schepen moest natrekken. Waar schepen en containers waren, met satellietkaarten.

Wist je van zijn contact bij de douane?

Ik wist dat hij een vrijgeleide had. Het ging uitstekend. Hij had een nieuwe Mercedes, een nieuwe Audi, splinternieuw, allemaal cash betaald. Op een gegeven moment, op 22 of 23 april, kreeg ik een belletje van Miguel, van de CTI (Colombiaanse politie, HJK), dat er een Nederlander was neergeschoten. Of ik kon helpen, het was ernstig, hij was acht keer geraakt, het was de vraag of hij zou overleven. Ik ging naar het ziekenhuis. Het was in Barranquilla

In het ziekenhuis was zijn vrouw. Hij lag op bed, apart op een kamer, met een bewaker ervoor. Die hadden ze zelf ingehuurd. De politie had zich teruggetrokken omdat hij niks wilde zeggen. Daarom had Miguel mij gebeld. De vrouw van Wim Ken is een echte golddigger. Ze hebben geen kinderen. Zij is weggegaan, ze zei dat ze niet wist waar hij mee bezig was.

Wim Ken vertelde mij dat hij altijd de Mercedes pakte. Hij was aan het voetballen. Zij had de auto. Ze was met nichtje van haar en haar moeder, ze zou hem ophalen, maar ze had hem gebeld: ‘Je moet gaan lopen, zo ver is het niet, ik ben hier nog wel even bezig.’ Hij ging altijd met de auto. Hij had dure horloges, kettingen, dure schoenen, hij had altijd van alles het duurste. Het is daar geen onveilige buurt, maar hij kon eigenlijk nergens over straat.

Hij voetbalde met mensen van de wijk. Een straatteam. Hooguit tien minuten lopen van hun huis. Hij was een paar honderd meter onderweg, na het voetballen, toen er twee mensen op een motor langskwamen. Hij werd eerst van achteren beschoten. Hij probeerde op te staan. Ze waren hem voorbijgereden. Ze stopten. Eentje stapte af en schoot hem nog een paar keer extra door zijn lijf. In de nek en in de rug. Van de twee kogels in zijn nek kwam er één door zijn neus naar buiten, de andere door zijn wang, maar die hadden geen vitale delen geraakt. De kogel in zijn ruggengraat heeft de meeste schade veroorzaak: een dwarslaesie.

Ik vroeg of hij problemen had met mensen hier die niet betaalden. Hij zei: ‘Nee, ik doe altijd heel clean zaken.’ Zo stond hij ook bekend, als een eerlijke jongen. Hij dacht dat hij aan de overkant van de straat, net voor hij werd neergeschoten, de neef van zijn zakenpartner had gezien. William, een Colombiaan. William had contact met René F., die bespraken veel telefonisch. William was nog nooit in Nederland geweest.

Had jij de naam René F. al eerder gehoord?

Jazeker. Ik heb Wim Ken gedurende een paar dagen gesproken. Zijn stiefbroer Robert de H. uit Mijdrecht is gekomen. Er zijn verschillende gesprekken geweest. Robert deed financiële dingen. Wim Ken zei dat hij nog 4 miljoen euro tegoed had van René F. Commissie van transporten, René moest hem betalen. René wilde dat niet, die vond de commissie veel te hoog. Ze hadden 30 procent afgesproken. Dat is, gezien wat Wim Ken daar allemaal voor moest doen, helemaal niet te veel. Bovendien hadden ze dat zelf zo afgesproken.

Wim Ken kreeg dagelijks telefoontjes van zijn vriendin uit Libanon. Dat was de vriendin van de vrouw waar René mee getrouwd was. René had een vrouw in Nederland en hij was getrouwd met een vrouw in Libanon. Ik heb van de vriendin in Libanon gehoord dat René F. opdracht had gegeven om Ken af te schieten. Daar was een heel hoog bedrag voor betaald, meer dan 100.000 dollar. Ik heb met René F. persoonlijk via skype, bij hem thuis, in Schiedam, gebeld. Ik kreeg eerst Colina, zijn Nederlandse vrouw, aan de telefoon. Daarna hem. Over wat er gebeurd was. Hij zei: ‘Dat is niet mijn probleem, ik ken hem helemaal niet. Waarom bel je mij hier?’ Ik zei: ‘Omdat ik dit telefoonnummer heb.’ Na een uur heeft hij teruggebeld, hij zei dat hij nergens mee te maken had. Ik heb gezegd dat hij bezoek zou krijgen, omdat hij niet volgens de regels had gehandeld. Je gaat niet iemand afmaken omdat je nog geld van hem krijgt. In Colombia werkt dat zo niet. Wim Ken had ook informatie van mij gehad, er is ook schade toegebracht aan andere zaken. Hij zei: ‘Hèhè, ik heb hem inderdaad opdracht gegeven hem te liquideren. Want ik voelde mij bestolen door de hoogte van het bedrag.’ Dat is onzin, dat bepaal je zelf. Wie de import doet bepaalt het. Hij gaf 30 procent. Van de verkoop. Wim Ken kreeg het van de leverancier, die regelde alles, het was helemaal niet veel.

Was niet zo handig van René F. om dat te zeggen. Dat gaat hij ontkennen. Dat heeft hij tegenover mij ook al ontkend.

Daarna hebben we weer gebeld. Hij zei: dat lossen we op. Ik zei: Wim Ken kan niet lopen, etcetera, wat wil je oplossen?’ Wim Ken had geld. In Nederland bij zijn broer, hij had een huis, auto’s, cash. Ik heb later met Ken en Robert overlegd en veel met Libanon gebeld. Met de vriendin van Ken en zijn Libanese schoonvader was goed contact, die is bemiddeld. Ken spreekt ook Arabisch. Zijn Colombiaanse vrouw wist dat hij een Libanese vriendin had, ze had het steeds over die ‘puta’. Ken reisde veel naar Libanon.

In juni of juli is Ken naar Nederland gegaan. De verzekering betaalde de repatriëring en het ziekenhuis deels, er staat nog 40 miljoen pesos (13.000 euro) open. Hij was met een medisch vliegtuig van Barranquilla naar Curaçao gegaan, in alle vroegte, ze waren bang voor een tweede liquidatie. De ambulance is op zondagmorgen om zes uur onder politiebegeleiding naar het vliegveld gegaan. In Nederland ging Wim-Ken naar Heliomare, zijn broer Robert is in Colombia gebleven. Die financierde de zoektocht naar degenen die het gedaan hadden. Ik had dagelijks contact met Ken, ik heb zijn zijn werk overgenomen. Er gingen verschillende transporten alsnog die kant op, met René F.. Daar hebben ‘we’ nog geld van te goed. René heeft één keer 100 miljoen pesos overgemaakt (30.000 euro). Er zou elke paar dagen zo’n bedrag doorkomen, maar er kwam verder niks meer.

Ik ben de mensen gaan zoeken, maar er is niks meer betaald. Dit was in 2013. Er zijn nog veel transporten geweest in die periode. Ik heb René F. nog een paar keer gebeld, die zei: ‘Het komt allemaal in orde.’ William zou elke dag het geld doorsturen. William was de contactpersoon. Die heb ik twee keer gesproken, samen met Robert. Eén keer in het hotel, één keer in Paradiso. Er waren geen problemen meer, volgens William. Maar hij is ook van de aardbodem verdwenen. Hij kan ook geld in zijn zak hebben gestoken.

Ik had contact met de broer van Ken, maar die is ook teruggegaan. Iedereen was onbereikbaar. Wij opereerden vanuit Ecuador, Costa Rica en soms vanuit Belize. Ik kwam achter het adres van Robert. Die heeft met Ken gesproken, er zouden vanuit Mexico dingen gestuurd worden. De vriendin van Wim, Stella, is vanuit Mexico naar Barranquilla gekomen. Zij was administratiemedewerkster van het kartel van El Chapo Juzman. Zij kwam naar mij. Ik heb haar ticket betaald. Zij vroeg om geld. Robert vond dat het geld dat wij verdienden ook aan Ken hoorde, omdat hij dat had gedaan in begin. Daar was naar mijn idee geen sprake van, omdat er veel schulden openstonden en Ken en zijn broer een veilig onderkomen hadden. Wij zijn achter zijn spullen aangegaan. Ik heb zijn vrouw en haar familie opgezocht, om na te gaan waar alles was gebleven: foto’s van horloges, cash, had honderdduizenden euro’s aan horloges. Zijn vriendin zat in Miami. Ik heb de DEA gebeld, in Miami, en verteld dat de tweeling zou komen. Zij is toen tien dagen lang vastgehouden op verdenking witwassen. Ze was ontzettend bang. Ze heeft geld afgenomen van ons. Ken had ik een contract laten tekenen dat ik zijn huis zou huren voor laag bedrag.

Costa Rica: dat was een ander verhaal. Gerrit had gezegd dat hij op vakantie was. Dennis van den Berg gezegd: sturen maar. Volgens William was Dennis degene die dat had gezegd. Daar was ruzie over tussen René en Dennis. De enige die we probeerden te achterhalen, was Sjef H. Hij deed de administratie. Naderhand bleek dat hij alles had verstopt in panden en doorvoer naar andere landen. Er was heel veel geld naar  Libanon gestuurd. Daar waren dure auto’s van gekocht. Ferrari’s etc.

Wat was je volgende stap?

Ik heb besloten om contact te zoeken om het TCI in te schakelen. Je belt de Nationale Politie in Nederland. Je vraagt naar het TCI, die kun je gewoon bellen. Je zegt: “Ik heb informatie over bepaalde zaken.” En dan laat je je nummer achter. Binnen drie minuten werd ik teruggebeld. Er werd gevraagd naar mijn naam en geboortedatum. Het was een telefonisch gesprek van een half uur. Ik heb verteld dat ik informatie had over liquidaties in Nederland, wie daarvoor verantwoordelijk was. René F. Daar had ik informatie over vanuit Amsterdam.

Een paar dagen later werd ik teruggebeld, men was zeer geïnteresseerd. Of er een gesprek mogelijk was. Ze konden niet naar Barranquilla komen, alleen naar de Nederlandse ambassade in Bogota. Zij zouden mijn reiskosten betalen. Ik heb zelf tickets gekocht, een hotel geboekt, een taxi genomen. Dat was in juli/augustus. Er waren drie mannen. Ik werd opgehaald, in de kamer zaten twee anderen, onder wie de leider van de TCI. Ik zei: ‘Ik ken jou.’ Dat kon volgens hem niet.

Er waren een leider, een runner en een soort assistent van de leider. Ze zaten met de laptop. We hebben eerst wat oud zeer uit de lucht gehaald. Over geld, over afspraken. De onzin over wetgeving etc.; dat hebben we uitgepraat. Ik had een laptop, met wat ik had op de usb-stick had ik daar naar toe gekopieerd. Dat was onder andere het onderzoek met Miguel. Ik heb hen het zaaknummer gegeven. Dat kwam ze wel bekend voor. Ik heb gezegd: ‘Het is handig als je dat opvraagt.’ Ze wisten dat er drie lijnen liepen, dat wisten ze in juli 2013 al. Over de aanslag op Wim Ken: ik had het idee dat ze daar niks mee hadden gedaan. Ken heeft ook nooit bezoek gehad in Nederland. Ik had dossier in 2013 al gestuurd. René F. werd daar toen al in genoemd. Ze zeiden: “Dan moeten eens even nakijken wie dat heeft ingezien.”

Ik heb ook uitgelegd hoe het zat met Khalid en Mink. Khalid is iemand die met liquidaties te maken had en met het importeren van wapens (AK47 en Scorpio’s). Hij had contacten in Colombia. Mink Kok had veel contact met René F. Ik heb gezegd dat Mink achter de liquidatie van Stanley Hillis zat. Dat probeerden ze van tafel te vegen. Ik heb gevraagd: ‘Hoe kwam René F. in Zuid-Amerika? Of gaf hij ook informatie aan jullie?’

Op de ambassade is besloten dat we zouden gaan samenwerken. Ik had een probleem met mijn paspoort. Dat was verlopen. We hebben afgesproken dat mijn naam in de kluis zou verdwijnen. Niemand zou die te weten komen: alleen wij en de officier. Zij zouden mij tegemoet komen met kosten en kijken naar de straf van 84 dagen die nog openstond. Ik had gehoord van mijn advocaat dat dat was verlopen, maar volgens hun noest ik nog zes jaar wachten. Transporten die weggetipt zouden worden, daar zouden ze 10, 15, 20.000 euro voor betalen. Ik ging akkoord.

Mijn volgende stap was na een paar weken: contact leggen met Gerrit, viavia. Hij wist niet wie ik was. Ik kreeg een whatsapp terug, met een contact. Ik werd gebeld, door een Duits nummer en een Nederlands nummer. Ik heb gevraagd waar de andere mensen waren. Het volgende gesprek ging via een advertentiepagina op internet, in het Spaans, waar zogenaamd een vertaler werd gezocht. Dat heet OLX, dat is een Colombiaanse website, met een soort chat tussen koper en verkoper. Dat kun je wissen, dus dat is veilig communiceren.

We hebben over van alles en nog wat gesproken. Ik heb gevraagd of het mogelijk was hem in Rotterdam te bezoeken. Dat had hij liever niet, maar als het moest, dan moest het. Ik heb elk gesprek met de TCI besproken. De bedoeling van mij was: informatie te krijgen waar mijn spullen waren. Voor de TCI ging het erom wie er achter de liquidaties zaten. Na het eerste contact met Gerrit heb ik weer contact gehad met de TCI en gezegd dat ik contact met hem had. Ze vroegen: ‘Waar ken jij hem van?’ Van de douane. Daar waren zij blij mee. De TCI vroeg: ‘Kan hij naar Colombia komen?’ Ik zei: ‘Hij heeft geen paspoort en geen geld.’

Dus zou ik naar Rotterdam gaan. Ik zou een paspoort krijgen, het kon allemaal heel snel worden geregeld. Ik had Gerrit 25.000 euro beloofd om hem uit de  problemen te helpen. De toestemming van de TCI om mij te laten vliegen moest via de officier. Dat heeft drie weken geduurd. Vóór de ambassade heeft de TCI-runner mij 500.000 pesos gegeven. Ik heb mijn paspoort aangevraagd en ben terug gegaan naar Barranquilla. De extra kosten waren 300 euro of zo. Zij hebben een ticket voor mij gekocht en de andere kosten in Nederland zouden worden betaald. Ik kreeg bericht dat mijn paspoort op maandag zou aankomen. Dan moest ik eerst een kopie van het paspoort opsturen, een week later kwam de toestemming en werd het ticket in orde gemaakt.

Ik vloog met KLM van Bogota naar Rotterdam. Bij café Rembrandt op Schiphol waren twee runners: één kende ik van Bogota en iemand anders. Tegenover het vliegveld in Rotterdam gingen we naar een Best Western. Daar werd eten besteld. De leider van het TCI-team was erbij en de adjudant. Die kende ik al van Bogota.

We spraken over hoe het zou moeten gaan. Ze hadden een appartement geregeld, een usb-stick voor opname van gesprekken. Ze legden uit hoe dat moest. En hoe de ov-jaarkaart werkte. Er was een briefing elke dag, aan het eind van de dag. De regels waren: ik moest oppassen dat ik niet wat verkeerds zei, wat tegen mij gebruikt zou kunnen worden. Voor de rest: geen stennis maken, geen problemen. Ik heb gezegd: mijn plan is mensen op te zoeken waar ik geld van krijg. Waar hun onroerend goed is. Ik wilde naar het kantoor van Sjef H., naar Dennis van den Berg en naar Amsterdam om een nieuwe lijn op te zetten met een aantal mensen.

Het doel van het gesprek met Gerrit was: wie de opdrachtgever was van liquidaties en het zou heel fijn zijn als er namen naar boven kwamen van corrupte douaniers. Of ik mensen kende die weleens een oogje dichtdeden. Ik heb niks gezegd, dat was niet hun zaak. Ik heb gezegd: ‘Ik ga niet mijn dingen kapotmaken, er loopt ook nog wat in Colombia.’ ‘Oké, als je het niet wil zeggen, houd je mond maar.’ Ik heb met Gerrit afgesproken in hotel New York. Toen zijn we naar mijn appartement gelopen. De usb-stick stond aan. We hebben het over van alles gehad, wat duidelijk te horen is.

Het tweede gesprek was twee dagen later in Kwintsheul, waar hij woonde. Zijn vrouw leefde toen nog. Ze is één keer binnengekomen, onder begeleiding van een familielid. Gerrit wilde niet dat de anderen mij zagen, ik heb alleen zijn vrouw even gezien. We hebben meer gesprekken gehad, maar er zijn in totaal twee opnames. Eén op de Wilhelminakade, de ander in Kwintsheul. Het andere gesprek was bij het Centraal Station en telefonisch. Dat bij het Centraal Station was niet  interessant voor het TCI…

Na het eerste gesprek ging ik naar een restaurant in Rotterdam; daar heb ik de usb-stick afgegeven en kreeg ik een nieuwe usb-stick. Na het eerste gesprek vroegen ze: ‘Wat is er besproken? Hoe lang ken je Gerrit al? Het komt op ons over dat je Gerrit al langer kent dan je zegt.’ Dat was onzin. Ik heb gezegd wat mijn plan voor de volgende dag was: naar het kantoor van Sjef. ‘Maak geen bonje, dan krijgen wij problemen.’ Ik zei: ‘Ik maak geen bonje, ik kom gewoon geld halen.’ Die avond is mijn plan veranderd: ik kwam te weten waar de boten lagen van Dennis. Twee sloepen. In haventje tegenover het douane- en belastingkantoor. De volgende dag ben ik daarheen gegaan. Het ging om de boot op nummer 1. Maar ik kwam niet verder dan de kade. Ik heb een foto genomen. Gerrit zei: ‘Dat is hem.’ Maar ik moest het zeker weten, dan liet ik hem weghalen. Ik kon niet naar beneden. Ik heb wel aan iemand gevraagd: ‘Is deze boot van Dennis van den  Berg?’ Ze zeiden: ‘Die kennen we niet.’ En Angelique kenden ze ook niet.

Toen ik terugliep zag ik een andere boot liggen, precies tegenover nummer 1. Daar was iemand aan het werk. Ik vroeg: ‘Van wie is deze boot?’ Van een meneer en een dame. ‘Ken jij Angelique?’ Ja. ‘Dennis?’ Zegt me wel iets. Gerrit zei: ‘Dit is de nieuwste, die heeft hij net laten bouwen.’ Ik heb de foto naar de TCI gestuurd. De volgende dag ging de TCI erheen en hebben ze gevraagd op wiens naam de boot stond. Ze konden hem niet in beslag nemen, hij stond niet op naam van Dennis. Dat zijn rare dingen, natuurlijk. Van alles wat in beslag zou worden genomen, zou ik een percentage krijgen.’

De volgende dag heb ik wat bankzaken geregeld, informatie gezocht en ’s middags was er een evaluatiegesprek. De dag erna ben ik naar het kantoor van Sjef H. gegaan. Hij was er niet, zeiden ze. Ze belden hem op een nummer in Curaçao. Hij nam op. Ik heb gezegd dat ik op zijn kantoor was en dat er betaald moest worden. Hij wist nergens van. Of ik hem na uur terug kon bellen. Hij zei: ‘Ik voel me bedreigd.’ Ik zei: ‘Nee, je moet dingen geven die niet van jou zijn.’ Hij doet of zijn neus bloedt, het is hem allemaal overkomen, als hij dit allemaal had geweten, etc. Ik had nog wat info over andere dingen, aan het eind van de dag was er weer een evaluatie. Ze wisten waar ik mee bezig was, ze zeiden: ‘Dat schrijven we maar niet op.’ Ik zei dat ik naar een kennis in Amsterdam was geweest, voor nieuwe lijnen. Ze zeiden: ‘Dat horen we het liefst niet, maar als je toch gaat, geef even wat namen door.’ In Amsterdam heb ik mijn moeder bezocht, een gesprek gehad met een kennis, daarna ben ik naar Kwintsheul gegaan voor het tweede gesprek met Gerrit. Over van alles. Mijn doel was niet om informatie te krijgen over containers, alleen: ‘Waar zijn mijn spullen?’ Het TCI wilde andere informatie. Die 25.000 euro die Gerrit van mij zou krijgen: dat was bullshit. Om hem te helpen met zijn schulden, etc., zijn uitkering was stopgezet. Hij had geen geld. Ik zou die 25.000 betalen.

Op vrijdag had ik een gesprek met Gerrit bij het Centraal Station. Daar zijn wat dingen besproken, daar heeft hij mij de computer van de douane overhandigd. Ik heb daar twee uur met hem gezeten, toen heb ik de computer aan het TCI gegeven. Ik heb alleen de kabel nog. Het was een laptop, je kon niet zien of er wat opstond. Gerrit zei dat de code was geblokkeerd. Ik heb geprobeerd hem via de BIOS op te starten en gekeken of we de disk konden kopiëren, maar dat ging niet, hij was redelijk goed beveiligd. Ik kreeg hem van Gerrit omdat alle bedrijven erin stonden die extra werden gecontroleerd door de douane.

We hebben besproken Gerrit naar Colombia te halen, hij was niet van plan de uitspraak af te wachten. Toen hebben we afscheid genomen en ben ik weer vertrokken. Zij zouden alles uitwerken, het zou wel even duren. Alles zou naar buiten komen als ik toestemming gaf en voor welk gedeelte. Er zouden containers gestuurd worden, eentje mochten ze pakken, de andere zou doorgelaten worden. De container uit Santa Martha zou doorgelaten worden.

Ik heb hun alle informatie doorgegeven, ook van de container uit Ecuador. Van allebei hadden ze dus informatie. Ook van de ontvanger in Noord-Holland, de eigenaar van het product, van de deklading. De afsprak was: als het zover zou zijn, hoefde ik alleen de containernummers aan hen door te geven. Toen werd het ineens stil. Daar werd ik nerveus van: dit was niet de afspraak. De container uit Santa Martha stond op mijn bedrijfsnaam. Dat betekende dat men mij kon traceren, dus dat zou een probleem kunnen opleveren met de Colombiaanse justitie.

Omdat ik niks hoorde en niemand kon bereiken, heb ik beide containers gecanceld. Als ik geen bewijs krijg, kan ik het niet doorsturen. Op laatste moment heb ik de handel eruit laten halen. Ik heb een paar weken geprobeerd de TCI te bereiken, ik heb zelfs de ambassade gebeld, maar ze waren niet bereikbaar, ze belden gewoon niet. Er was afgesproken dat we open en eerlijk zouden zijn.

(In deze situatie heeft Paul contact opgenomen met misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink. Dat waren enkele langdurige telefoongesprekken, met informatie over de aanslag op Wim Ken Aalten, het versturen van containers, informatie over hoe er de laatste tijd zendingen werden gestuurd: in zogenaamde lege containers. Enkele maanden later werden er inderdaad dit soort containers in Rotterdam aangetroffen. Paul wilde graag in contact komen met Mustafa B., een contact van Korterink. Omdat Mustafa een goede vriend/kennis was van René F. en wekelijks bij hem op bezoek ging in de gevangenis. Korterink heeft de contactgegevens doorgegeven)

Wat was de beste optie?

Paul: “Ik heb contact gehad met Mustafa. Hij zei: ‘Ik heb helemaal niks met hun te maken.’ Maar hij ging wel elke week in De Schie op bezoek bij René F., hij zei dat hij René hiermee zou confronteren. Ik zei: ‘Dan moet je de naam Wim Ken Aalten noemen’.”

Wat was het belang van Mustafa?

Paul: “Hij wilde incasseren. Ik heb met hem in Istanbul afgesproken, hij had ingangen in Turkije, in verschillende havens. Hij zei: ‘Ik kan zo alles eruit trekken, ik heb overal contacten.’ Ik zei: ‘Dat is een goed idee, dan stuur ik wel wat op.’ Maar dan moest hij de administratie betalen. Die route naar Izmir gaat via Rotterdam. Dat was een extra prijs, dat kwam op 4120 euro. ‘Geen probleem,’ zei hij. Hij zou geld sturen via een neef van hem, maar hij heeft het op zijn eigen naam opgestuurd. Ik ben de papieren gaan regelen, met een kennis, en die heb ik gevraagd: ‘Kijk even naar hem.’ Na een uur zei die kennis: ‘Stop ermee, hij wil je voor 100 procent in de val laten lopen.’ Het was de bedoeling een lege container te sturen. Het probleem: als ik ernaar toe zou gaan, zou ik worden gearresteerd. Of erger. Ik zou met twee andere mensen komen. Het was voor mij de eerste keer in Turkije.”

(Mustafa is inderdaad naar Istanbul gereden. Er was een bepaalde reden waarom hij niet met het vliegtuig wilde. Na terugkomst sprak hij hierover met Korterink en spuugde hij zijn gal over Paul, die hem had belazerd en voor niks naar Turkije had laten komen. 6000 kilometer voor niks gereden en op de terugweg in Bulgarije zijn auto ook nog total loss gereden. Wat hij niet vertelde was dat hij 4120 euro had overgemaakt aan een kennis van Paul in Colombia. Dat bleek pas veel later, toen duidelijk werd dat Mustafa bij zijn familie geld had geleend om die 4120 euro te kunnen betalen. Sindsdien leeft hij met zijn familie in onmin).

Paul: “Ik had Mustafa alleen foto’s gestuurd van Ken, Angelique en René van den Berg. Verder heb ik wat spullen naar Martin Kok van Vlinderscrime gestuurd.”

(Op woensdag 7 december 2016 zou Paul naar Nederland komen, voor een interview met Martin Kok. Een cameraploeg, Korterink en Martin Kok wachtten hem op. Martin zou Paul van Schiphol halen en naar hotel Krasnapolsky brengen. Martin had Paul 1000 euro betaald voor het ticket. De wachters in Amsterdam kregen via sms’jes uit Colombia, van de vrouw van Paul, door dat er iets mis was. Paul was weliswaar in Madrid, maar hij kon toch niet komen).

Paul: “Ik had geen probleem met Spanje, maar ik had twee mensen bij me, ik moest wat geld ophalen in Amsterdam. Martin had inderdaad duizend euro overgemaakt en een hotel geregeld. Hij had gezegd dat we ’s avonds naar club Boccaccio in Laren zouden gaan. Ik had mijn telefoon niet bij me, ik zou op de luchthaven in Madrid een telefoon kopen met een Spaans nummer. Ik had toen wel al het idee dat Martin meer naar buiten bracht dan ik wilde. Hij zette elke dag wat op zijn website, ik had een paar keer gezegd dat hij dat niet moest doen. Eén van de personen die bij mij was, kreeg toen moeilijkheden met de douane. We zijn toen alle drie in transit gebleven en zijn teruggegaan naar Colombia.”

De volgende dag, donderdag 8 december, wordt Martin Kok ’s avonds geliquideerd bij club Boccaccio.

Paul: “Als Martin niks was overkomen, had ik het gecompenseerd met hem. Martin flikkerde alle namen op zijn site. Ik had gezegd: niet zonder mijn toestemming. Ik was natuurlijk wel geschrokken dat hij geschoten is.”

Wat is het motief van Paul om met al deze informatie naar buiten te treden? “Mijn opzet is de TCI als onbetrouwbaar af te schilderen. Dat zijn ze ook, dat zegt iedereen.”

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 166