De zitting van donderdag 13 september 2018. Rechter Frank Wieland begon met een variatie op de verplichte standaardzin: “U bent niet verplicht te antwoorden op vragen die waarschijnlijk niet gesteld worden.” Des te verrassender was het dat Holleeder aan het eind van de zittingsdag met een uitvoerige verklaring kwam waarin hij er zijn zorgen over uitsprak dat de rechters zich zouden laten beïnvloeden door wat het Openbaar Ministerie naar voren had gebracht.
Het ging deze dag om de reactie van het Openbaar Ministerie – in casu de officieren van justitie Sabine Tammes en Lars Stempher – op het opheffingsverzoek in de zaak Enclave (de liquidatie van Willem Endstra in mei 2004). Hierin kwamen enkele details naar voren die nog niet eerder de revue waren gepasseerd. Een ander punt: in het proces Passage – waar Dino Soerel tot levenslang is veroordeeld – oordeelde het Hof dat Holleeder medeschuldig is aan de dood van Cees Houtman en Thomas van der Bijl. Holleeder stond in dat proces niet terecht en kon er dus ook niet op reageren. Dat wil hij we. Plus op andere nieuwe dingen die nu werden voorgehouden.
Tammes vat de kern van het opheffingsverzoek samen: Endstra was zelf niet kosher, had veel vijanden gemaakt en personen die bij hem hadden geïnvesteerd financieel tekort gedaan. Te beginnen bij Ronald van Essen, maar de rest is ook bekend: gebroeders Driessen, Ron Nyqvist, Dino Soerel, Sam Klepper, John Mieremet, Stanley Hillis. Met andere woorden: veel mensen met een motief. Maar volgens het OM is er geen enkel aanknopingspunt dat een van hen de opdracht heeft gegeven. Volgens het OM is het kantelpunt het interview met Mieremet in De Telegraaf, waarbij Endstra ‘de bank van de onderwereld’ wordt genoemd.
Holleeder had vanaf halverwege de jaren 90 een warme band met Endstra. “Rond 2000 was er sprake van verkilling, na de publicatie in De Telegraaf kwam er de klad in.”
Tammes vraagt zich af of Holleeder wel, zoals hij zelf beweert, geld had geïnvesteerd bij Endstra. Volgens haar had hij bij de verdeling in 1996 – met Cor en Grifhorst – geen geld gekregen, maar de gokhallen op de Wallen. “Hij had niets om te investeren. Dat is de verklaring voor zijn onvermogen om ook maar één project te noemen waarin hij heeft geïnvesteerd.”
In december 2002 was er van de vriendschap tussen Holleeder en Endstra niks meer over, getuige ook een veelbesproken incident op het kantoor van Bram Moszkowicz, waarbij Endstra ernstig zou zijn bedreigd.
Vervolgens gaat het over het afpersen van Jan-Dirk Paarlberg (17 miljoen) en de aanslag in het clubhuis van de Hells Angels, waarvoor Endstra zowel Willem van Boxtel als Willem P. uit IJmuiden (‘Grote Willem’) zou hebben benaderd. Ook de gebroeders Van Lent – buren van John Mieremet in het Belgische Neerpelt – komen langs. Zij zouden een miljoen aangeboden hebben gekregen namens Endstra om Holleeder te liquideren. Ze wilden proberen het geld te incasseren, maar een echte poging doen vonden ze niet nodig: hij zou toch wel doodgaan. Voor de eveneens door Endstra in het vooruitzicht gestelde Aston Martin hadden ze geen interesse.
Over auto’s gesproken: Stempher noemde op een gegeven moment een Alfa Romeo, die een rol speelde. Opvallend en herkenbaar: bij deze Alfa zat de kentekenplaat niet in het midden op de bumper. Ergens anders in het dossier was ook sprake van een Alfa Romeo. Oók met de kentekenplaat niet in het midden. Dat was toch wel erg verdacht… Advocaat Sander Janssen legde daar even de vinger op: alle Alfa Romeo’s hebben die kentekenplaat zo. Waarop Stempher bleef sputteren: het was wél een Alfa, geen Golf!
Een belangrijk deel van de repliek betrof de afpersing en liquidatie van Willem Endstra. In het boek De penozejaren van Kleine Willem staat een passage over het bezoek van Kleine en grote Willem aan het vliegveld Niederrhein in Weeze, dat toen van Endstra was. Dat bezoek kwam nog even ter sprake. Daar was neef Arnold Endstra bij aanwezig. Endstra had even een rondje gelopen met Kleine en Grote Willem. Later in de auto had hij tegen neef Arnold gezegd waar dat gesprek over ging: over Holleeder en hij had daarbij naar zijn neus gewezen en een gebaar van een vuurwapen gemaakt. Volgens het OM dus “over uit de weg ruimen van verdachte.”
In het boek staat dit erover:
“Het blijkt gebakken lucht uit de koker van de gebroeders Edgar en Pieter van Lent, die in Neerpelt contact hadden gehad met John Mieremet en Marco Eijk. Ze hadden zich aangemeld als kroongetuigen, maar ze werden al snel afgeserveerd toen bleek dat ze het hele verhaal over de aanslag uit hun duim hadden gezogen. Het loopt met een sisser af: na vier dagen wordt Kleine Willem vrijgelaten. “Ik moet er een vergoeding voor hebben gehad, of een excuus, dat weet ik niet meer. In elk geval had ik dagen voor niks gezeten.”
Er worden getuigen aangehaald die zeggen dat Endstra bezig was met plannen om Holleeder uit de weg te ruimen. Getuige Bram Zeegers: “Willem (Endstra) zei meer dan eens dat er aan gewerkt werd. Die jongens op die motoren waren voor hem bezig. Ook Sjors Kool (neef van Sam Klepper) verklaart dat Endstra bezig was verdachte te vermoorden.”
De geruchten bereiken Holleeder ook. Vriendin Sandra den Hartog verklaart: “Godverdomme, ik kom er net achter dat Endstra mij wil laten vermoorden, wie denkt hij wel dat hij is?” Ze herinnert zich: “Hij komt op een keer bij mij binnen, dat was een van de ergste keren, nou ja, ik nog wel erger meegemaakt. Ik heb camera’s, ik kan alles op straat zien. Je je kan zijn humeur al zien als hij de hoek om komt. Dan zie je zijn auto de hoek om komen, dan zie je hoe er geparkeerd wordt, dan weet je ’t al. Hij moest aanbellen, hij had toen nog geen sleutel. Later wel. De stoom komt uit zijn oren, uit zijn neus. Als hij praat, dan spuugt hij erbij, dan heeft hij het net een uur daarvoor gehoord. Hij was zó kwaad. Hij is meteen daarna doorgegaan, hij was echt vreselijk kwaad. Hij had gehoord dat Endstra hem wilde laten vermoorden, door middel van dat iemand een bom ging leggen in het clubhuis waar hij iedere dinsdagavond kwam. Op een gegeven moment was overal bekend dat Endstra met de politie sprak, dan teken je je eigen doodvonnis. Willem was helemaal uit zijn dak. Op dat moment maakt het niet uit hoeveel je al betaald hebt of wat je hebt, als je met de politie praat, teken je je eigen doodvonnis, want dan kan hij weleens gearresteerd worden. Vanaf het moment dat hij het wist kon je Willen Endstra wel gedag kussen: ‘Die kankerhond praat met de politie.’”
Vervolgens wordern er tal van verklaringen aangehaald van getuigen die zeggen dat Holleeder achter verschillende liquidaties zit, met name achter die van Endstra.
Stempher: We worden wederom geconfronteerd met algehele ontkenning van verdachte. Van de groep personen die op 17 mei betrokken zou zijn geweest bij de moord op Willem Endstra kent hij er geen. Dat zegt het OM niks over zijn betrokkenheid. Een uitlokker heeft er alle belang bij om op afstand te blijven. Uitvoerders weten vaak niet wie de opdrachtgever is. Dat is de realiteit binnen het criminele milieu. Het beeld is dat er een criminele groepering is met een toplaag, een tussenlaag en uitvoerders. De toplaag is een driemanschap. Er zijn vele getuigen over gehoord, die dit driemanschap benoemen: Willen Holleeder, Dino Soerel en Stanley Hillis. Er is sprake van criminele contacten en een samenzweringsverband.
Getuige Hidr Korkmaz (inmiddels overleden bij een tragisch ongeluk) noemt hen compagnons. Soerel is de man, Stanley Hillis is een vuile vieze flikker.
Getuige Pasja: Dino Soerel en Willen Holleeder staan op gelijke hoogte. Ze zijn zakenpartners en bloedgabbers, zij besloten samen. Zij bepaalden wie er gestraft moesten worden. Ze hadden vijftig mensen om hen heen die paraat stonden om dit soort dingen te plegen.
Als Willem Endstra het over de groep Holleeder had, bedoelde hij deze drie. “Als je Willem Holleeder zou vermoorden, dat schoot niet op, dan had je nog te maken met Dino Soerel en Stanley Hillis.”
Leen Bosnie: “Dino en Willem zijn vier handen op één buik. Als je van Willem een vijand bent, bven je dat automatisch ook van Dino. Dino is leidend.”
Getuige Q5: “Willem Holleeder en Dino Soerel hebben samen besloten bepaalde mensen te liquideren, Dino is de leider. Dino is de machtigste, hij is in het centrum van de aandacht.”
Mink Kok, over de vraag of er mensen zijn die deze drie zouden kunnen doodschieten. Dat kon volgens hem niet. Volgens hem zitten ze op een eiland, ze moeten oppassen.
Getuige Peter La Serpe: “Holleeder en Soerel zijn allebei grote ego’s, die hebben geen baas boven zich. Holleeder en Stanley Hillis: dat is geen match made in heaven, maar ze konden elkaar goed gebruiken.
Stempher haalt een anekdote aan uit het boek Kouwe Ouwe, over het leven van Stanley Hillis. Dat het was opgevallen dat hij veel contact had met Holleeder en dat iemand aan hem vraagt: “Wat loop je toch in de rondte met Holleeder?” Dat wordt bevestigd door Kok: “Stanley Hillis is de kwade genius, Holleeder de windenmeewaaier.”
Ali Akgün is in december 2014 in Istanboel vermoord. “Ali was een zeer vertrouwd contact van Dino Soerel. Hij had het geld voor het uitvoeren van liquidaties van Dino gekregen. Alles van Dino liep via Ali. Ze werden samen gezien in de Baja Beach Club in Rotterdam.”
Kroongetuige Fred Ros verklaart dat hij eind 2002 samen met Jesse Remmers in contact is gekomen met Ali.
Als uitvoerders van de liquidatie van Endstra wordt ‘de groep Alkmaar’ genoemd, met als schutter de Rus Namik Abbasov. Als tussenpersonen tussen de top en de uitvoerders zouden de ‘negroïde personen’ (van Caribische komaf) Jerry B. en Patrick R. hebben gefungeerd. Ali Akgün was geboren en getogen in Alkmaar. Hij staat daar bekend als ‘Kierve’. Als uitvoerders die betrokken zouden zijn bij de liquidatie worden de neven Ali N. en Ozgür C. genoemd. De drie woonden het grootste deel van hun leven in dezelfde straat (de Hoofdstraat) in Alkmaar.
Er is een interessant gesprek in de gevangenis opgenomen. Een van de ‘pareltjes’ in het dossier waarbij je de indruk hebt dat iemand er geen rekening mee houdt dat het gesprek wordt afgeluisterd en iets onhandigs zegt. In dit geval de vriendin van Ali Akgün, die over Ali N. en Ozgür C. zegt: “Die twee mongolen uit Alkmaar” die dezelfde advocaat hebben als Ali.
Dat is Nico Meijering. Ali betaalt de advocaat, die de neven er Pro Deo bij doet. De vriendin: “Die gasten zijn gewoon schuldig hoor.”
In een ander afgeluisterd gesprek vertelt de zus van Ozgür dat ‘Kierve en de zijnen’ (de familie Akgün) tegenover hen zijn komen wonen. Haar moeder had gezegd dat Kierve ‘wel goed’ is maar ze hem toch zoveel mogelijk moeten proberen te mijden. Ozgür had gezegd; “Vanzelfsprekend, als ze ons met elkaar in verband brengen, zitten we in de shit.” Moeder fluistert dan: “Je moet Kierve mijden. Moge God ons beschermen. Als ze jullie met elkaar in verband brengen, zitten jullie helemaal in de shit.” Er wordt gepraat over de kosten van de advocaat, wie hem betaalt. Moeder zegt: “Waarom vraagt Ozgür steeds naar de kosten van de advocaat? Hou toch je mond, praat daar niet over.”
In 2007 is er een gesprek tussen Ozgür met een zwager, waarin de zwager zsgt: “Ze kunnen de link met de Neus toch niet leggen.” Ozgür zegt dan: “Zijn naam komt voor in het tweede dossier.” Waarop de zwager zegt: “Dat is dit niet, dat zijn de afpersingen.”
De partner van Ozgür zou zijn bedreigd door haar ex, Uzlu, die was gebeld door Baris Akgün, broer van Ali: ze moest uit de buurt blijven van Ozgun, anders zou ze in problemen komen. Als Uzlu hierover wordt gehoord, verklaart hij dat Ozgür iets voor Baris had gedaan “dat met het Holleedergebeuren te maken heeft.” Maar hij wil niet vertellen wat: “Als ik het u vertel, dan hang ik morgen.”
Schutter Nabil Abassov (inmiddels overleden aan een hersenbloeding) heeft een manuscript geschreven, een soort sleutelroman, waarin hij het heeft over deze organisatie, waarbij hij de namen noemt van Donald Groen, Ali N. en Ozgür O. Hij schrijft dat deze mannen geen grenzen kennen: “Als ze iemand dood willen hebben, waar dan ook in de wereld, kunnen ze dat. Ze hebben zoveel geld dat grenzen niet meer bestaan.” Abassov weet dat de organisatie een moord heeft laten uitvoeren in Thailand. “Weten jullie dat Ali N. daar ook is geweest?”
Ten tijde van de moord op John Mieremet in Thailand, in 2005, was Ali N. ook in Thailand.
Als het Openbaar Ministerie klaar is met de repliek en advocaat Sander Janssen kort heeft gereageerd, geeft Holleeder aan dat hij iets wil zeggen.
Hoilleeder: Ja, meneer de voorzitter, het OM heeft veel punten naar voren gebracht waar de rechtbank mij nog niet over gehoord heeft. Er is veel gezegd waar u mij geen vragen over gesteld heeft. Hetzelfde geldt voor het onderzoek Passage. Ik ben veroordeeld in Passage zonder dat ik een weerwoord heb kunnen geven. De oudste rechter noemde de uitspraak in de zaak Kolbak (afpersing), van het Hof. Die ligt er. Mijn vraag is of u me ken horen over de punten die nog niet besproken zijn en hetzelfde geldt voor de Passage-uitspraak. Ik zou graag hebben dat u mij daarover vragen stelt om een zelfstandig, eigen oordeel te kunnen vellen.
Rechter: Dat ligt voor de hand. Wanneer wilt u dat? Nu of later?
Holleeder: Dat is aan u. Ik vind het wel belangrijk dat dit onderdeel wordt voorgehouden. U heeft het allemaal aangehoord, er worden allerlei verbanden getrokken.
Rechter Benedicte Mildner: We kunnen u niet het hele dossier voorhouden.
Holleeder: Ik heb liever dat de rechtbank er vragen over stelt, het gaat erom wat uw rechtbank meekrijgt en wat ik tot nu toe verklaard heb.
Rechter: U weet nu wat het OM allemaal naar voren brengt. Ik zou zeggen: pak het erbij, schrijf het op, wat u wil zeggen. Wij kunnen niet precies zien waar u op wil reageren.
Holleeder: Ik heb het hoofdzakelijk over dit. Er zijn nu dingen gezegd die mij niet zijn voorgehouden. U luistert ernaar, u gaat uw mening erover vormen, u kunt mij daar vragen over stellen. Er worden verbanden gemaakt, dingen gezegd. Als het OM dat belangrijk vindt, vind ik het ook belangrijk dat u mij daar vragen over kunt stellen, dat ik een weerwoord kan geven.
Tammes: U zegt: “Ik ken die mensen niet, nooit van ze gehoord.” Als u wat over verbanden wil zeggen: u ontkent alles.
Holleeder: Als ik die mensen niet ken, dan ken ik ze niet. Er worden heel veel dingen aan verbonden, koppelingen gelegd met wat anderen zeggen. Ik wil dat de rechtbank kan horen hoe het in werkelijkheid zit. Het is makkelijk verbanden te leggen en mijn naam ergens aan te plakken.
Stempher: Dossier 140 wordt nog besproken, over Hillis en Soerel, dat kan ook op dat moment. U kent al die personen niet. De uitvoerders. Groen, Korkmaz, ik zie niet wat de punten zijn die nu voorgehouden moeten worden.
Holleeder: Klopt, omdat het uw stuk is. Het gaat er niet om wat u vindt of wat de advocaten vinden, maar wat de rechtbank vindt. Ik heb het nadeel al dat ik veroordeeld ben in Passage. Bij de rechtbank zullen vragen zijn. Alstublieft, stel ze me. Over zoals ik het zie en heb beleefd. Het gaat er mij om dat u de vragen die u heeft aan mij vraagt. Dit van het OM roept bij u vragen op, u gaat erover denken.
Advocaat Sander Janssen: Er is een botsing tussen de strafvorderlijke processuele werkelijkheid en bij Holleeder de behoefte om te reageren. Kan dit dossier geacht worden te zijn voorgehouden? Nee, gezien de omvang. Iedereen zal een selectie moeten maken. De rechtbank moet het wegen. Het verzoek van meneer Holleeder gaat over het standpunt van het OM, waarvoor allerlei stukken worden aangevoerd die niet besproken zijn. Er worden getuigen aangehaald, er wordt verwezen naar verhoren van vorige week, er wordt uitgebreid gesproken over een driemanschap. Hij zegt: “Dit zijn stukken waar ik niks over heb kunnen zeggen.” Hoe kijk je naar een verklaring van een verdachte? Krijgt hij gelegenheid om een reactie te geven op stukken? Verdachte moet een standpunt innemen over wat het OM zegt. Hij kan een lijstje meenemen, maar dat doet afbreuk aan de authenticiteit. Het is beter wanneer iemand overvallen kan worden en vers van de lever kan reageren. Ik kan u niet verzoeken vragen te stellen als u geen vragen heeft. Hij wil de gelegenheid hebben om over de zaak Passage en het vonnis van het Hof een reactie te geven op de bewijsmiddelen. Het is een hartenkreet richting de rechtbank dat hij hiervoor meer gelegenheid krijgt.
Rechter Wieland: Ik heb er moeite mee als we op enig moment het onderzoek sluiten en u het gevoel heeft dat u niet volledig aan bod bent gekomen. Dat is ons eerste doel. Wij luisteren naar u, u noemt dat het Hof een uitspraak heeft gedaan. Wij zijn daar niet aan gebonden. Het is een gegeven. Zeg daar tegenover wat u daar op aan te merken heeft. Het andere is dat wij tot nog toe zonder enige reserve stukken hebben voorgehouden die door uw advocaten zijn ingebracht. Die stukken krijgen wij, daar praten wij over. Dit is een groeidossier. Als rechtbank zullen wij op enig moment vragen of de stukken voldoende zijn voorgehouden. Vandaag heeft de officier van justitie het een aantal keer gehad over zaken betreffende artikel 140, de criminele organisatie. Dat gaan we nog bespreken. Weest u gerustgesteld: bij een aantal zaken betreffende dit aangaande 140 zullen we uitvoerig stilstaan. Los daarvan: u krijgt gelegenheid het uwe te zeggen. Het is zuiver dat u die krijgt, en de ruimte. Ons voorstel: kom met uw reactie op 1 oktober, als we weer bij elkaar komen, daar kunnen we om tien uur mee beginnen. De rechtbank twijfelt er niet aan of uw zaak zal kamerbreed worden behandeld, mede dankzij dat u twee voortreffelijke advocaten heeft.
Holleeder: Dat begrijp ik ook, je kunt niet alles voorhouden.
Rechter: We proberen wel de kern voor te houden. Als u de indruk krijgt dat het niet de goeie kant uitgaat, moet u dat aangeven. Tot nu toe doet u dat, daar zijn wij blij mee.
Holleeder: U gaat geen vragen stellen? Ik moet zelf dingen zeggen?
Rechter: Misschien, maar een deel van de zaken komen naar ons oordeel nog aan bod. Er zijn aantal stukken die nieuw zijn, die worden alsnog behandeld. Er is ook nog één getuige gehoord. We doen het met z’n drieën en we willen na afloop allemaal het gevoel hebben dat u aan bod bent gekomen. Pakt u die ruimte.
Holleeder: Dank u, voorzitter.