Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all articles
Browse latest Browse all 166

Astrid Holleeder, het verhoor (deel 3)

$
0
0

Op 12 maart is Astrid Holleeder voor het eerst als getuige gehoord in het proces tegen broer Willem. Toen werd ze ondervraagd door de rechter. De verslagen daarvan stonden al online. Op 23 maart was het de beurt aan de advocaten om vragen te stellen. Deze zitting begon met de uitspraak over een verzoek van de verdediging. De raadslieden vermoeden dat Sonja over de verkoop van de Achterdam niet de waarheid spreekt. Ze willen de inhoud van de strafbeschikking verder onderzoeken. Het is de rechtbank niet duidelijk hoe meer informatie over de beschikking kan bijdragen aan het achterhalen van de waarheid over de verkoop. De rechtbank wijst de verzoeken af.

De eerste vraag van Janssen aan Astrid is of ze heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de verklaringen van Robbie Grifhorst in de zaak Goudsnip. Astrid zegt dat de toenmalige advocaten Stijn Franken en Chrisje Zuur de verantwoordelijkheid hadden voor het naar buiten brengen van de verklaringen. Astrid zegt dat iedere verdachte – en zij noemt dan speciaal de boekhouder van de Achterdam, Roel Tangenberg, in deze zaak beschuldigd werd van allerlei zaken waar ze zelf geen antwoord op konden geven. Grifhorst had aangegeven dat het onroerend goed in de Peperstraat in Zaandam zijn beginkapitaal was. Cor had daarin mee-geïnvesteerd en een bedrag gekregen. Bij de Peperstraat zou hij alles met een hypotheek hebben gedaan. Astrid heeft uitgezocht of dat juridisch klopte.

Janssen: In augustus 2009 schrijft Grifhorst dat hij de aandelen in maart 1998 teruggekocht heeft van Cor. Dat is niet juist.

Astrid: Daar is zeker over gesproken. De angst van Grifhorst was het opnieuw ontdekken hoe het met het losgeld was gegaan en om dat te verhullen. Er waren redenen om te zorgen dat er een situatie was om de koop niet in 2003 te hebben laten plaatsvinden, vandaar dat verhaal in 1998.

Janssen: Hebben andere verdachten hierover meegesproken?

Astrid: Roel Tangenberg had een belangrijke rol

Janssen: Het punt is: het was niet te onderbouwen, want het was niet waar. Is dat besproken met Roel Tangenberg: als het zover is moet je het wel bevestigen.

Astrid: Nee, dat moeten zij bepalen.

Janssen: Andere verdachten?

Astrid: Ik heb met Sonja besproken dat het van belang was het losgeld niet uit te laten komen en over haar positie als verdachte. Als verdachte mag ze liegen wat ze wil, ik was ook verdachte.

Janssen: Sonja zegt aan het eind van de verklaring: “Ik ben bereid dit te herhalen onder ede.” Dat is hoog spel. Wat erachteraan komt, is niet de werkelijkheid.

Astrid: Wim is daar buiten gelaten. Als je moet kiezen tussen justitie in je nek of Wim in je nek, kies je voor justitie. We hebben ons kapot gelogen om een verhaal neer te zetten waardoor het losgeld niet werd ontdekt. Heb ik verklaringen helpen opstellen waardoor dit niet aan het licht kwam? Ja. Als verdachte mag ik doen wat ik wil en dat heb ik gedaan. Voor mijzelf maakte het niet uit, het zijn niet mijn misdrijven. Dat ik daar uiteindelijk ellende mee kon krijgen, was iets wat ik moest accepteren. Op dat moment nam ik dat voor lief. Als Sonja het niet had gedaan, de Achterdam niet in 2003 had verkocht aan Robbie, was Wim ermee aan de haal gegaan, dan waren de problemen nog groter.

Janssen: Chrisje Zuur had ook contact gehad met Wim. Heeft hij meegeholpen met het opstellen van verklaringen in het Goudsnipdossier?

Astrid: Alles wat Thomas betrof en het losgeld en Endstra, dat liep in Kolbak allemaal door elkaar heen, dat moest allemaal ontkracht worden. Dat kon alleen als wij de procedure zouden winnen. Het is niet gewonnen, maar het is niet aan het licht gekomen dat het losgeld er was.

Janssen: Holleeder zegt: “Ik heb hier een rol in gespeeld, in het tot stand komen van de verklaringen en ik heb daarover contact gehad met mijn zussen, ik wist hoe het gegaan was.” U zegt: hij wist het niet.

Astrid: Hij wist helemaal niet hoe het zat.

(Janssen haalt een fragment aan van een tapgesprek van Tweede Kerstdag waarin Holleeder tegen Sonja zegt: “Waarom lieg je tegen mij, ik weet hoe het gegaan is, je hebt het mij toch verteld?” Volgens Astrid kan dat niet: zo’n onderwerp zou nooit binnen (in huis) worden besproken. Vervolgens begint ze een verhaal over de filmrechten en de waarde van de Achterdam, dat die maar 1,3 miljoen gulden waard was. Het was gestolen goed. Janssen probeert er tussen te komen: “Mag ik mijn vraag stellen?” Astrid blijft doorpraten. “Als ik niet mijn verhaal kan doen, meneer de voorzitter, dan heeft het geen zin.” Ze blijft doorgaan over de Fiod, taxatierapporten, dat Willem roept dat het tien miljoen waard is, dat de advocaat naar het dossier moet kijken. Janssen komt er niet tussen: “We hebben naar het dossier gekeken en wel degelijk andere bedragen gezien.” Astrid blijft doorpraten, Janssen: praat ook door, de rechter probeert er tussen te komen, “mevrouw!” maar ze blijft doorratelen.

Rechter: Mevrouw en meneer Janssen:, het lijkt me niet handig dat u door elkaar heen praat. Mevrouw wil haar verhaal afmaken en wellicht moeten we dat…

Janssen: Wellicht ook niet. Mevrouw maakt haar zinnen steeds af, er komt geen eind aan.

Astrid: Ik laat me niet onderbreken, meneer Janssen.

Rechter: Het heeft geen zin haar te stoppen.

Janssen: Ik ben het niet met u eens, ik zou willen dat rechtbank meer regie neemt. Mevrouw krijgt alle ruimte om te vertellen wat ze wil.

Astrid: Niet van u, meneer Janssen.

Janssen: Er is een beeld ontstaan. Ik stel een vraag, dan komt er een heel lang verhaal. Als ik u een vraag wil stellen, komt er weer een heel lang verhaal en als ik dan zeg: wilt u de vraag beantwoorden, is het dat ik haar de mond niet moet snoeren.

Astrid: (praat er weer door heen, ook als de rechter haar probeert te laten stoppen, ze praat gewoon harder dan de andere twee) Dat is u gelukt bij de rechter-commissaris. Alles wat ik nu niet kan vertellen, dat zet ik gewoon op Youtube, dan heb ik een openbare bron.

Rechter: Die openbare bron is er al langer, heb ik het idee (besmuikt gelach op de perstribune).  Laten we proberen een beetje vriendelijk te blijven en een beetje rekening met elkaar te houden, maar geeft u mevrouw ook de gelegenheid om haar zinnen af te maken.

Janssen: Wát zet u op Youtube mevrouw?

Astrid: Ik kan niet uitpraten.

Janssen: Er komt geen eind aan.

Astrid: Alles wat ik niet kan vertellen, zet ik gewoon op Youtube. Prima toch. Ik wil graag mijn verhaal vertellen en als u dat niet past…

Janssen: Mij past alles. Neemt u deze zitting op?

Astrid: Nee.

Rechter: Dat doen wij al.

Astrid: Het opnemen is niet alleen van mijn broer geweest, maar elk gesprek dat ik met iemand aanga, zodat ze er geen ander verhaal van kunnen maken. Dat zag je aan Marcel Grifhorst, die wilde er een verhaal van maken, maar dat lukte niet. Ik doe het niet met mijn eigen vrienden, wel met alles wat krioelt in die slangenkuil van hem.

Janssen: En advocaten?

Astrid: Ik begrijp dat het een punt van zorg is.

Janssen: Nee hoor, helemaal niet.

Astrid: Daar ga ik me niet over uitlaten. Wat ik heb ingeleverd is klaar en wat ik verder doe met mijn leven, moet ik lekker zelf weten.

Janssen: Die 10 miljoen is niet alleen over wat Holleeder zegt, er zijn schattingen, hypotheken, verklaringen van getuigen.

Astrid: Ik heb ze allemaal bij me. Dat is een lulverhaal.

Janssen: Er zijn andere stukken, over de opbrengst. Die geldbedragen zijn veel groter zijn wat u noemt, die 1,3 miljoen. Ad van Hout zegt: minimaal 10 miljoen.

Astrid: Ad als deskundige op het gebied van onroerend goed? Geen idee. Is het een leugenaar? Ja. Hij vertelt op televisie dat zijn moeder van de armen begraven is, in 2011. Zijn zoontje zet op Facebook: nadat Cor dood was, is alles uit het huis en de kluis verdwenen, alle horloges. Prima. Maar ga niet zeggen dat mijn zus jouw moeder van de armen laat begraven. Zijn eigen zoon zet op Facebook dat bij zijn vader is ingebroken en dat dat stelletje lafbekken zijn Patek Philippe en Rolexen en al zijn klokkies hebben meegenomen. Dus als je in 2011 je moeder niet kan begraven, en in 2017 alle sieraden van Cor nog in je bezit hebt, dat klopt toch niet? Die man heeft zijn hele leven in een uitkering gezeten, hij kan nog niet tot tien tellen. De Fiod maakt een schatting, kom niet met Adje van Hout aan. Dat bedoel ik met die krioelende slangenkuil die om de erfenis dansen en mijn zusje afpersen. Ik verdenk ze er ook nog van dat ze in dat spelletje zitten met mijn broer en als ik erachter kom, zal ik hem nog een draai om zijn oren geven ook. Als je voor geld je eigen broer verraadt… Ik zit hier niet voor geld, maar voor gerechtigheid.

Janssen: Dat gold voor Martin Erkamps (‘Remmetje’), maar ook voor Ad? Dat is een vergaande beschuldiging.

Astrid: Ja. Daarom houdt mijn broer dit weg. Dat laatste bandje, dan zegt hij: “Ze denken dat ik erachter zit.” Dan denken jullie: achter de moord. Maar wat hij bedoelt is: achter de erfenis.

Janssen: Dat heeft hij hier ook verklaard: dat hij in problemen is gekomen door de erfenis, terwijl hij die niet had. De opname sluit aan bij wat hij zegt. Iets anders: in de verklaring van Sonja gaat het over 40 kilo goud. Dat Cor liever goud had, etcetera. Wat hier staat is niet waar, toch?

Astrid: Het klopt allemaal.

Janssen: Er staat dat Grifhorst aan Cor 40 kilo goud heeft betaald voor de Achterdam. Er komt een heel verhaal achteraan dat moet bijdragen aan de geloofwaardigheid van deze onjuiste verklaring.

Astrid: Het is allemaal waar. Alleen is het betaald in 2003, in goud.

Janssen: Heeft Sonja dit uit zichzelf verteld, of heeft ze met anderen besproken wat ze kon zeggen?

Astrid: Ik denk dat dit iets is waar ik met Sonja over gesproken heb. Wat ze beter kon zeggen. Ik heb al gezegd: we hebben ons allemaal kapot gelogen, maar dat zegt niks over mijn betrouwbaarheid.

Janssen: Het gaat erom wat wel en niet waar is. Dit gaat over een afspraak die Roel Tangenberg gemaakt heeft met de notaris, de problemen met Martin Erkamps en Thomas van der Bijl, die allebei de erfenis zouden regelen. Bij de notaris kregen ze te horen dat Adje had gebeld, die wilde weten wat er in het testament stond.

Astrid: Klopt allemaal. Remmetje heeft gebeld met Sonja, dat hij de erfenis met Wim zou regelen. Remmetje heeft regelmatig met Wim gebeld. Dat Wim daarin is weggelaten, dat klopt, dat heeft Roel gedaan. Dat zie je niet terug. Dat Roel met hem een rondje ging lopen. Dat ik die jongen nog heb gewaarschuwd hebt: hij gooit je in de kofferbak. Hij is met Wim een rondje gaan lopen. Roel was erbij.

Janssen: De avond van de moord?

Astrid: Ja.

Janssen: Hoe weet u dat hij een rondje met Roel Tangenberg heeft gelopen?

Holleeder: (laat zich voor het eerst horen) Met wie dan?

Astrid: Met Roel. Je hebt die man mee naar buiten genomen, jongen!

Holleeder: Dat lieg je.

Rechter: De vraag was: hoe weet u dat?

Astrid: Omdat ik erbij was, meneer! Ik heb hem gewaarschuwd, ik zag wat er ging gebeuren! Die gaat in de kofferbak! Die dacht dat hij aandelen had. Roel Tangenberg deed de administratie.

Janssen: Thomas zou bij Sonja gekomen zijn voor goud, hij zou 20 kilo krijgen, hij was indringend. Later komt hij nog een keer, voor de eigendomsbewijzen, dan is hij ontzettend intimiderend. Thomas noemde Robbie Grifhorst een dikke kankerhond die alleen aan Cor had verdiend. Dit is geen fraai beeld van Thomas, die intimiderend en bedreigend geprobeerd heeft een deel van de erfenis af te pakken.

Astrid: Hij kwam ervoor, dat is zo, omdat Cor hem dat beloofd zou hebben, hij heeft vroeger veel voor Cor gedaan, maar hij had al twee jaar ruzie met Cor. Iedereen kwam aan de deur en dacht dat vrouwtje wel even te plukken. Waar bemoeien die mensen zich mee? Ik kan ook wel bij uw vrouw komen graaien.

Janssen: Het gaat mij erom of de schets van Thomas die bij Sonja geprobeerd heeft zich dingen toe te eigenen, of dat juist is.

Astrid: Klopt. Maar als je man net overleden is.

Janssen: Dit is een verklaring uit 2011.

Astrid: Tegen Thomas kun je nee zeggen.

Janssen: Klopt het wat hier staat, is de vraag.

Astrid: Ik weet dat hij terugkwam en een afspraak heeft gemaakt met Robbie Grifhorst. Er zijn ook mensen bij Peter geweest, als ze bij Sonja bot vingen. Ook Thomas en Remmetje.

Janssen: Op een eerdere zitting zei u: “Het is makkelijk verklaren over dooie mensen.” Hier krijgt Thomas van der Bijl behoorlijk onderuit de zak.

Astrid: Dan moet je niet bij een vrouwtje aan de deur gaan staan om wat af te pakken.

Janssen: Volgens u klopt het.

Astrid: Thomas is een paar keer langs geweest en hij was lastig. Net als Adje, Nance (zus van Cor) , Remmetje. Remmetje zou even samen met Wim de erfenis gaan regelen, terwijl ze nooit contact hadden.

Janssen: Bertus Hassing zou met Adje praten en hem een kopie van het testament geven. Hij weigerde het te lezen, zei dat Cor dit nooit zo gewild had, hij zei nare dingen over Sonja.

Astrid: Dat is wat Sonja erover zegt. Het testament was een vodje. Het was vervalst, zei Ad.

Janssen: Met wie is Bertus gaan praten, met Ad?

Astrid: Met Sonja?

Janssen: Waren er anderen bij?

Astrid: Dat weet ik niet.

Janssen: Er is een telefoongesprek waarin Ad zegt dat hij contact heeft gehad met Bertus en Ed Sweering over de erfenis. Ad heeft gezegd dat Bertus zich had voorgesteld als degene die de Achterdam had gekocht.

Astrid: Bertus verleende hand- en spandiensten voor Robbie Grifhorst.

Janssen: Opvallend. Sonja zegt keer op keer stellig: “Ik heb er geen belang bij hierover te liegen.” Er wordt CIE-info voorgehouden, dan zegt zij: “Ik heb de Achterdam niet verkocht.” U zegt: dat klopt niet, maar dat heeft ze als verdachte verklaard.

Astrid: Als iemand die niet wil dat Wim erin betrokken zou worden. Het gaat er de hele tijd over dat ik de verkoop heb geregeld. Gaat u mij alstublieft vertellen wat ik heb moeten doen nadat Sonja die aandelen had overgegeven. Wat moet ik regelen? Dat moet Robbie Grifhorst toch met Roel Tangenberg doen? Ik weet niet eens waar de Achterdam was.

Janssen: U zegt: “Het mag niet over Wim gaan.” Zij zegt: de Achterdam is niet verkocht, terwijl ze zelf tegen Wim zei dat het wél verkocht was.

Astrid: Het was toch een strafbaar feit, dan was Wim zijn Hallen kwijt. Het familiegeheim moest bewaard blijven, daar zijn we heel goed in.

Janssen: De zaak Goudsnip zit u hoog, dat wordt uit het proces-verbaal met officier van justitie Betty Wind ook duidelijk. U stelde als voorwaarde dat de Goudsnipzaak voorbij moest zijn. Klopt dat?

Astrid: We hebben allemaal lopen liegen, ook tegen andere mensen, die ook in die zaak zaten. Keihard gelogen dat het geen losgeld was. Die hebben daar problemen mee. Sonja kenden ze al. Door de dood van Cor hebben wij goed contact met die mensen. Al die tijd hebben wij ze voorgelogen, dat is niet fijn. Als zij nog in die procedure zitten, die zaak loopt nog steeds, krijgen ze alleen maar problemen als wij erover naar buiten komen. Ik wil niet dat andere mensen nog een trap na krijgen. De moeilijkheid was: als ik gekozen had voor die mensen, met wie ik geen ruzie wil, die zijn lief… Maar die moet ik verraden omdat ik hem zijn straf wil laten krijgen.

Janssen: Ik begrijp dat verraad niet zo.

Astrid: Ik wist dat dit allemaal zou gebeuren, ik heb gevraagd of ze dit niet even kon laten rusten. Ze zei: “Nee, dat kan niet.” Oké, dan niet. Ik heb niks voor mezelf gevraagd, hè? Ook niet voor Sonja. We hebben alle nadelen gepakt om zo betrouwbaar mogelijk te zijn.

Janssen: U wil die mensen niet verraden. Waarom verraden? Als u zou verklaren in Vandros: “Het was geld van de ontvoering, dat wisten die mensen niet.” Dan verraadt u hen niet.

Astrid: Als er losgeld in de Achterdam zit, dan zijn ze de lul. Dat is de insteek van de hele procedure. Het is besmet en doordat het besmet is zijn zij ook de lul. Wij hebben ze zes, zeven jaar voorgelogen. Dat is niet wat je wil.

Janssen: Mevrouw Wind schrijft: “In mei 2013 wilde u de garantie dat die mensen buiten schot zouden blijven, dat de ellende stopt.”

Astrid: Zo voel ik dat.

Janssen: De officier schrijft erbij: “Wij hebben erop aangedrongen dat ze nu wel de waarheid zou spreken. Dat mocht niet baten.” Als Sonja dan wordt gehoord, nadat de deal is gesloten, dan nog vertelt ze niet wat ze later verteld heeft over hoe het gegaan is met de Achterdam. Dan nog zegt ze: Cor had niks meer dan het huis in Nigtevecht, en ze verwijst naar de verklaringen in Goudsnip. Wetend dat die niet juist zijn.

Astrid: Dan moet je bij Sonja zijn. Zal best zijn dat ze op dit onderdeel liegt.

Janssen: Ik snap niet waarom ze erover liegt.

Astrid: Dat weet je donders goed. Je zou er niet bij de rechters aandringen dat die besprekingen openbaar zou worden, daar heb je expliciet van afgezien.

Janssen: Het is niet waar wat u zegt.

(Astrid blijft doorgaan, Janssen: zegt steeds: het is niet waar, ze blijft doorgaan, “Sonja is er alleen maar slechter door geworden, je hebt afgesproken dat je dat niet zou doen).

Janssen: Ik heb afgesproken met het OM: kunt u ervoor zorgen dat de getuige de waarheid vertelt. Dat was oké, maar dan mag u niet het verweer voeren dat het OM die verklaring heeft gekocht.

Astrid: Dat zeg je nou toch? Sonja heeft er alleen maar nadeel van gehad. Hoe kan jij denken dat er één voordeel is geweest, als je Dagboek van een getuige hebt gelezen. Ze hebben helemaal niks voor ons gedaan. Ze hebben ons laten bungelen. Kom niet aan met beloning. We zijn beloond met het kwijtraken van ons sociaal leven. Het OM heeft geen kloten voor ons gedaan, alsjeblieft, ga niet over beloning beginnen, en ook niet over geheime afspraakjes, ik ben er poepklaar mee. Liegen mag je ’t ook over hebben, maar in Vandros ben ik getuige, geen verdachte.

Janssen: Dan wordt u er boos over en wilt u er niks over zeggen.

Astrid: Dat is een heel andere situatie. Die CIE-info waar die zaak op gebouwd is kan alleen van Wim komen, dat bedrag van 10 miljoen en die bank in Luxemburg. Het was niet eens Luxemburg, het was in Zwitserland en ik ben zelf mee geweest. Die CIE-info is gemaakt door Wim. Wij moeten onze kop houden en zelf zit-ie zijn eigen zussies op die manier te verraaien.

Janssen: Na lang aandringen hebben we een reactie gekregen van de CIE-officier: die informatie is niet ingebracht door Willem Holleeder en het onderzoek naar de informant die het wel heeft ingebracht, of die te relateren was aan Willem Holleeder, heeft niks opgeleverd.

Astrid: Dat zegt niks. Hij was de enige die het wist. Hij heeft het via vriendjes gespeeld. En ik krijg die zaak op mijn nek omdat er een officier in zit die het de hele tijd op mij gemunt heeft. Die officier is gerelateerd aan de officier waar hij zo graag mee wil praten als hij in het ziekenhuis ligt. Dat hij ons erin wil gooien om zelf buiten schot te blijven, daar word ik misselijk van. Ik krijg een zaak in mijn melik voor dat.

Janssen: In het ziekenhuis, na de hartoperatie, in de Kolbaktijd? Dan wil hij een officier spreken?

Astrid: Ja.

Janssen: Wie?

Astrid: Dat doet er niet toe. Hij weet het wel.

Janssen: Ik niet, en verder niemand

Holleeder: Noem de naam effe van die officier dan.

Janssen: Dat is de officier van Passage, dezelfde die hem in Goudsnip niet vervolgt en die de beelden niet vrijgeeft van de eerste aanslag.

Holleeder: Wat zij zegt is weer helemaal gelogen en uit de duim gezogen. Dat ken u met mijn advocaat Jan-Hein Kuijpers bespreken. Ik heb nog nooit naar een officier gevraagd, mijn hele leven niet. (Astrid blijft doorpraten, “staat te janken bij mij”) Het is allemaal gelogen, vraag het aan Jan-Hein Kuijpers, ze stapelt leugen op leugen op leugen, ze liegt, pleegt meineed, het is leugen op leugen op leugen.

Rechter: Kunt u de naam van die officier noemen?

Astrid: Nee, ik verklaar het hier, wat hij wil creëren voor mij buiten: gevaar, gevaar. Ik hoef niet op die manier een schietschijf worden.

Stempher: Ik hoor verdachte stellig zeggen dat hij nog nooit een officier naar zich toe heeft laten komen. Blijft u daarbij?

Holleeder: Ja, ik zou het echt niet weten.

(Officier van justitie Koos Plooij was in de Kolbakzaak, over het afpersen van rijke zakenmensen uit de vastgoedwereld, in april 2010 ernstig bedreigd. In de media werd al snel verband gelegd met de lopende strafzaak, maar even later werd duidelijk dat het uit een heel andere hoek kwam: de tattoo-killers)

Stempher: Hebt u collega Plooij laten komen?

Holleeder: Nee, hij heeft mij bij hem laten komen. Het was een verzoek van meneer Plooij. Toen in de media kwam dat ik achter de bedreiging op meneer Plooij zat, dat hoorde ik tijdens het transport, heb ik op de zitting meteen tegen meneer Plooij gezegd dat het absolute onzin was. Meneer Plooij heeft mij uit de cel laten ophalen, of ik bij Plooij kon komen. Stijn Franken (zijn vorige advocaat) is daar bij geweest. Hij zei dat hij het op prijs stelde dat ik dat meteen zei.

Stempher: Dank u.

Rechter: U wilde dat niet horen, mevrouw? U doet de vingers in uw oren.

Astrid: Ik word helemaal kotsmisselijk van dat konkelen en al die shit, ik kan het niet aanhoren, ik vind het nog vreselijker dan overal waar ik over moet verklaren, hij blijft doorgaan, hij moet een keertje stoppen.

Rechter: Negeert u hem, kunnen we verder gaan?

Janssen: In de Goudsnipzaak gaat het over een Lexus die op naam stond van Roel Tangenberg (de boekhouder van de panden op de Achterdam). Die is na het overlijden van Cor verkocht.

Astrid: Die is door Roel verkocht, daarin heeft Johan Verhoek bemiddeld voor hem.

Janssen: Dit item heeft in de stukken op de usb-stick opvallend veel aandacht gekregen. Die vragen op de usb-stick, daarvan zegt u dat u die niet heeft opgeschreven. (In het onderzoek was een usb-stick in beslag genomen waarvan de gegevens waren gewist, maar die door de politie terug konden worden gehaald)

Astrid: Nee.

Janssen: Roel verklaart dat die auto verkocht is via Johan Verhoek, niet aan Johan Verhoek. Hij zegt: “Die heeft de factuur gemaakt.” Wat opvallend is: aan Roel Tangenberg wordt gevraagd bij de politie of hij die usb-stick met vragen en allerlei bestanden, die bij de belastingdienst is terechtgekomen, of hij die van Johan Verhoek heeft gekregen. Waarom wordt dat aan hem gevraagd?

Astrid: Geen idee

Janssen: Ik heb het aan hem gevraagd. Hij zegt: “Het was gewist. Een speciale dienst heeft het teruggehaald. Ik weet zeker dat Johan Verhoek dingen heeft gedaan naar de advocaten toe, hij heeft weleens papieren en sticks gehaald en gebracht.” In dit verband noemt hij Johan Verhoek daar nadrukkelijk bij.

Astrid: Die is er ook bij aanwezig geweest, dat zie je in alle correspondentie. Er zijn besprekingen geweest met José (de partner van Verhoek, die een deel van de Achterdam op haar naam kreeg) en Liz (de partner van Bertus Hassing, idem) en iedereen. Ze hebben allemaal in de spreekruimte van het kantoor van de advocaat (Stijn Franken) gezeten. Iedereen kon zijn eigen aandeel weerspreken. Ik heb aantekeningen van Roel meegenomen. U confronteerde mij met een bandje. Roel Tangenberg was erbij en heeft aantekeningen gemaakt. Ik was er niet bij.

Janssen: Toen ze bij Sonja zaten om te praten over de erfenis?

Astrid: Iedereen maakt aantekeningen.

Janssen: Het gaat over het telefoongesprek waarin Ariën Kaale zegt: “We zitten de erfenis te bespreken” en dat Tangenberg daar zit met Ed Sweering.

(Ariën Kaale was een vriend van Cor van Hout. Hij was erbij toen Cor op 24 januari 2003 in Amstelveen werd geliquideerd. Kort daarna waren er allerlei besprekingen over de erfenis. Ed Sweering was ook een goede vriend van Cor en had een administratiekantoor) 

Janssen: Daar heeft u aantekeningen van, van Roel Tangenberg?

Astrid: Ja, maar dat is zoveel, dat ga ik niet eens voorlezen.

Janssen: Gaat u die aantekeningen aan het Openbaar Ministerie geven? Die zitten toch niet in Goudsnip?

Astrid: Dat weet ik niet.

Janssen: In de verklaringen van Tangenberg staat dat hij er alle weekenden mee bezig is geweest. Ik dacht dat hij bedoelde: samen met de verdachten.

Astrid: Ik heb alle aktes opgevraagd van de Peperstraat. Robbie Grifhorst heeft het nagekeken met Roel Tangenberg,

(Grifhorst werd ervan verdacht samen met Cor van Hout Heinekenlosgeld te hebben geïnvesteerd in winkelpanden in de Peperstraat in Zaandam) 

Janssen: Er was ook een bijeenkomst met Sonja, Robbie en u en Johan Verhoek.

Astrid: En José.

Janssen: Het is een precair onderwerp: u weet dat er berichtgeving rondgaat over die meneer Johan Verhoek

Astrid: Dat is voor mij geen precair onderwerp. Je kan erover vragen wat je wil.

Janssen: En over de relatie die u met hem zou hebben gehad.

Astrid: Ja. Nou, ik zou het heel graag willen, maar ik ben niet zijn type. Wat bedoel je met een relatie? Zoals jij met een van je collega’s?

Janssen: Nee, dat bedoel ik niet.

Astrid: Wat voor relatie heb jij met je collega’s?

Janssen: Geen seksuele.

Astrid: Oooo! Het gaat om seks! Seks heb ik met verschillende mensen, waar ik zin in heb. Je gaat niet vragen naar mijn seksleven, kom op zeg.

Janssen: Het gaat niet om de seks. Een man-vrouw relatie?

Astrid: Nee, die heb ik niet met hem.

Janssen: Zijn dochter heeft daarover verteld.

Astrid: Ik zie natuurlijk wel hoe dat gaat op internet, dat laat ik maar, een stalker moet je geen aanknopingspunten geven. Ik heb het meisje op verzoek van haar ouders geprobeerd uit haar verslaving te halen door haar te laten chaufferen. Zij heeft mij naar Rotterdam gebracht, daar heb ik bewijs van, ik heb toen met meneer Teurlings (advocaat Mark Teurlings, die ze regelmatig sprak, maar die kan zich geen afspraak in Rotterdam herinneren) zitten praten. Zij kwam me ophalen met de auto van haar oom. Toen ik terugliep naar de auto zat ze op het dashboard te snuiven. Mijn dochter stond op het punt te bevallen, toen heb ik het stuur overgenomen. Ze heeft de hele weg zitten krijsen dat ze nog naar de dealer moest. Ik zou haar nog betalen, ze moest geld hebben. Ik heb haar afgezet bij haar vader, die heeft mij teruggebracht. Ik heb gezegd: “Sorry, dit ga ik niet meer doen.” Ik heb wat stukjes (de dochter heeft een website) bij me hoe zij Rutte afbeeldt met een touw om zijn nek, Pechtold als Hitler, dat ik in een zeecontainer en een kofferbak moet. Ik heb voor u een map waarin haar moeder vertelt hoe het meisje zich heeft ontwikkeld. De bedreigingen naar haar moeder hebben tot een strafzaak geleid. Als je dat leest, rijzen de haren je te berge. Ik word nu al jaren gestalkt door dat kind, mijn dochter wordt door haar gestalkt, iedereen, en je kan er niks tegen doen, alles wat je zegt maakt het erger. Als we het hebben over betrouwbaarheid: ik kan er niks aan doen dat dat meisje ziek is. Het is te triest voor woorden.

Janssen: Het gaat mij erom dat ze dingen vertelt over die relatie en wat zij daarvan gezien heeft.

Astrid: Dat ik met mijn voeten op het dashboard zit in een kort rokje? Meneer, heeft u mijn benen gezien? Ik loop niet in een kort rokje. Dat wil ik niemand aandoen. Ik zie er niet uit als een vrouw, ik zie eruit als een…

Rechter: Advocaat!

Astrid: halve man.

Janssen: Met wie u een relatie heeft kan mij normaal gesproken niets schelen, maar in dit geval speelt meneer Verhoek een rol in het Goudsnip-verhaal.

Astrid: Bertus Hassing ook. Lig ik dan ook in bed met Bertus Hassing?

Janssen: Als u een relatie heeft met de op één na beroemdste crimineel van Nederland kan dat van belang zijn.

Astrid: De één na beroemdste crimineel? De man is veroordeeld voor feiten die in 1989 en 1991 zijn gepleegd. Hij is vanaf dat moment alleen over die feiten lastig gevallen. Hij is een vriend van mij, ik heb het recht hem te verdedigen. De reden waarom hij bij mij boven een verdieping huurde, was omdat hij zijn dochter (niet die van de website) elke dag ging verzorgen. Elke dag medicijnen ging brengen. Ik ken niet die crimineel, ik ken de mens. U hebt zelf bij Zomergasten lopen verkondigen dat u de mens achter de crimineel ziet.

Janssen: Zomergasten? Dat zal niet, u bedoelt dat radioprogramma. Dan bent u na mijn moeder en meneer Stempher de derde die daarnaar geluisterd heeft.

Astrid: Ik heb het uitgewerkt, ik weet precies wat u daarover zegt. Als mijn broer na 1989 niks meer had gedaan, was het ook prima geweest. Als Johan Verhoek morgen een moord pleegt, wil ik niet meer met hem omgaan.

Janssen: U zegt: “Ik heb met die man geen relatie gehad.” Ik zeg dat de Fiod (de belastingdienst, die onderzoek deed in de Goudsnipzaak) en de politie denken dat dat wel zo is. Weet u dat?

Astrid: Nee.

Janssen: In oktober 2012 is hij met een arrestatieteam om zes uur ’s morgens uit uw woning gehaald. (Astrid woonde toen in de Scheldestraat in Amsterdam)

Astrid: Dat klopt.

Janssen: Omdat ze weten dat hij daar is. In een proces-verbaal staat dat ze hem al langere tijd hebben geobserveerd, en op grond van de tijdstippen dat hij uw woning binnengaat en eruitkomt, zijn auto parkeert en wat u samen met hem doet en dat ze aannemen dat u al langere tijd een relatie heeft met elkaar.

Astrid: Dus zij hebben mij zien neuken met hem?

Janssen: Dat hebben ze niet opgeschreven.

Astrid: Verhoek huurde bij mij een bovenverdieping. Dat is een aparte opgang, daar zijn ze ook naar binnen gevallen. Op dat moment zat hij bij mij aan de koffie.

Janssen: Om zes uur ’s morgens.

Astrid: Ja. Ik ga om half zeven de deur uit. Dan hoef ik mijn broer niet te zien. Om zes uur hoor ik allerlei gedoe, ik ben met mijn armen in de lucht gaan staan, als ik dat niet doe schieten ze mij misschien neer. Die arrestatie was voor witwassen, een vervolg op Goudsnip, over geld van 1989/91, toen dacht ik: “Da’s bijzonder.” Laat dat nou net die officier van justitie zijn waar ik sinds 2011 mee in gesprek was.

Janssen: Dat hij bij u was had te maken met de verdieping die hij huurde.

Astrid: Ook omdat we samen strafzaken deden en we waren een andere business aan het opzetten. We maken samen muziek. Ik kan heel goed zingen, hij kan goed gitaarspelen. Dat vinden wij van elkaar. (Johan Verhoek maakte o.a. enkele platen, als het duo Johan en Ans, met als bekendste single ‘Alles in het leven duurt maar even’) 

Janssen: Het gaat niet alleen over de Scheldestraat, er staat ook dat verdachte Johan en Astrid Holleeder een aantal malen gezamenlijk de nachtelijke uren op zowel camping De Zonnehoek in Hilversum als op camping Het Monnikenbos in Soest en op de Scheldstraat hebben doorgebracht.

Astrid: Dat kan.

Janssen: Dat heeft toch niet te maken met het huren van een ruimte?

Astrid: We maken samen muziek, we doen de strafzaken samen, van alles en de schoonheid van de natuur heb ik ook dankzij meneer Verhoek leren kennen.

Janssen: Het maakt mij niet uit dat u een relatie met hem hebt, ik wil graag dat u daar eerlijk over bent.

Astrid: Ik slaap ook met collega Menno van Gaalen op één kamer, dan denken ze ook dat wij getrouwd zijn. Mij doet het niks, maar dat komt misschien omdat ik meer van vrouwen houd dan van mannen.

Janssen: Met een kantoorgenoot is toch wel iets anders.

Astrid: Hoezo dat?

Janssen: Met een kantoorgenoot heb je een zakelijke relatie, dan kan het zijn dat je samen een kamer deelt.

Astrid: Als ik met jou morgen naar de camping wil en er is maar één slaapkamer, dan slapen we ook in één ruimte en dan ga ik je echt niet verkrachten, daar hoef je niet bang voor te zijn.

Janssen: Daar ben ik helemaal niet bang voor.

Rechter: Meneer Janssen:, hoe lang blijft u nog…

Astrid: U kan mijn relatie met meneer Verhoek niet besmeuren, u moet mensen niet vals gaan beschuldigen.

Janssen: Ik houd u voor wat er in een proces-verbaal staat.

Astrid: Die relatie is niet zoals jij hem wil zien. En mijn broer. Die zegt: “Sonja neukt ook met Peter de Vries.” Als Sonja Peter de Vries één keer heeft gezien zonder dat er iemand bij was, is het veel. Hoe die met elkaar hebben lopen neuken, ik weet het niet, maar hij moet zich wel gaan verdedigen in RTL Boulevard. Kijk uit met je fratsen. Dicht mensen geen rol toe die er niet is.

Janssen: Ik lees voor wat de politie vermoedt.

Astrid: Dat is diezelfde club waarmee ik zit te praten over hém, ik word er een beetje iebelig van.

Janssen: Dit is de Fiod in Utrecht.

Astrid: Weet u wie dit onderzoek geleid heeft?

Janssen: Nee, zegt u het maar.

Astrid: Dat weten ze zelf wel. Ik zit met de CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid) te praten, vanaf 2011. Over hem. Die ik alles doorgeef wat hij doet. In 2011 praat ik met hem over die Dino Soerel-kwestie en dan ga ik met de CIE-officier praten.

Janssen: Heet-ie Hennie?

Astrid: Volgens mij heet hij Ligie van zijn voornaam.

Janssen: U wilt de naam niet noemen. U suggereert van alles over de rol van een officier van justitie die niet fris zou zijn.

Astrid: Toen Wim werd vrijgelaten is aan Betty Wind (officier van justitie) gevraagd waarom hij niet werd vervolgd. Hij was een zielige zwakke man.

Janssen: U wil die naam niet noemen.

Astrid: Dat moet Wim maar doen.

Janssen: U zegt: “De officier die bij de inval was en bij andere zaken.” U heeft toch een idee wie het is? Wilt u niet zeggen wie het is? Weet u wie het is?

Astrid: Ik heb wel een idee.

Janssen: U wil het niet zeggen?

Astrid: Nee. Dat is veiligheid.,

Janssen: Ik vind dat u dat moet zeggen. Denkt u dat die officier u iets wil aandoen?

Astrid: U ziet hoe we beloond worden. (Astrid beklaagt zich vaak over de manier waarop ze worden beveiligd, terwijl ze volgens haar voortdurend bedreigd wordt door broer Wim die vanuit de EBI in Vught moordenaars op haar af probeert te sturen) 

Holleeder: Krijgen we dat verhaal weer!

Janssen: We hebben meegekregen uit het boek en uit de media dat er onmin was met het OM over beveiliging. Vorige week, met de verklaring over Sjaak Burger, zei u dat u nul beveiliging had gekregen tot heel kort geleden. Is er in de periode daarvoor niet gesproken over dreigingsanalyses en waarom u niet bent beveiligd?

Astrid: De dreiging is evident. Ze hebben twee systemen. Of ze doen alles of ze doen niets. Wij vielen onder: niets. Dan hadden we naar het buitenland moeten gaan met de kinderen. Staat in het proces-verbaal van Betty Wind.

Holleeder: Mag ik daar wat van zeggen meneer de voorzitter?

Rechter: Nou, meneer Janssen,  bent u nieuwsgierig naar wat uw cliënt wil zeggen?

Janssen: Altijd!

Holleeder: Ze zegt dat de politie haar niet beveiligd heeft. Ik heb dat ook op tv gezien, bij John van den Heuvel, dat de beveiliging op maat was gemaakt. Dat is niet meer dan logisch, ik zit al meer dan twee jaar alleen in de EBI, om dit soort verhalen tegen te gaan, er is totaal geen enkele dreiging. Ik bel met niemand, krijg geen bezoek, ik schrijf met niemand en ik zit helemaal alleen. In die context zal de politie wel die dreigingsanalyse gemaakt hebben.

Astrid: Dat is niet zo, die dreigingsanalyse is er wel, alleen, eh….

Stempher: Wij doen geen uitspraak over beveiliging, wij kunnen bevestigen dat er wel degelijk een dreigingsanalyse was.

Janssen: (lacht) Ja, die zullen er wel zijn, maar het gaat er natuurlijk om wat er uitkomt en dat er kennelijk geen beschermingsmaatregelen hoeven worden genomen.

Stempher: Daar doen we geen uitspraak over.

Janssen: De officier van justitie met wie u in 2011 heeft gesproken, is dat mevrouw De Vries?

Astrid: Ik ga helemaal niet antwoorden op die vragen, ik heb geen zin de hele wereld op mijn dak te krijgen.

Janssen: U heeft gesproken over dat Holleeder zou moeten verklaren voor Dino in Passage, met betrekking tot het naamsmisbruik van Dino. Is dat dezelfde officier?

Astrid: Nee, dat is een andere.

Janssen: Wilt u die naam wel geven?

Astrid: Dat heb ik toch verteld? Dat is Hambeukers.

Janssen: We hadden het eigenlijk over…

Astrid: Over Johan Verhoek.

Janssen: Daar waren we wat mij betreft klaar mee. In uw aanvullende verklaring van vorige week heeft u een aantal mededelingen gedaan die u eerder niet had verstrekt in verband met veiligheid. Dat ging over degene die de motor zou hebben bestuurd, Sjaak Burger. U had van Ariën Kaale gehoord dat ook Jesse Remmers een van de uitvoerders is geweest bij de moord op Cor van Hout. Ik heb het even nagekeken. In uw verklaringen bij de politie en in de Passagezaak zegt u: “Ik weet niets van Jesse Remmers, ik heb dat nooit besproken met mijn broer.” Dat was ook onder ede. Begrijpt u dat het ingewikkeld is? Toen was het stellig en onder ede: ik weet er niks van. Nu: ik heb die naam wel van mijn broer gehoord. Hoe weten wij wanneer u de waarheid spreekt?

Astrid: In Passage werd ik totaal niet beveiligd, we waren gewoon aan het werk, op dat moment vond ik het wel genoeg, eentje. Er liepen nog mensen buiten. Ik wil dat wel aan de rechtbank zeggen. Het had zeker met de veiligheid van mijn directe familie te maken.

Janssen: Juridisch ligt dat ingewikkeld: als u iets wel aan de rechtbank vertelt en niet aan ons.

Astrid: Dat kan, maar ik ga dat niet delen. Ik begrijp van iemand die op een vergadering was van de Orde van Advocaten dat er lacherig wordt gedaan over het gesloten deuren verhaal, door uw kantoorgenoten. Als ik iets zeg, staat er dat Jesse Remmers de schutter is. Dat heb ik nooit gezegd, alleen dat hij ermee te maken had. Maar dat maakt mensen wel boos. Dat is voor mij niet veilig. Als hier wat gezegd wordt, krijgen wij berichten: “Goed bezig!” Wij worden aangesproken op iets wat verkeerd in de media komt. Als je als overheid wil dat mensen voor je getuigen, dan moet je ook voor hen zorgen en niet laten vallen als een baksteen. Wij hebben langs de gevel gekropen, meneer wordt elke dag met beveiligd vervoer heen en weer gebracht.

Holleeder: Hoeft van mij niet hoor, ik ga ook liever langs de gevel.

Janssen: Zijn er nog meer dingen die u zou kunnen vertellen?

Astrid: Zodat ik nog meer gevaar loop? Ik ben er klaar mee. Ik ben nog op zoek naar die bandjes over Jotsa, dan ben ik er klaar mee, dan zoeken jullie het maar uit, ik heb mijn bijdrage geleverd. De groeten!

Janssen: U begrijpt echt wel dat het ingewikkeld is wanneer u een afweging maakt wanneer u wel of niet de waarheid spreekt.

Astrid: Het gaat toch over deze zitting? Ik moet zorgen dat ik hier de waarheid spreek en dat doe ik. Dat zweer ik op de dood van mijn kleinkinderen. Dat kan hij niet doen.

Holleeder: Ik zweer op alle kinderen van de wereld dat jij een leugenaar bent.

Astrid: Jij zweert makkelijk, dat scheelt.

Janssen: Eerder bij het hof en in verklaringen zei u ook: “Ik vertel nu de waarheid.” Dat evolueert en dan is de vraag: zijn er nog andere…

Astrid: Ik hoef niks te vertellen waardoor mijn leven gevaar loopt. Daar heb ik wettelijk het recht toe.

Janssen: Dat staat niet in de wet.

Astrid: Staat wel degelijk in de wet. Maar ik ga het niet doen en ik had het niet hoeven doen als hij een man was geweest en had geïncasseerd. Dan hoef ik geen anderen noemen, maar als hij door blijft gaan doe ik dat wel, klaar!

Janssen: Als ik aan u vraag: zijn er nog andere relevante personen…

Astrid: Nee.

Janssen: Alles wat relevant is, is nu verteld.

Astrid: Voor de feiten waar hij van verdacht wordt. Ik ga nog op zoek naar die bandjes.

Janssen: Over die bandjes. U heeft dat opgenomen. Hoe ging dat verder, had u daar software voor?

Astrid: Heel simpel: je zet het over op een usb-stick.

Janssen: Er zijn stukjes uitgezonden. Kon u er zelf dingen uithalen?

Astrid: Stukken weglaten, dat heeft Peter met zijn technische dienst gedaan, er is een keuze gemaakt. Ik heb lopende gesprekken ingeleverd. Van twee verschillende apparaatjes, waarvan er één voice-gestuurd was.

Janssen: Bij de uitwerking van de gesprekken valt op dat een aantal heel abrupt beginnen en eindigen. Hoe kan dat?

Astrid: Ik heb niet geknipt.

Janssen: Nog even over vorige week. U zei dat u aanwezig was op het kantoor van Stijn met de advocaat van Fred Ros.

Astrid: Nee, ik was met Wim op het kantoor van Stijn en Wim vertelde over de verklaringen van Ros.

Janssen: In het proces-verbaal ontstaat de indruk dat de advocaat van Fred Ros erbij was.

Astrid: Dat was op een zitting.

Janssen: Stijn zei dus op een zitting tegen Onno de Jong – de advocaat van Fred Ros – dat het toch zó goed was. U zegt dan: “Mijn broer is ervan overtuigd dat Fred Ros niks in zijn nadeel verklaart.”

Astrid: Aan Ros naar Wim toe heb je niks als getuige. Die gaat niks zeggen.

Janssen: Bedoelt u een opzetje, dat hij opzettelijk informatie achterhoudt?

Astrid: Ik houd er rekening mee. Als je weet hoe bang mensen voor hem zijn.

Janssen: Heeft u daar met Onno de Jong over gesproken?

Astrid: Nee. Ik had hem nooit willen noemen, het is een vriend van mij. Net als met die mensen in Goudsnip moet ik nu Onno voor het blok zetten: Onno gaat mij niet aardig vinden. Ik hou niet zoveel mensen over in dit proces.

Janssen: U doet een vergaande suggestie. Dat Ros niks vertelt over Holleeder duidt u als: dat hij dingen achterhoudt in plaats van dat hij niks weet. Hoe komt u tot uw lezing?

Astrid: Door gesprekken met Wim. Hij zegt dat hij Ros nooit gesproken heeft.

Janssen: Dat past toch in de verklaring dat hij weinig over Holleeder weet?

Astrid: Bij mij wordt het gevoed door wat er op de bandjes staat die ik als laatste heb ingeleverd.

(Janssen is klaar met zijn ondervraging, Astrid vertrekt, het OM wil overleggen over het voorhouden van opnames. Het gaat om door Astrid opgenomen bandjes die recent boven water waren gekomen bij kennissen of vrienden, tijdens een verhuizing. Het OM wil daar fragmenten ten gehore brengen en Holleeder daarmee confronteren. Daar hebben zijn advocaten bezwaar tegen gemaakt)

Officier van justitie Tammes: We hebben de gesprekken laten uitwerken, we hebben ze bij ons en willen ze graag inbrengen. Het gaat om vijftien van de zestien gesprekken. De zestiende, tussen Sonja en Ariën Kaale, dat gaan wij nog niet voegen in verband met veiligheid en onderzoek. Delen ervan willen wij met getuige bespreken, niet met verdachte. Zij is deelneemster aan de gesprekken. Over de uitwerking van de vorige gesprekken is veel te doen geweest, met de vorige advocaat Stijn Franken, waar de verschillen zitten. Dat was – oneerbiedig gezegd – op ondergeschikte punten. Misschien twee waar het van belang is: over Thomas van der Bijl en het wel of niet verstaan van de naam Endstra, het gaat verder over niets. We willen graag vandaag de gesprekken met Astrid bespreken en twee fragmenten laten horen.

Janssen: Het gaat over processtukken en onthouding daarvan. Een opname is een processtuk. Deze werkwijze van het OM kan niet. Een strafrechter heeft een  actieve rol in het Nederlands strafproces, daarom moeten alle partijen beschikken over dezelfde stukken. Ook de rechtbank. In deze zaak is nog volop onderzoek bezig. We hebben te maken met getuigen die op strategische wijze omgaan met bewijsmiddelen die nog in hun bezit zijn. Procespartijen kiezen ervoor bepaalde informatie niet aan u voor te leggen. Zonder kennis van de stukken kunnen we geen opmerkingen maken over de manier waarop ze voorgehouden worden en geen invulling geven aan de rol die de wetgever ons heeft toebedacht.

(Over slecht verstaanbare passages zegt Janssen dat in het verleden is gebleken dat het OM eerder op cruciale punten ten onrechte invulling gaf, onder andere over Thomas van der Bijl en Robert ter Haak: dat werd tot waarheid verheven en kwam in de media)

Rechter: Was u nou van plan onbekende fragmenten te laten horen?

Tammes: Ze staan ook papier.

Janssen: Wij willen ze samen met Holleeder eerst beluisteren. Stukjes eruit halen, ik herhaal dat het anders onze rol als advocaten onmogelijk maakt.

(Er volgt een korte schorsing voor overleg)

Tammes: Wij blijven bij ons voornemen een aantal passages met de getuige te bespreken, om haar in de gelegenheid te stellen de gesprekken te duiden. Verdachte wordt uitgenodigd hierop te reageren. De onderwerpen zijn geïsoleerd: een fragment over dat Dino gaat praten, contacten met media, het fluisteren en over de Hallen. We willen geluidsfragmenten laten horen van twee keer drie minuten uit een gesprek van een uur. Daar zit een fluisterfragment bij. Dat is beter dan wat we eerder lieten horen, toen de voorzitter niet kon horen dat er gefluisterd werd. Nu is goed te horen dat er wordt gefluisterd. De verdediging krijgt ook gelegenheid vragen te stellen. Dat de verdediging vindt dat dit later moet, in verband met beeldvorming, vinden wij niet zo sterk, daar doet de verdediging zelf hard aan mee door stukken op de eigen website te plaatsen. De getuige staat onder ede, zij wordt verondersteld de waarheid te verklaren.

Janssen: Jammer dat het OM geen juridische reactie geeft. Wat betreft beeldvorming: het plaatsen van stukken is om te voorkomen dat er een weergave wordt gegeven die niet overeenkomt met ons standpunt. Het gaat uitsluitend om stukken die zijn voorgedragen en op de openbare zitting zijn besproken. In toenemende mate zijn er experts die aanschuiven bij talkshows en zeggen hoe ik iets bedoeld heb. Soms klopt dat op geen enkele manier.

(Er volgt een schorsing, waarin de rechtbank gaat overleggen over het voorhouden van de geluidsfragmenten)

Rechter: Geruststellend is: vroeg of laat komt alles aan de orde hier. De rechtbank stelt zich op het standpunt dat het verdedigingsargument voorrang heeft op het verrassingselement en dat er een schending is van quality of arms. Het OM moet de fragmenten op een ander moment brengen.

(het OM wil dia’s laten zien. Dat moet allemaal nog worden geïnstalleerd, tot onbegrip van alles en iedereen op de pers- en publieke tribune: er is net een schorsing geweest van meer dan een uur, had dat toen niet geregeld kunnen worden?)

Janssen: Begrijp ik nou goed dat het OM uitwerkingen van gesprekken die wij niet kennen wél voorhouden?

Tammes: We gaan er geen vragen over stellen, u krijgt ze nu uitgereikt, dan kunt u ze lezen. Het is makkelijk: ik heb eerst een aantal vragen over Goudsnip, daarna zouden we met de getuige praten over de gesprekken. Dat gaan we wel doen, maar op een andere manier.

Janssen: U gaat wel vragen aan de getuige stellen over de inhoud van de gesprekken die u wel kent en wij niet?

Tammes: Nee, niet op die manier. Meneer Holleeder, uit het vragenpalet van de verdediging heb ik begrepen dat de Achterdam niet verkocht zou zijn aan Robbie Grifhorst maar aan Bertus Hassing en Villa Francis (de woning van Cor van Hout in Benalmádena) niet aan Hassing maar aan Grifhorst, en niet in 2002 al maar pas in 2005.

(er wordt een dia getoond)

Tammes: Dit is een stuk dat ik niet kende. Dit is een schuldbekentenis, met Bertus en de heer en mevrouw Grifhorst (Robbie Grifhorst en Netty van Schijndel) Kent u dat?

Astrid: Ja.

Tammes: Hoe bent u daaraan gekomen?

Astrid: Van Bertus Hassing, na de opmerking dat ik met Hassing een bespreking had gehad in de eerste helft van januari. Ik wist dat hij op vakantie was tijdens de begrafenis van Cor. Dat hij voor die tijd mijn zus nog geld had geleend voor de begrafenis. Ik heb gevraagd of hij kon aantonen wanneer hij met vakantie was. Er wordt gezegd dat er een bespreking was in de eerste helft van februari, met Hassing. Dat kan niet, toen zat hij op Cuba.

Janssen: Begrijp ik nou goed dat dit stuk kortgeleden aan de getuige is overlegd?

Astrid: Ja.

Janssen: Daar geldt toch hetzelfde voor als voor die stukken waar we ’t net over hadden?

Astrid: Ik heb ze zelf ook bij me.

Rechter: We hebben besloten dat de verdediging niet met deze stukken mag worden verrast.

Astrid: Het maakt mij niet uit wat ieder ermee doet. Ik wil uitleggen dat als Marcel Grifhorst zegt dat hij van 2003 tot 2005 het beheer heeft gedaan van die woning Spanje, dan heeft hij dat kennelijk voor zijn vader gedaan. Uit dit stuk blijkt dat de overdracht in 2004 geweest.

Janssen: Dit lijkt me niet de bedoeling. Dat begrijpt het OM ook wel. Dit zijn ook delen die nieuw zijn.

Tammes: Meneer Janssen, dit is informatie die nu misschien weliswaar schriftelijk in een stuk is neergelegd, maar het is informatie die de getuige steeds heeft geponeerd, dit kan nauwelijks als een verrassing komen.

Janssen: Nou mevrouw! Dit stuk zit niet het dossier, we kunnen op geen enkele manier de context bepalen, dit is niet de bedoeling.

Tammes: Dit is één stuk. Dat kan ik nu verstrekken. Dan kan de verdediging daar vijf minuten naar kijken.

Janssen: Bij dit stuk is het al gebeurd, mevrouw heeft er al een reactie op gegeven. Is dit het enige stuk dat niet in het dossier zit?

Tammes: Dit is het enige, de rest komt uit Goudsnip. Ik moet eerlijk toegeven, dit stuk is aan mijn aandacht ontsnapt, ik realiseer me nu dat dit inderdaad een stuk is dat u niet kent.

 (het stuk wordt uitgedeeld, er is een paar minuten niks te doen, de rechter doodt de tijd met de volgende vragen)

Rechter: Het is wel een leuke zitting mevrouw. U heeft geen last van uw schouder vandaag? Zo te zien: u zit er wat monterder bij dan vorige week.

Astrid: Het tweede deel blijft mij zwaar vallen, het blijft moeilijk.

Rechter: Meneer Holleeder, op een andere datum gaan we kijken naar de stukken die u nog niet kent, maar ik ga u aan het eind van de zitting vragen of u vragen of opmerkingen heeft aan de getuige. Maar dat kunt u ook bewaren tot een andere datum.

Holleeder: Met andere woorden: je mond houden.

Rechter: Nee, maar het is misschien iets om even bij stil te staan. U kunt opmerkingen maken aan het eind van de rit, het mag vanmiddag ook.

Holleeder: Dank u wel.

 (dit is de eerste dag waarop via een videoverbinding de zitting ook te volgen is in een zaal van de rechtbank aan de Parnassusweg)

Rechter: De openstelling van de zaal aan de Parnassusweg is een groot succes. Er zit daar een man of 95. Mensen vinden het toch interessant, zonder u op de rug te zien, blijkbaar.

Holleeder: Prima.

Janssen: Ik ben zover

Tammes: U zei net dat u het stuk gekregen had van Hassing. Waarom?

Astrid: Omdat ik kan laten zien dat het niet klopt. Daar ga ik dan achteraan. Hassing kwam met dit. Dat heb ik meegenomen. Dan kun je zien dat in het 2004 is verkocht. Dat had Sonja ook al verklaard.

Tammes: Die had het ook verklaard. Wanneer heeft u het van Hassing gekregen?

Astrid: Onlangs. Nadat ik gehoord ben. Ik wil niet dat er dingen gezegd worden die niet kloppen. Het ging over mij, dat ik bij hem was, dat kan ik aantonen.

Tammes: Het ging nu eigenlijk over de verkoop van de Achterdam, niet zozeer om de woning in Spanje.

Astrid: Het ging mij om die datum. Het ging mij om de bespreking, wat en hoe, dat blijft maar spoken, ik wil graag duidelijk maken hoe het is gegaan en dan doe ik dat gewoon.

Tammes: Toen u daar was, heeft hij u dit stuk gegeven? Heeft u het ook met hem besproken?

Astrid: Het is toch duidelijk wat er staat.

Tammes: Het roept bij mij wel wat vragen op.

Astrid: Wat dan?

Tammes: Bijvoorbeeld dat het pas in 2011 is opgemaakt.

Astrid: Moet je lezen, toch? Het heeft in procedures gezeten. Vandaar.

Tammes: 2011 is lang nadat de verkoop van het huis was en lang nadat Grifhorst het had gekregen.

Astrid: Als iemand niet kan betalen, dan kan het niet.

Tammes: Dit ging alleen over de betaling van 63.000 euro.

Astrid: Het restant van het huis.

Tammes: Wat Grifhorst nog aan Hassing moest betalen.

Astrid: Nog moet betalen.

Tammes: Het stuk gaat over zes partijen, ik zie er maar drie.

Astrid: Dat weet ik niet. Het ging mij alleen om de datum.

Tammes: Op 3 oktober 2002 heeft uw zuster het huis verkocht aan Hassing.

Astrid: en Grifhorst

Tammes: Er zijn maar drie partijen, in de loop van de overeenkomst worden het er zes. Robbie Grifhorst tekent niet zelf, maar mevrouw Van Schijndel.

Astrid: Dat moet je met Hassing bespreken.

Tammes: Daar kunt u verder geen mededelingen over doen? En dat restant dat Grifhorst aan uw zuster heeft betaald, wanneer was dat?

Astrid: Dat weet ik niet.

Tammes: En de aandelen?

Astrid: Weet ik ook niet. Daar moet je voor tekenen bij die trustmaatschappij.

Tammes: Er wordt gesproken over verpanding. Wat?

Astrid: Weet ik niet.

Tammes: De Achterdam is verkocht. U zegt: na de dood van Cor door uw zus. Wanneer precies?

Astrid: Heel snel.

Tammes: Hij is overleden op 24 januari.

Astrid: Binnen enkele dagen, dat Robbie Grifhorst langskwam. Omdat Wim al was geweest en Sonja had het. Ze wist niet wat ze ermee aan moest. Robbie Grifhorst begon ernaar te vragen. Of ze wilde verkopen. Ze kon er niet mee naar de politie, het was witwassen van het Heinekenlosgeld. Ze wilde het niet aan Wim kwijt en ze wilde voor de kinderen blijven zorgen, daarom was Robbie Grifhorst de uitgelezen partij: iemand die alles kende, het aandurfde en die zij vertrouwde.

Tammes: Waren er ook andere gegadigden?

Astrid: Nee.

Tammes: Bertus Hassing?

Astrid: Nee. Aan wie zou ze het moeten verkopen? Het is heling, het is gestolen goed, gekocht met losgeld. De eerste vraag is: hoe kom je eraan? Dan kom je vanzelf uit bij de verdeling.

Tammes: Waren er nog meer nadelen?

Astrid: Ze wist niet hoe ze ermee om moest gaan. Als u morgen de koh-i-noor krijgt, een diamant van 400 miljoen.. Maar als je ‘m kwijt wil krijg je er maar vijftig euro voor. Het is besmet. Je moet daar een bedrijf runnen, dat is een heel ingewikkeld pakket. Ze moest verder met de kinderen, ze wilde het geld wel hebben. Het is een hete aardappel die je in de lucht gooit en Robbie Grifhorst was hongerig genoeg, die wist dat Willem er achteraan zat. Ik heb hem gewaarschuwd en gezegd wat er speelde. Hij heeft het risico gepakt. Maar het was wel een waardedrukkende factor.

Tammes: Prostitutiepanden.

Astrid: Ik denk dat er niet veel mensen zijn die zulke panden kopen, je komt toch uit bij mensen in dat circuit en die kent Wim allemaal.

Tammes: Hoeveel panden waren er?

Astrid: Sonja heeft een aantal a4’tjes met stempels ingeleverd bij Robbie.

Tammes: Papiertjes met stempels, aandelen aan toonder?

Astrid: Ja.

Tammes: De Fiod heeft vastgesteld dat het gaat om zeven panden. De nummers 2, 6, 10 en 20-26 en er was discussie over panden in de 30, maar die waren in 2000 al vervreemd, waarschijnlijk door Van Hout zelf. Weet u wat de taxatiewaarde was? De totale waarde was 1.464.000 miljoen euro, in januari 2003. Wat heeft Robbie Grifhorst precies betaald?

Astrid: Mij irriteert dat verhaal over 10 miljoen. Ik weet niet wat ze heeft gevangen. Robbie heeft er korting op toegepast omdat er een vordering in zat van de fiscus.

Tammes: Hoe hoog?

Astrid: Twee ton. Dat klopt dan wel, dat ben ik nagegaan bij Roel Tangenberg.

Tammes: Hoe is er betaald?

Astrid: Cash en een deel in blokjes goud

Tammes: Hoe precies? Ik probeer me daar een voorstelling van te maken.

Astrid: Dat heeft Sonja zelf geregeld met Robbie Grifhorst. Ik was er niet bij.

Tammes: Is het aan haar geleverd?

Astrid: Ja.

Tammes: Ze heeft niet verteld hoe?

Astrid: Eigenlijk niet.

Tammes: 40 kilo goud en 7 ton cash. 40 kilo is best een hoeveelheid, ik probeer me voor te stellen hoe dat fysiek gaat.

Astrid: Dat weet ik niet als ik er niet bij ben geweest. Ik hoef niet die details allemaal. We zijn geen eeneiige tweeling. Ik had toevallig ook nog een eigen leven.

Tammes: Wat heeft ze ermee gedaan?

Astrid: Opgemaakt.

Tammes: Goud kun je niet opmaken.

Astrid: Wel verkopen.

Tammes: Weet u aan wie?

Astrid: Ja. Uiteindelijk alles aan Van Eenbergen

Tammes: Dat is de vrouw van Verhoek. Waarom aan haar?

Astrid: Zij kende haar. Ik weet het niet.

Tammes: Weet u iets van huurinkomsten van de Achterdam?

Astrid: Nee, ik weet dat er huurinkomsten zijn.

Tammes: Wie de panden heeft, krijgt de huuropbrengst. Dat is de lol van het hebben van die panden.

Astrid: Dat is voor mij niet relevant en voor Sonja ook niet, die was er al vanaf. Het interesseert mij niet, het speelt in 2007, ik heb best wel wat andere dingetjes aan mijn hoofd gehad.

Tammes: Er zit een ambtshandeling in. Ik ga u dat voorhouden.

Astrid: Het heeft geen betrekking op mij, waarom zou u het mij vragen?

Tammes: Dan ga ik het u vertellen. De Fiod heeft onderzoek gedaan naar de huuropbrengsten die vóór 2003 in een BV werden gestort en werden doorgestort naar Curaçao en in allerlei andere BV’s terechtkwamen. Na 2003, na de verkoop van de Achterdam, werd het ook doorgestort naar Curacao, maar van Curaçao naar de vennootschap Bridges, naar een rekening van Robbie Grifhorst in Zwitserland. De eerste storting is juni 2003 geweest. Daarmee staat vast dat Hassing niet betrokken was bij de Achterdam.

Janssen: Welk bedrag?

Tammes: De huurinkomsten van de Achterdam, voor zeven panden. Dat was tussen de 6 en 7 ton per jaar.

Rechter: Volgens u moet het meer zijn, meneer Holleeder?

Holleeder: A moet het meer zijn, maar het gaat niet om wat je stort, maar om wat je zwart betaalt. Je koopt een stuk goodwill, niet wat die pandjes waard zijn.

Tammes: Het was mij meer te doen om vast te stellen dat Rob Grifhorst de inkomsten opstrijkt en niet Hassing. Ik wil u nog twee andere stukken laten zien. De machtiging van de bankrekening van uw zus bij Credit Suisse in Zwitserland. U was daarbij, uw naam staat erbij. En het Cascabel-stuk, waar Sonja staat als beneficial owner, in 2005. De handtekening rechts is van uw zus?

Astrid: Ja.

Tammes: De linker niet?

Astrid: Dat ben ik.

Tammes: Hoe vaak bent u met Sonja naar Zwitserland geweest?

Astrid: Toen, met het openen van de rekening.

Tammes: Eén rekening.

Astrid: Ja.

Tammes: Er was nog een rekening bij de USB.

Astrid: Ik weet er wel wat van, maar ik heb er niks mee te maken. Dat moet Sonja lekker zelf weten.

Tammes: Zegt de naam Boekert u wat?

Astrid: Bukkert. Zeker. Uit het dossier.

Tammes: De handtekening links is van meneer Bukkert, ook te vinden in het Goudsnip-dossier. Wat deed meneer Bukkert?

Astrid: Hij was van de bank.

Tammes: Van Swiss Partners Investment in Bazel; hij was de investeerder voor Grifhorst. Hij kent uw zus vanaf 2004, hij bespreekt dat er in 2005 een verdrag komt van Zwitserland met Europese landen om rente-inkomsten door te geven aan Europese landen. Ze kan kiezen of ze dat wil of dat ze er een offshore-maatschappij tussen wil fietsen. Ze kiest voor dat laatste.

Astrid: Ja.

Tammes: Heeft ze met u besproken wat ze met meneer Bukkert heeft besproken?

Astrid: Hij regelde dat gewoon voor haar.

Tammes: Is ze nog voor het openen van die offshoremaatschappij naar Zwitserland gereisd?

Astrid: Dat weet ik niet.

Tammes: Heeft Bukkert dat voor haar gedaan?

Astrid: Ik weet niet hoe ze dat feitelijk heeft gedaan.

Tammes: Op de achterkant van dat Cascabel-stuk schrijft Bukkert dat het gaat om de verkoop van een huis in Spanje. Heeft meneer Bukkert dat zelf ingevuld?

Astrid: Geen idee. Ik ken het stuk uit Goudsnip.

Tammes: Iets anders. U heeft vorige week verteld over het gesprek van 17 oktober 2013 dat Sjaak Burger op de motor heeft gezeten. In het Vandros-dossier zit een stuk dat u ons heeft gegeven, dat zijn geschreven aantekeningen van dat gesprek. Handgeschreven.

Astrid: Ja, en?

Tammes: U heeft opgeschreven: “Wim vertelt fluisterend over uitvoering moord op Cor, Ros heeft niet zelf op de motor gereden. Ros heeft zelf met de feitelijke uitvoering niets gedaan. Te zacht om te horen vertelt hij meer, maar ik durf niet vragen of hij het wil herhalen, omdat hij mij dan te nieuwsgierig vindt. Hij zegt iets over betaling, kan ik niet goed horen.” U schrijft hier niet op dat Sjaak Burger degene is die op de de motor zit, wel dat het niet te verstaan is.

Astrid: Dit is een andere situatie geweest. Er zijn verschillende momenten geweest. Het gesprek van laatst was een gesprek in het park bij Endstra, dit is een gesprek bij Sandra om de hoek. Er is ook een moment geweest dat hij zei dat Ros niet gereden had en ik zei: “Dat is wel lullig voor die jongen.” Dit is een ander gesprek.

Tammes: De datering is hetzelfde. Dat maakt het wel verwarrend.

Astrid: Nee hoor, we spraken soms drie keer per dag.

Tammes: Kunt u zich herinneren dat u die dag dan twee keer over hetzelfde onderwerp hebt gesproken? 17 oktober 2013.

Astrid: We hebben wel vaker over die onderwerpen gesproken.

Tammes: Uw broer zegt ook iets over betaling.

Astrid: Ik heb dit allemaal aan Betty Wind verteld. Hier is het gesprek waarin hij Jesse zelf noemt. Dit is een gesprek bij Sandra om de hoek.

Tammes: Dat schrijft u ook niet op, dat hij Jesse in dit gesprek noemt.

Astrid: Maar dat is wel zo.

Tammes: U schrijft wel op dat het allemaal niet te verstaan is. “Te zacht om te horen vertelt hij meer.”

Astrid: We hebben het gehad over betaling en dan heeft hij het over Jesse.

Tammes: Wat zegt hij erover?

Astrid: Dat die ermee te maken heeft en dat er nog niet volledig is betaald. Dat zou door een derde worden gedaan. Dat is dit gesprek, dat zie ik voor mij, ik weet de momenten waarop er iets belangrijks wordt gezegd. Dat moment van Sjaak is in het Beatrixpark en dit gesprek is om de hoek bij Sandra.

Tammes: Is dat gesprek in het Beatrixpark dan wel opgenomen en dit niet? Wij hebben maar één gesprek en dat u het daarom heeft opgeschreven?

Astrid: Dat kan. En op dat moment ga ik geen namen opschrijven.

Rechter: Als u opschrijft: te zacht om te horen, wat bedoelt u daar dan mee? Dat hij het moest herhalen?

Astrid: Ik heb hem horen zeggen dat Jesse ermee te maken had had. De rest kon ik niet verstaan.

Rechter: Als iemand bij mij op de deur bonst, heb ik dat gehoord of ik heb dat niet gehoord. Maar u zegt: ik heb wel een naam gehoord.

Astrid: Ik heb delen niet gehoord, wel de naam.

Tammes: U heeft niet alles genoteerd wat u heeft gehoord. En u vult dat nu aan met wat u wel heeft gehoord.

Astrid: Ja. Ik herken dit als moment, ik zie dit voor mij. Waar het was. Dat andere weet ik ook. Als ik dan de tekst voor me krijg, herinner ik mij dat. Maar ik heb die naam niet gezegd.

Tammes: Bij een eerder verhoor.

Astrid: Later wel tegen Betty (Wind) en zo, hoe het zat met de betaling.

Tammes: Was dit de eerste keer dat u de naam Jesse hoorde?

Astrid: Nee, ik had ‘m al gehoord van Ariën Kaale.

Tammes: Uit de mond van uw broer was het wel de eerste keer? En ook voor het eerst dat hij met u over de betaling sprak.

Astrid: Ja. Maar ik wist al van Ariën hoe dat zat. Dat was al in 2011.

Officier van justitie Lars Stempher: Ik wil ook wat vragen stellen, maar de moeilijkheid is: alle vragen waren voorbereid op basis van deze stukken. Ik kan hele open vragen stellen, maar voordat ik het verwijt krijg dat het een omweg is of een u-bocht wil ik graag weten hoe de rechtbank er tegenaan kijkt. Als ik de contacten tussen verdachte en Dino Soerel aan orde wil stellen, zijn er gesprekken die daarover geen.

Janssen: Er is eerder gesproken over contacten tussen meneer Holleeder en meneer Soerel, ik heb geen bezwaar tegen open vragen.

Stempher: Wat kunt u vertellen over de verhouding tussen uw broer en de heer Soerel?

Astrid: Gebleken is toen Dino zou gaan verklaren naar aanleiding van Ros, dat was een punt van zorg, daar hebben we het uitvoerig over gehad. Hij was bang dat Dino zou gaan praten. Daarvoor hadden we het al gehad over de brief en het monddood maken van Dino, dat hij niks kon verklaren. “Wat denk je, wat gaat-ie doen. Juridisch bekeken.” Ik zei: “Hij kan niks zeggen.” Hij kon ook niks zeggen. Je weet dingen. Ik weet niet van zijn betrokkenheid, maar er was een situatie waarin Dino monddood was gemaakt. Hij had een brief, hij had eerder de familie bedreigd, hij zei dat hij werd gedwongen valse verklaringen af te leggen. Jullie snappen het niet hè?

Tammes: De vraag was: wat was de verhouding.

Astrid: Slecht. Daarvoor? Ik heb Dino één keer gezien. Ik heb hem een hand gegeven, bij mij in de Scheldestraat beneden. De verhouding was in die zin slecht. Het was wel iets om je voor te generen. Ik pak daarin best uit, ook over Nico Meijering. Dat is monddood maken.

Stempher: U begon met dat Dino zou gaan verklaren. Waarom was dat een zorg?

Astrid: Dino kan niet over hem verklaren. Als ik met u iets steel en u staat ernaast en ik word opgepakt, dan hebt u ook een probleem. Ik weet wel dat het zijn doel was om Dino monddood te maken.

Stempher: Als Dino zou gaan praten, zou hij zowel zichzelf als verdachte belasten?

Astrid: Ik heb nooit van Wim gehoord dat Dino er op die manier mee te maken heeft. Hij kan ook proberen mij monddood te maken. Hij kan met van alles komen. Meineed. Dan denk ik: geef me maar drie maanden, dat is niet zo belangrijk, ik heb ook niet de waarheid gezegd, helemaal in begin. Eigenlijk kan je niks. Je begrijpt me niet hè? Als ik maandag zeg nee en vrijdag ja, dan lieg ik. Meineed. Dat is omdat ik in een complexe situatie zit. Ik vrees voor mijn leven. Ik kan het zeggen, kom maar, ik zit nou toch ook in de gevangenis. Ik ga me er niet aan branden om te zeggen: Dino heeft dit en dat gedaan, alleen: dat hij weet dat Dino meer weet en dat hij niet wil dat Dino gaat praten.

Tammes: In een ander gesprek zegt u tegen uw broer dat hij nu geen dealtje meer kan sluiten.

Astrid: Als je in zo’n verband zit, weet je wat je over je afroept. Ik noem dat: over mij heen pissen. Endstra wist dat ook. Die kon het ook niet voortzetten. Ik ben de meest zuivere van het stelletje om dat wel te doen.

Stempher: In 1996, na de eerste aanslag, is er een verdeling. Wat weet u daarvan?

Astrid: Hoe het uiteindelijk is geworden. Hij de Hallen en Satyricon, Cor de Achterdam en Robbie de rest.

Stempher: Ik vraag het omdat verdachte daar een andere verklaring over heeft. Dat hij na de verdeling alleen maar geld heeft gehad en geen belangen.

Astrid: Nu begrijp ik ook waarom hij ons geholpen heeft met Goudsnip. De Hallen moesten veiliggesteld worden. Hij heeft Endstra de Hallen laten kopen, dat was zijn nieuwe witte man.

Stempher: Hoe wist u dat?

Astrid: Ik heb er ook gewerkt, hè? Endstra heeft de Hallen gekocht. Toen er problemen kwamen heeft hij ze verkocht aan Marcel Kaatee.

Stempher: Toen Endstra ze had verkocht, in wat voor verhouding waren ze dan van uw broer?

Astrid: Ze waren van mijn broer, maar juridisch waren ze van Endstra.

Stempher: Toen Endstra ze verkocht aan Kaatee, hoe zat het toen?

Astrid: Kaatee heeft een lening genomen en die heeft hij nog steeds. Maar Wim vindt dat ze nog van hem zijn.

Tammes: Waarom vindt uw broer dat ze van hem zijn?

Astrid: Omdat alles wat Kaatee zou afbetalen naar hem toe zou komen. Kaatee had een lening van Paarlberg.

Stempher: Wat weet u daarvan?

Astrid: Wat ik zeg.

Stempher: Ik ken de verhouding tussen Kaatee en uw broer en ik hoor graag wat u ervan vindt.

Astrid: Dat is niet zo. Die Hallen waren gewoon van hem en Kaatee is een nette jongen, een keiharde werker. Daarom hebben we ook gezwegen over het losgeld.

Stempher: Hoe was de verhouding tussen uw broer en Kaatee?

Astrid: Die was goed, maar mijn broer ziet dan anders. Kaatee moest wel die lening afbetalen, maar kwam in problemen met Bibob. Wim voelt zich bestolen daardoor, maar die jongen kan er niks aan doen. Dat is salami-tactiek. Het begint met goede bedoelingen, maar het keert zich altijd tegen je. Hij laat mensen dingen doen die ze helemaal niet willen.

Stempher: Kaatee moet betalen aan Paarlberg.

Astrid: Dat is zijn spaarpotje.

Stempher: Dat betekent dat uw broer geld bij Paarlberg heeft staan. Dat is juridisch ook vastgesteld. Dat er gelden van Endstra bij Paarlberg terecht zijn gekomen.

Janssen: U kent de uitspraak van het Hof in deze zaak?

Stempher: Ja, daarom kan ik dit zeggen.

Janssen: In Kolbak zegt het Hof dat bewezen is verklaard dat Endstra is afgeperst en dat geld van Endstra naar Paarlberg is gegaan en dat dat geld bedoeld was voor meneer Holleeder. Maar er is niet vastgesteld dat het geld van Paarlberg op enige manier naar Holleeder is gegaan.

Stempher: Dat is het wezen van een spaarpotje. Ziet u het als het spaarpotje van uw broer?

Astrid: Ja, het waren zijn Hallen, hij heeft die gekregen bij de verdeling. Het was ook van hem.

Stempher: Hij kon het niet op zijn naam hebben.

Astrid: Dat was het verschil met de Achterdam: dat zijn toonderaandelen. De Wallen, dat is een heel ander verhaal.

Stempher: Dan krijg je de Bibob-procedure.

Astrid: Marcel deed alles om die dingen open te houden, hij heeft keihard gewerkt. Hij wilde Marcel doodschieten. Hij wilde mijn broertje doodschieten, omdat die er had gewerkt en het beter in de gaten had moeten houden. Ik ben ook een paar keer bij Kaatee geweest om te praten. Dat de standpunten wel gelijk moesten zijn, anders hadden wij een probleem.  

Stempher: Ander onderwerp. De media.

Astrid: Leve de media, die hebben ons bescherming geboden. Waar jullie dat hadden moeten doen, hebben wij dat alleen van de media kunnen verwachten.

Stempher: Dan doelt u op uw contacten met de media.

Astrid: Dat het beeld van de knuffelcrimineel gereduceerd werd tot het beeld: daar gaan wij ons niet aan branden, aan iemand die vrouwen en kinderen op die manier behandelt.

Stempher: Had uw broer contact met de media?

Astrid: Hij heeft altijd contact met de media gehad. Hij sprak met iedereen. John van den Heuvel, het Korterink-verhaal kennen we, met dat boek; hij heeft voor de media gewerkt. Ik vind het vervelend om aan het einde van de dag alleen maar vervelende dingen te zeggen, als je hele dag alleen maar aan het kotsen bent. Als hij naar Peter gaat, vertelt hij wat hij wil vertellen, in de hoop dat een ander daar problemen mee heeft. Hij verstoort informatie. Dat doet-ie ook met John. Dat begreep ik niet helemaal. Hij ontkent het hele gedoe met het opblazen van het clubhuis, van Endstra. Dat Endstra dat niet heeft gedaan, omdat ze zulke goede vrienden zijn. Met John heeft hij een interview gegeven op het kantoor van Bram. (Holleeder lacht) Dat is een manier om informatie te verspreiden.

Stempher: Ik begrijp dat dat actief gebeurde. Instrumenteel, hij had er een doel mee heeft.

Astrid: Ja.

Stempher: Is dat voor hemzelf of voor anderen?

Astrid: Voor hemzelf

Stempher: Heeft u daar een voorbeeld van?

Astrid: Ja, dan moet je de aantekeningen van Peter bekijken of de dingen die hij zegt tegen journalisten. Dat wil niet zeggen dat ze waar zijn.

Stempher: U zegt: dat is te vinden in aantekeningen van meneer De Vries.

Astrid: Als je nergens wat over wil zeggen. Ik ga het hier niet eens herhalen joh. Als ik het zeg, heb ik het gezegd. Dat is de andere kant van de media. Ga maar naar de aantekeningen kijken. Dan ga ik dingen zeggen over mensen, dat wordt mij kwalijk genomen. Er zijn zat aanknopingspunten, waar hij mensen dingen in de schoenen schuift. Die komen nu voor hem op. Die zijn nu loyaal, maar laat het een waarschuwing zijn voor iedereen die wat voor hem wil doen: hij trekt je gewoon mee.

Stempher: Als we de beschikking hebben over aantekeningen van meneer De Vries, dan zal dit duidelijk worden.

Astrid: Ja.

(Er volgt een korte pauze)

Rechter: Was dit een pauze omdat u dacht: we willen op deze manier niet verder?

Stempher: Zeker. Wij willen op deze manier niet verder.

Rechter: Dat zagen we al aankomen, gezien uw voorbereiding. (Astrid komt binnen) Zonder u is er niks aan (gelach)

Stempher: Wij willen niet het verwijt krijgen dat we via een u-bocht zaken hebben voorgehouden en als het uit de losse pols moet doet dat de zaak geen goed.

Rechter: U heeft ook een vragenopbouw, het is lastig om daar nu stenen tussenuit te trekken.

Rechter: Er loopt hier een lieveheersbeestje over tafel, dat lijkt me een goed teken. Meneer Holleeder, wilt u vanmiddag nog vragen stellen aan uw zuster of wacht u tot het eind?

Holleeder: Ik wacht even.

Rechter: Mevrouw, wij denken dat we u dan half mei vragen hier weer te komen. U richt zich op, zie ik?

Astrid: Ik wil nog wel wat zeggen over de afgelopen confrontatie met de taps. Ik heb gezegd: ik kom wel met taps waar het tegendeel uit blijkt. Maar dat wordt een welles-nietes discussie die ik niet wil voeren. Ik heb met mijn moeder besloten om haar aan het woord te laten met de brief die zij aan de EBI heeft geschreven. Daarin wordt de manier waarop wij met elkaar communiceren helder. Daar wil ik een stukje uit voorlezen.

Rechter: Gaat u die brief aan ons geven?

Astrid: Ja hoor.

Rechter: Wat gaat u voorlezen? Een brief van uw moeder aan uw broer.

Astrid: Aan de EBI

Holleeder: Dat ik daar moet blijven zitten.

Rechter: Dat kan dus ook, dat je een brief aan de EBI schrijft.

Astrid: Dat doet ze gewoon, omdat ze ook iets wil doen.

Rechter: Leest u voor wat u voor wil lezen.

(bij zo’n snel voorgelezen brief is het bijna onmogelijk snel genoeg mee te typen, maar Astrid heeft de brief kennelijk aan John van den Heuvel verstrekt, de brief staat op de site van De Telegraaf. Zij het dat Astrid niet alles heeft voorgelezen. Op de site staat een eerste brief die niet is gelezen. Dat is deze)

“Geachte dames en heren, hierbij deel ik u mede dat wanneer ik, J.W. Leipoldt, geboren op 19-12-1935, moeder van Willem Holleeder in het ziekenhuis zou moeten verblijven of kom te overlijden, ik onder geen beding wil dat Willem Holleeder op bezoek komt in een ziekenhuis of afscheid neemt op mijn begrafenis en tijdens mijn begrafenis. De reden hiervan is dat ik weet dat dan mijn andere kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen gevaar lopen, wanneer hij de inrichting zou mogen verlaten. Hoogachtend, J.W. Leipoldt.”

De tweede brief, die ze wel grotendeels (half huilend) voorlas:

“Als Willem uit de EBI zou komen dan is de veiligheid van mijn kinderen en kleinkinderen in gevaar. Die heeft hij rechtstreeks bedreigd in zijn laatste woord toen hij zei: ’ik zal mijn zusters en hun kinderen niets aandoen’. U denkt misschien, hij zegt dat hij ze misschien niets zou doen. Alleen weet hij dat u dat niet begrijpt, maar ik begrijp het heel goed wat Willem zegt. Hij dreigt mijn kleinkinderen hetzelfde te doen als mijn kinderen te vermoorden en daar mag hij de kans niet voor krijgen.”

Het volgende stukje heeft ze niet voorgelezen:

“Die kans krijgt hij wel als hij niet meer in de EBI zit. Willem is al betrapt. Hij heeft geprobeerd mijn dochters dood te laten schieten. Mijn jongste dochter eerst, de advocaat, maar voordat hij weer vast ging was hij al met mijn oudste dochter bezig. Daar had hij de opdracht al voor gegeven. U heeft nu zelf ook gezien waar hij toe in staat is. Hij regelt in de EBI nog mensen om hun te vermoorden. En hij zit nog wel in de beveiligde EBI. Laat staan als hij straks weer gewoon met andere gevangenen in contact komt. Dan regelt hij zo voor een boel geld of hij vlucht en regelt het buiten de gevangenis want Wim gaat echt niet levenslang zitten en hij rust niet voordat hij wraak heeft genomen op de mensen die zorgen dat hij zijn straf krijgt.”

Dit weer wel:

“Wat erg voor een moeder van 81 jaar om deze brief te moeten schrijven maar ik moet wel voor de veiligheid van mijn kinderen en kleinkinderen. U denkt misschien wat dramatisch, maar niemand kan zich indenken of begrijpen dat zoiets zal gebeuren. U kunt het zich niet voorstellen en daarom denkt u dat het niet zal gebeuren en daar rekent Willem op.”

Bij mij stopt het hier, in de krant staat nog dit:

“Ik hoop dat u mijn brief serieus neemt, want als het gebeurt dan is het te laat en is het niet meer te overzien. Met vriendelijke groeten, JW Leipoldt.”

Astrid: “Ik denk dat dit genoeg zegt over hoe de ervaring is, het raakt mensen die moeten aanhoren hoe de relatie is, omdat het niet overeenkomt met de realiteit. Dat Wim daar een ander standpunt over heeft zegt meer over hoe hij tegen de realiteit aankijkt. Alles wat wij daarover zeggen wordt kissebissen. Ik denk dat mijn moeder de enige is die daar echt wat over kan zeggen (huilend) en dat ze hiermee heeft aangegeven hoe ze erin staat.”

Rechter: Wilt u er iets over zeggen?

Holleeder: Ik heb de brief niet gelezen, ik wist wel van de EBI dat-ie aangekomen was. Het is gedicteerd, het is niet hoe mijn moeder schrijft, die is 81, uit de Jordaan, dat is een andere manier van praten. Ik heb een nieuwtje voor haar.

Rechter: Voor wie?

Holleeder: Voor Astrid. Toen ik nog vrij was, in 2014, kwam ik bij mijn moeder en werd ik aangesproken: “Ja, je hebt de kinderen bedreigd.” Ik zeg: “Stien, dit gaat nergens om, dat gaat om geld.” Ze zegt: “Die meiden zeggen het en Peter de Vries. Ze hebben een bandje laten horen.” Dat bandje heeft ze gehoord en toen heeft ze gezegd: “Ik kies altijd voor de kleinkinderen.” Astrid heeft mijn moeder daar gek mee gemaakt, daarom werkt ze mee. Astrid voert een angststrategie, op de rechtbank ook, ze wil iedereen angst aanpraten, maar het is pertinent niet waar. Mijn moeder heeft het zelf met mij besproken. Ik heb hun er niet eens mee geconfronteerd, ik dacht: “Allemaal onzin.” Ik wist het allemaal al tevoren wat mijn moeder gezegd had.”

Het verslag van het eerste verhoor staat hier

Het verslag van het tweede verhoor staat hier


Viewing all articles
Browse latest Browse all 166