Gaat het Europese Hof ervoor zorgen dat een man die zijns inziens ten onrechte is veroordeeld voor medeplichtigheid aan de gruweldood van Paul Epskamp toch nog recht wordt gedaan? Ab Hokkeling (69) uit Enkhuizen heeft zijn straf allang uitgezeten, maar het onrecht knaagt: het proces was oneerlijk. Hij is veroordeeld op verklaringen van dubieuze getuigen, onder wie één stiekeme politie-informant. En in hoger beroep werd zijn zaak behandeld zonder dat hij erbij aanwezig was.
“Klootzak maak het niet moeilijker voor je zelf.” In januari 2005 moet Paul Epskamp (51) uit Schagen zich melden. Hij krijgt de schuld van het stelen van een partij drugs uit Nibbixwoud, net voor de jaarwisseling. Een door de opdrachtgevers ingeschakelde tussenpersoon zorgt er met sms’jes voor dat Paul komt opdraven om verantwoording af te leggen.
Paul is zich van geen kwaad bewust en zoals later wel duidelijk wordt: hij heeft de schuld gekregen van iets waar hij vrijwel niets mee te maken heeft gehad, hooguit een lijntje uitgeworpen. Hij sms’t dan ook terug: “ik begryp niet dat je er nog niet van overtuigd bent dat ik er niets mee te maken heb. vannacht laat goede mensen gevraagd te horen en te zoeken.” Zo gaat dat in het milieu: als je in problemen zit, schakel je mensen in die je kent, die gaan bemiddelen. In zijn geval was dat niet de eerste de beste: Charles Zwolsman, gerenommeerd drugsbaron van de oude school. Het eerste gesprek is in motel De Witte Bergen in Eemnes.
Besloten wordt dat Paul zal vertellen hoe het volgens hem zit en dat hij mee zal gaan voor een goed gesprek, op voorwaarde dat hem niks zal overkomen. Er volgt een tweede ontmoeting bij wat dan nog Rick’s Brugrestaurant heet, over de A4 bij Schiphol. Van daaruit vertrekt het gezelschap naar een pand in Roosendaal. Paul wordt er opgewacht door een bont gezelschap. Aanvankelijk is de sfeer dreigend, maar nog niet dodelijk: er zijn honkbalknuppels, maar er wordt nog niet mee geslagen. Paul weet voor zichzelf dat hij niks fout heeft gedaan en de anderen lijkt het vooral te gaan om het achterhalen van de waarheid en – minstens zo belangrijk: de verdwenen partij. Maar in de loop van een paar dagen verandert de sfeer. Paul wordt vastgebonden op een stoel. Hardhandig. Zijn ribben worden gebroken. Dan komt er iemand met een boormachine.
Het begint allemaal op 17 december 2004. Ab Hokkeling uit Enkhuizen, transportondernemer en hasjhandelaar, en zijn Braziliaanse vrouw zullen de kerstdagen doorbrengen in Brazilië. Kort voor vertrek krijgt hij een telefoontje van de Amsterdamse broers Rachid en Hassan el K. die vragen of hij een ritje wil doen. Er moet drie ton hasj uit Mijdrecht naar Nibbixwoud worden gebracht en daar gelost in de loods van Jan ‘Patat’ M.; Ab regelt het, maar is er zelf verder niet bij betrokken: hij zit dan in warmer oorden.
Op Tweede Kerstdag wordt de partij hasj – met een handelswaarde van vijf miljoen euro – uit de loods gestolen. Ab zou op 20 januari terugkeren in Nederland en vanaf dan zouden Jan Patat en hij op zoek gaan naar potentiële afnemers voor de partij. Maar er is hem geen rustige jaarwisseling in Brazilië gegund: op 30 december krijgt hij een telefoontje van Rachid dat ‘zijn huis is leeggehaald.’ De boodschap is duidelijk. Ab vliegt meteen naar Nederland en op oudejaarsavond om zeven uur wacht Rachid hem op Schiphol op.
Jan Patat, Paul Epskamp en Ab krijgen de schuld van de diefstal. Paul Epskamp was om onduidelijke redenen, buiten Ab om, door Jan Patat ingeschakeld als tussenpersoon, zogenaamd om te kijken of hij afnemers zou kunnen vinden voor de partij. Achteraf blijkt dat Paul als katvanger heeft gefungeerd: hij moest de schuld krijgen, om de dieven buiten schot te houden. Het is waarschijnlijk nooit de bedoeling geweest hem serieus in te schakelen: de partij stond al op de nominatie om te worden gestolen.
De hasj was van Hassan A. en de broers Hassan en Rachid El K.; de broers wonen in Amsterdam en huurden een ruimte boven een winkelpand in Roosendaal. Dat wordt ‘de kamer der waarheid’ waar Paul Epskamp de laatste zeven bange dagen van zijn leven door zal brengen. De Marokkanen en Ab vertrouwen elkaar: iemand anders moet vals spel hebben gespeeld. De eerste die in aanmerking lijkt te komen is Jan Patat. Hij is een van de weinigen die wist waar de partij lag en hij is de enige met een sleutel van het hek. Het hek was niet geforceerd.
Rara?
Jan Patat zegt dat hij met de kerstdagen het hek had opengemaakt omdat de vuilcontainer van het restaurant opgehaald moest worden. Dat hij het daarom een poosje open had laten staan. Het slot van de loods was wel geforceerd, maar dat was een fluitje van een cent, het zware hek forceren zou heel wat meer zijn opgevallen. Een vreemd verhaal: een hek open laten staan terwijl je weet dat er dan voor vijf miljoen euro aan handel voor het grijpen ligt?
Ab krijgt een week de tijd om uit te zoeken wie er verantwoordelijk is voor de diefstal, maar dat lukt niet. Ab stelt voor de zaak nog even aan te kijken. Het is een veel te grote partij – bovendien voorzien van de nodige stempels – om ongemerkt weg te sluizen. Het kan niet anders of binnenkort wordt het hier of daar aangeboden en dan moet het spoor terug te volgen zijn. Het loopt anders. Na die week wordt er meteen grof geschut ingezet, in de vorm van Rinie S. uit Koog aan de Zaan. Lid van de Hells Angels uit Amsterdam, die genoeg dreiging uit kan stralen om mensen aan het praten te krijgen.
De Marokkanen zijn ongeduldig geworden: zij zijn ook maar pionnen, de grote baas zit in Marokko. Ab en Rachid worden min of meer onder curatele gesteld: vanaf 7 januari 2005 moeten ze 24 uur per dag bij elkaar blijven. Intussen houdt Rinie S. zich bezig met Jan Patat en Paul Epskamp. Vooral voor Paul ziet het er somber uit en hij stelt alles in het werk om zijn onschuld te bewijzen. Hij doet dan een beroep op iemand die hij goed kent, al vanuit de autohandel: de bekende drugsbaron Charles Zwolsman. Of die niet wil bemiddelen. Zwolsman wil dat wel en zo volgt er een bijzondere dag.
Donderdag 13 januari 2005.
’s Morgens is Paul bij de rechtbank in Breda waar zijn broer Nico terechtstaat voor xtc-smokkel, maar dat staat los van Paul. De afspraak met Zwolsman is later op de dag bij motel De Witte Bergen in Eemnes. Zwolsman wordt erheen gebracht door zijn vriendin Scarlet Francini. Zij herinnert zich dit nog goed, omdat Zwolsman ‘helemaal kapot is’ als hij later te horen krijgt dat Epskamp dood is. Scarlet: “Charles stond garant voor Paul. De afspraak was dat ze onderzoek mochten doen, maar dat Paul niks zou overkomen.”
Bij dit gesprek in de Witte Bergen is Hassan El K. aanwezig. Daarna brengt Rinie Paul naar het brugrestaurant. Op dezelfde dag is Jan Patat gesommeerd naar de Ikea in Amsterdam te komen voor een bespreking. Hij wordt opgewacht door Rachid en Ab, die nog steeds in elkaars nabijheid vertoeven. Gedrieën gaan ook zij naar het brugrestaurant, waar ze Paul treffen. Van hieruit zet het gezelschap koers naar Roosendaal. Er wordt gedreigd: voor vanavond zes uur moet er een oplossing zijn, anders vallen er doden. Jan Patat vertelt in een verhoor dat ze hier om half zes arriveerden.
Er zijn acht mensen: behalve de vijf die net aangekomen zijn, nog drie Marokkanen. Ab, Jan Patat en Paul worden ondervraagd. Alle drie zeggen ze dat ze niks weten over de diefstal. Jan Patat: “Op een gegeven moment hoorde ik dat de Marokkanen meer op Paul gingen aansturen. Ik hoorde dat ze Paul ‘hond’ noemden en dat ze Paul onder druk zetten dat Paul het wist. Ik hoorde dat Paul zei: “Ik weet niet waar de partij is, laat me gaan dan kan ik het zelf uitzoeken, ik heb mijn contacten.”’
Jan Patat mag weg: hij is geen verdachte meer. In Roosendaal is men kennelijk tot de conclusie gekomen dat Paul Epskamp de sleutel is tot de verdwenen partij. Eén telefoontje in december met Jan Patat, over de partij, dreigt hem fataal te worden. Het is diezelfde Jan Patat die hem indirect ter dood veroordeelt. Hij zei, in het bijzijn van de Marokkanen, tegen Paul: “Zeg waar het is, ik ga het ophalen en het is opgelost.” Als een van de anderen hem daar later op aanspreekt, waarom hij dat heeft gezegd, terwijl er op dat moment sprake van was dat ze allemaal zonder kleerscheuren konden vertrekken, zegt Jan Patat dat hij dacht dat Paul het had gedaan.
Paul moet dus blijven. Hij slaagt er een week lang niet in de Marokkanen te overtuigen van zijn onschuld. Op 20 januari draaien ze de duimschroeven aan. In het vonnis van de rechtbank staat dat uit de rapportage “is gebleken dat zijn armen op zijn rug zijn vastgebonden, dat er gaatjes in zijn knieën zijn geboord en dat er twee ribben zijn gebroken. Hij is ten slotte, geheel ingepakt in plastic, voor oud vuil achtergelaten op een bouwterrein.” Hij was overleden aan een hartstilstand, de Marokkanen dumpten zijn lijk ter hoogte van Vinkeveen bij een weg in aanleg.
Het duurt geruime tijd voor er aanhoudingen worden verricht, maar ze komen allemaal aan de beurt. Van Rini S. tot de Marokkaanse broers. Rini S. krijgt in hoger beroep alleen een gevangenisstraf van negen maanden wegens bedreiging, de Marokkanen worden vrijgesproken. Het kan niet bewezen worden dat zij bij de marteling van Epskamp aanwezig waren – en vermoedelijk waren ze dat ook niet. Er is een verklaring van iemand dat een Engelsman de fatale ondervraging had gedaan, maar die wordt niet gevonden. De enige die écht straf krijgt is Ab: in hoger beroep krijgt hij acht jaar. Wegens betrokkenheid bij de dood van Epskamp.
Aanvankelijk komt hij er net als de anderen genadig af. Hij was ook getuige en slachtoffer, geen dader. Pas een jaar later keert het tij zich tegen hem. Chauffeur Cor B., loodseigenaar Jan Patat en een paar randfiguren leggen belastende verklaringen over hem af. Die komen erop neer dat hij gezegd zou hebben dat hij zelf bij de uiteindelijke fatale marteling van Epskamp aanwezig geweest zou zijn.
Ab: “Volstrekte onzin en iedereen weet dat. Dit is in elkaar gedraaid door de recherche. Eerst komen ze met een getuige die zegt dat hij een uitspraak van mij heeft opgenomen met zijn telefoon. Staat niet op de telefoon, ondanks dat ze technisch alles uit de kast hebben gehaald. Maar het wordt wel als bewijs gebruikt. Een andere getuige zegt dat ik er in de gevangenis iets over heb gezegd. Was iemand waar ik ruzie mee had.”
Ook Rinie S., Jan Patat en chauffeur Cor B. leggen belastende verklaringen af over Ab. Die ook nog eens gemanipuleerd lijken. Zo klopt de tijdlijn in de videoverhoren op bepaalde punten ineens niet meer. Er zijn midden in verhoren passages weggeknipt. Ab: “Ik had altijd mijn handen in het vuur gestoken voor Jan Patat. Dat was de reden dat hij in Roosendaal zonder kleerscheuren kon vertrekken. Maar nu blijkt dat ik me ongelooflijk in die man heb vergist. De recherche wilde graag scoren en heeft een aantal getuigen zo ver gekregen om valse verklaringen over mij af te leggen. In ruil voor wat?”
Als het al te laat is, lijken de stukjes van de puzzel op hun plek te vallen. De gestolen partij is officieel nooit teruggevonden, maar in het milieu is bekend dat de vracht met deze stempels in Duitsland is terechtgekomen. In het dossier zitten verschillende verklaringen van getuigen die zeggen Rob en Hans B. de betreffende partij hasj hebben gestolen. Rob B. is een oude bekende: het transport waarvoor Thomas van der Bijl werd aangehouden, was ook een actie van deze Rob ‘brilletje’ B. uit Zaandam; Thomas werd eerder dan de andere verdachten vrijgelaten, in ruil voor verklaringen over Willem Holleeder. Kort daarna – in april 2007 – werd hij in zijn café De Hallen in Amsterdam geliquideerd.
Een van de getuigen verklaart dat rond kerst 2004 “Rob B. met de vraag kwam of ik opslagruimte voor hem kon regelen. Dit heb ik gedaan en tussen kerst en oud en nieuw werd dit bij de opslag aangeleverd. Dit bleek te gaan om circa drie ton hasj. Later vertelde hij mij dat hij dit had weggehaald. Een net woord voor gestolen. Na verloop van tijd is het duidelijk geworden, door middel van publiciteit (pers) en gesprekken welke ik opgevangen heb, dat het om de partij ging waarvoor Paul Epskamp verantwoordelijk is gehouden en voor het stelen van de partij is komen te overlijden.”
HET EUROPESE HOF GRIJPT IN
Op 15 mei 2007 veroordeelt de rechtbank Alkmaar Ab Hokkeling tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar voor het samen met anderen plegen van het misdrijf waarbij Paul Epskamp om het leven is gekomen en voor het vervoer en het transport van de partij hasj. Hij gaat in beroep. Op het moment dat de zaak wordt behandeld, zit Hokkeling in Noorwegen, voor een hasjtransport. Z
ijn advocaat geeft aan dat zijn cliënt het van groot belang vindt zelf bij het proces aanwezig te zijn, omdat de veroordeling bij de rechtbank gebaseerd is op verklaringen en op overtuiging, niet op feiten. Hij komt binnen afzienbare tijd vrij, het is inmiddels allemaal al drie jaar geleden, een paar weken uitstel moet toch kunnen, zo lijkt het. Maar het Hof vindt het niet nodig en besluit vonnis te vellen zonder dat Hokkeling bij de zitting is geweest. Hokkeling gaat in cassatie, met advocaat Stijn Franken, met als ‘middel’ dat het aanwezigheidsrecht is geschonden.
In december 2011 verwerpt de Hoge Raad het beroep. Dan volgt de gang naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). In februari 2017 stelt het Europees Hof Hokkeling in het gelijk. In april 2017 dient advocaat Niek Hendriksen het herzieningsverzoek in bij de Hoge Raad, dat naar verwachting de zaak voor een nieuwe behandeling zal terugverwijzen naar een Gerechtshof.
Als de zaak opnieuw behandeld wordt – maar dat zal wel 2018 worden – kan iemand Hokkeling misschien duidelijk maken hoe het toch kan dat de rechtbank destijds Hassan El K. Niet schuldig heeft verklaard aan de dood van Paul Epskamp, terwijl hij zelf heeft verklaard dat hij met Epskamp en Hokkeling in Roosendaal is geweest. Waarom de één wel veroordeeld en de ander niet?
Voor Hokkeling is het vooral een principekwestie, hij heeft zijn straf allang uitgezeten. “Ik ben niet medeverantwoordelijk voor de dood van Epskamp. Degenen die er wel schuld aan hebben, zijn niet gevonden en degenen die verantwoordelijk zijn voor het stelen van die partij hasj zijn helemaal nooit vervolgd.”
Advocaat Hendriksen: “De drie mannen die achter de verdwijning van de hasj zaten hadden er alle belang bij Hokkeling de schuld voor de dood van Epskamp in de schoenen te schuiven. Een van hen, Ibrahim S., heeft in 2007 verklaard dat hij zeker wist dat Rob B. en Ab Hokkeling te maken hadden met de moord op Epskamp. Dat was een verklaring uit rancune en die klopte niet met wat hij eerder verklaarde. Ibrahim S. verklaart ook dat hij met de CIE heeft gesproken en informatie heeft gegeven. Die verklaring is nooit verstrekt aan de verdediging. Die stukken hadden de rechter een heel andere kijk gegeven op het feitenmateriaal. Op basis daarvan had Hokkeling moeten worden vrijgesproken.”