De zitting van dinsdag 27 november 2017 bij het hof in Den Bosch is om twee redenen misschien wat gedenkwaardiger dan andere. Ad Westendorp uit Den Haag is de advocaat van verdachte Maik Z. (25). Hij zou de uitspraak niet meer meemaken: op 7 december overleed hij volkomen onverwacht aan een hartaanval.
De andere reden is dat het nogal hartverscheurend is. Een verjaardagsfeestje op het Brabantse platteland. Veel plezier, alcohol, een vreemde ruzie om een vriendin, een vechtpartij, betrokkenen die in een sloot belanden en iemand die in het donker een mes in zijn rug krijgt en sterft. Bart van Lith (21).
Zijn zus en zijn vader vertellen hoe ze hem missen. Iedereen die zelf een zoon of een broer heeft kan zich dat verdriet wel indenken. Beiden beschrijven emotioneel en indringend hoe ze de die verschrikkelijke dagen in het ziekenhuis beleefden, toen de dokters vochten voor het leven van Bart. En hoe hun levens zijn veranderd.
De vraag is: is Maik echt de dader of kan het toch anders zijn gegaan? Het helpt niet echt dat hij weinig empathie toont: hij is vooral verongelijkt. Dat hem dit allemaal wordt aangedaan.
De presidente van het hof constateert dat er sprake is van een volle zaal, met veel familie van het slachtoffer en van de verdachte, “het is een heftige zaak, een vreselijk gebeuren.” Het speelde zich af op 21 februari 2016, bij een woning op het Brabantse platteland bij Berlicum. De rechtbank veroordeelde Maik voor de dood van Bart door hem in de rug te steken.
Rechter: U bent het niet eens met het vonnis.
Maik: Dat klopt. Ik heb het niet gedaan.
Rechter: Wat is er dan wel gebeurd? De problemen zijn ontstaan bij het verjaardagsfeestje van Glenn Dupuis. U was daar?
Maik: Ja.
Rechter: Met vaste vrienden,
Maik: Wij gaan nooit op stap, alleen naar verjaardagsfeestjes. Verder chillen wij thuis.
Glenn was achttien geworden. Er waren aardig wat mensen. Zijn ouders, een oom, vrienden. Dat waren niet allemaal bekenden van Maik, de meeste wel. Er werd behoorlijk gedronken en dat maakte het er later allemaal niet duidelijker op. Maik had maar een paar biertjes gedronken, zegt hij. Geen wiet gerookt, dit keer. Daar was hij, omdat hij sinds enkele weken een nieuwe baan had, mee gestopt. Hij gebruikte de wiet tegen zijn clusterhoofdpijn, waar hij voortdurend last van heeft. In zijn cel heeft hij daarvoor speciale voorzieningen, met zuurstof.
Om een uur of drie ’s nachts gaat het gezelschap naar buiten. De vijftienjarige Joep steekt dan vuurwerk af en daar begint de onenigheid. Hij wordt ‘bedreigd’ door Robin, Maik bemoeit zich ermee, hij komt ertussen.
Maik: Het was alleen wat schreeuwen tegen elkaar, verder niks.
Rechter: En toen?
Maik: Toen is de moeder van Glenn erbij gekomen, en Jim, en die hebben ons uit elkaar gehaald.
Rechter: Dan mis ik wat er met Richelle, uw vriendin, is gebeurd. Zij heeft een klap gehad.
Maik: Dat was na het voorval tussen Robin en Joep. Er was een woordenwisseling, tussen mij en Robin. Daar kwam de moeder van Glenn tussen: “Klaar nou jongens!” Toen kwam ik erachter dat mijn vriendin overstuur weggelopen was.
Rechter: Waarom?
Maik: Dat weet ik niet. Ik heb staan praten met Jim en Glenn, Joep en Kevin zijn Richelle gaan zoeken.
Rechter: Had u dat gevraagd?
Maik: Ja.
Rechter: Was ze ver weggelopen?
Maik: Dat weet ik niet, ik ben later achter hen aan gegaan.
Rechter: En toen?
Maik: Ik was met Jim en Glenn, Jim heeft de fiets van Richelle meegenomen, er ontstond een gevecht tussen Bart, Richelle, Vince en Robin.
Rechter: En toen?
Maik: Toen ben ik ook gaan vechten (er klinkt schamper gelach in de zaal). Ze vonden het nodig tegen het hoofd van mijn vriendin aan te schuppen. Ik ben naar de weg gegaan, ik zag in de richting Berlicum dat mijn vriendin in elkaar werd geslagen. Daar had ze een blauw oog van.
Rechter: Door wie?
Maik: Bart, Vincent en Robin (er klinkt weer gelach)
Rechter: Toen bent u ook gaan vechten?
Maik: Dat klopt.
Rechter: En toen?
Maik: Toen zijn ze tegen mij gaan vechten, hebben ze mijn vriendin in de sloot gegooid. Later mij. Ik ben uit de sloot gegaan, het weiland opgeklommen. Toen zijn we weer gaan vechten.
Rechter: Met wie?
Maik: Voordat ik in de sloot kwam, lag ik op de grond. Ik lag op mijn rug, Bart zat bovenop mij. Bart werd van mij afgetrokken door Joep en Lars en toen werd ik in de sloot gegooid.
Rechter: Hoe ging dat?
Maik: Ik wou opstaan, toen werd ik de sloot in geslagen door Vincent.
Rechter: Uw vriendin was ook in de sloot beland?
Maik: Die was er door Vincent in geduwd.
Rechter: Toen bent u uit de sloot gehaald en uw vriendin ook.
Maik: Ik ben door Joep uit de sloot gehaald en met Lars in de richting van de woning gelopen. Lars was samen met Richelle, Joep iets eerder dan mij, omdat ik nog uit de sloot aan het klimmen was.
Rechter: En toen?
Maik: Toen ben ik naar de woning gelopen.
Rechter: Rechtstreeks? U heeft niks gedaan?
Maik: Ja.
Rechter: U was tegelijk met de anderen binnen?
Maik: Ongeveer één minuut na Richelle.
Rechter: In het dossier zitten veel verklaringen.
Maik: Dat zijn valse voorwendselen.
Rechter: Dat hebben wij gelezen. Het valt op dat als je die verklaringen leest van veel verschillende personen, ze niet allemaal gelijkluidend zijn op onderdelen. Over de sloot, het binnenkomen. Daar wordt wel door iedereen op gewezen en dan wordt er gezegd: er was veel gedronken en daardoor was het niet altijd even helder. De volgorde niet. De moeder van Glenn zegt dat uw vriendin al binnen in de woning was en uw vriendin aan het deppen was omdat ze een klap op haar oog had gehad, dat u dan pas binnen komt.
Maik: Ik ben uit de sloot meteen naar de woning gegaan. Lars en Joep waren op de oprit, Richelle was binnen.
Rechter: Er zijn verklaringen dat als u uit het water komt, u in de richting van Bart loopt en in een soort sprong met uw hand op zijn hoofd heeft geslagen.
Maik: Er zijn meerdere getuigen die dat tegenspreken, waaronder Jim en Lars.
Rechter: Die hebben het niet gezien.
Maik: Die spreken het tegen.
Rechter: Jim meent een mes in uw hand te hebben gezien.
Maik: Hij heeft iets zien reflecteren. Later werd het ineens een zwart mes. Ze zijn dingen zelf gaan invullen.
Rechter: Glenn zegt dat u dat voorwerp in zijn handen heeft geduwd.
Maik: De politie zegt tegen Kevin dat Glenn erover heeft verklaard. Ze houden hem valse dingen voor. Glenn heeft een mes aangewezen en gezegd dat hij dat van mij heeft gekregen. Dat is getest op dna en alles, maar daar zwijgt de officier over. Alles wat Glenn zegt wordt tegengesproken in alle andere verklaringen.
Rechter: Dat mes is door Kevin uit een tas gehaald, bij u in het toilet
Maik: Dat klopt.
Rechter: Die tas is onderzocht. Het mes is niet teruggevonden.
Er is onduidelijkheid over het mes, volgens Maik klopt er niks van, “het is giswerk.” Hij zet vooral vraagtekens bij Kevin, die een advocaat had meegenomen toen hij als getuige werd gehoord.
Maik: “Waarom moest hij vluchten naar België? Omdat hij als laatste het slachtoffer in elkaar heeft geslagen. De politie zei tegen hem: ‘Als we doorgaan wordt u verdachte in plaats van getuige.’ Alles is op mij gericht.
Rechter: U zegt: Kevin is degene die het wellicht gedaan heeft.
Maik: Dat vermoed ik wel.
Rechter: Er zijn ook taps en OVC-gesprekken (Opname Vertrouwelijke Communicatie).
Maik: Daar ben ik niet bij geweest.
Rechter: Joep verklaart dat hij het mes bij u in het chalet op de kast heeft gelegd. Toen de politie kwam was het weg.
Maik: Daar ben ik niet bij geweest, dat weet ik niet.
Rechter: Er zijn gesprekken over de airco en het mes, de ring, het geld.
Maik: Daarvoor moet je bij mijn ouders zijn, ik heb er geen gesprekken over gevoerd.
Rechter: Het zijn wel vreemde gesprekken.
(dit gaat over het wegwerken van het mes in de airco, wat tijdens afgeluisterde gesprekken besproken zou zijn)
De advocaat-generaal vraagt: “U zegt dat u niet met het mes heeft gestoken, maar had u die avond wel een mes bij u?”
Maik: Nee. Alleen als ik aan het werk ben op de bouw heb ik een mes bij me, anders niet.
De rechter vertelt over de persoonlijke omstandigheden dat Maik een opleiding als timmerman heeft, dat hij altijd werk heeft gehad en verder wilde in glasvezel. Hij heeft bij Heineken gewerkt, heeft een goed inkomen, een goede jeugd gehad en had heeft sinds 3,5 jaar een vriendin. Hij heeft niet meegewerkt aan het psychiatrisch onderzoek in het Pieter Baan Centrum, hij is daar wel geobserveerd. In het verleden was adhd en een lichte vorm van autisme vastgesteld. Hij had hiervoor enige tijd in een instelling gezeten.
Rechter: Waarom?
Maik: Voor spraak en adhd.
Rechter: En agressietraining?
Maik: Ja, en speciaal onderwijs.
Rechter: U heeft ook een keer verklaard: als ik kwaad was, kon ik echt ontploffen.
Maik: Dat was voor mijn twaalfde, daar heb ik verder nooit last van gehad.
Rechter: U hebt weinig vertrouwen in mensen.
Maik: Niet in iedereen. Als ik ze ken vertrouw ik ze.
Rechter: Eigenlijk vertrouwt u alleen uw vriendin volledig.
Maik: Dat is op emotioneel gebied. Je gaat niet met iedereen diepe gesprekken hebben over je privéleven.
(Hij zit inmiddels bijna twee jaar vast. In de gevangenis is hij vooral aan het werk. Dat doet hij graag.)
Rechter: Als u eruit zou komen, hoe ziet u de toekomst voor u?
Maik: Dan kan ik meteen terug bij mijn werk.
Rechter: En anders?
Maik: Dan kan ik nooit meer werken en dan wordt het een probleem met de maatschappij, dan word ik nergens aangenomen, dan wordt het uitkering.
(gelach op de publieke tribune)
Rechter: Heeft u zelf nog onderwerpen?
Maik: Alle getuigen van de tegenpartij zijn nog steeds mijn vriendin en zusje en andere mensen aan het bedreigen. Dat moet eens een keer afgelopen zijn. Daar zijn aangiftes voor gedaan, maar is allemaal niet relevant voor justitie.
Advocaat Westendorp: Hij vangt overal bot, er volgen op de aangiftes geen acties. Cliënt en Richelle hebben aangifte gedaan van mishandeling, waarbij ze slachtoffer zijn, maar de officier van justitie was snel met de beslissing daar niets mee te doen. Er is een artikel-12 procedure gestart, daar heeft het hof negatief op beslist, hij voelt zich behoorlijk rechteloos. Richelle is mishandeld, daar is nooit op ingesprongen, hij krijgt niet meer vertrouwen in de mensheid en dat begrijp ik volledig.
Mariët, zus van Bart, maakt als eerste gebruik van het spreekrecht. Ze is heel emotioneel en huilt zo dat ze soms even moeilijk te verstaan is.
“Voor de achtste keer is er een volle zaal, nu voor een overbodig hoger beroep. Voor de tweede keer maak ik gebruik van het spreekrecht. Het is heel kloten, maar het is enige wat ik voor Bart kan doen.
Bart bracht mij naar het vliegtuig voor mijn stage in Brazilië. Het was de laatste keer dat ik hem in leven heb gezien. Toen belde papa dat Bart was neergestoken en dat het er niet goed uitzag. Ik kocht een ticket en ging de volgende dag naar huis. Op Schiphol kwam papa mij ophalen, hij moest huilen, mijn wereld stortte in. Bart, mijn lieve kleine broertje, ik was te laat.
Bart had een groot hart, veroordeelde mensen niet, wat ze hem ook geflikt hadden. Ook als ik in het buitenland zat, was er altijd wel even contact. In het ziekenhuis kon ik niet anders dan schreeuwen en huilen, hij was nog warm toen ik hem knuffelde. Na paar minuten werd hij door de politie in beslag genomen, we hadden niks meer te zeggen, we moesten maar naar huis gaan, het was heel bizar.
Ik heb een vuur voor Bart gemaakt, dat heb ik tot na de crematie aangehouden. Mijn ouders hebben gezien hoe hun zoon van 21 in een zwarte lijkzak werd gerold. Toen we hem terugzagen, zag hij er beter uit dan in het ziekenhuis, maar ook heel dood.
Het leven is niet leuk meer, het heeft geen inhoud meer. Voor andere mensen gaat het door, voor ons staat het stil. Er zullen leuke momenten zijn, maar altijd zwartomrand. Iemand anders heeft hem willens en wetens dodelijk verwond door een laffe actie, een mes in zijn rug, dat had hij niet verdiend. Hoe moet het zijn voor de omgeving van de dader? Ik blijf niet snappen dat ze zeggen dat iemand anders mijn broertje heeft doodgemaakt. Ik hoopte elke elke keer op zitting dat ik het echte verhaal zou horen.
Had Bart zich er maar niet mee bemoeid, was hij maar gewoon naar huis gegaan. Hij probeerde naar huis te gaan, hij zat al op zijn fiets. Was ik maar twee dagen eerder van vakantie teruggegaan. Maar hij is dood.”
De vader van Bart:
“Onze Bart is dood. Het lijkt de dag van gisteren dat hij met al zijn energie in ons midden was. Een jong mens op weg naar volwassenheid, altijd met iets bezig. Hij was net geslaagd voor zijn rijbewijs, hij reed honderd kilometer voor een hamburger, daar moest geld bij. Hij was bezig uit te groeien naar een volwassen kerel. Had eindeloze fantasie, humor, tomeloze energie.
Hij was 21. Een leeftijd waarop pa en ma een stapje terug toen, het opvoeden is voorbij, er is alleen levenslang adviseurschap voor je kinderen. Maar soms duurt levenslang maar een paar maanden.
Laf in zijn rug gestoken. In diepe coma op intensive care. Zal hij het overleven? Hoe zal hij eruit komen? Zijn zus zit in Brazilië. Het gaat niet eerder. Wij overnachten in het ziekenhuis. Het gaat niet goed, ze kunnen niets meer doen. We zijn bij hem gaan zitten. Toch weer een operatie, een sprankje hoop. Zijn toestand blijft kritiek. Stabiel, naar omstandigheden goed.
Op dinsdagmorgen zijn er geen onverwachte dingen gebeurd. Mariët zal op Schiphol aankomen. De hersenen zijn getest. Positief. Weer een operatie. Mariët is voor een tussenlanding in Madrid, de situatie is stabiel, maar tijdens mijn gesprek met Mariët krijgt Bart een hartstilstand. Even later is er de chirurg: hij wordt gereanimeerd. Snel naar hem toe. Weer aan reanimeren.
Mariët spreekt in dat ze moet inchecken.
Zijn hart is op gang, kort daarna valt hij weg, hij wordt weer gereanimeerd, er wordt van alles geprobeerd. tot drie keer toe wordt gevraagd of iemand nog suggesties heeft.
Een broeder komt naar ons toe. We moeten afscheid nemen van Bart. We zitten er verslagen bij, ontroostbaar. Bart dreigt in beslag te worden genomen voor onderzoek, ook dat nog.
Ik wil Mariët ophalen. Greetje probeert alles te doen om Bart in het ziekenhuis te laten blijven, dat Mariët nog kan voelen dat hij warm is. Jet en Henk mogen niet meer bij hem zijn. Wat een onzin.
Terug naar Nijmegen, Mariët kan nog net even afscheid nemen. Na drie dagen ziekenhuis zijn we verdoofd. Bart wordt thuis afgeleverd. Wie heeft dit gedaan en waarom?
De verdachte wordt gearresteerd. Uit de media en van vrienden horen we wat er is gebeurd. Er volgt een periode met zittingen. Ronduit verschrikkelijk. Elke keer weer twijfel zaaien, dat vrienden van Bart het hebben gedaan, verhalen in de lucht, nergens op gebaseerd, scenario’s met klinkklare onzin, een spel dat ze spelen tijdens zittingen, respectloos naar ons als nabestaanden, ook naar het Hof, alsof ze in een toneelstuk meespelen.
De ouders spelen ook mee, zijn er trots op. Het mes is weggegoocheld, de vriendin is zielig: normen en waarden zijn ver te zoeken. Ze heeft zelf Bart aangevallen. Zeg gewoon dat je het gedaan hebt en onderga je straf. Onze Bart is dood.
Ons leven voor de dood van Bart was een dikke zeven, misschien een acht. Daar is nu nog een magere vier van over. We moeten nu met de nieuwe situatie om leren gaan. Wij houden hier de rest van leven last van, dat doet ons heel erg veel pijn. Dat zal niet afnemen, we moeten ermee leren omgaan, dat is ons lot.
We betreuren de houding van de dader en zijn omgeving, en denken dat hij na uitzitten van zijn straf op de oude voet verder gaat. Inclusief messen. We hopen dat dat moment van terugkeer zo lang mogelijk zal duren, hij zal een gevaar zijn.
Ons dagelijks leven is ver in kwaliteit teruggegaan. Ons is niet iets overkomen, er is ons iets aangedaan. Onze Bart is doodgestoken. Familie, vrienden en kennissen die hem nooit meer terug hebben gezien. Onze Henk wilde een handeltje met hem opzetten, moeder moet alles maar accepteren, vader mist hem en dat doet elke dag pijn. Ik wil er graag met rest van gezin het beste van maken, maar dat valt niet mee, we moeten maar afwachten hoe dat gaat.
(Met gebroken stem): Hoe graag zouden we nog een keer met hem kunnen praten, plannen maken, maar dat gaat niet. Onze Bart is dood, heel laf van achteren neergestoken in zijn rug.”
Er is een schadevergoeding toegekend, voor de begrafeniskosten, van 7040 euro.
De advocaat-generaal eist, net als eerder bij de rechtbank, elf jaar. Toen werd het negen jaar.
Bij de rechtbank had Maik een andere advocaat, in hoger beroep is het Ad Westendorp. Die brengt in zijn pleidooi naar voren dat er veel onduidelijkheid is over de toedracht, dat er geen technisch bewijs is en dat er niemand is die helder verklaart Maik te hebben zien steken. De indruk bestaat dat de anderen hebben afgesproken zijn cliënt te beschuldigen en dat de politie geen serieus onderzoek heeft gedaan naar andere scenario’s.
Het helpt niet. De uitspraak, twee weken later: elf jaar. Het hof acht Maik schuldig en overweegt dat negen jaar te weinig recht doet aan de ernst van het delict. Advocaat Ad Westendorp zou de uitspraak niet meer meemaken: hij overleed op 7 december aan een hartstilstand.