Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all articles
Browse latest Browse all 166

Holleederproces: dag 3

$
0
0

Verslag van het verhoor van Willem Holleeder in de Bunker, op vrijdag 9 februari. Het begon maandag 5 februari; donderdag 8 was de tweede zitting, dit is de derde.

Voorzitter van de rechtbank is Frank Wieland, de officieren van justitie zijn Lars Stempher en Sabine Tammes. Er zijn twee andere rechters: Benedicte Mildner en Margo Somsen. De advocaten zijn Sander Janssen en Robert Malewicz.

De ondervraging is aan de hand van de verklaring die Holleeder op advies van een rechter tijdens een vorig proces heeft opgeschreven: zijn verhaal. Een handgeschreven verklaring van 127 A4’tjes. Daar heeft een hele tijd een embargo op gezeten. Toen dat eraf was, heeft de recherche een verificatie-onderzoek gedaan, om na te gaan of bepaalde beweringen die Holleeder hier doet, kunnen kloppen. Dat komt tijdens het verhoor een aantal keren ter sprake. Het vorige verhoor eindigde met de bemoeienissen van Holleeder met Willem Endstra (geliquideerd in mei 2004)

De ondervraging wordt gedaan door Benedicte Mildner, door de voorzitter aangeduid als ‘de oudste rechter’.

Rechter: De ontvoering van uw broer Gerard, 11 oktober 1999. Het heeft maar kort geduurd, u zat toen vast, u bent daarover ondervraagd, de hoofdvraag was: waarom is hij ontvoerd? Heeft dat betrekking op u? U heeft verklaard dat Sam Klepper erachter zat

Holleeder: 100 procent.

Rechter: U heeft eerder gezegd: de gokhallen waren van Endstra. Sam wilde zijn geld van Endstra terug, op deze manier wilde hij u onder druk zetten om Endstra te bewegen dat geld aan hem terug te geven. U heeft altijd gedacht dat Sam erachter zat en dat Mieremet daar niks van wist.

Holleeder: Het begint bij de flat aan de Nachtwachtlaan, waar die wapens waren gevonden.

Rechter: Dat was de reden dat u vastzat.

Holleeder: Ja. Vlak ervoor zijn we er langs gereden, toen zei Sam: “Die woning heb je wel overgenomen, maar daar liggen allemaal wapens.” Vlak daarna werd ik aangehouden, toen dacht ik: je hebt de weg vrijgemaakt om zelf naar Endstra te gaan. Hij was al bezig zijn geld terug te halen. Mieremet wilde nog doorgaan met Endstra. Mieremet had gezegd: “Ik betaal jou je geld, maar dan moet je later niet gaan janken.” Toen kwam de ontvoering van Gerard erbij. Degenen die dat gepleegd hadden, hadden al tegen mijn broertje gezegd dat het van Sam kwam.

Rechter: De weg vrijmaken: omdat u de tussenpersoon was?

Holleeder: Ja.

Rechter: Heeft dat uw omgang met Sam Klepper veranderd?

Holleeder: Nee. Ik ben altijd wel op mijn qui-vive geweest. Klepper was niet zo’n vriend als Cor. Ik ging met hen om vanaf dat broodje eten. Vriendschappelijk. Je kon altijd wel wat van hun verwachten, je moest altijd je woorden kiezen, voorzichtig zijn.

Rechter: De ontvoering van Gerard veranderde die omgang niet?

Holleeder: Nee. Ik zat tussen Endstra en hun. Die ontvoering was vervelend. Ik heb gekeken of er een probleem uit zou komen, toen ik vrijkwam. Ik ben daarna gewoon verder met ze gegaan. Het was achter de rug, het verhaal lag er. Ik kon er niks tegen inbrengen.

Rechter: In de Kolbakzaak zijn u tapgesprekken voorgehouden, van u met Kaatee (Marcel Kaatee, boekhouder van de gokhallen op de Wallen) en van Gerard met u. Het lijkt dat u wordt aangesproken, niet Endstra.

Holleeder: Klopt. Dat hebben ze tegen hem gedaan, het was om een beetje druk op mij te zetten.

Rechter: Kaatee zegt: “Jij hebt geld geleend.” U zegt dan: ja.

Holleeder: Ik zeg: “Jaja.” Ik heb geen geld geleend, van niemand. Ik had geen geld van hun, ik zou nog geen euro van hun lenen. Ze zetten druk op Endstra. Die jochies kunnen wel zeggen: “Je broer moet betalen,” maar ik had geen schuld.

Rechter: Er werd gesproken over een bedrag van 10 miljoen.

Holleeder: Ja.

Rechter: Heeft Gerard verteld hoe hij de ontvoering had ervaren?

Holleeder: Ja. Hij vond het vervelend, maar het was geen echte ontvoering, hij moest alleen mee om geld op te halen.

Rechter: Was hij bang?

Holleeder: Ja, natuurlijk. Als ze bij je thuis komen, ben je bang.

Rechter: U bent een familieman, wat deed dat met u?

Holleeder: Verschrikkelijk. Er is een tapgesprek van mij met Klepper. Daar ziet u dat ik het heel erg vind. Ik bel die Klepper, ik weet dat hij erachter zit. Dan moet je zorgen dat er verder niks gebeurt.

Rechter: U zegt: ik vond het heel erg, maar ik ben gewoon met ze verder gegaan.

Holleeder: Hoe ik over ze dacht is niet veranderd. Ze hadden me ook al een miljoen afgeperst. Mensen vinden dat misschien een zwak verhaal, maar als je problemen met hun hebt, heb je nog meer ellende. Iedereen moet zijn eigen keuze maken. Als ik met iemand een probleem heb, los ik het op een normale manier op. Mijn broertje is anders, hij is een gewonere jongen dan ik. Mijn geluk is dat ik eruit ben gekomen en Klepper heb benaderd, dat is van belang geweest en toen kon ik snel zien dat het over was.

Officier van justitie Sabine Tammes: Heeft u iets voor uw broer gedaan?

Holleeder: Ik heb altijd alles gedaan wat nodig was. Wat zou ik moeten doen?

Tammes: Hebt u er met hem over gesproken?

Holleeder: Ja.

Tammes: Wat heeft u daarbij gevoeld?

Holleeder: Ik vind het heel zielig. Hij is niet zo zwak hoor. Het is vervelend.

Advocaat Sander Janssen: Meneer verwijst naar een gesprek met Sam Klepper, van 11 oktober, als hij zelf in de gevangenis zit. Uit dat gesprek blijkt dat Sam Klepper ook weet dat de mensen die de ontvoering hebben gedaan, zijn naam hebben genoemd.

Rechter: Bij de rechter-commissaris verklaart u dat Ronald van Essen was veroordeeld en dat mensen nog steeds bij Endstra langs gingen. Ze waren bang dat dit de aandacht van justitie zou trekken en dat hun geld dan in gevaar zou komen. Sam heeft toen besloten Van Essen te liquideren. De vrouw van Van Essen is afgekocht en u is gevraagd u er niet mee te bemoeien. Dat heeft u ook niet gedaan. Door wie was u dat gevraagd?

Holleeder: Door Klepper. “We gaan het oplossen en je bemoeit je er niet mee.”

Rechter: Daar luistert u dan naar?

Holleeder: Natuurlijk.

Rechter: U was tussenpersoon voor Endstra en criminelen, u behartigde de belangen, maar u bemoeit zich er dan niet mee.

Holleeder: Nee.

Rechter: U hoorde van Endstra wie Van Essen was, u wist dat hij geld had gegeven. Dat hebt u van hem gehoord, en ook van Klepper en Mieremet zelf. Er was een gesprek op de Apollolaan, bij het eerste verlof van Van Essen.

Holleeder: Klopt. Zijn vrouw was erbij. Ik heb toen een autootje geregeld voor Ricardo. Dat was toen ik met hun op kantoor was.

 

(De aanslag op Ronald van Essen was op Tweede Kerstdag 1999. Hij was met zijn familie in zijn benedenwoning in de Minervalaan, in Amsterdam-Zuid en was rond half zeven ’s avonds even naar buiten gelopen om te bellen. Toen zijn zoontje Ricardo twintig minuten later ging kijken waar zijn vader was, trof hij hem bewusteloos achter het stuur van zijn Mercedes, met het portier open. In de linker zijruit zat een kogelgat. Van Essen was in zijn hoofd geraakt en raakte blijvend verlamd. Op de begrafenis van Cor van Hout, in januari 2003, was hij in een rolstoel aanwezig)

 

Rechter: Op de vraag of u tussen Ronald en Endstra in stond, zei u nee. U zegt: Klepper en Mieremet hebben mij allebei verteld dat ze dit hebben gedaan in naam van Endstra. U wordt veel toevertrouwd.

Holleeder: Ja.

Rechter: U zegt dat u denkt dat ze het samen hebben gedaan. U heeft er niet met Endstra over gesproken.

Holleeder: Nee. Soms is het makkelijker om iets in het midden te laten.

Rechter: U vond het moeilijk.

Holleeder: Ik weet dat hij mensen niet terugbetaalt, maar ik vond hem geen moordenaar. Ik had het moeilijk gevonden als het wel zo was.

Rechter: U zei: “Het klopt wel dat Klepper en Mieremet aartsleugenaars waren, maar ik denk wel dat het klopt.”

Holleeder: Je weet het niet. Ik heb de bevestiging niet gezocht, ik heb een beetje mijn hoofd in het zand gestoken.

Rechter: Uw relatie met Endstra was niet zo dat u kon zeggen: “Ik hoor van Klepper en Mieremet…” Denkt u dat hij niet tegen u had durven liegen?

Holleeder: Dat weet ik niet, ik heb het niet gevraagd.

Rechter: Na de aanslag is er contact met de familie Van Essen.

Holleeder: Ik moest met Klepper mee naar de Chinees bij het Olympiaplein.

Rechter: Daar was Jan Femer ook bij.

Holleeder: Nee. Jan Femer heeft wel met Sam die onderhandelingen gedaan. Ik was met Klepper, ik moest achter in de zaak gaan zitten, hij was met andere mensen. Hij riep mij en zei: “Die meneer heeft een probleem met jou.” Toen moest ik terug.

Rechter: Van wie moest u achterin gaan zitten?

Holleeder: Van Klepper. Hij sprak met – ik weet niet wie die man was. Er is gezegd dat Ton van Dalen erbij gezeten heeft. Ik ben ernaar toe gelopen, toen zei hij: “Die meneer heeft een probleem met jou.” Toen moest ik weer achterin de zaak gaan zitten en daarna zei hij: “Je bemoeit je er niet mee.”

Rechter: Als hij zei: u gaat achterin zitten, dan deed u dat.

Holleeder: Waarom zou ik dat niet doen?

Rechter: Zo lagen de verhoudingen.

Holleeder: Ja.

Rechter: Endstra is afgekocht voor een bepaald bedrag, dat is betaald aan Gaby als voorschot. Daarna heeft u er nooit meer iets over gehoord. Er is in geld betaald en in natura.

Holleeder: Drugs.

Rechter: Femer zou garant staan?

Holleeder: Femer heeft de hasj geleverd, Sam het geld.

Rechter: Femer zou garant staan.

Holleeder: Als het onverkoopbaar zou zijn. Omdat hij geleverd heeft.

Rechter: Wat vindt u van die regeling?

Holleeder: Het slaat nergens op. Ronald had gewoon geld tegoed. Hij had gewoon geld moeten hebben. Ik vind dat Endstra dat gewoon had moeten geven.

Rechter: Wat deed dat met uw gevoel over uw eigen vordering?

Holleeder: Daar ga je wel over nadenken. Iedereen gaat daar over nadenken. Je kan niet bij elk wissewassie alles omdraaien, je zit in dat verhaal.

Rechter: Wat bedoelt u met elk wissewasje?

Holleeder: Ik moet misschien beter Nederlands praten. Bij elk dingetje wat gebeurt, dat je denkt: zal het wel goed zitten? Dan ga je weer door.

Rechter: Heeft u het wel met Endstra besproken?

Holleeder: Ja. Ik heb altijd gezegd dat hij geld moest geven. Er was iemand naar me toegekomen, die had gehoord dat Gaby eten moest stelen in de supermarkt. Dat kén toch niet? Toen heb ik tegen Endstra gezegd: “Je moet echt wat geven. Ze heeft toen wel wat geld gekregen.”

 

(Gaby is de partner van Van Essen. Er zou als afkoopsom 250.000 gulden zijn betaald en een partij van 250 kilo zwarte paak. Maar de hasj was niet goed, die was nat geweest en moest eerst opnieuw worden geperst)

 

Rechter: Gisteren heeft gezegd dat u in de bovenwereld wilde. Dan gebeurt er zoiets, Van Essen wordt neergeschoten. Heel dramatisch. Gaby wordt afgekocht, dat bespreek je toch met een goede vriend als Endstra?

Holleeder: Dat heb ik besproken.

Rechter: Gewoon confronteren: dit kán toch niet!

Holleeder: Natuurlijk heb ik dat gedaan. Hij zei: het komt goed, maak je niet druk, ik regel het.

Rechter: Dit was toch de regeling?

Holleeder: Nee, dat is onzin, dit was niet de regeling. Met de Driesens was het hetzelfde verhaal, die staan voor de deur op de Apollolaan, ze moesten geld hebben. Een paar dagen later zijn die klanten doodgeschoten omdat ze geen geld hadden.

 

(Endstra had voor een groep Brabantse criminelen 30 miljoen gulden geïnvesteerd in Mega Sport Breda; de tweelingbroers Rob en Eric Driesen (44) beheerden dat. Toen investeerders hun geld opeisten, werden de broers drie dagen gegijzeld. Ze werden vrijgelaten en kregen als boodschap mee dat ze met geld terug moesten komen. Ze klopten bij Endstra aan, bij diens kantoor aan de Apollolaan, maar kregen nul op het rekest. Daarna werkten de broers mee aan de moordaanslag op Ron Nyqvist, die voor 20 miljoen zou hebben geïnvesteerd. De aanslag mislukte: de autobom richtte maar weinig schade aan. Nyqvist ging uitzoeken hoe de vork in de steel zat en schoot enkele dagen later, op 20 mei 2001, de broers dood)

 

 

Holleeder: Je zit in een verhaal waar je niet één twee drie uit kunt stappen. Ik begrijp dat u er anders over denkt, het is een andere wereld. Je moet roeien met de riemen die je hebt. Mijn broertje wordt ontvoerd, daar kan ik niets aan doen. Je moet gewoon door, anders wordt het nog erger.

Rechter: De manier waarop je ermee omgaat, zijn toch keuzes. Waarop is uw reactie gebaseerd? Wat deed het met uw gevoel?

Holleeder: Zo heb ik die vraag niet benaderd. Natuurlijk is het vervelend. Als Van Essen wordt neergeschoten, denk je: “Dit kan dus iedereen gebeuren.” Wat had ik moeten doen? Tegen Endstra moeten zeggen: “Geef me mijn geld terug?” Hij zou het regelen.

 

Advocaat Janssen: Er is uitgebreid onderzoek in deze zaak gedaan. Ricardo van Essen is gehoord, Ton Van Dalen, het verhaal van de natte hasj wordt bevestigd. Er zijn wel wat recente ontwikkelingen geweest die op onderdelen het verhaal bevestigen. Omdat het in vogelvlucht wordt behandeld, schuift de tijd in elkaar. Wat in de afgelopen tien minuten is behandeld, beslaat een periode van vijf jaar. De anekdote over Gaby dat ze geen geld meer had om eten te kopen, was bijvoorbeeld een hele tijd na de aanslag.

Rechter: U zei dat Endstra en u zouden worden doodgeschoten, u als eerste, omdat Endstra moest betalen. “Klepper zei dat ‘ze’ me wilden vermoorden om Endstra onder druk te zetten.” Wie zijn ‘ze’?

Holleeder: Dat ging om de groep van Van Dalen. Dat was dat moment van die Chinees.

Rechter: Klepper had Gaby geld gegeven. Het belang was dat Endstra ongeschonden bleef. Van Essen had tientallen miljoenen guldens bij Endstra geïnvesteerd. Dat heeft u van Endstra en van Van Essen zelf gehoord.

Holleeder: Ja. Dat is besproken in IJmuiden.

Rechter: U zegt dat de familie Endstra groot geworden is met het geld van Van Essen.

Holleeder: Klopt.

Rechter: Van Essen was een van de eersten die zich met xtc bezighield, daar ging veel geld in om.

 

Rechter Margo Somsen: Wat was uw rol in het restaurant?

Holleeder: Ik moest gewoon mee. Klepper deed een beetje stoer en bijdehand.

Rechter: Klepper zei dat u een probleem met Van Dalen had.

Holleeder: Femer zei dat ze ons – Endstra en mij – iets wilden aandoen, toen is dit gesprek geweest. Klepper zei: “Met die meneer heb jij een probleem.”

Rechter: Wat was de bedoeling?

Holleeder: Dat weet ik niet, dat was echt Klepper. Hij deed altijd dit soort dingetjes. Ik heb het verder niet gevraagd. Ik krijg de indruk van deze ondervraging: ik heb natuurlijk een naam. Die is gecreëerd in de media. Degene die wordt beschreven in de media, dat ben ik niet, dat is een leven gaan leiden, dat wordt alleen maar erger. Ik was wel degelijk onderdanig aan Mieremet en Klepper, daar had ik niks tegenin te brengen. Ik heb wel dat miljoen betaald. U bent aan zoeken naar zoals ik in de media wordt afgeschilderd, maar dat ben ik niet. En ik ben niet zoals ik door mijn zussen word  afgeschilderd, ik ben een heel ander iemand. Ik ga niet aan Sam vragen: “Waarom moet ik in die hoek zitten?” Daar zal hij een reden voor hebben. Iedereen heeft er zijn mening over, ik heb het op mijn manier gedaan en in mijn ogen heb ik het goed gedaan: ik ben er nog, er zijn allemaal mensen overleden. Ja, ik heb met Mieremet en Klepper rondgelopen, dan gaan mensen daar dingen over zeggen, maar ik ben nooit anders geweest dan ik ben en dat is mijn enige kracht. Ik heb geen haantjesgedrag, ik ben gewoon mezelf, ik ga geen bijdehante vragen stellen, ik doe mij ding. Ik heb zó vaak tegen Endstra gezegd: “Geef die mensen hun geld terug.” Dat geldt niet alleen voor Van Essen, ook voor die Driesens, als hij die jongens wat geld had meegegeven was er niks gebeurd. Ik ben niet degene die wordt beschreven in de media. Ik krijg een beetje de indruk dat het OM dat probeert te onderdrukken en mij ernaar douwt dat ik een gevoelloos mens ben. Ik heb juist heel veel gevoelens. Natuurlijk doet het me wat als mijn broertje ontvoerd wordt. Toen die poging op Cor is geweest in Amstelveen kwam Astrid naar me toe. Cor had gezegd: “Je broertje gaat eraan.” Dat zegt-ie altijd als-ie dronken is, dat is geen nieuws. Toen kwam Astrid naar me toe: “Het kan ook Gerard zijn die ze bedoelen.” Dat heeft ze tegen Gerard verteld, dus Gerard overspannen. Toen heb ik hem een week in Maastricht laten zitten omdat hij bang was. Cor ging na de aanslag met Sonja naar België. Sonja heeft daar uitgevogeld wat hij bedoelde, toen zei Sonja: “Het is echt niks.” Toen heb ik mijn broertje terug laten komen. Natuurlijk geef ik om mijn broertje. Dat was het.

Officier van justitie Lars Stempher: In 1999 heeft u contacten met Sam en John, in een iets onderdanige positie?

Holleeder: Ik moet doen wat ze zeggen.

Stempher: Dan komt u vast te zitten voor die wapens in de Nachtwachtlaan, Gerard wordt ontvoerd, Sam zet druk op Endstra via u. Voedt dat uw angst richting Klepper?

Holleeder: Toen ik dat miljoen betaald heb en voorin die auto moest zitten… Ik heb niet zoveel met angst, maar ik weet dat dingen gevaarlijk kunnen zijn. Ik ben altijd op mijn qui-vive met Klepper en Mieremet. Taalgebruik is al gevaarlijk. Je kunt niet zomaar zeggen tegen hun wat je tegen een ander zegt. Ik ben altijd voorzichtig gebleven. Ze zijn onvoorspelbaar. Ik veroordeeld voor die zaak met Friedländer, maar wat er in werkelijkheid is gebeurd: Johnny komt naar beneden bij een vriendinnetje van hem en hij zegt: die Pel moet eraan, want hij was hier aan de deur.

 

(Vastgoedhandelaar Rolf Friedländer, oud-voorzitter van de Amsterdamse ijshockeyclub Amstel Tigers, zou door Klepper en Mieremet zijn afgeperst, met Holleeder als tussenpersoon. Ze zouden een probleem hebben verzonnen: zoon Pel Friedländer dreigde te worden geliquideerd omdat hij een relatie had gehad met de vriendin van een Joegoslaaf. Holleeder was bij Friedländer geweest om de boodschap over te brengen: de vrouw van Friedländer was een ex-vriendin van hem. Volgens Holleeder ging het erom dat Pel een oogje had op een vriendin van Mieremet)

 

Holleeder: Je kunt dan wel bijdehand gaan doen, maar ik ben altijd heel voorzichtig geweest. Ik heb de belangen van Cor gediend, mijn eigen belangen en die van Endstra. Op een voorzichtige manier. Taalgebruik is daarbij een heel belangrijk punt. Ik vind het best als ik iemand zijn auto moet wassen. Ik ben best wel slim, ik kan wel met mensen omgaan, er wordt me best veel verteld, maar ik zal nooit iemand verraden. Ik ben geen mens zonder gevoelens, ik ben niet gewetenloos, het omgekeerde is waar.

Stempher: Heeft u vertrouwen gehouden in Endstra?

Holleeder: Ik weet dat hij zoveel geld had en ik heb er altijd vertrouwen in gehad dat hij vroeg of laat zou betalen. Ik heb vaak gezegd: “Wim, ga die mensen betalen, het is niet houdbaar meer, het loopt een keer fout.” Hij bleef doorgaan. Dan neem je het weer voor lief, dan denk je: het komt wel goed.

Stempher: Bent u niet bang geweest voor Endstra?

Holleeder: Nee, nooit.

Stempher: In oktober is de ontvoering van Gerard, Sam Klepper zit er volgens u achter. Die is onvoorspelbaar. Dan de aanslag op Van Essen. Blijkt dat Endstra erachter zit, met Klepper.

Holleeder: Dat zegt Klepper.

Stempher: U zegt: “Ik wil het eigenlijk niet weten.” Maar u zit er wel voor minimaal 8 miljoen in, en Klepper is tot alles in staat. Dan wordt de naam van Endstra genoemd, denkt u dan niet: loop ik gevaar?

Holleeder: De ontvoering van mijn broer was snel over. Daar bleef een vervelend iets over, met name voor mijn broer. Ik heb alles voor hem gedaan. Ik kon dit niet voorkomen. Ik heb er met hem over gesproken. Wat had ik moeten doen? Had ik iets tegen Klepper moeten doen. Wat zou u doen?

Stempher: Ik ben nooit in die positie geweest, daar hoef ik gelukkig niet over nadenken. Maar als Gerard wordt ontvoerd, wordt het ook persoonlijk naar u toe. De vraag is: keek u toen anders tegen Endstra en Klepper aan? Zo niet, als dat het antwoord is, is het ook goed.

Holleeder: Ik heb tegen Klepper altijd hetzelfde aangekeken vanaf dat ik dat miljoen heb betaald. Hij kan zoveel zeggen, ik weet wat hij gedaan heeft. Ik ben weloverwogen met hem omgegaan, om problemen te voorkomen.

Stempher: Instrumenteel, u had hem nodig.

Holleeder: Ja.

 

Rechter: Over de liquidatie van Sam Klepper, in oktober 2000, heeft u gezegd dat Sam en John ruzie hadden Jocic. Magdi Barsoum en Jocic waren geript, Sam en John moesten 10 miljoen betalen. Ze hebben zich laten oppakken. John is daarna naar België verhuisd. Sam wilde niet betalen, John wel. Sam is geliquideerd en daarna heeft John alsnog betaald. Sam moest bij Barsoum komen.

Holleeder: Ze werkten zo: ze gingen nooit samen. Dat was altijd gescheiden. Als het iets zakelijks was, ging Johnny er alleen heen. John heeft Sam gebracht en toen is hij mij komen halen. “We gaan Sam ophalen.” Dat was de normale gang van zaken.

Rechter: Als je dit zo leest lijkt er een relatie tussen die problemen en dat u werd opgehaald.

Holleeder: Zo is dat niet. We gingen hem ophalen. Dat hij bij Barsoum zat, wist ik niet. Met de zaken van Sam en John, buiten Endstra, heb ik mij niet bemoeid. Nul. Dat was strikt gescheiden.

Rechter: U was op afroep voor hen beschikbaar.

Holleeder: Als ik tijd had reed ik er naar toe.

Rechter: Sam zei dat ze moesten betalen, John wilde dat, Sam niet. Op de dag van de liquidatie van Sam Klepper heeft u John bij Broodje RAI getroffen. U bent met John naar Moszkowicz gegaan, daar hoorde u van een liquidatie op het Gelderlandplein. Daar bent u naar toe gegaan en toen hoorde u dat het Sam was.

Holleeder: Ja.

Rechter: John hoorde dat Jocic erachter zat. Jocic had een man  gebeld vóór de liquidatie en gezegd: kijk maar op teletekst. Na de liquidatie had Jocic weer naar die man gebeld en gezegd: “Heb je ’t gezien?” Een paar dagen later hebt u John naar een gesprek met de CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid) gebracht. Er is een verificatie-onderzoek geweest en dan blijkt dat dit niet klopt.

Holleeder: Ik heb het gelezen, ik weet zeker dat ik hem daar naar toe heb gebracht. Ik weet niet of hij bij de CIE is geweest of bij de gewone politie. Ik heb staan wachten bij het hoofdbureau op de Elandsgracht, bij een café. Hij zei dat hij het erover had gehad.

Advocaat Janssen: Op dit thema staan nogal wat vragen open. U zegt: het klopt niet. Die conclusie zou ik nog niet trekken.

 

Rechter: Kunt u zich dit herinneren?

Holleeder: Op de avond zelf, toen we aankwamen, wilden we onder het lint door. De politie heeft ons meegenomen naar het bureau, dat is er tegenover, maar dat was maar twee tellen. Hij heeft toen wel even met iemand gesproken, maar waar ik het over heb, dat is op het hoofdbureau.

Rechter: Barsoum bemiddelde tussen Jocic en Mieremet.

Holleeder: Nee. Mieremet had gevraagd of ik naar Stanley Hillis wilde gaan om te vragen of die wilde bemiddelen. Ik had contact met Norbert Stok. Ik zei: “Ik geloof die Norbert Stok niet.” Toen heeft hij mensen naar Barsoum gestuurd. Die kwam met hetzelfde verhaal: dat hij moest betalen. Tegen Barsoum had hij gezegd: “Ik ben nu met Hillis bezig.” John heeft niet onderhandeld, dat was Hillis.

Rechter: U zou met Hillis meegaan naar Parijs om het geld te geven, toen heeft u een waarschuwing gekregen van Sonja om niet te gaan. Mieremet vond dat Sandra mee moest betalen, dat heeft ze ook gedaan.

Holleeder: Ja.

Rechter: Ze heeft eerst cash geld opgehaald, later van een buitenlandse rekening. Hillis heeft het geld aan Jocic gegeven, u heeft er niets van gehad.

Holleeder: Nee.

Rechter: U wist dat Sandra het deel van Sam aan Jocic heeft betaald. 5 miljoen mark. Dat ging via John, u en Hillis. Toen moest ze ook nog 4,5 miljoen betalen. Dat had ze gedaan, tegen uw advies in.

Holleeder: Ik had gezegd: dat moet je niet doen, ik zeg wel tegen Hillis dat jij je deel al betaald hebt. Mieremet was op het geld van Sandra uit.

Rechter: Wat vond u ervan dat ze het toch heeft gedaan?

Holleeder: Dat was haar keuze. Wat had ik anders moeten doen?

Rechter: Had zij een keuze?

Holleeder: Ik heb die keuze voorgesteld. Ik kan niet zeggen: je mag niet betalen.

Rechter: Ik die tijd ging het heel slecht tussen Sandra en Johnny.

Holleeder: Ja. Daarom heb ik ook gezegd: ik zou niet betalen, de kans dat je het niet terugkrijgt, is groot.

Rechter: De kans dat John haar iets zou aandoen, was er ook. Hij dreigde. Had ze een keuze?

Holleeder: In die context niet. Dat is haar ding geweest. Ik heb dat gezegd voordat hij haar is gaan bedreigen. Dat dreigen kwam pas later, toen kwam hij naar de Lexington toe.

Rechter: Had ze na de dreiging nog een keuze?

Holleeder: Nee, na de dreiging had ze geen keuze.

Rechter: U adviseert niet-betalen? Was die bedreiging dan niet te voorzien?

Holleeder: Het probleem met haar en Jocic was opgelost. Ik heb gezegd: ik zou niet betalen. Ik had tegen Jocic kunnen laten zeggen: “Sandra heeft haar deel betaald.” Ik was het er niet mee eens dat ze alles moest betalen. Na de dreiging bij Lexington heeft ze die keus gemaakt.

Rechter: Ze heeft ook nog een miljoen voor de beveiliging van Mieremet betaald. U had toen nog geen relatie met Sandra.

Holleeder: Klopt.

Rechter: Die 1 miljoen heeft Sandra aan u gegeven in de PC Hooftstraat en dat heeft u aan John gegeven.

Holleeder: Klopt.

Rechter: Over de aanslag op Klepper heeft u gezegd dat u dat erg vond, “laat mij er lekker buiten.” U heeft geprobeerd Johnny te helpen.

Holleeder: Ik had Johnny ook kunnen laten rotten.

Rechter: Ik zie een driehoek: u heeft geadviseerd aan Sandra. Dat kan botsen.

Holleeder: Toen nog niet, toen was het nog de bedoeling dat ze allebei de helft zouden betalen.

Rechter: Heeft u dat met John besproken?

Holleeder: Ik heb gezegd dat ik vond dat Sandra haar deel had betaald.

Rechter Somsen: Waarom heeft u hierover in Kolbak niet verklaard? Dan zegt u dat u er niks mee te maken heeft gehad.

Holleeder: Dat heb ik voor Sandra gedaan, omdat ze last kon krijgen met de Fiod. Het was niet mijn ding, ik had geen probleem met Jocic. Daarom heb ik het klein gehouden.

 

Officier van justitie Tammes: Klopt het nou dat ik u net heb horen zeggen: ik zou tegen Jocic laten zeggen dat ze al had betaald?

Holleeder: Ja.

Tammes: Waarom heeft u dat dan niet gedaan? Waarom heeft u dat niet tegen Jocic gezegd?

Holleeder: Ik had geen contact met Jocic.

Tammes: U kon het Hillis laten zeggen.

Holleeder: Ik heb het met Hillis besproken, die vond het ook belachelijk. Hij kon het zo aan Jocic zeggen.

Tammes: En waarom is dat dan niet gebeurd?

Holleeder: Omdat Sandra zelf wilde betalen. Zij wilde geen gezeur.

Lars: Dat advies: “Ik zou niet betalen.” U wist waar Sam en John toe in staat waren.

Holleeder: Sam was dood.

Stempher: Weet ik. Toen het u zelf overkwam, zei u: “Ik hoefde niet te weten of dat mislukte transport er wel of niet was, ik heb dat miljoen gewoon betaald, ik wilde geen bloedbad.” Kunt u mij eens uitleggen, in die context, waarom uw advies was om niet te betalen?

Holleeder: Het was nog vóór de bedreiging. Johnny had gezegd dat Sandra de helft moest betalen en hij de andere helft. Hij kon op dat moment niet bij zijn geld en daarom moest Sandra dat betalen.

Lars: U wist waar Mieremet toe in staat zou zijn.

Holleeder: Dat heeft er niks mee te maken, hij had toen nog niet gedreigd.

Stempher: Als je dan kijkt naar uw situatie…

Holleeder: Dat was in 1996, dit was vier jaar later. En nu was Sam er niet bij, hij was in zijn eentje. Ik heb het gewoon gezegd uit goede wil, ik heb Mieremet geholpen omdat hij mij dat vroeg, ik heb Sandra geholpen omdat zij er alleen voor stond.

Stempher: U dacht niet dat Sandra risico zou lopen?

Holleeder: Nee.

Stempher: Als ze dan in Lexington wordt bedreigd door Mieremet, heeft u toen uw advies aangepast?

Holleeder: Nee.

Stempher: Waarom niet?

Holleeder: Omdat ze resoluut zei dat ze ging betalen.

Stempher: Denkt u dat Jocic achter de aanslag op Klepper zat?

Holleeder: Ik dacht eerst van niet. Later heb ik van Mieremet gehoord dat het wel zo was, die had het uitgevogeld.

Stempher: Heeft u er onderzoek naar gedaan?

Stempher: Nee, maar mijn advocaat wel. Ik heb tegen hem gezegd: ik zou goed uitkijken met die Norbert, of dat wel klopt. Hij had die jongens naar Barsoum gestuurd.

Stempher: Had u contact met Johnny over of Jocic erachter zat?

Holleeder: Ik heb toch gezegd dat ik eraan twijfelde? Hij kwam zelf met het verhaal van Norbert. Die was naar het clubhuis gekomen, ze kenden elkaar, toen kwam Johnny: “Jocic zit erachter.” Ik heb dat later een beetje uitgezocht: kan het ook wat anders zijn? Hij heeft zelf beslist dat het wel zo was.

Stempher: U zegt: ik heb wat uitgezocht. Wat dan?

Holleeder: U heeft die tap toch gelezen? Ik heb het gevraagd aan mensen die het kunnen weten. Ik heb daar gevraagd wat ze ervan wisten, omdat ze uit de regio kwamen waar Jocic vertoefde. Dat was in Serajevo. Toen hebben die mensen gekeken en die zeiden: dat is helemaal niet zo.

Stempher: Met wie was u in Serajevo?

Holleeder: Met Paja.

Stempher: Mric. Zijn het dan de contacten van meneer Mric geweest die zeiden dat Jocic er niet achter zat?

Holleeder: Dat is daar gebeurd met wat eten en drinken, het is niet allemaal zo rechtlijnig. Ik heb tegen Johnny gezegd dat hun denken dat hij er niet achter zit. “Als ik jou was zou ik uitkijken met die Norbert.” Ik heb iedereen geholpen, aan het eind van de rit heb ik alleen maar gezeik. Ik heb er niks aan verdiend, ik hoef er ook geen geld van, maar ik heb het gezeur, alles wordt mij verweten. Ik vind het niet normaal hoor.

Janssen: We hebben hier een veelheid aan bewijsmiddelen, in taps, in getuigenverklaringen, we kunnen stap voor stap het hele traject onderbouwen, dat wil ik wel gezegd hebben.

 

Rechter: Over uw relatie met Sandra: u heeft haar leren kennen via Sam, toen ze zijn vrouw was. U verklaart: “Ze was weleens met Ria Eelzak in Broodjeszaak Anton in de PC Hooft, daar sprak ik af met Sam en John, dan zag ik haar ook. Ik zag haar ook weleens bij Maike thuis, die heeft haar een dag na de dood van Sam gezien. Ze kwam ook in het clubhuis van de Hells Angels.” U kreeg een relatie met haar doordat u af en toe op bezoek ging bij haar, op verzoek van Endstra of John Mieremet.

Holleeder: Of van haarzelf. Ze belde mij ook steeds of ik langs kon komen. Daar zijn tapgesprekken van.

Rechter: Toen kreeg u een relatie. U zegt: het is een knappe vrouw.

Holleeder: Gewoon aardig. Knappe vrouw.

Rechter: U zei: “Ik heb voor 2006 niet met haar samengewoond. Dat was ook vanwege haar kinderen.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: Ze maakte schoon bij u.

Holleeder: Waar ik met haar was, maakte ze schoon. Waar ik niet met haar was, maakte ze natuurlijk niet schoon.

Rechter: Ze had altijd een sleutel, behalve van de flat in IJmuiden. U heeft verklaard: “Toen ik vastzat in Kolbak pakte ze elk jaar een ton van mijn cash geld en vanaf 2002 gaf ik haar elke maand 6000 euro.”

Holleeder: Ja.

Rechter: U heeft verklaard dat Sandra altijd heeft geweten welke liquidaties Sam en John hebben gepleegd.

Holleeder: Het is eigenlijk een beetje flauw dat ik dat verklaard heb, maar het is wel waar. Ze heeft ook verteld over Van Essen, dat Sam en John dat hadden gedaan.

Holleeder: Ja. Het enige punt: ze had wel toegang met de sleutel in Amstelveen, Den Haag en Wassenaar.

Rechter: Niet van IJmuiden.

Holleeder: Nee.

Rechter: U heeft verklaard: het is niet waar dat ik Sandra’s geld van Endstra heb.

Holleeder: Nee, natuurlijk niet.

 

Rechter Wieland: ik ga met u de volgende onderwerpen bespreken: de tweede poging tot liquidatie van Cor, de liquidatie, de erfenis, de Achterdam en het goud. De tweede poging tot liquidatie was op 22 december 2000. U heeft daarover gezegd: wat Astrid en Sonja vertellen is niet waar.

Holleeder: Er zijn veel tapgesprekken. Er is een heel verhaal gemaakt, over de lamellen dat ze van mij daar wat mee moesten doen. Dat is gewoon flauwekul. Uit de tapgesprekken blijkt ook dat ik mijn familie helemaal niet bedreig. Ik heb mijn zus niet gevraagd of die lamellen zo moeten staan. Als ik Cor iets had willen aandoen, had ik gewoon met hem af kunnen spreken.

Rechter: Cor was vaak dronken, een moeilijk mens, en ook riep hij dat hij mensen zou laten vermoorden. U moest dan op allerlei mensen inpraten.

Holleeder: Hij bedoelt het ook echt niet zo, maar hij zei het over mij en over Sonja. Sonja had er veel moeite mee. Hij zei het ook tegen anderen, in de kroeg, en dan kwamen er mensen naar mij toe en dan legde ik het uit. Dat ze het niet serieus moesten nemen. Het was ook niet serieus.

Rechter: Is dat een verklaring voor die tweede aanslag?

Holleeder: Ik denk: Mieremet heeft gezegd dat hij het gedaan heeft, dus dan denk ik dat hij het heeft gedaan.

Rechter: U wilde niet steeds weten waar Cor was, u sprak hem nog wel na Citypeak.

Holleeder: Op een bepaald moment zijn we weer gaan afspreken. Ik heb hem gewaarschuwd dat ze hem iets aan wilden doen.

Rechter: U zegt: “Bij de verdeling van 1996 is niks misgegaan.” Daarna zag u hem minder vaak, meestal via Sonja.

Holleeder: Meestal was het een vaste afspraak. Als iemand niet kon, lieten we Sonja bellen.

Rechter: U maakte nooit telefonische afspraken?

Holleeder: Dat doe ik sowieso nooit, dat is een beetje mijn dingetje. Zo deed ik dat met Endstra, met Cor. Met Cor had ik geen telefonisch contact, dat kon een probleem zijn als het uitlekte, met Mieremet en Klepper.

Rechter: Dat begrijp ik.

Holleeder: Mieremet en Klepper kregen informatie van de politie. Dat zou uit kunnen komen.

Rechter: U kon Cor moeilijk vinden?

Holleeder: Ik kon hem wel vinden. Of hij was in Frankrijk bij de paardenkoersen of in het weekend bij Murk.

Rechter: Wat is Murk?

Holleeder: Een café in Utrecht waar al die gokkers zitten.

Rechter: Hoe vaak zag u elkaar?

Holleeder: Dat onthoud ik niet, dat schrijf je niet op.

Rechter: Bij de rechter-commissaris zei u: “Eens in de twee, drie maanden. Het was niet zakelijk, maar sociaal. Hij wilde weten hoe was met Mieremet en Klepper.” Wie begon daar dan over?

Holleeder: Dat weet ik niet.

Rechter: U zei: “Ik heb hem weleens gewaarschuwd voor Spic en Span. Dan hoorde ik dat ze wisten waar Cor was en dat Sam dan wegliep.”

Holleeder: Dat was één voorval. Er kwam iemand binnen die zei: “Ik weet waar-ie zit.” Dan liep Sam met die persoon weg. Die wilde dat niet bespreken waar ik bij was. Dat was voor mij voldoende om Cor te waarschuwen.

Rechter: Dat was wederzijds: Cor heeft u gewaarschuwd om niet naar Parijs te gaan, met Jocic. Wat deed Cor met die waarschuwing?

Holleeder: Als ik hem waarschuwde waar hij was, paste hij dat wel aan.

Rechter: De dood van Cor, uw contact met Sonja: u zag haar regelmatig.

Holleeder: Ze was mijn lievelingszusje.

Rechter: Weet u wanneer Cor en Sonja uit elkaar zijn gegaan?

Holleeder: Dat weet ik precies. Sonja heeft tot 1996 een heel naar leven gehad, daarna is Cor nog maar heel incidenteel thuis geweest. Vanaf toen had ze een rustiger leven. Wel contact, met Cor, maar veranderd. Ze spraken elkaar één keer in de week, over geld en zo. Naar gelang Cor tijd had.

Rechter: U sprak met Cor over geld voor Sonja?

Holleeder: Sonja stuurde mij naar Cor. In haar verklaring zegt ze dat ze later pas wist dat Cor een vriendinnetje had. Dat is niet waar, dat wist ze al. Ze vroeg: “Hoe gaat dan met mij? Krijgen wij ons geld nog?”

Rechter: Cor zegt: “Met Sonja heb ik het gehad, maar ik zal altijd voor de kinderen betalen.” Als hem iets zou overkomen, ging alles naar de kinderen. Had dat met die dreiging te maken?

Holleeder: Je weet dat er altijd wat kan gebeuren. Hij vroeg ook: “Als er met jou wat gebeurt?” Toen heb ik gezegd: “Dan mag jij het hebben.” Was een grapje.

Rechter: U zegt dat zijn familie, Jan Boellaard en Frans Meijer geld zouden krijgen.

Holleeder: De familie allemaal 100 ruggen en Jan en Frans 250. Hij zei tegen mij dat hij dit tegenover Sonja zou bevestigen. Ik weet niet heter dan dat hij dit gedaan heeft.

Rechter: Hij had een testament gemaakt.

Holleeder: Ja, maar daar staat niks in. Hij heeft tegen mij gezegd: de Achterdam is voor de kinderen, en de rest van de bezittingen. In dat testament staat niet wat ze zouden erven. Er staat alleen: “Alles wat van mij is, is voor de kinderen.”

Rechter: U weet dat een testament vóór mondelinge afspraken gaat. Zou dat een probleem zijn?

Holleeder: Achteraf wordt het anders gespeeld, ik ben er altijd vanuit gegaan dat Sonja de mondelinge afspraken gewoon na zou komen.

Rechter Mildner: Het idee is dan: de kinderen erven het, Sonja gaat het regelen.

Holleeder: Ja. Er staat ook niks in over de film, maar Cor heeft gezegd: “Ik wil die film niet.” Ik ga ervan uit dat zo’n mondelinge afspraak voldoende is.

Rechter: Francis was al meerderjarig.

Holleeder: Dat kan. Dat is het verschil tussen hoe ik denk en hoe u het zou regelen. Bij ons is de afspraak: als de kinderen het erven, heeft Sonja het beheer en zij regelt het voor de kinderen. Als Francis meerderjarig is, krijgt ze nog niet meteen de toezegging over het geld.

Officier van justitie Tammes: Is het weleens bij u opgekomen dat Cor er misschien anders over dacht? Er stond iets heel anders op papier: niemand een cent, behalve de kinderen. Dat is een heel ander verhaal dan wat u hier opdist.

Holleeder: Dat testament heeft hij gemaakt omdat hij wist dat Sam Klepper geliquideerd zou worden. Als veiligheid.

Tammes: Hoe wist hij dat dan?

Holleeder: Daar gaan we het later over hebben.

Tammes: Daar moet u even over nadenken?

Holleeder: Nee.

Tammes: Waarom zegt u het dan niet?

Holleeder: Waarom wel?

Tammes: Ik vraag u dat.

Holleeder: Cor wist dat die liquidatie zou komen.

Tammes: Hoe wist hij dat?

Holleeder: Cor hoorde bij de groep Jocic. Cor is gelieerd aan de groep Jocic.

Tammes: Daar leidt u dan uit af dat hij wist dat het om Sam Klepper zou gaan.

Holleeder: Anders had Cor niet heel gauw dat testament gemaakt en was hij niet naar Dubai gegaan. Ik ken Cor, die was niet van testamenten, hij heeft het gedaan omdat hij dacht dat er uit die hoek wat zou komen. Hij heeft dat later tegen mij gezegd, mevrouw Tammes.

Tammes: Meneer Holleeder, zullen we even voor de rest van al deze zittingen…

Holleeder: O ja: mevrouw de officier.

Tammes: Ja. Dank u.

Rechter Wieland: U vertelde nu meer dan net. Maar er was dus een aanleiding om dat testament te maken.

Holleeder: Ja. Hij was altijd tegen testamenten.

Rechter: Dan blijft toch staan dat alleen zijn kinderen erin staan.

Holleeder: Hij wist dat hij erop aangekeken zou worden. Als Klepper het zou overleven.

Rechter: Kan het zijn dat Cor eigenlijk iets anders wilde met zijn erfenis dan u dacht?

Holleeder: Nee. Dan had hij dat wel gezegd. Ik heb hem gesproken zes maanden voordat hij overleden is. Als dat veranderd zou zijn, had hij het wel gezegd.

Rechter: Heeft Cor u ooit verteld over dat testament?

Holleeder: Nee.

Rechter: Toen hij doodging kwam dat testament als een verrassing.

Holleeder: Ik had het in de wandelgangen van Sonja gehoord. In de Goudsnipzaak (dat was dus lang na de dood van Cor)

Rechter Wieland: Vertelde Sonja ook dat de wensen van Cor anders waren dan in het testament stond?

Holleeder: Nee.

Rechter: De 100.000 gulden naar de familie van Van Hout. Daar wist Sonja van? Was de relatie zo dat ze dat zou doen? Hoe was de relatie?

Holleeder: Die was goed. In die zin: normaal gesproken zou ze dat geven. Dat het allemaal anders is gelopen, weet ik nu pas. Zo ken ik Sonja niet. De Sonja die ik nu zie, is een heel andere dan die ik ken. Als Cor zegt: “Zo gaat het” en Sonja zegt: “Hij heeft het mij verteld” dan is dat voldoende. Zo hebben we altijd geleefd.

Rechter Mildner: Cor ging dood in 2003.

Holleeder: In de jaren daarna is er niet gesproken over een testament.

Rechter: U ging ervan uit dat Sonja betaald had.

Holleeder: Ja. Na 2003.

Rechter: In 2006 komt u vast te zitten. Wist u toen of er betaald was?

Holleeder: Ik dacht dat het betaald was.

Rechter: Wanneer kwam u erachter?

Holleeder: Toen ze zei dat het geld in beslag genomen was. Ik zat vast. Toen zei ze dat het geld niet aan Meijer en aan die moeder had gegeven. Van dat testament heb ik nooit geweten, daar heb ik het ook nooit met Cor over gehad.

Rechter: Wanneer kwam u daar achter?

Holleeder: In 2003. Op de dag van de moord is dezelfde dag de familie van Cor gekomen voor het geld van de erfenis. Sonja heeft tegen iedereen gezegd: er is een testament.

Rechter: Heeft u aan Sonja gevraagd wat erin stond?

Holleeder: Nee. Robbie Grifhorst had alles op zijn naam, maar het was van ons drieën. Zo hebben we altijd geleefd. Dat testament heeft hij misschien gemaakt zodat ze het niet zo makkelijk kunnen pikken. De Achterdam: daar stond alles op toonderaandelen. Als hij het had veranderd, had hij het wel gezegd. Hij hoefde niks te geven, het was zijn keus. Hij zei letterlijk: “Wim, als mij wat gebeurt, mijn familie krijgt allemaal 100.000, Frans en Jan 250.000, je weet: als Sonja het geld in haar zak heeft komt het er moeilijk uit, jij moet wel toezicht houden dat het gebeurt.” Sonja zei tegen mij dat ze het zou doen, daar vertrouwde ik blind op. Sonja zei in 2003 ook dat ze de Achterdam ging verkopen en dat ik mij er niet mee moest bemoeien. Dat heb ik ook niet gedaan.

Tammes: Ik hoor nu twee redenen: dat Klepper zou gaan en dat die aandelen aan toonder gepikt zouden kunnen worden.

Holleeder: Ik probeer uit te leggen hoe het werkt. U moet het niet door de war halen.

Tammes: Ik haal niets door de war. Ik hoor twee redenen opsommen.

Holleeder: U hoort wat u wil horen.

Tammes: Waarom heeft hij nou een testament gemaakt? Omdat hij wist dat Klepper zou gaan of om die aandelen?

Holleeder: Het ging om Klepper.

Tammes: Dat hele verhaal van aandelen toonder heeft u dus zelf verzonnen.

Holleeder: Dat heb ik zelf verzonnen. Dat is om het uit te leggen, maar dan zal ik niks meer uitleggen, als u dat makkelijker vindt.

Tammes: Het wordt een beetje verwarrend.

Holleeder: Het is niet zo verwarrend, mevrouw Tammes, het is heel simpel…

Tammes: Nog één keer, meneer Holleeder, ik wil niet met mijn naam genoemd worden.

Holleeder: Da’s waar ook.

Rechter Mildner: Er was een testament. U zegt: voor mij gold de mondelinge afspraak. Maar Cor kiest ervoor om naar een notaris te gaan. Dat is niet niks. Daar staat wat anders dan de mondelinge afspraak. Waarom?

Holleeder: Hij heeft heel snel dat testament gemaakt, het was een paar dagen voor die liquidatie, toen is hij gauw naar Dubai gegaan. Ik kan alleen maar denken hoe Cor denkt. Voor mij blijft die mondelinge afspraak staan. Ik weet zeker dat dat voor Cor ook zo was geweest. Dat hij zijn geld alleen aan zijn kinderen wilde geven en niet aan zijn moeder. Zijn moeder had niks. Sonja had alles. Ik begrijp dat het voor uw rechtbank moeilijk te begrijpen is. Ik weet honderd procent zeker dat Cor wilde dat zijn moeder geld kreeg en dat Frans en Jan geld kregen. Dat is wat we afspreken, het staat alleen niet op papier. Papier is niks waard. Met Grifhorst stond het ook op papier, maar het was niet van Grifhorst.

Rechter: Kwam het door de haast?

Holleeder: Nee. Er staat ook niet in het testament dat ze de Achterdam erven, en het huis in Nigtevecht, en het huis in Spanje. Alleen: al mijn bezittingen zijn voor de kinderen. Wij zijn mensen die dingen afspreken. Er staat niet wat er naar de kinderen gaat. Alleen het huis in Nigtevecht stond op zijn naam. Dan zouden ze alleen het huis in Nigtevecht erven, er staat verder niks op zijn naam. Dat huis zat een hypotheek op. Wat hebben ze daaraan?

Rechter: Wat heb je dan aan een testament?

Holleeder: Goeie vraag. Dat Sonja ermee kan zwabberen: zo is het. Als iemand doodgaat rennen ze er allemaal naar toe om wat te halen.

Rechter: Sonja wist van de afspraken van Cor?

Holleeder: Ja.

Rechter: Hoe kan dan dat Sonja tegen de familie Van Hout zegt: “Er is een testament, jullie krijgen niks. Alles is voor de kinderen.”

Holleeder: Zij wisten dat de Achterdam van Cor was. Als er staat: “Alles gaat naar de kinderen,” dan is het voor hun ook normaal dat alles naar de kinderen gaat. Maar er staat niks op papier, het enige dat Sonja eraan had: ermee zwaaien naar mensen die zeggen dat ze geld van Cor krijgen. Daar zal het voor opgemaakt zijn. Er staat niks in.

Rechter: Dat weet ik, daarom praten we er ook zo lang over. Waarom zegt Sonja niet: alles gaat naar de kinderen, maar jullie krijgen 100.000 gulden?

Holleeder: Dat is het punt. Vanaf dat moment ging Astrid het allemaal regelen. Sonja heeft die afspraak gemaakt, maar toen Cor was overleden heeft Astrid de leiding genomen en gezegd: niemand krijgt wat. Bassie Vermeulen was bij de liquidatie, hij werd gearresteerd omdat hij het wapen had. Op het bureau heeft hij gevraagd om zijn advocaat, maar dan komt Rob Meerman, de vriend van Astrid. Die komt hem vragen waar het geld van Cor is. Het is Astrid die gezegd heeft dat er niet betaald moest worden. Zij stuurde Rob Meerman er gewoon naar toe voor het geld. Daar zijn tapgesprekken van.

Lars: In het testament staat: al mijn bezittingen zijn voor de kinderen. Maar een zin als: 100.000 is voor die en die, dat had er wel bij gekund.

Holleeder: Ja, dat had gekund. Hij had er ook bij kunnen zetten: de Achterdam is van mij, die is ook voor de kinderen.

Stempher: Als Cor geliquideerd is, had de Achterdam middels aandelen aan toonder verkocht kunnen worden, van dat geld hadden Meijer, Boellaard en de familie betaald kunnen worden. Het frustreert u dat dat nooit gebeurd is.

Holleeder: Ik ben teleurgesteld in Sonja. Frans had recht op geld. Uit het dossier weten we dat hij om geld vraagt, maar hij had er ook recht op. Je hebt een juridisch verhaal en je iets wat niet op papier staat. Dat is hetzelfde als criminelen die geld geven aan mensen om wit te wassen, en die vergeten dat terug te betalen. Het was de wens van Cor, er was geld zat, ze had het gewoon kunnen geven. Het is niet omdat Sonja het regelde, maar omdat Astrid het regelde. Ik begrijp niet waarom u vindt dat hij dat van die 250.000 als enige in het testament had moeten zetten.

Stempher: Dan zou het voor die personen duidelijk zijn dat ze daar recht op hebben.

Holleeder: Maar de bezittingen staan er toch ook niet in. Alleen dat huis in Nigtevecht, maar dan moeten ze geld meebrengen.

Stempher: Dat niet-betalen van Sonja speelt later ook, na 2012. Ik hoorde u zeggen dat u best bereid om advies te geven, maar dat het uiteindelijk de keuze van de mensen zelf is. In dit geval was het de keuze van Sonja om wel of niet de laatste wil van Cor uit te voeren. Ze heeft er blijkbaar voor gekozen dat niet te doen. Dan houdt het toch op?

Holleeder: Dat is niet zoals ik Sonja ken. Ik heb me helemaal niet met de Achterdam bemoeid. Ik hoorde pas toen ik vastzat in Kolbak dat ze niet betaald had. Ze heeft mij gevraagd: bemoei je er niet mee, Astrid regelt het. Astrid heeft het zo geregeld dat niemand wat kreeg. Nog erger: Bassie Vermeulen reed in een autootje dat hij van Cor had gekregen, dat moesten ze terughebben. Ik heb gezegd: dat moet je teruggeven, die auto stond niet eens op Cor zijn naam. Die Astrid stuurt Rob Meerman – als Cor nog op de grond ligt in Amstelveen – al voor geld. Als dat in je hoofd komt, dan ben je er al eerder mee bezig geweest. Dat vind ik een schande. Zo erg zijn ze bezig geweest met dat geld.

Stempher: U zegt hier vandaag: ik ben erachter gekomen dat die betaling niet is gedaan en daarna heb ik het losgelaten.

Holleeder: U luistert gewoon niet! Kunnen we dat nog terugdraaien?

Stempher: Zullen we zeker doen.

Holleeder: Ik heb letterlijk gezegd… Ik ga het niet eens zeggen.

Janssen: Hij heeft gezegd: “Sonja heeft gezegd: Astrid gaat het regelen, ik heb mij er helemaal niet mee beziggehouden. Pas in de Kolbakzaak ben ik erachter gekomen dat er niet betaald was.”

Stempher: We spraken erover dat als meneer advies geeft en mensen daar niet naar luisteren en Sonja haar eigen keuze maakt, hij het dan niet loslaat.

Holleeder: Dat héb ik toch gedaan!

Stempher: Dan zullen we het daar later nog over hebben. Zeker weten.

 

Janssen: Dit verzandt in een semantische discussie. Meneer de officier kiest als formulering: je handen ervan afhalen. Dat impliceert dat die handen erop zitten. Die handen zaten er niet op. Ik zie het vaker gebeuren, we moeten erop beducht zijn dat we niet langs elkaar heen gaan praten.

Rechter: We zien het gebeuren.

Stempher: Wanneer heeft Cor u verteld dat hij wetenschap had van aanslag op Klepper?

Holleeder: Precies weet ik het niet. Het was niet vóór de aanslag op Klepper, wel vóór Cor.

Stempher: Vlak ervoor?

Holleeder: Daar ga ik me niet op vastpinnen, u probeert elk woord om te draaien, ik ken uw tactiek nou zo’n beetje. Het was na de liquidatie van Klepper en voor die van Cor. Je kan toch niet precies weten wanneer iemand iets gezegd heeft, dat slaat toch nergens op?

Stempher: Dat hangt er vanaf hoe vaak je contact heb.

Holleeder: Dat weet je toch niet, ik houd toch geen boekhouding bij.

Stempher: Bepaalde dingen weet u nog heel goed, sommige minder.

Rechter: Cor wordt in januari 2003 geliquideerd, u bent naar Sonja toegegaan, u maakt dan een wandeling in het Amsterdamse Bos.

Holleeder: Wanneer?

Rechter: Met Sonja en Astrid.

Holleeder: Over dat huis in Spanje.

Rechter: Ja.

Holleeder: Dat is onzin.

Rechter: Hoe is er over het huis in Spanje gesproken dan?

Holleeder: Helemaal niet.

Rechter: Volgens de verklaring moest Sonja het huis in Spanje opgeven om de schutters te betalen die Cor geliquideerd hebben. U zei: het lijkt mij onzin om eerst iemand te liquideren om dan te betalen.

Holleeder: Om dan te gaan zoeken om te betalen. Ja, dat lijkt mij onzin.

Rechter: Mij niet. De afgelopen dagen had u het over jullie wereld en een kwestie van goed vertrouwen.

Holleeder: Het lijkt mij sterk. Wat ik ervan denk, is het onzin. Dat huis in Spanje wilde ik niet hebben. Over dat huis hebben Astrid en Sonja zoveel leugens verteld. Het is gewoon onzin, het is echt niet gebeurd.

Rechter: Waarom zeggen ze dat dan?

Holleeder: Ze zeggen heel veel andere dingen, dat komt allemaal een beetje zo uit. Ik heb nooit met Sonja gesproken in het Amsterdamse Bos. Ik ben bij Sonja geweest de eerste dag. Toen heb ik niks gezegd. Toen moest Astrid ineens weg, die moest wat regelen. De tweede dag ben ik bij Sonja geweest, toen ging ze meteen over de rooie dat die familie voor de deur had gestaan, daar ging ze over tekeer. Ik ben de volgende dag teruggegaan en heb gevraagd: ‘Wat ga je doen met de Achterdam? Houd het wat het is, anders krijg je een probleem met de Fiod en justitie.” Ze zei: Astrid gaat het regelen. Ik heb gezegd dat ze dat niet kan. Ze zei: “Astrid regelt het, bemoei je er niet meer mee.” En dat heb ik niet gedaan.

Rechter: U zegt: ik zit ook niet achter de liquidatie van Cor.

Holleeder: Nee.

Rechter: U denkt dat Mieremet ervoor verantwoordelijk is.

Holleeder: Ja. Mieremet had na de liquidatie van Klepper een miljoen op het hoofd van Cor gezet. Hij wist dat Cor met Jocic omging.

Rechter: U zei: “Cor was teleurgesteld dat de eerste aanslag op Mieremet was mislukt, dat Mieremet dat had gehoord en dat dat voor hem een reden temeer was om Cor te laten liquideren.”

Holleeder: Nee, Cor heeft gezegd: “Dat is jammer.” Meer niet. Mieremet had een miljoen op het hoofd van Cor gezet en 10 miljoen voor Jocic, dat was overal bekend. Op een bepaald moment hebben ze elkaar gesproken in Volendam. Beiden hadden er geen vertrouwen in, als iemand zegt: “Het is over.” In mijn ogen: Mieremet had het al twee keer geprobeerd, ik denk: de derde keer ook.

Rechter: U had Cor een paar dagen voor zijn dood op straat gezien, hij was alleen.

Holleeder: Hij was niet alleen.

Rechter: U zegt: “Ik ging niet meer om met Mieremet, na het interview in De Telegraaf in 2002, ik had geen zicht op waar hij mee bezig was.” Had u het gevoel dat u er daarvoor wel zicht op had?

Holleeder: Toen ik met ze omging, had ik wel zicht op wat ze deden. Of ze met Cor bezig waren.

Rechter: Of ze een plan hadden hem te laten liquideren?

Holleeder: Ja.

Rechter: Hoe deed u dat dan?

Holleeder: Dat hoor je, dat zie je. Iemand die binnenkomt. Meer kan ik er ook niet aan doen.

Rechter Mildner: U kwam Cor tegen, toen zou hij hebben gezegd dat alles rustig was. Vroeg Cor daarnaar?

Holleeder: Hij zal erover gesproken hebben.

Rechter: Wie was erbij?

Holleeder: Die was er niet bij, die heeft staan wachten, ik heb met Cor een rondje gelopen.

Rechter: Is dat Ed Sweering?

Holleeder: Ja.

Rechter: Wilde Cor van u weten of het rustig was?

Holleeder: Het is moeilijk een gesprek te reproduceren zonder dat je de behoefte hebt om het te onthouden. Ik denk: “Hoe is het? Heb je nog wat gehoord?” En dat ik heb gezegd dat het rustig was.

Rechter: U zei: “De volgende dag hebben Sonja en ik een rondje gelopen bij haar huis.” U bent zo’n buitenmens?

Holleeder: Dat doe ik sowieso altijd, ook om even rustig te praten.

Rechter: Wat wordt er dan besproken?

Holleeder: Over de Achterdam.

Rechter: Waarom buiten?

Holleeder: Het hoeft niet altijd iets belangrijks te zijn. Ik ben graag buiten. Ik rijd altijd op een scootertje, ik ben altijd graag buiten.

Rechter: Maar het is ook handig als iemand iets niet mag horen.

Holleeder: Ja, dan hoef je je niet te beperken, als iemand wat wil zeggen.

Rechter: Wat moest er besproken worden?

Holleeder: Ik heb gezegd dat ze de Achterdam beter kan laten zoals het is.

Rechter: Alleen u en Sonja.

Holleeder: Ja.

Rechter: U zei: “Sonja zei dat Cor bezig was de Achterdam te verkopen. Dat verbaasde u, er kwam veel geld uit. Cor hoefde er niks voor te doen. De kip met gouden eieren. Sonja zei dat er 1 miljoen betaald was en dat er nog 9 miljoen zou komen.” In onze wereld is dat een koopcontract.

Holleeder: In mijn wereld is het pas geregeld als je alles betaald hebt.

Rechter: Dat is toch raar. Iemand zegt: de kip met gouden eieren is te koop. De ander zegt: ik geef je nu 1 miljoen, volgende week de andere 9.

Holleeder: Het is wat Sonja mij verteld heeft. Ik heb dat opgeschreven. Ik vond het ook raar. Het kan dat Cor een miljoen aangepakt heeft en dat het later verkocht zou worden, maar in mijn ogen is dat niet het geval, ik vond het ook raar.

Rechter: Wat ik niet snap is dat u denkt dat u dat nog terug kan draaien. Degene die al een miljoen heeft betaald voor die kip, zegt toch: hoepel op?

Holleeder: Dat was niet de discussie. Ze had ‘m al verkocht en Cor had al een miljoen gehad. Dat zei ze.

Rechter: Wat ik niet snap: u had haar geadviseerd alles bij oude te laten. Er waren alleen toonderaandelen. Dan denk ik: het is een hoerenkast, heb je dan toonderaandelen, bestaat dat?

Holleeder: Dat had Robbie Grifhorst in mekaar gezet. Het was geregistreerd op de Antillen.

Rechter: Sonja zegt: “Ik wil doorgaan met de verkoop.” U heeft gezegd: wel gewoon belasting betalen, anders gaat het fout.

Holleeder: Ik heb gezegd: je moet niet verkopen en als je het wel doet, moet je belasting betalen omdat justitie en fiscus erop zitten.

Rechter: Zou dit zich niet onttrekken aan justitie?

Holleeder: Dat denk ik niet. In Citypeak hebben ze ’t van Cor willen afpakken. Toen heeft Cor een deal gesloten met Teeven, dat-ie ’t mocht houden. Teeven had iets onrechtmatigs gedaan, daarom mocht hij het houden.

Rechter: U wist niet wie die toonderaandelen had?

Holleeder: Nee. Ik heb alleen gezegd: “Als er zoiets gebeurt als met Cor, justitie heeft er al die jaren achteraan gezeten en ze hebben geprobeerd hem te onteigenen in de Citypeak-zaak. Dat is niet gelukt, door Teeven, maar justitie wist dat Cor de Achterdam had, dus als hij komt te overlijden gaan ze meteen kijken.”

Rechter: Justitie wist dat het eigendom was van Cor?

Holleeder: Ja.

Rechter: Wat ik niet snap is dat u tegen Sonja zegt dat ze alleen die toonderaandelen moet verkopen.

Holleeder: Sonja zei: “Ik ga toch verkopen.” Toen heb ik gezegd: “Als je verkoopt, verander niks, laat iedereen er blijven werken, dan kun je de toonderaandelen verkopen, dan valt het niet op. Als je alles verandert, wordt het één drama.”

Rechter: Dat moeten we even op ons in laten werken. Sonja zei: “Astrid zou het regelen en aan Bertus Hassing verkopen. Ik zei dat Astrid daar geen verstand van had.” Hoe ver was Astrid met haar studie?

Holleeder: Ze was al advocaat.

Rechter: Dan is het toch geen probleem?

Holleeder: Je hebt goeie advocaten en slechte. Astrid was strafrechtadvocaat, ik dacht: “Dat ken ze niet.” Sonja zei: “Astrid gaat het verkopen,” ik heb gezegd: “Dat kan ze niet.”

Rechter: U zegt: “Ik heb met Rem, Martin Erkamps, geregeld dat de familie van Cor Sonja met rust zou laten.”

Holleeder: Sonja begon over Rem, ik heb gezegd: ik ga er wel even naar toe, ik heb tegen Rem gezegd: “Sonja heeft heel wat aan haar hoofd, Cor is net dood, jullie moeten haar met rust laten, jullie krijgen gewoon waar je recht op hebt, wat Cor wil dat je krijgt.”

Rechter: De familie van Cor staat daar aan de deur. De oude moeder staat met haar hand… Sonja heeft miljoenen in haar achterzak. En u zegt dat ze zich nog even op afstand moeten houden. Ze kon toch wel 100.000 gulden betalen?

Holleeder: Ze had dat miljoen niet, dat had Cor al gekregen. Zij zou 9 miljoen krijgen. Toen zijn die mensen aan de deur gekomen, daar was Sonja heel boos over.

Rechter: Hoe was de relatie tussen Sonja en familie van Cor? Vanmorgen zei u: die was best.

Holleeder: Sonja bracht het zo omdat Cor net dood was. U heeft volkomen gelijk: ze kan dat toch gewoon betalen. Als je 9 miljoen krijgt, je moet een miljoen weggeven, wat is het probleem. Ik weet dat Sonja wel had betaald, waarom moet je die mensen teleurstellen. Astrid heeft dat in elkaar gedraaid. Net zo goed als dat Bassie die auto terug moest geven. Astrid is alleen maar bezig à la minute met dat geld.

Rechter: De familie was wat te snel aan de deur.

Holleeder: Rem en Adje zijn er geweest. Thomas is ook aan de deur geweest.

Rechter: U zegt: “Ik heb niets uit de erfenis gekregen, dat hoefde ik ook niet, ik heb ook nooit gereageerd op verhalen dat ik achter de moord op Cor zat en dat ik de Achterdam had ingepikt, om Sonja te beschermen. Zolang ze boos op mij zijn, doen ze haar niks aan.” Wie zou haar iets willen aandoen?

Holleeder: Dat kan van alles zijn. Ruzie over een erfenis, er kan van alles gebeuren, dan kunnen ze Sonja in elkaar trappen. Het zijn geen lekkerdjes. Als iemand slecht over mij praat, ik ben al zoveel gewend, dat interesseert me echt niet. Als ik tegen iedereen had gezegd dat ik de Achterdam niet had, was het een ander verhaal geweest. In die opnames refereer ik daar aan, in dat gesprek tussen mij en Sonja, dat ik zeg: ik heb dat gezeik met die familie omdat jij dat geld niet gegeven hebt.

Rechter: Waarom verklaart Rem belastend over u?

Holleeder: Dat weet ik niet. Gisteren hadden we het over Witzenhausen, vandaag over Rob Meerman. Astrid is advocaat, die zet verklaringen in elkaar. Waarom Martin dat verklaart? Omdat-ie niet goed bij zijn hoofd is, het slaat nergens op.

Rechter: Ook de dingen die Thomas tegen Teeven heeft gezegd?

Holleeder: Thomas heeft tegen Teeven gezegd dat ik de Achterdam had. Na die verklaring van Thomas is er meteen een inval gedaan bij de boekhouder van de Achterdam. Iedereen dacht dat ik de erfenis had. Daar heb ik dat gezeur door.

Rechter: Wanneer hoorde u dat Thomas bij Teeven zat te praten?

Holleeder: Dat zag ik pas in het dossier, ik heb dat niet eerder geweten.

Rechter: Cor zei zes maanden voor zijn dood dat de Achterdam voor zijn kinderen was.

Holleeder: Hij zei tegen mij: “Als er met mij wat gebeurt, gaat de Achterdam naar de kinderen.” Hij zei niet: zorg dat het verkocht wordt.

Rechter: U praatte toen met Cor op verzoek van Sonja, omdat Cor een andere vrouw had. U zei: “Een paar dagen voor zijn dood heb ik hem nog gesproken.” Dan is er iets geks gebeurd. Kennelijk heeft hij niet met u gedeeld dat hij de Achterdam had verkocht.

Holleeder: Dat had-ie ook niet.

Rechter: Is er in de tussentijd dan iets gebeurd waardoor Sonja tegen u zegt: Cor heeft de Achterdam verkocht.

Holleeder: De ruzie is omdat ze liegt en ontkent. Ze zei: “Cor had de Achterdam al verkocht omdat jij al met hem bezig was.” Ze zijn gewoon door blijven liegen. Nu, achteraf, nu ze wel hebben verklaard dat ze de Achterdam nog hadden na de dood van Cor, is pas uitgekomen hoe het zit.

Rechter: U denkt dat Astrid meedeelt in het geld van de Achterdam. Hoeveel?

Holleeder: Ze hebben in totaal 9 miljoen gekregen.

Rechter: Hoeveel voor Astrid?

Holleeder: Dat weet ik niet, maar ze is niet voor niks bezig. Ze heeft hier haar kans in gezien. Ze heeft achter het geld van Cor aan gezeten en echt niet om het aan Sonja te geven. Dat maak ik ook op de ruzie over de film. Astrid heeft ineens aandelen in die film. Hoe komt ze daaraan? Ik ben ervan overtuigd dat ze ook aandelen heeft in de Achterdam. Ze is zich aan het verrijken. Ze heeft mij ook nog bestolen.

Rechter: U zegt: “Ik denk dat het om zwart geld gaat, ik weet niet waar het is.” Over het goud zegt u: “Ik wist niet dat er goud was na de dood van Cor.”

Holleeder: Ik wist wel dat hij goud had, maar hij zei dat hij dat verkocht had aan Muis, een heler.

Rechter: U zegt: “Astrid en Sonja hebben dat goud bedacht om het te kunnen verantwoorden in Goudsnip.” Uit het verificatie-onderzoek blijkt dat Ad van Hout verklaart dat hij in 2003 in opdracht van u in elkaar is geslagen door Hugo Broers. Dat goud lag bij hem thuis. Hij had een paar kilo aan Sonja gegeven en toen is het bij Wim terechtgekomen.

Holleeder: Mensen vertellen allemaal verhalen, ik heb alleen geweten dat er goud verkocht was. Ik heb met Sonja en Astrid gezeten, toen ze gezegd hebben: we gaan het zo in elkaar zetten. Kijk, Thomas is een heel aardige jongen. Hij stashte de drugs voor Cees Houtman. Thomas is geen crimineel, dat is gewoon een timmerman. Hugo Broers heeft gezegd: we rippen die boel. Er is niet gesproken over goud, ze wilden de stash van Cees Houtman hebben. Dat is ook verklaard.

Rechter: Ad verklaart dat Cor ruzie had gekregen met Van der Bijl, daarom had hij een jaar voor de liquidatie het goud in opdracht van Cor aan Sonja had gegeven. Dat wist u niet?

Holleeder: Ik twijfel daaraan, anders had ze het wel verteld.

Rechter: Het gaat om heel veel. 40 kilo goud.

Holleeder: Dat zegt-ie.

Rechter: Eerst had Ad 32 kilo en was er 8 kilo bij Van der Bijl. En vóór de liquidatie van Cor heeft Ad die 8 kilo van Van der Bijl gekregen.

Holleeder: Dat goud is er gewoon niet. Ik heb er zelf bij gezeten toen ze het verhaal over het goud hebben bedacht.

Rechter: Sonja had tegen u gezegd dat het goud verkocht was. Dat was niet zo, maar dat had ze gezegd om van u af te komen.

Holleeder: Ja.

Rechter: Over uw geld. Van het losgeld was 8 miljoen gulden over. Na de verdeling in 1996 kreeg u 11,5 miljoen, 8 miljoen heeft u bij Endstra ingelegd. Dat was een behoorlijk rendement. Van 2 miljoen in 1983 tot 11,5 miljoen.

Holleeder: Ja, we hebben goede zaken gedaan.

Rechter: 11,5 miljoen. Een deel ervan was verkregen doordat u geld had uitgeleend en met rente teruggekregen. Dat ging ook om drugs.

Holleeder: Ik doe niet in drugs, ik leen alleen geld.

Rechter: O, da’s grappig, zo kun je ’t ook zien. Als je drugs financiert, hou je je niet bezig met drugs, alleen met financiering.

Holleeder: Die mensen deden in drugs. Ik leende hun geld.

Rechter: Dan ben je toch ook bezig met drugs?

Holleeder: Nee. Ik moet mijn geld terug hebben, ook als het fout gaat. Als ik iemand geld leen, doe ik niet in drugs.

Rechter: Wat was er dan tegen dat Cor in drugs zat?

Holleeder: Als Cor gepakt was met drugs, was ik daarbij betrokken. Als ik iemand geld leen, zeg ik: “Ga je gang.” Als diegene wordt gepakt, dan ben ik mijn geld kwijt. Maar dan heb ik nog wel een vordering. Ik investeer niet in drugs.

Rechter: Af en toe hoor ik u Cruyffiaanse wijsheden verkondigen. Het is misschien morele kwestie. Ik zie uw wenkbrauwen fronsen. Als u iemand geld leent, wilt niet weten wat iemand ermee doet?

Holleeder: Ik wil je alleen geld lenen, ik wil zoveel terug.

Rechter: Na uw relatie met Sandra had u geld verstopt. Ook een bedrag bij Astrid. Dat durfde u wel aan?

Holleeder: Je moet het sowieso ergens leggen. Astrid was advocaat. Zwart geld kun je niet makkelijk leggen, dat is altijd een gok.

Rechter: U zegt: “Ik had ook legaal geld. Vóór 1996 verdiend op de Wallen. Maar ik kreeg ook sleutelgeld voor woningen die hij verhuurde. Dat was zwart. Ik had wit geld uit Naris, daarmee heb ik het seksmuseum gepacht en later als tussenpersoon van verbouwingen van woningen.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: U zegt: “Ik had met Astrid afgesproken dat zij de huur voor Sandra zou betalen, wat Sandra weerspreekt.” Waarom weerspreekt Sandra dat?

Holleeder: Het is heel gemakkelijk voor een advocaat om drie verklaringen in elkaar te zetten om iemand op te ruimen. Astrid heeft Sandra in haar kamp getrokken. Door de ruzie heb ik haar geen geld meer gegeven.

Rechter: Waarom zegt Sandra dat het niet waar is?

Holleeder: Omdat ze mij wil belasten.

Rechter: U zegt: “Sandra heeft tegen mij verklaard.” Waarom ontkent ze dat van die huur?

Holleeder: Ze ontkent ook dat ik haar 6000 per maand gaf. Het kan zijn omdat dat van Astrid moet, of omdat ze anders een nog groter fiscaal probleem heeft.

Rechter: We zullen het haar vragen als ze hier is. U zegt: “Ze pakte 100.000 euro per jaar, ze is een nagelstudio begonnen om ook wat wit geld te hebben. Toen dit begon had ik 1,4 miljoen bij Astrid staan.”

Rechter Mildner: Kan iemand anders weten waar uw geld was?

Holleeder: Bij mijn weten alleen Astrid en ik heb tegen Sandra gezegd dat het bij Astrid was. Sonja wist het ook. Verder niemand.

Rechter Wieland: Over de zaak Goudsnip: u heeft verklaard dat toen u vastzat voor Kolbak dat Astrid u gevraagd heeft te verklaren dat Cor zijn geld vooral met gokken verdiende. Maar het is niet waar, zegt u, als we zulke bedragen hadden gewonnen, hadden we daarvan het bewijs wel bewaard. Daar kan ik me wel wat bij voorstellen, dan had u legaal geld. Wit geld.

Holleeder: Ja.

Rechter: Cor gokte veel, hij verloor ook veel. Hij verdiende elke maand 75.000 gulden zwart met de Achterdam.

Holleeder: En daarnaast nog wit. Dat was een jaarlijkse opbrengst van ongeveer 2,8 miljoen. Thomas gaf elke maand 75 ruggen zwart.

Rechter: Over het beslag op het geld van de Achterdam zegt u: “Toen ik vastzat voor Kolbak was alles goed tussen Sonja en mij. Toen vertelde Sonja dat het geld van de Achterdam in beslag was genomen. En dat ze nooit geld aan Frans Meijer en Jan Boellaard en aan de familie van Cor had gegeven.”

Holleeder: Daar was Astrid bij.

Rechter: U verklaarde eerder: “Ze was alles kwijt. Ik vond het zielig voor Sonja. Ze kon van mij geld krijgen, ik had nog cash liggen van de verdeling van 1996.” In een latere verklaring zegt u: “Ik zag Astrid niet vaak. Later zei Astrid dat ze niks van de Achterdam wist. Ik denk dat ze het geld van de Achterdam hebben weggesluisd, maar ik weet niet waar naar toe.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: In 2017 zegt u over Goudsnip dat de gesprekken van Astrid met Johan Verhoek van belang zijn. De Hakkelaar. “Ze heeft heel lang een relatie met hem gehad, in ieder geval toen ik vrijkwam in 2012 was het nog zo en in 2014 heb ik haar auto bij hem voor de deur gezien. Astrid is niet de nette advocaat die ze pretendeert te zijn. Verhoek is van belang om te laten zien wie Astrid werkelijk is. Ze heeft zich dat gezeur met de Achterdam aangehaald om zichzelf te verrijken.” Dan wordt gevraagd of dat de waarheid is en dan zegt u: “Dat moet u aan Astrid vragen. Mijn verdediging ligt bij Astrid, niet bij Verhoek of Hassing of andere mensen.” U verwijst dan naar het Fiod-onderzoek. “Ik wil wel zeggen hoe het zit,” zegt u, “maar ik wil niets over Verhoek zeggen. Sonja heeft een dag na de dood van Cor gezegd dat Cor het al had verkocht aan Hassing. Dat was die mysterieuze koper. 1 miljoen was al betaald, 9 miljoen zou ze nog krijgen.” Kende u die Hassing?

Holleeder: Die kende ik. Van de paardenkoersen, met Cor. Ik ben weleens bij hem thuis geweest.

Rechter: U heeft niet gezegd: “Je hebt een miljoen aanbetaald, maar dat moet je terugdraaien, Sonja moet de Achterdam houden?”

Holleeder: Nee. Astrid beweert dat ik achter de Achterdam zit en dat ik Cor doodgeschoten heb omdat ik nog steeds achter de Achterdam aan zou zitten. Dus ik schiet Cor dood omdat ik de Achterdam wil hebben en dan gaat Astrid de volgende dag de Achterdam verkopen en dan zeggen ze: “We hebben de Achterdam niet.” Terwijl ik dan Cor vermoord moet hebben. Als ik Cor vermoord had, hoefde ik niet naar Astrid, dan kon ik gewoon naar de boekhouder gaan en zeggen: ik ben de eigenaar. Want het zijn gewoon aan-toonder-stukken. Ze kunnen wel allemaal verhalen in mekaar zetten, maar het slaat nergens op. Dan had ik Sonja ook niet hoeven adviseren om het zo te laten.

Rechter: Wie was de boekhouder?

Holleeder: Tangenberg.

Rechter: U zegt: “Ik wil met tapgesprekken aantonen dat Astrid er belang bij heeft Verhoek erbuiten te laten.” Wat bedoelt u daarmee?

Holleeder: Ik weet dat ze Verhoek erbuiten wilde laten bij het OM en dat ze niet vervolgd zouden worden.

Rechter: De deal van Sonja en justitie. In januari 2013 werd dat bekend. U zegt: “Ik zag water branden.”

Holleeder: Ja. Omdat Sonja mij verteld had dat alles weg was. Ik kende Sonja als iemand die altijd eerlijk was. Ik vond het een gekke leugen. Ik ben betrokken geweest bij verzinnen van het verhaal over het goud. Dan gaat ze tegen mij zeggen: “Ik heb het niet.” Ik probeer er doorheen te komen. De leugens worden steeds gekker. Dat is de Sonja die ik niet ken.

Rechter Mildner: Wat maakt het u uit? U heeft uw 11 miljoen.

Holleeder: Het maakt mij niks uit. Maar op het moment dat iemand die je heel goed kent allemaal gekke leugens gaat vertellen… Ik heb toch gelijk gehad, aan eind van de rit. Ik dacht elke keer: “Het klopt niet, Neus, je moet niet paranoia worden, het blijft wel je zuster.” Ik wilde weten waarom het niet klopte. Ik ben er toen niet achter gekomen dat ze valse verklaringen aan het afleggen waren. Het is nu toch uitgekomen dat het niet klopte.

Rechter: Wat stond er voor u op het spel?
Holleeder: Dat wist ik toch niet?

Rechter: En nu?

Holleeder: Mijn leven! Ze proberen mij levenslang aan te smeren! Het begint met die film en er komen steeds meer leugens bij. De deal met justitie, waar ben je mee bezig?

Rechter: Is het dan het principe dat ze niet tegen u mag liegen?

Holleeder: Als je gewend bent om met iemand om te gaan die nooit liegt en dan ineens wel.

Rechter: Er staat mij bij: het was toch Cor zijn geld?

Holleeder: Het ging om geld dat ze niet aan Meijer en Boellaard en de familie heeft gegeven.

Rechter: Wat kon er gebeuren met u of uw geld als ze tegen u zou liegen over de Achterdam?

Holleeder: Ik probeer erachter te komen waarom ze liegt. De ruzie ging alleen om de film. Als je een deal gesloten hebt van 1,1 miljoen is dat opmerkelijk en als je daar gekke leugens over gaat vertellen.

Rechter: Wat zou ze aan de politie kunnen vertellen?

Holleeder: Mensen kunnen liegen. Als je een deal sluit voor 1,1 miljoen, is de vraag: hoe krijg je zo’n deal? Daar staat iets tegenover. Toen ben ik gaan vragen, heb op mijn manier een beetje druk gelegd. Een beetje dreigen, een beetje doen, de leugens werden steeds gekker.

Rechter: Nu zegt u: ik had gelijk

Holleeder: Als ze zegt: “Het is mijn geld,” dat is het geld voor de familie van Cor. De familie van Cor wist dat Cor de Achterdam had. Die familie woont daar. Dat ik er niet achter gekomen ben, komt doordat ik mezelf steeds heb wijsgemaakt: het is wel mijn familie.

Rechter: U zei: “Ik weet niet wat ze aan de politie vertellen.”

Holleeder: Als zo’n deal wordt gesloten, vragen ze wat ze van mij weten. Als mijn zussie een deal sluit voor 1,1 miljoen en ze had nergens over gelogen, was er niks aan de hand. Het gaat mij niet om het geld. Mijn doel is: er wordt gelogen over die film, de leugens werden alleen maar gekker. Sonja zei: “Cor had het al verkocht, hij was bang van jou.” Dan denk ik: waar ben je mee bezig?

Rechter Wieland: Dit is de brug naar die ene tape waarmee u een bekende Nederlander bent geworden, voor zover u dat niet al was. Bij de Bergmankliniek. Daar bent u tekeergegaan. Omdat ze al die jaren tegen u gelogen had. Heeft u daarna nog contact met haar gehad?

Holleeder: Ik heb daarna wel met haar gesproken. Ik heb ruzie gehad omdat ze liegt. Natuurlijk heb ik geschreeuwd. Had ik misschien niet moeten doen, maar dat is het enige stukje dat ze eruit geknipt hebben. Er is iets wat niet klopt. Daarom gebruik ik een beetje dreigende taal, dat doe ik met anderen ook. Een beetje dreigen om te kijken waar het zit. Het was zo onredelijk, ik begrijp het nog niet. Ik heb dit niet verdiend.

Rechter: U bent emotioneel mens. Het lijkt me dat je eerder je emoties toont dan dat je iemand volkomen verrot scheldt.

Advocaat Janssen: Dat is ook emoties tonen.

Rechter: Toen werd u eigenlijk van een Bekende Nederlander een psychopaat, dat monster

Holleeder: Ik heb inderdaad geschreeuwd. Ik ben een simpele jongen uit de Jordaan. Mijn zusters schreeuwen ook. Ik heb geschreeuwd uit onmacht. Ik ben alleen blijven proberen. Sonja gaat het recht praten, toen ben ik boos geworden, dat is aan de hand van hoe dat loopt. Eerst heb ik het geprobeerd via Astrid, dat zij zou zeggen wat er aan de hand was. Dat ging niet. Toen heb ik dat gesprek met Sonja gehad. Ik heb dingen gezegd die ik niet had moeten zeggen, maar dat maakt me niet dat monster dat ze creëren. Als ik ruzie heb, ga ik schreeuwen, ik ben een jongen van de straat. Ik had nooit verwacht dat ze me iets zou aandoen. Ik heb alles voor haar gedaan, zij voor mij ook. Hetzelfde met Peter de Vries. Als je alle verklaringen op een rij zet, is er nog nooit een onvertogen woord geweest. Ik heb met hem nooit gesproken over liquidaties. In 2006 ga ik de gevangenis in. Er is niks aan de hand. Hij maakt een uitzending over Endstra. Het contact blijft goed. In 2012 kom ik eruit, nog niks aan de hand. Ineens heeft Astrid dingen gezegd en in februari 2013 gaat hij met ze naar het OM om valse verklaringen af te leggen. Hij zegt ’s avonds, na de zitting, bij RTL Boulevard dat hij mij niet heeft geconfronteerd: dat kon-ie niet, dan zou hij me dwingen om te zeggen van wie ik dat weet. Is ook gelul. Hij heeft Frans Meijer in Paraguay verraden. Cor heeft hem altijd gevraagd wie Frans verraden heeft. Dat heeft hij nooit gezegd. Waarom kan hij niet hetzelfde doen met de zusters? Dat zit mij ook dwars. Hoe ken dat nou, denk ik dan, iemand die altijd zo secuur is en iedereen aanspreekt over hoor en wederhoor. Als ik hem hoor op tv over andere journalisten, dat ze geen wederhoor toepassen, dan zie ik water branden. Het enige verhaal is dat ik in 2012 begon te morren dat ik die film niet wilde. Zou dat het zijn? Peter is ook een emotioneel mens, het kan zijn dat hij een verkeerde inschatting heeft gemaakt, dat hij Astrid echt heeft geloofd. Maar dan heeft hij nog een fout gemaakt door mij niet te confronteren. Als journalist of als vriend had mij op de hoogte moeten stellen van wat hij gehoord heeft. Dan had ik mij kunnen verdedigen. Dan was het misschien niet zo ver gekomen en was hij niet met hun meegegaan naar het OM. Astrid zegt dat ik een psychopaat ben, maar ik schreeuw. Astrid schreeuwt ook, ze heeft bij het OM de deur er bijna uitgetrapt omdat iets haar niet zinde. Ik heb Sonja nooit met één vinger aangeraakt. Ik heb wel geschreeuwd, maar ik heb haar niks aangedaan, tot de dag van vandaag hou ik nog van haar.

Rechter: Dat maakt u emotioneel.

(tijd stil, slokje water)

Rechter: Over Thomas zegt u: “In 2004 vroeg Sonja mij of ik Thomas wilde zeggen te stoppen met rond te vertellen dat Sonja een seksuele relatie met Peter de Vries had. Ik had Thomas sinds 1996 niet meer gezien. Sonja zei dat hij eigenaar van café De Hallen was en dat hij daar altijd tot zeven uur was. Ik ben gegaan, Thomas was daar, ik heb hem gevraagd of ik hem alleen kon spreken. Thomas zei dat hij het niet meer overal zou rondbazuinen. Hij vroeg mij haar te bellen en te vragen of zij ook naar De Hallen wilde komen, dan zou hij het zelf tegen haar zeggen. Sonja is gekomen met Francis.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: Dan denk ik: da’s óók raar!

Holleeder: Want?

Rechter: U gaat naar Thomas. Die zegt: “Ik zal het niet meer doen.” En: “Ik zal ook tegen Sonja zelf zeggen.” Dan wordt Sonja die kant op getrommeld en die komt dan om Thomas te horen zeggen: “Ik zal niet meer zeggen dat je een relatie hebt met Peter de Vries.” Ik zou er mijn bed niet voor uitkomen. Leg dat eens uit, ik snap dat niet.

Holleeder: Sonja heeft mij ernaar toe gestuurd. Thomas praat slecht over andere mensen, dat doet hij zijn hele leven. Thomas zegt: “Ik heb Sonja al heel lang niet meer gezien, bel haar even, ik wil het haar zelf ook zeggen.”

Rechter: Dat vond ze de moeite waard.

Holleeder: Als ik tegen Sonja zeg: kom even naar de Nieuwmarkt, dan komt ze ook.

Rechter: U zegt: kom even. En dan komt ze. Dan zegt ze niet: ik geloof het zo ook wel?

Holleeder: Zo ben ik altijd met Sonja omgegaan. Kom even naar de Achterdam, of: rij even naar de benzinepomp, dan komt ze er gewoon aan. Daar was niks vreemd aan.

Rechter: U zegt: “Ondertussen was Cees Houtman ook gekomen. Ik kende hem vanuit Spanje, van de Houtmangroep, we hebben gezellig gesproken.” Wij hadden het idee dat Cees Houtman en Thomas van der Bijl het helemaal niet zo gezellig meer vonden met u.

Holleeder: Dat is niet waar. Sjors (van Kleef) had ruzie gekregen met Cees. Cees heeft mij gevraagd om aan Sjors te vragen: als hij betaald had, dat hij niet nog een keer weer gaat beginnen. Heb ik Sjors gevraagd, die zei: geen enkel probleem. Later heeft Mieremet iedereen opgestookt dat ik erachter zat.

Rechter: U zegt: “Sonja is vrij snel weggegaan, ik ben nog een paar uur blijven hangen. Het is dus niet zo dat Sonja moest komen om tegen Thomas te zeggen dat ik geen geld van de Achterdam had.” Wat mij eerlijk gezegd op het eerste gezicht veel logischer lijkt.

Holleeder: Als dat waar was, zou Thomas toch niet bij Teeven hebben gezegd dat ik de Achterdam had?

Rechter: U zegt: “Die verklaring van Sonja is onzin. Veel mensen dachten dat ik de Achterdam naar me toe had getrokken.” Dat bevestigt toch het verhaal van Sonja?

Holleeder: Nee. Dan had Thomas toch tegen Teeven gezegd: hij heeft de Achterdam niet.

Rechter: U zegt: “Ik dacht dat het verhaal over de Achterdam van familie van Cor kwam omdat ze ontevreden waren over de erfenis.”

Holleeder: Ik zou Thomas hebben vermoord omdat hij gezegd zou hebben dat ik de Achterdam had. Thomas heeft verklaard dat ik achter de moord op Cor zat omdat ik de Achterdam heb afgepikt. Wat er niet in staat – maar dat is in 2009 uitgeluisterd in hoger beroep, dat had Teeven eraf geknipt, net als hij met Peter Petersen gedaan had – dan zegt de verbalisant tegen Thomas: “Waarom zit Willem achter de moord op Cor?” Thomas zegt: “Ik denk omdat hij de Achterdam heeft ingepikt.” Waarom zal ik me daar druk over maken? Ik heb het niet eens gehoord. Daarom heb tegen Sonja gezegd: “Ik heb alleen maar ellende van jou.” Dat gaat alleen maar om die familie en de Achterdam. Thomas heeft alleen gezegd dat hij denkt dat ik de Achterdam heb. Daarom ga ik hem vermoorden? Dat lijkt me sterk.

Rechter: Thomas ging weleens met u naar Frankrijk, en naar Hillis? U ging met Hillis om?

Holleeder: Nee. Cor zei tegen mij: “Ga bij De Allesweter langs en ga bij Hillis langs.” Ik heb Thomas meegenomen naar Hillis omdat we ook wat moesten bespreken over de Achterdam, hij is een paar dagen met mij meegereden. Thomas is een hele lieve jongen, hij had alleen een giftige tong. Ik wist niet dat hij met Teeven sprak. Er is niks naar mij toe gekomen dat Thomas mij zou willen vermoorden. Dat slaat nergens op.

Rechter Somsen: Over het geld van Sandra bij Endstra. Een half jaar na de dood van Sam is er nog gesproken over geld dat ze nog tegoed had van Endstra. Dat was uw taak: de bewaker van de bank. Endstra had gezegd dat ze 7 miljoen zou krijgen. “Sandra noch ik hebben dat geld ooit gekregen.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: U zegt: “Ik weet niet of ik toen al een relatie met Sandra had. Later, toen we wel een relatie hadden, vertelde ze over haar geld in Liechtenstein.”

Holleeder: Dat was wel véél later, hoor. Toen ze dat ging halen met Hillis.

Rechter: Over die 7 miljoen zei Endstra dat hij er tijd voor zou nemen, hij kon haar alleen maar wit betalen.

Holleeder: De mensen zaten allemaal op wit geld te wachten.

Rechter: Na het interview in De Telegraaf zegt Endstra dat het goed komt. Dat blijft verbazen.

Holleeder: Als Endstra niet gesloopt was, was het goed gekomen. Hij had geld genoeg om het op te lossen. Dat risico heb ik genomen toen ik met hem in zee ging, Het is extreem uit de hand gelopen door dat artikel. Als Mieremet Van den Heuvel niet had kunnen gebruiken om dat geld af te persen bij Endstra, was dit niet gebeurd. Nu werden er rekeningen opgezegd, iedereen wilde zijn geld terug, het was één drama.

Rechter: U zegt regelmatig: als dit niet was gebeurd. Nu noemt u het artikel. Daarna kreeg Endstra het zwaar. Daar was u toch bij? U zag dat er problemen ontstonden.

Holleeder: Ja. Het probleem tussen Mieremet en Endstra was wel opgelost geworden. Endstra was rijk zat, maar dat artikel heeft zoveel schade aangericht, toen werd de boel onzeker. De krant is daar onderdeel van geweest. Als dat niet was gebeurd, had je een heel ander verhaal gehad. Mieremet probeerde Endstra kapot te maken. Dat artikel is de doodsteek geweest voor Endstra.

Rechter: Zijn reputatie in de nette wereld, daar ging het om.

Holleeder: Ook in de onderwereld. Hillis heeft in een heel vroeg stadium geld aan Endstra gegeven. In dezelfde tijd als Van Essen. Tien miljoen. Toen kwam dat verhaal in de krant. Hillis heeft tegen Endstra gezegd, daar ben ik bij geweest, dat was die ontmoeting met die ijsmuts, toen heeft Hillis gezegd: “Je hebt het moeilijk, de groep wil die 10 miljoen terug, het hoeft niet met winst, dat kan later.” Niet alleen de bovenwereld wilde geld terug, ook die boeven.

Rechter: U verklaarde u dat er een gesprek was tussen Sandra en Wim. Sandra heeft gezegd dat ze geld tegoed had van haar man. 7 miljoen. Maar daar heeft u zich niet mee bemoeid.

Holleeder: Nee. Het eerste wat Endstra ging doen was Mieremet betalen, die was het lastigst. In mijn achterhoofd wist ik dat het een moeilijk verhaal zou worden. Endstra heeft teveel naar de pijpen van Mieremet moeten dansen.

Rechter: U bent veroordeeld voor afpersing van Endstra. U zegt dat u dat niet heeft gedaan.

Holleeder: Dat heb ik ook niet gedaan.

Rechter: U bent er wel voor veroordeeld.

Holleeder: Ja. Dat kan gebeuren.

Rechter: Endstra werd geliquideerd. U zegt: “Op de dag van de liquidatie heeft Sonja mij gebeld, ik reed bij Utrecht, ik heb haar gevraagd naar de carpoolplaats bij Abcoude te komen.” Waarom?

Holleeder: Ik heb met haar gesproken, ik heb me door haar af laten zetten in Zuid. Ze begon door de telefoon over Endstra, toen heb ik gezegd: we zijn bijna daar.

Rechter: Waarom op die plek?

Holleeder: Ik kwam vanuit het buitenland, Sonja woont daar vlakbij, dus dat was makkelijk.

Rechter: Waarom rijdt u niet naar haar toe?

Holleeder: Als ik Sonja wilde spreken was het altijd: “Kom even naar die pomp.” Dat ging altijd zo.

Rechter: Dat roept vragen op. Waarom?

Holleeder: Zo doen we dat altijd. Dat kan iets onbenulligs zijn. Zo spreek ik met iedereen af. Daar is niks geheimzinnigs aan. Als ik met Astrid afspreek, is het ook: “Loop even naar beneden.” Dan hoef ik de auto niet parkeren. Als ik met de scooter in de stad ben, rijd ik er gewoon naar toe. Met de auto ben je een half uur of drie kwartier bezig.

Rechter: Dan nog roept het vragen op: waarom?

Holleeder: Om alles. Om een videoband. Of om wat te vragen. Dat doe ik met alles.

Rechter: U heeft haar kort gesproken en ze heeft u meegenomen naar Amsterdam. Wat deed u met uw eigen auto?

Holleeder: Ik was met een vriendin, die is doorgereden, ik ben bij Sonja ingestapt.

Rechter: U heeft niet gezegd: “Het was hij of ik.” U bent naar Haico Endstra geweest, en naar Trix (zus van Haico) en naar IJmuiden. Wilde Haico de deur niet opendoen?

Holleeder: Ja, dat heeft hij later verklaard.

Rechter: Toen heeft u later een afspraak gemaakt.

Holleeder: Bij Jan Tabak in Bussum. Hij heeft gezegd: de familie stelt op prijs dat ze geen contact meer wilden. Ik heb gezegd: dat is goed.

Rechter: Waarom wilde u dat contact?

Holleeder: Of ik iets kon doen. Hij wist niks, ik ook niet, de familie wilde rust. Ze wilden met niemand contact.

Rechter: Wat wilde u van Haico?

Holleeder: Of hij iets wist, waarom het gebeurd was.

Rechter: Hoe vond u het dat ze geen contact meer wilden?

Holleeder: Vervelend. Maar dat vind ik een normale reactie, die mensen zijn over hun toeren. Als er iemand doodgeschoten is, heb je er recht op om met rust te worden gelaten. Dat iemand als Astrid op dezelfde dag geld gaat halen, dát snap ik niet.

Rechter: U heeft geprobeerd uit te zoeken wie er achter de moord zat, maar dat is niet gelukt. U zegt: “Als ik naast hem had gelopen, had ik ernaast gelegen.”

Holleeder: In verband met het geld. Het gaat altijd om geld met die moorden. Tenzij het passioneel is.

Rechter Wieland: We zetten er een punt achter, maandag gaan we verder.

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 166