Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all articles
Browse latest Browse all 166

Holleederproces: dag 4

$
0
0

Verslag van het verhoor van Willem Holleeder, in de Bunker in Osdorp, van dinsdag 13 februari. Dit is de vierde dag. Het begon maandag 5 februari;  donderdag 8 was de tweede zitting, vrijdag 9 februari was de derde, dinsdag 13 februari de vierde.

Voorzitter van de rechtbank is Frank Wieland, de officieren van justitie zijn Lars Stempher en Sabine Tammes. Er zijn twee andere rechters: Benedicte Mildner en Margo Somsen. De advocaten zijn Sander Janssen en Robert Malewicz.

De ondervraging is aan de hand van de verklaring die Holleeder op advies van een rechter tijdens een vorig proces heeft opgeschreven: zijn verhaal. Een handgeschreven verklaring van 127 A4’tjes. Daar heeft een hele tijd een embargo op gezeten. Toen dat eraf was, heeft de recherche een verificatieonderzoek gedaan, om na te gaan of bepaalde beweringen die Holleeder hier doet, kunnen kloppen. 

De ondervraging wordt gedaan door Benedicte Mildner.

Rechter: Op dinsdag 26 februari 2002 is de eerste poging tot liquidatie van John Mieremet, bij het kantoor van advocaat Hingst. U zegt: “Na het interview in De Telegraaf had ik geen contact meer met Mieremet.” Daarvoor zag u hem al minder omdat hij was ondergedoken in Duitsland. U sprak weleens met hem af in Keulen. Hij was ook veel in België?

Holleeder: Vóór de poging was hij vaak in Duitsland, hij was steeds mobiel, na de moord op Klepper (oktober 2000). Hij was op de vlucht.

Rechter: Die ochtend kwam hij uit België.

Holleeder: Zou best kunnen.

Rechter: U had hem nog gesproken.

Holleeder: Hij belde. Hij vroeg wat ik ging doen. Ik zei: niks. Hij zei dat hij niet kwam.

Rechter: Had u nou een telefoon of niet?

Holleeder: Ik had meerdere telefoons. Ik maakte met bepaalde mensen vaste afspraken, daar hoorde hij niet bij. Hij kon mij gewoon bellen.

Rechter: In Kolbak zegt u: ik had geen telefoon.

Holleeder: Hij kan me toch niet bellen als ik geen telefoon heb?

Rechter: Hij zou niet naar Amsterdam komen. Ria belde.

Holleeder: Ik weet niet precies wie me belde, ik heb contact gehad met Ria.

Rechter: Zij belde u?

Holleeder: Ik heb gewoon normaal contact gehad met Ria en hem via Ria nog aan lijn gehad toen hij in PEN-ziekenhuis (penitentiair ziekenhuis in Scheveningen) lag. Tot aan dat moment in De Lucht, de brief met Sandra, waarin stond wat zij nog tegoed had. Maar er waren nog andere verhalen. Ook dat Magdi Barsoum erachter zat. Daarna heb ik een afspraak gemaakt met Johnny. Hij bleef in de auto zitten en zwaaide met die brief van Jan Guyt (Jan Guyt was de boekhouder van Sam Klepper). Hij zei: “Zit jij er soms achter?” Vanaf dat moment heb ik hem niet meer gezien. Ik heb Ria nog wel een keer gezien, voor de rest heb ik geen contact meer gehad.

Rechter: Op de dag van de aanslag bent u met Ria naar het ziekenhuis gegaan. U had contact met Ria over dat Mieremet naar het PEN-ziekenhuis ging.

Holleeder: Dat heeft Bram Moszkowicz geregeld.

Rechter: Vond u dat vervelend?

Holleeder: Nee, dat was goed voor zijn veiligheid. Prima. Ik heb met Bram geregeld dat Ria op bezoek kon komen. Ik zeg nog tegen Ria: dat moet hij zeker doen, voor zijn veiligheid.

Rechter: Sandra zegt dat zij bij u komt in Amstelveen en dat u “boos en dronken” bent. U zegt: “Onzin, ik ben niet gaan drinken, ik moest super-alert zijn in verband met investeringen.”

Holleeder: Bij een aanslag wordt iemand die slachtoffer is ook onder de loupe genomen.

Rechter: Ria zat toch gewoon in een bedrijf?

Holleeder: Als ze er echt op gaan zitten, wordt het toch een ander verhaal. Je weet ook niet wat Mieremet opgeschreven heeft. Hij schreef altijd alles op.

Rechter: Waarvoor was dat dan slecht?

Holleeder: Dat er een probleem zou komen met Endstra. Mijn geld zat ook bij Endstra en ik zorgde voor Endstra.

Rechter: U had niet gedronken, u zegt: “Ik drink alleen als ik ga stappen en Sandra hoefde mij geen eten brengen.” Gebeurde dat vaker?

Holleeder: Ik eet eigenlijk altijd buiten de deur. Dat eten brengen is onzin. Ook dat ze eten moest brengen toen Cor was doodgeschoten, om vijf of zes uur. Dat slaat helemaal nergens op. Ik eet altijd buiten de deur. Ik eet bijna nooit thuis. Stukkie kaas uit de ijskast.

Rechter: Misschien dat u deze dag dacht: laat ik even niet in een restaurant gaan zitten?

Holleeder: Nee.

Rechter: Waarom niet?

Holleeder: Ik ben gewoon in de weer geweest met Ria. Het is onzin. Ik begrijp het wel: dat moet ze zeggen van Astrid.

Rechter: U dacht niet: deze dag blijf ik binnen, er komt misschien iets dat op mij gericht is.

Holleeder: Nee, ik ren er nooit voor weg.

Rechter: Met Sam Klepper wel.

Holleeder: Nee, Mieremet is binnen gebleven. Ik ben gewoon op straat gebleven. Na de eerste aanslag op Cor in de Deurloostraat bleef ik ook op straat, ik doe gewoon wat ik wil. U ziet toch dat ik contact heb gehad met Ria?

Rechter: U heeft niet zoiets gezegd als: “Ik snap het niet, het was zo goed gepland.” Wat Sandra zegt.

Holleeder: Echt onzin. Ik wist ook niet dat hij naar Amsterdam kwam. Dat is weer zo’n leugen, dat is absoluut niet waar.

Rechter: Wat deed hij bij Hingst?
Holleeder: Die was van iedereen advocaat. Barsoum, Hillis, Mink. Niet van mij.

Rechter: Waarom was hij aantrekkelijk als advocaat?

Holleeder: Weet ik niet. Daar kun je van alles bij bedenken. Er zijn wel meer advocaten als Hingst.

Rechter: Ik mag hopen van niet.

Holleeder: Jan Femer kwam er ook; Jocic ook. Ik had mijn eigen advocaat: Bram Moszkowicz

Rechter: De ontmoeting in De Lucht. Was Sjors Kool (neef van Sam Klepper) daar ook met Ria?

Holleeder: Volgens mij was Ria alleen. Zij kwam altijd alleen. Het is misschien een beetje onhandig en stom geweest met die brief, ik heb daar geen kwaad in gezien, die opstelling lag al klaar.

Rechter: Mieremet lag in het ziekenhuis

Holleeder: De timing was misschien achteraf verkeerd, op dat moment heb ik daar niet aan gedacht, Jan Guyt was gewoon hun fiscalist.

Rechter: U heeft voor Sandra die afspraak gemaakt en niet gedacht: misschien staat zijn hoofd wel ergens anders naar.

Holleeder: Jan Guyt zei: Johnny ligt ook zijn bed te rekenen.

Rechter: Had u Mieremet nog gebeld?

Holleeder: Ik heb gewoon Ria gebeld, zoals ik wel vaker deed.

Rechter: Je had ook even kunnen wachten.

Holleeder: Achteraf is dat zo. Ik heb er niet bij stilgestaan dat het zo’n impact zou hebben.

Rechter: Heeft u het hier nog met Sandra over gehad?

Holleeder: Sandra wilde het wel, die wilde haar geld hebben, er was al spanning tussen Sandra en Mieremet. Jan Guyt is fiscalist, hij zei: “Hij moet het toch wel weten. Als Johnny doodziek is, zit hij nog te rekenen.” Hij heeft mij later met die brief geconfronteerd: wat is dat?

Officier van justitie Tammes: U zegt: “Sandra wilde het ook.” Heeft u het met haar besproken?

Holleeder: Wat?

Tammes: Of u haar die brief zou geven.

Holleeder: Sandra is erbij geweest bij Guyt. Die weet er alles van.

Tammes: Wat heeft Sandra daarover gezegd?

Holleeder: Niks over de timing.

Tammes: Dat vond Sandra ook.

Holleeder: Ze heeft niet gezegd dat ik het niet moest doen. Het is niet mijn geld.

Tammes: Dat verbaast mij.

Holleeder: Waarom?

Tammes: Dat u er zo achteraan zit.

Holleeder: Ik probeer altijd iedereen te helpen.

Tammes: Met geld in ieder geval.

Holleeder: Hoe bedoelt u?

Tammes: Dat u probeert dat geld te krijgen.

Holleeder: Ik? Waar haalt u dat vandaan?

Tammes: Ik zei dat ik verder geen vragen had.

Holleeder: Ik had een vraag aan u.

Tammes: Ik hoef hier niet de vragen te beantwoorden.

Rechter: Had het niet even kunnen wachten?

Holleeder: Achteraf wel. Of dan had ik naar het ziekenhuis moeten gaan, maar Ria was degene die de zaken deed, Ria had alles op haar naam. Voor hetzelfde geld was het geen verkeerde timing geweest. Ik ben niet voor mijn eigen geld gegaan. Het was het geld van Sandra.

Rechter: In Kolbak komt het ook aan de orde. Over het verhaal met Mieremet en dat Sandra bij Ria op bezoek is geweest, over 90 miljoen. U zegt dan: daar weet ik niks van.

Holleeder: 90 miljoen, daar weet ik niks van. Ik heb inderdaad gezegd dat ik met Goudsnip en Hillis rekening heb gehouden. Als ik het zou zeggen van die 90 miljoen, had ze daar ook nog een aanslag op gekregen.

Rechter: U zegt: “Ik wilde het geld van Sandra beschermen.”

Holleeder: Niet beschermen, want ze heeft het niet gehad, ik heb er rekening mee gehouden dat ze niet achteraf een aanslag zou krijgen. Wat voor Sonja gold in Goudsnip, geldt voor haar in de Fiod-zaak.

Officier van justitie Stempher: U zegt: de verklaring van Sandra over hoe u was kort na de mislukte poging op Mieremet, klopt niet, ik moest super-alert zijn. Waaruit bestond dat?

Holleeder: Dat ik niet dronken ben.

Stempher: Waaruit bleek dat u super-alert was? Alert op wat?

Holleeder: Alert op wat er gaat gebeuren. Ik sprak met Ria af.

Stempher: Er kon van alles gaan spelen. Wat dan?

Holleeder: Op het feit dat als er wat gaat gebeuren, dat Endstra niet geraakt zou worden. Ik zal een voorbeeld geven. Toen Mieremet een keer was aangehouden ben ik bij Ria geweest en hebben we samen het kantoor van Mieremet uitgespit en alle stukken die betrekking hadden op Endstra verbrand in de bak van de manege. Ik kan me niet precies alles herinneren. Ik weet wel dat ik niet thuis ben geweest met Sandra om te eten, ik eet altijd buiten de deur. Ik ga ook zelf alleen bij Dynasty zitten of bij Le Garage en ik zit niet achter de poging op Mieremet.

Lars: U weet niet hoe die avond is gelopen. U vult in: ik ging eigenlijk nooit thuis eten.

Holleeder: Ik zit niet achter de poging op Mieremet, dat is alleen al genoeg. Ik heb het niet met Sandra besproken.

Stempher: U weet niet hoe het die avond gegaan is, wel dat het niet zo is. U bent vrij stellig.

Holleeder: Ik kan stellig zijn omdat ik niet achter die poging zit. Ik ga helemaal niet thuis eten. Een stukkie kaas als ik heel laat thuis ben.

Stempher: U gaf net aan dat u bij De Lucht de brief van Jan Guyt aan Ria heeft gegeven. U zegt: “Ria had de zaken op haar naam staan.” Het was toch Johnny die erover besliste, het waren toch Johnny zijn centen en zaken?

Holleeder: Toen Johnny vastzat op verdenking van het schieten op Cor, toen heb ik de zaken van Endstra ook met Ria geregeld, niet met Johnny. Daar maakt hij met Endstra ruzie over, dat gaat over één aandeel. Toen Johnny vastzat wilde Endstra een andere structuur maken in de BV’s. Hij had één aandeel extra nodig van Ria. Dat zag Johnny ook als dat er geld afgepakt zou worden. Als Johnny er niet is of in het ziekenhuis ligt of vastzit, dan regel ik het.

Stempher: Dat eerste voorbeeld: dat Johnny daar niet blij mee was…

Holleeder: Dat is achteraf. Dit was een voorbeeld. En met die brief was hij ook niet blij. Het zijn zaken die ze zelf moeten regelen. Het was Sandra’s geld, ik heb Sandra geprobeerd te helpen. Ik heb niet Johnny bewust erbuiten gehouden. Dat was met dat aandeel ook zo. Dat hij het niet begrijpt, is omdat hij zelf wel zo denkt.

Rechter: De moord op Cees Houtman op 2 november 2005. U zegt: Ik heb Cees Houtman niet afgeperst en anderen niet gevraagd hem te bedreigen.

Holleeder: Klopt.

Rechter: U bent wel onherroepelijk veroordeeld hiervoor. Bent u er zich van bewust dat wij vooralsnog niet anders kunnen dan ervan uitgaan dat het wel gebeurd is?

Holleeder: Dat zal ik even uitleggen. De rechtbank in Kolbak gaat net zoals u uit van stukken die u voorkrijgt. Dat wil niet zeggen dat die beslissing anders had kunnen zijn geweest als er andere stukken waren geweest. Cees Houtman heeft mij gevraagd: ik moet George van Kleef betalen, vraag jij dan als ik betaald heb dat het dan over is.

Rechter: Wat over is?

Holleeder: Dat hij niet nog een keer moet betalen.

Rechter: Denkt u dan dat Van Kleef erachter zou kunnen zitten?

Holleeder: Nee, het was bekend dat Cees Houtman ruzie had met Van Kleef. Dat ging over een paar transporten, waarvan Cees zei dat het gepakt was, terwijl hij het zelf in zijn zak had gestoken. Dat is hun verhaal.

Rechter: U zegt: bepaalde stukken, en dat die niet compleet zijn. Als de rechtbank en het Hof en de Hoge Raad andere stukken hadden gehad, was de uitkomst anders geweest.

Holleeder: Mogelijk. Neem de twee processen-verbaal met verklaringen van Thomas van der Bijl en Peter Petersen. Bij Petersen heeft Teeven het stuk eraf geknipt waar Petersen uitlegt dat het helemaal niet zo is dat er panden gekocht zouden worden in de Scheldestraat.

(Peter Petersen (45) is op 3 maart 2009 voor hotel Jan Tabak in Bussum in zijn auto doodgeschoten. Hij had zaken gedaan met Endstra en was vriend en zakenpartner van Cees Houtman. Justitie probeert hem te linken aan de afpersing door Holleeder, Petersen zelf ontkende dat en zei dat het ging om ‘een oud bonnetje’. In het milieu gaat rond dat de moord op Petersen achteraf ‘totaal onnodig’ is geweest en dat er wat misverstanden waren geweest)

Hetzelfde geldt voor Thomas van der Bijl, die beweert dat ik achter de moord op Cor zit, “dat denk ik omdat hij de Achterdam heeft.” Dat is eraf geknipt. Ik heb het over Teeven, niet over dit OM, deze officieren geven alle stukken die gevraagd worden, dat is voor mij nieuw, ik ben gewend met Teeven te moeten werken. Teeven heeft een verklaring tegen mij gekocht in Duitsland, van de broers Van Lent. Die hadden negen jaar gekregen in Duitsland voor drugstransport. Ze hadden een lijst opgeteld waar ze over konden verklaren. Dat wisten ze van Mieremet, ze woonden bij Mieremet in Neerpelt. Teeven heeft die jongens naar Nederland gehaald. Ze hadden twee jaar gezeten, toen zijn ze vrijgelaten. Verklaringen van de Van Lents zijn..

Rechter: U wil zeggen: Teeven deed dingen.

Holleeder: De verklaringen van de Van Lents maken duidelijk hoe het gegaan is met Houtman en Endstra.

Rechter: U zegt: er zijn nieuwe stukken. Daar moeten wij naar kijken.

Holleeder: Ik wil daar graag een toelichting op geven.

Rechter: Liever later.

Holleeder: Dit OM heeft stukken boven water gehaald. Al die punten: dat komt allemaal bij Mieremet vandaan, dan wordt ineens alles duidelijk.

Advocaat Sander Janssen: Er is nader onderzoek geweest in de zaak Houtman. Er zijn nadere stukken over het pandje in De Scheldestraat, de betrokken makelaars zijn gehoord: Terborg en Van Eijsden.

Rechter: Terborg legt kraakhelder uit hoe het gegaan is, maar in Kolbak zei de officier: ging het er niet meer om hoe u dácht dat het zat dan hoe de juridische constructie precies was?

Holleeder: Nee, ik heb vanaf dag één al gezegd dat het al verkocht was. Nadat het krantenartikel er was in 2002, of daarvoor, was Endstra al begonnen met die stukken te verkopen. Ik wist al dat de Scheldestraat er niet in zat. Hij kan dat niet van Endstra gekocht hebben, want Endstra had het al verkocht.

Rechter: Er zijn mensen die zeggen dat Houtman van u niks met dat pandje mocht doen. Terborg zegt: “Het ging ineens niet meer door, ik weet niet waarom.” De officier van justitie in Kolbak: ging het er niet om dat u dácht dat het zo was.

Holleeder: Nee, want ik wist dat het zo was. Dat een officier dat dan zegt, dat is standaard: als ik rood zeg, zegt de officier groen.

Janssen: Cees Houtman heeft zelf gezegd dat de panden onder stroom stonden. De getuigen zeggen allemaal: er was nergens sprake van dreiging, ze konden gewoon worden verkocht, dat brede verhaal wordt helemaal niet herkend.

Rechter: Over Cees Houtman heeft u gezegd: “Ik heb nooit met mijn zus of Sandra over liquidatie gesproken, niet gezegd: het was hij of ik.” De liquidatie van Mieremet in Thailand, dat was in dezelfde week in november (2005). Thomas van der Bijl: hetzelfde. U heeft nooit tegen Astrid gezegd dat u de opdracht voor Thomas had gegeven

Holleeder: Het is gewoon onzin.

Rechter: U heeft er niets mee te maken.

Holleeder: Ik zat vast ook. En ik had geen reden ook. Voor die onzin, dat hij gezegd zou hebben dat ik achter de moord op Cor zat, voor die onzin allemaal? Die jongen heeft niks gezegd, niks gedaan. Wat Houtman en Petersen van Mieremet hebben gehoord, hebben zij tegen hem gezegd.

Rechter: Daar gaan we het later over hebben.

Holleeder: Dat dacht ik!

Rechter: Plannen van anderen om u te vermoorden. “Ik heb nooit gehoord dat Houtman en Van der Bijl mij iets wilden aandoen.” Endstra ook niet, Willem van Boxtel (leider van de Hells Angels Amsterdam) ook niet.” Wat zei Moszkowicz?

Holleeder: Bram vroeg of ik langs wilde komen. Ik zei: “Zeg maar door de telefoon.” Hij zei: “Het is belangrijk, ze willen je wat aandoen bij de Hells Angels.” Dat kwam van John van den Heuvel. Toen heb ik Van Boxtel gebeld en gezegd: “Ik kom even langs.” Ik ben er meteen naar toe gegaan.

Rechter: In Kolbak zegt u dat u zich niet kan voorstellen dat het zo was. “Ondenkbaar dat Endstra mij wilde liquideren.” U zei toen dat u geen geld had bij Endstra.

Holleeder: Ik had wel geld bij Endstra. En ik had geen conflict bij hem.

Rechter: Nu weten we dat u wel geld bij Endstra had geïnvesteerd.

Holleeder: Al die vragen die u nu stelt komen bij Mieremet vandaan, door die verklaringen van Van Lent. De verhalen over liquidatie worden steeds mooier en spannender, maar het is heel simpel: als Endstra mij had willen liquideren, had hij daar geen mensen voor hoeven benaderen. Mieremet wilde mij vermoorden. Mieremet kon mij niet vinden. Als Endstra mij werkelijk had willen vermoorden, had hij alleen maar hoeven zeggen waar ik was. Ik sprak gewoon met Endstra. Hij had alleen maar tegen Mieremet hoeven zeggen: zo laat is hij daar.

Rechter: En de verklaring van Bram Zeegers (getuige in de Kolbakzaak die vermoedelijk door een overdosis overleed)

Holleeder: Dat is ook zo’n advocaat als Hingst. Hij heeft het ook gehoord van Endstra, dat verhaal komt bij Mieremet vandaan. Het is een spel. Mieremet en Klepper waren spelletjes aan het spelen.

Rechter: U zegt dat u dat Van Thomas en Cees over Van Kleef stoere praat vindt, “ik acht hen niet in staat iemand om te leggen.”

Holleeder: Er zijn maar weinig mensen die wel doen.

Rechter: U heeft daar een beeld bij.

Holleeder: Ik vind dat dat mensen zijn die daar een andere opvatting over hebben. Ik weet dat Cees Houtman niet veel met Mieremet te maken wilde hebben omdat Mieremet dat soort dingen deed. Thomas van der Bijl is een timmerman, die praat alleen maar na wat hij gehoord heeft. Ik acht ze niet in die context dat ze dat soort dingen kunnen doen.

Rechter: Waar komen die verhalen dan vandaan?

Holleeder: Bij Mieremet. Zal ik het dan maar vertellen? Het is net alsof ik als een of andere gek zit te praten, de officieren zitten te lachen. U vraagt het mij en nu wilt u het niet horen. Nu krijgt iedereen de indruk: hij is niet goed bij zijn hoofd, hij zegt maar steeds: Mieremet!

Rechter: We gaan het er later over hebben.

Janssen: Ik vind het wat ongemakkelijk. Meneer wil het onderbouwen en dan zegt u elke keer: daar gaan we het nu niet over hebben. Breek het onderwerp dan af.

Rechter: Mijn vraag ging erover dat u zei: ik zie ze niet in staat.

Holleeder: Dat is precies waar het om gaat. Die mensen hebben die plannen niet gemaakt. Ik heb al gezegd dat het Mieremet is, maar u wil dat niet horen. Als hun mij iets aan hadden willen doen, hadden ze ook niemand hoeven zoeken. Het contact tussen Mieremet en Cees Houtman en Peter Petersen was er, met een tussenpersoon. Die Van Lent is dubieus, maar wat niet dubieus is, dat is wat Thomas van der Bijl heeft gehoord. Mieremet zegt dingen tegen Van Lent en ook tegen anderen, ook tegen de tussenpersoon tussen Mieremet en Cees Houtman en Petersen. Er is maar één man die iedereen probeert te vermoorden, daar is iedereen in betrokken. Van Lent zegt ook een hoop onzin, maar de dingen die Thomas van der Bijl zegt over mij, die zegt Van Lent ook. Dus dan klopt het verhaal wel.

Rechter: Uw punt is duidelijk.

Stempher: U bent gebeld door Moszkowicz in verband met die dreiging. U zegt: “Vertel het maar door de telefoon.” Dat verbaast mij een beetje.

Holleeder: U verdraait het.

Stempher: U zei: “Vertel het maar door de telefoon.” Waarom u meende dat hij dat door de telefoon kon zeggen als u nog niet wist waar het over ging.

Holleeder: Omdat hij vertelde dat hij het van John van den Heuvel had gehoord. Daar zijn twee tapgesprekken over.

Stempher: Ik betwist niet dat u dat niet gezegd heeft. U bent altijd voorzichtig, telefoon wegleggen, fluisteren, waarom nu niet?

Holleeder: U wil het niet begrijpen. Omdat het woord Van den Heuvel was gevallen. Als Van den Heuvel het weet, kan het ook door de telefoon. Bram zegt: “Van den Heuvel kwam met een verhaal.” Dan zeg ik: “Vertel maar door de telefoon.” Als Van den Heuvel het weet, weet heel Nederland het.

Stempher: Ik hoor het u zeggen.

Holleeder: Denkt u dat Van den Heuvel dingen niet zegt?
Stempher: Ik zou het niet weten.

Holleeder: Ik hoor het u zeggen.

Stempher: Ik hoor u net zeggen dat er een tussenpersoon was tussen Mieremet, Peter Petersen en Cees Houtman. Wie was dat?

Holleeder: Die mensen zijn opgeroepen, die moeten als getuigen komen.

Janssen: Dat staat toegelicht in het verzoek aan de rechter-commissaris.

Stempher: Dan laten we het hierbij.

(er volgt een schorsing, na de hervatting staat het geluid niet aan waardoor iedereen op de pers- en publieke tribune het begin mist en de rechter neemt niet de moeite te vertellen wat er al is besproken. Pas een eind verderop blijkt het te gaan over zijn contact met Danny Kuiters)

Rechter: Leefde Sam Klepper nog?

Holleeder: Nee.

Rechter: Was de aanslag op Mieremet al geweest, 2002?

Holleeder: Kan ik niet met zekerheid zeggen. Volgens mij daarna.

Rechter: Hij zou vrij moeten zijn geweest, in 2003 zat hij vast. Dan gaat u bij hem op bezoek

Holleeder: Als u dat zegt.

Rechter: “Paar keer mee gegeten, aardige jongen.”

Holleeder: Niks bijzonders, gewoon gezellig, beetje dollen, niets zakelijks.

Rechter: Astrid heeft u gewaarschuwd voor hem. Zij kende iemand bij justitie.

Holleeder: Dat heeft ze al gezegd toen ik nog vastzat.

Rechter: Zij wist dat van iemand die ze kende bij justitie.

Rechter: Toen u vrijkwam kreeg u bij Joffers een klap van Dick Vrij. Daarna bent u er met Dick en Danny Kuiters over gaan praten en toen bleek dat er niks aan de hand was.

Holleeder: Toen ik die klap heb gekregen, heb ik met Dicky om de hoek gezeten in de Cornelis Schuyt. Het was een misverstand van beide kanten, ik heb het met hem en Danny uitgesproken. Het waren roddels van andere mensen. Van mijn kant was het omdat Astrid het had gezegd. Hij had mij gevraagd er met hem over te praten, juist omdat Astrid dat gezegd had.

Rechter: Wie was hij?

Holleeder: Danny Kuiters.

Rechter: U kreeg de klap van Dick Vrij?

Holleeder: Er waren geen problemen. Astrid had gezegd dat er problemen waren met Danny, daarom heb ik hem ontlopen. Hij wilde mij spreken omdat hij roddels had gehoord.

Rechter: Welke?

Holleeder: Dat weet ik niet precies meer. Er was wat, daardoor heeft Dicky mij die klap gegeven. Als Astrid niets had gezegd, was er niks gebeurd, was ik gewoon naar de afspraak gegaan, nu is mijn kaak gebroken geweest.

Rechter: Ik kan me niet goed voorstellen: u wordt een gebroken kaak geslagen, daarna wordt erover gepraat, maar u kunt zich niet herinneren hoe het kwam.

Holleeder: Het was een roddel, het sloeg helemaal nergens op. Als ik eerder gewoon had afgesproken en niet naar Astrid had geluisterd, was er niks aan de hand geweest.

Rechter: Had het iets met Dino Soerel te maken?

Holleeder: Dat weet ik niet meer. We hebben even gepraat. Als het opgelost is, is ’t over, dan ga ik weer verder. Hij kan er ook niks aan doen dat hij zo sterk is. Pech.

Rechter: U zegt: “Danny wilde met mij afspreken, Astrid had gezegd dat ze mij wat wilden aandoen.” Waarom slaat Dick Vrij dan die gebroken kaak en niet Danny?

Holleeder: Ze wilden met mij afspreken, dat heb ik niet gedaan.

Rechter: De afspraak was ook namens Dick. Is Danny ook bij u op bezoek geweest toen u vastzat?

Holleeder: Nee, ik heb nooit mensen op bezoek, alleen familie, voor de rest niemand.

Rechter: U ging gezellig bij Danny op bezoek, hij niet bij u.

Holleeder: Nee, ik bel niet, ik schrijf niet, ik zit al twee jaar helemaal alleen, ik krijg geen bezoek, ik bel met niemand, gewoon rustig.

Rechter: “Nu gaan Danny en ik goed met elkaar om. We zijn vrienden.”

Holleeder: Goeie kennissen. In Amsterdam zeg je al gauw vriend.

Rechter: Hoe vaak zag u elkaar ongeveer?

Holleeder: In de periode van de Hells Angels een enkele keer, na die klap wat vaker. Regelmatig wat eten en drinken, gezellig.

Rechter: Elke week, elke maand?

Holleeder: Soms zat er een tijd tussen, soms was het twee keer in de week, gezellig normaal, zoals ik met iedereen omga.

Rechter: Bij de rechter-commissaris is u gevraagd naar de reden van de klap van Dick Vrij. U zei: “Ik wil het niet vertellen.” Is dat nu ook zo?

Holleeder: Dat komt wel zo over (lacht). Ik wil daar verder inderdaad niks over zeggen.

Rechter: U zou bij andere mensen hebben geïnformeerd. Waarom zegt u niet gewoon: dat wil ik niet zeggen.

Holleeder: Omdat het niet zo’n groot probleem was. Het wordt groter gemaakt dan het is, maar ik wil het toch niet zeggen. Dat is alles.

Rechter: Uit het verificatieonderzoek blijkt dat u elkaar regelmatig zag. Dino Soerel is met u bij  Kuiters op bezoek bent geweest in de p.i. in 2003. Op de terugweg bent u in de PC Hooftstraat aangehouden in de auto van Soerel is een verborgen ruimte, op de plek van de airbag en daar worden wapens, drugs en geld gevonden. Dick Vrij, hoe kent u hem?

Holleeder: Vanuit de iT (destijds populaire discotheek in Amsterdam, waar Dick Vrij portier was).

Rechter: Wanneer?

Holleeder: Toen wij de Wallen hadden.

Rechter: Kent u hem langer dan Danny?

Holleeder: Veel langer.

Rechter: Wist u dat ze met elkaar omgaan?

Holleeder: Ja, hij ging ook wel op bezoek.

Rechter: Bij de Hells Angels, was Dick daar toen ook?

Holleeder: Nee.

Rechter: Kwam hij daar wel?

Holleeder: Niet dat het me bijstaat, maar het zou zomaar kunnen.

Rechter: U was bezig uit de onderwereld te komen. Wat zat er voor u in om met Danny Kuiters om te gaan?

Holleeder: Weet u wat het is? Ik ben al bijna zestig. Ik heb heel veel mensen leren kennen. Ik maak voor mezelf onderscheid. Ik hoef niet te weten wat iemand doet. Het is niet zwart-wit. Ik ken al die mensen, maar ik doe er geen zaken mee.

Rechter: Als je je leven echt wil veranderen, kies je andere vrienden.

Holleeder: Ik heb Danny niet gezien in de tijd dat ik met Endstra was. O ja, toch wel. Dat in 2002 met Mieremet, pas daarna is de ellende gekomen. Ik heb altijd wel contact gehad met iedereen.

Rechter: U zegt: dat deed ik voor Endstra. Maar u ging ook wel met de onderwereld vriendschappelijk om.

Holleeder: Ik kom veel mensen tegen, ik loop niet weg van een relatie. Ik ken ook nette mensen die half in de onderwereld zitten, dan zou ik met mijn neus omhoog moeten lopen of in mijn eentje ergens gaan zitten. Toen ik eruit kwam, heb ik geprobeerd netjes te werken. Die columns geschreven, dat is ook weer verpest, het word je niet makkelijk gemaakt. Ik ben gerust een grote boef, maar ik ben niet arrogant en ik heb geen liquidaties gepleegd.

Rechter: Van een wat andere orde: Ariën Kaale junior. Dat was een contact van Cor?

Holleeder: Die zat met ons in Bankenbosch (gevangenis in Veenhuizen). Ik had bijna geen contact met hem.

Rechter: U zegt: een aardige jongen.

Holleeder: Ja, lachen, zuipen, vreten, ken hem meer van verhalen. Wat ik hoorde van andere mensen,.

Rechter: Leg mij uit.

Holleeder: Dat weet ik niet een twee drie. Een keer met Cor op het Gelderlandplein. Een paar keer in de kroeg, dat is alles.

Rechter: Hij moest nog geld aan Sonja geven.

Holleeder: Ik heb gezegd dat hij moest betalen. Sonja zegt dat hij betaald heeft. Hij zegt dat hij het aan mij betaald heeft, maar ik heb het niet gekregen.

Rechter: Waarom moest hij Sonja betalen?

Holleeder: Ze had nog geld tegoed dat Cor hem had geleend. Ik ben naar de kroeg geweest waar hij zat.

Rechter: Sonja zegt ook dat hij dat geld aan u heeft gegeven.

Holleeder: Het is allemaal leuk en aardig met die verklaringen, alles wordt onder mekaar beïnvloed. Ik heb het geld niet aangepakt.

Rechter: Jesse Remmers. Hij is veroordeeld, het is nog in cassatie. U zegt: “Endstra zei me dat hij zijn vader kende en dat zijn zonen aardige jongens waren. Ik kwam Jesse weleens tegen in het uitgaansleven.”

Holleeder: Ja. Ik heb hem weleens gezien, ik ben bang om datums te noemen, ik kan het niet met zekerheid zeggen

Rechter: Een keer op de Wenckebachweg. Kende u hem toen al goed: “Hé, daar heb je Jesse?”

Holleeder: Als je hem een keer gezien hebt, vergeet je hem niet.

Rechter: Waarvan kende u hem?

Holleeder: Van de Bulldog of zo. Horecagelegenheden. Het terras bij de Bastille, zomers, dat hij langsliep en hallo zei. De hele Bulldog zit vol met boeven. Op zondag is het standaard.

Rechter: Kunt u een voorbeeld geven?

Holleeder: Van iemand die een boef is?

Rechter: Die Jesse kent?

Holleeder: Kan best zijn dat ik ergens bij iemand was die hem kent. Cor heeft ook een keer gezegd dat het aardige jongen was. Dan komt zo’n jongen erbij, daar praat je mee, wat drinken. Niks zakelijks. Dan kun je ook geen ruzie krijgen.

Rechter: Die keer op de Wenckebachweg: Jesse vraagt u of u wist waar hij contant een auto kon huren. Hier zullen we ’t later zeer nog over hebben. Of u meeging.

Holleeder: Hij vroeg: “Waar kan ik een auto huren.” Ik zei: “Verderop, ik loop wel mee, maar je moet wel een rijbewijs bij je hebben.” Toen zei hij: “Dat heb ik niet, dan kom ik later terug.” Toen stond La Serpe er, ik heb hem achterop de scooter naar die jongen gebracht die auto’s verhuurde. La Serpe zegt dat ik heb gezegd: “Als je een andere auto wil, moet je maar zeggen via Dino.” Dat slaat nergens op.

Rechter: Zag u Jesse weleens in Rotterdam?

Holleeder: Niet dat mij bijstaat

Rechter: Nooit met hem afgesproken?

Holleeder: Nee, nooit in mijn leven. Alleen die auto huren, dat was de enige keer dat ik wat met hem afsprak.

Rechter: Wat deed u daar?

Holleeder: Ik was bij het clubhuis (van de Hells Angels, dat was toen nog op de Wenckebachweg).

Rechter: Daar staan nu allemaal nieuwe huizen

Holleeder: Ik heb ze niet gezien.

Rechter: La Serpe kwam later pas?

Holleeder: Dat weet ik niet, er zat iemand in de auto.

Rechter: Er is op dit punt verificatieonderzoek gedaan. Heeft u dat gelezen?

Holleeder: Nee, daar heb ik niks van gelezen.

Rechter: Er is een verklaring van La Serpe over de ontmoeting in het Arsenaal. En van Lydia van Hulst.

Holleeder: Dat is van dat konijn, hè? Dat kan ik mij nog herinneren.

(dat is een heel verhaal, dat eerder uitvoerig ter sprake is gekomen. Lydia was een vriendin van Fred Ros, kroongetuige in het Passageproces. Lydia is gehoord als getuige, waarbij haar is gevraagd naar een gesprek tussen haar en Holleeder in Club Jackie in Rotterdam. Zij kan zich dat gesprek nog goed herinneren omdat ze die avond Jesse Remmers daar heeft ontmoet én omdat ze die avond te laat was omdat zij onderweg een konijntje had aangereden. Lydia had daar afgesproken met haar vriendin, die een relatie had met Dino Soerel. Volgens Lydia moet dit etentje in december 2005 zijn geweest, volgens Dino kon dat niet kloppen)

Rechter: Dat er een feestje is in club Jackie in december 2005. Met Lydia, Jesse Remmers, Dino Soerel.

Holleeder: Ik ben wel in de Jackie geweest, maar ik kan me daar niks van herinneren. Ik kan me Jesse in die periode helemaal niet herinneren, dat hij daarbij was. Wat ik wel zeker weet: ik heb niet afgesproken met hem te eten of naar Jackie te gaan.

Rechter: Dan is er nog Siem Wulfse. Die was portier en die zegt dat hij u alleen maar binnenliet als u met Jesse en Fred Ros was, die kende hij.

Holleeder: Dat heb ik wel gelezen. Later verklaarde hij dat hij mij doorlaat omdat ik met Endstra en Bakker was, twee makelaars, in Powerzone.

Rechter: Hij heeft zich vergist

Holleeder: Dat heeft hij ook verklaard. Ik ken Fred Ros niet, ik heb hem nooit gezien, nooit gesproken. Ik ben ook niet met Remmers naar de Powerzone geweest.

Rechter: Peter La Serpe, daar gaan we nog mee spreken. Hij is ook veroordeeld in Passage. Ik neem aan dat dat wel onherroepelijk is.

Holleeder: Of hij krijgt er nog meer geld bij.

Rechter: U heeft hem één keer gezien op de Wenckebachweg. Hij zegt dat hij u vaker heeft gezien. Dino Soerel: ook veroordeeld in Passage. Uw naam wordt in het arrest van het Hof genoemd.

Holleeder: Dat heb ik gelezen, daar ben ik natuurlijk helemaal niet blij mee. Hier geldt ook: het is aan de hand van stukken die dan voorhandig zijn. Meijering (de advocaat van Dino Soerel) heeft mij op zitting steeds belast, daarom heeft het Hof mij genoemd, dat is niet correct geweest.

Rechter: Meijering deed dat dan namens zijn cliënt.

Holleeder: Dat weet ik niet, ik kan me niet voorstellen dat Dino dat op die manier zou willen. Dino weet dat ik met hem omging, dat er taps zijn en observaties, zo stom is hij niet, hij heeft zich verkeerd laten adviseren door Meijering. Ik ben ervan overtuigd dat Dino dit niet uit zichzelf zou doen, hij weet dat er taps zijn en hij is niet gek.

Rechter: Ik kan me daar zo weinig bij voorstellen. Meneer Janssen die hier dingen zou gaan zeggen waar u het niet mee eens zou zijn.

Holleeder: Als je naar je advocaat luistert… Ik luister ook naar meester Janssen.

Advocaat Sander Janssen: Het verschilt per advocaat, hoe dat gaat.

Holleeder: Ik kom uit een andere wereld, u bekijkt alles juridisch en logisch zoals u zelf leeft. Dat ik Sonja vroeg naar Abcoude te komen, dan bent u verbaasd dat ze komt. Als u zo gebeld wordt door uw familie, zegt u: “Ik heb effe geen tijd.” Bij ons is de omgang met mensen heel anders. Heel veel mensen luisteren wel naar hun advocaat.

Rechter: Deze dingen zijn niet om te lachen, meneer Holleeder!

Holleeder: Waarom lacht u dan?

Rechter: U zegt dat Meijering dingen heeft gezegd waar Dino Soerel niet achter staat.

Holleeder: Ik heb gezegd dat hij het niet zelf bedacht heeft. Hij volgt zijn advocaat. Ik kan me niet voorstellen dat Dino zelf gezegd heeft: “Zo moet je dat doen.” Hij is niet zo stom, hij is echt wel een slimme jongen. Ik wil er verder niks over zeggen hoe het gelopen is, het is zo wel genoeg. Dat ze mijn naam alleen maar hebben genoemd. Dat heb ik mijn hele leven al, in het begin als er in de media over je geschreven wordt ben je daar niet blij mee, later denk je: het zal wel. Je weet zelf wel wat er waar en wat niet. In dit geval ben ik er niet blij mee en in principe ben ik al veroordeeld door het Hof, maar ook het Hof heeft niet alle informatie. Iedereen denkt dat ik al veroordeeld ben, iedereen zegt dat. Ik heb er vertrouwen in dat ik mij nog kan verdedigen. Het Hof heeft uitspraak gedaan zonder dat alle stukken zijn meegewogen. Het Hof neemt als bewijs dat ik tegen Astrid heb gezegd dat Ros de motor niet heeft gereden. Dat is pertinent niet waar. Ros verklaart zelf dat hij op die motor heeft gezeten, alleen die bewuste dag niet, dan ga ik toch niet zeggen: “Hij heeft er nooit op gezeten?”

Rechter: Terug naar uw vriendschap. Dat was het toch?

Holleeder: Ja.

Rechter: Ik heb hem leren kennen in de laatste fase Bankenbosch en daarna in Hoorn. We gingen weleens wat drinken. “Het is gewoon een aardige jongen.” U ging veel met hem om. Wat sprak u in hem aan?

Holleeder: Dat het een aardige jongen is. Ik heb Dino leren kennen in Bankenbosch. Toen hebben we in Hoorn gezeten, daarna heb ik hem een hele tijd niet gezien. Pas toen Klepper was doodgeschoten en Mieremet mij vroeg naar Hillis en om geld te brengen naar Jocic, kwam ik Dino weer tegen; ik heb altijd contact gehouden met Dino. Dino en Hillis kenden elkaar, Dino was een beetje met Hillis. Ik kan niks anders zeggen dan dat het een heel aardige jongen is.

Rechter: Het is haast een zakelijke benadering: als ik contact met Hillis wil, kan dat via Dino.

Holleeder: Dat was in het begin. Als je elkaar beter leert kennen, wordt het anders.

Rechter: Zat Hillis toen al bij Endstra?

Holleeder: Ja.

Rechter: U kwam elkaar tegen in de Bulldog, op zondag. U sprak toen nog niet met hem af. Later werd het anders. U vertelt over hardlopen met Endstra en anderen van de sportschool.

Holleeder: Dat was nog voordat Klepper werd doodgeschoten. Ik heb een keer hardgelopen met jongens van een sportschool uit Purmerend.

Rechter: Ging Endstra ook mee?

Holleeder: Ja.

Rechter: Kenden ze elkaar?

Holleeder: Dat weet ik niet. Dino houdt zich altijd afzijdig. Altijd rustig en apart. Endstra liep wel mee met hardlopen.

Rechter: Dino was een vriend, u bent weleens bij hem thuis geweest. Had hij geld bij Endstra?

Holleeder: Nee.

Rechter: Hoe goed was u bevriend?

Holleeder: Gewoon bevriend.

Rechter: Bij elkaar over de vloer?

Holleeder: Dat heb je al gauw. Even wat eten, hardlopen in Purmerend, dat gaat vanzelf. Zo ging het ook met Mieremet en Klepper.

Rechter: Close?

Holleeder: Dat is wat snel gezegd. Ik kon het goed met hem vinden. Eten, sporten. Mensen doen makkelijk uitspraken. Ik heb met Dino nooit gesproken over liquidaties en andersom ook niet, hij heeft daar niks over laten vallen, er zijn genoeg andere mensen die dat wel doen, dat je denkt: nou…

Rechter: U zei: “We spraken altijd meteen af voor de volgende keer.” U kon hem ook bellen?

Holleeder: Ik bel niet zo vaak. Ik bel meestal vrouwen.

Rechter: Of Mieremet

Holleeder: Die kon mij gewoon bereiken. Dino kon mij ook bellen. Ik liep over het algemeen met piepers. Dat is lekker rustig. Dat is niks crimineels. Ik had altijd meerdere piepers. Mijn vriendinnen hebben allemaal een aparte pieper.

Rechter: De functie van een pieper: die kan een mobiele telefoon toch ook hebben?

Holleeder: Zo heb ik altijd geleefd. Peter de Vries had ook mijn piepnummer. Astrid had ook mijn piepnummer. Mijn familie had ook mijn piepnummer. Iedereen had mijn piepnummer. Allemaal van verschillende piepers. Als ze allemaal dezelfde hebben gaat-ie de hele dag af.

Rechter: U ging vaak bij zijn huis hardlopen. Een buurvrouw vertelt dat. Tot de detentie in Kolbak, in januari 2006. U ging weleens naar de Bulldog en naar de Koemarkt in Purmerend. U ging niet uit in Rotterdam.

Holleeder: Ik heb hem daar weleens gezien. Wat ik doe: uit eten, gezellig. Naar de Blijker. Ik ben niet zo van discotheken en onzin, en lawaai, ik ben meer van kroegjes in de Jordaan. Maar ik ben hem weleens tegengekomen in het BED of in de Baja. Zou best kunnen.

Rechter: Er zijn gebeurtenissen in juli 2003, u ging samen bij Danny Kuiters op bezoek, was het in die tijd?

Holleeder: Dat weet ik niet, ik wist wel dat hij naar Rotterdam ging, maar dat heb ik niet zo meegemaakt. Ik ben er weleens geweest, ook in Jackie’s, dat vond ik nog wel redelijk, met een paar vriendinnetjes.

Rechter: Kerst 2005.

Holleeder: Wat is daarmee?

Rechter: Dat u daar samen was. Dat u een feestje vierde.

Holleeder: Met een vriendinnetje?

Rechter: En Dino Soerel.

Holleeder: Dat is dat konijnenverhaal! Dat zegt me niks.

Rechter: U bent goed gebleven met Dino tot u vast kwam te zitten. Geen problemen met Dino. Als u bij de rechter-commissaris wordt gevraagd of u gebrouilleerd bent met  Dino zegt u: “Ik beroep me op mijn zwijgrecht.” Zegt u dat nu ook?

Holleeder: Ik heb nooit ruzie met hem gehad, tot de dag van vandaag.

Sander Janssen: Hij zegt: “Op advies van mijn advocaat beroep ik mij op mijn zwijgrecht.” Stijn Franken was toen zijn advocaat, het had te maken met het verschoningsrecht van de advocaat, niet van Holleeder.

Holleeder: Ik heb gezegd dat ik niet gebrouilleerd ben.

Rechter: U heeft Dino na uw detentie niet meer gezien. U heeft even met elkaar in dezelfde p.i. gezeten, maar u heeft om overplaatsing gevraagd.

Holleeder: Ja. Om het zo zuiver mogelijk te houden.

Rechter: Hoe verdiende Dino zijn geld?

Holleeder: Dat weet ik niet, ik vraag nooit waar mensen hun geld mee verdienen.

Rechter: Wat dacht u?

Holleeder: Ik heb gezien dat hij veroordeeld is voor drugs.

Rechter: Hij ging niet naar kantoor.

Holleeder: Nee. Hij moet wel wat gedaan hebben, maar dat is zijn zaak. Als ik in de gevangenis kom, vertellen mensen waar ze voor zitten. Dan zeg ik: “Dat hoef je niet te vertellen, ik vertel het jou ook niet.” Ik wil het niet eens weten.

Rechter: U wist wel dat hij onderwereld was.

Holleeder: Dat is een groot woord, maar dat hij op een niet-legale manier zijn geld verdiende dacht ik al.

Rechter: Er zijn ontmoetingen op straat, er zijn observaties, er is verificatie gedaan. Had Dino een bijnaam?
Holleeder: Ik noemde hem gewoon Dino.

Rechter: En hij u?

Holleeder: Willem.

Rechter: Haaiesnaaier?

Holleeder: Dat heb ik gelezen, dat slaat nergens op, ik heb dat nooit gehoord. Ik ben geen haaiesnaaier. Ze zeggen weleens Holly, maar haaiesnaaier slaat echt nergens op.

Rechter: In Kolbak zei u: “Hillis en Soerel hadden vanaf 92/93 een relatie met Endstra. Daar wil ik niet op ingaan.”

Holleeder: Ik kan me niet voorstellen dat ik Soerel daarbij genoemd heb.

Rechter: U bent samen aangehouden met die auto, u wist niet dat die verborgen ruimte erin zat.

Holleeder: Nee, wist ik niet.

Rechter: Endstra had ook zo’n auto.

Holleeder: Allemaal hadden ze zo’n auto. Ik, Klepper en Mieremet, dat was normaal.

Rechter: Dat kwam allemaal van dezelfde garagehouder.

Holleeder: Dat weet ik niet.

Rechter: U wilde uit die onderwereld komen, maar u ging wel met die mensen om.

Holleeder: Het is niet zo zwart-wit. Ik ken die mensen, als ik geen zaken met ze doe, ga ik nog wel met ze om. Anders kan ik niemand meer gedag zeggen.

Rechter: Ali Akgün?
Holleeder: Ken ik niet. Misschien een keer gezien in de Bulldog.

Rechter: Hij was ook verdachte in Passage. Doodgeschoten in december 2014 in Istanboel. U heeft Dino en Ali vast weleens ergens samen gezien. Waar?

Holleeder: Dan denk ik in de Bulldog.

Rechter: Sjaak Burger. Ook veroordeeld in Passage. U zag hem weleens in de Bulldog.

Holleeder: Ja. En toen hij eruit was weleens met Puk.

Rechter: Lucas Boom. Die boeven kwamen allemaal op zondagmiddag in de Bulldog.

Holleeder: ’s Avonds.

Rechter: Lucas Boom kende hem ook?

Holleeder: Ja. Bij Lexington

Rechter: Heeft u ooit met Lucas Boom over Sjaak Burger gesproken?

Holleeder: Nee. Wat ze samen doen is voor mij niet van belang.

Rechter: Lucas Boom is doodgeschoten op 2 juni 2015, u kende hem uit de Scheldestraat, “hij zat elke dag bij Oceania.”

Holleeder: Ik kende hem hooguit een jaar.

Rechter: U had toch wel iets opgebouwd. Vertrouwen.

Holleeder: Nou, vertrouwen. Ik heb wat geïnvesteerd in hem omdat ik geld moest verdienen. Meer niet.

Rechter: “We gingen stappen, ik wist dat hij in de drugshandel zit. Maar zo is ons contact niet begonnen.”

Holleeder: Nee, ik reed door de Scheldestraat en toen riep-ie me steeds en toen ben ik een keer gestopt. Het is een aardige jongen, “kom een keer wat drinken,” zo gaat dat.

Rechter: “Mensen waar ik vriendschap mee heb doe ik geen zaken mee.”

Holleeder: Vriendschap is een groot woord. Echte vriendschap heb ik met Cor gehad.

Rechter: En Soerel?

Holleeder: Dat is vriendschappelijk. Lucas Boom net zo.

Rechter: Over Soerel zei u: met vrienden doe ik geen zaken.

Holleeder: Ik deed sowieso geen zaken met Soerel. Lucas Boom was een uitzondering, omdat ik toen minder geld had en dacht: “Dan maar weer zo.”

Rechter: Dan bedoelt u: investeren in drugs.

Holleeder: Geld lenen. Mensen investeren in drugs, ik niet. Ik moet altijd mijn geld terug en rente.

Rechter: Bij de rechter-commissaris zegt u over Lucas Boom: “Toen heb ik geïnvesteerd in drugshandel.”

Holleeder: Bij Lucas Boom was dat anders, toen had ik geen andere keus. Alles was geblokkeerd, daar deelde ik ook mee in het risico. Als het was gepakt of geript was ik mijn geld kwijt.

Rechter: Sonja haalde geld voor u op, u gaf dat aan Lucas Boom. U had een vordering van 85.000 euro op hem. Toen werd u aangehouden, dat geld heeft u niet gekregen.

Holleeder: Klopt.

Rechter: U heeft Sonja nog wel naar hem toegestuurd.

Holleeder: Ja. Maar ik heb het geld niet gekregen. Ik heb sowieso geen geld meer, dat hebben mijn zusters.

Rechter: Het kan zijn dat Sonja het gekregen heeft, maar niet tegen u heeft gezegd.

Holleeder: Ja.

Rechter: Heeft u nog contact gehad met Lucas Boom hierover?

Holleeder: Nee, als ik vastzit heb ik met niemand contact.

Rechter: U ging bij Boom investeren, de inleg kreeg u meestal eerder terug en die legde Sonja terug, de winst hield u in uw zak. U legde 50 of 70 ruggen in, de winst was vaak 100 procent. Hoe vaak heeft u bij hem geïnvesteerd?

Holleeder: Een paar keer.

Rechter: Hoe lang ging u al met Boom om? Ik neem aan dat u niet gaat investeren als u er geen vertrouwen in heeft.

Holleeder: Dat moet je altijd afwachten. Je hebt met zoveel factoren te maken.

Rechter: Maakte u een inschatting?

Holleeder: Dat was gewoon een gok. Als het een paar keer goed gaat, kun je met de winst werken.

Rechter: Iemand waar nog niet gevraagd is: Pjotr Raap

Holleeder: Weleens in het clubhuis gezien, bij de Hells Angels. Zijn vriendin werkte daar achter de bar.

Rechter: Wanneer?

Holleeder: Weet ik niet.

Rechter: Leefde Sam Klepper nog?

Holleeder: Volgens mij leefde die nog. Hij was een vriend van Lucas Boom, ik heb hem na 2012 weleens gezien in de Scheldestraat.

Rechter: Had hij ook iets met drugs te maken?

Holleeder: Niet dat ik weet. Volgens mij niet.

Rechter: Evert Hingst. Doodgeschoten op 31 oktober 2005. U kende hem via Endstra, hij had een flat van Endstra gekocht, die had u opgeknapt. Wist u dat het voor hem zou zijn?

Holleeder: Nee, ik heb me vergist. Ik heb daar twee flats opgeknapt, die van Hingst heb ik wel gezien, maar die was al verbouwd. Endstra zei dat die al was verkocht aan die advocaat.

Rechter: U heeft hem weleens ontmoet in het kader van dat hij bij Endstra was.

Holleeder: Hij wilde zo’n huissie in Vinkeveen bij Endstra kopen.

Rechter: U zag hem verder niet?

Holleeder: Nee.

Rechter: U zegt dat de betalingen aan Jocic via Hingst kunnen zijn gegaan. Mensen die problemen met elkaar hadden, zagen elkaar op de stoep bij Hingst.

Holleeder: Wie?

Rechter: Jocic en Mieremet.

Holleeder: Dat was de groep Jocic. Joegoslaven. Jocic zat zelf vast. Jocic had problemen met Mieremet. Hingst was ook de advocaat van Mieremet.

Rechter: Wist u wat Hingst deed voor die klanten? Hij kwam niet in de zittingszaal.

Holleeder: (lacht) Nee. Hij deed voor iedereen alles, voor die boeven. De laatste tijd was hij een beetje doorgeslagen, iedereen aan het rippen. Voor Hillis deed hij dingen.

Rechter: Waar denkt u dan aan?

Holleeder: Dat weet ik niet, ik had geen contact met die Hingst, “een aardige gozer en de mazzel.” Zo zijn er zoveel van die advocaten.

Rechter: Mink Kok kwam er ook?

Holleeder: Ja.

Rechter: Weet u wie Evert Hingst heeft doodgeschoten?

Holleeder: Nee.

Rechter: Wie de opdracht heeft gegeven?

Holleeder: Nee.

Rechter: Heeft u daar weleens over nagedacht?

Holleeder: Nee, ik zou bij god niet weten wat.

Rechter: Hoorde u wel dat hij zijn eigen klanten bedonderde?

Holleeder: Hij ging overal langs om te zeggen dat hij geld kreeg. Hij had altijd veel geld.

Rechter: Lucas Boom: waarom is hij doodgeschoten?

Holleeder: Nee.

Rechter: Weleens over nagedacht?

Holleeder: Zo goed kende ik hem niet. Ik heb hem misschien een jaar gekend. Wat moet je daar nou over na gaan denken.

Rechter: U wist veel.

Holleeder: Mensen vertellen mij veel. Dat zijn dingen waar ik belang bij hem. Lucas Boom is niet iemand bij wie ik wil weten wat er is gebeurd. Ik weet bij god niet wat ze allemaal uitgespookt hebben. Het zal niet voor niks zijn.

Rechter: Stanley Hillis, doodgeschoten op 21 februari 2011. Cor had Hillis in de p.i. in Scheveningen leren kennen.

Holleeder: Ik in Alkmaar.

Rechter: Cor had gezegd dat u goed voor Hillis moest zorgen.

Holleeder: We hadden zo’n babbelbox. Hij zei: “Hillis komt die kant op. Zorg een beetje voor hem, eten, telefoonkaarten.”

Rechter: Was Hillis iemand waarvoor gezorgd moest worden?

Holleeder: Niet in de zin dat je dat zou zeggen, maar hij had niet zoveel geld als wij. Hij kwam veel eerder als mij vrij. Hij kwam vrij toen ik in Alkmaar zat.

Rechter: Wat wist u van hem?

Holleeder: Niks. Dat hij handig was, dat hij kon timmeren, dat hij van alles kon maken met zijn handen.

Rechter: En die cafés in de Warmoesstraat?

Holleeder: Dat was later, hij is gaan werken voor Klaas Bruinsma. Toen wij eruit kwamen had hij die cafés en coffeeshops.

Rechter: U wist alleen van horen zeggen, uit de media, wat Hillis bij Bruinsma deed. Wat was dat?

Holleeder: Allemaal drugs natuurlijk.

Rechter: “Het contact met Hillis ging verder toen Cor en ik problemen kregen met Klepper en Mieremet, daar wilde Hillis niks mee te maken hebben, met die 1 miljoen. Ik heb Hillis daarna nog gezien toen ik namens Mieremet heb gevraagd of hij de problemen met Jocic kon oplossen.”

Holleeder: Ja.

Rechter: Hillis had met Jocic gesproken, Mieremet moest 10 miljoen Mark betalen. U kwam hem weer tegen toen hij geld had geïnvesteerd bij Endstra.

Holleeder: Dat was op het moment dat Mieremet dat Telegraaf-artikel had gepubliceerd. De groep Hillis had al eerder geïnvesteerd bij Endstra. 10 miljoen. Dat liep gewoon. Na het stuk in De Telegraaf wilde Hillis zijn inzet weer terug en eventueel later de winst.

Rechter: Wanneer had hij geïnvesteerd?

Holleeder: Ver daarvoor.

Rechter: Was u toen al bij Endstra?

Holleeder: Volgens mij toen nog niet.

Rechter: Dus voor 1996.

Holleeder: Ja, dat denk ik, ik weet het niet.

Rechter: Na het artikel wilde hij geld terug.

Holleeder: Hij zei: “Ik begrijp dat je het moeilijk hebt, de inleg wil ik terug.”

Rechter: Zei hij dat tegen u?

Holleeder: Ik zat er eerst tussen en daarna heb ik Hillis zelf met hem laten praten; daarna was er een gesprek tussen Hillis en Endstra, daar was ik bij. Ik vond het redelijk van Hillis. Anderen wilden alles terug.

Rechter: Ging er een dreiging vanuit?

Holleeder: Dat weet ik niet. Hillis is gewoon Hillis. Ik heb hem geen dreigingen horen uiten.

Rechter: Had hij een bepaalde reputatie?

Holleeder: Hij had wel een reputatie dat hij niet makkelijk was. Dat hoorde ik van Klepper en Mieremet, die waren wel beducht voor hem. Hillis werd wel gevreesd.

Rechter: En Endstra?

Holleeder: Die wist wel wie Hillis was.

Rechter: Was hij bang voor Hillis?

Holleeder: Endstra is bij mij nooit bang overgekomen. Dat heb ik nog steeds niet begrepen, hij zei altijd alleen maar: ja, komt goed.

Rechter: Kwam Hillis ook bij Endstra op kantoor?

Holleeder: Nee. Niemand kwam op kantoor.

Rechter: Later ook niet?

Holleeder: Dat denk ik niet. Ik ben bij twee gesprekken geweest. De andere weet ik niet. Ik heb niet meegemaakt dat het is opgelost.

Rechter: Endstra hield u wel op de hoogte.

Holleeder: Hij heeft tegen mij gezegd dat het goed zou komen. Dat kan best zijn. Hij heeft mij er niet meer naar toe gestuurd.

Rechter: In Kolbak heeft u er niks over gezegd, waarom nu wel?

Holleeder: A omdat hij dood is en B omdat dit nu het belangrijkste moment in mijn leven is.

Rechter: Is er verband tussen de dood van Hillis en Endstra?

Holleeder: Ik weet niet wie erachter zit, ik weet het echt niet. Ik weet alleen dat Endstra met heel veel mensen problemen had.

Rechter: Astrid zegt dat u dik was met Hillis. U zegt: dat is onzin, dat praat ze na van de achterbankgesprekken.

Holleeder: Ja. Dat is ook zo.

Rechter: U heeft Hillis één keer op Ibiza gezien.

Holleeder: Ja, hij had daar een antiekwinkel. Ik was daar. Hij vroeg: “Kom effe mee naar mijn antiekwinkel kijken.”

Officier van justitie Tammes: U kwam Hillis tegen op Ibiza. Hoe kwam u hem daar tegen?

Holleeder: Dat weet ik niet.

Tammes: Toevallig?

Holleeder: Ik wist wel dat ze daar zaten. Al die mensen. Ik weet niet precies met wie.

Tammes: Wie zijn ‘al die mensen’?

Holleeder: Dat doet er niet toe. Dat weet ik niet precies. Het is zo lang geleden.

Tammes: Dat zegt u elke keer.

Holleeder: Dat zegt u, maar doordat ik het elke keer zeg wordt die tijd niet korter.

Tammes: Ik vraag u: was het toevallig of had u een afspraak?

Holleeder: Ik had geen afspraak gemaakt.

Tammes: Dus toevallig.

Holleeder: Dat denk ik.

Lars Stempher: U was bij twee gesprekken tussen Hillis en Endstra. Waar?

Holleeder: Bij het Beatrixpark waar Endstra woont. Daar was een ontmoetingsplek. In het park.

Stempher: Van wie ging het initiatief uit?

Holleeder: De eerste keer van Hillis, dat ik het tegen Endstra moest zeggen, de tweede keer kwam het initiatief bij Endstra vandaan.

Stempher: De eerste keer: hoe legde Hillis contact met u?

Holleeder: Hij heeft me door iemand laten vragen of ik een afspraak wilde maken met Endstra. Toen zei Endstra: “Doe maar daar en daar zo laat.”

Stempher: U zegt: er zat iemand tussen, maar u weet niet wie. Hoe weet u dan dat er iemand tussen zat.

Holleeder: Omdat ik dat zeker weet.

Stempher: Weet u het niet of wilt u het niet zeggen?

Holleeder: Dan wil ik het niet zeggen.

Stempher: U wilt het gewoon niet zeggen. Laten we dan voor eens en altijd helder zijn: ik weet het niet of ik wil het niet zeggen, dat is nogal een verschil. Dat heeft ook met geloofwaardigheid te maken. U weet wel dat er iemand tussen zit, er is wel een herinnering. Het is voor iedereen prettiger…

Holleeder: Da’s afgesproken.

Stempher: dan zegt u: ik wil het niet zeggen.

Holleeder: Afgesproken.

Stempher: Dan is de volgende vraag: waarom niet?

Holleeder: Alles wat ik hier zeg staat meteen op internet. Die mensen krijgen allemaal gezeur, als ik een naam noem. Ik heb één keer wat over Verhoek gezegd, staat het meteen in Quote.

Stempher: Vorige week noemde u ineens wel een naam. Nu niet omdat uw zusje en Peter de Vries het meteen wereldkundig maken?

Holleeder: Ik had al over Leen Bosnie verklaard. U heeft vaak gevraagd hoe het zit. Ik dacht: nu kan ik het zeggen. Omdat hij in relatie stond tot Bosnie. Sorry dat ik het gezegd heb.

Stempher: U moet niet zo flauw doen.

Holleeder: Dat vindt u flauw.

Stempher: Een beetje wel.

Rechter: Paja Mrzic. “Die heb ik leren kennen via de email van iemand die ik niet wil noemen.” Was dat Freek Hambaken?

Holleeder: Dat wil ik nog steeds niet zeggen.

Rechter: Hij was het niet?

Holleeder: Ik ga niks zeggen.

Rechter: U zegt: “Mrzic was een vriend, we aten af en toe wat. Hij speelde een rol in de Kolbakzaak, de afpersing van Endstra. Endstra heeft hem hooguit één keer gezien. Endstra kan niet weten of ik close was met hem.” Wat was uw relatie met Mrzic?

Holleeder: Het is een aardige man. Hij had een boetiek in Den Haag en later een restaurant en Den Haag. Ik ging er af en toe langs, kopje koffie drinken of een broodje eten. Toen hij dat restaurant had woonde ik in Den Haag, dan ging ik bij hem eten. Gezellig, beetje kletsen.

Rechter: Er is verificatieonderzoek gedaan. Een tapgesprek in het onderzoek Domino, van 2 maart 2000. U zou Sam Klepper bellen. Die zegt dat hij gebeld is door Paja, u en Sam spreken af Paja te ontmoeten in Hilton.

Holleeder: Ja, daar ben ik bij geweest, dat ging over dingen die Sam met Paja ging bespreken. Het was in het Apollo Hotel.

Rechter: U zegt bij de rechter-commissaris dat Paja met Klepper en Mieremet omging voor uw tijd. Dit is 2000.

Holleeder: Ze waren nog wel bevriend. Paja had een afspraak in het Apollohotel, in die bar.

Rechter: Uit tapgesprekken blijkt dat Paja regelmatig in Amsterdam was. Er zijn observaties van 1 en 2 september in Amsterdam, in de Spieghelstraat, op het terras van De Omval. In 2004. Er is een proces-verbaal over wildplassen. U was samen met hem.

Holleeder: Klopt.

Rechter: Het idee is dat u altijd naar Den Haag ging.

Holleeder: Hoofdzakelijk Den Haag, hij kwam een enkele keer naar Amsterdam.

Rechter: Een paar keer in Amsterdam, is dat die keren die ik noem, of nog meer?

Holleeder: Niet veel.

Rechter: Toen Sam was doodgeschoten bent u met Johnny naar Den Haag gegaan, naar hem. Johnny heeft met hem over gesproken, John heeft daar niets over gezegd.

Holleeder: Wel dat het over geld ging. Zij hebben apart gesproken.

Rechter: U had wel begrepen dat Mieremet Jocic wilde betalen. Wat heeft Paja met Jocic?

Holleeder: Het zijn tegenpolen. Die hebben ruzie met elkaar.

Rechter: Begreep u dat?

Holleeder: Sam wilde niet betalen omdat hij geen kant wilde kiezen. Mieremet was met Paja wezen praten. De ruzie is gekomen door Sam en John.

Rechter: Ging Mieremet advies vragen?

Holleeder: Ik denk een soort verantwoording afleggen.

Rechter: Wat dacht u?

Holleeder: Niks. Prima.

Rechter: Zo lagen de verhoudingen: dat Mieremet moest betalen.

Holleeder: Hij heeft het niet gezegd omdat hij anders een probleem zou hebben met Paja. Uit beleefdheid.

Rechter: U heeft eerder Mieremet niet omschreven als een persoon die dingen uit beleefdheid deed.

Holleeder: Je hebt toch wel waarden en normen. Mieremet is een hard iemand, maar juist met dat soort mensen heb je wel een grote vorm van beleefdheid dat ze dingen van tevoren melden. Dat is niks bijzonders.

Rechter: Dat hoorde u van Mieremet.
Holleeder: Achteraf hoorde ik het. Van Mieremet.

Rechter: Heeft u het er ooit met Paja over gehad?

Holleeder: Zou zomaar kunnen, dat weet ik ook niet.

Rechter: Dan gaat het nog over de bodyguard van Sam, of die er iets van wist.

Holleeder: Dat wist ik echt niet. Die zag ik voor het eerst toen ik in Broodje Rai kwam. Net voor het schieten. Johnny had gebeld of ik een broodje kwam eten. Ze zaten daar binnen, met een Joegoslaaf. Ze zeiden: een bodyguard.

Rechter: Later gaat Sam naar huis.

Holleeder: Nog geen uur later.

Rechter: Dat verhaal met die televisie.

(toen Sam Klepper werd geliquideerd waren hij en zijn lijfwacht bezig met het transport van een televisietoestel en konden beiden niet alert reageren. Er is gedacht dat dit opzet was van degenen die de aanslag hadden beraamd) 

Tammes: Ging u ook wel met Paja uit?

Holleeder: Ja.

Tammes: Waar?

Holleeder: Weleens in Rotterdam. In het BED. En in Den Haag en Scheveningen.

Tammes: Richard Geisterfer, ook veroordeeld in Kolbak, voor de afpersing van Houtman. U vertelt dat u hem kent.

Holleeder: Hij bracht ons wel eens terug als we verlof hadden gehad, naar Bankenbosch

Rechter: U heeft veel mensen tijdens detentie leren kennen.

Holleeder: Dat zie je bij Cor helemaal, dat gaat bij iedereen zo. Je leert mensen daar kennen, is gezellig, dan ontloop je elkaar niet.

Rechter: U zocht Cor nog weleens thuis op. Waar woonde hij toen?

Holleeder: In Zuid, bij de Churchilllaan.

Rechter: Richard was een vriend van u, geen zakelijk contact. U bent nooit met hem bij Türkeyimspor (de voetbalclub van Ali Akgün) geweest.

Holleeder: Nee. Onzin.

Rechter: Mensen kunnen u wel tegelijk in de Bulldog hebben gezien. Ook tegelijk met Soerel en Akgün?

Holleeder: Dat weet ik echt niet meer. Het zou raar zijn als ik het wel zou weten. Ik heb geen zin in een groep. Ik kom alleen, ik ga alleen.

Rechter: Met Geisterfer had u weleens een afspraak voor een kroegentocht.

Holleeder: Dat is wat anders, dat is in de Jordaan, gewone kroegjes, een beetje met de scooter heen en weer rijden.

Rechter: Hij had als bijnamen Bolle Richard en Leen. René Deene, ook veroordeeld afpersing Houtman. Richard en hij waren vrienden?

Holleeder: Het zijn vrienden met betrekking tot de Houtman-groep.

Rechter: Ook uw vrienden?

Holleeder: Vriendschappelijk allemaal. Gezellig. Leuk, hallo.

Rechter: George van Kleef, doodgeschoten op 10 november 2005. “Ik kende hem via Sonja.”

Holleeder: Ik kende hem als eerste van de Hectorstraat, daar was hij mijn buurman, zo heb ik hem leren kennen. Sonja was altijd bij hem, die ging met hem om, met de kinderen.

Rechter: Er is verificatieonderzoek over de relatie tussen u en Van Kleef; Houtman zei tegen de CIE dat George zijn oude gabber was en dat hij nu met u was.

Holleeder: Hij is misschien één keer meegeweest met wat drinken. Ik ken hem als mijn buurman. Hij heeft een keer aangebeld: “Je douche lekt al maanden, kun je er wat aan doen.” Toen heb ik het gemaakt en toen bleek dat hij een compagnon van Cees was. Hij was echt op zichzelf.

Rechter: Van Kleef en Richard bleven bevriend?

Holleeder: Ja.

Rechter: En René Deene.

Holleeder: Die was met zijn zuster, die hebben kinderen.

Rechter: Er is een observatie van 12 augustus.

Holleeder: Ja, die auto hebben we gezien, we stonden met z’n allen voor dat café, toen hebben we naar ze gezwaaid.

Rechter: Magdi Barsoum. Doodgeschoten op 2 maart 2002. “Ik ken hem van de Wallen, alleen van groeten. Mieremet en Klepper zeiden dat ze hem hadden geript.”

Holleeder: Sam zei dat ze moesten betalen.

Rechter: Er is een verklaring van De Graaf, van de politie, die zegt dat Barsoum in het najaar van 2001 tegen hem heeft gezegd dat hij werd bedreigd door de groep rond Hillis. Wist u daar iets van?

Holleeder: Nee.

Rechter: Hij was bang. Hij verbleef een tijd bij zijn broer in Buitenveldert. Op de woensdag voor zijn dood had hij nog de groeten van Stanley gekregen, die wilde hem spreken. Magdi heeft aan De Graaf verteld dat u vlak voor zijn dood bij hem bent geweest, in zijn zaak, de Redlight Bar, op 2 maart 2002, vlak nadat Mieremet was neergeschoten.

Holleeder: Daar ben ik niet geweest. Ik heb daar niks te zoeken gehad.

Rechter: Barsoum heeft tegen De Graaf gezegd dat u in de zaak was en tegen hem had gezegd: het is afgelopen, er is geen gevaar neer, de kust is veilig.

Holleeder: Ik herken het niet. Ik weet alleen dat Mieremet een prijs op zijn hoofd had gezet. Dat wist iedereen. Dat heeft hij meteen gezegd toen Sam doodgeschoten is. Later heb ik Mieremet er niet meer over gehoord, en het er ook niet met Magdi over gehad. Ik ben nooit bij hem in zijn kroeg geweest. Ik was degene die contact had met Hillis voor Barsoum, het kan niet kloppen.

Rechter: Bram Zeegers zegt dat Endstra tegen hem heeft gezegd dat Endstra met Mieremet in zaken is gegaan omdat u schuld heeft bij Mieremet en bij Barsoum.

Holleeder: Dat slaat helemaal nergens op. Ik kan me niet voorstellen dat Endstra dat gezegd heeft. Zeegers is net zo’n advocaat als Hingst. Mieremet heeft veel meer onzin gezegd tegen iedereen.

Rechter: Hoe kan het dat Mieremet met Endstra in een bedrijf zat, terwijl veel andere mensen die geld hadden geïnvesteerd dat niet hadden?

Holleeder: Mieremet was scherper en slimmer dan de rest. Anderen hebben Endstra op zijn woord geloofd, Mieremet zorgde dat er ook daden bijkwamen.

Rechter: Mink Kok. Hij heeft een hele tijd vastgezeten voor wapenhandel. U kende hem via Hillis, hij was voor hem een zakenpartner. Wat voor zaken?

Holleeder: Wat ze precies deden weet ik niet.

Rechter: Wapenhandel?

Holleeder: Nee, dat wilde Hillis niet, daar hebben ze ruzie over gekregen.

Rechter: Wanneer deden ze zaken?

Holleeder: Dat is al uit de tijd van Sam en John. De IRT-affaire, dat zijn hun.

Rechter: Had Mink geld bij Endstra?

Holleeder: Niet dat ik weet.

Rechter: U was bij Mink op bezoek toen hij in de p.i. zat, dat was op 30 augustus 2005. U was met Sandra bij hem op bezoek. Sandra heeft hem wat uitgelegd.

Holleeder: Mink wilde weten wat er aan de hand was tussen haar en Johnny. Ik heb gezegd: “Dan kom ik wel langs, dan kan Sandra het zelf uitleggen.” De verhalen werden steeds groter.

Rechter: Waarom moest Mink dat weten?

Holleeder: Omdat hij alles graag wil weten.

Rechter: Ik hoor Allesweter, maar…

Holleeder (lacht):  Nee. Hij was bevriend met Sam, hij wilde weten of het klopte wat Johnny deed.

Rechter: Was dat nuttig?

Holleeder: Dat weet ik niet. Hij kent veel mensen. Mink vroeg via via: hoe gaat het met Sandra en John. Toen heb ik gezegd: maak maar een afspraak, dan ga ik er wel naar toe.

Rechter: Via wie?

Holleeder: Ik weet het niet zeker. Mag ik het ook half goed zeggen? Volgens mij was het Bas van Hout die de afspraak gemaakt heeft. Iemand had mij benaderd en toen heb ik Bas van Hout gevraagd.

Rechter: Mink kon u niet gewoon bellen?

Holleeder: Nee, ik had alleen een piepnummer. Ik had niet zo’n relatie met Mink dat hij mijn piepnummer had.

Rechter: Bas van Hout had uw nummer wel.

Holleeder: Ja.

Rechter: Hoe stond het er toen voor tussen Sandra en Mieremet? Die 90 miljoen?

Holleeder: Ze had haar geld niet gekregen. Johnny had haar nooit betaald.

Rechter: Dat was nog steeds actueel?

Holleeder: Ja.

Rechter: Mink Kok zegt dat hij u verwijt dat u Mieremet bij Endstra heeft geïntroduceerd. Wat vindt u daarvan?
Holleeder: Daar vind ik niks van. Iedereen kan mij wel de schuld geven, het is Endstra die het zelf aanpakt.

Rechter: Waarom denkt u dat Mink dat anders zag?

Holleeder: Iedereen denkt zoals hij is. Mink is een aardige gozer.

Rechter: Hij had iets van: je weet toch hoe dat uit kan pakken met Mieremet, waarom heb je dat nou gedaan?

Holleeder: Als Endstra eerlijk was geweest, was er niks gebeurd. Het lag aan Endstra zelf, dat hij niet wilde betalen.

Rechter: Mink Kok heeft daar een ander beeld over.

Holleeder: Ja.

Rechter: Mink Kok heeft gecorrespondeerd met Endstra, vanuit de p.i., Endstra schreef hem.

Holleeder: Kleine briefjes, die heb ik zelf gezien.

Rechter: Een pakketje met 23 pagina’s.

Holleeder: Heb ik niet gezien.

Rechter: Er zijn tussen Endstra, Kok en u ontmoetingen geweest in het Amsterdamse Bos.

Holleeder: Met hardlopen.

Rechter: U wil dan niet zeggen waar het over ging, u zegt dan: het ging over hardlopen. Was dat geen bespreking?

Holleeder: Nee. Ik heb wel een bespreking gehad met Kok en Endstra op het kantoor van Endstra op oudejaarsavond. Maar dat hardlopen met Endstra: daar was hij bij.

Rechter: In Kolbak zegt u: “Ik wil niet zeggen waar dat over ging.”

Holleeder: Misschien is er nog een ander gesprek geweest. Op oudejaarsdag hardlopen, daar was hij bij.

Rechter: U zegt ook dat u denkt dat het voor Endstra niet zo uit de hand was gelopen met Mieremet als Kok vrij was geweest.

Holleeder: Dat denk ik nog steeds. Kok is ook degene geweest toen ik dat miljoen moest betalen, dat als er wat zou gebeuren, zij problemen met hun zouden krijgen. Het slotje op het slotje. Als Klepper nog had geleefd, was alles besproken geweest met Mink. Johnny had niet zonder Mink wat kunnen doen.

Rechter: Hoe kwam Mink aan deze status?

Holleeder: Dat was zo, hij had een bepaalde status. Hij was samen met Sam en Jan Femer, dat waren drie vrienden.

Rechter: Hij was al een tijdje vast. Dan had hij geen invloed meer.

Holleeder: Mink is iemand anders, daar komt iedereen op bezoek.

Rechter: Was hij machtig?

Holleeder: Ik weet alleen wat ik van Klepper en Mieremet heb gehoord. Ik weet dat zij naar hem luisterden.

Rechter: De laatste twee: Frans Meijer en Jan Boellaard. U vertelt dat Cor en u Frans hebben onderhouden toen hij in de gevangenis zat. U heeft Boellaard nog eens een woning gegeven.

Holleeder: In de Laurierstraat. Mijn ex-vrouw woonde daar, toen ik eruit kwam gingen we naar de Nachtwachtlaan, die woning heb ik aan Boellaard gegeven.

Rechter: U zegt: “Ik heb met Frans en Jan nooit besproken dat ze nog geld zouden krijgen van de film.”

Holleeder: Ja.

Rechter: U had van Sonja en Astrid gehoord dat ze daarvoor langs waren gekomen.

Holleeder: Astrid wilde geld van de film, daarvoor waren ze in 2011 al naar Astrid en Sonja gegaan.

Rechter: Meende u wat u tegen Sonja zei?

Holleeder: Nee, het zijn gesprekken om erachter komen wat er speelde. Er is nooit een enkele dreiging geweest. Het zijn puur de woorden die ik heb gebruikt. Te veel en te erg, maar er is nooit iets van terechtgekomen.

Rechter: Boellaard heeft in juli 2017 een verklaring afgelegd dat via een brief Cor de afspraak met hem heeft gemaakt dat als er een film zou worden gemaakt, de opbrengst onderling zou worden verdeeld. Toen Cor nog in Parijs zat. En dat er een gesprek is geweest met Peter de Vries op het kantoor van Van den Ende.

Holleeder: Ik weet van een gesprek met Peter de Vries, maar dat was toen ik nog vastzat. Ik weet van een gesprek met Astrid, in Het Kalfje. Ik weet dat Cor het tegen Frans Meijer heeft gezegd toen hij belde vanuit Frankrijk dat het door drieën gedeeld zou worden.

Rechter: Die brief?

Holleeder: Daar weet ik niks van, maar het zou zomaar kunnen.

Rechter: Geen van beiden heeft contact met u opgenomen?

Holleeder: Ja, Frans Meijer. Toen ik vrijkwam.

Rechter: Na Kolbak.

Holleeder: Nee. Toen niet. Ik had geen contact met ze.

Rechter: Wat zat er voor mensen in om met u om te gaan?

Holleeder: Die mensen zijn niet de hele dag met hun werk bezig, die werken heel weinig, die willen de hele dag niks anders dan drinken en een broodje eten en gezellig doen, die hoeven niet naar een baas.

Rechter: Gold dat voor u ook?

Holleeder: Ik heb voor Endstra proberen te werken, op de Wallen, er is niks leuker dan werken, het is best saai, de hele tijd broodjes eten, niet dat je zegt: wat top. Je hebt niks te doen. Beetje sporten. Da’s het verhaal.

 

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 166