Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all 166 articles
Browse latest View live

Ferry de Kok: een weerbarstige getuige

$
0
0

Bondtehond-Ferry

‘Alles weten maakt niet gelukkig’ – Dinsdag 22 maart 2016

(verslag: Bondtehond)

Paparazzo Ferry de Kok kwam dinsdagochtend getuigen voor het Hof in het Passage-proces in het JCS te Schiphol. Samen met zijn raadsvrouw Mr. Brigitte Roodveldt verscheen hij ruim voor de zitting in de loopgang bij de rechtszaal in de extra-beveiligde rechtbank. Ik herkende hem amper na de laatste keer dat ik hem sprak. Ferry is in de tussentijd naar eigen zeggen rond de 50 kilo kwijtgeraakt aan overtollig gewicht en zag er een stuk slanker uit vergeleken bij toen. Vers gekapt grijs/zwart haar, klaar voor de strijd…

En een soort van strijdje werd het later op de dag ook wel even. Wellicht heeft Ferry er iets te licht over gedacht, maar het Hof pikt dus absoluut geen inconsequenties in verhalen. En vergeleken met eerder afgelegde verklaringen door de toenmalige vriend van John Mieremet vond het Hof kennelijk wel dat daar sprake van was. In zulke mate dat het Hof hem in gijzeling nam en dat in de cel liet overdenken alvorens hem een laatste herkansing te geven. Anders zou hij toch echt max. 30 dagen in gijzeling kunnen worden genomen.

Voorzitter Mr. Ruud Veldhuisen opende de zitting en gaf aan dat het OM voor het verhoor van Ferry de Kok graag een dossierstuk wilde inbrengen en gaf het woord eerst aan officier van justitie Mr. Frits Posthumus. Mr. Posthumus deelde aanwezige procespartijen mede dat Vrijdag as. Sjaak Burger zal worden gehoord. Het OM wilde in verband daarmee enkele stukken inbrengen. Het gaat over een verklaring die Burger in Panama zou hebben afgelegd over de liquidatie van Cor van Hout (Viool).

Posthumus droeg dat stuk voor. Samengevat zei hij: Zoals u weet werd Burger in Panama slachtoffer van een liquidatiepoging. Hij meldt dat de liquidatiepoging te maken heeft met de moord op Cor van Hout. Burger geeft aan hierover de waarheid te willen verklaren. Hij is aangekomen in Nederland. Zijn familie heeft dat betaald. Burger zegt dat Cor van Hout is vermoord door twee Joegoslaven in opdracht van Mieremet. Burger wil geen informant zijn en heeft zijn mededelingen uit zichzelf gedaan. Burger is van mening dat hij de waarheid moet vertellen, omdat hij in de media als dader is afgeschilderd en dat gevaar oplevert. Burger zocht zelf contact met Wind omdat zijn leven gevaar liep en hij naar Nederland wilde. Volgens hem kloppen de berichten in de media over de moord op Cor van Hout niet en moet dat stoppen.

Vorige week is hij niet verschenen in het Gerechtshof aan het IJdok, maar zal wel vrijdag op zitting komen. Dat zegt zijn advocaat Marnix van der Werf. Burger voelt zich gedwongen te verklaren door Betty Wind. Het OM voegt een PV toe van Betty Wind waarin zij verslag doet. Daarin is de WhatsApp communicatie toegevoegd waaruit blijkt dat Burger niet gedwongen wordt door het OM om dit te vertellen. Inhoudelijk heeft Burger weinig gezegd, maar genoeg om het als ontlastend te zien voor Holleeder en Fred Ros. Dit is van belang in de zaak Viool en de Fred Ros toegedichte de rol. Tot zover. Vrijdag komt Burger dus naar het JCS. Verder is er weinig bekend over zijn gezondheidstoestand. Dat zal vrijdag waarschijnlijk blijken. 

Hierna kon het verhoor van Ferry de Kok beginnen. Hij legde de belofte af voor het Hof. De voorzitter gaf raadsman Mr. Nico Meijering van Dino Soerel de eerste vragenronde. Heb het niet letterlijk kunnen meeschrijven, maar in grote lijnen ging het verhoor zo:

Voorzitter: Meneer Meijering begint.

Mr. Nico Meijering: Goedemorgen meneer Kok. Bent u gehoord in de zaak Vandros?

De Kok: Van Ros?

Mr. Meijering: Nou, ik zeg het misschien verkeerd, bent u in de zaak Holleeder gehoord?

De Kok: Ja.

Mr. Meijering: Bent u vaker gehoord?

De Kok: In de zaak Holleeder?

Mr. Meijering: Ja, in Vandros of andere zaken?

De Kok: Nee.

Mr. Meijering: U bent in het verleden met Mink Kok, Jan Femer en Stanley Hillis omgegaan. Kunt u vertellen hoe u zichzelf plaatst?

De Kok: Ik was bevriend.

Mr. Meijering: Heeft u ook zaken gedaan?

De Kok: Nee.

Mr. Meijering: Hoe lang kent u deze personen?

De Kok: Mink Kok ken ik al vanaf mijn 15e. Als je dat erbij telt is het 35 jaar.

Mr. Meijering: Wat deden jullie?

De Kok: Ja, vakanties, feestjes, kaarten, van alles…

Mr. Meijering: Er wordt gezegd dat je deel uitmaakte van de groep.

De Kok: Ja, als ze dat zo willen zien…

Mr. Meijering: Jan Femer?

De Kok: Nee, we waren bevriend.

Mr. Meijering: Mink Kok?

De Kok: Nee, die kaartte niet.

Mr. Meijering: Heeft u wel-es gesouffleerd?

De Kok: Eigenlijk niet nee, alleen kaarten.

Voorzitter: Als je bevriend bent, krijg je dan helemaal niet mee wat je vrienden doen?

De Kok: Nee, ik had daar helemaal geen behoefte aan.

Mr. Meijering: Hoe kent u Mieremet?

De Kok: Mieremet heb ik leren kennen omdat ik na een aanslag op mijn leven een tijdje bij hem heb gewoond.

Mr. Meijering: Maar kende u hem ook voor die tijd? Ik neem aan dat je niet zomaar bij iemand kunt wonen?

De Kok: Hij kwam bij een discotheek waar ik aan de deur stond als portier.

Mr. Meijering: Kende u hem toen goed?

De Kok: Nou, ik kende hem wel, maar het was meer van hey, hoi en een praatje.

Mr. Meijering: U heeft hem u beste vriend genoemd hè?

De Kok: Ja, dat is-ie. Je kunt misschien wel voorstellen als je bij hem en zijn gezin woont krijg je een band.

Mr. Meijering: Wat kunt u vertellen uit die tijd?

De Kok: Dat is één groot zwart gat. Ik weet niets meer van die tijd.

Voorzitter: U weet niets meer van die tijd?!

De Kok: Alles weten maakt niet gelukkig.

Voorzitter: Dat wil er niet zo goed in bij ons.

De Kok: Nou, het lijkt me dat als je je vriend ziet liggen met zijn hersenen naast hem en je houdt zijn hand vast en voelt hem langzaam koud worden, is dat wel aangrijpend.

Voorzitter: Ja en ongetwijfeld traumatisch. Maar u kunt zich daardoor niets meer herinneren?

De Kok: Nee, ik denk dat ik veel heb weggestopt. Je wilt daar niet meer aan terugdenken.

Mr. Meijering: En uw relatie met Holleeder?

De Kok: Holleeder heb ik leren kennen omdat ik hem kon fotograferen en zo bleef ik bij hem in de buurt.

Mr. Meijering: Om te fotograferen?

De Kok: Ja, op een gegeven moment trok hij veel bekende Nederlanders aan en daar maakte ik foto’s van.

Mr. Meijering: Heeft u het met Holleeder over Mieremet gehad?

De Kok: Nou nee, daar hadden we het nooit over.

Mr. Meijering: Als we uw verklaringen lezen, heeft u zich niet altijd gunstig uitgelaten over Holleeder. Bent u zich daarvan bewust?

De Kok: Ja.

Mr. Meijering: Ook over anderen trouwens. Hoe ging dat?

De Kok: Nou, je moet het zo zien, er kwam een heel rechercheteam naar Thailand en ik was nog half in shock en ze komen dan bij je en hebben een bandrecorder bij zich en vertellen je al van te voren wat ze ongeveer van je willen horen.

Mr. Meijering: Kunt u dat uitleggen?

De Kok: Nou, je hoort dingen en je zegt dan dat dat zou kunnen kloppen.

Voorzitter: Er komt toch best veel boven ineens hè?

De Kok: Ja, als ik effe nadenk.

Mr. Meijering: Over die 11 miljoen, wat weet u daarover?

De Kok: Ja, dat hoorde ik.

Meijering: Maar wat weet u daarover?

De Kok: Nou, alleen wat Mieremet mij daarover vertelde.

Mr. Meijering: Heeft Mieremet het weleens over Houtman gehad?

De Kok: Nee, niet dat ik weet.

Mr. Meijering: Heeft u het er met Mieremet wel eens over gehad dat hij Holleeder iets wilde aandoen?

De Kok: Nee.

Mr. Meijering: Denk eens goed na.

De Kok: Ja, dat doe ik.

Mr. Meijering: Ik stel me zo voor dat je aan de koffietafel zit en dat je wel e.e.a bespreekt, bv. of je iemand mag of niet.

De Kok: Nee, daar hadden we het niet over.

Voorzitter: Was er een verbinding tussen Soerel en Hillis?

De Kok: Die kenden elkaar denk wel.

Voorzitter: U mocht Hillis niet zo hè?

De Kok: Nee, dat vond ik een nare man. Die moest ik niet zo.

Mr. Meijering: Ken je Dino?

De Kok: Ja Dino kende ik wel. Via Mink.

Mr. Meijering: Ik dacht via Jan Femer?

De Kok: Ja, Jan Femer ook ja.

Mr. Meijering: U heeft over Dino gezegd: loopjongen. Kunt u zich dat herinneren?

De Kok: Kan wel dat ik dat eens gezegd heb ja.

Mr. Meijering: We gaan even terug naar die 11 miljoen. Er is 11 miljoen betaald.

De Kok: Daar weet ik niets van.

Voorzitter: Meneer Kok, laten we er nu niet zo omheen draaien. Even to the point, om tijd te besparen.

De Kok: Ik weet er helemaal niets van. Ja, ik heb de media ook gelezen ja.

Mr. Meijering: U kunt er niets over vertellen?

De Kok: Nee.

Mr. Meijering: We gaan even naar de verklaringen van de dames Holleeder en Den Hartog. Kent u Sandra den Hartog?

De Kok: Nou, ik heb haar 1 of 2 keer gezien toen ik met Holleeder foto’s ging nemen.

Mr. Meijering: Ik ga maar even verder. U vertelde dat u de recherche naar de mond praatte.

De Kok: Ja.

Mr. Meijering: Wie sprak u wel eens?

De Kok: George Kool sprak ik weleens.

Mr. Meijering: George Kool dat zegt me even niets.

De Kok: Ja, dat is een neef van Sam Klepper.

Mr. Meijering: U heeft verklaringen afgelegd over mensen. Ook over Hillis. Die noemt u een bloedhond.

De Kok: Ja, dat vind ik ook.

Voorzitter: Dat strekt wel verder. U vond het niet erg dat hij doodgeschoten werd.

De Kok: Nee, helemaal niet, nee. Ik vind het niet erg, nee.

Voorzitter: U werd dronken van geluk, zegt u eens.

De Kok: Ja, ik heb wel even een flesje losgetrokken, ja.

Voorzitter: Verplaatst u zich eens in anderen in de zaal.

Mr. Meijering: Ja, dat is wel even goed. Kent u Kolle? (fon.)

De Kok: Die naam zegt me wel iets ja, maar verder…

Mr. Meijering: Christian Brany (fon.)

De Kok: Ja, die naam ken ik ook wel.

Mr. Meijering: Die twee namen kent u… hoe?

De Kok: Die waren bevriend met Jan Femer.

De voorzitter wilde ter zake komen: Ik hou u een PV voor van een gesprek dat u op een terrasje zit met Barry Mieremet. Dan zegt de recherche: Wie is nou in staat zo’n aanslag op je vader uit te voeren?

 
(Ali Nalkiran is overigens kortgeleden vrijgesproken in Enclave en ook voor betrokkenheid bij de gewelddadige dood van John Mieremet is weinig tot geen bewijs. Hij werd destijds bijgestaan door dezelfde advocaat als Ferry de Kok nu heeft: Mr. Brigitte Roodveldt)

Voorzitter: Hij zegt dan: ‘Ja, dat is een Joego, hij zit helemaal onder de tattoos’. Recherche: ‘Wie kunnen dat regelen?’ Barry zegt dan: ‘Dat is die Dino’. Dan zegt u: ‘Ja, die heeft Kolle daarvoor.

De Kok: Dat kan ik mij allemaal niet meer herinneren.

Voorzitter: Meneer Kok, u bent fotograaf en wilde een vergoeding voor de tijd dat u geen foto’s kunt maken. Uw tijd is kostbaar, maar die van het Hof ook en het is van groot belang. We roepen u toch goed terug te gaan in uw geheugen. Heeft u Kolle ontmoet?

De Kok: Ja, ongetwijfeld…

Voorzitter: Heeft u Kolle wel eens gesproken?

De Kok: Nee, volgens mij niet.

Voorzitter: Ook niet op die boot?

De Kok: Nee… ja, ik zal hem gezien hebben en een misschien een klein praatje, maar dat weet ik niet meer.

Voorzitter: Denkt u eens goed na. U zat met mevrouw Ria Eelzak en Barry Mieremet op een terrasje bij eetcafé De Zomer nabij de Belgische grens. Herinnert u zich dat?

De Kok: Ja, daar spraken we wel vaker af.

Voorzitter: Ok, nou u zit daar op een terrasje en u zegt dan: ‘Ja, die heeft die Kolle daarvoor’, dan komen we dus op Christian Brany en op Kolle.

De Kok: Ja, ik kan alleen zeggen wat Mieremet me verteld heeft. Zelf uit eigen wetenschap weet ik er niks van.

Voorzitter: ‘Die Kolle heeft vastgezeten met die Arkan van de Arkan Tigers’… (bedoelt worden de beruchte Joegoslavische gangsters Kola ‘Kolle’ Kostovski en Zeljko ‘Arkan’ Raznjatov)

Mr. Meijering: U plaatst hen in relatie tot elkaar. Denkt u eens goed na over de relatie tot Dino. U zegt hier over Dino: ‘Ja, die heeft die Kolle daarvoor’.

De Kok: Ja, ik zeg wel meer dingen die niet waar zijn.

Voorzitter: We gaan even schorsen om te overleggen.

Op dit punt was de voorzitter het zat en was duidelijk geïrriteerd. Er werd even een korte schorsing ingelast van een minuut of 5. Terug in de zaal viel de voorzitter meteen met de deur in huis.

Voorzitter: Meneer Kok, we hebben u een aantal keer geprobeerd u tot antwoorden te bewegen, Dat gaat zo stroef dat we hebben besloten u te gijzelen.

Advocaat Mr. Brigitte Roodveldt reageerde: Ja, we hadden dit al voorzien, gezien uw houding van net. U kunt mijn cliënt gijzelen, maar of dat zijn houding en geheugen doet veranderen… We denken niet dat dat zijn geheugen doet opfrissen. Hij heeft ook de overdracht van zijn huis eind deze maand. Het lijkt mij niet zo bevorderlijk om hem nu te gijzelen.

 

Het Hof besloot Ferry de Kok toch te gijzelen, echter kon hij ’s middags nog een keer in de zaal komen voor een laatste herkansing. Anders zou hij echt max. 30 dagen worden gegijzeld. De Kok werd tussen parketwachten in afgevoerd naar het cellencomplex. Kennelijk had Mr. Roodveldt haar cliënt in de koffiepauze gesproken, want meteen na de pauze deelde ze het Hof mede dat De Kok toch bereid was te getuigen.

De andere getuigenverhoren, van Maike Dijkhuis (ex Holleeder) en Petra Copier (ex Soerel) kan ik niks over zeggen, omdat besloten werd deze verhoren achter gesloten deuren plaats te laten vinden. Copier op verzoek van Soerel, Dijkhuis op eigen verzoek. Beetje vervelend is het dan wel dat de aanwezige journalisten geen enkele reden voor het sluiten van de deuren krijgen te horen. Daar hadden we het nog even over in de perskamer. Daar moet je dan maar naar gissen.

Het verhoor van Ferry de Kok werd pas uren later voortgezet. Zijn advocaat vroeg namens haar cliënt of de zitting achter gesloten deuren kon worden voortgezet, maar dat werd afgewezen. Het verhoor ging openbaar verder en ging een stuk soepeler dan ’s ochtends.

Voorzitter: Uw standpunt is veranderd. Volgens het Hof kan dat niet anders begrepen worden dan dat uw standpunt vanmorgen niet in de haak was. Uw advocaat zegt: ‘We gaan het wat mij betreft opnieuw proberen’. Ja. zo zit het leven niet in elkaar en ik heb u gezegd: ‘Uw tijd is kostbaar, maar die van het Hof ook’, en we gaan niet eindeloos rondjes draaien van: ‘Nou vooruit, we gaan het eindeloos proberen’. Ik heb uw verplichtingen uiteengezet en uw rechten ook, dus we gaan echt gewoon verder en we zullen zien of uw standpunt echt veranderd is en of het Hof niet tot de slotsom komt dat uw standpunt eigenlijk niet veranderd is. In dat geval weet u dat we u max. 30 dagen kunnen gijzelen. Dat klinkt allemaal wat dreigend, maar daar is nu net de strekking van dat dwangmiddel, want dat dwangmiddel wordt ingezet om een getuige die niet meewerkt er toe te prikkelen dat hij/zij wel meewerkt.

Voorzitter: Dat vastgesteld hebbend, heeft het zin om nu verder te gaan, of zegt u…?

De Kok: Nee, ik eh… wil wel doorgaan.

Voorzitter: Weet u nog waar we gebleven waren, meneer Meijering?

Mr. Meijering: Nou nee, ik zei net tegen mijn cliënt dat ik de draad nu ook wel even kwijt ben.

Raadsheer: Zal ik u even helpen, meer Meijering?

Mr. Meijering: Ja graag.

Raadsheer: We waren gebleven bij dat gesprek over Kolle, waar Barry Mieremet en Ria Eelzak bij waren.

Voorzitter: Dat terrasgesprek.

Mr. Meijering: Ja. En dat is inderdaad belangrijk. Meneer De Kok, kunt u enigszins de vragen terughalen die gesteld werden? Niet alleen door mij, maar ook door andere aanwezigen…

Voorzitter: Vooral door het Hof ook hè.

De Kok: Of ik hem kon, dat was de vraag toch? Nou, ik heb hem wel eens gezien en gespr…. nou, niet echt gesproken, ik heb hem gezien op een boot waar we mee gingen varen en daar was hij op een gegeven moment ook op aanwezig.

Voorzitter: Misschien meneer de raadsman, ik spreek toch even, alles met het ook op de efficiency. We hebben gesproken over dat terrasgesprek…

De Kok: Ja ja ja…

Voorzitter: …waar Barry Mieremet was, waar Ria Eelzak was en u was er. Dat gesprek is opgenomen en woordelijk uitgewerkt. In dat gesprek wordt er gesproken over wie er achter de aanslag op Mieremet gezeten zou kunnen hebben. Toen heb ik u een passage voorgelezen, dat doe ik nu weer en mijn vraag is nu of u goed wilt luisteren.

De Kok: Ja ja ja…

Voorzitter: De politieman vraagt hoe het toen gegaan is: ‘Wie liepen er toen om hem heen die daarvoor in aanmerking kunnen komen?’ U vraagt dan: ‘Bij Holleeder?’ De politieman zegt: ‘Ja. Wie benadert hem nou om dit te regelen, op jouw vader?’ Kennelijk gericht aan Barry. Barry Mieremet zegt dat: ‘Dat is die Dino’. ‘Ok’, zegt de politieman, ‘en wie benadert Dino? Heeft hij verschillende mensen?’ Dan zegt u: ‘Ja, hij heeft er verschillende mensen voor. Kolle, dat is een Joegoslaaf’. Dan zegt de politieman: ‘Nou, ik zit aardig in de Joegoslaven, maar ‘Kolle’ zegt me even niks’. Dan zegt u: Ies Begien (fon.) met Christan Brany (fon.) Dat zegt de politieman: ‘Ja’. Dan zegt u: ‘Die regelt het… uh uh, ja die zit helemaal vol tattoos, zit hij’. En ietsje verderop zegt u: ‘Ja, hij heeft ook een hele tijd in Nederland gezeten, maar ik weet niet of hij daar nog zit. Hij heeft ook wel eens een tijdje bij ons op de boot gezeten’. Dan zegt die politieman: ‘Maar zit hij in het kamp van die eh…’ Dan zegt u: ‘Van die ouwe’.

Voorzitter: Ik neem aan dat u daar Hillis bedoelt?

De Kok: Klopt.

Voorzitter: Dan zegt die politieman: ‘Het zegt me namelijk helemaal niets die Kolle, een ouwe rakker? ‘Ja’, zegt u, ‘hij kwam bij ons op de boot, zeg maar. Waar was dat, Ibiza?’ Zegt de politieman: ‘Gibraltar zijn jullie toch geweest?’ ‘Ja’, zegt u, ‘daar ben ik ook geweest’. ‘In welke tijd praten we nu over?’, vraagt de politieman. ‘Ik weet het niet’, zegt u, ‘maar in die tijd’

Voorzitter: Ik spoel het bandje even verder. Dan zegt u: ‘Ja zoiets, ik denk dat hij een jaar of 50 moet zijn die gozer’. Vraagt de politieman aan u: ‘Maar een contact van Dino?’ En dan zegt u: ‘Ja, en die ouwe. Die ouwe heeft samen vastgezeten met Arkan’. Nou en dan gaat het verder over Kolle. ‘Is Kolle een bijnaam?’, vraagt de politie. Dan zegt u: ‘Ja, dat is een bijnaam’. Dan zegt de politie: ‘Nou dan moeten we hem wel kunnen traceren’. Dan is de vraagt aan u: ‘Hoe weet je dat hij daar voor gebruikt werd?’ Dan zegt u: ‘Dat was bij ons algemeen bekend dat hij dat regelde, dus ja’… Dan vraagt die politie: ‘En waren er nog meer van die gasten?’ Dan zegt u: ‘Ja, dat regelde… Dino regelde dat altijd samen met hem en hij woont in Amsterdam. Hij kwam wel eens in Amsterdam’.

Voorzitter: Nou, tot zover een stukje uit dat proces-verbaal. Dat is de achtergrond waartegen de vragen nu gesteld worden. Raadsman…

Mr. Meijering: Ja nou, u heeft ook eh… het is vanochtend al voorbij gekomen. Welke herinneringen roept dat nu bij u op? Want ik kan er heel veel vragen over stellen, van: Hoe weet u dit en wie is dat? Of wie is Arkan, wie is die Ouwe? Ja, ik kan er heel veel vragen over stellen, maar komt er nou bij u op, wat kunt u er nou over zeggen? Waarom zegt u dit? Ik ga er maar even vanuit dat het goed is weergegeven?

De Kok: Nou, ik heb ook veel gesprekken gevoerd, ook met John Mieremet, en die heeft mij dit soort dingen allemaal verteld. Dus daarvan had ik het eigenlijk. Ik heb het dus niet uit eigen… echt uit eigen wetenschap. Ik heb het van horen zeggen van John Mieremet. Die heeft het mij verteld en ik heb het zo herhaald eigenlijk.

Mr. Meijering: Maar wat kunt u daar dan van terughalen, van hoe die dat heeft gezegd?

De Kok: Nou ja, ik heb natuurlijk 2 jaar bij hem in huis gezeten, dus ik heb verscheidene gesprekken met hem gevoerd. En daar kwamen dit soort dingen ook bij naar boven, maar niet expliciet naar Dino of eh… niet naar Dino gericht of zo als je dat bedoelt.

Mr. Meijering: Nou ja, het lijkt er toch wel op, ja het gaat over Holleeder ook hoor, het gaat eerst over Holleeder, maar het lijkt dus ook over Dino te gaan. Ja, dan vraag ik gewoon, het kan een hoop betekenen zoiets, maar wat kunt u zich herinneren over wat Mieremet hierover heeft besproken met u?

De Kok: Nou, wat ik nu ook zeg….

Mr. Meijering: Kijk, ik kan er even iets uithalen. Er wordt gesproken over die aanslag op Mieremet, het is dan 2002. Dan wordt er gezegd: Het is Holleeder geweest. Toch?

De Kok: Ja eh… Mieremet dacht Holleeder ja.

Mr. Meijering: Weet u nog waar hij dat op baseerde, dat Holleeder dat zou hebben gedaan?

De Kok: Nee, hij zei dat het zijn gevoel was. Daar was hij eigenlijk ook van overtuigd, dat hij erachter zat en hij noemde ook eigenlijk alleen maar Holleeder… altijd

Mr. Meijering: Maar heeft u er dan een verklaring voor dat Dino hier eh… nou moet ik er wel even bij zeggen dat Barry begint met ‘Dat is die Dino’ hoor, die begint ermee, maar u lijkt daar op aan te haken.

De Kok: Nou, omdat eh…ehm… Dino is ook vaak gezien in het gezelschap van Holleeder, dus John ging er ook vanuit dat Dino bij Holleeder hoorde.

Mr. Meijering: Hij ging er vanuit, heeft hij dat zo gezegd, of heeft hij ook gezegd: ‘Ja, ik weet dat Dino erbij hoort, want…’? Of heeft hij dat ook echt uit feiten of van horen zeggen, zeg maar, kunnen opmaken?

De Kok: Nee, dat heb-ie nooit echt zo duidelijk gezegd.

Mr. Meijering: Hm… effe kijken, dan heb je nog… dan zegt u hier ook… ja kijk ik zeg er ook maar gewoon even bij, want dat weet u natuurlijk wel, dat is wat nu zo vervelend voor cliënt is: Holleeder zit achter Mieremet, althans de aanslag, nou wie hebben we daar dan voor? Dan hebben jullie het geloof ik over Dino en dan vervolgens over Kolle, een Joegoslaaf. U heeft het van Mieremet. Maar we hebben het hier wel over de aanslag op Mieremet en ik neem aan dat die Kolle niet aan Mieremet heeft verteld dat hij achter de aanslag zit, of zo? Kunt u mij volgen?

De Kok: Ja, ik heb natuurlijk een tijd op die boot gezeten. Ja, het jaargetijde weet ik ook niet, maar we hebben toen een tijd op die boot gevaren en daar kwam eh… Kolle kwam daar ook en eh… Dus als ik gesprekken had met Mieremet dan kwam dat ter sprake, wie erbij waren zoals die Kolle en toen zei John: ‘Hé, die Kolle regelt alles’. Zo, in die context is dat gegaan.

Mr. Meijering: Ja en dat nam u dan maar aan of heeft hij ook gezegd hoe hij dat wist?

De Kok: Ja, nee, ik heb nooit gevraagd hoe hij dat wist. Ik heb er zelf nooit bij gezeten als er wat geregeld moest worden, of zo.

Voorzitter: Dus u heeft op dat terras eigenlijk gewoon gepapagaait wat u van Mieremet hebt gehoord? Want u zegt het daar in ongeveer dezelfde woorden zoals u het van Mieremet heeft gehoord. Want u zegt hier: Ja, daar heeft-ie verschillende mensen voor, Kolle, dat is een Joegoslaaf, want dat heeft hij precies zo tegen u gezegd?

De Kok: Nou ja, precies, hij heb het… ja.. ja.

Voorztter: Maar u kende die Kolle wel.

De Kok: Ja, ik heb hem gezien en niet echt gesproken, maar…

Voorzitter: Maar u weet wel te melden dat hij vol tattoos zit?

De Kok: Ja, omdat-ie op de boot zat en…

Voorzitter: Ja, dus dat heeft u wel gezien?

De Kok: Ja, ja, ja… ja hij was ook boven daar en we waren aan het zwemmen en eh…

Voorzitter: Zeg, in de tijd van dit gesprek hè, vreesde u toen voor uw veiligheid? Dat terrasgesprek bedoel ik hè.

De Kok: Euhh… ja. Er was natuurlijk net een aanslag op me gepleegd…

Voorzitter: Zeker.

De Kok: …en ik wist dat ik op een dodenlijst stond. Dat ik weg moest blijven uit Amsterdam. Dus ja, dat nam ik dan aan. Dus ja, natuurlijk vreesde ik voor mijn leven.

Voorzitter: Ja.

De Kok: En voor mijn gezin ook. Daarom ben ik ook weggegaan,

Voorzitter: Ja, dat begrijp ik. Zeg en eh, even terug naar dat terrasgesprek. Uit welke hoek vreesde u?

De Kok: Ik vreesde de ellende van Hillis.

Voorzitter: Ja, u zegt ook over de aktuele stand van zaken en dan zegt u: ‘Nou, ik heb begrepen dat er nog steeds jacht wordt gemaakt op mij’. En dan vraagt de politie: ‘Door wie?’ En dan zegt u: ‘Hillis’.

De Kok: Ja.

Wordt vervolgd….

Later de rest van dat verhoor. Ben ook nog bezig met een samenvatting van het verhoor van Martin Hillegers van maandag. Dat komt dus ook nog. 

Bondtehond

 


Sjaak Burger in het Passageproces: een verslag

$
0
0

Sjaak-Panama-1-film

(verslag van Christiaan Korterink

Vanmorgen (vrijdag 25 maart) om 9:30 uur hield het hof een zitting in het Passageproces waarbij Sjaak Burger als verdacht en als getuige gehoord zou worden.

Met een kleine vertraging van 10 minuten wordt de zitting geopend. Als eerste loopt Sjaak vanuit een aparte ruimte met een capuchon over zijn hoofd getrokken de rechtszaal in, waar hij de capuchon af doet.

Dat Sjaak hier zelf naar binnen loopt mag een, om het met de woorden van de voorzitter te zeggen, godswonder heten. De voorzitter begint de zitting door een ieder welkom te heten en in het bijzonder Sjaak die volgens hem ‘de binnenkant van het oog van de naald heeft gezien.’

‘Meerdere keren’, beaamt Sjaak, die iets meer dan een jaar weer in Nederland is, en een jaar geleden nog niet eens kon lopen vanwege de aanslag op zijn leven, waarbij hij door het hoofd geschoten werd.

Het hof is positief verrast dat Sjaak vandaag verklaringen af wil leggen, maar alleen in zijn hoedanigheid van getuige. Alle zaken die hem ten laste worden gelegd, en de vragen die daar over gaan, bespreekt Sjaak niet. Hij beroept zich steevast op zijn verschoningsrecht, wanneer het daar op aan komt. Als getuige zal hij wel vragen beantwoorden, maar liever had hij dat ook niet gedaan. Hij voelt zich gedwongen door de verklaringen van anderen, om toch een gedeelte van zijn kant van het verhaal te vertellen.

In het begin is het lastig om Sjaak goed te verstaan, omdat zijn spraak is aangetast door de aanslag. Af en toe moet Sjaak even op adem komen, en rochelt en kucht hij wat voor hij weer verder kan spreken. Wanneer de microfoon eenmaal op de juiste afstand staat is Sjaak goed te volgen en verklaart hij zowel over de zaak, als over zijn verblijf in Panama, waarbij er verschillende schokkende details naar voren komen.

Hoewel de voorzitter van het hof bij binnenkomst de aanwezigheid van Sjaak nog een godswonder noemt, lijkt hij niet erg onder de indruk van de verhalen die Sjaak vertelt en nog minder geïnteresseerd. Hij probeert zoveel mogelijk op de zaak die aan de orde is te focussen.

Een van de punten waar het deze ochtend uitvoerig over gaat is de manier waarop Sjaak vanuit Panama contact heeft gehad met een Nederlandse officier van justitie, Betty Wind. Via whatsapp hebben zij contact gehad en dankzij Betty Wind is Sjaak in Nederland terechtgekomen nadat hij Panama niet mocht verlaten zonder stempel van de Nederlandse Justitie.

Sjaak ligt dan al meerdere weken in het ziekenhuis in Panama, wat volgens hem absoluut geen pretje was. Sjaak verdenkt de Nederlandse overheid ervan dat zij via Interpol, informatie gelekt hebben aan de Panamese autoriteiten, waardoor hij een slechte behandeling kreeg.

Nadat hij uit zijn coma was ontwaakt werd hij getransporteerd naar een andere afdeling waar hij op een dun matrasje werd neergelegd, een luier aan kreeg, zonder deken en onder de airco. Zijn polsen waren aan het bed vastgebonden. Drie keer per dag kwamen er mensen langs die ijswater over hem heen gooiden, verder keek er niemand naar hem om. Drie weken lang kreeg hij geen voedsel. Een paar dagen langer en hij was dood geweest. De enige reden dat hij dit heeft overleefd dankt Sjaak aan zijn woede. “Ik was zo woedend, daardoor werd ik heel sterk en heb ik het overleefd.”

Die isolatie van drie weken begon nadat hij geweigerd had mee te werken aan onderzoek van twee rechercheurs die bij hem aan bed kwamen. Dat hij uiteindelijk in contact kwam met Betty Wind kwam doordat er een vrouw in het ziekenhuis was die hem wilde helpen.

Via geld dat zijn familie naar hem toe had gestuurd verkreeg hij een telefoon. Hij moest contact opnemen met iemand van Justitie maar had geen idee met wie. Hij kende niemand. Alleen de naam van Betty Wind kwam ineens in hem op, vanwege haar rol bij Lucia de B.

Via Whatsapp hebben Sjaak en zij daarna contact. Die berichten zitten in het procesverbaal, opgemaakt door Wind, maar zijn volgens Sjaak niet volledig. Volgens hem ontbreken er gedeeltes. Wat volgens het Openbaar Ministerie ondenkbaar is omdat Wind verklaard heeft de gesprekken integraal aan het dossier te voegen.

Wanneer Sjaak op eigen kosten weer terug naar Nederland vliegt staat Wind als een van de eersten aan zijn bed. Sjaak zegt dan het volgende: “Ik vond je altijd een heks om wat je deed, maar dit wat je nu gedaan hebt zal ik voor de rest van mijn leven niet vergeten. Ik dank je uit de grond van mijn hart. Maar hier blijft het bij.”

Sjaak begint aan een anekdote over een skivakantie waar hij met Jesse Remmers samen aan heeft deelgenomen. Terwijl hij er over vertelt draait hij zich om en zegt: “Dat weet je nog wel hè, Jesse?” Die het beaamt: “Natuurlijk weet ik dat nog.”

Plots valt Sjaak stil. De voorzitter vraagt of hij klaar is met zijn verhaal omdat hij zo abrupt stopt. “Ik wil zoveel vertellen, maar eigenlijk ook niet.”

Dat de moord op Cor van Hout is gepleegd in opdracht van John Mieremet door twee Joegoslaven, heeft Sjaak volgens zichzelf te stellig gezegd. Net als het feit dat hij gezegd heeft dat hij geschoten is in verband met diezelfde moord.

Hij zegt nu: “Dat weet ik niet, en dat kan ik ook niet weten.” Dat de broer van Cor, Martin er iets mee te maken heeft, wuift hij nu ook weg, ondanks het feit dat hij diezelfde broer meerdere keren in Panama gezien dacht te hebben. Dat trekt Sjaak terug. Het moet iemand zijn geweest die erg veel op Martin leek. “In elk geval ben ik veel te stellig geweest in mijn uitspraken.”

Dat hij weg wilde uit Panama kan daar mee te maken hebben gehad. Nu heeft hij er spijt van dat hij zijn hersenspinsels heeft geuit. Hersensspinsels zijn niet zeker en daarom beter om niet te uiten volgens Sjaak. Wat weet ik wel zeker over de moord op Cor van Hout? Niets.”

De verdediging van Jesse R. wil graag een paar vragen stellen aan Sjaak rondom de datum van de moord op Cees Houtman.

Sjaak: “Ik weet dat Jesse dat niet gedaan heeft. Hij lag toen al twee dagen ziek in bed. We zijn naar Disneyland geweest, toen werd Jesse ziek. Op de ochtend van 2 november heb ik Jesse gebeld of ben bij hem langs geweest, maar hij lag nog helemaal te trillen in bed, kon niet lopen en had koorts. In de loop van de dag hadden we weer contact en zei hij: ‘Ik moet eruit’, hij lag natuurlijk al twee of drie dagen in bed. Ik heb hem ’s avonds opgehaald in Vinkeveen of de Rijnstraat, en toen zijn we naar Bottles & Bites gegaan. Daarna zijn we naar een sekshuis gegaan waar Peter La Serpe ons om half 6 de volgende ochtend weer heeft opgehaald.”

Advocaat Sander Janssen vindt het vreemd dat de rechtbank hieruit geconcludeerd heeft dat Jesse dus toch betrokken was bij de moord op Cees Houtman, omdat er anders geen connectie was geweest met Sjaak als medeverdachte.

“In dat café zijn wij samen gezien, en zo zijn mensen er ook bij gekomen dat ik de schutter ben geweest. Dat zijn allemaal verhalen die de wereld in komen, die gaan een eigen leven leiden, en dan kun je er niets meer tegen doen. Ik heb dat natuurlijk helemaal niet gedaan, en Jesse ook niet. Dat durf ik te zweren.”

Vervolgens wil Nico Meijering graag nog wat vragen stellen aan Sjaak. Met name over de contacten met Betty Wind en hoe vaak hij haar in levende lijve heeft gesproken.

“Twee of drie keer, de eerste keer heel kort want toen kon ik niet praten, had ik een slang in mijn mond.” Meijering leest hierna verschillende passages voor uit de whatsapp-gesprekken.

Betty Wind: Eén ding nog, vertel aan niemand dat wij contact hebben met elkaar.

Sjaak: Ik ga het aan Nico vertellen. (In de rechtszaal vraagt Nico Meijering: “Welke Nico bedoelde je?” Sjaak: “Jou natuurlijk.”

Betty Wind: Dat is een geintje hoop ik.

Sjaak:  Nee, natuurlijk niet. Hij begrijpt mij.

Betty Wind: Hij begrijpt jou wel, maar mij niet.

een uurtje later

Betty Wind: Zeg Sjaak, dacht dat het een geintje was dat je Nico dit wilde gaan vertellen, maar als hij weet dat wij contact hebben kunnen wij geen bijzondere afspraken meer maken. Dat gaat niet samen.

Meijering haalt nog een andere passage aan:

Betty Wind: Nog iets: Heb je het met Nico gedeeld? Wil niet dat hij het zo draait dat het tegen mij keert.

Voordat Meijering kan vervolgen wil de voorzitter van het hof graag wat extra context geven en leest nog meerdere berichten voor waarin onder andere het volgende naar voren komt.

BW: Ik wil graag van je horen over Cor van Hout, geheel vrijblijvend, maar geen verzinsels en leugens.

Of Sjaak hier op ingaat is niet duidelijk, wel appt hij terug dat hij zal zeggen dat Betty een topper is.

Vervolgens gaat het om een paar berichten die op 16 of 17 maart 2015 heen en weer zijn gestuurd. Dit zorgt voor enige consternatie in de rechtszaal.

SB: Advocaat komt zo.

BW: Is de advocaat geweest?

SB: Ja, Marnix. (Van der Werf, van het kantoor van Meijering)

BW: Dat is weer iemand die weet waar je ligt. Heb je het over ons gehad?

SB: Ja.

BW: Het is zo wel lastig om voor je veiligheid te zorgen. Zo kan het ook dat je passagevrienden dit te weten krijgen.

Sjaak verklaart dat hij zich niet alleen in Panama, maar ook in Nederland het gevoel heeft gehad dat hij onder druk werd gezet. In Panama werkte hij niet mee. “Drie weken later stond er ineens in de Telegraaf dat ik in het grootste geheim in Nederland was en zwaar beveiligd. Ik ben zelf naar Nederland gevlogen, heb alles zelf moeten betalen, ze hebben me het vliegtuig in moeten tillen. Ben gewoon met KLM economy class naar Nederland gevlogen. Een dag nadat dit in de krant stond zag ik ineens agenten in de hal van het ziekenhuis lopen. Vervolgens kwamen ze van het ziekenhuis naar mij toe: ik moest om 12:00 uur het ziekenhuis uit. Justitie had alle revalidatiecentra ingelicht, niemand wilde me hebben. Ik kon niet lopen, moest zes maanden wachten. Ik kon naar Scheveningen maar dan moest ik dingen vertellen. Heb ik geweigerd, dus om 12:00 uur er uit gezet. Maar goed, dat is allemaal niet interessant”, besluit Sjaak zijn verhaal, en hij verontschuldigt zich wanneer hij ziet dat de voorzitter duidelijk laat merken dat Sjaak volgens hem teveel van het onderwerp afdwaalt.

Meijering wil hier toch even op door en vraagt nog eenmaal in hoeverre Sjaak vond dat mevrouw Wind met zijn veiligheid begaan was wanneer zij het heeft over het feit dat via advocaat Van der Werf meer mensen achter zijn verblijfsgegevens zouden kunnen komen.

Voor hij zijn zin af kan maken onderbreekt de advocaat-generaal zijn verhaal: “Dit is een schandalige insinuatie, ik sta het niet toe!”

Meijering reageert: “Ik kan het niet anders lezen dan hoe het er staat.”

“Het is walgelijk, zo lees ik het ook”, reageert Sjaak zeer opgewonden.

Het burgerlijk verhoor wordt hierna afgesloten. De advocaten-generaal doen nog een verzoek om Betty Wind als getuige te horen, waar advocaat Meijering op inhaakt, maar na beraad ziet het hof hiervan af. Zij besluit dat alle stukken voor zich spreken en een ieder zijn eigen oordeel kan vellen daar over.

 

Martin Hillegers: het verhoor

$
0
0

Bondtehond-Hillegers

Martin Hillegers is iemand uit het hart van de Amsterdamse criminele coterie. Iedereen kent hem, hij kent iedereen.

‘Iedereen’ weet over de aanslag waarbij zijn onschuldige broer om het leven kwa, (in Badhoevedorp), over zijn ruzie met Danny Kuiters, de klap van Dick Vrij aan Willem Holleeder. Kortom, iemand van wie je graag wil weten hoe hij tegen allerlei dingen aankijkt. Betrokken bij een gijzeling?

Ouwe jongens krentenbrood, zeiden ze vroeger, maar die uitdrukking heb ik de laatste twintig jaar al niet meer gehoord.

Toch is dat wel een gedachte die opkomt als je zo leest wat hij allemaal aan het vertellen is. Over de ouwe jongens, van wie er een heleboel dood zijn, en waarbij je eerder aan ‘water en brood’ en kogels denkt dan aan krenten.

Maandag 21 maart werden hij en Sander Hulsman op één dag gehoord als getuigen in het Passageproces.

Sander wie?

Sander is de schoonzoon van Thomas van der Bijl. Doodgeschoten in april 2006. Veel vingers wijzen naar Holleeder als opdrachtgever, maar concrete aanwijzingen zijn er  niet.

Sander was destijds de eerste die met de foto van Heinekenontvoerder Frans Meijer kwam, toen die op Schiphol vertrok na een bezoek aan Nederland.

Sander werd helaas – en om onduidelijke redenen – achter gesloten deuren gehoord. Niet crimineel genoeg?

Bondtehond maakte een uitvoerig verslag van deze zittingsdag, met eerst wat achtergronden over Sander Hulsman en Thomas van der Bijl, daarna het hele verhoor van Martin Hillegers.  

Hier vast een fragment:

Voorzitter: Nou, houdt u vast. In uw eerste verklaring, die bij de rechter-commissaris zijn er drie aspecten die met elkaar in verband worden gebracht, door u. De klap van Dick Vrij in het gezicht van Holleeder op een terras.

Hillegers: Oké.

Voorzitter: Een aanslag op u, waarbij uw broer het leven heeft gelaten.

Hillegers: Ja?

Voorzitter: En de onenigheid met Kuiters, het geschoffeerd hebben in het HvB in 2005.

Hillegers: Hm-mm

Voorzitter: Om heel precies te zijn, lees ik u voor. U zegt bij de rechter-commissaris: ‘U vraagt of ik een verband zie tussen de klap van Dickie en de aanslag op mij . Mijn theorie is dat het er te mee te maken heeft dat ik in 2005 onenigheid heb gekregen met Danny Kuiters toen we in Zuyder Bos zaten. Ik heb hem toen en public geschoffeerd, dit omdat hij een opmerking tegen mij had gemaakt waar ik niet zo blij mee was’.

Voorzitter: Dan is toch de vraag: Wat is nou het probleem geweest? U brengt het toch met elkaar in verband. De klap op de kaak van Holleeder, de aanslag op u waarbij uw broer het leven verliest en gewoon een akkefietje in het huis van bewaring. Dat lijkt allemaal een beetje wonderlijk.

Hillegers: Jaah, maar ik zeg ook, het is maar een theorie hè. Ik heb niet gezegd dat het zo is.

Eerst Sander Hulsman. Hij werd bijgestaan door zijn advocaat Mr. De Klerk, die  verzocht of het verhoor achter gesloten deuren mocht.

Het Hof sloot reeds om dit verzoek te kunnen doen de deuren voor eventueel publiek en aanwezige journalisten. Dit om de argumenten van Hulsman aan te horen. Het Hof besloot dit verzoek inderdaad te honoreren en het verhoor ging dus verder achter gesloten deuren.

Waarom is gissen.

Sander Hulsman kwam naar voren in verklaringen omtrent het ‘Jesi Remis en Sjakie Burgers’-briefje dat Maria Houtman bij haar thuis overhandigd kreeg door Thomas van der Bijl. Sander Hulsman, die een relatie heeft met een dochter van Thomas van der Bijl, zou daarbij aanwezig zijn geweest.

Hulsman werd vergezeld door de knappe April van der Bijl, een andere dochter van Thomas van der Bijl, de doodgeschoten caféhouder van ‘Café De Hallen’. Zij is buiten mooi ook erg vlot en aardig en mocht tijdens de zitting wél in de rechtszaal, maar in de pauze kwam ze even in de perskamer zitten. Ook omdat zij even geen contact met getuige Hulsman mocht hebben, Tragisch, en tegelijkertijd ook wel logisch, om te horen dat de 28-jarige vrouw en moeder van 3 jonge kinderen zo’n 10 jaar na het verlies van haar geliefde vader nog steeds worstelt met haar emoties. Zo te horen was haar vader alles voor haar. Ze heeft vroeger wel voor haar vader gewerkt, o.a. in zijn strandtent ‘Venice Beach’ in Zandvoort.

Van dit verhoor kregen we dus niets mee, maar met het verhoor van Martin Hillegers konden journalisten weer in de zaal. Hij was even voor 14:00 aan de beurt. Pas om die tijd was het verhoor van Hulsman afgelopen.

Martin Hillegers en zijn raadsman Mr. Darwin Bes van Kensington Advocaten betraden de rechtszaal en namen vooraan voor het Hof plaats. Hillegers had zijn vriendin ook meegenomen, die achter in de zaal plaatsnam. Het verhoor kon na de plichtplegingen beginnen. Martin Hillegers deed de belofte. Voorzitter Mr. Ruud Veldhuisen gaf het OM de eerste mogelijkheid om vragen te stellen.

OM/Advocaat-generaal Mr. Frits Posthumus: Meneer Hillegers, u bent gehoord als getuige. Heeft u een bijnaam?

Martin Hillegers: Een bijnaam? Ja, Hillie.

OM: Heeft uw vader Café de Corner aan het Scheldeplein?

Hillegers: Nou, ik weet niet of het van mijn vader is, van zijn vriendin.

OM: Volgt u het proces?

Hillegers: Jawel.

OM: Weet u wie de verdachten zijn?

Hillgers: Ja, die de voorzitter net heeft opgenoemd.

OM: Wie kent u van hen?

Hillegers: Eh, Jessy ken ik, Sjakie ken ik, Fred Ros ken ik en that’s it…

OM: Dino Soerel niet?

Hillegers: Nee.

OM: En eh, La Serpe kent u ook?

Hillegers: Nee.

OM: Er zijn nog een paar verdachten, Nan Paul de B., Freek Stevens, Moppie Rasnabe?

Hillegers: Ja, Moppie ken ik wel.

OM: Pinny Song?

Hillegers: Nee.

OM: Siegfried Saez?

Hillegers: Ja.

OM: Nou goed, over de personen die u kent, kom ik later op terug. U heeft vastgezeten. Heeft u met van de Passage-verdachten vastgezeten?

Hillegers: Ja.

OM: Weet u nog wie dat waren?

Hillegers: Ja, met Fred Ros in Zuyder Bos.

OM: Was hij de enige?

Hillegers: Van deze mensen? Ja.

OM: Met Moppie Rasnabe?

Hillegers: Nee.

OM: Met Siegfried Saez?

Hillegers: Ja, maar dat was voor deze zaak. Met Fred Ros ook trouwens hoor, voor deze zaak, dat was in Zuijderbos

OM: Kent u Willie Lemoine?

Hillegers: Ja.

OM: Dat is een vriend van u hè?

Hillegers: Nou, vriend, vriend, een kennis.

OM: Kent u andere mensen die bevriend zijn met Willie Lemoine?

Hillegers: Ja, wie moet ik kennen?

OM: Kent u Ali Akgün?

Hillegers: Ja, die heb ik ooit leren kennen bij Willie Lemoine.

OM: Was Arjen Kaale bevriend met Wille Lemoine? Ja, je hebt de oude Arjen en zijn zoon.

Hillegers: Ja, ik ken ze alletwee, maar of ze omgang hadden met Lemoine weet ik niet.

OM (De Jong): U zegt dat u Ali Akgün kent via Wille Lemoine, wanneer heeft u Ali leren kennen?

Hillegers: Nou, dat zal geweest zijn ’87, ’88.

OM: Heeft u met Wille Lemoine wel eens gesproken over Dino Soerel?

Hillegers: Nee, niet echt.

OM: Heeft u iets gehoord van Willie Lemoine over Dino?

Hillegers: Nee, niet eh…

OM: Heeft u wel eens wat gehoord over Arjen Kaale, zowel de vader als de zoon?

Hillegers: Nee.

OM: U heeft gezegd dat u Jesse Remmers kent, kunt u aangeven hoe lang u hem kent?

Hillegers: Nou dat is al lang geleden. Ja, toen waren we nog jong, ik denk 1980 of zo? Vanaf 1980.

OM: Vanaf 1980. Toen was u dus nog heel jong? Toen was u 14 of zo?

Hillegers: Ja….

OM: Jesse was iets jonger denk?

Hillegers: Nou, het zal niet veel schelen toch?

Jessy merkte tussendoor op: Volgens mij ben ik een jaartje ouder.

Hillegers grapte: Nou, je ziet er wel ouder uit, maar je bent niet ouder… hahaha!

Jessy: hahaha! (iedereen lachte)

OM: Maar goed, u kent elkaar dus al heel lang?

Hillegers: Onze vaders kenden elkaar ook.

OM: Kent u de vader van Jesse ook??

Hillegers: Ja, ik ken hem wel.

OM: Heeft u nog contact met de vader van Jesse?

Hillegers: Nou, ik heb hem nou al een tijdje niet gezien, maar eh… ik denk een jaartje geleden voor het laatst.

OM: Was dat een toevallige ontmoeting of had u afgesproken?

Hillegers: Volgens mij was dat een toevallige ontmoeting, daarna hebben we een keer afgesproken.

OM: Hoe was uw contact met Greg Remmers?

Hillegers: Goed.

OM: We weten uit onze stukken dat hij veel jongere mannen met wie hij omgaat ziet als een soort zoon. Zag hij u als zijn zoon?

Hillegers: Ja, hij had het goed met me voor.

OM: Had u een bijnaam voor Greg?

Hillegers: De Peetklapper.

Voorzitter: Wat zegt u nou?

Hillegers: De Peetklapper.

Voorzitter: De Peetklapper…

Hillegers: Ja, hahaha!

OM: Waar komt dat nou vandaan?

Hillegers: Dat weet ik niet. Zo noemden we hem.

OM: Wie is we, in dit geval?

Hillegers: Nou, de jongens waar ik mee omging.

OM: En wie waren die jongens?

Hillegers: Nah, dat weet ik eigenlijk niet meer.

OM: Heeft u een idee wat het zou kunnen zijn?

Hillegers: Jaah, de peetvader…

OM: De peetvader ja, maar dat klapper?

Hillegers: Ja, dat weet ik niet, maar dat schiet me opeens te binnen.

OM: Ja, en met Jesse Remmers, wanneer had u voor het laatst contact met hem?

Hillegers: Al heel lang geleden. Ik zou het niet precies kunnen zeggen.

OM: Want even voor de duidelijkheid, u heeft vaker voor langere tijd vastgezeten?

Hillegers: Eh ja.

OM: In de jaren 90 een jaar of zes. En volgens mij heeft u vastgezeten van maart 2000 tot ergens 2011 of zo?

Hillegers: Ja, correct. Zo lang is het al geleden

OM: Ja. Maar het laatste contact met Jesse was dat wanneer u vrij was en hij vrij was?

Hillegers: Zou kenne, dat ik hem tussen ’98 en 2000 een keer gezien heb en anders was het daarvoor. Voor ’91, ik weet het niet. Misschien weet Jessy het nog?

OM Kende u ook broers van Jesse?

Hillegers: Ja.

OM: Welke?

Hillegers: Andy en Reggy.

OM: U zei dat u Moppie Rasnabe ook kende. Hoe kent u Moppie?

Hillegers: Dat weet ik niet meer precies, maar ik ken hem al heel lang.

OM: Wanneer had u met hem het laatst contact?

Hillegers: ’98? 1998 denk ik.

OM: Heeft u wel eens gebeld met Moppie tijdens een detentie?

Hillegers: Ja, dat is dacht ik wel eens gebeurd.

OM: Ik ga even naar Scheveningen. Waren er plannen dat u zou ontsnappen?

Hillegers: Nee, dat niet, ik heb wel eens een spijltje doorgezaagd. Maar ik ben niet ontsnapt.

OM: Nee, maar misschien was u dat wel van plan toen u dat spijltje doorzaagde?

Hillegers: Ja, dat klopt ja. Maar dat heb hier toch niks mee te maken?

OM: Nou, dat is de vraag.

Hillegers: Oh?!

OM: Ja. Waren Jessy en Moppie daar bij betrokken?

Hillegers: Nee.

OM: Ze zijn wel aangehouden destijds in de nabijheid van PI Scheveningen.

Hillegers: Dat kan, dat weet ik niet.

OM: Volgens mij heeft Jesse dat ook een keer verteld, dat hij daar was met oog op uw ontsnapping.

Hillegers: Oh?!

OM: Dat is u onbekend?

Hillegers: Ja, dat is al zolang geleden.

OM: Zo lang geleden.

Hillegers: Tja…

OM: Weet Jessy iets van een strafbaar feit van u? Dat u Jesse aan de telefoon had en dat u vertelde: ‘Ik heb iets gedaan?’

Hillegers: Neu…dat denk ik niet.

OM: Nee? Ik zal u voorlezen dan wat Jesse hier op zitting heeft verklaard op 11 januari 2016: In 1992 heeft Martin Hillegers mij verteld over een uit de hand gelopen gijzeling.

Hillegers:In ’92?

OM: In ’92 ja.

Hillegers: Dat kan niet, want toen zat ik nog vast. In ’91 werd ik gearresteerd.

OM: Hm ja… In ’92 heeft Hillegers mij verteld over een uit de hand gelopen gijzeling waarbij de gijzelaar door Martin Hillegers was doodgeschoten. Toen heb ik gelijk de hoorn van de telefoon op de haak gelegd omdat ik bang was dat het gesprek werd afgeluisterd.

Hillegers: Waarom zou ik dat tegen hem zeggen dan?

OM: Ja, dat was de vraag die ik voor u had, ja.

Hillegers: U zegt ’92, maar ik ben in ’91 gearresteerd, dus eh…

OM: Maar goed, misschien heeft Jesse Remmers zich een jaar vergist? Hebt u ooit tegen Jesse Remmers verteld dat u eh…

Hillegers: Nah, dat lijkt me niet logisch.

OM: En waarom lijkt u dat niet logisch?

Hillegers: Ja, waarom zou je dat tegen iemand zeggen dan?

OM: Ja, omdat u het kwijt wilde, of omdat u advies wilde hebben, of zo?

Hillegers: Ik weet het bij God niet.

OM: U slaat er niet op aan?

Hillegers: Nee, dat ken ik mij niet herinneren.

OM: Hij zegt ook nog: ‘Ik wist dat Hillegers van plan was om iemand te gijzelen’

Hillegers: Zo goed ging ik niet met hem om, dus-eh hoe moet hij dat nou weten? Dat moet u aan hem vragen.

OM: Hm. U heeft het hem niet verteld?

Hillegers: Nee.

OM: Hij heeft de volgende zin ook verklaard: ‘Ik heb in 1993 klaargestaan bij PI Scheveningen om tegen mijn zin te helpen bij een ontsnapping van Martin Hillegers. Daar heb ik twee dagen voor vastgezeten’.

Hillegers: Tegen ze zin?

OM: Ja.

Hillegers: Nou, ik weet het echt niet.

OM: U weet het niet?

Hillegers: Nee.

OM: Heeft Jesse Remmers wel eens tegen u verteld dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd?

Hillegers: Nee hoor.

OM: Zegt de naam Maikel Bronkhorst u iets?

Hillegers: Nee.

OM: Rooie Mike? Nee… Rooie Willem?

Hillegers: Zegt me niets.

OM: Sjaak Burger?

Hillegers: Ja, die ken ik wel.

OM: Die kent u hè? Hoe heeft u hem leren kennen?

Hillegers: Ja, ik ken hem al heel lang, zijn vader was monteur bij ons. Mijn vader had een autobedrijf en Sjaak zijn vader werkte bij ons. Ik ken Sjaak via zijn broertje. We zijn allemaal met elkaar opgegroeid, zeg maar.

OM: Hm. Weet u of Sjaak Burger en Jesse Remmers contact met elkaar hadden?

Hillegers: Jawel.

OM: Zegt de naam Danny Kuiters u iets?

Hillegers: Ja.

OM: Hoe?

Hillegers: Dat is een jeugdvriend van me.

OM: Jeugdvriend?

Hillegers: Ja, hetzelfde als met eh… Je kent elkaar in je jeugd. Iemand die je langer kent.

OM: Jesse kent u via de vaders hè, hoe heeft u Danny leren kennen?

Hillegers: Van de Spaarndammerbuurt.

OM: Heeft u met Danny wel eens samen vastgezeten?

Hillegers: Ja.

OM: Weet u waar dat was?

Hillegers: Zuyder Bos.

OM: Wanneer?

Hillegers: Eerst kwam ik hem tegen in de Bijlmerbajes, dat was zeg maar toen ik uit de EBI kwam. Eind 2003 ben ik van de Bijlmer naar Zuyder Bos gegaan en toen een paar maanden later kwam Danny daarheen.

OM: Had u in Zuyder Bos contact?

Hillegers: Ja.

OM: Zat u op dezelfde afdeling?

Hillegers: Nee.

OM: Waaruit bestond het contact?

Hillegers: Met luchten, dan kon je bij elkaars raam staan. En bij de kantine en onderwijs.

OM: Was het een goed contact?

Hillegers: Ja.

OM: Altijd goed? Is er een keer iets gebeurd?

Hillegers: Uuuh, jaaah dat ik een beetje woorden kreeg. Maar dat stelde niet veel voor.

OM: Weet u nog waardoor of waarom u woorden kreeg?

Hillegers: Eh ja, dat weet ik nog wel, ja. Dat-ie iets zei tegen me en dat ik dacht bij me eigen: dat ken ik niet accepteren, zoiets was het..

OM: En wat was het?

Hillegers: Ja. dat hij zei iets tegen me, ik weet het niet precies meer, hij strijdt het een beetje af dat het iets anders is gezegd, ik weet het niet meer…maar het ging van-eh of ik effe pas op de plaats wou maken of zo. En dat ik toen zei van eh: ‘Nou, doe jij nou effe normaal tegen mijn’ en zo kregen we een beetje woorden.

Voorzitter verbaasd: Wat is nou pas op de plaats maken, meneer Hillegers?

Hillegers: Ja, ik weet het niet. Het kwam bij mij een beetje over alsof uh… ja, hoe moet ik het uitleggen? Dat je doet van eh: ‘Doe niet zo bijdehand’, of zo.

Voorzitter: Is dat zo erg als iemand dat zegt?

Hillegers: Nee, maar het was zoiets van dat ik dacht: ‘Waarom moet jij dat tegen mij zeggen?’, weet je wel. Ik ken hem al zo lang enne…

Voorzitter: En wat was de aanleiding dat hij dat tegen u zei?

Hillegers: Ja, dat weet ik niet… ja.

OM: Nou ja, kennelijk is het toch wel iets wat u toen dwars zat en zo dat u het zich toch nog wel al die tijd bent blijven herinneren?

Hillegers: Ja.

OM: U heeft later ook bij de RC gezegd dat u Danny Kuiters toen publiek geschoffeerd heeft?

Hillegers: Ja, dat ik effe repliek gaf gewoon daar bij dat raam… zo was het eigenlijk.

OM: Oké… ja het blijft een beetje vaag. U kent Danny al vanaf uw jeugd, nou ja, u kent hem al heel lang, ging u goed met hem om?

Hillegers: Ja.

OM: Tot wanneer?

Hillegers: Tot dat gebeuren, zeg maar.

OM: Zag u elkaar vaak? Of vaak, hij zat vast, u zat vast.

Hillegers: Ja.

OM: Maar toen u nog vrij was, heeft u elkaar toen vaak gezien? Eind jaren ’90?

Hillgers: Nee,,, ja, want toen was ik weer weg, toch…

OM: Maar eind jaren ’90?

Hillegers: Ja, toen heb ik hem nog wel eens een paar keer gezien.

OM: Dan komt u elkaar weer tegen in Zuyder Bos, dan denk je: Ha leuk een oude bekende.

Hillegers: Ja.

OM: Je ziet elkaar elke dag bij het luchten of bij studie, of zo, en dan op een dag zegt Danny iets tegen u wat niet goed valt bij u?

Hillegers: Ja.

OM: En dat zegt u hem door zijn raam terwijl u op de luchtplaats bent?

Hillegers: Ja.

OM: Hoeveel mensen hoorden het?

Hillegers: Niemand.

OM: En toen ging er iets verkeerd?

Hillegers: Ja en toen werd ik kwaad. En een dag erna was ik weer nog kwaad enne… ja…

OM: Is het bijgelegd?

Hillegers: Ik heb hem nooit meer gezien.

OM: Nooit meer gezien?

Hillegers: Ook nooit meer gesproken.

Voorzitter: Ik probeer dit even te versnellen, anders zitten we hier morgenochtend nog.

Hillegers: Nou, kom maar op.

Voorzitter: Nou, houdt u vast. In uw eerste verklaring, die bij de rechter-commissaris zijn er 3 aspecten die met elkaar in verband worden gebracht, door u. De klap van Dick Vrij in het gezicht van Holleeder op een terras.

Hillegers: Oké.

Voorzitter: Een aanslag op u, waarbij uw broer het leven heeft gelaten.

Hillegers: Ja?

Voorzitter: En de onenigheid met Kuiters, het geschoffeerd hebben in het HvB in 2005.

Hillegers: Hm-mm

Voorzitter: Om heel precies te zijn, lees ik u voor. U zegt bij de RC: ‘U vraagt of ik een verband zie tussen de klap van Dickie en de aanslag op mij . Mijn theorie is dat het er te mee te maken heeft dat ik in 2005 onenigheid heb gekregen met Danny Kuiters toen we in Zuyder Bos zaten. Ik heb hem toen en public geschoffeerd, dit omdat hij een opmerking tegen mij had gemaakt waar ik niet zo blij mee was’.

Voorzitter: Dan is toch de vraag: Wat is nou het probleem geweest? U brengt het toch met elkaar in verband. De klap op de kaak van Holleeder, de aanslag op u waarbij uw broer het leven verliest en gewoon een akkefietje in het huis van bewaring. Dat lijkt allemaal een beetje wonderlijk.

Hillegers: Jaah, maar ik zeg ook, het is maar een theorie hè. Ik heb niet gezegd dat het zo is.

Voorzitter: Ja, maar weet u wat de essentie van een theorie is, dat je erover nagedacht hebt en er een verhaal bij denkt. Dus ontvouwt u die theorie eens.

Hillegers: Nou, dan ga ik het u proberen uit te leggen.

Voorzitter: Fijn.

Hillegers: Ik zat bij Joffers, aan een kopje koffie met twee vrienden, toen kwam Holleeder langes, dus ik fluit fffuuiiiiiiittt en zwaai, kopje koffie? Nou hij gaat zitten en die doet een beetje zijn beklag over eh… meneer Soerel, meneer Kuiters, meneer Vrij, dat ze niet goed met elkaar waren enne hij had een theorie over waarom dat dan zou zijn. En hij heb het nog niet gezegd en we hadden het over Dick Vrij, en er stopt een auto, en daar stap Dick Vrij uit, en die doet z’n jas uit en we zien hem aan komme lopen, hij zegt:  ‘nou zullen we het krijgen’. Ik zeg: ‘Ah nee man, niks aan de hand man, hij doet je heus niks’, want ik was met twee jongens die bij mij waren, maar die kon hij niet zien want die zaten tegen z.n rug aan. Nou, toen kwam-ie aan lopen en Dickie begon een beetje te schreeuwen en toen kreeg-ie een klap. Toen kreeg-ie een klap, maar hun waren niet goed met elkaar, want dat zat-ie zelf te vertellen. Ze hadden verklaringen tegen hem afgelegd en die had zijn vrouw ge… eh… was-ie mee naar bed geweest, weet ik-ut allemaal, dus hij zat net helemaal te vertellen over Dickie Vrij dit en dat, van als ik hem zie doe ik dit en dan doe ik dat en dan doe ik zus en dan doe ik zo en hij heb het nog niet verteld of daar komt die Dickie anrije… Nou en toen gebeurde dat. Maar daarna, toen dat net gebeurd was, was het weer helemaal in me reet, uit me reet, terwijl ze niet meer goed waren… Snapt u wat ik bedoel?

Voorzitter: Ik denk het.

Hillegers: Nou ja, Holleeder met Dickie en Danny. Nou, dat was eigenlijk dat ik… en daarna kreeg ik een beetje info van mensen, voor wat het waard is, en toen ging ik zo’n beetje me eigen dingetje eh…

Voorzitter: Info over die aanslag?

Hillegers: Ja, dat ie stond te kijken op het moment van de aanslag. En dat hij zei: ‘Ik stond niet te kijken’. Enne, dat er toch mensen zijn die hem wel hebben zien staan daaro, dus ja, omdat hij daar stond te kijken, wil dat niet zeggen dat je dan achter die moord of de aanslag op mij zit, maar het is wel een rare tijd en een rare plek om ehh…

Voorzitter: Ja, het roept vragen op hè.

Hillegers: Begrijpt u wat ik bedoel?

Voorzitter: Ik begrijp het.

Hillegers: Ik zeg niet dat een Danny of een Dickie ermee eh… maar ik heb wel allemaal zo mijn eigen eh… theorieën zeg maar.

Voorzitter: Ja. Nou, wat u nu beschreven heeft is de klap, reet in, reet uit, en uh…

Hillegers: Ja, na die klap zeg maar.

Voorzitter: En de aanslag. Maar nou probeer ik nog probeer ik nog het verband te leggen tussen wat er is gebeurd in het HvB tussen u en Danny Kuiters.

Hillegers: Nou, gewoon woorden.

Voorzittetr: Want u legt zelf het verband tussen die dingen. Misschien heeft u niet goed geluisterd toen ik het voorlas, moet ik het nog een keer doen?

Hillegers: Nou, doe dat maar dan.

Voorzitter: Dan moet u goed luisteren hoor.

De voorzitter las het eerste deel van het verhoor bij de RC weer even voor: ‘U vraagt of ik een verband zie tussen de klap van Dickie en de aanslag op mij . Mijn theorie is dat het er te mee te maken heeft dat ik in 2005 onenigheid heb gekregen met Danny Kuiters toen we in Zuyder Bos zaten. Ik heb hem toen an public geschoffeerd, dit omdat hij een opmerking tegen mij had gemaakt waar ik niet zo blij mee was’.

Voorzitter: Nou is mijn vraag: Wat heeft nou dat akkefietje in Zuyder Bos te maken met die klap in het gezicht van Holleeder en die aanslag op u waarbij u broer om het leven is gekomen? Want u zegt zelfs: ‘want ik heb een theorie’

Hillegers: Ja, maar ik weet niet of dat zo uh…

Voorzitter: Ja, maar mijn vraag is of u die theorie eens uiteen wilt zetten? Dat akkefietje met Kuiters in 2005 met deze twee incidenten.

Hillegers: Eh… Oh ja, ik weet het al weer. Misschien dat eh, dus na die info die ik erover kreeg van verschillende kanten van je moet bij die wezen en je moet bij die wezen en je moet bij die zijn, toen dacht ik dat Danny… eh, ik zeg niet dat het zo is hè… dat die Danny tegen Holleeder zegt van: Nou dat is mijn vijand en eh… nou dat kwam die Neus, eh die Holleeder wel goed uit om met hun weer goed te… want hij was op zijn manier weer een beetje… hij had liever goed contact dan niet, dat-ie misschien-eh… dat is mijn gedachte hè, ik zeg niet dat het ook zo is ofzo hè. Dat ik denk van: nou, die zullen misschien samen wat eh… en als hij er dan bij stond te kijken… snapt u wat ik bedoel?

Voorzitter: Zeker dat ik het wel snap, maar het kan aan mij liggen hoor, het kost me nog steeds moeite om het in verband te brengen met dat akkefietje daar in Zuyder Bos.

Hillegers: Ja, ik weet het ook niet, het zal ook wel niet zo zijn, maar dat kwam zo in me op

Voorzitter: Dus die theorie is eigenlijk nogal dun?  Zeg AG, gaat u maar verder.

OM (Mr. Posthumus): Oké, dus dat is dat conflict in Zuyder Bos, dat is naderhand niet bijgelegd en u heeft hem nooit meer gezien?

Hillegers: Nee.

OM: Ook nooit meer gesproken dus en bij de RC zegt u: dat was in 2005. Hoe weet u zo zeker dat het in 2005 was?

Hillegers: Nou, ik denk dat het niet in 2005 was. Ik denk dat het iets later was. Want ze vader was overleden, dat was ook een goede kennis van mij, en volgens mij is die in 2006 pas overleden. Toen waren wij nog goed, toen had hij het er wel even moeilijk mee en heb ik hem nog wel een beetje gesteund, dus was het daarna.

OM: Oké. Dus dat incident was na het overlijden van de vader van Danny Kuiters?

Hillegers: Ja.

OM: Heeft u het toen u nog goed was met Danny het wel eens met hem over Holleeder gehad?

Hillegers: Ja, want die kwam op bezoek bij hem en ik kende Holleeder al langer als hem. Maar hij was toen bevriend met hem en dan kwam-ie op bezoek en dan zei-ie: Die Neus is geweest.

OM: Heeft u ooit iets gemerkt van ruzie tussen Danny en Holleeder?  Nou ja, ruzie is misschien iets teveel gezegd, maar spanningen, onenigheid of dat hij iets had gedaan waarvan Danny zei eh… Willem hou op met zoiets stoms, of zoiets dergelijks?

Hillegers: Nee, niet dat ik weet.

OM: Zegt de naam Mark Bakker u iets?

Hillegers: Ja, dat is een vriend van Danny. Hij heb hem een keer geholpen omdat Holleeder toen een beetje bijdehand deed tegen die jongen, een beetje uitschelden en toen heb Danny die jongen een beetje bijgestaan, van je moet je niet zo aanstellen en dit en dat. Toen heb Danny het een beetje voor hem opgenomen en tegen die Holleeder gezegd van: Nou, laat die jongen maar met rust enzo.

OM: Is het daar toen bij gebleven?

Hillegers: Bakker is een vriend van mij, dat is wat Danny toen tegen mij zei. Tenminste dat staat me nog bij.

OM: Heeft u gezien dat Willem op bezoek kwam bij Danny?

Hillegers: Nee, we hadden nooit gelijk bezoek.

OM: Heeft u wel gehoord dat Holleeder op bezoek kwam bij Danny?

Hillegers: Ja.

OM: Hoe dan?

Hillegers: Van hem.

OM: En eerder heeft u gezegd dat u Dino Soerel niet kent.

Hillegers: Nee

OM: Kende u de naam? Toen u in Zuyder Bos zat, kende u toen de naam van Dino Soerel?

Hillegers: Als vriend van Danny dan.

OM: Had Danny het wel eens over Dino met u?

Hillegers: Ja, dat het vrienden waren, dan hadden we het over dat ik bezoek had gehad van mijn ouders, mijn vader en mijn kinderen en dan zei hij ook: van Dickie of Holleeder of Dino, weet je, zo.

OM: Kende u de naam van Dino Soerel wel?

Hillegers: Nee.

OM: Wat vertelde Danny over Dino?

Hillegers: Niks, gewoon dat hij op bezoek was geweest.

OM: Weet u of Willem Holleeder en Dino Soerel elkaar kenden?

Hillegers: Nou, als ze samen op bezoek komme, lijkt het me van wel ja. Als ze met Dino, Dickie en Holleeder op bezoek komme, ja… das hetzelfde als wij met ze vieren aan tafel zitten. Dan weet je, hij is Piet en hij is Jan, toch? Je kent elkaar, toch?

OM: Ja, we kennen elkaar.

Hillegers: Nou daarom.

OM: Zou kunnen dat ik dat gevraagd had, maar ik vroeg of ze met elkaar bevriend waren

Hillegers: Nee, ‘kennen ze elkaar?’

OM: Kennen ze elkaar, ja.

Hillegers: Het lijkt mij van wel.

OM: Waren Dino en Holleeder bevriend?

Hillegers: Dat weet ik niet, ik ging niet met hun om.

OM: Nee, maar kon zijn dat u wel eens wat hoorde?

Hillegers: Nee, niet echt. Ik vroeg er ook niet naar.

OM: Dan Fred Ros. U kent hem ook van detentie?

Hillegers: Ja.

OM: Van Zuyder Bos?

Hillegers: Ja.

OM: Heeft u hem in detentie leren kennen?

Hillegers: Ja.

OM: Daarvoor kende u hem niet?

Hillegers: Nee. We zaten samen in de Gedeco. (Gedetineerden-commissie)

OM: Van Zuyder Bos?

Hillegers: Van Zuyder Bos

OM (De Jong): U had het net over bezoek hè, dat u niet bij Danny op de afdeling zat en niet gelijk bezoek had. Konden die datums van bezoek makkelijk gewisseld worden? Geruild zo’n bezoekmoment? Kon u de dag zelf kiezen wanneer u bezoek had?

Hillegers: Ja, maar dat is dan per afdeling. Ik zat op de C en Danny op de E, dus als je bezoek hebt dan kun je bv. maandag nemen of op vrijdag, maar je kunt niet op de dagen van de andere afdeling.

OM: Oké

Hillegers: Dus het was nooit dat ik met Danny bezoek had. Ik heb nooit samen met Danny op bezoek gezeten.

OM (Posthumus): Zaten u en Fred Ros op dezelfde afdeling?

Hillegers: Nee, ik zat op de C0 en hij zat op de C1. Of eh, op een heel andere, maar hij was Gedeco van zijn afdeling en dan zag je mekaar vrijdagsmiddags en werden er dingen besproken die je aan de directie voor wou leggen, zeg maar.

OM: Zag u Ros wel eens bij het luchten of eten, ontspanning?

Hillegers:Ja op vrijdagmiddag. Dus dan kwamen we daar, ik met Jan Boellaard, Fred Ros en nog wat van de andere afdelingen. Van alle afdelingen kwam iemand van de Gedeco. Van mijn afdeling en eens in de zoveel tijd hadden we dan een  gesprek met de directie. En elke vrijdag zat je effe met elkaar dan.

OM: Hm. En Fred Ros en Danny Kuiters, zate die bij elkaar op dezelfde afdeling?

Hillegers: Nee.

OM: Weet u iets van contacten tussen Kuiters en Ros?

Hillegers: Nee, hetzelfde denk als ik met Danny had.

OM: Hetzelfde wat u met Danny had, hetzelfde zoals u met Danny praatte?

Hillegers: Ja, zoals ik met hem praatte, zal hij ook wel met hem praten.

Voorzitter: Meneer Hillegers, u zit gemakkelijk hoor, maar misschien iets meer naar voren, in de microfoon.

Hillegers: Ja, maar ik heb een beetje last van mijn benen.

Voorzitter: Ja, dat weet ik, maar anders moeten we alles herhalen want we horen u niet.

Hillegers kwam meer naar voren: Oké.

Voorzitter: De akoestiek is hier verwonderlijk.

OM: U kunt ook de tafel lager of omhoog doen.

Hillegers: Nee is goed zo. Hoor je me zo wel?

OM: Ja.

Voorzitter: Nu luid en duidelijk.

Hillegers: Oké.

OM: Goed, u zag Ros dus in de Gedeco. Hoe lang heeft dat geduurd, dat u elkaar zag in de Gedeco?

Hillegers: Ehm effe kijken, ik heb er 5 jaar gezeten, hij heb er niet zo lang gezeten, ik weet niet hoe lang hij er gezeten heb precies.

OM: Ros heeft daar gezeten van 14 maart tot 6 december 2005. Een kleine 9 maanden.

Hillegers: Nou, die tijd dan.

OM: Heeft u verder nog herinneringen aan Fred Ros van u tijd in Zuyder Bos?

Hillegers: Eh ja, ik weet niet, ik was niet zo heel goed met hem.

OM (De Jong): Heeft u wel eens gesprekken gevoerd met Fred Ros?

Hillegers: Ja, tijdens zo’n Gedeco-vergadering.

OM: Heeft u het wel eens over gezamenlijke vrienden gehad?

Hillegers: Nee, ik kon hem niet. Hij is geen Amsterdammer ook volgens mij.

OM: Heeft u het wel eens over gehad waarom u vastzat?

Hillegers: Ja, maar dat was algemeen bekend, dus-eh…

OM: Had u het gevoel dat hij aansluiting met u zocht?

Hillegers: Met mij?

OM: Ja?

Hillegers: Nee.

OM: Heeft hij dingen tegen u verteld, waarvoor hij vastzat?

Hillegers: Nee, dat kan ik mij niet herinneren. Daar heb ik ook niet naar gevraagd. Hij gedroeg zich wel een beetje vreemd af en toe. Want ik had een rouwkaart van Cor van Hout in mijn cel hangen en als-ie dan in mijn cel kwam dan eh… ja ik weet niet, dan gedroeg-ie zich een beetje raar.

OM: Hij kwam wel op uw cel?

Hillegers: Ja.

OM: Hoe kon dat dan? Want hij zat toch op een andere afdeling?

Hillegers: Ja, maar ze kwamen dan allemaal op mijn afdeling.

OM: Van de Gedeco?

Hillegers: Van de Gedeco.

OM: En dan mocht u op uw cel overleggen?

Hillegers: Ja, dan stond mijn cel open en je mocht gewoon bij elkaar op cel.

OM; En u zei: ‘Hij gedroeg zich vreemd’?

Hillegers: Ja, daar had Boellaard het wel eens over, dat hij een beetje nerveus overkwam, ik weet niet.

OM: Hoe weet u dan dat vreemd was?

Hillegers: Nou omdat Jan het ook opviel en mijn viel het ook op. Ik had een rouwkaart hangen met een foto van Cor.

OM: En wat viel dan op?

Hillegers: Ja, ik weet niet… een beetje raar.

OM: Ja, ja… wat deed-ie dan?

Hillegers: Ja… het leek wel; of-ie zich niet op z’n gemak voelde. 

OM: Hm.

Voorzitter: Bij u?

Hillegers: Ja, op mijn cel zo. Kan ook aan ons gelegen hebben hoor, maar we hadden het alletwee, want Jan was weer een goede vriend van Cor…

Voorzitter: Dus toen zei u tegen Fred Ros: ‘Goh wat doe je raar’?

Hillegers: Nee, nee, nee. Maar Jan en ik hadden het er wel over.

Voorzitter: Nooit tegen hem gezegd?

Hillegers: Nee.

OM: En Jan Boellaard, kreeg hij ook bezoek van Willem Holleeder toen hij vastzat? 

Hillegers: Nee, volgens mij niet.

OM: Belden ze wel met elkaar, dat u weet?

Hillegers: Volgens mij niet.

OM: En als ik u voorhoudt dat het wel zo is?

Hillegers: Dan is het wel zo.

OM: Kleding die gebracht is door Willem Holleeder?

Hillegers: Oh, dat ken.

OM: Voor u?

Hillegers: Voor mijn?

OM: Ja?

Hillegers: Voor mijn heb-ie nooit geen kleding gebracht.

OM: Heeft u daar wel eens wat over gehoord van Jan Boellaard?

Hillegers: Dat hij kleding regelde voor Jan Boellaard?

OM: Ja?

Hillegers: Zou kunnen, dat weet ik niet. Misschien een trainingspakkie of een paar schoenen, dat zou kunnen.

OM: Kwam Willem Holleeder bij u op bezoek in de PI?

Hillegers: Bij mijn?

OM: Ja?

Hillegers: Nee. Wel eens aan de telefoon gehad.

OM: En als u met Danny Kuiters eh… had u dan een bijnaam voor Danny Kuiters?

Hillegers: De Magere.

OM: De Magere? En was dat een algemene bijnaam, of…?

Hillegers: Volgens mij wel, volgens mij noemde meer mensen hem zo ja.

OM: Heeft u met Danny Kuiters wel eens over Fred Ros gesproken?

Hillegers: Ja.

OM: Wat kunt u zich daarvan herinneren?

Hillegers: Uuuuh, wat ik mij daarvan kan herinneren… Toen was zijn vader overleden, toen heb-ie tegen mij gezegd… ja, voor de waarheid zitten we toch hiero?

Voorzitter: U was het even kwijt, dat dat zo was?

Hillegers: Nee, voor de waarheid zitten we toch hier?

Voorzitter: U wilt het even zeker weten, u was het effe kwijt?

Hillegers: Nee, maar omdat u zei: ‘Je moet de waarheid spreken’, dus dat schoot mij even te binnen en dat wou ik wel effetjes gezegd hebben eigenlijk. Dus toen Danny zei tegen mij, dus toen z’n vader overleed, zei-ie wel over Fred Ros van dat-ie het maar raar vond, omdat-ie hem helemaal niet voor de rest goed kon en ook z’n vrienden niet, maar hij ging wel naar de begrafenis van z’n vader. Dus hij zegt: ‘Ik ken die hele gozer voor de rest niet’. Dus hij zei: Ik weet niet wat hij voor de rest eh… Hij is daar met mijn vrienden, dat zijn jongens die hij helemaal niet kent. Dus dat weet ik dat Danny tegen mij heb gezegd.

OM: Was dat het enige dat Danny Kuiters over Ros heeft gezegd?

Hillegers: Ja, een beetje een rare eend in de bijt.

OM: Maar waarom?

Hillegers: Ja…

OM: U zegt verder ook dat u Fred Ros niet zo goed kon plaatsen. Omdat u zegt ‘een beetje een rare eens in de bijt’, wat houdt dat in? Wat was er dan zo vreemd aan?

Hillegers: Ja, het leek wel of-ie iemand wou zijn die hij niet was.

OM: Wat bedoelt u daarmee?

Hillegers: Zoals ik het zeg.

OM: En wie wilde hij dan zijn?

Hillegers: Ja, dat weet ik ook niet, maar… het leek een normale jongen, maar hij wou ook graag in het… weet je? Net of-ie een of andere gangster wou zijn, of een of andere boef. Terwijl als je hem zo spreekt dan denk je: jij had beter kenne blijven voetballen. Of weet ik veel wat. Snapt u wat ik bedoel? Zo een beetje, dat idee. Dat bedoelde Danny ook een beetje, van; ik weet niet wat-ie nou precies wil, maar hij gaat naar mijn vader’s begrafenis terwijl hij die gozer helemaal niet kent.

OM: Mag ik een vraag stellen wanneer u Danny Kuiters voor het laatst gesproken heeft?

Hillegers: Toen hij wegging uit Zuyder.. of toen we een beetje een meningsverschil kregen.

OM: Dat was toen?

Hillegers: Ja.

OM: Dus ergens in 2006?

Hillegers: Ja, of 2007, weet ik het, zoiets.

OM: Want als u aangesproken bent door Danny en u heeft gehoord dat hij op die begrafenis was, dan moet het toch wel een tijdje in 2006 zijn geweest toen u dat gehoord heeft, toch? In ieder geval na die begrafenis.

Hillegers: Ja, want daarvoor waren we nog goed.

OM: En daarvoor was het nog goed zegt u en u herinnert zich net dat het in 2006 moet zijn geweest hè./ Het kan niet in 2005 zijn geweest, maar weet u nog wanneer dat gesprek is geweest? Was dat lang na de begrafenis? Of kort na de begrafenis?

Hillegers: Nou, dat weet ik niet precies meer.

OM: Wist Danny Kuiters dat u Fred Ros kende?

Hillegers: Ja, daar hadden we het toch wel eens over?

OM: Fred Ros was toen alweer een tijdje op vrije voeten, dus…

Hillegers: Ja, maar dan heb ik het over de tijd zeg maar dat hij bij ons verbleef. Toen Danny zijn vader overleed toen was hij er niet meer, begrijpt u?

OM: Al een tijdje niet meer.

Hillegers: Dus toen zegt hij, dat herinner ik mij nog goed, want denk je, mijn vader wordt eh… terwijl ik, want ik kende zijn vader goed, dat was een vriend van ons

ik Peter heel goed kon, dat was een vriend van mij, zijn vader, en toen zegt hij : Ja en Fred Ros ook daaro…

OM: Maar heeft Danny… want Danny was zelf niet bij de begrafenis.

Hillegers: Nee, dat wil ik u net vertellen, want hij mocht niet naar de begrafenis van zijn vader.

OM: Nee dat mocht hij niet. Maar hoe is Danny Kuiters te weten gekomen dan wie er allemaal waren dan? Weet u dat?

Hillegers: Hij zal wel gebeld hebben of…

OM: Heeft u dat gehoord van Danny Kuiters, omdat Fred Ros ineens onderwerp van gesprek tussen u beide wordt en omdat Fred Ros dan al een maand of 5 uit de gevangenis weg is?

Hillegers: Nee, want dat zegt ie, want het stond ook allemaal in de media, toen zegt ie: ‘Iedereen was er en wat denk je wie er ook was?’ Ik zeg: ‘Nee’. Hij zegt: ‘Die Fred Ros was er en die kent mijn vader helemaal niet’. Hij zegt: ‘Wat moet hij daar nou doen?’ Ik zeg: Ja dat weet ik ook niet, dat vind ik ook raar’. Dus zodoende vroeg ik net over de waarheid…

OM: Maar het stond in de media allemaal wie er op de begrafenis waren geweest?

Hillegers: Nee, daarna heb het toch allemaal in de boekies gestaan en weet ik het.,.

OM: Ja.

Hillegers: Maar op het moment dat u dat gesprek met Danny Kuiters had, had het toen al in de media gestaan?

Hillegers: Nee, dat weet ik niet…  dat weet ik niet. Maar wat me bij is gebleven, is dat hij dat tegen me zei.

OM: En heeft..

Hillegers: En dat hij dat raar vond, dat hij naar die begrafenis ging, terwijl je iemand helemaal niet kent. En dat was eigenlijk een beetje de inleiding tot wat ik zeggen wou, het was eigenlijk een beetje een rare… een raar persoon voor me.

OM: En heeft u gelezen eh… volgt u het Passage-proces?

Hillegers: Nee, ik heb er wel es wat van gelezen, maar niet veel.

OM: En kijkt u wel eens op internet wat er…

Hillegers: Ja.

OM: Heeft u de verklaringen van Danny Kuiters gelezen toevallig wat hij als getuige heeft gezegd?

Hillegers: Volgens mij wel.

OM: Hm.

Hillegers: Maar dat staat me niet echt meer bij.

OM: En heeft u gezegd wat hij over Fred Ros heeft gezegd?

Hillegers: Nou, dat zal er ongetwijfeld ook in gestaan hebben, maar niet iets wat is blijven hangen, zeg maar. Ik zou het nou niet meer na kenne vertellen, zeg maar.

OM: Nee. Als u het gelezen heeft, u zegt: ‘Ik heb die verklaringen van Kuiters wel gelezen’….

Hillegers: Zou kenne hoor.

OM: Welke internet… wat leest u op internet? Op welke sites kijkt u?

Hillegers: Uh, Vlinderscrime,  BondtehondCrimesiteMisdaadjournalist.

OM: Allemaal zo ongeveer?

Hillegers: Ja.

OM: Ja, en leest u dagelijks wat er op staat, of wekelijks?

Hillegers: Ja, hoe het uitkomt, wanneer ik er zin in heb.

OM: En heeft u ook gelezen wie er nog meer als getuigen zijn geweest?

Hillegers: Nou, het zal ongetwijfeld dat ik het gelezen heb, maar niet dat ik het echt kan onthouden.

OM: Want wat mij opvalt als u gehoord wordt bij de RC, heeft u het allemaal nog niet zo hierover. En vandaag…

Hillegers: Oh, het werd me ook niet gevraagd. U vraagt me toch iets?

OM: Hmm

Hillegers: Nou, daar geef ik antwoord op. En als de RC… u bedoelt bij Holleeder?

OM: Ja.

Hillegers: Nou die hebben dat niet gevraagd aan mijn. Dat je wat leest, ja wat moet je daarover zeggen dan?

Voorzitter: U haalt ook wel dingen naar voren die niet rechtstreeks gevraagd zijn hoor.

Hillegers: Wat zegt u?

Voorzitter: U verklaart hier ook wel dingen die niet rechtstreeks gevraagd zijn.

Hillegers: Ja, nou ja, maar op dat moment kwam dat niet naar voren denk ik.

OM: U heeft afgelopen tijd allerlei sites gevolgd, ook over Passage. U zult ook wel gelezen hebben over verhalen die de rondte gaan over Fred Ros die te maken heeft met de moord op Cor van Hout?

Hillegers: Nou, daar heb-ie het met mijn nooit over gehad.

OM: Heeft iemand anders het er met u over gehad?

Hillegers: Ja-ah, net wat ik zeg, de media…

OM: Ja, de media, maar iemand anders?

Hillegers: Dat mensen dat zeggen?

OM: Ja, dat mensen zeggen: ‘Goh, heb je het gelezen?’ Of toen u in de gevangenis zat iemand?

Hillegers: Ja, dat mensen gezegd schijnen te hebben dat hij op de motor heb gereden. Dat heb-ie tegen mij nooit gezegd, maar dat is wel wat je dan hoort, weet je.

OM: En voor die verhalen in de media rondgingen hè, dus voordat die verhalen in de media kwamen dat Fred Ros op de motor had gezeten bij de moord op Cor van Hout, had u toen wel eens van iemand gehoord dat Fred Ros betrokken was bij die moord?

Hillegers: Eerlijkheidshalve moet ik zeggen nee.

Voorzitter: Eerlijkheidshalve hè?

Hillegers: Nee, ik weet het niet.

OM: Nooit van Holleeder er iets over gehoord?

Hillegers: Nee hoor, daar praatte ik met hem helemaal niet over.

OM: Of van Danny Kuiters?

Hillegers: Nee.

OM: Of Dick Vrij? Wille Lemoine? Noem ze allemaal maar?

Hillegers: Nee.

OM: Ali Akgün kent u… ja nee, nog even over Fred Ros. Is Fred Ros wel eens bij uw ouders thuis geweest?

Hillegers: Bij mijn ouders?

OM: Ja?

Hillegers: Dat zou kenne hoor, dat weet ik niet. Maar hij had er nogal een handje van om links en rechts als een soort incasso op te treden. Als mensen geld tegoed hadden, ging hij het wel effe ophalen, geloof ik. Daar staat me iets van bij, maar ik weet niet of hij dat geweest is. Hij kan me vader een keer aangesproken hebben, geloof ik. Daar staat me iets van bij, maar ik weet niet precies de inhoud of zo.

OM: En had uw vader een schuld aan iemand? Een  onbetaalde schuld?

Hillegers: Zou kunnen… ja, of hij dat nou zelf eh, dat weet ik niet.

OM: Misschien een onbetaalde schuld aan Greg Remmers?

Hillegers: Nou dat weet ik dus niet, want hij was wel meer bij kennissen of vrienden van me geweest om effe geld op te halen.

OM: Maar dat deed hij dan toch voor iemand, toch?

Hillegers: Ja, dat weet ik niet precies, het kwam zo uit de lucht vallen eigenlijk, in ene.

OM: Toch een beetje vaag.

Hillegers: In het dossier zit een brief van u aan Greg Remmers, een brief aan de Peetklapper, en dan probeert u, zeg maar, het weer goed te maken tussen Greg Remmers en uw vader. Het is een brief die lijkt over een drugsdelict te gaan. 
Hillegers: Ik weet niet waar al die brieven over gaan die ik geschreven heb in zoveel jaar.
OM: Heeft u een dochtertje die (Bxxxx) heet? 

Hillegers: Ja, dat klopt ja. Wat dan, staat dat er ook in?
OM: Nee, die wordt genoemd in die brief, dus vandaar.

Hillegers: Ohw, ja dat klopt ja.
OM: Maar nog even over Fred Ros. Het zou kunnen dat hij een incasso heeft will

Hillegers: Ja, dat weet ik niet, ik weet toch niet wie er allemaal bij mijn vader en moeder aan de deur komme. 
Voorzitter: Kunt u even overeind komen, ik kan u slecht verstaan als u zo onderuit gezakt zit en met een hand voor uw mond.
Hillegers: Ja, ik heb een beetje last van mijn benen. 
Voorzitter:  Ja… nog een keer graag.

Hillegers: Nee, hij zegt og ik weet wie er allemaal bij mijn ouders aan de deur komen, maar dat weet ik toch ook niet precies. Ik heb me vader wel eens horen zeggen dat hij aan de deur was. Maar voor wat precies dat weet ik ook niet, of dat nou voor geld was?
OM: Ik denk dat u het wel weet omdat u erover schrijft in uw brief aan Greg Remmers. 
Hillegers: Dan moet u me effe helpen herinneren, dan zal het ongetwijfeld zo zijn. Als u het me effe voorhoud dan weet ik het wel en als ik het geschreven heb, dan weet ik het zeker. 
OM: En dat Fred gezegd zou hebben tegen u dat hij uw moeder had gevolgd in opdracht van Greg Remmers?

Hillegers: Nou, dat heb hij helemaal nooit gezegd. 
OM: Wie is hij?
Hillegers: Wat je net zegt, Fred Ros. Dat hij me moeder had gevolgd?
OM: Gevolgd ja.
Hillegers: En dat moet hij in de gevangenis tegen mij gezegd hebben?
OM: Nou, dat hij dat weet dat uw moeder dat heeft gezien of uw vader en …
Hillegers: Wanneer heeft hij dat tegen mij gezegd dan? 
OM: U schrijft dat zelf in die brief. In die brief die u aan Greg Remmers schrift staat dat in.
Hillegers: Dat-ie me moeder heeft gevolgd? 
OM: In 2006 ja.

Hillegers: Mag ik die brief eens zien? Is dat mijn handschrift? Laat mijn die brief maar effe zien, dan weet ik het wel.

(men laat de brief zien)
Hillegers: Ja, die is van mijn.
Voorzitter: Uw handschrift?
Hillegers: Ja. Waar staat dan dat ik eh… dat staat daar in? Dat ik tegen Greg zeg van hij heb mijn moeder gevolgd?
OM: Ja.
Voorzitter: Misschien kunnen we het iets sneller maken AG, als u even die passage voorleest waar dat in staat.
OM (AG leest voor): Die Fred heeft mij verteld dat hij bezig was die moeder te volgen in opdracht van jou. Ik vond dat al een raar verhaal en zeker niet jouw stijl. 
Hillegers: Nou dan zal ik dat ongetwijfeld geschreven hebben.
OM: Dat is ook de reden dat ik jou een kaartje stuurde dat ik t.z.t met jou wou praten, begrijp je, ouwe? Ik heb Fred ook gezegd dat ik dit tegen jou zou zeggen t.z.t. 
Hillegers: Dan zal dat gerust wel zijn dan. 
OM: En heeft u dat gesprek met Fred in de gevangenis gevoerd?
Hillegers: Ja, dat moet haast wel, want ik heb hem nooit ergens anders gezien. 
OM: En u zei ik had een vreemd gevoel, ik vond het een vreemde jongen. Maar kennelijk heeft u toch wel echt met hem gesproken zo. 

Hillegers: Ja, dat is toch ook al raar. Vind u het niet raar dan als iemand zegt: ‘Ja, ik heb je moeder gevolgd’ ? Vind u mij dan geen vreemde persoon? 

OM:  …(mond vol tanden)…

Hillegers: Dat bedoel ik nou. Nee, maar het zijn allemaal van die kleine dingetjes…
OM: U kunt zich niet herinneren dat hij dat gezegd had?

Hillegers: Nee.
OM: Toch vond u het een vreemd persoon? Maar goed, dat gaat een beetje ver hè. 
Hillegers: Ja…

Tot zover.

Martin Hillegers komt hierna met een verhaal over een toevallige ontmoeting met Ali Akgün op het Gelderlandplein. Hij schiet Akgün aan en vraagt Akgün op de man af of die verhalen waar zijn dat Akgün en Soerel zijn vader Ruud Hillegers iets aan zouden willen doen. Er ontstaat een interessant gesprek waarbij Akgün zijn gal spuwt over Holleeder. Later komt hij Holleeder tegen op het terras bij Joffers waar Dick Vrij uit z’n auto stapt en een klap uitdeelt waarbij Holleeder zijn kaak breekt. Er zijn dus spanningen zat in de onderwereld. Het gesprek dat ontspon tussen de verdediging van Soerel en Martin Hillegers kom ik zo mogelijk nog op terug, 

Bondtehond

Zwarte Schapen, hoofdstuk 1

$
0
0

Cover-Mien-web

HOOFDSTUK 1

(uit De Zwarte Schapen van Oranje, verschenen in 1991)

‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑

HET ONGELUK

Op vrijdag 10 mei 1895 opent ’t Vliegend Blaadje, de plaatse­lijke courant van Den Helder, de rubriek NIEUWSTIJ­DIN­GEN met een droevig bericht. Het luidt:

‑Dinsdagavond had alhier een vreeselijk voorval plaats. Twee kinderen van den in Transvaal werkzaam zijnden machinist Wenneker, een knaapje van 6 en een meisje van 4 jaar, waren aan ’t spelen bij ’t spoor, wachthuisje no. 2. Ze wilden de spoorbaan dwars oversteken, doch werden door den aansnellenden trein van 5,46 overreden. ’t Knaapje was oogenblikkelijk verpletterd en ’t meisje werd doodelijk gekwetst opgenomen en naar huis gebracht. De droefheid en ontsteltenis der moeder kan men eer gevoelen dan beschrijven.

Zooals men ons mededeelt, was de slagboom gesloten, zoodat de kinderen er onderdoor moeten gekropen zijn. Twee zaken blijken in dit geval duidelijk: 1. dat ouders hunne kinderen ten strengste moeten verbieden, op de spoorbaan te komen en 2. dat de afsluiting niet voldoende kan geacht worden en dus verbete­ring eischt.

Later vernamen wij dat de ongelukkige kleine aan hare wonden overleden is.’

In diezelfde krant staat de overlijdensadvertentie:

Heden overleden, tengevolge van een noodlottig ongeluk, onze lieve Kinderen Willem Martinus en Christina Maria in den jeugdigen leeftijd van 6 en 4 jaren; zwaar treft ons die onvergetelijke ramp, waardoor ons ouderhart zoo diep werd getroffen. Wij hopen te kunnen berusten in Gods wil, wiens doen liefde en wijsheid is.

Helder, 7 mei 1895, F. Wenneker. M. Wenneker‑Abbo.

 

Er is nog iets meer bekend over de toedracht van dit ongeluk. De twee waren eerder die middag boos uit huis weggelo­pen. Ze hadden ’s middags naar de speel­tuin gewild, maar moeder had geen tijd. 

‘Later gaan we naar de speeltuin,’ had ze gezegd.

‘Later is nooit meer!’ riepen de kleuters boos.

Ze waren zelf maar op zoek gegaan naar de speeltuin. Aan het eind van de middag waren ze aan het spelen in de buurt van de spoorlijn, niet ver van huis. Ze plukten bloemetjes. Om kwart voor zes kropen ze onder de slagboom bij het wachthuisje nummer twee door, met de bloemetjes in de handen.

De machinist van de stoomtrein van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij zag het allemaal voor zijn ogen gebeuren, maar hij kon niets doen. Het jongetje was op slag dood, het meisje overleed een dag later in het ouderlijk huis aan de Goversstraat. Ze hadden de bloemetjes nog in hun knuistjes gekneld toen ze naar huis werden gebracht.

Een vreselijk voorval, zeker, maar behalve de familie zou niemand er honderd jaar later nog aan hebben gedacht. Dat de tragische dood van deze twee kinde­ren aan de vergetel­heid wordt ontrukt, heeft dan ook een bijzondere oorzaak. Een oudere zus van de twee omgekomen kinderen neemt een belangrij­ke plaats in op de zwarte (rode?) bladzijden van het Huis van Oranje. Deze Willemina Wenneker wordt de minnares van Zijne Koninklij­ke Hoogheid Prins Hendrik. Haar rol in de oranjege­schiedenis is altijd verborgen gebleven, totdat een van haar zoons, verwekt door Prins Hendrik, besloot het stilzwijgen te door­breken en opening van zaken gaf. Maar niet helemaal, zoals zal blijken.

Die zoon, genoemd naar het jongetje dat onder de trein kwam, haalde zich in 1979, na de dood van zijn moeder, de woede van alle Oranjek­lanten op de hals door publiek te maken wat slechts enkele ingewijden wisten: dat Prins Hendrik niet alleen de vader was van Juliana, maar dat er nog meer prinse­nkinderen rondliepen, zij het deskundig weggemoffeld in de Haagse bourgeoisie. Voor die onechte kinderen was Zijne Ko­ninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden gewoon ‘Oom Henk…’

Die opschudding veroorzakende oudere zus van de ongelukkige spoorwegkinde­ren heet Willemina Martina Wenneker. Zij is geboren in Den Helder op 14 februari 1887. Als het ongeluk gebeurt is ze dus acht jaar. Haar roepnaam is ‘Mien’. Pas na haar dood wordt haar rol in de geschiedenis openbaar, in eerste instantie door wat ge­schiedschrijver Prof. Dr. Lou de Jong in 1979 in deel 9b van het Koninkrijk der Neder­landen in de Tweede Wereldoorlog publi­ceert.

Hij maakt melding van een onecht kind van Prins Hendrik, waarna half journalistiek Nederland zich op onderzoekspad begeeft, met als resultaat dat Al­brecht Willem Lier wordt gevonden. Als de Privé-journaliste Josje Hagers bij hem aanklopt, vertelt hij zijn geheim, tot ongenoegen van Oranjeminnend Nederland in het algemeen en het Koninklijk Huis in het bijzonder.

Door de publiciteit rond het onthullen van ‘bastaardzoon’ Albrecht Willem, roepnaam Pim, rijzen er ook vraagtekens rond de ‘echtheid’ van zijn broers en zussen. In dit boek wordt aangetoond dat Mien Wenneker in elk geval drie kinderen van de prins heeft voortgebracht en waarschijnlijk zes. Drie halfzus­sen van Prinses Juliana wonen nu nog in Den Haag.

De oudste van hen, Edith Schaap-Abbo, werd tot voor enkele jaren, toen ze nog mobiel was, regelmatig op straat ‘herkend’ door mensen die dachten dat ze Juliana incognito was. Zij is degene van de nog levenden die haar moeder het best heeft gekend en zij is dan ook de belangrijkste bron voor dit boek. We volgen de bij­zondere levensloop van haar moeder, de vro­lijke, le­vens­lustige Mien en dan vooral in die spannende periode dat ze een verhou­ding had met Prins Hendrik.

Daarbij krijgt ze te maken met de omstreden hoofdcommissa­ris van poli­tie François van ’t Sant, van wie Mien beweert dat hij haar uit de weg wilde ruimen. Omdat ‘de geheimen van Van ’t Sant’ nog steeds zeer intrige­rend zijn, is een belangrijk deel van het onderzoek aan hem besteed. Verder volgen we de sporen van Miens kinde­ren, met name die van de oudste dochters Stien en Edith en van zoon Al­brecht Wil­lem(‘Pim’), die op 18 december 1986 zijn vrouw vermoordde.

Terug naar de vorige eeuw. Je zou het ‘de eeuw van de spoor­lijn’ kunnen noemen, al heeft dit verkeersmiddel de familie Wenneker slechts onheil gebracht.

De familienamen Wenneker en Abbo keren tel­kens terug, daarom eerst wat achtergronden over de familie. De ouders van die twee omgekomen kinderen zijn Philippus(‘Filip’) Wenneker en Marietje (‘Marie’) Wenneker- Abbo.

Filip is van oorsprong een Zeeuw. Hij is op 24 decem­ber 1858 in Vlis­singen gebo­ren. Marie Abbo is een Noordhollandse: zij is op 10 oktober 1860 in Den Helder geboren. Op 6 oktober 1881 trouwden ze in Den Helder (in die tijd nog alleen ‘Hel­der’ genoemd).

Filip is van beroep stoker. Wat dat precies inhoudt is nu moeilijk na te gaan, zijn maatschappelijke status zal zoiets geweest zijn als tegenwoordig die van een treinmachinist. Uit het verloop van de gebeurtenissen blijkt dat de familie Wenneker zich in sociaal opzicht zeker bij de gegoe­de burgerij mocht rekenen.

Filip en Marie kregen vijf kinde­ren:

Susanna Corne­lia(‘Suus’), geboren in oktober 1882; Griet­je(‘Greet’), geboren in januari 1885;

Willemina Martina(‘Mien’), geboren in febru­ari 1887;

Willem Martinus(‘Willem’), geboren in februari 1889

en

Chris­tina Maria(‘Stien­tje’), geboren in juli 1890.

De drie oudste kinde­ren zijn in Den Helder geboren, in de woning aan de Spoor­gracht A 213, wijk P 355. De twee jongste kinderen werden in Rotterdam geboren.

‘De Nederlander is een honkvast en familieziek mens,’ klagen globetrotters nogal eens. Maar aan het eind van de vorige eeuw leefde bij sommigen toch nog de geest van Columbus en Michiel de Ruyter. Zuid-Afrika en Nederlands-Indië waren favoriete plekken waar avonturiers uit de betere kringen hun geluk zochten.

Ook Filip Wenneker was zo’n ondernemend man. Hij wilde koste wat het kost in het buitenland een toekomst opbou­wen. Daarvoor liet hij alles achter wat hij bezat: vrouw en kinderen, zijn werk, zijn familie. Hij wilde naar Zuid-Afrika.

Het is de bedoeling dat hij daar eerst enkele jaren alleen heen zou gaan om zich een positie te verwerven die hem in staat moet stellen zijn gezin over te laten komen. Ter voorbe­reiding op de verre reis verhuist de familie Wenneker in 1888 naar Rotterdam. Daar worden de twee jongste kinderen geboren.

Op 30 januari 1895 vertrekt Filip Wenneker naar Zuid-Afrika. Het moet aan die Rotterdamse havenkade een hart­verscheurend tafereel zijn geweest, dat afscheid van Filip Wenneker van zijn vrouw en kinderen; de oudste was twaalf, de twee jongste kinderen waren pas vier en vijf jaar. Ze beseffen op dat moment niet dat het een afscheid voor altijd zal zijn.

Filip Wenneker wil in Zuid-Afrika proberen werk te krijgen als machi­nist op een trein. In het land van Paul Kruger(1825-1904) en diaman­ten is volop werk aan de winkel. Terwijl Filip Wenne­ker koers zet naar Trans­vaal, reizen zijn vrouw en kinderen terug naar Den Helder.

Nog voor de eeuwwisseling zijn de levens van deze man en vrouw gebroken. Filip Wenneker is koud een half jaar in Zuid-Afrika als hem het bericht bereikt dat hij zijn twee jongste kinderen nooit meer zal zien: ze zijn in Den Helder onder de trein gekomen. Zijn vrouw komt de klap van het ver­lies van haar twee jongste kinderen nooit meer te boven.

Van vader Filip is minder bekend, maar duidelijk is wel dat hij niet alleen die twee jongste kinderen nooit meer zal zien, ook de andere gezinsleden verdwijnen voorgoed uit zijn beeld: in 1898 komt hij om bij een treinongeluk in Transvaal.

Hoe was het leven, honderd jaar geleden, aan het eind van de vorige eeuw?

’t Vliegend Blaadje, het nieuwsblad voor Den Helder en omstre­ken, geeft een mooi beeld van deze jaren van de ‘fin de siècle’.

De jaargang van 1895 biedt een keur van internationale, nationale, plaatselijke en regionale berich­ten. De tuinders klagen dat het een slecht peren­jaar is, maar er is meer aan de hand in de wereld van die dagen.

Zoals tegenwoordig het autoverkeer dagelijks de aandacht vraagt, zo staat in die tijd het openbaar vervoer, in de vorm van tram en trein, in het brandpunt van de belangstelling. Getuige onder anderen het bericht over vier knapen die in Noordwijk graszo­den hebben gelegd op de rails van de Noordwijksche Stoom­tram. De tram ont­spoort ‘en het is al de tweede keer in een week tijd dat zoiets voorvalt.’

Gezinsplanning had niet de hoogste prioriteit, zo blijkt uit het bericht over ene heer K.M. te Gorinchem, die aangifte doet van de geboorte van zijn zevenentwin­tigste kind.

Zevenentwin­tig?

Dat moet een Nederlands record zijn. Het staat op naam van de heer Casper Meijer(1818-1899), kleermaker annex arbei­der. Het jongste kind heet Engeltje en ze is het zeventiende kind van Caspers derde vrouw.

In Frankrijk speelt in 1895 de zaak tegen de Joodse kapitein Drey­fus. Het satirische Franse ‘Le Rire’ wordt in beslag genomen omdat het de Duitse Keizer Wilhelm belachelijk heeft gemaakt. De keizer was naar Jeruzalem gereisd en het blad had naar aanlei­ding daarvan een spotprent afgedrukt, voorstellende de keizer, gezeten op het achterste van een ezel, intocht houden­de in Jeruzalem. De keizer werd afgebeeld als een varken en nam in de tent van de sultan afscheid met de woorden: ‘Ik kom nog wel eens ongenood terug!’

Uit Curaçao wordt het bericht ontvangen:

‘De toestand alhier is verschrikkelijk. De negerbevolking aan de oostzijde van het eiland gaat de hongerdood tegemoet. Het moederland erbarme zich eindelijk over onze rampzalige kolonie.’

In het Groningse Sappemeer wordt er een waterleiding aange­legd, tot ongenoegen van een raadslid:

‘Zie de eene of andere vrouw die haar slof uittrekt en er slootwater uit drinkt. Is dat schadelijk voor de gezondheid? Welneen. Het kan heel goed gaan zo. Zo’n onderaardschen stroom bij droogte is wel mooi, zoals in Parijs en in Engeland, maar hier? Och kom, dikke woorden, dat heele ding!’

In een café in Amsterdam wordt een ‘boertje van buten’, dat drie prachtige hazen aan de man wil brengen, bij de neus genomen.

Op het postkantoor in het Groningse Westbroek meldt zich een man die informatie komt inwinnen over de plaats Elders. In de nieuwsbladen las hij in veel ‘adverten­tien’: ver­trok­ken naar Elders. Hij dacht er ook maar eens een kijkje te gaan nemen, want als er zoveel mensen heengingen moest het wel een welva­rend oord zijn.

Wereldnieuws en ‘couleur locale’: anno 1895 loopt het allemaal ook al door elkaar.

De sociale omstandigheden waren honderd jaar geleden uiteraard niet zo florissant geregeld als nu.

Zoals ’t Vliegend Blaadje al schreef over moeder Wenneker: ‘Men kan de ontsteltenis en droef­heid der moeder eer gevoelen dan beschrijven.’ Ze wordt ge­plaagd door een schuldgevoel, zoals iedere moeder die haar kinderen in een onbewaakt ogen­blik verliest; haar man zit onbereikbaar ver in Zuid-Afrika en verneemt het bericht pas als de kinderen al zijn begraven. Ze moet haar verdriet alleen verwerken, de andere kinderen zijn nog te jong.

Toch moet ze een sterke vrouw zijn geweest. Ze ging niet bij de pakken neerzitten en probeerde op alle mogelijke fatsoenlijke manie­ren de kost te verdienen voor haarzelf en haar drie dochters. Daarom vertrekt ze uit Den Helder, op zoek naar een plaats waar meer werk te vinden is.

Op 17 februari 1896 reist ze met haar drie doch­ters af naar Amster­dam, om als dienstbode aan de slag te gaan. Ze zal nooit meer terugkeren in Den Helder, dat toch haar geboorteplaats was. De vreselijke herin­nering aan het treinongeluk zal hierbij een rol hebben ge­speeld.

Tussen 1896 en 1902 woont ze met Suus, Greet en Mien op ver­schillende adressen in Amsterdam.

Aan de Czaar Peterstraat 79, de Tweede Oosterparkstraat 24, de Beukenweg 11, de Wijtten­bachstraat 35 III, de Reinwandstraat 13 huis, de Tweede Oos­terparkstraat 154, de Nieuwendijk 112 II, de Vrolikstraat 111 III en de Eerste Oosterparkstraat 8 III.

Ze was als dienstbode intern. De hoop op een spoedige hereniging met haar man moet haar op de been hebben gehouden. Zij en haar dochters wachten op bericht uit Zuid-Afrika, op de mededeling dat alles is geregeld en dat ze kunnen komen.

Als ze op het adres Rein­wandstraat 13 huis in Amsterdam wonen, van oktober 1897 tot juli 1899, komt er inderdaad bericht uit Zuid-Afrika, maar het is niet wat ze hadden gehoopt.

Het bericht luidt dat op 2 december 1898 Filip Wenneker om het leven is gekomen bij een treinongeluk. Tussen Johannesburg en Komatipoort, op de grens met Mozambique wordt een nieuwe spoorlijn aangelegd. De werk­zaamheden worden uitgevoerd door Hollanders. Ter hoogte van Oorsprong, in het district Lyden­burg, is een spoor­brug ge­bouwd. Bij de eerste proefrit over de nieuwe brug zit ook Filip Wenneker in de trein. De brug be­zwijkt en de trein stort in een ravijn.

Filip Wenneker was niet de enige Nederlander die de Zuidafrikaners kwam assisteren bij het spoorwegwezen.

Op 17 februari 1992 onthulde de Zuidafrikaanse president De Klerk in Pretoria een plaquette in een kerk, ter nagedachtenis aan al die honderden Nederlanders die tussen 1850 en 1950 naar Transvaal zijn geëmigreerd en hier bekendheid hebben gekregen. De naam van Filip Wenneker ontbreekt: nabestaanden moesten een aanvraag indienen en een bepaald bedrag overmaken; in zijn geval is dat blijkbaar niet gebeurd. Wel vermeld staat de naam van een broer van Vincent van Gogh, Cornelis, die als ingenieur werkzaam was aan dezelfde spoorlijn tussen Johannesburg en Mozambique die Filip Wenneker het leven kostte.

Cornelis van Gogh kwam in 1889 in Transvaal aan, nadat hij bij zijn andere broer Theo, kunsthandelaar in Parijs, enige weken had gelogeerd. Cornelis huurde een kamer in Pretoria. Kort voor zijn dood schrijft hij een brief aan Theo. ‘Vaak denk ik nog aan die fijne tijd, nu meer dan een jaar geleden. Mijn kamer herinnert mij aan die dagen, want ik heb alle tekeningen van Vincent, die ik van je kreeg, hier opgehangen. Ze vrolijken mijn somber verblijf behoorlijk op.’

Het gaat om enkele tientallen tekeningen en schilderijen. Het is niet bekend waar ze gebleven zijn: misschien zijn ze in particulier bezit, misschien liggen ze onder het stof in een museumkelder.

Hoe Cornelis aan zijn einde is gekomen is een mysterie. Hij overleed op 12 april 1899. Transvaal was toen in oorlog met Engeland. Volgens het Transvaalse Rode Kruis pleegde Cornelis op die dag, net als zijn broer Vincent tien jaar eerder, zelfmoord. Maar op de plaquette wordt hij vermeld als een van de gesneuvelden in het Boeren­commando.

Twee kinderen en een man verloren aan de spoorlijn, voor Marie Wenneker-Abbo is de toekomst ingestort.

Maar ze heeft nog drie dochters over en die hebben haar nog hard nodig. Suus is zestien, Greet dertien en Mien is tien jaar. In 1902 kan Suus werk krijgen als coupeuse, bij een atelier aan de Rijnstraat in Arnhem. In september gaat ze uit Amsterdam weg. Het gaat haar blijkbaar goed, want in juli van het volgende jaar komen moeder, Greet en Mien ook naar Arnhem en vestigen zich op hetzelfde adres als Suus, Rijnstraat 68. Het adres bestaat ook nu nog. Tegen­woordig zit er een handwerkzaak.

Waarschijnlijk heeft het gezin Wenneker in Arnhem op verschillende adressen gewoond, maar daar is niets van terug te vinden. In de Tweede Wereld­oorlog is het gemeentearchief door bombardementen verwoest. Er zijn alleen nog gegevens te halen uit oude kran­ten, waarin de vestiging en het vertrek van personen werd gemeld.

Niet dat het er verder iets toe doet, maar in de periode dat de familie Wenneker in Arnhem woont, ontwikkelt Albert Einstein zijn relativiteitstheorie.

In 1905, als Einstein 26 jaar is, treedt hij ermee naar buiten. Het is als met zoveel historische gebeurtenissen: pas jaren later dringt het door dat er op zo’n moment geschiedenis is geschreven. De gewone burger zingt, vecht, huilt, bidt, lacht, werkt, bewondert en verhuist (niet noodzakelijk in deze volgorde).

In januari 1906 keren moeder en dochters terug naar Amsterdam. Ze worden ingeschreven op het adres Rustenburgerstraat 391-I; in maart verhuizen ze naar de Tweede Van Swindenstraat twee hoog.

Op 31 mei 1906 slaat Mien haar vleugels uit. Ze is dan 19 jaar. Ze gaat werken in het Palace Hotel in Hilversum en woont in huis bij de familie De Graaff aan de Tromplaan in Hilversum.

Hendrik de Graaff is van beroep restaurateur, werkzaam in het Palace Hotel. Tot 31 oktober 1906 blijft Mien in Hilversum, dan vertrekt ze naar Apeldoorn. Op 24 juli 1907 is ze terug in Amsterdam, zwanger van haar eerste kind.

Toen Mien in 1906 uit Amsterdam vertrok, bleven moeder Marie en haar beide dochters Suus en Greet in Amsterdam achter. Ze verhuisden weer verscheidene keren, in verband met moeders bezigheden als huishoudster.

In oktober 1906 waren ze met z’n drieën gaan wonen op de Jacob van Lennepkade 133. Suus en Greet hadden keurige betrekkingen als dienstbode, op ver­schil­lende adressen, maar ze woonden offi­cieel bij hun moeder. Het laat­ste adres dat het Amsterdamse gemeentearchief ver­meldt als verblijfplaats van de familie Wenneker is Rozen­gracht 22 II. Het drietal had zich daar op 29 april 1907 laten inschrij­ven.

Op vrijdag 14 juni 1907 is Mien, die intussen zwanger is geraakt, op bezoek in Amsterdam.

Samen met Suus gaat ze winke­len. Als ze aan het eind van de middag door de Kal­ver­straat teruglopen naar het huis aan de Rozengracht, zeggen de beide zussen tegen elkaar: ‘Wat ruikt het hier toch naar gas!’ Hoe dich­ter ze bij huis komen, hoe sterker de gaslucht wordt. ‘Er zal wel ergens een lek zijn,’ menen ze. Dat het geen lek is, merken ze als ze thuis­komen. Moeder heeft de gas­kraan openge­draaid.

Ze is dood.

Ze heeft al de opdonders die het leven haar heeft ver­kocht, niet langer kunnen verwerken: eerst de dood van haar kinderen, toen de dood van haar man, en als klap op de vuur­pijl bleek haar jongste dochter ook nog ongehuwd zwanger. Had ze gefaald als opvoedster?

Veel levensvreugde zag ze niet in ’t verschiet. En nu de dochters oud genoeg waren om op eigen benen te staan, had moeder Marie besloten dat haar aardse taak was volbracht. De schande van een buiten­echtelijk kleinkind kon ze er niet meer bij hebben.

De aansprekers zijn er de volgende morgen al vroeg bij. Ze melden dat ‘den vijftienden dezer, des voormiddags ten half zeven ure in de gemeente Amsterdam is overleden bevonden Marietje Abbo, zonder beroep, wonende alhier, oud zesenveertig jaren. Weduwe van Philip Abbo, dochter van Pieter Abbo en Grietje Kuijper.’

Grietje Kuijper…

Jaren later komen we een tak van haar familie zijdelings nog een keer tegen. In de jaren twintig vertelt de oudste zus van Mien, Suus, aan haar nichtje Edith een verhaal over de familie Kuijper, nakomelingen van haar oma.

Er woonde een familie Kuijper in een molen in Am­sterdam, dat was nog familie van hun. Edith: ‘Die man was molenaar en ze waren heel erg arm. Ze hadden 14 kinderen. Tante Suus vertelde er wel eens over. Die man dronk zo vrese­lijk, zijn vrouw en kinderen verhongerden. Ze zijn toen ge­scheiden, dat was heel wat in die tijd, dat was een grote schande.’

 

Zwarte Schapen, hoofdstuk 15

$
0
0

Pim-Lier-familie -web

Het gezin van Jan-Derk Lier en Mien Wenneker omstreeks 1925. Links boven zoon Jan, rechts Pim. Onderaan links zoon Henny en de tweelingzusjes Aad en Rietje

HOOFDSTUK VIJFTIEN

‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑

EEN KONINGSDRAMA

Is dat niet uw zoon, heer?

Dat broed staat op mijn rekening. Ik heb zo vaak gebloosd hem te erkennen, dat ik er nu wel tegen gehard ben.

Ik kan u niet bijhouden…

Heer‑ de moeder van die knaap kon dat wél en toen kreeg ze een dikke buik en, heus heer, een kind in haar wieg voordat ze een echtgenoot in haar bed had. Ruikt u de fout?

Ik kan die niet verbeterd wensen, nu het product ervan zo behoorlijk is.

Maar ik heb, heer, ook een wettige zoon, ongeveer een jaar ouder dan deze‑ die ik intussen niet hoger stel. Al kwam deze boef wat vrijpostig in de wereld voordat er om hem gevraagd was, zijn moeder was mooi, het was me een groot plezier hem te maken, en het loeder moet worden erkend.’

Het leed van de bastaardzoon wordt nergens zo beeldend ver­woord als in ‘King Lear’ van William Shakespeare. De bastaard­zoon van Prins Hendrik, Pim Lier, wordt na 1979 getooid met de bijnaam ‘King Lier’. Of degenen die het bedachten hun klassie­ken kenden, mag betwijfeld worden, maar de bijnaam had niet treffender kunnen zijn.

King Lear speelt aan het hof van Brittannië. Het stuk is ‑als de meeste drama’s van de grote meester‑ te ingewikkeld om het in enkele zinnen uit te leggen, maar centraal staan de rollen van twee zonen van de graaf van Gloster. De ene, Edmond, is de bastaard en de andere, Edgar, is de wettige zoon. In de boven­staande dialoog heeft vader Gloster het over zijn bastaard­zoon.

Als we straks het verloop van de geschiedenis volgen‑ de wederwaardigheden van Pim Lier‑ is het bijna onmogelijk de gedachte aan het stuk ‘King Lear’ uit te bannen, zo treffend zijn de overeenkomsten. ‘Pim Lear’ komt ook onherroepelijk in de gedachten bij het lezen van de volgende monoloog, van bastaard Edmond:

Jij bent, natuur, mijn godheid. Aan jouw wet

blijf ik gehoorzaam. Ja, waarom zou ik

besmet zijn met de pest van de conventie,

en preutsheid van een volk veroorloven

mij te onterven‑ omdat ik zo’n twaalf

of veertien maneschijnen achter een broer

aankwam? Waarom een bastaard, waarom vals,

terwijl mijn lijf gebouwd is even hecht

mijn geest zo vruchtbaar, mijn gezicht zo gaaf

als bij de spruiten van een nette vrouw?

Waarom brandmerken zij ons als onecht,

als bastaards, als vervalst, als laag en fout?

Ons, die in wulpse steelsheid der natuur

meer pit en kracht, meer vurigheid meekregen

dan ooit in een vermoeid, vervelend bed

verdaan wordt aan een hele nullentroep,

gefokt tussen de slaap en ’t wakker zijn!

Edgar, zo legitiem, ik wil jouw land!

Mijn vaders liefde geldt de bastaard Edmond

even zo goed als hem die legitiem is.

Mooi woord, dat ‘legitiem’! Welnu, mijn broer

zo legitiem‑ heeft deze brief succes

en lukt mijn toeleg, dan wint bastaard Edmond

het van die legitiem. Ik groei, ik bloei!

Kom op, gij goden, voor de bastaards nu!

Het is voor Pim Lier zeer pijnlijk de parallel verder door te trekken. Bastaard Edmond draait zijn vader en zijn halfbroer op zeer slinkse, achterbakse manier een loer, en dat allemaal om in het bezit te komen van enige aardse goederen. Dat Pim zijn vader een loer draait is misschien teveel gezegd, maar dat de nagedachtenis van zijn natuurlijke vader door zijn geldzucht door het slijk wordt gehaald, dat is wel heel duide­lijk.

Het begint allemaal in 1979, met het uitkomen van deel 9b van het Koninkrijk der Nederlanden, waarin Dr. L. de Jong de geschiedenis van François van ’t Sant oprakelt en hem -te­recht- rehabiliteert.

Een van de gevolgen is in elk geval dat een groot deel van de Nederland­se journa­lis­tiek zich na het verschijnen van deel 9 stort op ‘de zoon van Elisabeth le Roi’; het duurt wel even, maar dan heeft Josje Hagers, werk­zaam bij het week­blad Privé, beet.

Op vrijdag 2 november 1979 trekt De Telegraaf de rampenfonts uit de kast.

Onthulling van 61‑jarige jurist Lier: ‘IK BEN DE ZOON VAN PRINS HENDRIK’, meldt de voorpagina op oorlogssterkte, over de volle breedte.

Het artikel van Jos Hagers luidt verder:

Amsterdam, vrijdag. ‘Ik ben de zoon van Prins Hendrik’. Dat onthult zeer tegen zijn zin, onder druk van de omstandigheden, de 61‑jarige jurist Albrecht Willem Lier. Met deze verklaring lijkt het mysterie rond de geheimzinnige ‘Elisabeth le Roi’ en haar zoon ‘Henri’ na ruim een halve eeuw eindelijk opgelost.

Mr. Lier heeft, nadat zijn moeder hem op 16‑jarige leeftijd over zijn ware vader had verteld, altijd gezwegen, uit een groot respect voor de Koninklijke Familie.

Nadat op 16 oktober Prof. Dr. Lou de Jong bij de presentatie van het negende deel van zijn geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog opnieuw de aandacht had gevestigd op de geheimzinnige romance van Prins Hendrik en het daaruit geboren kind ‘Henri le Roi’ begon ik een bijna twee weken durend onderzoek naar diens ware identiteit.

Het resultaat was dat ik oog in oog kwam te staan met Mr. Albrecht Willem Lier, die niet langer kon zwijgen.

Zijn reactie op de harde aanwijzingen over zijn ware afkomst: ‘U hebt me overrompeld. Met alle feitenmateriaal dat u hebt verzameld kan ik niet anders dan toegeven een zoon van Prins Hendrik te zijn.’

Prins Hendrik, wiens huwelijk met Koningin Wilhelmina door de gebeurtenissen in de eerste Wereldoorlog werd overschaduwd, begon in het najaar van 1917 een liefdesrelatie met de toen 30‑jarige weduwe Mien Abbo‑Wenneker. Ze was afkomstig uit Den Helder en had een paar jaar eerder haar eerste man verloren. Ze zou na de romance met Prins Hendrik met de eerste luitenant der infanterie Jan Derk Lier trouwen.

Prins Hendrik vond het belangrijk dat het uit zijn verhouding met Mien Abbo geboren kind een goede kans in het leven zou krijgen. Daarom schonk hij zijn minnares bij de geboorte van hun zoon een spaarbankboekje met een bedrag van 100.000 gulden waarover de jongen op zijn achttiende zou kunnen beschikken. Wel onder de voorwaarde dat hij een universitaire studie zou volgen. En toen Prins Hendriks vriendin bijna een jaar na de geboorte van de prinselijke zoon Albrecht Willem met de toen­malige eerste luitenant Jan Derk Lier trouwde maakte Prins Hendrik met de stiefvader van zijn zoon een zeer gedetailleer­de afspraak.

Mien Lier zou een maandelijkse toelage van 1000 gulden krij­gen. Na haar dood zou deze regeling overgaan op Prins Hendriks zoon en bij diens overlijden op zijn kinderen. Prins Hendrik maakte de afspraak met de stiefvader van Albrecht Willem op basis van woord van eer tussen twee officieren.

Tot 1922 werd de afspraak volledig nageleefd. Daarna kwam de Haagse hoofdcommissaris van politie, François van ’t Sant, als tussenpersoon en vertrouwensman van koningin Wilhelmina regel­matig op bezoek om te vragen of met de helft van de toegezeg­de maandelijkse toelage genoegen zou worden genomen.

Mr. Albrecht Willem Lier herinnert zich over die bezoeken: ‘Mijn stiefvader was een zeer principieel officier. Die voelde niet voor zo’n koehandeltje. Als François van ’t Sant bij ons was geweest heerste er thuis altijd een verontwaardigde stem­ming.

Mr. Lier was het liefst nooit in de publiciteit getreden. Maar na de publikatie van Dr. De Jong en de confrontatie met de feiten uit mijn speurwerk vond hij het onmogelijk om te vol­harden in zijn zwijgen.

Net als zijn moeder en zijn stiefvader heeft Mr. Lier altijd op het standpunt gestaan, dat hij niets mocht ondernemen dat de Koninklijke Familie in verlegenheid zou kunnen brengen. Dit ondanks activiteiten van de Haagse hoofdcommissaris Van ’t Sant en diens zijdelingse verdachtmakingen in de ‘Elisabeth le Roi‑affaire’.

Uit de verklaringen van Mr. Lier en uit andere aanwijzingen valt de conclusie te trekken dat Dr. De Jong in zijn laatste boek de omstreden commissaris Van ’t Sant ten onrechte heeft gerehabiliteerd.

Van ’t Sant kon uitsluitend door de bewonderenswaardige inte­griteit van Prins Hendriks geheime vriendin Mien Lier jaren­lang een spel spelen. Hierin zijn ondermeer de erfgenamen van de voormalige ambassadeur in Brussel, Jonkheer Dr. C.G.W.F. van Vredenburch betrokken geraakt.

De Haagse hoofdcommissaris bewoog hen in de jaren dertig tot betaling van 47.000 gulden ‑een voor die tijd formidabel bedrag‑ omdat de geheimzinnige Elisabeth le Roi ook nog een verhouding zou hebben gehad met de ambassadeur.’

Aldus het openingsverhaal van Jos Hagers. In een kadertje wordt haar speurwerk min of meer gedetailleerd uit de doeken gedaan:

‘Onmiddellijk na de onthullingen van Professor De Jong over de geheimzinnige affaire ‘Elisabeth le Roi’ en haar zoon ‘Henry’ begon de Nederlandse journalistiek aan een intensieve speur­tocht naar de ware identiteit van deze hoofdrolspelers. Want tot op dat moment was het bestaan daarvan alleen maar aangege­ven door een omstreden hoofdcommissaris, François van ’t Sant.

Een telefoontje van een bejaarde mevrouw die zich herinnerde dat op een partijtje in de jaren twintig ook de vriendin van Prins Hendrik aanwezig was geweest en die mevrouw ‘Lint’ werd genoemd en met een officier getrouwd was, zette journaliste Josje Hagers aan het werk.

Ze had geen adressen, geen nadere gegevens, de naam bleek niet te kloppen. Maar ze zette door. Na drie dagen dacht ze een klein beetje wijzer te zijn: de dame in kwestie zou een doch­ter van de masseur van Prins Hendrik geweest zijn.

Na dagenlang speuren en nog meer telefoontjes bleek dat on­juist. Maar het was wel een gerucht dat zestig jaar geleden ook al de ronde had gedaan. Ergens moest de dochter van een arts zijn die wist waar het gerucht vandaan kwam. Ze werd niet gevonden.

Jos Hagers ging door, terwijl alle andere speurders ophielden. Zocht in adresboeken uit 1917, bezocht kerkhoven, archieven en steeds meer mensen, tot ze een mevrouw vond die zéker wist dat de prins vaak in de Jacob van der Doesstraat nummer 70 kwam. Daar woonde inderdaad de dochter van de masseur van Prins Hendrik, maar die was al dagen eerder in het onderzoek afge­vallen.

Op hetzelfde adres woonde echter ook een weduwe Ab­bo‑Wenneker. Met taaie vasthoudendheid in de beste traditie van de onderzoekende journalistiek, bleef Josje Hagers dat spoor volgen. Tot ze ontdekte dat die weduwe later is getrouwd met een officier. Niet ‘Lint’ maar ‘Lier’ genaamd en na bijna 14 dagen stond zij oog in oog met de zoon van Prins Hendrik: een beminnelijke jurist.

‘Ik zag hem door het raam en wist gelijk zeker dat het hem was’, verhaalt Jos. ‘U bent dus toch gekomen’, zei Mr. lier peinzend nadat zij zich voorgesteld had. En toen ze hem het resultaat van haar intensieve onderzoek voorlegde, zuchtte hij: ‘M’n complimenten dat u mij gevonden hebt. Ik had trou­wens liever dat u mij niet gevonden had, maar geconfronteerd met uw feiten kan ik niet anders dan ze toegeven.’

Dat Josje Hagers knap speurwerk heeft verricht, is buiten kijf. Dat ze er nog een hele kluif aan heeft zelf ook met de eer te gaan strijken, is minder bekend.

Op het moment dat Josje Hagers zich in de zaak‑Lier stort, werkt ze bij het weekblad Privé. Als ze daar met haar primeur aan komt, wil hoofdredacteur Henk van der Meyden in de ogen van Jos Hagers de zaak teveel naar zichzelf toetrekken. Jos Hagers voelt daar niet veel voor en stapt naar De Telegraaf, waar men de primeur in dank aanvaardt. Er wordt haar meteen ook een vast dienst­verband aangeboden.

Privé‑hoofdredacteur Henk van der Meyden is overigens wel de sleutel tot de onthulling, alleen kon hijzelf het slot niet vinden.

In het nummer van zijn blad van 1 december 1979 schrijft hij de volgende hoofdredactionele ‘brief’:

LIEVE LEZERESSEN EN BESTE LEZERS,

Deze week wil ik mijn brief beginnen door een van onze

lezeressen dank te zeggen.

Het is een bejaarde Haagse dame ‑een Privé‑lezeres‑

die mij een paar weken geleden opbelde met een opzien‑

barende mededeling: ZIJ WIST WIE DE VRIENDIN WAS VAN PRINS

HENDRIK EN WIE DE MOEDER WAS VAN ZIJN NATUURLIJKE ZOON.

Zo’n telefoontje is natuurlijk de droom van elke journa‑

list.

Vooral na de publicatie van het boek van Dr. LOU DE JONG

was het belangrijk ‑als een noodzakelijke aanvulling

op zijn, naar ons inziens, niet geheel verantwoorde ge‑

schiedschrijving‑ de hele waarheid te kunnen vertellen.

Tal van journalisten in Nederland speurden naar de zoon

van PRINS HENDRIK. LEEFDE HIJ NOG?

WAAR WOONDE HIJ?

Ik bracht op een avond een bezoek aan

deze PRIVE‑lezeres. Zij was verontwaardigd over de publicatie van Dr. LOU DE JONG.

Daarom wilde zij met mij praten. ZIJ GAF DIE AVOND BELANGRIJKE AANWIJZINGEN DIE ZOUDEN KUNNEN LEIDEN TOT HET ONTDEKKEN VAN PRINS HENDRIKS ZOON.

‘Ik heb die zogenaamde Elisabeth le Roi ontmoet’, zei ze.

‘Ze was niet echt heel mooi, wel een interessante vrouw.

Ze was na de geboorte van haar kind getrouwd met een kapitein. Ze woonde op een buiten in RIJSWIJK, Huize HOORN’.

Zo gaf zij veel meer informatie.

Ik speelde deze, mijns inziens belangrijke, tip door aan

de PRIVE journaliste JOS HAGERS, die er mee aan het werk

ging. Zij leverde goed speurwerk en boekte met het vinden

van MR. A.W. LIER een prachtig resultaat.

Maar ik wil nu ook van de gelegenheid gebruik maken die

PRIVE‑lezeres, die de bron van alles was nog eens te

danken.

Zij wil niet bekend worden.

‘Dan heb ik helemaal geen rust meer’.

Maar wat waren we blij dat zij ons op het goede spoor

zette.

Journalisten zullen altijd tipgevers nodig blijven hebben.

Wij kunnen ze nooit openlijk bedanken, omdat ze, om allerlei redenen, vaak anoniem willen blijven, maar ik doe het nu op deze manier.

OOK AL OMDAT ER UIT BLIJKT HOE ZEER UW LEZERS EN UW LEZERES‑

SEN MET UW BLAD MEELEVEN.

En wij houden ons aanbevolen

voor UW HULP in de toekomst.

VAN HARTE, UW HENK VAN DER MEYDEN

Waarom de bejaarde Haagse dame zo veront­waardigd was over de publicatie van Dr. De Jong is onduidelijk en waarom ze het nodig vond Privé in te seinen is helemaal een raadsel. Het is eigenlijk niet anders te verkla­ren dan dat ze dementerende was.

Volgens de oudste dochter van Mien, Edith Schaap‑Abbo, moet de ‘bejaarde dame’ een zekere mevrouw H. zijn geweest.

‘Zij wist alles van onze familie, alleen geen adressen. Zij kwam veel bij de Bondams in huis, daar heeft moeder haar leren kennen. Ze heeft altijd wel contact met onze familie onderhouden. In 1983 is ze bij een verkeersongeluk om het leven gekomen.’

De in De Telegraaf beschreven speurtocht van Josje Hagers en de interviews met Mr. Lier roepen een aantal vragen op, vandaar dat we ons genoodzaakt zien uit deze artikelen letterlijk te citeren. Zo woonde Zus Bondam niet op het­zelfde adres in de Jacob van der Doesstraat als Mien. Zus Bondam woonde een tiental huizen verderop. Er wordt niet verteld dat Jos Hagers samen met een vriendin, als verpleeg­sters gekleed, op bezoek is geweest bij een zoon van Mien, Henny Lier, en diens vrouw Jopie.

Jos Hagers is ook op bezoek geweest bij Edith.

‘Op zaterdagmorgen stond ze bij mij voor de deur, met een grote bos bloemen. Ze was bezig met een onder­zoek naar buitens in Den Haag. Omdat ik vroeger in Zuidhoorn had gewoond, wilde ze daar alles van weten. Ze heeft helemaal niet gezegd dat ze journaliste was. Ik heb haar toen ook foto’s meegegeven van de familie,’ aldus Edith.

Omdat de onthulling in de krant van vrijdag 2 november wordt geplaatst, moet Jos Hagers al op zaterdag 27 oktober bij Edith zijn geweest. Of de speurtocht exact zo verlopen is als Jos Hagers zelf vertelt, is dus de vraag. Het is, overigens zeer begrijpelijk en misschien zelfs prijzenswaardig, dat ze om een aantal bronnen te beschermen een heel klein rookgordijntje heeft opgeworpen.

In het openingsartikel valt verder nogal op hoe nadrukkelijk Mr. Lier telkens verklaart dat hij de publiciteit niet heeft gezocht, maar dat hij niet anders kon dan toegeven.

Het is begrijpelijk dat hij het op deze manier speelt, maar het klopt niet. Al voordat Jos Hagers bij hem op de stoep stond, wist hij dat ze zou komen. Hij had zijn oudste zus Edith tevoren gebeld. In dat gesprek zei hij: ‘Ze zijn me al op het spoor!’ en het klonk bepaald niet alsof hij dat erg vond. Dat hij ‘overrompeld’ werd door Jos Hagers is dus in strijd met de waarheid.

Het zou interessant zijn te weten wat er gebeurd was als Mr. Lier domweg had ontkend. De kans dat De Telegraaf of Privé het verhaal dan hadden gebracht, is minimaal. Mr. Lier heeft zelf zijn uiterste best gedaan aan te tonen dat hij de waarheid sprak en dat hij een zoon is van Prins Hendrik; als hij was blijven ontkennen zouden de verhalen op niet meer dan sterke geruchten gebaseerd zijn geweest en dat was voor het Telegraafconcern in deze gevoelige kwestie onvoldoende ge­weest.

Als Mr. Lier, zoals hijzelf zegt, zo’n groot respect had voor de Koninklijke Familie, was er ook nog een andere mogelijkheid geweest. Toen hij wist dat men hem op het spoor was, had hij contact kunnen opnemen met bijvoorbeeld de Rijksvoorlichtings­dienst om daar advies te vragen hoe hij in dezen het best zou kunnen handelen. De kans dat het verhaal dan in de publiciteit was gekomen, was eveneens minimaal geweest.

Ook het gedrag van Mr. Lier in de jaren na de onthulling maakt duidelijk dat hij er grote voordelen in zag bekend te worden als zoon van Prins Hendrik.

Zo had Mr. Lier heimelijk verwacht in contact te kunnen komen met zijn familie, speciaal met zijn halfzuster Juliana. Een wat naïeve gedachte en in elk geval een zeer on­juiste inschatting van de hele kwestie.

Een brandende vraag is natuurlijk: heeft Mr. Lier zich laten betalen voor zijn ‘onthulling’?

Dat hij op kosten van De Telegraaf samen met zijn vrouw enkele weken met vakantie werd gestuurd naar het buitenland, om de exclusiviteit te waarbor­gen, is een normale gang van zaken, maar of er daarnaast nog geld over of onder de tafel door is gegaan? Geen van de mensen die het weten staat te trappelen hierover mededelingen te doen. Gezien ook de ‘koehandel’ met zijn verleden zoals die later aan de dag treedt, kan men in elk geval wel vermoeden dat Mr. Lier er financieel niet slechter van geworden is.

In hetzelfde onthullende nummer van De Telegraaf van 2 novem­ber 1979 staat ook nog een interview met Mr. Lier, uiteraard door Jos Hagers afgenomen, onder de kop:

Wij hebben gezwegen uit respect voor de Koninklijke Familie.

Amsterdam, vrijdag.

De confrontatie met alle verzamelde gegevens over zijn afkomst verrast Mr. Albrecht Willem Lier. Hij laat zich er niet door uit zijn evenwicht brengen. De man die voor mensen uit zijn omgeving even hartelijk en joviaal is als ouderen zich Prins Hendrik herinneren, wil allereerst een door hem opgestelde verklaring afleggen.

Mr. Lier streeft voor alles naar duidelijkheid over de manier waarop zijn afkomst nu in de publiciteit komt.

Hij zegt: ‘Ik betreur het zeer dat Dr. Lou de Jong in zijn negende deel van ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ de kwestie van het bestaan van een zoon van Prins Hendrik heeft aangeroerd. Ik zie de noodzaak niet om deze zaak ruim een halve eeuw later weer aan de orde te stel­len.

Maar gezien het feit dat Dr. De Jong deze geschiedenis met zeer veel publiciteit bekend heeft gemaakt, kan ik er niet omheen de als gevolg daarvan door de journaliste Jos Hagers verzamelde informatie te bevestigen.

Maar ik wil duidelijk voorop stellen dat ik de publiciteit niet zelf heb gezocht.

Vraag: Mr. Lier, waarom heeft u altijd over de wetenschap dat u een zoon van Prins Hendrik bent gezwegen?

‘Mijn moeder, mijn stiefvader en ik hebben de Koninklijke Familie, die wij zeer respecteren, nooit in verlegenheid willen brengen. En daarnaast was het voor mij ook niet zo belangrijk, want mijn stiefvader, met wie mijn moeder later trouwde, was een fantastische man. En ik krijg de laatste jaren ook steeds meer respect voor hem nu ik overzie wat hij allemaal heeft moeten doorstaan.’

Wanneer wist u zeker dat u een zoon van Prins Hendrik was?

‘Ik denk dat ik een jaar of zestien was toen mijn moeder het mij vertelde, maar ik had al een vermoeden. Zo liet zij mij op mijn tiende jaar een spaarbankboekje zien met daarop een bedrag van 100.000 gulden en ze vertelde mij dat ik dat later zou krijgen.’

Heeft u Prins Hendrik ooit persoonlijk ontmoet?

‘Ja, ik was een jaar of acht, toen er voor ons huis, het Rijs­wijkse buiten Zuidhoorn, een grote vrachtauto stopte en er voor mij een complete timmermansset met knutselspullen en zelfs een cirkelzaag werd uitgeladen. Het was een cadeautje voor mij. En een dag later zei mijn zuster: ‘Albrecht, wij moeten bij een mijnheer op bezoek. Wij gingen naar het gebouw van het Rode Kruis aan de Haagse Prin­sengracht. Daar liet men ons in een schitterende wachtkamer, die veel indruk op mij maakte. Even later kwam Prins Hendrik binnen. Hij was ontzettend aardig en praatte heel gezellig met mij. En ik zal nooit vergeten toen hij mij op een zeker moment vroeg: ‘Heb jij mooi gereedschap gekregen?’

Later zag ik hem nog wel op straat, want dan ging ik met mijn moeder naar de Haagse Passage. Dan kwamen Prins Hendrik en zijn gevolg uit Riche en dan maakte hij voor mij en mijn moeder een buiging.’

Kunt u ook bewijzen dat u de zoon van Prins Hendrik bent?

‘In de nalatenschap van mijn vader bevinden zich daarover gegevens, zoals correspondentie met Van ’t Sant, die op een gegeven moment tussenpersoon werd bij de uitbetaling van de toelage. Ik heb ook een door Prins Hendrik opgestelde verkla­ring dat, als hem iets zou overkomen, wij ons konden wenden tot Mr. A.G. Kröller, die erop zou toezien dat wij de toelage uitbetaald zouden krijgen.

En er is het bewuste spaarbankboekje van 100.000 gulden en misschien nog wel meer. U zult het misschien vreemd vinden, maar ik heb nog nooit de moeite genomen om de stapel paperas­sen van ons familie‑archief door te nemen. De hele kwestie is voor mij nooit belangrijk geweest.’

Heeft u François van ’t Sant ooit zelf ontmoet?

‘Ik kan mij dat niet meer herinneren, maar ik weet wel dat hij vroeger mijn ouders in ons huis in Rijswijk kwam opzoeken. Hij was dan altijd vergezeld van vijf rechercheurs. Hij kwam dan altijd praten over de mogelijkheid om de door Prins Hendrik aan mijn moeder toegezegde toelage te verlagen. Maar mijn stiefvader was een zeer principiele officier, die voelde niet voor zo’n koehandeltje. En als François van ’t Sant bij ons was geweest heerste er thuis altijd een verontwaardigde stem­ming.’

‘Ik herinner mij ook dat als ik met mijn ouders naar Scheve­nin­gen ging en wij langs de villa ‘Windekind’ van Van ’t Sant reden, mijn stiefvader zei: ‘Kijk Albrecht, dat huis is nu met ons geld gebouwd.’

En ik heb later ook gehoord dat een foto van mij, die voor Prins Hendrik was gemaakt, op het bureau van Van ’t Sant stond. Ik weet niet hoe hij eraan kwam en ik weer ook niet wat hij ermee heeft gedaan.’

Was uw jongere broertje Henny een zoon van de Nederlandse ambassadeur Jhr. Mr. C.G.W.F. van Vredenburch?

‘Neen’.

Is er ooit een contact geweest tussen uw moeder en de familie Van Vredenburch?

‘Ja. En dat was een heel toevallig contact. Wij woonden des­tijds op het Rijswijkse buiten Zuidhoorn, vlakbij Ypenburg. Op een gegeven moment werd mijn vader als officier gestationeerd in Leiden en daar ging hij altijd naar toe met de auto. Maar daardoor zaten wij zonder vervoer, want naar de Delftse tram was het zeker een half uur lopen. Mijn moeder ging dus zoeken naar een huis dat dichter bij Den Haag was, want het was haar lust en haar leven iedere dag naar de stad te gaan.

Ze ging een aantal huizen bekijken. En één ervan was het Rijswijkse buitenhuis Overvoorde van de familie Van Vreden­burch op de grens van Rijswijk en Den Haag. Ze vond het erg mooi, maar het was te groot en toch nog te ver weg. Dus ze heeft het niet genomen. Dat is alles wat het contact betreft.’

Hoe lang heeft uw moeder nog een toelage ontvangen?

‘Tot aan haar dood in september 1973. Maar inmiddels was dat een bedrag van 500 gulden per maand geworden. Je kan zeggen dat ze eigenlijk maar zeer korte tijd de door Prins Hendrik toegezegde toelage van 1000 gulden per maand heeft ontvangen.’

Bij het artikel wordt de in het stuk genoemde verklaring van Prins Hendrik afgedrukt.

De brief luidt:

Weledelgestrenge Heer,

In geval van mijn overlijden verzoek ik U zich te wenden tot den Heer A.G. Kröller Lange Voorhout 3 of wanneer deze mocht zijn overleden tot zijn secretaris den Heer H.E. Verbeek, eveneens Lange Voorhout 3.

De brief is ondertekend door Hendrik, Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg. Er staat een krabbel op: Gezien, Kröller. De brief is gericht ‘Aan den Weledelgestrengen Heer J.D. Lier, 1e Luitenant der Infanterie.

Opvallend in dit kranteverhaal is wederom het leggen van de verantwoor­delijkheid voor de publiciteit bij Dr. De Jong.

De opmerking dat Mr. Lier nog nooit de moeite had genomen om de stapel paperassen van het familie‑archief door te nemen, wekt bij de andere erfgenamen nogal irritatie. Zij hebben de papie­ren nooit gezien omdat ‘Albrecht’ ze zichzelf haastig toeëi­gende na de dood van Lier, hoewel zij er zeker zoveel recht op hadden.

Ook de opmerking van Mr. Lier dat de hele kwestie voor hem nooit zo belangrijk is geweest staat in schril contrast met zijn gedrag binnen de familie. In de huiselijke kring speelde hij een overheersende rol als kind, vanwege zijn afstamming. Terwijl over de andere kinderen van Prins Hendrik geheimzinnig werd gedaan, mocht Pim in huiselijke kring min of meer onverbloemd met zijn afkomst pronken.

Dit heeft twee oorzaken: de andere kinderen waren meisjes – Pim is voorzover bekend de enige zoon van Prins Hen­drik. En de anderen waren minder opvallend binnen- of buiten­echtelijk geboren. Voor zijn doch­ters vond Prins Hendrik het schijnbaar niet noodzakelijk zulke vergaande regelingen te treffen als voor zijn zoon. Het gedrag van Pim ergert de ande­re gezinsleden niettemin mate­loos.

Het gedrag van Mr. Lier na de onthulling is in flagrante tegen­spraak met de opmerking dat hij het niet zo belangrijk vond.

Er zijn nog enkele details die in het oog springen. Mr. Lier geeft een paar keer aan dat mensen hem aanspreken met Albrecht. De mensen die hem kenden, onder wie dus zijn broers en zussen, zullen verbaasd hebben opgekeken. Het was altijd gewoon Pim.

Mevrouw Jonkers: ‘Zegt hij dat Van ’t Sant met vijf recher­cheurs bij Lier in huis kwam? Als Van ’t Sant zoiets echt had gedaan, was hij niet geschikt voor zijn werk, hij ging nooit naar iemand toe, liet ze altijd op ’t bureau komen, desnoods op zondag. Het is echt volslagen nonsens dat hij samen met re­chercheurs bij zo’n troel aan huis kwam.’

E­dith bevestigt dit overigens: ‘Dat klopt, ik heb van ’t Sant nooit bij ons thuis gezien. Ik heb hem trouwens hele­maal nooit gezien.’

In dit kader is een passage uit het boekje ‘Van de prins geen kwaad’ van belang.

‘Later in de jaren twintig probeerde Van ’t Sant in elk geval een zekere selectie toe te passen op de vrouwen met wie Hen­drik relaties aanknoopte. Uit Duitse pros­tituées koos hij vrouwen van wie vast stond dat ze gezond waren en een enigszins overzichtelijke levenswandel hadden. Een van de redenen daarvoor was dat Wilhelmina bang was voor allerlei ziekten die mogelijkerwijs het paleis zouden kunnen binnendringen. Van ’t Sant regelde ook dat de rendez-vous met deze vrouwen konden plaatsvinden in zijn eigen huis aan de Wagenaarweg. Een poli­tieman uit Den Haag, die was gestatio­neerd aan het posthuis Witte Brug, kreeg van tijd tot tijd opdracht zich ’s middags bij het huis van de hoofdcommissaris op te stellen. Na enige tijd verliet dan Van ’t Sant steevast zijn woning en korte tijd later zag de politieman Hendrik arriveren. Na een paar uur kwam Hendrik dan weer naar buiten, bedankte de politieman vriendelijk en stelde hem tevens enige goede sigaren en soms zelfs een tientje ter hand.’

Mevrouw Jonkers: ‘Rendez-vous in het huis van Van ’t Sant? Onmoge­lijk. Dat zou hij nooit doen. Ten eerste was hij daar zelf principieel ten zeerste tegen. En dat huis aan de Wage­naarweg, dat was een gewone tussen­woning, zoiets zou toch meteen opvallen? Ik begrijp niet hoe iemand dit soort dingen kan beweren. Stel je de situatie eens voor… Van ’t Sant moest dan eerst zijn vrouw en kind uit huis zien weg te krij­gen, en dan moest hij zo’n dame regelen en een afspraak met de prins maken? Voor iemand die de situatie en de mensen een klein beetje kent is dit klinkklare nonsens. Als je wist hoe zorg­vuldig Van ’t Sant overal mee omging…

Bovendien: wat zou Wilhelmina ervan zeggen als ze erachter kwam? Hij was haar vertrouweling, ze werkte voor hem, zou hij dan stiekem af­spraakjes voor de prins regelen? Van ’t Sant heeft nooit meegewerkt aan ontmoetingen van de prins met vrouwen, hij zorgde er alleen voor dat achteraf de boel gere­geld werd, als er dingen mis dreigden te gaan.’

Een ander detail: volgens het verhaal in De Telegraaf ging vader Lier met de auto naar zijn werk in Leiden en was er derhalve thuis geen vervoer. Als het verhaal over de moordaan­slag op een postbode boven water komt, blijkt dat Lier altijd met de fiets naar Leiden ging.

Wat betreft de opmerking van vader Lier over de villa Winde­kind van Van ’t Sant, dat deze gebouwd zou zijn met geld dat hem toebehoorde: dat Lier een ‑ overigens begrijpelijke ‑ nei­ging had Van ’t Sant te verdenken van alles wat niet in de haak was, is al eerder besproken.

Tenslotte: aanvankelijk gaat Jos Hagers ervan uit dat Mr. Lier het onechte kind van Prins Hendrik is op wie Dr. L. de Jong doelt in de affaire Elisabeth le Roi. Als haar duidelijk wordt dat Mr. Lier zelf niet degene kan zijn waar De Jong het over heeft, vraagt ze voor alle zekerheid nog maar even of ‘broer­tje Henny’ het dan misschien is.

Uiteraard volgen er na deze onthullende primeur ‑ die gerust een van de weinige echte primeurs uit de geschiedenis van de Nederlandse journalistiek mag worden genoemd ‑ de nodige be­spiegelingen.

Zo laat oud‑minister‑president Dr. Willem Drees sr. de volgende dag in De Telegraaf weten: ‘Met het op zich­zelf opzienbarende verhaal over de zoon van Prins Hendrik wordt helaas de aandacht afge­leid van de kern van de zaak. Die kern is: de rol van François van ’t Sant. De Jong probeert in zijn boek uiteen te zetten hoe het kwam dat Van ’t Sant in Londen het onbegrensde ver­trouwen van de Koningin genoot. Prins Hendrik was al jaren voor de oorlog overleden. Op dat moment doet die er dus verder niet toe. Het feit dat Van ’t Sant vertrouwensman was van de Koningin in Londen bewijst niet dat hij geen verraad heeft gepleegd. Er is daar iemand gaan kletsen, dat is wel duide­lijk. Het England‑spiel wekt de gedachte aan verraad op, hoewel dat al is uitgezocht. Als Van ’t Sant verraad heeft gepleegd, dan was het op dit punt’, aldus Drees.

Dr. Lou de Jongs reactie is: ‘De 61‑jarige jurist Mr. Lier is niet de zoon van Prins Hendrik waar ik in deel 9 over geschre­ven heb. Mr. Lier is namelijk in 1918 geboren, terwijl de zoon Henri van Prins Hendrik en Elisabeth le Roi in 1924 is gebo­ren. Het betreft hier dus een andere zoon van Prins Hendrik. In mijn geschiedkundig werk was het mij er slechts om te doen de vertrouwenspositie van de Haagse hoofdcommissaris van politie François van ’t Sant bij Koningin Wilhelmina uit te leggen. Vooral tijdens de bezettingstijd, toen de regering in Londen zat, viel deze vertrouwenspositie van de heer van ’t Sant op en als historicus was het mijn taak om dit te verkla­ren. Van ’t Sant speelde een belangrijke rol in de affaire Elisabeth le Roi. Toen begon hij zijn werkzaamheden voor het hof. Dat was in het begin van de jaren twintig.’

Dr. De Jong noemt het betreurenswaardig dat er enige verwar­ring is ontstaan met de affaire Elisabeth le Roi.

Op de vraag of er dus nog een zoon van Prins Hendrik is, luidt het ant­woord: ‘Ik wil u er slechts op wijzen dat dit een totaal ander geval is.’

Dr. De Jong wil er verder niet op ingaan, ‘omdat we met dit soort publicaties belanden in een sfeer waarin ik mij als historicus niet beweeg. Dit staat helemaal buiten mijn wetenschappelijk werk.’

Dr. De Jong laat nog weten dat er in de tweede druk van deel 9 ‘geen woord’ zal worden gewijzigd.

De zoon van Prins Hendrik en Elisabeth le Roi is volgens Dr. De Jong in 1924 geboren. Als dat inderdaad zo is, dan klopt de theorie dat Alice von Hemert de geheimzinnige Elisabeth le Roi was, niet.

Voorzover bekend kreeg Alice in 1924 geen kind. Aangezien Dr. De Jong zijn informatie baseert op wat hij van Van ’t Sant te horen heeft gekregen hoeft er aan dit gegeven waarschijnlijk niet veel waarde worden gehecht. Van ’t Sant had een complete valse identiteit van Elisabeth le Roi uit de duim gezogen, waarom zou nou net het geboortejaar van het bewuste kind moeten kloppen?

Uiteraard duiken er ook weer de nodige twijfels over de rol van Van ’t Sant op en ‑ zoals al gemeld ‑ A. den Doolaard gooit er zelfs een heel boek tegenaan om aan te tonen dat Van ’t Sant een oplichter en verrader was en dat Dr. De Jong een goedgelovig amateur‑historicus is die de praatjes van Van ’t Sant voor zoete koek heeft geslikt.

Het is in dit kader zinvol op te merken dat Den Doolaard, die als verzetsman in Londen was, niet erg op kon schieten met Van ’t Sant en zijn verhouding met Dr. De Jong mag al evenmin harte­lijk worden genoemd. ‘Neemt Den Doolaard met zijn onthullingen na ruim veertig jaar wraak op zijn Londense tegenstanders?’ vraagt een journalist zich af, na het lezen van Den Doolaards boek ‘Londen en de zaak Van ’t Sant’.

Begin 1987 benaderde schrijver dezes de heer Den Doolaard in de veronderstelling dat hij, gezien zijn publicaties over de zaak Van ’t Sant en Lier, over inside informatie beschikte.

Dit nu bleek niet het geval. ‘Van alle door u genoemde zaken, vnl. de familie Lier betreffend, weet ik niets af. Mijn gepu­bliceerde onderzoek betrof enkel de zaak Van Vredenburch-Van ’t Sant. Daarbij haalde ik, ter vergelijking, terloops de houding aan van Van ’t Sant ten opzichte van mevrouw Lier-Wenneker, waarbij ik de feiten ontleende aan persberichten. Ik kan u dus tot mijn spijt nergens aan (mee) helpen.’ Aldus het briefje van Den Doolaard, gedateerd 12 februari 1987.

Van de kant van het Koninklijk Huis is nooit enige reactie vernomen.

Als men daar al had gehoopt dat de zaak, na de onthulling, vanzelf wel uit de publiciteit zou verdwijnen, dan vergist men zich deerlijk. Evenals de onwettige zoon uit ‘King Lear’ gaat Mr. Pim Lier op zoek naar erkenning en schept hij zijn eigen drama.

 

Zwarte Schapen: hoofdstuk 16

$
0
0

Cover-Mien-web 

HOOFDSTUK ZESTIEN

‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑-

DE ECHTE PRINS

In het Brabantse Boekel vergadert de plaatselijke carnavals­vereniging. Op deze bijeenkomst zal de nieuwe Prins Carnaval worden gekozen. Drie mannen zijn gemaskerd. Een van hen zal de eer te beurt vallen. De zaal is vol met inwoners van Boekel. Onder hen bevindt zich ook Mr. Lier.

De verkiezing van de Prins Carnaval geschiedt op een enigszins ludieke manier, op de wijze van het spelletje Wie van de Drie. Als de spanning ten top stijgt, vraagt de ‘spelleider’: Wil de echte prins nu opstaan? Maar de eerste die opstaat is niet een van de drie gemaskerde mannen, het is iemand in de zaal: Mr. Pim Lier. Immers, hij is de echte prins?

Dit voorval illustreert hoe Mr. Lier met zijn verleden bezig is. Sinds de onthulling in 1979 dat hij de zoon van Prins Hendrik is, is hij wanhopig op zoek naar erkenning en zoekt hij de publiciteit.

Hij had gehoopt in contact te kunnen komen met zijn familie, vooral met zijn halfzuster Prinses Juliana. Waarschijnlijk is dat ook de belangrijkste reden geweest om zich te openbaren als onechte prinsenzoon, maar het Hof dis­tantieert zich ver van hem. Mr. Lier heeft de situatie volko­men verkeerd ingeschat. Hij heeft echt gedacht dat zijn maat­schappelijk aanzien zou stijgen door de onthulling en niet beseft dat hij in de achting van de meeste mensen alleen maar daalde. ‘Een bastaard die zijn mond had moeten houden,’ dat is in wezen het hardvochtige oordeel van de meerderheid.

In 1980 haalt Mr. Lier weer alle kranten. Hij dient een ver­zoek in om aanwezig te mogen zijn bij de inhuldiging van Prinses Beatrix tot koningin. Als daar afwijzend op wordt gereageerd, is hij uiterst verontwaardigd.

In de jaren die volgen groeien de frustraties; een van de dingen die hem steekt is dat in vrijwel alle publicaties over hem termen vallen als ‘de vermeende zoon van Prins Hendrik’ of ‘de man die beweert een zoon van Prins Hendrik te zijn.’

Dat het gewone volk nog twijfels heeft kan hij begrijpen, maar dat journalisten, die beter kunnen weten, hem als het erop aan komt nog niet eens willen betitelen als onechte zoon van de prins, zonder die onnodige slag om de arm te houden, dat begrijpt hij niet. Terecht, overigens.

In oktober 1982 treffen we Mr. Lier aan in het witte stadje Thorn, in Limburg, als daar de Ridderdagen worden gehouden.

De Brabantse advocaat heeft binnen de Ridderorde pijlsnel car­rière gemaakt. De Ridderorde met de fraaie naam ‘Orde van de Roos en het Kruis van Jeruzalem’ is een soort rotaryclub voor mensen die bij de echte rotary niet aan de bak komen.

De jaarlijkse bijeenkomsten zijn voornamelijk Bourgondische schranspartijen in stijl, waarbij de deelnemers zijn uitgedost in carnavalesk aandoende ridderkleding. De ridders nemen zelf de poespas met de rituelen nogal serieus. Mr. Lier is binnen deze orde benoemd tot vice‑grootmeester‑generaal.

Op zijn visitekaartje staat: Mr. Albrecht W. Lier, Prinz zu Mecklen­burg. Een gouden kroontje siert het geheel. De meeste ridders hebben kaartjes met zelfbedachte dubbele namen en gekochte titels.

Het kaartje van Mr. Lier heeft zijn vruchten ook al afgeworpen. ‘In een buitenlands Hiltonhotel werd mij meteen champagne op mijn kamer geserveerd en toen ik vorig jaar op de Canarische eilanden was nodigde Koning Hoessein van Jordanië me uit voor een etentje. Hij vroeg of ik de groeten wilde doen aan de koningin.’

Binnen de ridderorde kan Mr. Lier zijn prinselijke titel in elk geval mooi gebruiken, maar of hij daar zo blij mee moet zijn?

Het is een merkwaardig gebeuren, daar in Thorn.

‘In de naam van de Almachtige God, van Onze Lieve Vrouw de Maagd Maria, van St. Michiel en St. Joris, sla ik u tot ridder in de Orde van de Roos en het Kruis van Jeruzalem,’ klinkt het op de vroege zaterdagmorgen in het najaar van 1982.

Voor in de kerk van Thorn ligt een topfunctionaris binnen het bankwezen ge­knield. Zojuist heeft hij de riddergelofte afgelegd, nu tikt de regent van de Orde hem met een zwaard op de schouders en op het hoofd. Dan krijgt hij een kruis opgespeld, een mantel omgehangen(‘Ik bekleed u met de glorierijke mantel…’) en de vredeskus.

‘Non nobis Domine non nobis…’ zegt de regent, en de geknielde vult aan: ‘…sed nominituo da gloriam.’ Niet ons, Heer, maar Uwe Naam geef eer.

Dit ritueel herhaalt zich een tiental keren, hetgeen betekent dat het ridderbestand van de Ridderlijke Orde van de Roos en het Kruis van Jeruzalem en de Soevereine Orde van St. Birgitta van Zweden wederom belang­rijk is uitgebreid.

1982 is een bijzonder jaar in het bestaan van de ridderorde. Jarenlang leidde de Orde een elitair bestaan en waren er hooguit vijftig leden, maar toen er rond 1980 een nieuwe landscommandeur aan het bewind kwam, veranderde dat drastisch en werd Jan en Alleman toegelaten.

‘Pim’ Lier is bij de orde terechtgekomen via de nieuwe lands­commandeur, makelaar Harry van Uden uit Vught. Mr. Albrecht W. Lier, Prinz zu Mecklenburg, heeft een verbluffende carrière gemaakt in de orde, dankzij zijn adellijke afkomst. Zoals hijzelf zegt: ‘Ware adel onderscheidt zich.’

Hij is in no‑time opgeklommen tot vice‑grootmeester‑generaal. Prins Lier, wiens prinselijke titel behalve bij de Orde nergens in Nederland wordt erkend, praat meestal met luide, joviale stem. Hij heeft een prachtig koninklijk accent(‘Haggy van Uden heeft mij geïntgodizèègd’).

Niet iedereen is echter ingenomen met zijn verschijning. Grootkanselier Prof. Dr. Henriques de Pimentel, Duc de Benavente y Mallorca bijvoorbeeld moet niet veel van hem hebben. Op de vraag of hij denkt dat Mr. Lier een echte prins is, zegt hij: ‘Daar distantieer ik mij van.’

Tijdens het aankomstdiner zit Prins Lier aan tafel met een nieuwe ster aan het ridderfirmament, Mr. Velu uit Bussum, gemeenteraadslid en bankdirecteur. Mr. Velu toont zijn welbe­spraaktheid en weidt breed uit over ‘elementen van spiritua­liteit, Europese verbondenheid en relaties met de kosmos en de geschiedenis’ die de ridderorde zijns inziens kenmerken.

Prins Lier interesseert zich echter meer voor de wijnfles dan voor de theorieën en roept dwars door het betoog van Velu heen dat ridders het geloof ‘te vuug en te zwaagd’ moeten verdedigen, omdat ze dat vroeger ook deden. Welk geloof maakt niet uit, atheïsme is ook goed.

Dan dwaalt Lier af naar zijn familie. Hij zegt dat hij zijn halfzuster Juliana graag eens zou ontmoeten. ‘Prins Bernhard interesseert me nou net niks, maar Juliaantje…’ Mevrouw Petra Lier komt even aan de tafel van haar man kijken of hij wel goed oppast. Pim had onlangs een hartinfarctje gehad. ‘Potvegdogie, ik dacht da’k doodging,’ zegt hij. Met een brede armzwaai stelt hij zijn echtgenote voor aan de tafelgenoten. Hij roept: ‘Hááááááá, dit is mijn vrouwtje Petrááááá…!

Het is moeilijk hoogte te krijgen van de joviale Mr. Lier. Hij werkt op de lachspieren, maar wie denkt dat hij een rol speelt en in werkelijkheid de boel grandioos in de maling neemt, komt bedrogen uit. Mr. Lier neemt zichzelf uiterst serieus, maar het vervelende voor hem is dat hij de enige is. Daar komt bij dat hij zich met veel enthousiasme op nieuwe dingen stort, maar al snel zijn interesse verliest en dan van de hak op de tak springt.

Terwijl Mr. Velu de mond nog vol heeft van rid­derfilosofieën(‘Een spatje romantiek’ en ‘het ergste zou zijn als een club als deze fanatiek zou zijn’) heeft Lier zijn aandacht allang weer ergens anders. Trots wijst hij op een kleine kaalhoofdige meneer. ‘Dat is een Franse baron, de enige hier die echt van adel is, behalve ikzelf natuurlijk. De rest is allemaal lage adel. Ik moet er niet aan denken dat mijn dochter met een van die mensen zou trouwen. Haha.’

Het klinkt niet als een grap.

Aan het eind van de middag is er een bijeenkomst in kasteel Limbricht, waar de Laureaten van de Arbeid worden uitgereikt.

Zo’n laureaat is een soort oorkonde voor mensen die hard werken. Ook Lier houdt een toespraak.

‘Ik acht het goed mensen te onderscheiden die met kop en schouders boven de anderen uitsteken en de menigte toe te roepen: ‘Deze man is uws gelij­ke niet, hij heeft méér gepresteerd!’

Uiteraard róépt Prins Lier zoiets dan ook. Daarna vertaalt hij zijn rede uit de losse pols in erbarmelijk Duits, vanwege enkele Duitse aanwe­zigen, maar ineens begint het hem te vervelen, hij krijgt er genoeg van en roept: und so weiter und so weiter! en gaat plompverlo­ren zitten.

In de zaal is intussen een conflict uitgebroken tussen twee Duitse ridders die in het verleden een machts­strijd hebben gevoerd en elkaar weigerden een hand te geven. Als er dan ook gesproken wordt over verbroedering, terwijl een van de twee een onderscheiding krijgt, komt bij de een ‘het koffiewater de neus uit’ waarop de ander roept dat ze wat hem betreft alle onderscheidingen in hun aars kunnen stoppen. De Duitsers verla­ten de zaal geagiteerd. Een aantal Belgen gaat in hun kielzog mee. Een vertrekkende Vlaming legt uit dat hij ook niet erg te spreken is over de gang van zaken. ‘Er worden veel te veel onderscheidingen uitgereikt en als ik al die titels zie val ik daar van dood. En dan al die mensen nog met gekoch­te titels. Is er een prins bij? Die man is helemaal geen prins, hij wekt alleen maar irritatie.’

Het einde van het ridderfeest komt in de vorm van een diner‑dansant in kasteel Limbricht.

Prins Lier speelt uiter­aard weer een prominente rol. Wegens ruimtegebrek kan er niet worden gedanst. Lier vindt er dan ook ‘geen flikker an’, maar het diner is wel goed.

Evenals bij een echte rotaryclub mag het goede doel niet worden vergeten. Er wordt dan ook nog een verloting gehouden, die door Lier op touw is gezet. Het doel is iets liefdadigs. De ridders zijn echter allesbehalve vrijgevig. Petra Lier gaat met de knip rond, maar ze krijgt met de grootste moeite enkele briefjes van vijf bij elkaar.

Om een uur of twaalf kondigt de ‘Prince van Oranje’ aan dat het diner besloten zal worden met het zingen van het volks­lied, met muzikale begeleiding van het Hongaars zigeuneror­kest. Tijdens het zingen van het volkslied kijkt Mr. Lier de pers even aan met een onnavolgbare grijns, terwijl hij zich triomfantelijk op de borst klopt. Alsof hij zeggen wil: het Wilhelmus, dat ben ik zelf!

Het is opvallend hoeveel mensen die in 1982 op het ridderfeest in Thorn waren vier jaar later hevig gedevalueerd zijn in hun maatschappelijke carrière.

Hetgeen de vraag doet rijzen: werden ze misschien ridder omdat het met hun positie in de maatschappij de verkeerde kant op dreigde te gaan, of had het ridderschap zo’n negatieve invloed?

Treedt Mr. Lier met zijn Ridderorde slechts in beperkte kring naar buiten, in diezelfde tijd, eind 1982, haalt hij de com­plete landelijke pers door zich kandidaat te stellen voor Commissaris van de Koningin in Brabant. Hij verliest de strijd ten gunste van oud‑minister‑president Dries van Agt.

In juli 1983 wordt Mr. Lier ‘ambassadeur voor de Benelux’ van de Franse ridderorde Cordon Bleu de Saint Esprit, waar ook ‘rivaal’ Van Agt lid van is. De Franse orde staat wat hoger aangeschreven dan die van de Roos en het Kruis van Jeruzalem. Het is eveneens een rotary‑achtige club van folkloristisch uitgedoste smulpapen die een goed doel in het hoofd hebben, maar bij voorkeur eerst hun eigen maag vullen.

In januari 1983 komt Mr. Lier in het geweer tegen het boek ‘Van de prins geen kwaad’ van Hugo Arlman en Gerard Mulder, waarin het leven van Prins Hendrik uitvoerig uit de doeken wordt gedaan. ‘Laster’, vindt Lier.

Samen met zijn vrouw Petra geeft hij interviews. Als Lier zegt dat hij zelf maar eens een boekje moet opendoen over zijn vader, zegt Petra enthousiast: ‘Ja, je hebt een goeie duim, Pim, doe er eens wat mee, dan kunnen we eindelijk gaan rentenieren.’

Lier schept ook nog een beetje op over een enorm schilderij dat in de kamer hangt. Het is volgens hem wel een half miljoen gulden waard. ‘Het is afkomstig van mijn vader, de prins. Ons huis is dan ook goed beveiligd tegen inbraak. Boven in mijn nachtkastje ligt een bajonet. Mocht er hier iemand binnenkomen, dan steek ik hem hartstikke dood.’

Eveneens in 1983 staan de kranten bol van een project waar Mr. Lier zich bij laat betrekken: het dubieuze plan ‘Sealand’.

Dit voormalige Engelse oorlogsplatform, een kunstmatig eilandje in de Noordzee, is door de Duitse kippenfokker annex grootin­dus­trieel Achenbach uitgeroepen tot een onafhankelijke staat. Achenbach is ook lid van de Cordon Bleu. Het is de bedoeling van Sealand een tweede Monaco te maken. In een belasting­para­dijs hoort een prins. Mr. Lier zal de ‘soevereine’ vorst worden. Achenbach en Lier beleggen een persconferentie in Zandvoort, maar bij nader inzien trekt Lier zich toch maar terug uit het project. ‘Ik twijfelde nogal aan de haalbaarheid van het plan,’ verklaart hij naderhand.

Met de carrière van Mr. Lier gaat het in enkele jaren steil bergafwaarts. De belangrijkste oorzaak daarvan is dat hij zich in 1984 aanmeldt als lid van de Centrumpartij.

Wederom een volkomen foutieve inschatting van het effect dat dat zal hebben. Hij denkt er aanzien mee te verwerven en vooral: het Kamerlidmaatschap, maar het beetje aanzien dat hij nog genoot verdwijnt op het moment dat hij zich met de Centrumpartij inlaat en Kamerlid wordt hij ook niet.

Begin januari 1984 laat Mr. Lier zich inschrijven als lid van de Centrumpartij. De CDA‑burgemeester van Gemert, waar Boekel onder valt, roept nog ontsteld: ‘Het is toch niet waar hè?’

Maar dat is het wel.

Het ‘goede voornemen’ wordt onmiddellijk beloond: de Centrumpartij beseft een publiciteitsgevoelig man binnen de gelederen te hebben en via bestuurslid Danny Segers uit het Brabantse Linden wordt Mr. Lier meteen de post afde­lingsvoorzitter Eindhoven aangeboden.

In het begin speelt hij zijn rol nog met enige overtuiging. ‘Ik heb mij bij de Centrumpartij aangesloten omdat het maar eens afgelopen moet zijn met dat gedonder hier,’ verklaart hij in een interview.

Met dat gedonder bedoelt hij de stijgende criminaliteit, het tekort aan politie, de illegale buitenlan­ders, de drugsverslaving, de openbare wanorde, het zoekraken van ontwikkelingsgeld en meer van dat soort bij het gezonde volksverstand populaire klachten. ‘Wij zijn de schandvlek van Europa. Het moet uit zijn met het geweld, de tasjesroof en de straatschennerij!’ spreekt Lier.

Hoge bomen binnen de Centrumpartij plegen veel wind te vangen, doorgaans in de vorm van stenen door de ruiten en verf op de muren.

Mr. Lier: ‘Ze komen maar. Ik ben niet bang. Ik ga voor zulke intimidaties toch niet mijn mond houden? Het moet afge­lopen zijn met het molesteren van onschuldige burgers. Momen­teel regeert in dit land tien procent de meerderheid. De straat is aan de macht en ziehier het ware fascisme. Weet u wat trouwens eveneens fascisme is? Als die stomme Adèle Bloe­mendaal over de CP‑leden in Almere roept: “Dat schorem moet uitgeroeid worden.”

Mr. Lier neemt zich voor de partijdenkbeelden in de regio Eindhoven krachtig te verbreiden.

‘Ik zou zelf wel folders in de brievenbussen willen stoppen als dat nodig is. Daar zie ik niks tegenop.’ Ook voor het Kamerlidmaatschap is hij niet te beroerd. ‘Ik ben academicus, de partij heeft behoefte aan kader.’

Op de vraag of hij niet bang is dat de Centrumpartij hem als een soort Prins Carnaval gebruikt, zegt hij: ‘Och nee, ik denk dat Segers mij ook voor Eindhoven had gevraagd als hij niet had geweten wie ik werkelijk ben. Ik ben toch uit eigen bewe­ging lid geworden? En als de partij nu zegt: Wat fijn, daar maken we gebruik van, dan heb ik daar niks op tegen.’

Mr. Lier schopt het inderdaad tot lijsttrekker. Hij komt zelfs een aantal malen op televisie, in de zendtijd voor politieke partijen, maar mede door de enorme verdeeldheid binnen de eigen gelederen komt er van een Kamerlidmaatschap niets terecht.

Op gemeentelijk niveau doet zich nog een kleine rel voor. In een commissievergadering van de gemeenteraad van Gemert laat Mr. Lier zich beledigend uit over twee vrouwelijke raadsleden. Hij vindt dat ze achter het aanrecht thuishoren, niet in de politiek. Burgemeester en Wethouders van Gemert dienen bij de Orde van Advocaten een klacht tegen hem in.

In de persoonlijke sfeer is de situatie er intussen vooral niet beter op geworden. Zijn praktijk als advocaat, die na een aanvankelijk redelijk bloeiend begin toch al tanende was, verloopt helemaal.

Niemand wil een advocaat die lid is van de Centrumpartij. Ook bijna alle vrienden en kennissen laten Mr. Lier en zijn echtgenote Petra vallen. Met de andere bestuurs­leden van de Centrumpartij worden nog wel wat etentjes gehou­den, maar echt gezellig is het allemaal niet.

Voordat Mr. Lier zich bij de Centrumpartij voegde, had hij ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag een tuinfeest gegeven, waar enige prominenten aanwezig waren. Ook 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7­, 8, 9, Tineke van de omroep Veronica was er; ze had het echtpaar een keer in haar televisieprogramma gehad. De Cen­trumpartij gooit ook dit contact in duigen. Als Petra in 1984 Tineke nog eens belt en vraagt of het goed is als ze even langskomen, zegt Tineke dat ze niks meer met hen te maken wil hebben.

Op dat moment moet het echtpaar Lier even heel diep hebben beseft hoe dom ze zijn geweest zich met de Centrumpar­tij in te laten, maar een weg terug was er niet meer.

In Boekel zelf worden de activiteiten van de plaatselijke prominent ook allesbehalve gewaardeerd.

Het dorp haalt de landelijke pers door de rellen die er telkens uitbreken als de Centrumpartij er een vergadering houdt. De bijeenkomsten worden geregeld door Mr. Lier. Hij kent de zaaleigenaars in zijn woonplaats goed. Hij komt regelmatig bij de restaurant‑ annex zaalhouders eten. Na een aantal forse rellen is hij bij de plaatselijke horeca echter een minder graag geziene gast en als het op zaalverhuur aankomt worden er alle mogelijke smoe­zen van stal gehaald om de CP-ers te weigeren.

Ook het huis van Mr. Lier in Boekel moet eraan geloven. ‘Gore fascist’, wordt er met koeieletters op de voorgevel geschil­derd.

In een interview uit die tijd meldt Mr. Lier dat hij een pistool heeft aangeschaft. Op de vraag van de verslaggever of hij wel een wapenvergunning heeft, is het antwoord: ‘Daar ga ik niet op in, dat gaat de tegenpartij niks an.’

In januari 1986 besluit het bestuur van de Centrumpartij Mr. Lier uit zijn functie te ontheffen. In februari 1986 bedankt Lier als lid. Maar dan is het kwaad al geschied: Pim Lier en zijn Petra staan alleen, iedereen heeft hen laten vallen.

Tegen deze achtergrond voltrekken zich de dieptragische gebeurtenissen in het rampjaar 1986.

 

Het Costa Kartel ruikt bloed

$
0
0

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Vrijdag 5 februari 2016 had de dag moeten zijn dat ‘de kop van de slang’ zou worden verbrijzeld. Daniel Kinahan (38), troonopvolger van ‘misschien wel het grootste drugskartel van Europa’: het van oorsprong Ierse Costa Kartel.

Tijdens de presentatie op de dag voor een boksgala in Dublin slaat een moordcommando toe. Drie nepagenten met kalasjnikovs geven dekking aan twee schutters, van wie er één verkleed is als vrouw. Zij is het die een van de ‘targets’ van dichtbij een paar kogels door het hoofd jaagt. Het echte doelwit is op het moment suprême net even niet in zicht: dat weet samen met een beveiliger door een raam te ontsnappen.

De Kinahan’s hebben van oudsher nauwe banden met Nederlandse criminelen. Een week na de aanslag was ik op de bakermat van het Costa Kartel, in het Spaanse Malaga. De aanslag in Dublin blijkt er één in een reeks die begon met een mislukte aanslag op Daniel Kinahan in 2014, waarvan toen niemand begreep wat er aan de hand was. Het kwartje begon te rollen toen bleek dat bij die aanslag een auto was gebruikt die aan Mink Kok werd toegeschreven.

‘Daddy! Help me!” En even later: “Daddy! What’s going on?”

Dat zal het Ierse jongetje niet vergeten, de dag dat hij met zijn vader naar de ‘weigh-in’ (de weging) ging van bokser Jamie Kavanagh. In plaats van een handtekening te krijgen van zijn idool, klinken er pistoolschoten, is er blinde paniek, proberen een paar honderd mensen een veilig heenkomen te vinden. Kogels vliegen rond, bloed spat tegen de bar in de lounge van het sjieke Residence Hotel. Bokser Jamie, slechts gekleed in een blauwe boksbroek, was in een reflex weggedoken. Hij bleef ongedeerd.

David Byrne (32), gezien als een van de topmannen van het Costa Kartel, heeft minder geluk. Hij wordt van dichtbij geraakt door kogels uit het pistool van een als vrouw verklede man. Getuigen zeggen later dat ze dachten dat ze een travestiet hadden gezien. De blonde pruik, de make-up en de jurk konden niet verhelen dat hier sprake was van een manspersoon. Direct na het eerste schot werd dat wel duidelijk. De ‘vrouw’ schreeuwde tegen een handlanger: ‘He’s not fucking here, I can’t find him!’ Die schreeuwde terug: ‘Let’s get the fuck out of here!’

Degene die ze niet konden vinden, is Daniel Kinahan. Hij was er wel, maar blijkbaar was er iets misgegaan in de coördinatie en was degene die Daniel had moeten raken hem op dat moment net even uit het zicht verloren.

De paniek is immens. Nadat het in totaal zes man sterke moordcommando de benen heeft genomen, duurt het nog twintig minuten voordat de politie ter plekke is. Drie dagen later zijn ze er veel eerder bij. Als Eddie Hutch wordt geliquideerd, ook in Dublin. Zonder twijfel een wraakactie voor de aanslag in het Residence Hotel.

Beide aanslagen hebben te maken met een vete tussen twee Ierse criminele families uit Dublin. Aan de ene kant de familie Hutch, met als peetvader Gerrie, bijgenaamd De Monnik. Aan de andere kant de familie Kinahan, met als opperhoofd Christy Kinahan (59), bijgenaamd ‘Dapper Don’. Waarbij ‘Dapper’ staat voor iets als ‘net, parmantig’.

Keurige heren, eigenlijk.

Die elkaar tientallen jaren lang geen strobreed in de weg legden. De familie Hutch bleef gesetteld in Dublin, de familie Kinahan had zich gevestigd aan de Costa del Sol, in de directe omgeving van Marbella.

Dat er iets broeide, bleek in 2014, toen er een uiterst merkwaardige aanslag werd gepleegd op bokstrainer en tv-commentator Jamie Moore, bij de woning van Daniel Kinahan.

Inmiddels is – zo valt op te tekenen in kringen rond de Kinahans – de familie ervan overtuigd dat die aanslag was bedoeld voor Daniel Kinihan en is gepleegd door dezelfde persoon die verkleed als blonde vrouw in het Residence Hotel de trekker overhaalde. Als dat inderdaad zo is, herhaalt de geschiedenis zich op een wel heel bizarre manier. In 2014 werd alleen de onschuldige Jamie Moore geraakt, in 2016 werd het echte doelwit ook niet getroffen.

veronica-guerin

Eigenlijk is het een familiekroniek, in de traditie van Woeste Hoogten. Met aan het hoofd kleurrijke stamvaders.

Gerrie Hutch wordt in verband gebracht met de twee grootste bankroven uit de Ierse geschiedenis, in 1987 en 1995, met een buit van ettelijke miljoenen, maar hij is daar nooit voor veroordeeld. Op tal van andere ‘verdenkingen’ reageert hij als door een wesp gestoken: hij is de braafheid zelve. Vandaar dat onderzoeksjournaliste Veronica Guerin van The Sunday Independent hem de bijnaam ‘The Monk’ (de Monnik) geeft.

Diezelfde Veronica Guerin blijkt een nagel aan zijn doodskist, en aan die van alle Ierse criminelen. In januari 1995, een dag nadat ze een artikel over The Monk heeft gepubliceerd, staat er een man bij haar aan de deur die een revolver op haar hoofd richt. Ze kan wegduiken, maar wordt in haar been geraakt.

In september 1995 wordt ze ernstig bedreigd door een beruchte crimineel, John Gilligan. Als ze op 26 juni 1996 in Dublin onderweg naar huis is van een rechtszaak wordt ze geliquideerd. Dat leidt tot de oprichting van het CAB: Criminal Assets Bureau. Een speciale eenheid met vergaande bevoegdheden om beslag te leggen op crimineel verkregen goederen en vermogens.

Alle Ierse criminelen zijn woedend op Gilligan, die ze verdenken van de moord op de journaliste en de gevolgen daarvan. Het leidt tot een criminele exodus: Ierse criminelen zoeken hun toevlucht in Amsterdam, Spanje en Marokko. De familie Hutch blijft wel in Dublin. Het CAB wordt gezien als een soort monument voor Veronica Guerin. Eén aspect blijft een goedbewaard geheim: dat Veronica Guerin een liefdesrelatie had met John Gilligan.

Als we de Ierse kranten mogen geloven vergaarde Gerrie Hutch als bankrover een vermogen van zo’n 40 miljoen euro.

Hij trof al eens een schikking met het CAB voor 1 miljoen. Zelf zegt hij dat hij zijn geld verdient met onroerend goed en met legale bedrijven. Het ontbreekt hem niet aan gevoel voor humor: een van zijn ondernemingen verhuurt luxe limousines. Het bedrijf heet CAB: Carry Any Body. Met dezelfde initialen als het gevreesde beslagleggingsbureau.

Christy Kinahan staat aan het hoofd van misschien wel het grootste Europese drugs- en wapenkartel.

Politiediensten berekenden dat hij in vijftien jaar tijd alleen al aan drugshandel vanuit Amerika rond een miljard euro moet hebben verdiend. Vergeleken met hem was onze Klaas Bruinsma met zijn garde slechts een bende armzalige kippendieven. Wat ze wel gemeen hebben: afkomstig uit een goede familie, intelligent, beschaafd. Een ander lid van de Kinahans uit Dublin is een alom gerespecteerd vakbonsman.

Christy begon eind jaren zeventig als inbreker, autodief en heler. Hij zat verschillende keren gevangen: in België, Frankrijk, Nederland en in Ierland in de extra beveiligde gevangenis in Portlaoise. In plaats van wasknijpers te maken gebruikte hij de tijd om te studeren. Zodoende spreekt hij drie vreemde talen: Frans, Spaans en Nederlands. In Frankrijk haalde hij bovendien een universitaire graad in de sociologie.

In 1986 werd hij in Dublin gepakt voor een partij heroïne, wat hem een celstraf van zes jaar opleverde.

Hij vertelde de rechtbank dat hij heroïneverslaafd was en van plan was zijn leven te beteren. Uit deze periode dateren zijn goede contacten met de mannen met wie hij later samenwerkt. Zijn laatste straf dateert uit 2001. Over zijn privéleven is niet veel meer te melden dan dat hij gescheiden is en vader van drie kinderen, van wie Daniel de oudste is. Hij is wars van publiciteit en blijft het liefst helemaal onder de radar. Hij huist in een totaal onbenaderbare villa in de heuvels bij Marbella, waarvan de waarde wordt geschat op zo’n zes miljoen euro. Wie hier niets te zoeken heeft, druipt al snel af. Overal hangen peperdure camera’s, indringers worden ten strengste geweerd.

In mei 2010 is er een enorme operatie tegen het Kinahan Kartel, onder de naam Shovel. Na twee jaar voorbereiding valt de politie op tal van locaties in verschillende landen binnen.

Overal worden ’s morgens vroeg deuren ingetrapt en slapende gangsters uit hun woningen gesleurd. Zo ook Dapper Don en zijn zonen. Aangehouden op verdenking van cocaïne- en wapenhandel en witwassen. In totaal worden 32 personen opgepakt. Eén naam om te onthouden: John ‘De Kolonel’ Cunningham, die geldt als de rechterhand van Kinihan senior.

Cunningham ontvoerde in 1986 bankiersvrouw Jennifer Guinness, familie van de bekende bierfamilie. Hij werd veroordeeld tot zeventien jaar celstraf. In 1996, met nog één jaar te gaan, ontsnapte hij uit de Ierse gevangenis en vestigde hij zich onder een valse naam in Weteringbrug, bij Roelofarendsveen, in een luxueus pand met verwarmd binnenzwembad. Naar verluidt raakte hij goed bevriend met de echtgenote van Heinekenontvoerder Jan Boellaard.

De zo groot opgezette actie Shovel eindigt wat sjofel: geen van de Kinahans en hun aanhang wordt veroordeeld. Saillant detail: waar Cunningham een telg uit een bierfamilie ontvoerde, heeft Kinahan senior een paar trekjes gemeen met onze biermagnaat-ontvoerder Cor van Hout: gek op gokken en paardenraces en torenhoge riskante inzetten. Waarbij Kinahan dan ook nog wordt verdacht van ‘fixing’ bij paardenrennen.

Daniel-Kinahan-Belfast

Bij die grote actie in 2010 werd in Dublin maar één man aangehouden: Gary Hutch. En dan komen we bij de basis van de huidige vete.

In februari 2014 houdt de politie in het Engelse Cheshire een Volkswagenbusje aan met hasj en cocaïne, verstopt tussen pakketten diepvriesvoedsel. Het vermoeden is dat de kostbare lading van de Kinahans was en dat dit gestolen is door iemand. Maar wie? Na verloop van tijd beginnen de Kinahans te vermoeden dat Gary Hutch hier iets mee te maken moet hebben.

Dat is haast niet te geloven. Gary is een neef van Gerrie ‘De Monnik’ Hutch, maar hij is zelden in Ierland. Hij pendelt tussen Amsterdam en Marbella. Hij is zeer goed bevriend met de paar jaar oudere Daniel Kinahan en volledig opgenomen in het Costa Kartel.

De twee trekken veel met elkaar op. Beiden wonen in extreem beveiligde luxe panden. Gary in een penthouse van een half miljoen euro dichtbij Puerto Banus, 24 uur per dag bewaking en een zwembad omringd door stokoude bomen. In Marbella is hij vaak in het gezelschap van Daniel. Ze verblijven soms weken onder één dak, in een van hun appartementen.

Begin 2014 is er nog niets bekend van frictie tussen de families Hutch en Kinahan, maar achter de schermen broeit het.

Patrick, een broer van Gary, lijkt zich ook erg aangetrokken tot het leven aan de Spaanse Costa, onder de machtige vleugels van de Kinahans. Zulks tot groot ongenoegen van zijn familie. De almacht van de Kinahans is tal van andere Britse groeperingen al langer een doorn in het oog. Kinahan senior is zich de laatste jaren minder met de lopende zaken gaan bemoeien, zoon Daniel is de wat meedogenlozer troonopvolger.

Is dit het moment om af te rekenen met de Kinahan-clan? Ierse kranten, die zich baseren op vertrouwelijke bronnen bij de politie, schrijven dat de familie Hutch samen met een Schotse criminele groepering een greep naar de macht wil doen aan de Costa.

Daar is één sta-in-de-weg: Gary Hutch, volledig geïntegreerd in de Kinahan-familie. Hij staat voor een duivels dilemma: loyaal zijn aan zijn eigen familie, of aan Daniel en diens familie. Het incident met de drugs in het Volkswagenbusje is het eerste teken dat er iets niet klopt, maar op dat moment krijgt Gary nog het voordeel van de twijfel.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Op 6 augustus 2014 volgt de merkwaardige aanslag op Jamie Moore, bokstrainer bij de MGM Gym van bokser Matthew Macklin in Marbella, dichtbij de woning van Daniel Kinahan.

Daniel is als promotor van de bokssport nauw verbonden met MGM. Hij en Jamie Moore kennen elkaar sinds een paar maanden. Die avond gaat Jamie als trainer even op bezoek bij Daniel. Als hij daar vertrekt, wordt hij opgewacht door iemand met een pistool, die hem meteen een paar kogels in zijn been schiet. Jamie, in een Ierse krant: ‘Ik dacht dat het een grap was, het ging zo snel, ik zei: “Auw! Donder op!” en liep door. Toen draaide ik me om en zei ik: “Hé, dit is helemaal niet grappig!” Toen schoot hij in mijn heup. Ik viel op de grond.’

Het is vanaf het begin duidelijk dat de aanslag niet echt voor Jamie Moore bedoeld was: die heeft geen criminele antecedenten.

Was het een waarschuwing, moest er een signaal worden afgegeven? De Kinahans hebben geen idee waar ze het zoeken moeten, maar er komt hulp uit onverwachte hoek. De politie is erin geslaagd de auto van de schutter te traceren en stelt de familie – uiteraard niet officieel – op de hoogte. Om te voorkomen dat er een wraakoefening volgt tegen de verkeerde. De boodschap is: zoek het niet te ver weg.

Mink-Kok-Pano-2016

Uit de gegevens van gebruikte auto blijkt dat het veel dichter bij is dan ze konden vermoeden. De gepantserde auto is in het verleden van de Nederlandse topcrimineel Mink Kok geweest, een goede vriend van de familie Kinahan.

Na Minks vertrek naar Libanon – waar hij wat langer bleef dan ingeschat – was de auto in de groep gebleven. Alleen iemand uit die groep had toegang tot die auto, al is het onvoorstelbaar dom om die bij deze aanslag te gebruiken.

Er gaat geruime tijd overheen. Uiteindelijk komen de Kinahans tot de conclusie dat Gary Hutch inderdaad dubbelspel speelt. Er volgt nog een test, waaruit duidelijk blijkt dat Gary de kant van zijn eigen familie heeft gekozen. Zelf ontkent hij en hij denkt dat ze hem geloven: ze zeggen dat hij veilig is en terug kan komen naar Marbella. Het blijkt een val: in september 2015 wordt hij bij een zwembad van een luxe hotel in Marbella geliquideerd. Mensen die hem goed kenden zeggen dat hij de laatste maanden van zijn leven ‘zichzelf niet was’. Het verraad van zijn goede vriend en diens familie moet hem zwaar zijn gevallen.

De geest is uit de fles. De Kinahans geven aan dat ze de zaak graag willen uitpraten. De golf van publiciteit die de liquidaties met zich meebrengt zijn slecht voor de handel en voor hun reputatie, daar kan alleen maar narigheid van komen.

Het antwoord laat niets te raden over: de aanslag op 5 februari in het Residence Hotel, waarbij de vijand met wortel en tak had moeten worden uitgeroeid.

Die mislukt grotendeels. Daniel keert vrijdagavond ongedeerd terug naar Spanje, zijn ‘soldaten’ houden op zondagavond in een pub in Dublin spoedberaad. Op grond van verschillende verklaringen van mensen die de aanslag van dichtbij hebben meegemaakt, komen ze tot de conclusie dat Eddie Hutch (59), oudere broer van Gerry ‘de Monnik’, betrokken was bij de uitvoering van de aanslag. Zo zou hij de gebruikte wapens na afloop hebben verzameld en weggewerkt. Nog geen 24 uur later is Eddie dood. De taxichauffeur wordt bij zijn huis in Dublin opgewacht als hij van plan is naar de pub te gaan ‘This is for David!’ zou een van de vier schutters hebben geroepen. In de kranten staat dat Eddie niet betrokken was bij de vete tussen zijn familie en de Kinahans, maar daar denken de laatsten dus anders over.

Wie volgt? De Kinahans kennen de identiteit van ‘de blonde vrouw’. Als er een dodenlijst is, staat zij bovenaan.

De vraag is: wie heeft haar het eerst gevonden, de politie of de engel der wrake? De begrafenis van David Byrne, op maandag 15 februari, had veel weg van een militaire operatie. Politie en leger hielden alle potentiële wraaklustigen in het oog. De mannen, hun partners en ex-partners. Daniel en zijn vader waren via Portugal ingevlogen. Bij het vliegveld in Dublin werden ze zeer tot hun ongenoegen opgewacht door een horde journalisten. Na de plechtigheid keerden ze ijlings terug naar Spanje.

KINAHAN EN BOUDEWIJN KERBUSCH

boudewijn-kerbusch-web

In het boek Misdaad in de Lage Landen legt de Belgische journalist Joris van der Aa een verband tussen Christy Kinahan en de moord op Boudewijn Kerbusch.

In 2008 speelt in Antwerpen een witwaszaak rond de professionele zaalvoetbalclub FT Forcom Antwerpen. In dat kader valt de naam van Kinahan. Op 29 oktober 2004 wordt vishandelaar Boudewijn Kerbusch (58) uit Oss geliquideerd.

In februari 2005 krijgt de Nederlandse politie een rapport van de Ierse politiedienst An Garda Siochana (afgekort: Gardaí), waarin staat dat Kerbusch mogelijk betrokken was bij de smokkel van hasj naar Ierland en verantwoordelijk werd gesteld voor het verlies van een lading van 680 kilo, enkele maanden voor zijn dood. Het zat in een vrachtwagen van Bouker Seafood BV, het bedrijf van Kerbusch.

Het rapport: ‘De vrachtwagen kwam op papier leeg aan in Ierland. Kerbusch vloog vervolgens naar Ierland om zijn chauffeur op te wachten. Daarna moest de chauffeur voor rekening van Kerbusch een partij bevroren vis, bestemd voor de Nederlandse markt, ophalen.’

Dat was het officiële traject. In werkelijkheid liet Kerbusch zijn onwetende chauffeurs telkens partijen hasj overbrengen. In de zes maanden voor zijn dood was hij zeventien keer naar Ierland gereisd. Volgens de Nederlandse politie wordt de Nederlandse tak van deze organisatie geleid door Johannes (‘Jopie’) A.’

De Ieren kennen deze Jopie als zakenpartner van Christy Kinahan en diens rechterhand John Cunningham. Het onderzoek naar de liquidatie van Boudewijn Kerbusch werd stopgezet. Kinahan en zijn medewerkers zijn er nooit over gehoord.

 

Martin Erkamps in Panama

$
0
0

Erkamps-Pano-cover

(Hoofdstuk 4 uit ‘Cor’, gebaseerd op reportage Panorama 2010)

“Alles wat je nu ziet is van mij.” De fourwheeldrive met Martin Erkamps aan het stuur raast over het woeste terrein, behendig de doornstruiken ontwijkend: “Een lekke band kunnen we hier nu niet gebruiken.”

Ik wil graag een foto maken van het project met de oceaan op de achtergrond, maar de dalende zon heeft ons ingehaald, het wordt nu snel donker. Te donker voor een goede foto, maar mooi is het hier wel. Een licht glooiend landschap, aan de oostkust van Panama. Een prachtige streek, met veel koeien, en dichtbij is er ook nog genoeg te beleven, bijvoorbeeld in Las Tablas, het Benidorm van Panama, waar in de periode dat ik Erkamps spreek – februari 2010 – het carnaval op uitbarsten staat: dan wil iedereen die van dat feest houdt hier zijn.

Erkamps is verbaasd dat ik hem heb gevonden. “Niemand weet waar ik woon,” zegt hij. In Nederland en via internet was er inderdaad niemand te vinden die contact met hem kon leggen, er zat niet veel anders op dan min of meer op goed geluk naar Panama te gaan.

Het enige aanknopingspunt was zijn betrokkenheid bij het project M&M Garden View. In maart 2008 stond er in het Panamese dagblad La Prensa een groot artikel over de betrokkenheid van de oud-Heinekenontvoerder bij dit project. Hij was in opspraak: een paar Amerikanen klaagden hem aan omdat hij zijn verplichtingen niet na zou komen. Zijn criminele verleden bleef uiteraard niet onbesproken, het artikel leverde veel vertraging op voor het project en de schade was niet te overzien. Uiteindelijk weet ik Erkamps te traceren via het kadaster.

Ik heb hem één keer eerder gezien: op de begrafenis van Cor van Hout. Maar daar herken ik hem niet van. Heel veel tijd heeft hij niet: hij is nogal druk en ik heb nog geluk: als ik een dag later was gekomen, was hij helemaal niet thuis geweest.

Hij heeft weinig behoefte aan terugblikken, liever vertelt hij over zijn project in Panama. In het uitgestrekte gebied aan de oceaankust liggen hier en daar al wat fundamenten, hij verwacht “over enkele weken” van start te kunnen gaan. “Hier komt de jachthaven,” wijst hij, als we terugrijden. Bijna alle toekomstige bewoners krijgen uitzicht op de Atlantische oceaan: degenen die er wat verder vanaf zitten vanuit hoogbouw, anderen zitten direct aan de kust, met een privéstrand.

Op de terugweg vraag ik hoe hij aan zijn bijnaam komt. Cor van Hout was ‘Flipper’, Willem Holleeder ‘Neus’, Frans Meijer ‘Stekel’ en Jan Boellaard ‘de Poes’. Maar waarom heet hij ‘Remmetje’? In het boek van Peter de Vries vertelt Cor van Hout: “Ik noemde hem altijd Rem of Remmetje, omdat hij soms nog al eens naïef kon doen en daardoor de vaart uit bepaalde zaken haalde.” Volgens Erkamps zelf heeft het te maken met zijn voortvarende rijstijl: “Ik had vroeger een BMW 520, ik stond erom bekend dat ik nooit afremde, daar komt het vandaan.”

Een van de punten die in de latere berichten over Erkamps geregeld ter sprake komt is ‘de erfenis’ van Cor van Hout.

Hij wil er op dat moment niet te veel over kwijt, maar dat er in de familie wat onenigheid was (en is) over de verdeling van bepaalde zaken – zoals de rechten van het boek van Peter R. de Vries en onroerend goed – is geen geheim.

“Op de begrafenis was ik de ceremoniemeester, de anderen waren bezig met de erfenis.”

In het boek van Peter de Vries – en in de kranten – is de rol van Martin Erkamps bij de ontvoering niet erg prominent naar voren gekomen. Martin, geboren op 27 april 1963, was de jongste van de vijf ontvoerders. Cor van Hout heeft hem bewust uit de wind gehouden en liet hem niet meedoen met de daadwerkelijke kidnapping.

Wel met de voorbereidingen.

Martin was het die bij de fietstunnel bij het Amstelhotel kort van tevoren twee paaltjes had weggehaald en in het water gegooid, zodat op het moment suprême de auto met de ontvoerders – en de ontvoerden – er doorheen kon. Martin nam ook de verzorging van Freddy Heineken en Ab Doderer voor zijn rekening. In de bekende loods in het Westelijk Havengebied groeide er zelfs iets als een klein Stockholmsyndroompje tussen gegijzelden en hun verzorger. Freddy Heineken hield bij de politie nog een pleidooi voor zijn kidnapper: “Ik voel toch wel wat voor verzachtende omstandigheden voor hem.” En Ab Doderer beschreef hoe Martin bij hem bleef als het de chauffeur te veel werd. “Ik moet u zeggen, dat hij mij heeft laten uithuilen, terwijl hij bij mij bleef. Ik vond hem op dat moment zeker niet onmenselijk.”

De rechtbank veroordeelde hem tot negen jaar, voor medeplichtigheid aan ontvoering en het medeplegen van afpersing.

Martin: “Tijdens de voorbereidingen was ik nog minderjarig, ik kon formeel nooit meer dan acht jaar krijgen, maar de rechtbank vond dat het zo’n ‘volwassen delict’ was dat ze toch dat jaar erbij wilden.” In hoger beroep werd het acht jaar. Martin: “Maar eigenlijk heb ik de meeste straf gehad: de anderen konden een maximumstraf van zestien jaar krijgen, die hebben allemaal minder gekregen, ik heb de volle periode moeten uitdienen. Ik heb ook nooit verlof gehad, Cor wel. Die liep eerder buiten dan ik.”

Martin zat vijf jaar en vier maanden vast. Nooit tegelijk met een van de andere vier op dezelfde afdeling, wel zaten ze soms dichtbij elkaar. “Ik heb wel een keer naast Cor gezeten, ik heb hem af en toe kunnen spreken.”

Martin is op 27 april 1963 geboren in de Van Beuningenstraat. Laura, Ad, Cor, en Nancy woonden toen nog thuis. Laura was al vroeg het huis uit, Ad ging bij haar wonen, omdat vader veel problemen met hem had. Martin: “Had Ad weer wat geflikt, zat die ouwe hem met een bijl achterna.” Ad ging uit huis toen Martin een jaar of zeven was. “Toen was ik alleen met Cor en Nancy thuis.”

Wat herinnert hij zich uit die tijd? “Vader dronk een biertje en ik deed al jong hand- en spandiensten voor Cor. Ik moest bij de bakker snoepjes stelen. Vooral drop. Wel drie of vier keer in de week. Cor durfde dat zelf niet. Dat is jarenlang zo gegaan.”

Het leven op straat is een kwestie van slaan of geslagen worden. “Cor, Ad en ik hadden altijd ruzie met de familie Koole. Een grote familie uit dezelfde straat. Robbie Koole was de sterkste, hij pestte iedereen. Cor had Ad een duw gegeven waardoor Ad tegen Robbie Koole aan was gevallen. Toen moest Ad vechten met Robbie; Cor was niet zo’n vechter. Ad heeft toen van hem gewonnen en vanaf dat moment waren wij de sterkste familie.”

Nadat Cor was lastig gevallen door een pedofiel die foto’s van hem wilde maken, was hij gaan trainen bij Frans Meijer, samen met Willem Holleeder.

“Frans Meijer en Jan Boellaard hebben die pedo in de Jordaan de klere geslagen. Daar was Cor ook bij, het ging om hem.” Toen Martin dertien was ging hij meetrainen met Cor en Willem. Cor was toen al het huis uit, die woonde met Anneke van der Bijl aan de Hoofdweg. “Dat was zijn eerste echte verkering. Cor was schuw, hij had nooit meisjes. Ik had met mijn dertiende al volop vriendinnetjes, Cor niet. Mijn vader schold hem uit voor poot. Mijn vader was psychologisch gezien een dom persoon af en toe. Hij kon heel denigrerend doen. Het was wel een intelligente man, maar dat stomme gedoe met die drank had toch wel een grote invloed op en hem op de familie.”

Martin ging veel om met het kinderrijke gezin van de familie Meijer, maar hij kwam ook wel bij de Holleeders over de vloer.

In het boek ‘Holleeder. De jonge jaren’ beschrijft Auke Kok dat het daar thuis bepaald niet koek en ei was. “Dat klopt. Toen ik een jaar of zestien was ging ik veel om met Gerard, het broertje van Willem. Ik heb daar wel meegemaakt dat die vader de boel kort en klein sloeg. Wij zaten vaak in een klein kamertje backgammon te spelen, Dan schold hij ons uit voor poten en zo. Op een keer wilde hij de stereo naar beneden gooien, omdat de muziek naar zijn zin te hard stond. André Hazes. Als zijn vader zijn moeder sloeg deed ie niks, maar toen hij die stereo naar beneden wilde gooien stompte hij hem voor zijn kop. Willem was trouwens niet veel thuis, ik was meestal met Astrid en Gerard.”

Dat is niet prettig, getuige te zijn dat de vader van je vriendje de moeder in elkaar slaat. “Dat was het ook niet, maar het was niet ons pakkie-an. Als het echt uit de hand liep, gingen we weg. Ik vond die vader een laffe hond.” Aangifte doen was er niet bij. “Dan kon je wel aan de gang blijven.” Heeft Martin het boek over Holleeder eigenlijk wel gelezen? Daar moet toch veel herkenbaars in staan. “Nee, dat interesseert me niet.”

Op z’n vijftiende zette Martin een serieuze stap op het criminele pad met de overval op een geldloper.

Samen met zijn vriendje Peter D. pleegde hij overvallen bij warenhuizen overvallen. “De eerste overval samen met Peter was bij een homobar op het Rembrandtplein, waar we een homo met dikke gouden ketting hebben opgewacht. Ik moest hem versieren. Ik ging met hem mee naar huis; in de portiek sloegen we hem in elkaar, maar we kregen die ketting er niet af, hij ging bijna dood. Uiteindelijk hebben we de sluiting losgekregen.”

Voor die overval zijn ze nooit gepakt. Bij een volgende, op een warenhuis in de Kalverstraat, werden ze bijna gepakt. “We moesten rennen, We zijn allebei in het IJ gedoken. Koud! We zijn het IJ overgezwommen, bijna al het geld is weggedreven, er was nog 3200 gulden over. We waren bijna verzopen.”

Volgens Martin is Peter D. tegenwoordig officier van justitie, maar als dat zo is weet hij het goed te verbergen.

Er is niemand met die naam als officier van justitie te vinden. Martin verrichtte wat hand- en spandiensten voor grote broer Cor. Zo inde hij de huur bij panden van Cor en regelde hij ook huurders. “Ik was net zestien. Voor een pand in de Cliffordstraat had ik een huurder gevonden. Toen werd dat pandje gekraakt, er stonden ineens allemaal spullen. Komen er een gozer en een wijf naar binnen. Ik kon heel goed vechten, dus ik geef dat wijf een gooi en die gozer gooi ik van één hoog naar beneden. Krijgen we de krakersbeweging voor de deur. Paar honderd man. Ik ging naar buiten. Ik had een pistool: “Kom dan maar…” Spugen, met stenen gooien. Maar het eind van het verhaal was wel dat de krakers wilden praten en dat ze ons met rust lieten. Ze kregen in de gaten dat wij gekker waren dan zij.”

Hoe komt iemand op z’n zestiende aan een pistool?

Martin: “Dat had ik al toen ik veertien was. Ik oefende ermee op het terrein bij de Westergasfabriek, aan de Haarlemmerweg. Eigenlijk was dat pistool te groot voor mij, ik had een Colt 45. Een voordeel is dat we leven in een koud land, waar je warme jassen draagt. Dan valt een pistool niet op.”

Bij de geruchtmakende ontruiming van het pand aan de Leidsegracht in mei 1981, waar de latere Heinekenontvoerders zich voor het eerst in de kijker speelden, had Martin een veel groter rol dan hem tot nu toe is toegedicht.

Waarbij aangetekend moet worden dat vrijwel iedereen over Martin zegt dat hij nogal de neiging heeft zijn zich iets belangrijker voor te doen dan hij is. Volgens Willem Holleeder kun je het zelfs meteen zien: als hij een smakgebaar maakt met zijn lippen begint hij te liegen. Aan de andere kant is wel duidelijk dat Cor de rol van zijn ‘kleine broertje’ in het boek met opzet zo klein mogelijk heeft gemaakt.

Erkamps-Pano-intro

Hoe dan ook: volgens Martin was hij degene die de ontruiming eigenlijk had geregeld, via een jongen van de motorbende Nomads.

Die zouden het doen, maar die jongen was toevallig een goede kennis van enkele krakers dus dat ging niet door. Toen waren ze er met een eigen ploeg heen gegaan: Cor, Frans, Jan, Willem, Martin, Peter D., Thomas en Jantje van der Bijl. “Dat is één grote knokpartij geworden. We zouden de boel slopen. De voordeur eruit en zorgen dat er niemand meer kon wonen, we zouden de vloer eruit zagen. De boel was zwaar gebarricadeerd. Het was een beestenboel. Met kettingzagen en bijlen hebben we ons naar binnen gewerkt. Gewoon overdag. Rammen. Krakers eruit. Toen kwam de politie. Die hielp de krakers. Willem Holleeder kreeg handboeien, maar hij was beresterk, hij trok ze zo los. Ik was wel binnen geweest, ik heb alle wc-potten kapot geslagen, maar ik ben niet gepakt. Ik kon hard rennen.”

Met het pand is het niks meer geworden, het was totaal onleefbaar. “De krakers hadden andere woonruimte aangeboden gekregen van de gemeente. Dat weigerden ze. Ze mochtren er blijven wonen als ze huur betaalden, maar dat wilden ze ook niet.”

Pas veel later is bekend geworden dat de Heinekenontvoerders serieus werden verdacht van een groot aantal overvallen, vóór de ontvoering.

Daar zijn ze niet voor veroordeeld, dat maakt het voor betrokkenen lastig erover te praten, ook al is het allemaal allang verjaard. Martin wil wel vertellen dat hij in dat kader een speedboot moest spelen, bij het Amsterdamse bos. “Ik had hem los, maar toen startte hij niet. Frans Meijer heeft toen geholpen. Bleek dat de benzine op was. Wat ze er verder mee gedaan hebben, daar was ik niet bij, ik mocht niet meedoen. Ik mocht alleen helpen met de voorbereidingen: dingen pikken.”

Niet alle boten die ze hadden waren gestolen. Cor had een powerboat die nog gebruikt is in de televisieserie De Fabriek, met Rudi Falkenhagen. Die boot heette De Sigaar. Een echte zeeman was Martin niet. Zijn familie vertelt met smaak over zijn schipbreuk. “O. Ja. Dat was in het Noord-Hollandskanaal. Met mijn eigen bootje. Ik voer naar het IJ. Daar liggen oude steigers. Met hoog water zie je die niet, dan staan die palen onder water. Daar ben ik toen op gevaren. Dat bootje had ik van Cor gekregen.”

Jongere broers zijn er om in de maling te nemen.

“Ik ging altijd hardlopen. Zij ook wel, maar ik kon beter lopen. Toen hebben we een weddenschap gesloten, voor honderd gulden, waarbij ik twee kilometer meer moest lopen dan zij. Bleek dat ze me zeven kilometer verder lieten lopen, ik moest meer dan het dubbele. Toen heb ik een lift gekregen van iemand, heb gewacht tot zij voorbij kwamen en heb hen later ingehaald. Toen had ik gewonnen. Ik wilde die honderd gulden, maar dat wilden ze niet geven. Toen heb ik de jas van Willem gepakt. Begon hij te schreeuwen: ‘Geef me jas terug!’ Ik zei: ‘Je kan oprotten, ik heb gewonnen, eerst betalen.’ Ze zeiden dat ik vals had gespeeld, maar dat hadden ze zelf ook.”

Martin liep elke dag, Cor en Willem regelmatig. Cor liep vaak in het Amsterdamse bos. Maar hij kon niet tegen zijn verlies. Ik won altijd van hem.”

In maart 1983 werd Martin gepolst over de ontvoering, al mocht hij toen nog niet weten waar het precies om ging. “Frans zei: ‘Martin, ik moet met je praten.’ Hij zei: ‘Ik ga je vertellen dat je broer je straks wat gaat vertellen.’ Toen reden we naar Cor.

In het Heinekenboek schrijft Cor: “In maart 1983 vroeg ik hem op een avond eens bij me langs te komen. Om dat Boxie thuis was en ik niet wilde dat zij iets zou horen, ging ik met hem een eindje wandelen in het Rembrandtpark achter onze flat.”

Cor informeerde hoe het met Martin z’n werk ging en of hij misschien belangstelling voor wat karweitjes waarmee hij goed kon verdienen. Hij zou wat auto’s moeten stelen voor een paar mensen die met een grote zaak bezig waren. Cor schrijft dan ook dat hij Martin bij wijze van test een paar keer met Willem Holleeder liet meerijden naar Duitsland als die daar ‘boodschappen’ ging doen. Om te kijken of hij onderweg zou proberen Willem uit te horen, “maar nee, niets van dat alles. Hij was gewoon oké.”

Martin geeft een wat andere invulling aan die ritten naar Duitsland: hij is degene die al die spullen voor de ontvoering had geregeld. Martin: “Ik was meer boef dan hun. De speedboten stelen waar ze die overvallen mee pleegden. Ik heb Heineken afgelegd in Noordwijk. Ik heb de auto’s gestolen. Bekertjes ingegraven. De vluchtroute schoongehouden.”

Aanvankelijk was het de bedoeling Heineken bij zijn woonadres in Noordwijk te ontvoeren.

“Ik ging elke dag op mijn brommertje naar het Rijswijksebos in Noordwijk. Of Heineken langskwam. Als hij langs was, was het goed, maar soms kwam hij niet, stond ik daar de hele dag. Koud dat het was!”

Martin vertelt over de gang van zaken dat hij met zijn brommertje naar Noordwijk moest rijden en daar moest wachten tot de auto met Heineken voorbijkwam. “Ik moest er ’s morgens om zes uur al zijn. Eerst kwam de chauffeur aan, met een klein autootje. Soms kwamen ze meteen al met een andere auto naar buiten, maar het duurde ook wel eens drie uur. Die chauffeur – Doderer – bleef dan ook de hele tijd in de auto zitten wachten. Ik heb er ook wel eens een hele dag voor niks gezeten. Ik mocht echt niet weg tot ik de auto gezien had.” Thuis viel dat niet op. “Ik was met zeventien jaar al op mezelf gaan wonen, mijn vriendin interesseerde het niet. Zij mocht natuurlijk niet weten wat ik aan het doen was.”

In het Heinekenboek staat niks over het observeren door Martin in Noordwijk. Cor schrijft: “Iedere dag ging er dan ook een van ons vieren in een andere auto kijken en posten (…) Willem is zelfs een paar keer op een brommertje geweest.”

Niks over Martin en zijn brommer. Martin heeft daar wel een verklaring voor: “Cor heeft mij in het boek buiten schot gelaten. Ik heb alles gedaan, behalve de ontvoering zelf. Wie heeft de spullen in Duitsland gekocht? Chloroform in België? Ik. Afleggen in Noordwijk: Willem had dezelfde rol als ik, in het Rijswijksebos: noteren hoe laat hij langskwam. De eerste afpersbrief: heb ik afgeleverd bij de politie in Den Haag, in de Geleenstraat. Frans stond aan de overkant in de auto. De telefoongesprekken tijdens de ontvoering: deden Jan Boellaard en ik. Bij restaurant De Brug, bij Akersloot.”

Ook van dat laatste wordt in het boek geen melding gemaakt.

Het is Martin niet opgevallen. “Ik heb het even doorgebladerd. Ik vind het een sprookjesboek, ik heb het niet goed gelezen.”

Het stelen van de bij de ontvoering te gebruiken auto’s wordt wel uitvoerig vermeld. Dat ging een stuk moeilijker dan verwacht. “Mijn vader had me geleerd hoe ik de draadjes van het contactslot moest verbinden en het stuurslot stuktrekken. Maar het starten lukte niet altijd of niet meteen. Op een keer kwamen er allemaal mensen aanrennen. De auto startte net op tijd, maar de weg was afgesloten. Ik ben weggerend, die mensen kwamen achter me aan, maar ik kon echt hard rennen. Ik ben de bosjes ingedoken, heb mijn spijkerbroek uitgetrokken en ben die mensen gewoon rustig wandelend tegemoet gelopen.”

Martin kwam toen met het idee auto’s te stelen bij zwembaden: kijken wie er naar binnen gaat en dan die kleren met de sleutels afpakken. Martin liet zijn oude trainingsbroek achter. “Zo’n man belt naar huis: kleren kwijt, er hangt alleen nog een oude trainingsbroek. Zijn vrouw komt de reservesleutel brengen, gaat weer naar huis. De man komt buiten: geen auto.” De auto werd na gebruik ergens achtergelaten of in brand gestoken. De auto’s werden vooral in andere steden gestolen: Leiden, Rotterdam, Den Haag. “Ik heb er ook eentje gestolen van de plantsoenendienst. Die mensen waren aan het werk, de sleutels zaten in de auto. Ik stap in, rij weg en zwaai ze gedag.”

In die tijd wist Martin nog niet dat het de bedoeling was iemand te ontvoeren.

Dat kwam toen de cellen in de loods aan de Heining bijna klaar waren. “Ze hadden me opgesloten om te kijken of ik eruit kon komen. ‘Dat is voor de honden,’ zeiden ze, maar ik zei: ‘Rot op man, daar maak je niet dat soort hokken voor.’ Toen konden ze er niet meer onderuit natuurlijk. Ik kon er trouwens niet uitkomen, ik had de halve cel gesloopt, maar het lukte niet. Het was solide. Ik heb er een uurtje of tien opgesloten gezeten. Die honden! Niet aan de ketting, gewoon het hok en ‘en probeer er maar uit te komen.’ Ik mocht alles doen. Ik heb lopen schoppen. Ik trok alle hardboard van de muren af. Ze moesten alles weer opknappen. Ook het schuim.” Dit speelde zich ruim een half jaar voor de ontvoering af. Het beoogde doelwit werd hem duidelijk toen hij naar Noordwijk werd gestuurd om Heineken af te leggen.

Het was heel lang de bedoeling Heineken en Doderer in Noordwijk te ontvoeren.

“Daar hebben we drie keer klaar gestaan met alles erop en eraan. Ik met mijn brommertje. Dat ging drie keer fout. Nam hij een andere route, of was hij er niet.” Uiteindelijk werd besloten de twee bij het kantoor aan de Weesperzijde op te pikken. Martin zou de verkeerslichten moeten manipuleren, maar daar werd van afgezien omdat er op het moment suprême net een politiecontrole bezig was. Bij de definitieve ontvoering was Martin niet direct betrokken: hij was standby voor het geval de alternatieve vluchtroute – via Osdorp – zou worden genomen. Dat gebeurde niet. Hij arriveerde bij de Heining toen Heineken en Doderer al binnen zaten. Vervolgens kreeg hij wel een intensieve rol toebedeeld: het verzorgen van de gegijzelden. Eten brengen. “Ik had het emotioneel vooral zwaar met Doderer. Die huilde, was labiel. Een volwassen man, uithuilen op de schouder van een jongen van negentien. Heineken was heel anders. Dat was een hele sterke man.”

Van de andere ontvoerders heeft alleen Frans Meijer contact gehad met Heineken in Doderer tijdens hun verblijf in het cellencomplex en dan nog alleen tijdens het maken van de foto.

“Ik moest doen of ik totaal gestoord was en mocht absoluut geen woord Nederlands spreken. Ze dachten echt dat ik een buitenlander was. Ik sprak misvormd Duits tegen hen. Heineken ging mij leren hoe ik goedemorgen moest zeggen in het Nederlands.”

In het begin wist Heineken niet dat Doderer ook was opgesloten, dat ontdekte hij pas toen de celdeuren opengingen en ze met elkaar konden communiceren.

Martin: “Heineken riep: ‘Ab! Kerel! Wat doe jij hier? Jíj hebt toch geen geld?’ Ik had ze sinaasappels gegeven. Hij zegt: ‘Ja baas, maar als ze iemand doodmaken ben ik het’. Hij was kwaad en gooit die sinaasappels naar Heineken. Die zegt: ‘Ab! Wat doe je nou. Daar kan ik toch ook niks aan doen dat jij hier zit?’ Dat zijn dingen die de anderen nooit geweten hebben.”

Een van de dingen die de ontvoerders achteraf het meest kwalijk is genomen is dat ze hun slachtoffers onder nodeloos onmenselijke omstandigheden hebben opgesloten. Met name het gebruik van de kettingen. In het boek zegt Cor dat dit vooraf nogal een discussiepunt was geweest: hij was erop tegen, vooral omdat het later in de publieke opinie tegen hen gebruikt zou kunnen worden. Vooral Jan Boellaard was voorstander, Frans Meijer in iets mindere mate. Boellaard had zonder dat er overeenstemming over was de kettingen op eigen houtje aangebracht. Martin: “Ik was de enige die in de cellen kwam, ik heb die kettingen al vrij snel losgemaakt, zonder dat de anderen het wisten.”

Toen de ontvoering was afgelopen begon het gedoe om het losgeld.

Omdat de politie hen op de hielen zat hadden ze vijftien miljoen gulden uit de bossen bij Zeist gehaald en die verdeeld: elk drie miljoen. In het boek kon Cor uiteraard niet uit de doeken doen hoe dat in werkelijkheid is gegaan. Hij vertelt daar dat ze hun deel bij Frans Meijer hebben achtergelaten, dat ze een half miljoen bij zich hebben gestoken en daarmee naar Frankrijk zijn gegaan. Vanuit hun onderduikadres waren ze in december naar Nederland gereisd om het geld op te halen, maar dat ging niet door: ze waren al in Nederland toen in de krant stond dat Frans Meijer spijt had, zichzelf had aangegeven en het losgeld op het strand had verbrand. De suggestie was duidelijk: Cor en Willem hadden niks meer.

Achteraf is duidelijk geworden dat Cor en Willem hun aandeel vermoedelijk ergens in de bossen bij Parijs hadden verstopt, waar het later door Thomas van der Bijl en een ander familielid is opgehaald. Dit geld zou via Rob Grifhorst zijn belegd in voornamelijk prostitutiepanden en gokhallen. In september 2013 sleept de strijd om het losgeld zich nog steeds voort: Ad van Hout wordt als getuige gehoord over ‘het testament’ van Cor. Dat gaat met name over investeringen in prostitutiepanden op de Achterdam in Alkmaar.

Het geld in de tonnen bij Zeist werd ontdekt door wandelaars.

Tijdens het ingraven of bij het ophalen van de vijftien miljoen waren de ontvoerders wat slordig geweest en er slingerden wat bankbiljetten rond. Toen werden de tonnen al snel ontdekt. Jan Boellaard en Martin Erkamps waren hun drie miljoen meteen al kwijt. Bij de aanhouding van Cor en Willem was nog wat in beslag genomen, uiteindelijk bleef er acht miljoen definitief weg. Wat er met de drie miljoen van Frans Meijer is gebeurd is nog steeds niet bekend. Toen hij was ondergedoken in Paraguay werd er geregeld geld naar hem toe gebracht. Dat werd geregeld door Cor, maar of dit geld van Frans zelf was dat hij nog in Nederland verborgen had, of dat het geld van Cor zelf was, is niet bekend. Het lijkt er in elk geval niet op dat Frans miljoenen tot zijn beschikking heeft gehad. Of hij heeft zijn deel inderdaad verbrand of hij is het op een andere manier kwijtgeraakt.

Over de manier waarop Marin zijn drie miljoen kwijtraakte aan de politie schrijft Cor dat hij vanuit een wegrestaurant in Frankrijk om drie uur ’s nachts met hem belde om te vragen hoe het allemaal was gegaan.

“Ik had hem voorgesteld zijn vader, mijn stiefvader dus, in vertrouwen te nemen, zodat deze hem bij alles een beetje kon helpen. Direct na ons vertrek had hij zijn vader opgebeld en hem gevraagd of hij langs wilde komen (…) Ik raadde Remmetje tot slot nogmaals aan zijn geld goed te verstoppen. Het beste is begraven Rem, in goed veel plastic, dan kan er weinig mee gebeuren.”

Martin: “Die klootzak. Hij heeft mij verraden. Hij wilde controleren of ik het geld daar wel neer had gelegd. Ik had tegen pa niets over de telefoon gezegd. Ik heb Pa gevraagd of hij naar mij toe wilde komen. Ik heb gezegd: ‘Pa, ik moet je wat vertellen. Ik heb Heineken ontvoerd.’ Hij liep naar de badkamer om over te geven. Hij zei: ‘Ik heb het echt verkeerd gedaan: mijn zoon is slechter geworden dan mij.’ Ik zei: ‘Maak je niet druk, op mijn vijftiende was ik al slecht.’ Toen heb ik dat geld bij hem onder de badkamer neergelegd. Weggestopt. En toen ging Cor mij bellen. ‘Licht pa in en ga dat geld verstoppen. Onder de grond.’ Gewoon over de telefoon vertellen. Dat geld zat onder een geheim luik, daar kon je niet maar zo onder komen.”

Daarmee was Martin ‘zijn’ geld kwijt.

“Daar heb ik hem later natuurlijk wel op aangesproken. Ik heb het gewoon tegen gezegd: ‘Je bent een klootzak.’ Toen ging hij zich verontschuldigen en hebben we afgesproken dat ik nog een deel van hem zou krijgen. Ik heb een paar duizend gehad en hij kocht een sportschool voor mij, aan de Kostverlorenkade, zodat ik wat omhanden had als ik vrij kwam.”

Cor was veroordeeld tot elf jaar, Martin tot acht. “Hij moest nog wel even toen ik eruit was, maar hij had al verlof. Ik heb nooit verlof gehad, hij wel. Dat begreep ik niet. Hij kreeg speciaal verlof; hij mocht naar het ziekenhuis en van alles.”

Zus Nancy herinnert zich dat ook. “Gingen ze zielig doen. Moeder moest net doen of ze ziek was. Willems vader deed dat ook. Dat hij niet naar de gevangenis kon komen omdat hij niet kon lopen. Onder begeleiding mochten de jongens dan naar buiten.” Martin: “Ik was de jongste. Het was ook mijn moeder, maar ik kreeg nooit verlof.”

Na de detentie trokken Cor en Willem eerst nog gezamenlijk op; na verloop van tijd gingen ze hun eigen weg en waren ze ernstig gebrouilleerd.

Martin: “Willem is een heel goeie vriend van Cor geweest, maar ik heb hem nooit gemogen.” Het is niet helemaal te traceren waar die aversie tegen de Holleeders in het algemeen en Willem in het bijzonder op gebaseerd is. In het Van-Houtkamp wordt Willem gezien als een van de personen achter de moordaanslagen op Cor. De een ziet Willem als hoofdverantwoordelijke, de ander als iemand die zich in elk geval in het kamp van de vijand bevond en die zijn best had moeten doen de moord op zijn vroegere vriend en zwager te voorkomen.

Er is veel geschreven over de drie aanslagen op Cor (Deurloostraat, maart 1996; Amstelveen Westwijk, december 2000; Amstelveen Dorpsstraat, januari 2003) en de positie van Willem Holleeder.

Dat de vriendschap tussen Cor en Willem over was, is algemeen bekend. Martin: “Cor heeft Willem niet aardig behandeld. Ook toen ze nog wel vrienden waren. In een later stadium was Willem net als ik de voetveeg van Cor. Toen ik veertien was keek ik heel erg tegen Cor op. Hij was mijn grote broer. Als hij zei dat ik moest springen, dan sprong ik. Zonder te vragen waarom. In de vriendschap met Willem speelde Cor de dominante rol. Cor eiste alle aandacht en alle credits op. Ook als iemand anders iets had bedacht, en uitgevoerd, Cor nam de eer. Een voorbeeld. Cor stuurt Willem naar de slager, voor beleg. Hij moet het halen bij de joodse slager in Amsterdam-Zuid. Willem maakte het zich gemakkelijk, ging naar andere slager. Ook een goeie. Hij komt met dat beleg aan, Cor ziet dat het van een andere slager is en hij gooit het beleg zo op straat. Cor was soms ook een nare man, hij kleineerde Willem. Willem heeft dat heel lang geaccepteerd, zoals iedereen, maar ik begrijp wel dat hij het op den duur niet meer pikte.”

Na zijn vrijlating vermaakte Martin zich enige tijd met de sportschool aan de Kostverlorenkade.“Ik heb van jongsafaan veel aan vechtsporten gedaan. Tai-chi, kickboksen. Dat was in elk geval iets legaals.”

Minder legaal was een ander akkefietje: in 1996 werd Erkamps in Andalusië gearresteerd toen hij werd aangetroffen in een konvooi van drie terreinwagens, waarin zich driehonderd kilogram hasj bevond. Hij werd tot 39 maanden cel veroordeeld.

Erkamps: “Ik ben in de val gelokt, het was een opzetje om mij bij Cor uit de buurt te krijgen. Het was twee weken voor de eerste aanslag op Cor, in de Deurloostraat, op 27 maart 1996. Ik was altijd bij Cor, ze wisten dat het lastiger was als ik bij hem was. Ik had met dat transport niets te maken, ik heb alleen iemand een lift gegeven.”

Nadat hij was opgepakt weigerde Cor de borgsom van 50.000 gulden voor Martin te betalen.

Martin: “Ik hoorde dat hij tegen anderen over mij had gezegd: ‘Maar goed ook dat hij vastzit, hij had een lesje nodig.’ Cor kwam bij mij op bezoek in Spanje. Huilen, ‘het spijt me zo’ maar ze konden het niet meer terugdraaien. Het was Cor zijn schuld dat ik werd gepakt, hij had mij de hele tijd zitten bellen terwijl hij werd afgeluisterd voor dat City Peak. Er waren veel mensen kwaad op Cor. Ik ook. Vooral toen ik het dossier las, in de gevangenis. De gesprekken van mijn vrouw en Cor, waaruit bleek dat Cor haar liet stikken. Cor gaf tonnen uit in Zuid-Frankrijk, zij kreeg niks. Ik had samen met Cor geïnvesteerd, ik had drie vrachtwagens voor hem gekocht, voor ruim 375.000 gulden. Hij zei: ‘Jij hebt ze toch? Dan hoef ik ze niet te kopen, we doen toch samen?’” De enige tegemoetkoming was dat de vrouw van Martin het huis van Cor in Benalmádena mocht gebruiken als ze op bezoek ging in de Spaanse gevangenis. Martin: “Ik heb later 200.000 teruggepakt met dat huis in Vijfhuizen. Daar was hij kwaad over.”

Dat had te maken met een uitvloeisel van het City Peak-onderzoek waarin Cor van Hout en Willem Holleeder de hoofdverdachten waren.

De ‘criminele organisatie’ werd verdacht van grootschalige handel in drugs en witwaspraktijken. Het onderzoek was halverwege de jaren negentig begonnen, onder leiding van toenmalig officier van justitie Fred Teeven. Op 6 oktober 1997 vielen vierhonderd politiemensen in het kader van ‘City Peak’ binnen op honderd adressen. Er werden vijfendertig mensen gearresteerd.

Er volgde een megaproces en in mei 1998 werd Cor van Hout veroordeeld tot vierenhalf jaar gevangenisstraf. Holleeder ontsprong de dans. Eén van de gevolgen was de beslaglegging op onder meer de woning van Cor, aan de weg tussen Badhoevedorp en Vijfhuizen. Een mooi huis, met een tennisbaan. In de tijd dat Cor gevangen zat huurde Martin het van hem. Justitie had er beslag op gelegd. Dat was financieel geen grote strop voor Cor: er zat een flinke hypotheek op het pand. De bank wilde het graag verkopen, maar dat ging niet zo lang Martin er als huurder in woonde. Martin trof een gunstige regeling met de bank en ‘verdiende’ op deze manier een slordige 200.000 gulden. Cor vond dat hij daar recht op had, Martin vond van niet. “Bovendien kreeg ik nog geld van hem,” zegt Martin.

Pikant detail, letterlijk: net voor Martin het pand verliet is er een pornofilm opgenomen. Martin Kok, uitbater van escortbureau Vlinders, zocht een locatie voor een Amerikaanse producent. Voor een passende vergoeding mochten ze het huis in Vijfhuizen gebruiken. Daarna werd alles wat los en vast zat in en aan de woning eruit gesloopt, onder de bezielende leiding van Martin Kok. Later werd het huis verkocht aan Mario Doornik, de man die heel veel later in het nieuws zou komen als de chauffeur van de Monster-Truck.

Tussen Cor en Martin is het nadien eigenlijk nooit meer goed gekomen. Ze waren ook bij elkaar uit beeld verdwenen: Martin was in 2007 naar Panama verhuisd. “Vóór die ontvoering had ik een hele speciale band met hem. We waren broers. Na de ontvoering zei hij altijd: ‘Dit is mijn halfbroer.’ Ik vind dat Cor mij heeft gemaakt wie ik ben. Hij zei: ‘Jij hebt geen hart, je hebt een steen.’”

Op de begrafenis van Cor was Martin nadrukkelijk aanwezig. Op de vraag hoe hij dat ‘emotioneel gezien’ heeft ervaren zegt hij: “Ik was er betrekkelijk koel onder. Je weet dat zoiets kan gebeuren. Ik had persoonlijk meer moeite met de dood van Robert ter Haak, die toevallig die dag net bij Cor was en ook werd geraakt. Robert was aan het bemiddelen tussen Cor en mij, wij hadden behoorlijk ruzie. Cor was de machtigste, Cor was de baas, maar het ging niet goed met hem. Ik had vaak tegen hem gezegd dat hij niet gezond meer was in zijn hoofd, door die drank, dat ik er niet meer voor hem was als hij daarmee doorging. Daar was hij kwaad om. Robert zou meegaan naar Panama, hij zou dit project samen met mij opzetten. Eeuwig zonde dat dat niet is doorgegaan.”

Cover-Cor-bol

 

 


Martin Erkamps: het verhoor

$
0
0

Martin-Erkamps-Panama-1

Op vrijdag 1 april wordt Martin Erkamps (‘Remmetje’), halfbroer van Cor van Hout, gehoord als getuige in het Passageproces. Er komen tal van nieuwe gezichtspunten naar voren met betrekking tot de rol van met name Willem Holleeder. Daar was het Martin ook om te doen: hij verklaarde op een gegeven moment dat hij alleen was gekomen om te verklaren tegen Holleeder.

Rechter (mr. Ruud Veldhuisen): U bent Erkamps hè?

Martin: Klopt als een bus

Rechter: Geboren 27 april 1963. U heeft geen woonplaats in Nederland?

Martin: Nee.

Rechter: Wat is uw beroep?

Martin: Ik doe nu in biobrandstof in Zuid-Amerika.

Rechter: U bent handelaar in afvalstoffen?

Martin: Klopt

Rechter: U bent als getuige opgeroepen in de zaken van Fred Ros, Peter La Serpe, Jesse Remmers, Sjaak Burger en Dino Soerel. Als u vragen beantwoordt, moet u dat naar waarheid doen…

Martin: Of anders niks zeggen

Rechter: Eerst even luisteren, anders raak ik van mijn à propos. Het gaat primair om wat u heeft gehoord, gezien of meegemaakt. Heel vaak lopen meningen en feiten door elkaar. U zei: ‘Of niet antwoorden.’ Als u denkt dat u zichzelf belast, kunt u een beroep doen op uw verschoningsrecht, dan beslissen wij of dat van toepassing is.

(Martin dacht dat hij was opgeroepen als ‘getuige tegen Holleeder’, dat was zijn motivatie om te verschijnen, hij wist niet dat dit niet zozeer over Holleeder zou gaan, maar over de verdachten in het Passageproces. Hij was opgeroepen door de advocaten van Dino Soerel en Jesse Remmers. Waarschijnlijk naar aanleiding van verklaringen die Martin vorig jaar was gaan afleggen, nadat de zussen van Holleeder met hun verhaal naar buiten waren gekomen)

Martin: Het gaat mij hierom. Ik heb niks tegen soldaten, ik heb niks tegen deze jongens hier, maar meneer Holleeder heb mij geen keus gelaten. Voor mij gaat het maar om één doel. Als ik misbruikt wordt voor een doel, als ik opsta en ik leg mijn leven in de waagschaal. Meneer Holleeder is geen gemakkelijke jongen. Hij is ook mijn ex-compagnon. Ik ben nooit van plan geweest een verklaring af te leggen, maar dat hij mijn neefjes en nichtjes loopt te bedreigen , met alle respect voor iedereen allemaal en u ook, maar ik voel me een beetje misbruikt.

(dit gaat over de verklaringen van de zussen dat Willem de kinderen van Sonja met de dood zou hebben bedreigd)

Rechter: U geeft een mening, in meningen zijn wij minder geïnteresseerd. Dat u ’t niet leuk vindt om hier te getuigen, begrijpen we ook. U bent hier terecht gekomen op verzoek van de verdediging van Burger en Soerel. Daar zult u ’t mee moeten doen. Als er veiligheidsaspecten zijn, moet u dat aangeven, wij houden dat in de gaten, het Openbaar Ministerie ook.

Martin: Ik heb me verlaagd tot het riool, ik heb me nu verlaagd tot de osmose.

Rechter: Uw ongenoegen mag niet leiden tot halve waarheden.

Martin: Of ik vertel u de waarheid, of ik vertel u niks.

Rechter: Hoe heeft u zich voorbereid?

Martin: Niet.

Rechter: Mentaal misschien?

Martin: Nee. Ik ben iemand die een heel uitgesproken mening heeft, ik hoef me niet voor te bereiden.

Rechter: U heeft geen stukken gelezen?

Martin: Nee.

Rechter: Internet?

Martin: Nee.

Rechter: Met iemand gesproken?

Martin: Ja. Met mijn zus, die belde dat ik moest komen.

Rechter: Ziet u er tegenop hier te getuigen?

Martin: Dat is het meest bezwaarlijke, meest laaghartige, het meest afschuwelijke wat ik ooit in mijn leven heb gedaan. Daar ben ik mee opgegroeid: nooit getuigen tegen anderen. Dat is de school waar ook Willem uit komt, de school Cor van Hout. Het milieu waar ik uit ben gekomen verbiedt het en veroordeelt mensen die hier gaan zitten om te getuigen. Zo voel ik mij ook. Ik ga niemand slaan, de enige die ik sla daar ben ik voor gekomen, daar sta ik achter. Ik voel me als in een riool. Door tien jaar te wachten, kennis te dragen van eigenlijk het speculatieve gedeelte, dat je eigenlijk voor 99 procent zeker weet, tien jaar je mond houden. Op het moment dat hij dan te ver gaat, je eigenlijk een vijand gebruikt om hem te straffen. Eigenlijk is dat heel dubbelzinnig. Ik was blij met de dood van Mieremet, maar die gebruik ik nu om een Willem klap om de oren te geven.

(Na de moord op Thomas van der Bijl is Martin in Panama bezocht door de politie. Daar heeft hij kluisverklaringen afgelegd, maar omdat justitie niet aan zijn voorwaarden wilde voldoen zijn die niet gebruikt. Dit komt niet helemaal overeen met: nooit getuigen)

Rechter: U bent al een aantal keren verhoord. Daar zijn stukken van. Door de rechter-commissaris. In november vorig jaar. Heeft u daar naar waarheid verklaard?

Martin: (onverstaanbaar)

Rechter: Er zijn mensen die negatieve gevoelens hebben, dat ze dingen slechter gaan maken dan ze zijn.

Martin: Ik zal een hele kleine voorstelling geven van wie ik ben.

Rechter: Is dat nodig?

Martin: Ja. Ik weet dat er bepaalde mensen hier zijn die geslagen hebben naar mensen die ik niet wou hebben. Die ik eigenlijk zou moeten haten, maar ik haat ze niet. Omdat ik mijn gevoel geen rol mee laat spelen.

Rechter: Ik ga met u een aantal namen langs. Sjaak Burger.

Martin: Die ken ik van… Hij kwam wel eens langs, van mijn broer, denk ik.

Rechter: Cor van Hout?

Martin: Ja.

Rechter: Wanneer?

Martin: Dan praten we over dat ik 26, 27 was. Ik zou hem niet eens herkennen. Het was met Martin Kok. In de auto. Waren ze beetje raar bezig in de auto.

Rechter: Ziet u dat nog voor u? In wiens auto?

Martin: Ik denk in mijn BMW. Ik zat achter het stuur. Er was een conflictje met een pistool.

Rechter: Dat klinkt wel spannend.

Martin: Gewoon, jongens.

(Martin Kok is ook aanwezig, tijdens een schorsing zegt hij dat hij nog nooit samen met Martin en Sjaak in een auto heeft gezeten)

Rechter: Daarna? Eigenlijk geen contact?

Martin: Een keer in Badhoevedorp bij een benzinepomp; een keer in Noord, dat je mensen wel eens tegenkomt, ergens.

Rechter: Waar in Noord?

Martin: Bij de Bult, Mosveld, een café daar.

Rechter: In de volksmond heet dit het liquidatieproces. Heeft u Sjaak Burger daarmee wel eens in verband gebracht?

Martin: Sjaak is een wapenhandelaar, boem klaar, ken aan alles komen.

Rechter: Hoe weet u dat? Dorpsroddel?

Martin: Er werden weleens wapens gevonden, we hadden allemaal weleens een pistooltje nodig. Bij Bassie, Ad, bij mij.

(Bassie is Bas Vermeulen, die de laatste jaren altijd bij Cor was, samen met Arïen Kaale. Ad is Ad van Hout, broer van Cor)

Rechter: Een pistooltje, Sjaak Burger verzorgde dat? Ook voor Stanley. Heeft u dat ook gezien? Meegemaakt? Zelf weleens gekocht?

Martin: Ja.

Rechter: Dat weet u van anderen ook.

Martin: Ik weet dat hij in wapens handelde, ik heb weleens wapens met hem opgehaald. Ik kreeg ruzie met Cor, ik werd vogelvrij verklaard door Cor, twaalf, dertien jaar geleden. Dat was het einde voor hem.

Rechter: U heeft zelf weleens een wapen bij hem opgehaald.

Martin: Ja.

Rechter: Wat zegt de naam La Serpe?

Martin: Vieze Peter, Deurloostraat driehoog.

Rechter: Wanneer?

Martin: Deurloostraat, dat was de eerste aanslag op Cor (1996). Hij woonde twee portieken ernaast.

Rechter: Hoe weet u dat?

Martin: Omdat we onderzoek gingen doen waar alles vandaan kwam. Toen zijn we erop gestuit dat La Serpe twee panden verder woonde. Dat er camerabewaking was. Het meeste onderzoek hebben we zelf gedaan, dat hebben we voorgelegd aan justitie.

(In de periode na die aanslag loofde Cor een beloning uit voor tips over waar dit vandaan kwam. Ik kwam toen zelf nog in contact met een tipgever, die ik bij Cor heb geïntroduceerd. Dat Martin Erkamps bij het onderzoek een rol heeft gespeeld, hoorde ik nu voor het eerst. Later op de dag blijkt dat het feitelijk ook wat lastig is: Martin zat in die tijd in Spanje in de gevangenis. La Serpe kan er ook moeilijk mee te maken hebben: die zat van 1992 tot 1997 in de gevangenis)

Rechter: Kende u La Serpe al?

Martin: Ik heb hem een paar keer op de Wallen gezien.

Rechter: U kwam erachter dat hij iets met de Deurloostraat te maken had. Heeft u daarna nog contact gehad?

Martin: Niet dat ik weet of mij kan herinneren.

Rechter: Dat weet u heel zeker?

Martin: Ik kan het niet terughalen.

Rechter: La Serpe en de liquidatie: wat is de connectie?

Martin: Dat is een interessante vraag. Het zou onredelijk zijn… U vraagt mij om te speculeren. Hij hoorde bij een groep, de groep Stanley (Hillis).

Rechter: Hoe zag die groep eruit?

Martin: Stanley Hillis kwam eruit, met Sonja Barend, in die tijd, in 1989, hij kocht een huis op de Haarlemmerweg; Geurt Roos, ik , Stanley, Charlie da Silva, Schele Henk (Boom). Wij waren altijd bij elkaar, we bespraken de nodige zaken.

Rechter: Criminele zaken?

Martin: Ja. Dat wel. Het werd een vrij stabiele groep, tot mijn broer vrijkwam. Stanley verleende gunsten naar derden, ik moest kiezen of ik bij Stanley bleef. Ik ben naar mijn broer gegaan, Stanley is zijn eigen kant op gegaan. Er gebeurden toen wat nare dingen, met Bruinsma. Hij kwam bij Bruinsma te zitten, die werd geliquideerd, Stanley stond op nummer 1, Sjors en Sjimmie…

(Martin noemt John Mieremet en Sam Klepper Sjors en Sjimmie. Dat Martin zich bij broer Cor had aangesloten lag in de beleving van Cor iets anders, die had Martin juist overal zoveel mogelijk buiten gehouden en naar zijn zeggen één keer een transport laten doen, in Spanje, en dat ging meteen mis. Volgens Martin was het de schuld van Cor dat dat transport fout ging)

Rechter: Hij (Stanley) nam het terrein van Bruinsma over?

Martin: Voor zestig, zeventig procent heeft hij het imperium overgenomen.

Rechter: Hoe weet u dit?

Martin: Ik was zijn oude compagnon, wij waren vrienden. Stanley en ik waren vrienden. Hij is op mijn trouwerij geweest. Dat hij niet door één deur kon met anderen, is ander verhaal. Wij waren vrienden, hij ging naar zijn coffeeshops, ik ging met Cor mee.

Rechter: In uw eerdere verklaring heeft u het over een slinkse manier waarop hij bij Bruinsma was gekomen. Door Ferry Koch cadeau te geven aan Bruinsma. Doodschieten. Dat was een verjaarscadeau. Op 6 oktober (1989). Een raar cadeau.

Martin: Bruinsma had pijn in zijn hoofd van Ferry Koch. Stanley heeft hem het hoofd van zijn vijand gegeven.

(Tot nu toe werd aangenomen dat Bruinsma zelf opdrachtgever was voor de moord op Ferry Koch, die bekend stond als ripper en die mensen met wie Bruinsma zaken deed, ripte)

Rechter: Hoe weet u dit?

Martin: Dat weet ik.

Rechter: Als ik avondje achter internet ga zitten en een paar boeken ga lezen.. Kunt u precies aangeven hoe u dit weet?

Martin: Ik zat bij hem thuis, bij Stanley, we zaten boven, hij zegt: ‘Het cadeautje is afgeleverd.’ Ik zeg: ‘Hoe?’ Toen werd er naar Bruinsma gebeld: het cadeautjes is afgeleverd, alsjeblieft!

Rechter: Dat probeer ik steeds bij u te achterhalen. U heeft het prima uitgelegd. U heeft erbij gezeten dat er gebeld werd. Ga verder.

Martin: Stanley had zijn eigen groep gemaakt, hij ging invoer doen, had xtc-labs, hij vormde een eigen wereld. Een aantal mensen ging daarin mee, een hele groep.

Rechter: Sjors en Sjimmy.

Martin: Mieremet en Sammy. Die hoorden niet bij de groep, dat waren arrogante mannetjes, twee die zich niet door de eerste de beste iets laten vertellen, twee hele grote ego’s.

Rechter: Wie hoorden wel bij die groep?

Martin: Het was een hele grote groep. Kan ik niet zeggen. Dino was compagnon geworden.

Rechter: Wie nog meer?

Martin: Ik ken al die naampies niet. Als je een nieuwe groep maakt…

Rechter: Als u niemand weet, hoe weet u dan dat er een groep is?

Martin: Dino, in het begin. Vaag. Ik heb belang in coffeeshops, hij heeft een belang daarin.

Rechter: Dino hoorde wel bij de groep?

Martin: Het zou onzin zijn om dat te ontkennen.

Rechter: In welke tijd?

Martin: Ik ben twaalf jaar weggeweest, ik heb gezegd: aan het gevecht om de stoel en de erfenis doe ik niet mee, de groeten. Ik ben iedereen uit het oog verloren, ik ben niet meer geïnteresseerd. Ik wil niks horen, wil niet dat ze er met mij over praten.

Rechter: Dat was in 2004. Maar tót 2004. De groep Hillis. Dino. Wat heeft u voor zicht gehad op Dino in relatie tot Hillis?

Martin: Je weet iets.

Rechter: Hoe weet u dat?

Martin: Ik heb ze een paar keer gezien. Een keer samen gezien in IJmuiden, op een pleintje, vooraan, bij een benzinepomp.

Rechter: Kan het zijn dat u pas in 2007 naar het buitenland bent gegaan? De tweede keer?

Martin: Ik ben teruggekomen, na zes, zeven weken ben ik weer weggegaan.

Rechter: Vlak voor u naar Panama ging, in 2007, heeft u Dino nog gezien in IJmuiden. Met Stanley?

Martin: Nee, met Willem.

Rechter: Waar?

Martin: Bij een restaurantje in IJmuiden.

Rechter: U bent daar binnen geweest?

Martin: Nee, ik hoef niet overal naar binnen. Bij een restaurant. Buiten. Niet binnen.

Rechter: Nog gesproken?

Martin: Nee. Ik heb Willem een paar keer begroet, maar dat was meer een beetje treiteren.

Rechter: Zij weten niet dat u hen daar gezien heeft.

Martin: Nee.

Rechter: Er is geen twijfel dat u ze gezien heeft?

Martin: 99,9 procent zeker.

Rechter: Terug naar de groep Hillis. Van Dino weet u het.

Martin: Sommige mensen zijn apart, die ken je, Dino ken je overal van.

Rechter: In een van uw verklaringen heeft u het woord moordbrigade gebruikt. Herinnert u zich dat?

Martin: Ik heb gezegd hoe je dingen kon leiden. Dat komt uit New York vandaan. Van de Gambino’s. Die tic, daar had Willem ook een tic van, nou ja prima, het is een moordbrigade.

Rechter: Dat Hillis die had: waar maakt u dat uit op? Hoe wist u dat?

Martin: Ik heb vanaf dag één gezegd dat Stanley erachter zat. Dat heb ik ook tegen Astrid gezegd. Er zijn maar weinig mensen in staat daadwerkelijk dat te doen, daar te staan, om zakelijke redenen. Nu met de Mocro’s is er iets meer die mentaliteit, toen nog niet. Wie had belang, waarom? Wat is het belang van iemand wegnemen? Stanley zag het belang altijd heel duidelijk. Als ik dit doe, dan krijg ik dat. Stanley was een strateeg.

Rechter: Koppelt u Stanley Hillis aan meer moorden?

Martin: Ferry Koch: 100 procent. Ik kan het niet koppelen met feiten.

Rechter: Kunt u wel aangeven waar u dat op baseert? Neem even de rust en vergewis u ervan: waar weet ik dat van. Daar zijn we in geïnteresseerd. Aan welke moorden koppelt u Stanley Hillis? Die op Koch: koppelt u aan een telefoongesprek.

Martin: Dat is een moeilijke vraag. Als je moet koppelen wie wat heeft gezegd, over een tijdsbestek van 27 jaar.

Rechter: Cor? Linkt u die?

Martin: Ja. Omdat Willem daar een uitvlucht had gezocht. Intrigantje. Het spel van intriges is het meest distrueuze (wellicht bedoelt hij desastreuze) spel. Willem is geen uitvoerend orgaan, Willem is iemand die… Als hij een kwestie niet rond krijgt, begint hij zijn manipulatieve gedrag van intrigantje spelen, door een ander de trekker te laten overhalen. Dat is het mooiste spel wat er is. Het eerste spel was tussen Mieremet en mijn broer. Die hele oorlog was gebaseerd op nul, dat is een vuil hondenspel geweest. Holleeder was heel erg ontevreden over mijn broer. Ik ook, ik begrijp hem. Ik kreeg niet de erkenning waarvan ik vond dat ik die verdiende. Willem ook niet. Cor was een goeie baas, maar ook een slechte baas. Willem wilde niet meer dienen onder Cor, net als ik. Willem wilde zich losmaken, maar wilde wel financiële vergoeding, waar hij recht op had. Toen heeft hij een spel in elkaar gezet met Sjors en Sjimmie. Een boete uitgedeeld door Sjors en Sjimmie, die zogenaamd werd betaald door Willem, die moest het weer stelen van zijn broer. het was een spel van conflicten. De intrigant loopt meestal weg. Hij kon elke keer weglopen, maar dat ging niet meer. Op een gegeven moment had hij een status, hij wilde de knuffelcrimineel zijn, daar kies je voor.

(Cor en Willem waren in aanvaring gekomen met het kamp Klepper-Mieremet, dat Cor en Willem een boete van een miljoen gulden oplegde. Cor zag dat als afpersing en weigerde, Willem koos eieren voor hun geld en betaalde. Met geld dat zowel van Cor als van hem was. Cor was daar woedend over. Dat leidde tot een breuk met Willem. Waarna Willem zich bij het vijandelijke kamp aansloot. De variant zoals Martin dit hier vertelt is niet eerder genoemd. Verderop noemt Martin een boete van 1 miljoen in verband met een hasjtransport, dat aanleiding zou zijn geweest voor de aanslag op Cor)

Rechter: Het verband tussen Willem Holleeder en Stanley Hillis.

Martin: Die hebben elkaar in eerste instantie nooit gemogen. Willem had bescherming nodig. Hij sloot zich aan bij motorbendes, het maakte hem niet uit waar hij zich kon indekken. De grootste drijfkracht was Stanley, terwijl die in eerste instantie een bloedhekel had aan Willem.

Rechter: Heeft Willem zich ingekocht bij Stanley?

Martin: Natuurlijk. Dat is iets geheims tussen hun. In die wereld gaat dit zo.

Rechter: Hoe weet u dat?

Martin: Iedereen betaalt een soort belasting toch? Als je iets wil doen, ik erken jou als baas, dan moet ik een bijdrage afstaan.

Rechter: Waar leidt u uit af dat Willem Holleeder betaald heeft aan Stanley Hillis?

Martin: Dat weet ik niet, dat kan ik alleen afleiden uit gunsten die verleend zijn.

Rechter: Hillis en Holleeder. Inkopen. U zegt: dat was heel gebruikelijk. Hillis en Soerel?

Martin: Hun waren toch vroeger bij elkaar? Net zoals ik met Stanley vroeger was, heel normaal.

Rechter: U heeft gezegd dat Dino de knecht was. Waar baseert u dat op?

Martin: Dominantie. Bij Stanley was het diplomatieke dominantie. Op een hele zachte lieve manier kon hij je iets opleggen zonder dat je doorhad dat je eigenlijk onder druk stond. Stanley besliste als een echte man. Zoals een rechter daar zit, de feiten zijn de feiten, alleen de laatste jaren kan ik niet zoveel invullen.

Rechter: Heeft u een voorbeeld van waarom hij een echte man was?

Martin: Je bent zelf je pandje aan het schilderen. Iemand die bij je komt, vraagt: ‘Kun je mijn pandje ook doen?’ Dan zegt hij: ‘Dit is eigenlijk mijn pand, maar ik wil je wel helpen.’ Groot kunnen zijn, maar ook klein kunnen zijn. Dat is typerend voor een echte man. Hij kon ook zeggen: ‘Ik ben fout geweest.’ Een voorbeeld: een deal met 300 kilo hasj, maar mijn broer gebruikte Gijsje van Dam om de deal door te zetten. Stanley is de koper, ik moet de kilo’s hebben. Dan zegt Cor: ik moet 3200 betalen. Achter mijn rug om heeft hij het aan Stanley verkocht voor 31. Stanley roept mij: ‘Weet je hier iets van?’ Stanley wist dat het mijn deal was. Geen haarlemmerdijkies, een echte man, hij stond voor wat-ie zei. Ik sta niet achter zijn daden, maar aan zijn mannelijkheid ontbrak het niet.

Rechter: Hillis en Soerel. Wat weet u daar nog meer van?

Martin: Niks. Nul.

Rechter: U heeft een keer gezegd over Thomas van der Bijl: ‘Thomas wou hun niet aanpakken. Hij moest zijn spelletje anders gaan spelen, via Dino. Dino was verplicht het op te lossen met Thomas, omdat Thomas praatte met Teeven.’ Wat heeft Dino daarmee te maken?

Martin: Je moet koppelen. Thomas koos ervoorom met Teeven te gaan praten wat heel onverstandig was, Teeven laat iedereen beven. De achterbankgesprekken met de beroemde Teeven, in de auto, daadwerkelijk gesprekken die hebben plaatsgevonden, ook op kantoor. Er is een akkefietje voorgevallen. Thomas krijgt de rechten van het boek. Die zouden eigenlijk voor ons blijven, als er een film gemaakt zou worden. Thomas werd onder druk gezet door Willem voor het boek en meer dingen. Zijn strandtent, te belachelijk voor woorden, Thomas was de meest trouwe persoon die we ooit bij ons hebben gehad, maar Thomas zag het niet meer zitten, ‘ik ga praten’. Toen heb ik al tegen hem gezegd: ‘Kijk uit, wat je aan Teeven vertelt, ligt de volgende dag buiten.’ Hij is toch doorgegaan, Thomas had een bord voor zijn kop. Dat moest opgelost worden. Er was eigenlijk geen andere optie dan hem dood te maken. Thomas wist teveel. Thomas kon bijna iedereen onderuit halen. Zowel Willem, als Dino, iedereen. Thomas was een lopend gevaar. Ik begreep zijn actie, maar ik was het er niet meer eens. Als iemand gaat praten met justitie, daar staat een paarduizend jaar straf voor, dan moet je naar de andere wereld.

Rechter: Het is een beetje naïef, misschien. Het klinkt logisch, maar heeft Thomas daar ook feitelijk iets van meegekregen?

Martin: Nee, ik heb hem alleen gewaarschuwd. Het is gewoon logisch. Dino was in de volksmond, de geruchtenwereld, de man van Willem. Dat Dino ook aan de beurt zou komen, was te verwachten, hij zou de kennis dragen van Willem.

Rechter: Is er veel naars over Dino te vertellen?

Martin: Thomas was een lopende encyclopedie uit de onderwereld, hij droeg kennis van zoveel dingen.

Rechter: Dino hoorde tot die onderwereld? Hoe weet u dat?

Martin: Hoe weet ik dat u rechter bent? Dat weet je. Twee vrienden komen bij elkaar over de vloer, ze worden weleens waargenomen, ze komen heel vaak bij elkaar en ze doen het alle twee niet slecht.

Rechter: Mensen komen soms ook bij elkaar omdat ze een gemeenschappelijke passie hebben. Voor Ajax, of voor vissen. Misschien is uw conclusie terecht, maar welke feitelijkheden zijn er?

Martin: Er zijn geen concrete bewijzen over. Je luistert, je ziet. Ik kan dat niet bewijzen.

Rechter: Thomas die aan het praten is en het probleem dat dat oplevert en dat Dino verplicht is dat op te lossen. Wat bedoelt u daarmee?

Martin: Misschien heb ik het verkeerd geformuleerd. Als ik als rechterhand zit, we praten over moorden en afpersing en al die onzin meer, zal ik deze man gaan verdedigen om een zakelijk belang in stand te houden. Dat kan ik in één keer verliezen doordat meneer Thomas gaat lullen. Dino, als compagnon, van Willem, zou automatisch verplicht zijn om zijn zakelijk belang veilig te stellen.

Rechter: ‘Holleeder heeft zich ingekocht bij Hillis. Compagnon van Holleeder was Soerel.’

Martin: Ik neem dat hun gewoon compagnons waren. Dat komt uit de geruchtenwereld voort.

Rechter: Wat is de laatste keer dat u Thomas gezien heeft?

Martin: Ik was teruggekomen, ik was aan het tanken, een vissie gaan eten in IJmuiden.

Rechter: Wanneer bent teruggekomen?

Martin: Wanneer ben ik weggegaan?

Rechter: U bent teruggekomen na de dood van Cor?

Martin: Ja, een paar jaar daarna.

Rechter: Leefde Thomas nog?

Martin: Ja.

Rechter: En Cees Houtman?

Martin: Dat weet ik niet.

Rechter: Hoe lang?

Martin: Ik ben een paar maanden gebleven, en weer weggegaan.

Rechter: 2007?

Martin: Ik ben geen tijdspersoon.

(Martin is in 2006 naar Panama geëmigreerd. Daar was hij in april 2006 toen Thomas van der Bijl werd vermoord)

Rechter: Kent u Fred Ros?

Martin: Van zien. Niet van hé Fred, hé Martin.

Rechter: U heeft hem niet gesproken.

Martin: Nee.

Rechter: In uw verklaring heeft u een mening gegeven. Die baseert u op de suggestie dat u dingen weet. Die Fred heeft een deal gesloten, dat heeft hij dom gedaan, daar heeft u kritiek op. U zegt: hij heeft heel veel waarheden verteld, hij heeft één ding verkeerd gedaan. Welke waarheden? En hoe weet u wat Fred heeft verteld?

Martin: Geen flauwe notie, ik kan het hele gesprek niet voor me halen.

Rechter: U zegt ook over Vieze Peter, dat het tussenboys zijn. Dat Fred niet alles op tafel heeft gelegd. ‘De enige stomme klootzak is Fred Ros, die niet alles op tafel heeft gelegd. Jesse Remmers zat achterop. Als Fred alles gezegd, hadden ze Willem en Dino makkelijk kunnen inladen.’

Martin: Als Fred gewoon gezegd had dat ie daar geweest was, op die parkeerplaats, dan kun je beter open boek geven. Als je andere mensen gaat beschuldigen terwijl je daar zelf aanwezig bent geweest, dat is gebrek aan eigen respect. Als je kans krijgt om je deal te sluiten, kun je beter alles op tafel leggen.

Rechter: Dat roept een paar vragen op. Als Fred alles had gezegd, had hij Willem Holleeder en allemaal kunnen inladen. Wat weet hij allemaal?

Martin: Dat is speculatie.

Rechter: U zegt: ‘Ik ken Fred Ros niet persoonlijk. En als tweede: ‘Als Fred zijn jas opengooit, kunnen ze Willem Holleeder en Dino Soerel inladen.’ Hoe weet u wat Fred te vertellen heeft?

Martin: Mijn oprechte excuses aan Ros dat ik dat gezegd heb, dit waren puur speculatieve overwegingen. Het spijt me.

Rechter: Misschien heeft u weleens iets gehoord.

Martin: Wat iedereen gehoord heeft. Dat hij spijtoptant werd en bepaalde jongens van zijn eigen groep erin ging leggen. Ik heb gezegd: als je dat gaat doen, dat is te zot voor woorden. Iedereen praat erover, iedereen heeft er een mening over, ik zit toch dichterbij een aantal mensen die een mening hebben, denk je dan.

Rechter: Kunt u Fred Ros koppelen aan Dino Soerel?

Martin: Nee.

Rechter: Aan Jesse?

Martin: Nee, nooit samen gezien. Ik persoonlijk heb ze nooit samen gezien.

Rechter: Iemand anders wel?

Martin: Ja, Cliff Smit, die heeft gezegd: ‘Ik heb Jesse en Fred herkend, daar bij de slagbomen, bij de parkeerplaats. Honderd procent.’

Moordmakelaar-Bondtehond

(Cliff is een zoon van Laura, oudste zus van Cor. Hij zegt dat hij kort voor de aanslag op Cor van Hout als klusjesman in Amstelveen was en daar Jesse Remmers en Fred Ros heeft gezien. Die verklaring zou nooit bij de politie terecht zijn gekomen, om wat voor reden dan ook.  Uit een verslag van Bondtehond, van het Passageproces, zou je de conclusie kunnen trekken dat Cliff pas in 2014 met zijn verklaring is gekomen, na het uitkomen van mijn boek ‘Moordmakelaar’ en dat het niet erg serieus is genomen. Cliff is als getuige gehoord in het Passageproces.  Bondtehond maakte daar een verslag van. Daaruit blijkt dat hij meent dat hij La Serpe heeft gezien. Hij zegt zelf ook: “Het is zo lang geleden, ik haal alles door mekaar heen.” Het verslag staat hier, helemaal aan het eind)

Rechter: Heeft u weleens een foto gezien van een motorfiets in Zandvoort?

Martin: Een foto van iemand op een motor, een foto van bovenaf.

Rechter: Waar? In een krant, op televisie?

Martin: Ik zag die foto, ik denk: krijg de kolere, dat is Jessie!

rode-motor-flitsfoto-nw-web

(Het gaat in de herinnering van Martin om twee foto’s: één die hij veel langer geleden heeft gezien, volgens hem gemaakt in Zandvoort, van de zijkant genomen, waar hij Jesse Remmers van herkende; en een tweede foto die algemeen bekend is: van de man die op een zomerse dag in Zaanstad bij een verkeerslicht wordt gefotografeerd van bovenaf. Dat is de rode motor die later is gebruikt bij de liquidatie van Cor in Amstelveen. Welke ‘eerste foto’ Martin bedoelt, is onduidelijk. Voor zover bekend is er geen foto in omloop waarvan iemand Jesse Remmers op een motor herkent. Er is wel een compositietekening gemaakt van iemand die gezien is ten tijde van de aanslag in Amstelveen, op de parkeerplaats in de buurt van het Chinees restaurant. Veel mensen menen Jesse Remmers hierin te herkennen. Mogelijk bedoelt Martin deze foto/tekening)

Rechter: Waar heeft u die eerste foto gezien?

Martin: In Alkmaar. Volgens mij was Peter de Vries toen bij me. Ik zat bij mijn zwembad, ik zag die foto. Bij mij huis.

Rechter: Zat Jesse achterop de motor of reed hij? In uitzendingen van Opsporing Verzocht is gezegd dat Cor is vermoord door iemand die achterop zat.

Martin: Daar zal ik mij niet in verdiepen.

Rechter: U heeft eerder verklaard dat Sjaak Burger achterop heeft gezeten en geschoten.

Martin: Dat is speculatief,

Rechter: Fred Ros zou gezien zijn door Cliff. Hij heeft iemand in een auto gezien en iemand op een motor.

Martin: Ik was in Alkmaar. Ik kan dat nooit van mijn godganse leven zeggen, hoe moet ik dat nou zeggen, dan zou ik het uit mijn duim moeten zuigen.

R2 (Rechter2): U zei het net wel.

Martin: Ik heb gezegd: als je vertelt, vertel dan alles. Ik zeg helemaal niet dat het de waarheid is. Wat Cliff heeft gezegd: ‘Ik heb het zo afgedaan: het zal wel, ik geloof je, maar het is niet belangrijk.’

Rechter: U heeft verklaard over Dino Soerel: ‘Ik wil niet over Dino praten, je weet niet wat je kunt verwachten.’ Dat is een onheilspellende zin. Voelt u zich belemmerd?

Martin: Ik voel me niet belemmerd, want ik kan niks vertellen over deze man. Ik heb ze samen gezien in IJmuiden, dat is alles.

Rechter: ‘Dino was de rechterhand van Hilis’

Martin: Dat is een algemeen feit wat op straat lag.

Rechter: Toen kwam Holleeder erbij. Dino wilde zijn zoals Hillis, alleen ging Dino meer met amateuristische jongens om.

Martin: Stanley was in de zestig, die heeft zijn roots verdiend over heel veel jaren, hij stond in aanzien hoger, iedereen in de criminele wereld keek naar hem op. Qua reputatie en organisatorisch. Wat Stanley regelde: daar kon je geen bewijs voor vinden, niks, nul.

Rechter: ‘Dino wilde zijn zoals Stanley.’ Waar baseer je dat op?

Martin: Uit het wereldje.

Rechter: Meer amateurs?

Martin: Dat Dino niet de capaciteiten van Stanley Hillis had. Qua denkwijze, filosofie, planning voor de toekomst. Stanley Hillis is altijd een doener geweest. Stanley Hillis had de weg van doen. Er zijn heel veel wegen van praten en ook wegen van doen. Daarom heb je de capaciteiten van een capo, daarom is er verschil tussen. Er is de hiërarchie van generaals en soldaten. Wie hoort bij de soldaten? Iemand die generaal wil worden. Dat is een logisch iets. Ik heb Dino lang verdacht van de moord op Thomas. Het is altijd mijn gevoel geweest dat Stanley het niet wilde uitvoeren, Thomas lag Stanley wel aan het hart. Het moest uit een andere hoek komen. Ik weet bijna voor 100 procent zeker dat de moord niet uit Stanley’s hoek komt.

Rechter: Waarom Dino Soerel en niet Holleeder?

Martin: U noemt de naam Soerel. Ik noem de naam Soerel omdat hij gekoppeld is met Holleeder. Als je mij vraagt: Thomas? 100 procent in mijn gevoel is Willem de opdrachtgever. Ik zal moeten dienen waar mijn inkomsten liggen, waar mijn sociedad ligt. U moet u verplaatsen tussen opdrachtgevers. De koning. Daaronder lopen majoors, kolonels, hele bergen. Heb je goeie soldaten, dan ben je spekkoper.

Rechter: Dino had meer amateuristische jongens.

Martin: Hij is toch nooit zover op die ladder gekomen?

Rechter: Wat weet u van die jongens van Dino?

Martin: Niks, nul.

Rechter: Denk eens goed na, wie zijn dat? Welke amateurs?

Martin: Geen idee.

Rechter: Denk eens heel goed na. We hebben alle tijd.

Martin: Meer buitenlandse jongens.

Rechter: Hoe weet u dat, heeft u ze gezien?

Martin: Nee, geruchten.

Rechter: Chinezen?

Martin: Mocro’s, Turken.

Rechter: Wanneer ben u terug gekomen uit Panama?

Martin: Drie jaar geleden.

Rechter: Wanneer heeft u die geruchten gehoord?

Martin: Een heel stuk daarvoor al.

Rechter: Turken en Marokkanen…

Martin: Ik zou het niet weten. Ik volg helemaal niets. Ik vind het verschrikkelijk, maar ik ben niet geïnteresseerd. Ik ben het puurste en puurste qua informatie, want ik ben niet beïnvloed, door niemand.

Rechter: U heeft gezegd: Stanley Hillis heeft Nederlandse jongens, Dino Marokkanen en Turken. Hoe weet u dat?

Martin: Geruchten.

Rechter: Dat heeft u bij de rechter-commissaris gezegd. Het zijn geruchten. Dat staat er ook bij. U heeft ook gezegd dat Willem Holleeder geen eigen geweldspoot had.

Martin: Die kon hij alleen vormen door een derde erbij te hebben. Hij zocht toevlucht naar alles, daar betaalde hij voor, alleen om bescherming. Daar is hij wel in geslaagd, het maakte hem op gegeven moment niet meer uit.

Rechter: U gezegd dat dat Holleeder gebruikmaakte van jongens van Stanley Hillis en Soerel tegen betaling.

Martin: Dat heeft mijn broer gezegd.

Rechter: Wanneer?

Martin: Voor zijn dood. Ik ben een jaar later weggegaan, ik had geen trek in een stoelendans voor niks.

Rechter: U heeft ook gezegd hoe u de organisatie zag. Stanley is het hoofd, Dino de eerste man. Hoe weet u dat?

Martin: Dat is iets wat de ronde doet. U vraagt vijf keer dezelfde vraag.

Rechter: Had Dino een eerste man?

Martin: Ik zou het niet weten. Dino is een weg ingeslagen met Willem, al sla je me dood, misschien is er één naar de maan, de andere naar Jupiter.

Rechter: Nou, u vertelt heel veel, meneer de getuige.

Rechter2: U zegt: ‘Ik volg eigenlijk niks.’ Kranten, internet?

Martin: Daar heb ik mij heel erg van gedistantieerd. Ik wil er eigenlijk zo weinig mogelijk over horen, het is zo’n verschrikkelijke grote grafkist, allemaal negativiteit, daar heb ik geen trek meer in. Geen puf meer voor.

R2: U heeft net vrij uitgebreid verteld over wat Fred Ros had verklaard? Hoe wist u dat?

Martin: Als iets ontploft, hoor je het. Dan komen mensen naar je toe. Als eerste mijn broer Ad. ‘Weet je wat er gebeurd is, met die Fred?’ Ik heb gezegd: ‘Dat interesseert me geen moer.’ Ik heb het zolang moeten wegdouwen, ik weet het al tien jaar voor 99,9 procent, dan kom ik er achter dat zijn bloedeigen zusters een deal sluiten. Ik wil de opdrachtgever hebben.

R2: Heeft u de laatste tijd wel stukken gelezen?

Martin: Nee, dat wil ik ook niet.

R2: Heeft u iets meegekregen over Willem de Glazenwasser?

(Fred Ros voerde in zijn verklaringen deze figuur op die betrokken zou zijn geweest bij de rode motor die gebruikt is bij de aanslag op Cor)

Martin: Ja. Van mijn eigen broer, zus.

Rechter: In uw verklaring van 13 maart 2015 zegt u: ‘Wie Stanley gebruikt voor het ontnemen van levens: Fred Ros.’

Martin: Dat herinner ik me niet eens.

Rechter: Kunt u verband leggen tussen Dino Soerel en Fred Ros?

Martin: Als je bepaalde dingen zo neerlegt, voor mij, dan is het Fred Ros.

 

Na een korte schorsing is Nico Meijering (N), advocaat van Sjaak Burger en Dino Soerel, aan de beurt.

N: U heeft geruime tijd in Panama gewoond. Hoeveel jaar?

Martin: Vanaf het eerste jaar na Cor zijn dood. Ik heb daar elf jaar gewoond.

N: Uw schepen hier verbrand?

Martin: Ja.

N: U bent af en toe terug?

Martin: Twee maandjes terug, dan weer weg. Zo was dat.

N: Ieder jaar?

Martin: De ene keer twee jaar, de andere keer vier jaar.

N: U heeft de media niet gevolgd. Anderzijds: u wilde ook zo min mogelijk weten.

Martin: Klopt. Ik heb bewust afstand genomen van mijn oudere broer en zus om niet continu onder deze indruk te staan.

(dat is broer Ad en zus Laura, met zus Nancy had hij nog wel contact)

N: U heeft toch wel een heleboel gehoord, meegekregen, u bent een spraakwaterval. Heeft u veel van horen zeggen, uit uw omgeving, hoe? Tegen wil en dank.

Martin: Ik blijf een aanspreekpunt voor mensen, terwijl ik dat niet wil zijn. Er is een golf van informatie waar je niet in geïnteresseerd bent. Ik wilde in de familie rust bewaren. Er is een oudere zus die dat niet kon, en een broer ook niet. Dit is speculatief. Dan kunnen we ook boek van meneer Grimm erbij pakken. Spraakwaterval: dat is speculatief. Met twee rechercheurs. Ik ben op één ding concreet. Dat is iets wat ik tegen Willem zeg: dat ik verklaar wat ik weet en wat ik tegen hem gezegd heb.

N: U zat wel ver weg. U bent vele malen aangesproken. Was er dagelijks contact met familie?

Martin: Als ik terugkwam, had ik contact met de familie. Ik feliciteer ze niet met hun verjaardagen. Het is de erfenis van één brok ellende. Mensen in de familie hebben wrok tegen de soldaten, tegen de opdrachtgever, tegen alles en iedereen.

N: Dat Fred Ros kroongetuige is geworden, hoe is dat tot u gekomen?

Martin: Dat stond zelfs in de krant aan de andere kant van de wereld.

N: Dat was in september 2014. Waar was u toen?

Martin: In Panama. Ik ben speciaal teruggekomen voor deze zitting.

N: Teruggekomen naar Nederland?

Martin: Om zakelijke dingen op te zetten.

Rechter: U verklaarde: ‘Sinds twee jaar ben ik terug in Nederland, ik ben van plan me bij mijn zus in te schrijven.’

Martin: Voor papieren en als contactadres. Ik maak het makkelijker om contact met mij te krijgen.

Rechter: Als u zegt: ‘Ik ben sinds twee jaar terug in Nederland,’ dan klopt dat niet?

Martin: Maar ik ga ook weer weg. Op het moment ben ik meer in Nederland dan dat ik daar ben.

N: U was in Panama toen u hoorde van Fred Ros?

Martin: 99 procent.

N: Heeft u er weleens over gesproken met mensen?

Martin: In grote lijnen. Met mijn oudste broer.

N: Maar u wilde het niet weten?

Martin: Je kunt er niet aan ontsnappen. Als je je broer twee jaar niet hebt gezien.

N: De verklaringen die zijn gepubliceerd?

Martin: Nee, niet gelezen.

N: Dat het in een boek is terechtgekomen?

Martin: Nee.

N: Internet?

Martin: Nee, totaal niet. Ik gebruik nog een telefoon van voor de oorlog. Mijn bedrijf kan mij bereiken. Ik heb alleen een mailadres.

N: En een tablet? Gaat u weleens op internet?

Martin: Nooit.

N: U kent ongelooflijk veel mensen. Je zou denken: dan is er wat extra belangstelling?

Martin: Heeft u weleens gehoord van moe zijn? Ik ben alles verloren. Mijn beste vriend, mijn broer, familie, kapitaal wat in bedrijf zat, als je afscheid neemt van je kapitaal en van je familie, dan ben je het zat.

N: Kende u Fred Ros persoonlijk?

Martin: Ik had wel van hem gehoord. Misschien onderweg een keer gezien.

N: Hoe?

Martin: Al zet je hem voor mijn neus, dan ken ik hem niet.

N: Ik heb gevraagd: ken je hem?

Martin: Ja. Wel gezien.

N: Waar?

Martin: In Zandvoort. Voor de moord op Robert.

N: En Cor.

Martin: Ja. Robert wordt zo vaak vergeten, hij was mijn bloedgabber.

N: U zegt: ‘Ik was met Robert, toen heb ik Ros gezien. Voor 99 procent zeker tegengekomen in Zandvoort.’

Rechter: Hoe weet je dat het Fred Ros was?

Martin: Omdat je voorgesteld wordt. Robert kende iedereen. Het kan ook in Haarlem geweest zijn.

Rechter: Hoe zeker weet u dat u aan Fred Ros bent voorgesteld?

Martin: Voor 99,9 procent, ik ben een keer voorgesteld.

Rechter: Is Fred Ros een klein mannetje?

Martin: Groter dan ik. Tenger, geen buikje, sluik haar, groot.

Rechter: Had Robert een connectie met hem?

Martin: Robert kende iedereen.

Rechter: Dat moment, wat is er toen besproken?

Martin: Niks.

Rechter: Auto’s, boten. Het wil weleens helpen als je niet meteen geluid maakt, maar eerst even nadenkt. Wat staat u bij? Denk goed na.

Martin: Gewoon iets heel sociaals. Geen zakelijk iets. Ik deed samen met Robert in bootjes, we klootten wat, dingen samen opgezet. Er kwamen allerlei soorten mensen, van Zwolsman, tot Moszkowicz, van Endstra, iedereen kwam erin voor.

N: Weet u door terug redeneren dat u hem heeft ontmoet, of was het op dat moment al duidelijk?

Martin: Hoe bedoelt u?

N: Soms is het dat je later doorkrijgt wie je gezien hebt.

Martin: Het is toch een selectief geheugen. De hele persoon is niet interessant voor mij. Misschien voor jullie. Wat blijft er aan geheugen liggen? Ik kom nu in een selectief geheugen dat gemanipuleerd wordt.

N: Ik laat het maar even liggen.

Martin: Ik heb hem mijn hele leven misschien drie of vier keer gezien. Bij het Strandpaviljoen, bij Thomas, heb ik hem ook wel een keer gezien.

N: Dat weet u vrij zeker.

Martin: Het was dezelfde persoon waar ik aan voorgesteld was.

N: Kunt u zich het moment herinneren waarop meneer Van der Bijl werd vermoord? Waar was u?

Martin: In Panama.

N: Dat moet een behoorlijke schok zijn geweest.

Martin: Het was een klap in mijn gezicht.

N: Heeft de politie contact met u gezocht?

Martin: Ze zijn naar mij toegekomen.

N: Heeft u een verklaring afgelegd?

Martin: Ik heb een voorstel gedaan. Ik heb wel wat verklaard, met restrictie. Jullie voldoen daaraan, anders blijft het een kluisverklaring. Zo is het gegaan, die heb ik laten vernietigen.

Rechter: Stond er iets anders in dan wat u nu verklaart?

Martin: Nul. Hetzelfde.

N: U heeft een verklaring afgelegd in Panama, die is op papier gekomen, die is vernietigd.

Martin: Heel goed.

N: Fred Ros. Wat kunt u uit eigen wetenschap over hem zeggen?

Martin: Hij lust graag paprika chips! (lacht uitbundig). Niks meneer, ik ken de man niet!

Rechter: Dat was een grapje?

Martin: Ja, dat was een grapje.

Rechter: Dat had ik meteen door.

Martin: Scherp!

N: Bij mij duurde het ietsje langer. Maar dat Fred Ros op de motor heeft gezeten, dat heeft u van horen zeggen?

Martin: Dat heb ik van neef Cliff gehoord.

N: Ook van anderen?

Martin: Nee.

N: Weet u hoe Fred Ros zijn brood verdiende?

Martin: Ik neem aan als makelaar. (lacht) In liquidaties. Maar ik weet het niet zeker!

Rechter: Waar baseert u dat op?

Martin: Geruchten. Dat heeft hij toch zelf gezegd?

N: U weet verder niet waar hij actief in was?

Martin: In auto’s.

N: Hoe weet u dat?

Martin: Dat heb ik van iemand gehoord. Luxe auto’s.

N: Heeft u daar iets over gelezen?

Martin: Nee.

N: Wanneer heeft u dat gehoord?

Martin: Geen idee.

(er volgt een moeilijk te volgen gedeelte over het verhuren van auto’s, waarbij Martin het blijkbaar heeft over hoe zoiets in het algemeen toegaat, terwijl Meijering het over Fred Ros wil hebben. Martin heeft het over ‘onze vriend in Bussum’ waarmee hij een bekend autobedrijf in Bussum lijkt te bedoelen dat veel dure auto’s verkocht en verhuurde aan criminelen).

Martin: Mooi hè? Ik betaal je de auto, ik verhuur je de auto.

N: In verband met wie?

Martin: Iedereen. Zwolsman.

N: Heeft dit met Ros te maken of haal ik dingen door elkaar. U heeft het over Bussum, George?

Martin: Hij komt ook bij Zwolsman.

N: Wie is hij?

Martin: Ros.

N: Hoe weet u dat?

Martin: Dat weet ik.

N: De politie snapt het ook niet, als u het in uw verklaringen hierover heeft. Ze vragen: ‘Wie bedoel je? Waar komen al die mooie auto’s vandaan?’ Dan zegt u: ‘Dat is toch Bussum, en Schiedam.’ Wie heeft met deze auto’s van doen?

Martin: Je hebt Zwolsman en die andere. Ik ben de naam kwijt. Je had twee van die garages.

N: In elk geval niet meneer Ros.

Martin: Niet daaro. Degene die de auto’s terugeist is in principe de persoon die alles regelt.

Rechter: U beschrijft een truc en wie het uitvoerde. Wie haalt die truc uit?

Martin: Van Dijk, Schippers, ze doen het allemaal.

Rechter: Fred Ros ook?

Martin: Hoe moet ik dat weten? Ik ken de man niet.

N: De politie heeft u soortgelijke vragen gesteld. Dan zegt de politie: u bedoelt Fred Ros. Dan zegt u ja. Mijn indruk is dat u er een en ander over gelezen heeft en dat u dat hier in uw verklaring zegt.

Martin: Misschien ben ik gevoed. Ik zit hier niet om over Fred Ros te verklaren, ik zit hier om tegen Willem te verklaren.

Rechter: Meneer de getuige, dit is een belangrijk dingetje. Eén woord: u zegt dat u verklaart tegen. U zit hier niet met een motief, als het goed is.

Martin: Ik begrijp heel goed wat u zegt, maar als u mij 500 keer dezelfde vraag stelt, maar dan op een andere wijze, dan neemt u mij in de maling. Daar ben ik niet van gediend. Dan is het een gebrek aan mijn intelligentie die u op tafel legt.

N: Heeft u weleens gehoord van iemand: ‘Ik heb Thomas van der Bijl doodgeschoten’?

Martin: Nee.

N: Heeft u weleens van iemand gehoord: ‘Ik heb opdracht voor de liquidatie van John Mieremet gegeven’?

Martin: Ja.

N: De politie vraagt of u rechtstreeks hebt gehoord: ‘Ik heb je broer doodgeschoten.’ Ik vraag het ook nog een keer: heeft u dat gehoord?

Martin: Nee.

N: Dan wordt er gevraagd: ‘Heeft u gehoord ‘Ik heb Thomas van der Bijl doodgeschoten’, dan zegt u ja.

Martin: Ja. Ik zal het uitleggen. In een emotie ben ik iemand tegengekomen op de brommer, die heel erg overspannen was. En dan ga je de persoon ook bekijken zoals ik ben, dat hij dan een uitlating doet (met stemverheffing, schreeuwend): ‘Je ken hetzelfde krijgen als wat Thomas heb gekregen!’. Moet ik dat dan aannemen dat iemand daarmee zegt, dat hij bekent dat hij een moord gepleegd heeft? Nee. Ik neem op dat ogenblik aan dat dat iemand uit een panieksituatie iets naar voren brengt. Als je uit gevoel een uitspraak doet, en daar wil je kracht achter zetten, ben je voor mij nog niet schuldig. Maar als je zegt: ‘Ik heb de opdracht gegeven tot’ dan ben je voor mij schuldig.

N: Wie was ook weer diegene op de brommer?

Martin: Brommer?

N: Ik dacht dat u dat zei.

Rechter: U zei dat er iemand op een brommer reed. Toen ging u een stem nadoen. Ik neem aan van de bestuurder die op de brommer reed. De vraag is of u weet wie dat dan was.

Martin: Ik weet niet van een brommer (moeilijk te verstaan, kan ook zijn: ik reed niet op een brommer. Discussie gaat over of hij een brommer heeft genoemd, hij ontkent dat, ‘ik zweer het’)

Rechter: Dat heeft u toch echt gezegd. Durf ik een weddenschap op af te sluiten. U zei: ik ben iemand tegengekomen op een brommer.

Martin: Dat was Willem! O! Ja, die kwam ik tegen. Die bedoel je!

N: Ik ga even terug naar de vraag: heeft u weleens van iemand gehoord ‘Ik heb Thomas van der Bijl doodgeschoten’?

Martin: Nooit.

N: In uw verklaring bij de politie zegt u namelijk: ja.

Martin: Meneer, ik ga het nog een keer herhalen. Meneer Holleeder heeft in een panieksituatie, dat hij liep te graaien, in zijn neus liep te peuteren, in zijn zak liep te voelen naar een wapen, tegen mij gezegd: ‘Ja, je ken hetzelfde krijgen als wat ik Thomas gegeven heb.’ Moet ik er dan van uitgaan: ik heb Thomas vermoord, ja of nee? Ik ga er dan nog niet eens van uit, het is wat ik zelf invul. Het is een speculatieve gedachte, daar beschuldig ik ook niemand van.

N: Hij zat toen ook aan zijn neus hè?

Martin: Ja.

N: Dat betekent iets?

Martin: Dat hij heel zenuwachtig is en loopt te liegen of in ieder geval heel zwaar onder druk staat.

N: ‘Ik heb de opdracht gegeven voor de liquidatie van John Mieremet.’ Heeft iemand dat tegen u gezegd?

Martin: Ja.

N: Wie?

Martin: (Fluisterend) Die moet hier zijn voor ik het tegen u zeg.

Meneer Holleeder heeft dit tegen mij gezegd. Ik heb gevraagd om hem hier te plaatsen zodat ik het in zijn gezicht kan zeggen. U ontlokt mij iets, dat vind ik heel erg naar, ik hoor dit in zijn gezicht te zeggen, niet tegen u.

Rechter: Dat moment komt nog wel een keer.

N: Hij heeft dus tegen u gezegd: ‘Ik heb Van der Bijl doodgeschoten’, op de manier zoals u dat net beschreef, toen zat hij zijn neus. Wanneer was dat van Mieremet?

Martin: Dat was twee dagen na de dood van Cor, in de Rembrandtstraat in Amstelveen, voor Kalelli (Kaleli?).

R2: (tegen Meijering): U moet de getuige wel goed parafraseren. Over het fragment over Holleeder en Van der Bijl. Hij zei: ‘Je kan hetzelfde krijgen als wat Van der Bijl heeft gekregen.’ De tweede keer zei u: ‘Als wat ik aan Van der Bijl heb gegeven.’

Rechter: U vult dat in, u duidt de woorden van de getuige.

(Dit is wat verwarrend, Rechter2 heeft het verkeerd gehoord, Rechter 1 gaat erin mee. Martin zei wel degelijk zelf: ‘Als wat ik Thomas heb gegeven’)

R2: Wat heeft u nou gehoord?

Martin: Er was van beide kanten een confrontatie aan de gang. Ik kom achter hem te rijden, ik toeter, de man wordt zenuwachtig. Het was bij het Okura hotel, ik dwing hem te stoppen. Hij springt van de motor af, zet zijn motor neer. ik stap uit de auto. Ik loop naar hem toe, de man begint in zijn zakken te graaien, helemaal dol eigenlijk. Zwaar overspannen. Ik ben natuurlijk ook gespannen. Ik heb hem in mijn gevoelswereld staan als de mogelijke opdrachtgever tot iemand in mijn familie. Die emotie probeer ik weg te schuiven. Hij begint te schreeuwen: ‘Je kan hetzelfde krijgen als wat ik Thomas heb gegeven.’ Dat is zo speculatief, al kun je een verwijzing maken, blijft toch nog van emotie die toen gold. Hij wist dat ik de hardere kant was van mijn broer, ik heb hem heel veel jaren gediend. Maar ook hem. Het is zo moeilijk om daadwerkelijk zout op elk woord te leggen.

R2: Wanneer was dat?

Martin: Tweeënhalf jaar geleden ongeveer, de eerste keer dat ik hem daarover…

Rechter: Meneer de raadsman, wij beschouwen dit onderwerp eigenlijk als afgerond, ik hoop u ook.

N: Meneer de getuige. U weet dat de gezusters Holleeder en Sandra den Hartog verklaringen hebben afgelegd? Van wie kreeg u dat mee?

Martin: Laat ik het zo zeggen. Ik ben hem eigenlijk een beetje gaan treiteren, ik wilde hem uit zijn tent lokken. Ik ben hem een paar keer op gaan zoeken. Gaan groeten als hij ergens liep, maar meer als provocatie tot een gesprek, maar hij koos ijzer voor zijn geld, hij wou dat niet. Op een gegeven moment kwam dat uit via het nieuws, een persbericht, eigenlijk schrok ik er zo van, dat ik de complices van Holleeder, die stonden eigenlijk naast hem, een gevoel van totaal verraad van de familie Holleeder naar mijn familie toe.

N: U was toen in Nederland?

Martin: Ja.

N: Heeft zich enigszins verdiept in wat die vrouwen hebben verklaard?

Martin: Ik ben er heel erg van geschrokken. Ik ben de persoon geweest die Astrid dit heeft verteld vanaf dag één. Zij heeft bij hoog en bij laag haar broer en Stanley lopen verdedigen, met alles wat erbij was en nu kwam zij als optante (bedoelt waarschijnlijk iets als spijtoptanten) aanzetten met dit.

Vervolg

Rechter: Ik heb uit de verklaringen afgeleid dat u geen warme gevoelens koestert voor de familie Holleeder en ook niet voor de zus, maar u moet dat wel los proberen te zien van het antwoord op de vragen.

Meijering: U bent geschrokken van die verklaringen. Heeft u zich erin verdiept?

Martin: Ja. Dat is de beweegreden geweest voor mij om te zeggen: nu is het welletjes geweest.

Meijering: Kunt u aangeven wat u heeft gehoord en waar?

Martin: Wat iedereen weet. Het was in de krant, radioprogramma, op tv met Peter de Vries.

Meijering: Heeft u meegekregen uit verklaringen wie Holleeder bedreigd heeft?

Martin: Een aantal. Endstra, en dat hij, wat Astrid gezegd heeft, dat ie van twee spijt heeft, van Cor en Thomas. Wat iedereen weet. Meest kwalijke: dat de bedreiging neergelegd werd naar kinderen van mijn broer.

Meijering: Bij de rechter-commissaris heeft u gezegd: dat heeft de knop doen omgaan, die bedreiging van de kinderen.

Martin: Dat was de laatste druppel.

Meijering: Dat was reden om te gaan verklaren?

Martin: Dat was de reden om mijn verklaring af te leggen over wat hij over Mieremet gezegd heeft.

Meijering: Heeft u via een andere weg over de bedreiging van de kinderen gehoord?

Martin: Via hun is het bij mijn zus gekomen, mijn zus heeft het verteld. Rond die tijd van de verklaringen.

Meijering: La Serpe. Vieze Peter. Cor leefde nog toen u die naam eerst hoorde?

Martin: Gaat al terug naar tijd van de Wallen, dat Casa Rosso nog in beheer was van de familie.

Rechter: Plaats dat eens in de tijd?

Martin: 1991, 1992?

Meijering: Die bijnaam. Hoe kwam die op, wie heeft die genoemd? Bent u wel eens aan hem voorgesteld?

Martin: Ik weet het echt niet.

Meijering: Heeft hem weleens gezien?

Martin: Jawel.

Meijering: Welk beeld komt er bij u op?

Martin: Iemand die zijn neus afveegt aan zijn broek (lacht)

Meijering: Waar of wanneer?

Martin: Nee, ik heb teveel mensen ontmoet.

Meijering: In relatie met de Wallentijd. U heeft met Cor over hem gesproken. Hoorde u eerst La Serpe, later zijn bijnaam?

Martin: Ik deed heel lang de beveiliging van mijn broer, dan moet je geïnformeerd zijn over bepaalde dingen. Bij de eerste aanslag moest uitgevonden worden waar dat vandaan kwam. We wisten het al, maar toch moest er meer bewijs op tafel komen. Hoe en waarom konden ze daar staan. Dus dat werd uitgezocht. Peter was aangesloten bij Sjors en Sjimmie. Die hadden het gemunt, door intriges van meneer Holleeder, op het leven van mijn broer. Hoe ga je dat uitzoeken? De een hoort bij die groep, de ander bij die groep.

Rechter: Dat Peter iets met die aanslag te maken had, was dat speculeren?

Martin: Ik kan zeggen dat het geen speculeren is, maar ik kan u niet zeggen waarom het geen speculeren is. Die persoon bestaat niet meer, die hebben ze ook al vermoord. Ik weet zijn naam niet. De persoon die melding maakte dat Mieremet en Peter erachter zaten, hoorde bij hun, en die heeft het gemeld aan mijn broer. Heel simpel: je gaat connecties maken. Je gaat uitzoeken waar het vandaan komt. Er was een akkefietje geweest over dat betalen van een miljoen. Het vermoeden ging automatisch uit naar mensen die daar ook kapas voor zijn. Wie zijn er aangesloten en hoe komen ze aan de informatie? Dan kom je automatisch uit op de Deurloostraat driehoog.

Rechter: Hoe kwam u tot die conclusie?

Martin: Omdat iemand uit de Mieremetgroep dat aan Cor heeft verteld.

Rechter: Wie?

Martin: Dat weet ik niet.

Rechter2: U weet wel dat hij dood is.

Martin: Maar ik weet niet wie het is.

Rechter: Dat begrijp ik niet.

Martin: Ik ook niet.

Rechter: Wie heeft dan gezegd dat die persoon dood is?

Martin: Cor leefde nog toen die persoon dood ging. Ik krijg van mijn baas te horen: die persoon leeft niet meer. Wie was mijn baas: Cor.

Rechter: Is die op een natuurlijke manier overleden?

Martin: Dat weet ik niet.

(dit is een passage om even te onthouden: later op de dag blijkt dat hij die naam wel degelijk weet: Robert ter Haak)

Meijering: Wanneer heeft u Cor voor het eerst over Vieze Peter gehoord?

Martin: Heel snel. Bij de eerste aanslag zat ik nog vast in Spanje. (1996). Ik zat net binnen. Toen had ik een telefonisch gesprek, met, dat weet ik niet meer. Het is zo lang geleden. Het was een heel hectische tijd. Later kwam Cor bij mij op bezoek, had een nieuwe kaak gekregen: ‘Je had gelijk’. Iets met Peter. Voordat ik naar binnenging was er een onderzoek op Mieremet. Niet op Peter. Peter is gemeld nadat ik al zeven maanden in Spanje zat. Dat Cor zei: die Peter hoorde bij Mieremet.

Meijering: Dat is wat Cor aan u verteld heeft. Wat heeft hij u nog meer verteld over Peter La Serpe?

Martin: Dat hij vuilnis ophaalde op de Wallen.

Meijering: Ook criminele dingen? Dat Vieze Peter bezig was met criminele dingen?

Martin: Waarom zou hij dat zeggen?

Rechter: Het antwoord is dus nee.

Martin: Nee.

Meijering: In uw verklaring van maart zegt u over Vieze Peter: ‘Ik ga een aantal dingen benoemen. Vieze Peter kon niet anders, we wisten dat hij dit zou doen. Mijn broer heeft toen al gezegd, voor hij dood was: de schakel tot de oplossing van alles is Vieze Peter, laat hem leven.

Martin: Ja. Er is een oorlog aan de gang. Een economische oorlog, je weet wie je vijanden zijn, Peter was een van de schakels in de economische oorlog.

Meijering: U kunt zich wel herinneren dat Cor heeft gezegd…

Martin: Laat Vieze Peter leven, hij is de schakel. Tot Willem, tot Sjors en Sjimmie.

Meijering: Heeft u uit het nieuws meegekregen dat hij kroongetuige werd?

Martin: Ja.

Meijering: Wat dacht u toen?

Martin: Laaghartige hond!

Meijering: U wist het van Cor, had u niet iets van: ‘Verdorie: Cor heeft het altijd al gezegd, hij is de schakel.’

Meijering: U weet het een en ander van Cor, over Vieze Peter. Vieze Peter komt uitgebreid in het nieuws. Heeft u daar vervolgens iets mee gedaan? Naar de politie?

Martin: Nee.

Rechter: U heeft nooit gedacht: ik ga Vieze Peter daarmee confronteren?

Martin: Waarom zou ik? Dat komt nog niets eens in mij oop.

Rechter: Omdat je Holleeder wel aan de kant zet.

Martin: Dat is toch heel wat anders?

Meijering: Heeft Vieze Peter iets te maken met een van de aanslagen op uw broer?

Martin: Volgens mij wel. Volgens bronnen van de straat, volgens de informant van mijn broer, kon er bepaalde informatie verteld worden, er is voor betaald. In mijn gevoelswereld zeg ik ja, maar zeker weten: nee.

R3: U heeft dat niet zo heel lang na de aanslag al gehoord. Dan hebben we het over de aanslag in de Deurloostraat in maart 1996. U noemt dan ook al de naam La Serpe. Uit het dossier weten we dat Peter La Serpe tot oktober 1997 heeft vastgezeten. Zou u nog eens goed willen nagaan wat u gehoord heeft over Peter la Serpe, of over Vieze Peter? Is dat dezelfde?

Martin: Voor mij is dat hetzelfde. Ik zou het niet weten. Of hij daarvoor of daarna nog heeft vastgezeten. Ik weet alleen dat Cor heeft gezegd: Peter is de schakel tussen hun en hun en wat er ook gebeurt, gebruik die schakel. Daar heeft Cor zeven maanden na de aanslag over gesproken, in Spanje.

Meijering: Heeft u uit de media meegekregen wat La Serpe als kroongetuige heeft verklaard?

Martin: Ik heb wel het een en ander gehoord, niet zelf gelezen.

Rechter: Wat heeft u gehoord?

Martin: Dat hij heeft verteld waar wapens lagen, dat hij die jongens erin legde. Jesse, voor de rest kun je mij honderd namen noemen.

Meijering: Heeft u zich er nog in verdiept of hij nog iets verklaard heeft over zijn betrokkenheid bij Cor?

Martin: Nee.

Meijering: Heeft u uit de media meegekregen dat Ali Akgün is vermoord?

Martin: Wie is dat? Ik ken wel een Ali.

Meijering: Het liquidatieproces, zegt u dat iets?

Martin: Dat zijn die jongens die in Turkije vermoord zijn?

Meijering: De naam Ali Akgün. Komt daar ergens iets bij u op?

Martin: Ja, er moet een Ali ergens bij betrokken zijn. Ik kan het niet plaatsen.

Rechter: Een vieze Turk?

Martin: Zijn nette mensen.

Rechter: Ik zal het u voorhouden. Op 13 maart heeft u gezegd: ‘Degene die daadwerkelijk opdracht geeft tot is Fred Ros, is Vieze Peter, en dan krijg je hier het groepje Ali en dan krijg je Jesse. Hoe heet dat kwalletje ook al weer. Dan vraagt de politie aan u: Ali? Dan zegt u: Hoe heet dat vieze Turkje ook al weer, we noemen hem altijd Ali. Dan heb je Willem en dan heb je Dino. Dit is de liquidatiegroep. Je hebt Stanley, die staat hier. Stanley-Dino, dat is een gevestigde connectie. Op het moment dat Willem Dino had, werd hij automatisch ook een gevaar voor Stanley.

Martin: Dat is een constructie die ik uitleg. Ali zal er wel in voor gekomen zijn. Ik heb weleens van een Ali gehoord. Ali Akoe.

Rechter: Akgün.

Martin: Ik heb ze een constructie uitgelegd, van een piramide, hoe een organisatie werkt. Misschien heeft hij een naam genoemnd, misschien ik.

Rechter: Over welke Ali gaat?

Martin: Ik zou het niet weten.

Rechter: Is het niet de Ali die in Turkije is vermoord?

Martin: Dat is mijn vraag!

Meijering: Ik werd even ingefluisterd (door Dino Soerel): U had het over een structuur in de organisatie?

Martin: Ik was soldaat, ik ben opgeklommen naar majoor, tot generaal. Het is een speculatief iets, ik word hier zo moe van. Je komt uit een organisatie, dan weet je hoe dat werkt. Je hebt soldaten, je hebt loopjongens, net als in de gewone maatschappij en nu gaat u mij vertellen dat u dat niet weet?

Meijering: Ik bied u mijn excuus aan, dat u boos werd. Ik ga gauw naar een andere vraag. U heeft het een en ander gezegd over Sjaak Burger, vanmorgen.

Martin: Sjakie! In de auto!

Meijering: U zei: ‘Ik heb weleeens wapens bij hem gekocht’.

Martin: Ik heb weleens wapens bij hem opgehaald.

Meijering: Wanneer is dat geweest?

Martin: Vanaf dat ik 26 ben, tot ik naar Panama ging. Ik heb regelmatig wapens opgehaald. Drie keer? Gewoon handvuurwapens, geen kalasjnikovs.

Meijering: Waar was dat?

Martin: Op de Badhoevedorpseweg, bij het Shellstation een keer. Bij een garage waar ze tweedehands auto’s verkopen.

Meijering: Toen zijn er wapens geleverd?

Martin: Ja.

Meijering: Knap dat dit zo bij u opkomt. Dat u die plekken noemt. En nog een keer: door wie zijn die wapens geleverd?

Martin: Door Sjaak Burger. B U R G E R.

Meijering: Wie was erbij?

Martin: Ik alleen. En ook een keer met Martin Kok.

Meijering: Wanneer?

Martin: Begin jaren negentig. Ik was vrij. De eerste keer dat ik hem heb gezien was met Cor samen.

Rechter: En de laatste keer dat u wapens bij hem kocht?

Martin: Twee jaar voor Cor zijn dood.

Rechter: Wat voor wapens?

Martin: Automatische en één snub nose (een type revolver, dat alleen advocaat Sander Janssen kan thuisbrengen)

Meijering: Hoe zag Sjaak Burger eruit?

Martin: Een ielig mannetje. Donker haar, smal gezicht, dun postuur, slanke jongen.

Rechter: Stil en teruggetrokken of erg aanwezig?

Martin: Erg aanwezig

Meijering: Bent u bang om over hem te verklaren?

Martin: Nee.

Meijering: In uw verklaring bij de politie wordt u gevraagd: Sjakie Burger, ken je die? Dan zegt u: Ja, ik ken zijn naam. Dan zegt de politie: niet echt hè? Dan zegt u: ‘Ik heb me er niet in verdiept, ik ben niet geïnteresseerd in wie de trekker overhaalt’ en dan gaat het verder met een verhaal over soldaten. Wat opvalt: u verklaart daar niets over wat u vandaag verklaart. Is daar een reden voor?

Martin: Niet interessant genoeg? Omdat u er nu over doorvraagt. Toen was het wat luchtiger.

Meijering: Omdat u zegt: ik ken zijn naam.

Martin: Ik heb met Sjaak in mijn hele leven misschien vijftien woorden gewisseld.

Meijering: Waarom heeft u dat toen niet gezegd? Ik heb hem drie keer gesproken, ik heb wapens bij hem gekocht. Waarom heeft u dat niet gezegd?

Rechter: Is het einde in zicht, meneer de raadsman?

Meijering: Dino Soerel in relatie met de groep Stanley Hillis. Weet u wanneer Dino Soerel in die groep kwam?

Martin: Dat weet ik niet.

Meijering: Ariën Kaale, kent u die?

Martin: Ja. Videotheek, Beverwijk, vader, broertje, vrouw werkt in broodjeszaak, toen ik ruzie kreeg met mijn broer was hij de vervanging. Rechterhand van mijn broer. Wat wil je weten?

Meijering: ‘Opgeschoten, kale gek.’

Martin: Ja. Fijne gozer, maar wel ‘opgeschoten kale gek.’

Meijering: U heeft verteld over meerdere mensen die slachtoffer zijn van Willem Holleeder. Was Ariën Kaale dat ook?

Martin: Ja. Hij heeft zijn videotheek moeten verkopen, al die onzin meer.

Meijering: Moest dat van Willem Holleeder?

Martin: Ja. Omdat die dacht dat er nog een claim lag.

Meijering: Wat weet u van de claim?

Martin: Erg weinig, alleen dat er een claim is gelegd en dat hij bezoek heeft gekregen. Dat weet ik van mijn broer.

(Ariën had geld geleend bij Cor, maar vrienden hoefden bij Cor niet snel terugbetalen. Na zijn dood bleek dat er een schuld openstond en Holleeder is die gaan innen)

Meijering: Van welke broer?

Martin: Ik heb nog één broer. Dat is Ad.

Meijering: Op pagina tien van uw verklaring gaat het over ‘opgeschoten kale gek.’ Dat zijn niet mijn woorden, maar uw woorden. U zegt: ‘Ariën is eigenlijk een opgeschoten kale gek die…’

Martin: Wat wil je nou? Wil je hier gaan provoceren? Stop met die onzin van ‘opgeschoten kale gek’! Stel vragen, maar ga niet provocerend zijn, want dat vind ik niet leuk.

Rechter: Nou, dat is eruit, nu gaan we weer normaal doen.

Meijering: ‘Ariën was eigenlijk een opgeschoten kale gek die leuke contacten had, leuke praatjes en een leuke lach en die ook de dupe is geworden van Willem.’

Rechter: Wat is de vraag?

Meijering: Hoe is hij nou de dupe geworden van Willem Holleeder?

Rechter: Maar dat heeft meneer net al uitgelegd.

Meijering: Dat heeft u van uw broer gehoord, maar wanneer, dat weet u niet.

Martin: Nee.

Meijering: En wat voor claim was dat?

Martin: Moet ik hier nog steeds op antwoorden?

Rechter: Dat heeft hij al gezegd.

Meijering: Ik wil hier allang een eind aan maken, aan dit hele verhoor, maar ik wil ze wel even kunnen stellen.

Martin: Ik heb al antwoord gegeven.

Rechter: U kunt stellen wat u wilt, ik heb alleen aangegeven dat er wat doublures zijn.

Meijering: Ik voel dat er wat druk op de ondervrager komt.

Rechter: U beleeft dat kennelijk zo. Maar ga verder met de ondervraging. Maar ga wel een vraag stellen. En niet doorgaan op vragen die al gesteld zijn, want dan duurt het allemaal wat lang. Dat is ook niet in het belang van uw cliënt.

Meijering: Nee, daar ben ik ook als de dood voor, dat u daar op terug gaat komen.

Rechter: Ik begrijp u niet.

Meijering: Sorry?

Rechter: Waar bent u nou zo bang voor?

Meijering: Dat het niet in belang is van mijn cliënt. Ben ik als de dood voor. Dat is met alles wat ik zeg zo en met alles wat ik hier doe zo. Kunnen we even pauzeren?

Rechter: Nou, niet even, dan meteen maar voor de lunchpauze.

Om twee uur wordt de zitting hervat. Advocaat Sander Janssen, van Jesse Remmers, stelt een paar vragen.

Janssen: Die foto in Zandvoort, wanneer heeft u die gezien?

Martin: Er is mij een keer een foto voorgehouden, heel lang geleden, en pas geleden een keer, dat was niet dezelfde.

Janssen: Op die eerste foto heeft u Remmers herkend.

Martin: Ja.

Janssen: Er is in de media veel aandacht geweest voor een foto, met dat opwapperend shirtje.

Martin: Dat was de tweede foto.

Janssen: Die andere foto, die u eerst heeft gezien, was in Zandvoort gemaakt.

Martin: Degene die op de motor zat keek omhoog.

Janssen: Waarom legde u verband tussen die foto en de moord op uw broer en meneer Ter Haak?

Martin: Ik zie het niet meer voor me.

Janssen: Een rode motor?

Martin: Ik weet het echt niet. De ene keer was het Jesse wel, de andere keer niet.

Janssen: Was het wel allebei in de context van die dubbele moord?

Martin: Voor mij waren het verschillende foto’s.

Janssen: Kent u Karim Bosman?

Martin: De naam Bosman zegt me wel wat. Maar Karim…

Janssen: P.i. Lelystad, 2004, 2005? Klein mannetje.

Martin: Zegt me niks.

Janssen: Kent u Jesse Remmers?

Martin: Al vanaf dat hij met zijn vader af en toe meeging. Met Greg. Bij de autowasserette bij Badhoevedorp. Een keer in een café. Verschillende keren.

Janssen: Heeft u in de periode 2004/2005 in Lelystad gezeten?

Martin: Ja.

Janssen: Weet u of Remmers daar zat?

Martin: (moet lachen). Niet bij mij op de afdeling.

Janssen: Remmers herinnert zich dat hij u gesproken heeft.

Martin: Ik weet het niet, het zou kunnen. Het was een rare tijd allemaal.

Janssen: Heeft u ooit met Remmers gesproken over de moord op uw broer?

Martin: Nooit. Al zou ik weten wie het gedaan heeft, zou ik het nog niet aanhalen.

Janssen: U suggereert in uw verklaring wel dat hij te maken heeft met de moord.

Martin: Ik suggereer niks. Ik zeg dat hij gezien is door Cliff van Hout. (Cliff Smit, zie dit fragment)

Moordmakelaar-Bondtehond

Janssen: In een verklaring zegt u dat u van Cliff heeft gehoord dat hij Ros en Remmers daar samen heeft gezien, in de omgeving van dat restaurant. In een eerdere verklaring zegt u dat Ros de bestuurder was van de motor, dat dat als een paal boven water stond.

Martin: Dat komt van Cliff.

Janssen: Als u gezegd heeft dat Jesse achterop motor gezeten heeft.

Martin: Dat moet ik nuanceren, dat is wat Cliff mij zegt, ik moet aannemen dat hij dat heeft gezien, hij zal niet iets uit zijn duim verzinnen om zijn familie nog meer in de shit te helpen. Cliff zegt: één in de auto, één op de motor. Jesse in de auto, Ros op de motor.

Janssen: Hebt u daar met Cliff nog meer over gesproken? Stonden die motor en die auto bij elkaar?

Martin: Ik ben er niet verder op ingegaan. Ik weet alleen dat hij heel overtuigd was van wat hij gezien had.

Janssen: Vieze Peter. U zei: iemand die zijn neus afveegt aan zijn broek. Is dat ook de reden dat hij Vieze Peter wordt genoemd?

Martin: Nee, hij wordt zo genoemd omdat het een rat is. Dat ging de ronde. En dat blijkt ook wel.

Janssen: Die kluisverklaring is vernietigd. Wat is er tegen u over gezegd? Gezien op papier?

Martin: Ja.

Janssen: Kopie gegeven?

Martin: Meegenomen.

Janssen: Hoe is hij vernietigd?

Martin: Ik heb bepaalde eisen gesteld, daar hebben ze niet aan voldaan. Als ze het niet zouden doen, ik wilde andere naam hebben, als er geen akkoord was moest ik opdracht geven tot vernietiging. Ik heb die opdracht gegeven, toen kreeg ik een keurig telefoontje gehad: het is vernietigd. Klaar, einde verhaal.

Janssen: Het gebeurt ook weleens dat een vernietigingsopdracht niet wordt uitgevoerd.

Martin: Dan zijn er mensen die zich diep moeten schamen.

Janssen: In een oude verklaring, 3 maart 2006, gaat het over een opname in de woning van Sonja. Dat is een gesprek tussen Holleeder, Erkamps en Richard Geisterfer. Holleeder wil weten wat u heeft verklaard bij de CID.

Martin: Ik heb een gesprek gehad met de CID, dat heb ik opgenomen en aan Holleeder gegeven.

Janssen: Dat klopt, maar dat is een ander gesprek. Dit gaat over een opname die Holleeder stiekem heeft gemaakt van een gesprek tussen u drieën.

Martin: Dat gesprek is er nooit geweest.

Advocaat-generaal: Het was in uw woning in Alkmaar. Bij het zwembad.

Janssen: Tijdens het luisteren naar dat gesprek zegt Erkamps: zet maar uit, ik ken het hele verhaal. Dan zegt de politie: wat vind je ervan? Dan zegt u: ‘Ik had hem bijna te pakken, hè?. Ik wil hem eigenlijk verkopen. Als je een hond wil vangen heb je een bot nodig.’

(volgens Martin is er nooit een gesprek geweest met hun drieën, maar het staat vast dat dat wel zo is)

Janssen: Het gesprek tussen u en Willem Holleeder, waarvan u zegt: ik neem het wel op. Wat is daar besproken?

Martin: De politie wou hem hebben, daar ging het over.

Janssen: ‘Ik wil hem eigenlijk vangen, om een hond te vangen moet je een bot uitwerpen.’ Wat was het bot?

Martin: Mijn bedoeling is geweest dat met de kennis die ik had, ik hem niet dood wilde hebben, ik wilde hem laten voelen dat hij zijn beste vriend van de wereld af heeft geholpen. Hij is verantwoordelijk voor de persoon die mij altijd gedragen heeft al die jaren. Ik had ook een pistool kunnen pakken en boem: jij legt. En wat dan? Ik dacht meer aan een sociale manier: voel maar wat je gedaan hebt. Ik kan niet met 100 procent zekerheid zeggen dat hij het gedaan heeft. Wat is wijsheid? Ik gooi het bot, of ik hem uit kon lokken.

Janssen: U dacht bewijs te verzamelen om hem te kunnen veroordelen

Martin: Dat ik hem hard kon slaan en op de plek zetten waar ik hem wou hebben.

Janssen: Die voorwaarden van u, speelde dat in deze periode?

Martin: Die voorwaarden waren later.

Janssen: Dit was kort voor de moord op Van der Bijl. Had u toen plannen om met justitie te praten?

Martin: Nee.

Janssen: U zegt, over Remmers, dat het gerucht gaat dat Jesse een van de jongens van Stanley Hillis zou zijn.

Martin: Hij diende voor weet ik veel wie. In die tijd ben ik hier bijna niet aanwezig geweest. Het gaat langs je heen.

Janssen: U kende Hillis goed. Heeft u Hillis en Jesse Remmers ooit samen gezien?

Martin: Nooit.

Janssen: Of van anderen gehoord dat ze samen waren?

Martin: Nee.

Janssen: Het proces loopt al een tijdje, er zijn behoorlijk wat getuigen gehoord, maar een verklaring dat Jesse bij de groep van Stanley Hillis zou horen, is nog door niemand afgelegd.

Martin: Ik vermoed dat hij erbij hoorde.

Janssen: Kunt u aangeven waarop u dat vermoeden baseert?

Martin: Nee, kan ik niet.

De advocaat van La Serpe (Van Schaik):

Van Schaik: Om met dat laatste even door te gaan: dat Dat La Serpe bij die groep hoorde, is dat hetzelfde vermoeden?

Martin: Nee, nee. Het weten en niet weten zijn twee verschillende dingen. Van Jesse weet ik het niet, van Peter weet ik het wel. Hij hoorde daarbij. En dan kun je zeggen: heb je daar aanwijzingen voor? Nee, niet op papier, niet op de foto, maar het weten is het weten dat hij daarbij hoorde. Niet direct bij Stanley, wel bij Sjors en Sjimmie.

Van Schaik: Wat is het verschil tussen het vermoeden en het weten?

Martin: Ik weet dat dit een rechtbank is en ik vermoed het. Ik weet dat Peter al jaren bij een bepaalde groep hoorde, iedereen weet dat. Jesse niet. Het weten van. Het weten dat dit een glas water is, is geen speculatie, ik weet dat hij erbij hoorde.

Van Schaik: Bij de rechter-commissaris hebt u gezegd dat u La Serpe een paar keer hebt gezien. Kunt u concreet aangeven wanneer dat is geweest?

Martin: Nee.

Van Schaik: Waar?

Martin: Misschien op de Wallen, in de Deurloostraat, een keer op de gracht bij die coffeeshop van John Mieremet, aan de Ruysdaelkade. Ook weleens bij de coffeeshop van die Lange (Klaas Bruinsma), ik heb hem een aantal keren gezien.

Van Schaik: Zien van in het voorbijgaan, met praten erbij?

Martin: Misschien zeg je weleens wat tegen iemand, maar niet praten, geen sociaal gesprek.

Van Schaik: Was er dan weleens iemand anders bij?

Martin: Goh man, je vraagt me heel iets moeilijks. Er zal regelmatig iemand naast hebben gestaan. Ik was vaak met Robert weg.

Van Schaik: Kunt u beschrijven hoe La Serpe eruitzag?

Martin: Stevige man, dikkig, vlashaar.

Van Schaik: Stevig? Dikkig?

Martin: Beetje dikkig.

Van Schaik: Kleur haar?

Martin: Bruin, donkerbruin.

Van Schaik: Lengte?

Martin: Geen idee

Van Schaik: Tatoeages?

Martin: Weet ik niet.

Van Schaik: Littekens?

Martin: Effe denken. Nee, ik ben volledig onvoorbereid over dit.

Van Schaik: Stevig, dikkig? Hoe oud was hij?

Martin: In de veertig. Nu rond in de vijftig.

Van Schaik: U zegt over de naam Vieze Peter: omdat het een rat was. Weet u concreet in welk kader dat werd gezegd?

Martin: Dat hij met alle winden meepraatte.

Van Schaik: Dan ben je een rat?

Martin: Dan ben je een rat, toch?

Van Schaik: Waar had u dat zo van vernomen?

Martin: In de wandelgangen.

Van Schaik: U heeft eerder verklaard dat u voor eerst gehoord dat Peter bij de eerste aanslag betrokken was na de aanslag, toen Cor bij u in Spanje kwam?

Martin: Toen liepen er al vooronderzoeken naar de hele club.

Van Schaik: Bij de rechter-commissaris heeft u gezegd: ‘Ik had gehoord van iemand dat Vieze Peter bezig was een aanslag voor te bereiden. Ik heb Cor gewaarschuwd dat zijn buurman een aanslag op hem aan het voorbereiden was. U vraagt mij hoe ik dat wist. Die buurman was Vieze Peter.’ Daaruit zou je toch de conclusie trekken dat u vóór de aanslag al wist dat Peter erbij betrokken was.

Martin: Weten en vermoeden is twee dingen. Het weten kwam daarna. Het vermoeden was er daarvoor al. Ik heb Cor gewaarschuwd. Uit het kamp van hun komt dit en dit. Het weten is dat Cor de bevestiging maakt.

Van Schaik: Hier staat toch duidelijk iets anders.

Martin: Robert ter Haak, die ook is gebruikt door de andere kant, is komen melden, als mijn hele goeie vriend: ‘Dit en dit is er aan het spelen.’ Dat had hij gehoord van Zwolsman.

Van Schaik: U hebt van Robert ter Haak gehoord dat La Serpe daarmee bezig was? Maar zeven maanden later hoort u dat van uw broer en dat hij de schakel is. Dat wist u toch al?

Martin: Ja, dat is toch alleen bevestigd?

Van Schaik: Als ik zeg dat La Serpe verklaart dat hij Erkamps nog nooit ontmoet heeft, nog nooit gesproken?

Martin: Daar ben ik blij om.

Van Schaik: U blijft erbij dat u hem wel hebt ontmoet en gesproken?

Martin: Als je met een gesprek bedoelt van hallo zeggen, dan wel.

Van Schaik: De voorzitter vroeg of u nog contacten hebt gehad met personen, nog met advocaten?

Martin: Nee.

Van Schaik: Die aanslag, heeft u gehoord van Robert. Wie heeft de opdracht gegeven?

Martin: Mieremet. Dat heeft hij zelf bekend. Tijdens dat gesprek in Volendam. Dat die onzin moest stoppen. Dat het allemaal verkeerd werd gezien, dat de ogen van de Schele eindelijk een beetje opengingen en dat hij zei: ‘Ik heb de duivel zelf in huis gehaald.’

(Dit gaat over het gesprek tussen Cor van Hout en John Mieremet. In het boek Moordmakelaar wordt dit beschreven. De hier al eerder genoemde Ariën Kaale was daarbij aanwezig.

Cor had een afspraak met een goede kennis, Jack Stroek, bij Van der Valk in Volendam, om half acht ’s morgens. Toen Ariën en Cor daar aan kwamen rijden, was de parkeerplaats vrijwel leeg. Ariën zag in de achteruitkijkspiegel een Mercedes achter zich. Hij riep tegen Cor: “Je gelooft het niet wie er nu achter ons rijdt! Mieremet, met chauffeur!” Cor sprong meteen uit de auto, trok Mieremet eruit en die riep meteen: “Ik was het niet!”

Het was kort na de tweede aanslag op Cor. Hij schold Mieremet uit voor “vieze kankerhond!” Cor had een pistool bij zich. “Lopen!”

Ariën en Jack maakten zich zorgen: als dit maar goed afliep. Maar ingrijpen was ook geen optie. Voor alle zekerheid liepen ze wel bij het motel naar binnen om te kijken waar er eventueel videobanden van de beveiligingscamera’s veiliggesteld konden worden, als het fout zou gaan. Het werd een lange wandeling, van meer dan twee uur. Toen kwamen de mannen terug. Er was verder niks gebeurd, het was uitgepraat. Cor had gezegd: “We zijn eruit, het is goed zo, we hebben een bepaalde afspraak, we hebben geen last meer van elkaar.” Niet dat hij het honderd procent vertrouwde, maar de kou was uit de lucht.”

Aldus het gedeelte in het boek. Dat Mieremet hier bekend zou hebben dat hij achter die aanslagen zat wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar die conclusie kun je wel trekken. Maar dit is wel ruim drie jaar na de eerste aanslag, waar het in het verhoor met Erkamps over gaat. Dat Mieremet hier iets gezegd zou hebben over ‘de duivel in huis gehaald’, waarmee gesuggereerd wordt dat hij daarmee Holleeder bedoelt, is naar aanleiding van dit gesprek nooit eerder ergens opgetekend).

Rechter: Wanneer kwam u vrij uit Lelystad?

Advocaat-generaal Cynthia de Jong: Hij was daar gedetineerd van 23 augustus 2004 tot 17 augustus 2005.

Rechter2: Van Robert ter Haak heeft u gehoord dat La Serpe bezig was met de voorbereiding voor de aanslag op uw broer en Robert ter Haak had contact in het kamp Mieremet. Voor de lunch zei u dat La Serpe er bij betrokken was en dat u dat had gehoord van Cor, die dat gehoord van iemand wiens naam u niet wist maar die ook dood is. Toen dacht ik: zou dat niet dezelfde persoon zijn?

Martin: Klopt.

Rechter2: Dat was Robert ter Haak.

Martin: Ja.

Rechter2: Dus u wist de naam wel?

Martin: Ja, ik wist het wel, sorry.

Advocaat-generaal Frits Posthumus: Robert ter Haak was een hele goeie vriend van u.

Martin: Ja.

Posthumus: Die had u via Cor leren kennen. Wanneer?

Martin: In 1989.

Posthumus: Was u vanaf het begin goed bevriend?

Martin: Ik had een incasso op hem, van Cor naar Robert. Ik heb hem de kans gegeven het netjes op te lossen. Je kan iemand een pistool op zijn hoofd zetten, maar dan houd je geen vriendschap over.

Posthumus: Die incasso is wel betaald?

Martin: Volledig.

Posthumus: Waar ging dat om?

Martin: 1,1 miljoen gulden. Cor had een aanbetaling gedaan op een boot. Toen kwam Cor voor City Peak vast te zitten, de aankoop ging niet door, maar Robert had Zwolsman al met de aanbetaling van Cor betaald. Dat geld moest terugkomen. Van Zwolsman. En van Endstra. De Sunseeker-contracten lagen bij Ter Haak. Er liepen zeven bestellingen. Meneer Smit en meneer Zwolsman hadden het contract gestolen van de Sunseeker, maar de betalingen over de boten moesten doorgaan, die waren al besteld. Dat ging met afpersing, Oude Haak (de vader van Robert) had een schuld bij Endstra, het dealerschap is hem afgenomen, maar de boten moesten toch afgeleverd worden. Robert heeft geprobeerd die boten toch binnen te krijgen, is hij gaan betalen, maar de botem kwamen niet binnen en toen kwamen de problemen.

 (de ‘Smit’ waar het hier over gaat heeft volgens Martin nu het dealerschap van Sunseeker).

Posthumus: Robert ter Haak was uw beste vriend. Hoe vaak zag u elkaar?

Martin: Bijna elke dag. We gingen samen op vakantie. Met vrouwen, kinderen, we kwamen bij elkaar over de vloer.

Posthumus: Scarlet Francini?

Martin: Dat was het vriendinnetje van Robert. Ze woonde in Huizen. Robert had twee portefeuilles. Een portefeuille voor Scarlet en portefeuille voor (onverstaanbaar)

Posthumus: Scarlet had ook iets met Zwolsman.

Martin: Ja, daarvoor.

 (Scarlet zal hier anders over denken. Martin suggereert dat zij en Robert een soort liefdesrelatie hadden, dat was volgens haar absoluut niet het geval. Haar contact met Zwolsman was ook niet vóór haar contact met Robert)

Posthumus: Ter Haak had dus iets te maken met Zwolsman met boten. Nog meer?

Martin: Gewoon zaken doen.

Posthumus: Kende u Scarlet?

Martin: Twee keer gezien.

Posthumus: Hoe lang voor de dood van Robert had u Robert het laatst gezien?

Martin: De dag ervoor.

Posthumus: Heeft Robert in de dagen of weken ervoor weleens gezegd dat hij vreemde dingen zag?

Martin: Ik heb gezegd: ‘Robert, alsjeblieft, ga niet naast Cor lopen.’ Maar hij was eigenwijs. Daar koos hij wel voor. Triest, maar ja.

Posthumus: Niet gezegd dat hij vreemde mensen, auto’s, zag?

Martin: Nee. Robert was in het geheel niet paranoia.

Posthumus: Wanneer heeft u Scarlet gezien? In de tijd dat Robert nog leefde?

Martin: Nee.

Posthumus: Eerder kwam al ter sprake dat er bij Sonja Holleeder thuis een geluidsdrager is gevonden waarop een gesprek staat tussen u en Richard Geisterfer en Willem Holleeder. Die uitwerking zit in het dossier, er is geen twijfel over dat u erbij bent.

Martin: Geisterfer is nooit bij een gesprek met mij en Holleeder geweest.

Posthumus: Ik zal u een stukje voorlezen. Het is bij u thuis. Willem zegt: ‘Mooi huis, Rem.’ Het gaat over het zwembad, hij vraagt of u de stroom illegaal aftapt. Willem kent de achternaam van Richard nog niet.

Martin: Wat? Natuurlijk wel! Kennen mekaar al… (lacht)

Posthumus: Willem vraagt aan Richard: ‘Hoe heet je van je achternaam?’ Dan zegt Richard: Geisterfer. De familienaam is Staarts.

Martin: Raar.

Posthumus: Holleeder zegt: ‘Rem, ik hoorde van Richard dat je een gesprek gehad hebt met de CID, hoe is dat tot stand gekomen, hoe is dat gegaan?’ U vertelt waarover gesproken is, dan zegt u: ‘Ze hebben het over Endstra gehad, over Stanley, over Dino.’ Kunt u zich zoiets herinneren?

Martin: Nee. Te lang geleden.

Posthumus: Verderop vraagt Holleeder: ‘Wat hebben ze over Dino gezegd? U zegt: ‘Ja, dat die erbij hoort, jij bent de beste vriend van Dino geworden.’ Dan zegt Willem: ‘Ja, altijd geweest, hoor.’ Het zegt u nog steeds niks?

Martin: Ik kan het niet voor me halen.

Posthumus: Weer later in het gesprek gaat het over champagne drinken.

Martin: Dat staat me wel bij. Museumplein, toen Cor dood was, dat hij erbij was, champagne aan het drinken. Hij zei: ‘Dat is niet zo, ik drink niet.’

Posthumus: Hij zegt hier: ‘Ik lust geen champagne. Jullie zeggen dat ik champagne heb gedronken op Cor zijn dood?’ ‘Ja’, zegt u, ‘om een beetje stemming te maken.’

Martin: (geen reactie)

Posthumus: Ging u weleens een rondje lopen met Willem?

Martin: Niet meer in die tijd, daarvoor wel, toen waren we nog één familie, daarna heb ik nog twee keer een rondje gelopen. Eén keer toen ik hem confronteerde op de brommer, en daarvoor nog keer bij de RAI, dat ik hem voor zijn schoenen legde wat er in de geruchtenwereld naar buiten kwam.

Posthumus: Zo eindigt dit gesprek. ‘Willem zegt, kom, we gaan een rondje lopen, Rem.’ Alsof er nog iets besproken moest worden.

Martin: Aftasten. Wat je weet. Iets heel normaals bij ons. Of in Spaarnwoude.

Advocaat-generaal Cynthia de Jong: Was er reden om dat niet binnen te doen?

Martin: Ik denk dat hij genoeg informatie had.

Posthumus: U kent Jesse Remmers?

Martin: Uit de tijd met zijn vader. Bij Beppie, zo’n garage, met een wasstraat. Zijn broer ken ik ook.

Posthumus: Was er een band tussen Cor en de familie Remmers?

Martin: Ze respecteerden elkaar. Normaal. In die tijd was zijn vader een pittige gozer.

Posthumus: Wat is er zo bijzonder aan Jesse dat u hem herkent?

Martin: Een beetje donkere achtergrond, lijkt een beetje op een Chinees, gewoon knappe gozer. Niet dat ik homo ben.

Posthumus: Over La Serpe. Voor u zijn Vieze Peter en Peter La Serpe een en dezelfde persoon.

Martin: Dat neem ik aan, zo is dat opgenomen in mijn hoofd.

Posthumus: Wanneer zat u vast in Spanje?

Martin: Twintig jaar geleden. Tijdens de eerste aanslag op Cor zat ik net 14 dagen binnen.

Posthumus: De aanslag was op 27 maart 1996. Daarvoor was er al een vermoeden dat er uit groep Mieremet wat zou komen.

Martin: Dat was gebaseerd op een container in de haven met zwarte hasj, er lag controle op, kwam boete. Om te proberen te helpen, kreeg hij een boete van een miljoen.

Posthumus: Dit speelde al voordat u in Spanje zat. En was er een vermoeden dat er een probleem zou komen? Hield dat een aanslag op het leven van Cor in, of kon het ook iets anders zijn?

Martin: Het was bijna dat er altijd iemand voor zou bloeden.

Posthumus: Toen is er onderzoek gedaan. Is toen ook al naar voren gekomen dat er iemand uit de groep Mieremet in de Deurloostraat woonde?

Martin: Ja. Driehoog.

Posthumus: Woonde die persoon daar toen?

Martin: Ja. Dat was zijn huis.

Posthumus: Woonde hij daar alleen?

Martin: Durf ik niet te zeggen.

Posthumus: Kende Cor hem dan, die woonde daar ook.

Martin: Ja.

Posthumus: We weten dat La Serpe vast heeft gezeten vanaf december 1992 tot 1997. Dat was ruim voor de problemen met hasj.

Martin: Het probleem met de container speelde een half jaar voor de aanslag.

Posthumus: Toen zat La Serpe dus vast. Waarom zijn Vieze Peter en Peter La Serpe volgens u een en dezelfde persoon?

Martin: Voor mij woonde Vieze Peter driehoog in de Deurloostraat.

Posthumus: Bij de eerste aanslag op Cor zat u vast, Cor kwam bij u, hij had een nieuwe kaak.

Martin: Hij zei: ‘Rem, het is die persoon die naast mij woont, die is de schakel.’

Posthumus: Over Dino zegt u in een verklaring uit 2005. U zegt: ‘Er komen geruchten uit de gevangenis, we zijn bezig om teams binnen te trekken om hem te liquideren, het enige wat gebeurt is dat hier voor de deur dingen plaatsvinden waar ik niet blij mee ben. Ik hoop niet dat Dino er mee te maken heeft.’ Is er iets gebeurd?

Martin: Ze hebben bij me in de tuin gestaan, geprobeerd me te liquideren. Nadat ik vrij was, er was een hoop gezeik in de gevangenis, mijn vrouw – nu mijn ex-vrouw – was een blauw oog geslagen, ik kwam vrij, ik heb hun weggestuurd, ex met kinderen, ik ben gebleven, ik had opeens bezoek.

De Jong: Heeft u dat ooit gemeld?

Martin: Nee, ik heb het zelf opgelost.

Posthumus: U praatte met de politie. U zegt: ‘Ik hoop niet dat Dino er niet mee te maken heeft.’

Martin: Ik zou het niet weten.

De Jong: Dat gesprek met Geisterfer en Holleeder was dat vóór het gedoe bij u thuis?

Martin: Ervoor. Ik had mijn ex en de kinderen weggestuurd, dat was vlak voor ik naar Panama ging.

Posthumus: Waarom heeft u voor Panama gekozen?

Martin: Panama was land nummer één om te emigreren. Ze hanteren de dollar.

Posthumus: Over die foto: waarom plaatst u die in Zandvoort?

Martin: Weet ik niet.

De Jong: U heeft verklaard dat u Sjaak Burger en Jesse weleens heeft gezien. Heeft u ze ook weleens samen gezien?

Martin: (niet te verstaan, lijkt: nee)

De Jong: U had goed contact met uw broer Ad. Met Cor niet meer?

Martin: Als iemand regeert die voor twaalf uur uur al bezopen was, die kun je niet dienen.

De Jong: Was Ad bevriend met Thomas van der Bijl?

Martin: Ze kenden elkaar hun hele leven al. Wat is bevriend?

De Jong: En u zelf?

Martin: Thomas was bijna mijn broer. Al vanaf zes jaar.

De Jong: Er is een telefoongesprek van 16 januari 2005 tussen u en Thomas. U belt, dan zegt Thomas – het is ruim een jaar voor hij wordt doodgeschoten – dat het niet goed gaat, dat die andere man achter zijn vodden aan zit. Dan zegt u: ‘Dat weet ik, we moeten de handen ineen slaan, dan lossen we dat op. Die laffe hond moet maar eens zijn eigen spelregels terugkrijgen, dit is onacceptabel.’ Thomas zegt: ‘Rustig door de telefoon’ En dan maakt u een afspraak voor dinsdag. Over wie gaat dit?

Martin: Over Willem. Dat hij in elkaar geslagen is, met een pistool bedreigd, rechten afgepakt, chantage.

De Jong: En de reden was dat Willem geld wilde? Waarom zou hij aanspraak maken op het geld van Thomas?

Martin: Thomas was de vertrouwenspersoon van Cor.

De Jong: U belt vanuit Panama, op 27 april 2006, met Patty, over begrafenis van Thomas: ‘Dat die ploert niet naar de begrafenis moet omdat de daders daar ook rondlopen.’

(Patty is de vrouw van Ad, met ‘ploert’ bedoelt hij Ad, maar dat is niet negatief bedoeld)

De Jong: Verwachtte u dat?

Martin: Ik ben ver weg, je moet geen onnodig risico lopen, Adje is graag macho, dat kan weleens de verkeerde kant op lopen, ik heb liever niet dat hij zich bezighoudt met de line-up.

De Jong: U zegt dat u het al voorspeld had, u heeft gezegd: of ik of Thomas. Waarom u?

Martin: De meest irritante persoon voor Willem is een persoon die hij niet in kan vullen, maar waarmee hij wel is opgegroeid.

De Jong: Dat was voor u reden om naar Panama te gaan?

Martin: Nee, alleen narigheid. Het kapitaal van mijn broer stortte in.

De Jong: Wie dacht u dat de daders waren?

Martin: In mijn geest maar één. Thomas was een geliefd persoon.

De Jong: Vertelde Ad weleens wat?

Martin: Die heeft een klap op zijn kop gehad, is bedreigd.

(dit gaat over de mishandeling van Ad waarvoor Holleeder in juli 2005 is veroordeeld).

De Jong: Heeft u weleens Joegoslaven bij Willem, Holleeder gezien?

Martin: Nee.

De Jong: U zei dat Cor Thomas zag als een sluis voor het geld van Cor. U bent bevriend geweest met Cees Houtman. Heeft u van hem gehoord dat hij afgeperst werd?

Martin: Nee, Cees zou nooit wat zeggen.

De Jong: Van Thomas?

Martin: Nee, die heb ik niet veel meer gesproken.

De Jong: In juni 2006 bent u officieel geëmigreerd. Eerder heeft u gezegd: een jaar na de moord op Cor. Maar het was pas in de eerste helft van 2006. Ruim drie jaar later.

Jesse Remmers en Dino Soerel mogen allebei nog even reageren.

Jesse verbaast zich erover dat Martin niets bijstaat over de periode dat ze allebei in Lelystad vastzaten. Hij herinnert zich wel gesprekken, althans: gesprekken. Jesse hoefde niks te zeggen, Martin sprak voor twee. Dat ze elkaar bij een autopoetsbedrijf zouden hebben ontmoet, kan hij zich niet herinneren. Misschien zijn broer? “Ik ken hem alleen uit de p.i.” En: “Een getuigenverhoor, daar heb je allen wat aan als je naar aanleiding van een verklaring onomstotelijk bewijs kunt ontdekken, dat relevant voor waarheidsvinding zou kunnen zijn, in dit geval hebben we er helemaal niks aan.”

Dino: “Ik heb deze man nog nooit gezien en gesproken. Ik heb wel over zijn verklaringen gelezen. Ik vind het een pompeuze man. Ik kan niks met die verhalen, ik heb er geen mening over.”

 

30 messteken voor Kim Stoker

$
0
0

MM-Kim-web-cover

In februari 2013 wordt in Emmen Kim Stoker doodgestoken door haar jaloerse vriend Arjan de G. (24); Rob, de vader van Kim, ziet vanaf het eerste begin met tomeloos verdriet, maar ook met verbazing, woede en onbegrip hoe zo’n proces verloopt. Vanaf dat hij hoort dat zijn dochter dood is tot de uitspraak in hoger beroep. Een advocaat die probeert Kim de schuld in de schoenen te schuiven, deskundigen die alleen maar lijken mee te leven met de verdachte, een dader die op alle mogelijke manier er onderuit probeert te komen, rechters die maar een beperkte straf op kunnen leggen. In het boek ’30 messteken’ beschrijft hij pijnlijk gedetailleerd de rol van verschillende betrokkenen bij het drama.

“10 februari 2013. Katja en ik zaten aan tafel bij goede vrienden. De maaltijd zou net beginnen, het was ongeveer 18.30 uur, toen mijn dochter Els belde. Ze klonk een beetje paniekerig en vroeg me of ik iets van Kim had gehoord. Dat was niet het geval, maar ik voelde vanaf dat moment dat het een andere avond zou worden dan ik gedacht had. Els vertelde me dat ze een berichtje had ontvangen van iemand die in dezelfde flat woont als Kim. Kim woonde daar samen met Arjan de G. ‘Papa, er is iets niet goed. Er is een ziekenauto weggereden met Arjan erin, Kim zat er niet in, en er is een lint om het huis van Kim.’ Kims woning was ongeveer vijf minuten rijden vanaf de plek waar we zaten te eten.”

Zo begint Rob Stoker (58) zijn verhaal over de moord op zijn dochter Kim (24). Drie jaar na het gebeurde is het als boek verschenen. Rob heeft het hele proces vanaf het begin van dichtbij meegemaakt en kan er eigenlijk niet over uit dat de dader er met zo weinig gevangenisstraf vanaf komt. Twaalf jaar betekent in de praktijk automatisch acht jaar.

MM-Kim-spread-1

Bij het huis waar Kim woont, in de Emmermeer, blijkt meteen dat het helemaal fout is. Rob denkt meteen al dat het iets met Arjan te maken kan hebben. Hij heeft als leraar Nederland Arjan nog enige tijd in de klas gehad. Dat was al een behoorlijke tijd geleden. Wat hij meekreeg van de relatie met Kim is dat hij en Kim geregeld bonje hadden en dat Arjan behoorlijk agressief kon zijn. Bij de flat staan een politieauto en een politiemotor. Kim woont op de derde verdieping. Rob en Katja rennen de trap op. Ze horen Els, zijn andere dochter, huilen. In de overgang van het trappenhuis naar de galerij staat een agent. Rob mag er niet door. Als hij zegt dat hij de vader van Kim is, is het antwoord: “Bereidt u zich maar voor op het ergste.” “Is ze dood?” vraagt hij. De agent antwoordt bevestigend.

Buiten staat een politieauto, die hen naar het politiebureau brengt. Ze horen dat Kim door haar vriend vermoord is en dat de vriend gewond is afgevoerd naar het ziekenhuis. Daarna volgt een moeilijke gang naar Margriet, de moeder van Kim. Ze doet de deur vrolijk open. “Zo laat op de avond nog bezoek van jou, dat betekent vast niet veel goeds. Is er iets met je vader?” Rob heeft zijn emoties niet in bedwang, en zegt dat het veel erger is: “Onze Kim is dood Margriet.”

Op het politiebureau maken ze kennis met de familierechercheur. Die kan niet vertellen hoe Kim om het leven is gebracht. Rob kan dat moeilijk geloven, maar de rechercheur legt uit dat er twee groepen bezig zijn met het onderzoek. Duidelijk was dat Arjan Kim had vermoord, dit aan zijn ouders had verteld en daarna zichzelf had verwond met een mes als ‘poging tot zelfmoord’. Ze willen niets liever dan Kim zien, maar dat kan waarschijnlijk pas aan het eind van de week.

De volgende morgen vertellen de familierechercheurs dat Kim en Arjan zaterdagavond een feestje hadden gegeven, met vier vrienden erbij. Gamen, drinken en er werd geblowd. Een van de vrienden, L., had een oogje op Kim. Kim vond hem ook leuk en ze had al aan haar zus verteld dat ze daarom bij Arjan weg wilde. Els had gezegd dat ze het heel onverstandig vond om hem ook uit te nodigen voor de party die avond. Ze hadden nog niets met elkaar gedaan, niet gezoend of zo, maar de spanning was er wel. Tijdens het feestje hadden Kim en L. een beetje met elkaar geflirt. Arjan kreeg dat in de gaten en nam Kim apart in de slaapkamer. Daarna was de sfeer niet meer goed en Arjan vroeg de jongens te vertrekken. Kim bleef.

Later op die avond stuurde Kim via de computer een bericht naar de jongens gestuurd. “Dikke fight, Arjan heeft mijn mobiel afgepakt.” De jongens waren nog in de buurt, maar besloten geen actie te ondernemen. Arjan ging in de woonkamer op de computer zoeken. Hij vond iets waardoor hij zich bedonderd voelde. Vermoedelijk dat Kim zich op haar Facebook als ‘vrijgezel’ had aangevinkt, maar dat had ze wel vaker gedaan. Op dat moment besloot hij dat ze allebei dood moesten. Hij zou eerst Kim doden en daarna zichzelf.

De familierechercheur kan melden dat Arjan Kim met een mes heeft vermoord, tussen 12 en 1 uur ’s nachts. Daarna had hij zichzelf in zijn arm gesneden. Hij had zijn moeder nog een sms gestuurd met de melding ‘Kim is vreemdgegaan’. Zijn moeder had dit bericht pas de volgende ochtend gelezen en nam contact met hem op. Via whatsapp had ze gevraagd of ze langs moest komen, maar Arjan stuurde toen terug dat alles oké was. Dit was ’s morgens rond elf uur. Kim lag toen dus al ruim tien uur dood op bed. Wat hij verder die dag heeft gedaan, is onduidelijk. Pas rond half vijf nam hij weer contact op met zijn ouders en zei dat er iets ergs gebeurd was.

De volgende dag lezen ze in de krant dat de advocaat van Arjan, mr. Hugo Pellinkhof, zegt: “Kim Stoker had al geruime tijd een relatie met een ander. Heel hun omgeving en vriendenkring was hiervan op de hoogte, alleen mijn cliënt niet.”

Kim kan zich niet meer verdedigen, haar vader vloekt alles bij elkaar. Tijdens een bezoek aan de supermarkt hoort hij mensen met elkaar praten over de moord op ‘dat meisje’. “Nou, ze had het er ook wel een beetje naar gemaakt, las ik … ze ging al heel lang vreemd … logisch dat je dan als vriend kwaad wordt als je erachter komt..”

Rob: “Ik wilde op dat moment alles doen wat verboden was, maar ik ben zo snel mogelijk vertrokken en heb lang zitten huilen in mijn auto. Ik heb me zelden zo machteloos gevoeld.”

Na verloop van enige tijd kan de familierechercheur meer details geven. Maar willen ze dat? Willen ze de beperkte versie, of het volledige verhaal? Na veel wikken en wegen kiezen ze voor het hele verhaal.

De rechtszaak is in mei. In de aanloop krijgen ze het verzoek mee te werken met een ‘milieudeskundige’ om een beeld te geven van de verdachte. Rob: “Ik vertelde dat ik hem goed kende, zowel privé als in schoolsituaties. Met name op school had ik hem goed leren kennen. Een grappige, intelligente, geslepen leerling die door het grootste deel van mijn collega’s werd uitgekotst, voortdurend voor onrust zorgde, uiterst manipulatief was en er veel plezier in had als hij door zijn stelselmatige leugens onder een bepaalde strafmaatregel uit wist te komen. Tijdens de grote schoolfeesten was hij als grap- en paljas actief op het podium.”

Van collega’s die op de basisschool werkten in de tijd dat Arjan daar op school zat, had Rob gehoord dat hij daar al problematisch gedrag vertoonde. Als Rob vraagt of de milieudeskundige al gesprekken heeft gehad met leerkrachten van zijn basisschool, reageert ze verbaasd. “Het is niet uitgesloten dat ik dat alsnog ga doen, dank voor de tip.” Opmerkelijk is dat ze steeds over Kim begint: “Kim heeft ook veel problemen gekend toch?” Of: “Kim had ook veel ellende in haar vorige relatie heb ik begrepen? Hoe was Kim als puber?” Als de moeder van Kim na een uur vraagt: “Is dit gesprek bedoeld om meer over Kim te weten te komen of over Arjan?” is het gesprek afgelopen.

Rob: “Ik had al jaren sterke twijfels over ons rechtssysteem en het gesprek met deze milieudeskundige zorgde er niet bepaald voor dat ik meer vertrouwen kreeg in onze zaak. Zo zag ik het eigenlijk wel, ‘onze zaak’. Alsof ons gezin moest knokken om ervoor te zorgen dat Arjan zo zwaar mogelijk gestraft zou worden. Alsof wij de enige partij waren die het voor Kim zou opnemen, terwijl de dader alle hulp en onderzoeken zou krijgen die zijn daad en strafmaat konden verzachten. Dit gevoel werd versterkt toen de eerste contacten werden gelegd met de casemanager vanuit de rechtbank Assen.”

MM-Kim-web-spread2

De vraag is met hoeveel personen de familie zal verschijnen tijdens de rechtszaak. Zes, en alleen Rob zal gebruik maken van zijn spreekrecht. De reactie: het is onmogelijk zes stoelen vrij te maken voor het gezin, de zaal in Assen, waar de zitting zou plaatsvinden, is niet al te groot, er is alleen ruimte achter de glazen wand, op de publieke tribune. Alleen Rob mag vóór het glas plaatsnemen. Het betekent dat de rest van de familie op de publieke tribune moet zitten, waar ook de familie en vrienden van Arjan zouden zitten.

Rob belt de casemanager, over de stoelenkwestie en omdat hij graag inzage wil in het dossier. Door het artikel in de krant van Arjans advocaat was onrust ontstaan over de relatie die Kim al zou hebben gehad met een andere jongen. Rob wil tijdens het spreekrecht de bezoedelde naam van zijn dochter aan de orde stellen. Om heel zeker te zijn, wil hij alle verklaringen lezen die zijn afgelegd. De casemanager zal haar best doen drie stoelen te regelen. Verklaringen meegeven kan niet, maar hij mag ze waarschijnlijk wel inzien bij de officier van justitie, veertien dagen voor de zitting.

Die ontmoeting met de officier verloopt moeizaam. Er blijken maar twee stoelen beschikbaar in de zaal: voor Rob en iemand van Slachtofferhulp die hem kan begeleiden. Na afloop leidt een vriendelijke gerechtsbode hen nog even rond in de zaal waar de zitting plaats zal vinden. “Achter in de zaal, net voor het glas dat de scheiding was tussen de zaal en de publieke tribune, zag ik twaalf stoelen, alle voorzien van een soort bureau. Ik vroeg hem voor wie die bestemd waren. Hij zei dat er een stuk of zes voor de pers gereserveerd waren en dat de familie van het slachtoffer meestal op de andere overgebleven plekken plaatsnam. Ik legde hem uit dat ik net gehoord had dat er weinig ruimte was en wij met twee stoelen genoegen moesten nemen. ‘Nou dat is gek,’ zei hij, ‘normaal zitten er veel meer familieleden van een slachtoffer.’”

Het blijkt ineens geen bezwaar de verklaringen mee te geven. Voor Rob is van belang of het is zoals de advocaat beweerde, dat er sprake was van ‘een maandenlange relatie waar iedereen van wist behalve mijn cliënt.’ Uit de verklaringen blijkt dat Kim een jongen leuk vond. “Er was wel sprake van een spanningsveld tussen die twee, er was ook contact op chat, maar er was nog niets gebeurd. Dus Kim wilde gewoon de relatie met Arjan beëindigen en zo goed als zeker zouden Kim en L. dan iets met elkaar begonnen zijn.”

Een fragment uit de verklaringen van Arjan, die had verteld hoe het feestje was verlopen, dat hij Kims telefoon had afgepakt en dat Kim naar bed was gegaan. Dat hij toen op Facebook had gekeken en had gezien dat Kim haar status had veranderd in ‘vrijgezel’. Toen knapte er iets in hem.

V: Toen is er bij jou iets geknapt?

A: Ja, ik wist het gewoon niet meer. Toen dacht ik, ik doe het dan wel en maak ik mezelf ook dood en dan is het klaar. Ik dacht dat dat het makkelijkste was. Alles was gewoon nep, ik kon het niet bevatten…

V: Je zegt zelf, ‘ik kon het toen niet bevatten en dacht toen het is het simpelste om …’

A: Ik had daar in principe niets te verliezen … mijn vriendin had mij verneukt … mijn vrienden hadden mij verneukt … zo voelde ik mij zo …

V: Oké, je zegt: ‘Toen dacht ik dat …, toen knapte’.

A: Toen knapte er wat bij mij. Toen heb ik het mes uit de keuken gepakt en toen ben ik naar de slaapkamer gegaan … en toen heb ik haar vermoord. Mag ik straks als het zover is een sigaretje roken?

V: Dat moeten we regelen met de arrestantenzorg. Je zegt net ‘dan loop je naar de keuken en pak je een mes’. Wat voor mes?

A: Ik pak een scherp mes wat volgens mij de scherpste was.

O: Verdachte spreidt de handen uit elkaar en duidt een afstand aan.

V: Wat bedoel je daarmee?

A: Ongeveer 20-25 cm.

V: Waar loop je ermee heen?

A: Naar de slaapkamer

V: Wat is dan het eerste wat je doet?

A: Ik vroeg waar zij mee bezig was.

V: Hoe lag zij, onder jou?

A: Zij lag op haar buik.

V: Wat zegt zij dan?

A: Weet ik niet meer zo goed eigenlijk… weet ik niet meer.

V: Wat doe je dan?

A: Dan steek ik in haar hals, keel of hier ergens, zijkant van de hals… ik denk het. En toen begon ze wat tegen te stribbelen en toen heb ik in haar rug gestoken. Jaaa … jaaaa … het was heel moeilijk hè … ze … ja ik heb er natuurlijk geen ervaring mee … ik dacht als ik één keer steek dan is het … ik heb meerdere malen moeten steken. In haar hals, haar rug en achterhoofd. (Hierna vertelt hij hoe hij zichzelf heeft willen doden met een mes, maar dat dit best tegenviel. Dat hij nog ‘bleekspul’ of ‘chemisch-achtig spul’ heeft gepakt. Daar wilde hij een slok van nemen, maar dat durfde hij niet, beweerde hij. Een nieuwe poging met mes resulteerde in een snee in de slagader, volgens hem.)

Rob: “Ik kan me zo goed haar onmacht voorstellen. Hij met zijn treiterbek haar mobiel in zijn bezit houdend, wetend dat ze nooit weg zal gaan midden in de nacht, zonder de mogelijkheid te hebben iemand te bellen. Dat wist hij. Dat noemt hij ook een aantal keren in zijn verklaring: ‘Ik gaf de mobiel niet terug, zodat ze niet weg kon.’ Het beeld dat Kim moegestreden naar bed is gegaan en geen idee had dat ze een halfuur later met 30 messteken door deze schoft zou worden afgemaakt, houdt me elke dag nog bezig.”

Tijdens de rechtszaak houdt Rob zijn toespraak. “Toen de zitting voorbij was, hoorde ik dat de broer van Arjan demonstratief opgestaan was toen ik mijn verhaal begon en met de woorden ‘Deze onzin hoef ik niet aan te horen,’ de zaal luidruchtig verlaten had.”

De advocaat voert aan dat zijn cliënt “er niets aan kon doen.” Hij kan geen antwoorden geven over de moord, hij lijdt aan dissociatieve amnesie. Volgens deskundigen lijdt hij aan PDD-NOS. Door deze afwijking kon hij niet goed omgaan met de onduidelijkheid die Kim hem bezorgd had. Het advies: de kans op herhaling is zeer gering omdat hij niet wist dat hij PDD-NOS had. Nu hij het wel weet, zal hij in een vergelijkbare situatie niet nog een keer moorden. Een korte detentie is het beste: uit ervaring is gebleken dat mensen met PDD-NOS zich niet zo prettig voelen in de gevangenis en dan alleen maar achteruitgaan, wat hun re-integratie in de maatschappij dus een stuk lastiger maakt.

In hoger beroep wordt Arjan veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf.

Een vorig bericht staat hier

Kim-Stoker-boek

(c) 30 messteken. Hoe de moord op Kim Stoker doodslag werd. Door Rob Stoker. Uitgeverij Kleine Uil.  

 

Pim Lier, Juliana’s halfbroer: het laatste gesprek

$
0
0

Pim-Lier-Prive

Op donderdag 9 april 2016 overleed Pim Lier, zoon van ZKH Prins Hendrik en diens minnares Mien Lier-Wenneker.

In september 2012 had ik een uitvoerig gesprek met hem, waarin hij terugblikte op zijn turbulente leven. Hij leefde ‘heerlijk rustig’ en wilde dat graag zo houden. Nu hij overleden is, is er geen reden een aantal zaken niet alsnog te belichten. Zoals het dreigement van de contactpersoon van het Koninklijk Huis dat ze hem brodeloos zouden maken als hij een procedure zou beginnen over de erfenis van Prins Bernhard. ‘Daar ben ik wel erg van geschrokken.’

In het weekblad Privé staat deze week een groot deel van dat interview. Ongeveer de helft. De andere helft geef ik hier weer. Voor het stuk in Privé: zie hier.

INTRO

‘Rest de vraag: leeft Lier nog?’ In augustus 2009 was Pim Lier weer even in het nieuws, naar aanleiding van een interview in weekblad Nieuwe Revu met de bekende oplichter Heer Olivier. Die vertelde dat hij contact had gehad met Pim Lier, die hem had moeten introduceren in de wereld van het grote geld, maar dat hij er al snel achter was gekomen dat er weinig te halen viel.

Op de website misdaadjournalist.nl had ik daar op 23 augustus 2009 een berichtje over, dat afsloot met de vraag of Lier nog leefde. Hij moest op dat moment al 91 jaar zijn en er was al heel lang niets meer van hem vernomen. Pas in september 2012 kwam Lier, googelend op internet, het bericht over hem tegen en belde hij mij.

‘Met Lier!’

Er volgde een bezoek aan de bescheiden villa in Almelo waar Lier een teruggetrokken leven leidde.

De woning in Almelo

In de woonkamer viel het enorme schilderij op. In een eerder interview beweerde hij dat dit wel een half miljoen waard was. ‘Het is afkomstig van mijn vader, de prins. Ons huis is dan ook goed beveiligd tegen inbraak. Boven in mijn nachtkastje ligt een bajonet. Mocht er hier iemand binnenkomen, dan steek ik hem hartstikke dood.’

Toen hing het nog in Boekel, waar hij met zijn vrouw Petra woonde. In de nacht van 18 op 19 december 1987 maakte hij met een pistoolschot een eind aan haar leven. Ze was ongeneeslijk ziek, vreesde een slopend sterfbed en zou hebben aangegeven dat hij haar ‘een zachte dood’ moest geven. Hij werd ervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden. Die zat hij uit in Den Bosch. Daarna vestigde hij zich in Almelo.

Het schilderij verhuisde van Boekel naar Almelo. Het is minstens twee bij drie meter. Volgens een bekende kunstkenner is het een werk van de in Den Bosch geboren schilder Abraham van Diepenbeeck, een leerling van Rubens. Hij komt Lier eraan? ‘We hadden vroeger veel schilderijen, toen we nog in villa Zuidhoorn woonden.’

Huize Zuidhoorn

Van 1923 tot 1931 woonde het gezin van Jan-Derk Lier en Mien Lier-Wenneker in Huize Zuidhoorn in Rijswijk, aan wat toen nog de Rotterdamseweg heette. Het schilderij verhuisde mee met zoon Pim. ‘Ik had hem aan mijn zoon gegeven, toen hij een kantoor had opgezet, maar ik kreeg hem later terug. Ik weet niet wat het waard is, maar het is onverkoopbaar. Het is te groot en de voorstelling is niet acceptabel: Christus die kooplieden uit de tempel verdrijft.’

Afgezien daarvan: het is een erg donker schilderij en het glanst erg, door het vernis. ‘Ik heb er over gedacht er een foto voor te hangen. Een stilleven, daar kijk ik met plezier naar. Hier niet. Die lijst alleen al is een fortuin waard: rozenhout ingelegd met schildpad, maar je krijgt er het geld niet voor. Ik ben er wel op uitgekeken. Ik wil iets vrolijkers, iets lichters.’

Van het Koninklijk Huis kreeg zijn stiefvader een toelage van 100.000 gulden, waarover Pim op zijn achttiende kon beschikken. Een van de voorwaarden was dat hij daarvan een studie zou volgen. Dat werd een rechtenstudie in Amsterdam, maar in 1940 gooide de oorlog roet in het eten. Na de oorlog werkte hij bij de KLM, later bij een bank in Den Bosch, als autoverkoper in Eindhoven en als advocaat in Boekel.

Lier: ‘Ik sta af en toe verbaasd over wat ik over mezelf lees. Volgens journalisten heb ik contact met Klaas Bruinsma gehad. Die had een heleboel auto’s, die moesten op mijn naam geschreven worden. Hoe kómen ze erbij!’

Een ander gerucht: dat Prins Bernhard hem zou hebben gevraagd om op te treden voor de bekende oorlogsmisdadiger Pieter Menten. ‘Dat staat allemaal op internet.’

Armgard

Wat wél klopt is dat hij contact heeft gehad met ‘Michael graaf Soltikov’ die in het Franse Villefranche sur Mer was neergestreken.

Lier: ‘Soltikov had in de oorlog in Duitsland gediend. Hij was zwartgemaakt door Armgard, de moeder van prins Bernhard. Hij heeft een proces tegen haar aangespannen wegens smaad, zij moest hem 500.000 goudstukken betalen. Dat zou betaald worden na het overlijden van Juliana, maar dat gebeurde steeds niet. De erfgenamen, prins Bernhard en zijn broer, betaalden ook niet. Toen kreeg ik het verzoek van Soltikov of ik een procedure wilde aanspannen, of ik wilde bemiddelen, om de zaak tot een goed einde te brengen. Ik zei ja, ik vond dat wel interessant. Ik ben naar Zuid-Frankrijk gereisd waar hij woonde met zijn vrouw, ik heb het hele verhaal aangehoord.’

Graaf Soltikov en zijn vrouw vonden het een prima gesprek. De vrouw van Soltikov schreef later in een soort dagboek: ‘Ik had een ontmoeting met de heer Lier en zijn charmante vrouw. Met beiden hadden we vriendschappelijke contacten en we dineerden in Franse restaurants.’

Lier: ‘Ik heb toen de rechtsadviseur van het Koninklijk Huis benaderd, mr. De Brauw. Die zei glashard: “Als u een proces aanspant, dan maken wij u brodeloos.” Mooi hè? Zo gaat dat in die kringen.’

Had Lier het idee dat de graaf een serieus punt had, dat het reëel was dat hij geld van de familie Van Lippe Biesterfeld kreeg?

Lier: ‘Jaja, hij heeft daar een boek over geschreven, hij heeft mij de vonnissen laten zien. Armgard is veroordeeld tot zoveel maanden tuchthuisstraf. Die heeft ze niet ondergaan, hoor. De moeder van de prins laat je geen tuchthuisstraf ondergaan. Toen is er een afkoopsom bedongen, maar die is nooit betaald. Of later, na mij, dat weet ik natuurlijk niet.’

Lier had het boek van graaf Soltikov destijds in zijn bezit. ‘Soltikov vertelde mij dat prinses Armgard in de oorlog dubbelspionne was. Hij is later naar Duitsland verhuisd en daar overleden. Ik had zijn boek in mijn bezit, maar bij mijn faillissement is alles weggeraakt.’ In de periode voor de dood van echtgenote Petra, in 1986, was Lier zwaar in financiële problemen gekomen en had hij zich als curator zo’n 250.000 euro uit failliete boedels toegeëigend.

Het bezoek aan Frankrijk, kort daarvoor, was aangenaam. ‘Graaf Soltikov had daar een mooie cottage, een mooi landgoed.’ Maar na zijn gesprek met De Brauw was Lier er acuut mee gestopt. ‘Soltikov zei: “Ik betaal pas als het succes heeft. No cure no pay.” Dat moest ik niet hebben. Maar het heeft me erg getroffen dat De Brauw zei: “Als u daarmee begint, dan maak ik u brodeloos.” Dit heb ik aan nooit aan iemand verteld, u bent de eerste die het hoort. Nou ja, mr. Van Heijningen, in Den Haag, die heb ik het ook verteld, die deed de verdediging van Janmaat.’

Lier-centrumpartij

Dit speelde in de periode dat Lier zich had ingelaten met de Centrumpartij van Hans Janmaat. Mr. Leo van Heijningen had ook de verdediging van oorlogsmisdadiger Pieter Menten gedaan.

Lier: ‘Ik zou via De Brauw proberen te bemiddelen, en als dat niet lukte een proces aanspannen. “Als u dat doet, meneer Lier, dan maken we u brodeloos.” Ik vond het merkwaardig, zo’n antwoord had het helemaal niet verwacht. Ik vraag me achteraf af of ze dat hadden gekund. Misschien was het wel bluf, maar ik schrok enorm.’

Deze contacten kwamen voort uit zijn aansluiting bij de Centrumpartij van Hans Janmaat. Dat bracht alleen maar ellende gebracht. Pim en Petra raakten in één klap al hun vrienden kwijt, niemand wilde nog met hen worden geassocieerd. ‘Ik had het nooit moeten doen. Ik was mijn tijd ver vooruit. Toen was de tijd nog niet rijp, het was allemaal taboe. Vreemdelingen werden gekoesterd.’

Ze maakten vervelende dingen mee.

‘We woonden nog in Boekel. Die linkse troep verzamelde in Eindhoven en met 300 man belegerden ze ons huis. De partij heeft een keer vergaderd in Boekel. Ik was er niet bij, ik zat in Marokko. Toen heeft die linkse troep in het restaurant alles kort en klein geslagen. Nee, dat waren geen gemakkelijke tijden. Ik dacht: “Ik zal die Centrumpartij eens in goede banen leiden, naar buiten toe een beter aanzien geven, maar dat was onbegonnen werk.”’

Niet alleen met Lier, ook met het andere partijkader liep het slecht af. ‘Die mensen zijn brodeloos gemaakt. Er was een leraar die ontslag kreeg. Hij kwam nergens meer aan de slag, bij alle scholen werd gezegd: “We hebben ook allochtone leerlingen.”’

Het onderwerp ligt hem nog wel een beetje na aan het hart. ‘Ik heb net een boek gekocht. Immigratie taboe. Dat gaat over immigranten, die ons geld kosten.’

Kort na deze politieke verwikkelingen volgde het drama met Petra en de gevangenisstraf. Heeft hij er achteraf geen spijt van dat het zo gegaan is, dat hij bekend werd als zoon van prins Hendrik? ‘Ja, ik had zo’n rustig leven. Ik was die hele affaire eigenlijk vergeten. Ik had een heerlijk rustig leven.’

Tijdens het proces, over de dood van Petra, ontstond toch een heel andere indruk. Dat Petra een erg veeleisende vrouw was en dat hij voortdurend op zijn tenen moest lopen om aan heet verlangens te voldoen. Ze vroeg heel veel aandacht. De conclusie was dat hij met haar bepaald geen gemakkelijk leven had. Lier: ‘Ja, dat zegt iedereen. Maar ik pas me overal aan, ik zie overal oplossingen.’

Tijdens het proces zei hij zelf ook dat hij geen gemakkelijk leven had. ‘Ja, nee, dan is het eigenlijk vreemd dat ik nu zeg: “Ik had zo’n heerlijk leven.” Ik weet het niet, dat klopt dan niet. Dat waren dan feiten, dat moet je accepteren.’

In de gevangenis beviel het hem prima.

(meer hierover in Privé)

Destijds was zijn grote frustratie dat hij nooit contact heeft gehad met zijn halfzus, prinses Juliana. Prins Bernhard interesseerde hem niet, maar Juliana had hij graag eens gesproken. Dat is er nooit van gekomen. Met de bastaardkinderen van prins Bernhard werd later veel openlijker omgegaan. Voor hem was het op papier wel goed geregeld. ‘Ik had 1000 gulden in de maand en ik kreeg 100.000 gulden toen ik achttien werd. Maar ja, daar heeft Van ’t Sant tussen gezeten, toen werd het 500.’

François van ’t Sant was de vertrouweling van koningin Wilhelmina, hij moest de problemen over de buitenechtelijke escapades van prins Hendrik oplossen. De maandelijkse toelage hield op na de dood van moeder Mien in september 1973. Stiefvader Jan-Derk Lier overleed in januari 1974. Volgens de broers en zussen heeft Pim toen meteen alles ingepikt, hij beschouwde zich als de enige erfgenaam. Van de 100.000 gulden die hij als belegging had gekregen op zijn achttiende was niet veel meer over.

Lier: ‘Het was slecht beheerd, door mijn stiefvader. Nou ja, als hij het goed beheerd had, wat had ik er dan na zijn dood mee gedaan, mij kennend…’

Feit is dat het wegvallen van de maandelijkse toelage toch leidde tot financiële zorgen, wat een rol lijkt te hebben gespeeld bij het naar buiten treden in 1979. Petra was erg gehecht aan luxe en status. Zelf ziet Lier dat wat anders.

‘Er staat dat ik mij zelf had gemeld bij De Telegraaf. Helemaal niet! Josje Hagers heeft mij ontdekt. Ze bracht het met een, achteraf, best leuk verhaal, een goede vondst. Ik ben gek op mijn jeugdjaren, daar heb ik hele prettige herinneringen aan, aan de tijd dat we in Huize Zuidhoorn in Rijswijk woonden. In 1979 kwam er een dame, met een fotograaf, die zei: “Meneer Lier, we zijn een reportage aan het maken over villa’s langs de Vliet en we hebben gehoord dat u daar ook gewoon heeft.” Nou, je moet met mij niet over Zuidhoorn beginnen, dan ben ik helemaal… Dus: “Kom binnen Josje, graag, leuk!” Jaja, maar al gauw kwam de aap… Zo is het begonnen.’

Huize Zuidhoorn anno 2016

Huize Zuidhoorn anno 2016

Aan vrienden en kennissen vertelde Lier later dat hij geen keus had, dat Josje Hagers had gezegd: ‘U kunt meewerken, dan mag u drie weken op onze kosten naar Griekenland, dan geeft u een interview. En anders plaatsen we het zo, we weten alles toch al.’ Hij zou toen hebben gezegd: ‘Dan moet ik eerst contact opnemen met het Koninklijk Huis.’ Dat had hij gedaan, en daar had hij te verstaan gekregen dat ze er niets mee te maken wilden hebben. Toen had hij besloten zijn medewerking te verlenen en daarna naar Griekenland te gaan om de publiciteit te ontvluchten.

(Meer over zijn huidige leven in Privé) 

Tegen lunchtijd gaan we naar Van der Valk in Almelo.  Geen gewoon restaurant, het hoort bij het theater van Almelo. Het is er een stuk rustiger dan bij de doorsnee-Van der Valken.

‘Hier zit nooit iemand. Alleen zomers is er wat te doen, dan kun je buiten zitten, dan is het hier lekker lommerrijk. Alleen als er voorstellingen zijn is het druk. Je kunt kaartjes kopen inclusief diner en overnachting, daarvoor komen ze van heinde en ver. Ik wou een keer alleen een kaartje hebben, maar dat kon niet, er was alleen een combinatie mogelijk, met diner. Ik zei: “Dat doe ik niet. Ik zal eens overwegen of het niet strafbaar is wat u doet, dat is koppelverkoop.”

Toen werd meneer Hamming, de directeur, een beetje boos. Hij vond dat je een ondernemer die vrijheid moet geven. Ik zei: “Ik zal er eens even over nadenken.” Ik was natuurlijk helemaal niet van plan om iets te doen, maar ik was teleurgesteld omdat ik geen kaartje kreeg, toen dacht ik: ik ga hem een beetje pesten.’

Hij gaat bijna nooit meer naar restaurants. Een van zijn recentere bezoeken was aan het regionaal hoog aangeschreven De Wiemsel in Ootmarsum.

‘Dan betaal je 40 euro voor het voorgerecht. En al die sausjes. Ik had kabeljauw. Gekookt. Daar hadden ze een raar sausje overheen, het was niet te eten. Dan willen ze iets bijzonders maken, doen ze er naar hun smaak een bijzonder sausje bij. Nee, ik ga niet graag naar restaurants. Ik ben beter gewend. Ik ben ambassadeur geweest van een eetvereniging in de Benelux, ik at vaak in de restaurants die daarbij aangesloten waren, dus ik ben wel wat gewend.’

De ober vraagt of het heeft gesmaakt. Vooruit maar, dit keer geen commentaar.

Lier: ‘Ober. Wat een beroep, hè? Vroeger, voor de oorlog, had je echte obers. Een echte ober-kelner, die stond in een hoek te kijken naar de onder-kelners, die hield de hele zaak in de gaten. In Den Haag kreeg zo’n ober soms honderd gulden fooi. Ik praatte weleens met obers die hoge directeuren en hoge ambtenaren hadden bediend en interessante gesprekken hadden gehoord. Daar waren ze dan heel trots op.’

Hij komt niet vaak meer in Den Haag. ‘Zo’n lawaaierige stad, zo overbevolkt, het rinkeltinkel van die trams. Ach!

De Frederik Hendriklaan is de Frederik Hendriklaan niet meer. Den Haag heeft wel iets gezelligs, wat ik hier mis. De gezelligheid van het Plein, met al die restaurantjes, maar dat is alles. De echte gezelligheid van vroeger, de Venestraat, de Spuistraat, dat is er niet meer. Daar liepen vroeger de mensen die gingen tea-en. Dan waren ze daartoe gekleed. De heren in colbert, de dames in hun mantelpakje, met een hoed op. Een dame gaat nooit naar buiten zonder hoed op. Dat is er niet meer. Het volk loopt daar. Hotel Des Indes is Hotel des Indes niet meer. Iedereen komt daar.’

Over oude Haagse tijden gesproken: een van de schoolgenootjes van zijn zus Edith en speelkameraadje van prinses Juliana was barones Snouck Hurgronje, de moeder van Aarnout Loudon, president-directeur van chemie-concern AKZO. Zij woonde in de jaren negentig nog achter Hotel des Indes, in een sjiek grachtenpand aan het Smidswater.

Lier: ‘Daar woonde ook een actrice waar prins Hendrik vaak op bezoek ging. Ik heb dat huis weleens gezien, de actrice niet.’

Welke actrice dit was weet hij niet meer, er is verder ook niets bekend over een Haagse actrice als geheime minnares. ‘Ik heb wel een Loudon gekend. Die was ambassadeur in Londen. Toevallig heb ik zijn testament gelezen waarin hij zegt: “Ik verbied iedere Loudon om ooit in diplomatieke dienst te gaan, want het kost je alleen maar geld.”

Werken in diplomatieke dienst of voor het Koninklijk Huis is geen vetpot.

‘De kamerheer van prinses Juliana, baron Baud, woonde op de Koningskade. Die had 1000 gulden in de maand. Als je zag hoe zijn vrouw erbij liep… Zijn vrouw had altijd een mand vol sokken die gestopt moesten worden. Nee, die hadden het niet breed.’

De Celebesstraat 49

De Celebesstraat 49

Toen de oorlog in 1940 begon was Lier 21. Hij bracht de oorlogsjaren door in Den Haag. Ze woonden toen in de Celebesstraat. Met een list ontkwam hij aan de Arbeitseinsatz. Meer daarover – en over het eten van suikerbieten – in Privé.

We blijven nog even hangen in de oorlog.

‘Ik zag laatst op tv De Zwarte Weduwe, Rost van Tonningen, die werd geïnterviewd door een dronken journalist. Dat kan toch niet?’ Dat is een interview uit 1979, met Hans Verhagen. Het fragment werd vertoond door Adriaan van Dis, die in het begeleidende interview over haar zei: ‘Het is een rotwijf, maar ik mag haar wel.’ Lier: ‘Ze kwam toen echt voor haar overtuiging uit en nog steeds.’

Zijn politieke stellingname heeft Lier alleen ellende gebracht. Hij is nooit zo anti-Duits geweest als veel andere Nederlanders die de oorlog hebben meegemaakt.

‘Hitler heeft het stom gedaan, hij had van de joden af moeten blijven, dan was hij de geschiedenis in gegaan als een Napoleon. Hij had een hekel aan joden, maar niemand weet waarom. Veel joden hebben in de Eerste Wereldoorlog voor Duitsland gevochten. Ik denk dat het een waanidee van hem was. Maar je moet niet vergeten dat er ook in Rusland en Polen ook veel jodenhaat was, dat was niet alleen in Duitsland. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren veel Nederlanders pro-Duits. Er was toen een heel andere orde. De oudere orde was: werkloosheid en armoe, een opeenvolging van kabinetten.

Wij hebben het vrij goed gehad in de oorlog. Wij woonden vlak bij het Scheveningse bos, we gingen elke ochtend een boom halen voor de kachel. Wij hadden ook nog elektriciteit. Naast ons waren Duitsers ingetrokken, die moesten licht en energie hebben, ons blok was op die energiekabel aangesloten. Ook ’s nachts was er gas. ’s Nachts werd de gasdruk verhoogd voor de Duitse bakkerijen, daar maakte je dan gebruik van.

Er was een avondklok van acht uur ’s avonds tot vier uur ’s morgens. Wij ging ’s morgens vroeg. Het gereedschap lag in een boswachtershuisje. Het was nog donker, maar je zag de politie vrij snel aankomen, ze hadden lantaarns bij zich. Als je gepakt werd, was je je zaag en je hout kwijt en moest je mee naar het bureau. We werden een keer op heterdaad betrapt. De agent zei: “We zullen je niet meenemen, dat hout mag je meenemen, maar wel op je schouders, totdat je erbij neervalt.” Dat vond ik een leuke oplossing. Sportief. Wij woonden vlakbij het bos. Het was een hele sport. Ja, ik moet zeggen, ik kon goed tegen die tijd, de oorlogstijd. Het was avontuur.’

Anderen van zijn leeftijd kozen voor groter avontuur. Was dat niet wat voor hem geweest, Engelandvaarder? Soldaat van Oranje, zoals Erik Hazelhoff Roelfzema?

‘Die heb ik heel goed gekend. Uit Leiden. Ik was niet zo’n vurig patriot, ik bekeek het op een hoger plan. In het begin vond ik dat de Duitsers groot gelijk hadden door Nederland te bezetten, en België en Frankrijk. Later is het allemaal mis gegaan, met die wantoestand en moorden. Aan het begin van de oorlog liep heel Den Haag mee met de Duitsers. De hele Scheveningse boulevard was vol met mensen die naar de Duitsers kwamen kijken, uit nieuwsgierigheid. Dat was niet zo van: “Wat doe je hier en rot op.” Er was nog geen haat.’

Lier zat bij de BB, de Bescherming Burgerbevolking. ‘Je had een paard, je had een commandant en dan had je drie vuurmonden bij je. Bij die kanonnen was een boekje, met wederwaardigheden. Die kanonnen hadden de slag bij Geertruidenberg nog meegemaakt, in 1830, daar moesten wij mee oefenen. Dan zei de wachtmeester: “Laten we maar gaan marcheren.” Met die kanonnen kon je niet richten, er was geen affuit bij.’

Het affuit is het onderstel, met wielen, waar het kanon mee wordt verreden.

‘Dat was er niet meer. En met die kanonnen moesten wij de oorlog winnen. Ja, is dat niet om te lachen? Dat is toch misdadig. Ik vraag me nog af waarom de voormannen van de SDAP niet ter verantwoording zijn geroepen, die waren van het gebroken geweertje. Het was gewoon moord. De Denen hebben het beter gedaan. Die zeiden gewoon tegen de Duitsers: “Kom maar.” Die zijn er niet voor gestraft, die hoefden later ook geen gebied afstaan. Dan denk je, die hele politiek… Je volgde de oorlog op de voet, dat was interessant. Maar je wist niet veel. Toen werd er niet veel verteld. Het is allemaal achteraf.

Vanaf 1945 kwamen al de verhalen, van wat er tijdens de oorlog was gebeurd. Als je leest hoe de Duitsers zich meester maakten van Stalingrad, in het boek ‘Tussen Don en Wolga’, wat die Duitsers hebben meegemaakt, dat was hopeloos. Daar zaten 300.000 man, daar zijn er maar 10.000 van teruggekomen. Wat dat betreft is Nederland er goed van afgekomen. Dan hoor je klagen: “We hebben het zo erg gehad.” Ze weten niet wat het is, erg.’

Het wordt tijd om afscheid te nemen. Het is Lier goed bevallen, het genoegen was wederkerig, ‘echt waar, dat meen ik. Laten we de relatie maar aanhouden.’

Het komt er niet meer van, op een enkel telefoongesprek na. Almelo is nogal uit de richting en voor je ’t weet ben je jaren verder. En wordt de telefoon niet meer beantwoord. Is er niemand thuis als je aanbelt en vertellen de buren dat hij een jaar geleden al is gestorven. Zonder ruchtbaarheid, zonder advertentie in de krant, in alle stilte in de vergetelheid geraakt.

 Cover-Mien-web

Dode meisjes in de polder: Tessa en Elly

$
0
0

Tessa-van-Bokhorst copy

Tessa van Bokhorst (18) uit Swifterbant stierf een gruwelijke dood, op 19 oktober 2014 in het chalet van haar vader op camping Het Bosbad in Emmeloord.

Haar vader was die avond nog bij haar geweest, tot een uur of acht. Om tien uur was er brand in het chalet en werd Tessa’s lichaam aangetroffen. Vermoedelijke doodsoorzaak: met een baksteen op haar hoofd geslagen. In 1993 was er een al even geruchtmakende moord in Emmeloord. Op de 17-jarige Elly Verhage uit Luttelgeest. Terwijl de verdachte van de moord op Tessa voor de rechtbank stond, diende zijn zaak ook: over hernieuwde verlenging van zijn tbs.

De verdachte van de moord op Tessa van Bokhorst is Riekelt van S.(35) uit Urk. Een ontspoorde seks-, drank- en drugsverslaafde visser, die sinds april in het chalet naast dat van Tessa’s vader woonde. Op zijn klompen werden bloedsporen van Tessa gevonden, zijn DNA zat op de baksteen. Hij had al eens laten weten dat hij een oogje op haar had. Hij was die avond een paar keer bij haar geweest om met de telefoon van haar vader naar zijn baas te bellen. Zegt hij. Voor en na de moord had hij naar porno gekeken. Of was hij alleen bij haar gekomen om geld te stelen voor drugs?

Toch ontkent hij en volgens zijn advocaat is er onvoldoende bewijs. Het kan ook iemand anders zijn geweest. Bijvoorbeeld Gerrit-Jan K. uit Urk, die twee maanden later in Bratislava (Slowakije) zijn vriendin vermoordde met een baksteen. Detail: er is niets dat erop wijst dat deze Gerrit-Jan die avond in de buurt was.

Riekelt wilde niet meewerken aan een psychiatrisch onderzoek omdat hij zich benadeeld voelt door het Openbaar Ministerie. Dat had een politieman undercover ingezet als mede-gedetineerde om hem een bekentenis te ontlokken. De agent zou over de schreef zijn gegaan waardoor de verdachte zich bedreigd voelde.

Bosbad-Emmeloord

Geprobeerd werd de echtgenote van de verdachte naar Nederland te halen. Ze verbleef in Suriname en kreeg geen visum voor een bezoek aan Nederland. Zij zou misschien iets kunnen verklaren over het gebruik van de baksteen. Riekelt beweerde dat hij die had gebruikt om een antenne te plaatsen, maar daar is verder niets meer over bekendgemaakt.

Terwijl Riekelt wordt veroordeeld tot acht jaar celstraf wegens doodslag, speelt bij dezelfde rechtbank in Lelystad de zaak van Alfred van der H., de man die in 1994 veroordeeld werd voor de moord op de toen 17-jarige Elly Verhage uit Luttelgeest. De officier van justitie eist wederom verlenging van de tbs met twee jaar. De inmiddels 57-jarige ‘Emmeloorder’ (van oorsprong is hij Duitser, hij woonde ten tijde van de moord in Emmeloord) werd in hoger beroep veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf en tbs voor het verkrachten en vermoorden van het meisje.

De Pallasstraat in Emmeloord is een beetje ’n treurige straat. Hij slingert zich langs de oever van de Urkervaart. Sommige delen zijn keurig en net, er zijn koopwoningen bij die nieuw ooit 250.000 gulden hebben gekost, in andere delen heeft de leegstand toegeslagen. In zo’n rijtje, met veel eenoudergezinnen, vrijgezellen en buitenlanders, woonde sinds oktober 1992 Alfred van der H., een op 13 december 1957 in Koblenz geboren Duitser met een zeer Nederlandse achternaam. Via een uitzendbureau deed hij productiewerk in de polder.

Hij was op vrijdagnacht aangehouden en legde op zondag een bekentenis af. Het was meteen duidelijk dat dader en slachtoffer elkaar vóór de fatale datum niet kenden, Elly was een willekeurig slachtoffer. Opmerkelijk -en herkenbaar- was ook dat de dader zijn slachtoffer eerst een paar dagen in zijn schuurtje verborg en daarna ergens deponeerde waar het gemakkelijk gevonden kon worden.

Omdat Alfred van der H. nog maar kort in de polder woonde, was het moeilijk om aan gegevens over zijn verleden te komen. Bij café The Bottom(of the Sea), in het centrum van Emmeloord, was hij min of meer vaste klant, maar daar wil niemand iets over hem zeggen. Bij café De Kroon, honderd meter verderop in De Lange Nering, herinneren ze zich Alfred omdat hij zijn sleutels een keer was kwijtgeraakt en had gebeld of ze daar gevonden waren.

Eerst konden ze niks vinden, maar bij het schoonmaken trof de vrouw van de baas ze aan. “Hij sprak goed Nederlands, maar je kon aan zijn accent horen dat het een Duitser was,” zegt ze. “Ik moet hem wel een keer of vier hebben gezien, maar ik zou hem niet kunnen beschrijven, het was een beetje een onopvallend iemand. Heel gewoon.”

Heel gewoon, ongevaarlijk, dat moet Elly ook hebben gedacht toen de Duitser aanbood haar naar huis te brengen, op de avond van 31 maart 1993. De Surinaamse buurvrouw van Alfred herinnert zich dat ze op de bewuste avond tegen elf uur (‘Nova was net afgelopen’) luid gepraat bij het schuurtje van de buren heeft gehoord, en rond een uur of zes ’s morgens gestommel tussen de woning en het schuurtje.

Een andere getuige, een ex-vriendje van Elly, is door de Emmeloordse rechercheurs zo platvloers ondervraagd over intieme details dat hij een week later nog met een half trauma rondloopt. Hij heeft op foto’s de wurgsporen rond de hals gezien. In het geruchtencircuit wordt verteld dat Alfred al eerder is veroordeeld voor verkrachting, maar de politie geeft daar verder geen informatie over.

Het vijfhonderd inwoners tellende dorpje Luttelgeest is intussen in diepe rouw. Elly Verhage was zeer actief in het plaatselijk verenigingsleven, in de kerk, op sportgebied en ze was lid van de muziekvereniging. De sportvereniging gelastte op de zaterdag na de begrafenis alle sportwedstrijden af.

In oktober 1993 is de rechtszitting, die wordt bijgewoond door vele vrienden, vriendinnen en dorpsgenoten van Elly. President van de rechtbank is mr. R. Weenink. Op vriendelijke toon ondervraagt hij de verdachte Alfred van der H., die goed Nederlands spreekt, zij het met een zwaar Duits accent. In de zaal zitten, enigszins afgeschermd, ook de ouders van Elly.

Rechter: Begrijpt u hoe het gekomen is?

Alfred: Nee, dat begrijp ik helemaal niet.

Rechter: In het begin hebt u bij de politie ontkend, later zijn de verklaringen bijgesteld. Blijft u erbij dat u naar huis bent gegaan met het vooropgezette doel Elly te verkrachten?

Alfred: Het is voor mij gezegd geworden dat ik haar neuken wilde…

Afred was een relatie begonnen met een nieuwe vriendin, maar met de vorige was het nog niet goed afgewikkeld. Die nacht was hij alleen thuis. Hij dronk driekwart fles Martini, toen ging hij stappen. In The Bottom heeft hij nog flink wat bier gedronken.

Rechter: Onder invloed van alcohol hebt u eerder vrouwen verkracht. Drank heeft bij u aanleiding gegeven tot hele nare dingen.

Aan de bar legt hij contact met Elly. Zij is in The Bottom na een feestavond van school, samen met een aantal vrienden en vriendinnen. Ze moet met de bus naar Marknesse, haar moeder zal haar daar ophalen. Alfred zegt dat hij haar wel naar huis wil brengen, maar dat is hij helemaal niet van plan: hij heeft helemaal geen auto. Om half elf belt Elly haar moeder om te zeggen dat ze wordt thuisgebracht, ‘ik kom eraan.’

Rechter: Bij de politie hebt u gezegd dat u haar weloverwogen iets voorspiegelde omdat u haar wilde verkrachten.

Alfred: Nee.

Rechter: Dat u seksueel contact wilde.

Alfred: Ja, maar niet verkrachten.

Rechter: Goedschiks?

Alfred: Ja.

Rechter: U hebt ook gezegd: seksueel contact tussen Elly en mij, als daarover doorgepraat wordt, denkt iedereen: o, Van der H., ex zedendelinquent. Daar komen allemaal problemen van. U begreep dat het verdacht zou zijn. Was u zich niet bewust van de extra risico’s, dat u seksueel contact wilde met Elly, dat dat riskant was? Ontkent u dat u van plan was…

Alfred: Ik heb geen plan gehad in The Bottom te gaan zitten om een meisje te versieren en te verkrachten.

Rechter: U hebt verklaard: Tijdens het gesprek dat ik in The Bottom met Elly voerde over discriminatie, kreeg ik de gedachte om haar mee te nemen. Het was niet mijn bedoeling haar te versieren, maar om te neuken. Dat ik gezegd heb dat ik haar met de auto thuis zou brengen, was alleen om haar mee te lokken naar mijn woning.

Bij zijn huis lokt hij Elly mee naar binnen, met de smoes dat de autosleutels daar liggen. Ze gaan binnen wat drinbken, Elly heeft niets in de gaten.

Rechter: Bij de politie hebt u verklaard: Ik ben opgestaan, op haar schoot gaan zitten, ik heb haar strak in de ogen gekeken, haar mond dichtgeknepen en gezegd: “Ik wil met je neuken, je zult doen wat ik wil.” Klopt dat?

Alfred: Ja.

Rechter: Elly schrok heel erg, ze vertrouwde u, ze kón denken dat alles wat er tot dan toe was gebeurd, heel gewoon was. Ze werd bang, dat hebt u gemerkt, u hebt haar volle angst gezien.

Hij verkracht haar, ze hebben langdurig seks, daarna gaan ze slapen. Om half vijf schrikt Elly wakker. Hij realiseert zich dat ze aangifte tegen hem zou kunnen doen en besluit haar te vermoorden. Hij legt haar lichaam in het schuurtje. Als de volgende dag zijn vriendin met de auto terug is, begraaft hij Elly provisorisch bij een sportcomplex, waar haar lichaam al snel wordt gevonden. De politie is hem al snel op het spoor.

Alfred was in Duitsland al tot tweeëneenhalf jaar gevangenisstraf veroordeeld, in Nederland tot drie jaar. Voor verkrachtingen. Hij had ‘een moeilijke jeugd’. Voelde zich een ongewenst kind, kreeg weinig moederliefde, dat zou de oorzaak zijn dat hij niet normaal met vrouwen kon omgaan. Zijn moeder had hem verstoten, hij groeide op in tehuizen. Alfred: “Vader was er nooit. Als er problemen met moeder waren, ging hij naar buiten, in de auto zitten, of naar andere vrouwen.”

Het psychiatrisch rapport raadt een sterk beveiligde setting aan, een sterk beveiligd regiem. Men acht de kans op herhaling groot: hij moet echt lange tijd binnen de poort blijven.

Volgens de officier van justitie is er sprake van moord, van voorbedachte rade: “Hij heeft bedacht dat hij haar niet kon laten gaan. Als ik het geheel overzie, zeg ik: er was wel sprake van kalm beraad en rustig overleg. Dat kan best bij iemand die zelf in een opgewonden toestand verkeert.”

In zijn slotwoord, in 1994, zegt Alfred: “Het is niet meer goed te maken, niet goed te praten. Ik weet dat ik een heel lange tijd in de gevangenis moet. Ik hoop dat de straf zin heeft. Wat gebeurd is, spijt me, dat kan ik niet meer goedmaken. Ik hoop dat het nooit meer gebeurt.”

Twintig jaar later, in december 2015, bij de rechtbank in Lelystad, gaat het om de verlenging van de tbs met twee jaar. Dan zegt hij: “Naar omstandigheden gaat het goed. Ik ben sinds vijf à zes weken op onbegeleid verlof. We doen alles stap voor stap, maar het tempo kan iets sneller.” Het komende half jaar gaat hij door met onbegeleid verlof, daarna kan hij wellicht in een appartement bij de kliniek wonen. Volgens zijn advocaat is verlenging van één jaar genoeg. “Hij is pas delictgevaarlijk volgens het Pieter Baan Centrum als hij een relatie krijgt of resocialiseert. Hij zit volgens hen al jarenlang klinisch tegen het plafond. De beste leerschool is naar buiten.”

Op 22 december 2015 is de tbs van Alfred met twee jaar verlengd.

Gevangen in Nepal

$
0
0

nepal-spread-web

(Reportage Mannen Magazine, april 2016)

Nederlanders die in het buitenland in de gevangenis terechtkomen zijn bepaald geen uitzondering. In bijna alle gevallen gaat het om drugstoeristen. Die verhalen kennen we. Machiel Kuyt in Thailand, Mandy Pijnenburg in de Dominicaanse Republiek. Soms is er een andere reden: de Drent Edward Kleine die bij een verkeersongeval in de Verenigde Staten iemand doodreed. Edward van der Ree (39) uit het Groningse Zuidhorn raakte in 2013 in Nepal van de hemel (die daar dichtbij is) in de hel. Toen een Nepalese vriend van hem onverwacht overleed, werd hij aangeklaagd voor moord.  

“Zaterdag 10 augustus 2013. Eindelijk vrij. Wat heb ik lang op deze dag gewacht. Ik kijk vanuit mijn bed naar de besneeuwde pieken van de Himalaya en voel de spanning van de afgelopen maanden in één keer van me afglijden. Het moet uitzonderlijk mooi weer zijn, want in deze tijd van het jaar liggen de bergtoppen meestal verstopt achter de wolken. Hier heb ik het allemaal voor gedaan. Ik ben in korte tijd enorm van dit land gaan houden. Alles heeft tot nu toe een diepe indruk op mij gemaakt: de overweldigende natuur, de immense ruimte, de geuren en kleuren, het lekkere eten, het klimaat, en vooral ook de extreme relaxedheid van de bevolking. Het leven in

Nepal voelt intens en puur. Ik heb me in jaren nergens zo thuis gevoeld als hier, en in Pokhara, de stad waar ik nu woon, valt alles op zijn plek. Ik wil hier eeuwig blijven wonen.”

Zo begint Gevangen in Nepal. Hoe een droomreis een nachtmerrie werd.

Het verhaal van Edward van der Ree is soepel opgetekend door Annemiek van Kessel. Dat ‘eeuwig blijven wonen’ zit er niet meer in: inmiddels denkt Edward aan zijn verblijf in Nepal vooral met afgrijzen terug.

Kort na dit euforisch moment in augustus wordt de Nepalese vriend en collega van Edward, Pravash Paudel, dood gevonden onder het dakterras van het appartement van Edward. Pravash zat niet lekker in zijn vel. Was zwaar alcoholverslaafd en zuchtte onder zijn leven met een vrouw die hij niet wilde: uitgehuwelijkt. Bij de Nederlanders voelde hij zich op zijn plek, daar was hij gelukkig, maar dat leidde tot jaloezie bij zijn jonge echtgenote, die geen woord Engels sprak en helemaal niet meekon in de wat frivolere wereld van haar man.

Hoe komt een ‘normale Nederlandse dertiger’ erbij om zijn biezen te pakken en zijn heil te zoeken in Nepal? Een gebied dat vooral in trek is bij jonge backpackers, oudere hippies en gelukzoekers? Na een reorganisatie in 2012 raakt Edward zijn baan als externe ICT’er kwijt. Hij had bijna vijf jaar bij het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij in Assen gewerkt. “De volgende ochtend, op mijn eerste officiële dag als werkloze, had mijn vriendin me gezegd dat ze definitief niet meer met mij verder wilde. Goede timing. Na een relatie van zo’n zeven jaar, inclusief enkele onderbrekingen, was ze het vertrouwen in onze verhouding nu écht kwijtgeraakt.”

Via datingsite Badoo komt hij in contact met Gabrielle. “Ze was toevallig ook voor het eerst op Badoo, vertelde ze. En ook háár broer had gezegd dat ze daar maar eens moest zoeken naar nieuwe contacten. Gabrielle was 38 jaar, twee jaar ouder dan ik.”

Gabrielle heeft in Nepal een bar-restaurant, in Pokhara, een populaire toeristische trekpleister. Ze zoekt voor de komende zomer een barman die ook goed kan koken, want ze wil haar restaurant – waar alleen tosti’s werden verkocht – upgraden. Ze maken meteen een afspraak. “Gabrielle bleek in een soort trailer te wonen, op het terrein van de boerderij van haar ouders. Boven haar deur hing een houten bord met daarop NAMASTÉ. Ik was doodzenuwachtig toen ik op haar deur klopte.

Een aantrekkelijke, lange, blonde vrouw deed open. Ze was geheel in het zwart gekleed. Ik vond het meteen een stoer wijf. ‘Wat betekent Namasté?’ vroeg ik. ‘Het is een Nepalese groet die letterlijk “Ik buig voor jou” betekent.’”

Gabrielle vertelt dat ze getrouwd is geweest, maar meer van het leven verwachtte dan op de bank zitten. Acht jaar geleden was ze bij haar man weggegaan, had al haar bezittingen verkocht en was vertrokken. Eerst naar India, toen naar Nepal. Ze had daar een stichting opgezet die zich onder meer inzet om vrouwen aan het werk en straatkinderen in de schoolbanken te krijgen.

Samen met de Australiër Quinn die ze daar tegen was gekomen, had ze een bar geopend. Het was een succes, ze zou op 18 februari 2013 teruggaan. Af en toe moest ze Nepal uit voor een nieuw visum. Bovendien moest ze de Nederlandse sponsors van de stichting bijpraten, even de handen schudden en presentaties geven. Tijdens haar afwezigheid bleek dat Quinn de boel had opgelicht, de rekening van de bar geplunderd, het personeel niet had betaald en spullen van de stichting naar zijn appartement had overgebracht. Dus zoekt ze een nieuwe bedrijfsleider.

“Ik bleef die middag, op 30 december 2012, uren met Gabrielle praten. We voelden ons bij elkaar op ons gemak. We spraken af dat we elkaar weer snel zouden ontmoeten. Dat ging sneller dan gedacht. De weken na onze eerste ontmoeting deelden Gabrielle en ik wat meer dan alleen verhalen en we hadden een poosje een leuke tijd met elkaar. Intussen trof ik voorbereidingen voor de reis naar Nepal. Ik zou samen met Gabrielle op 18 februari 2013 vertrekken.”

Ze spreken af dat ze in Nepal geen relatie onderhouden, anders dan zakelijk en vriendschappelijk.

Pokhara ligt 200 kilometer ten westen van Kathmandu en is de op twee na grootste stad van Nepal. Er wonen rond de 255.000 mensen. Vergeleken met Kathmandu, waar rond een miljoen mensen wonen, is het geen grote stad, maar Pokhara is veruit de populairste vakantiebestemming van Nepal. Aan de ene kant dicht tegen de voet van de Himalaya aan en aan de andere kant aan het Phewameer. Het is onder andere het vertrekpunt voor tochten in de bergen van de Annapurna.

“Ik ontdek fantastische watervallen en prachtige privéstrandjes. Ik neem de tijd om naar de mensen te kijken, ik bezoek winkeltjes, cafeetjes, eetstalletjes en restaurants. De lokale gerechten zijn goddelijk, lekker pittig gekruid en spotgoedkoop. Biertje erbij en mijn dag kan niet meer stuk. Door mijn lengte – ik ben 1.97 m – val ik natuurlijk extra op. Het is grappig om te zien hoe mensen op straat daarop reageren. Vaak gaan ze wat smoezen en lachen als ze me zien, maar het hindert me niet. Ik vind het wel amusant en ik leer op deze manier snel veel lokale mensen kennen.

Ik merk al gauw dat die ontspannen levensstijl op mij overslaat. Het past veel beter bij mijn karakter dan de irritante regeltjescultuur die we in Nederland kennen. Op allerlei manieren heb ik de afgelopen jaren geprobeerd om een goed bestaan op te bouwen, eerst met een paar studies – sociologie, natuurkunde en de heao – en later met een baan en een vaste relatie. Ik heb de zorg voor het kind van mijn ex-vriendin op me genomen. Ik was gek op die jongen, en nog steeds. Ik heb het gevoel dat ik op alle fronten mijn best heb gedaan, en toch is het allemaal niet gelukt. Ik blijf hier, denk ik, ik zal er alles aan doen om hier een nieuw leven op te bouwen. Ik ga hier nooit meer weg.”

Wat niet betekent dat Edward zijn ogen sluit voor schaduwkant, de extreme armoede. Het bedelen. “De mensen zien mij als een rijke westerling, dus ze proberen altijd en overal geld van me af te troggelen. Ouders of ouderen hebben er een handje van om kinderen daarvoor te misbruiken. Ik vind het zielig voor ze, maar word er soms ook schijtziek van. Als ik weiger om geld te geven, gaan de kids mij soms slaan. Ik moet me echt inhouden om niet een mep terug te geven. Openlijke agressie komt hier veel meer voor dan bij ons.

Nepal-spread-2-web

Ik merk het ook als ik met mijn motor aan het toeren ben. Ik kom soms in afgelegen bergdorpjes en zodra ik van mijn motor stap, komt er een zwerm mensen om me heen staan. Eerst doen ze geïnteresseerd en dan vragen ze om geld. ‘My kids sick,’ zeggen ze op een toon alsof het mijn schuld is. ‘Dan moet je naar de dokter,’ zeg ik. Dat is een antwoord waar ze niet op zitten te wachten en dan wordt de sfeer dreigender. Ze komen dichter om me heen staan. Duwen en trekken. Eén keer zag ik een man met een mes de groep naderen. Ik stapte gauw weer op mijn motor en maakte dat ik wegkwam. Van alle kanten worden toeristen gewaarschuwd voor dit soort situaties.”

Er zijn meer gevaren die toeristen bedreigen. “Soms worden er zonder pardon mensen – familieleden die iets mankeren – opgeofferd in het verkeer. Voor je het weet heb je iemand onder de wielen van je motor of huurauto, en dan is het: dokken maar.”

De armoede trekt veel vrijwilligers aan, er zijn veel hulporganisaties. Werken in weeshuizen is een favoriete activiteit. “De meeste vrijwilligers moeten betalen om vrijwilligerswerk te mogen doen, en iedereen betaalt grif, maar de meeste van deze zogenaamde kindertehuizen zijn nep, opgezet door geldbeluste Nepalezen. Dagelijks worden door ronselaars straatkinderen opgepikt en ondergebracht in een weeshuis.”

Met de dood van Pravash begint de ellende. Edward: “Vanaf het moment dat ik Pravash op het vliegveld van Pokhara ontmoette, klikte het. Waar het precies in zit kan ik moeilijk omschrijven, maar humor speelt een belangrijke rol. We zijn beiden types die alles leuk vinden, vaak hebben we lol om niks.”

Pravash is vanaf het begin betrokken bij de stichting. Hij is in december getrouwd en verwacht zijn eerste kind. Hij werkt in een koffiebar. “Zijn vrouw heeft er ook een baantje, maar die kan weinig uit zichzelf. Ik merk dat Pravash zich enorm aan haar ergert omdat ze bijvoorbeeld geen Namasté tegen mij en andere gasten zegt.”

Pravash is in het verleden betrokken geweest bij de maoïstische beweging. Dat heeft hij ver achter zich gelaten, maar hij heeft er wel een heel netwerk aan overgehouden. “Helaas niet op een positieve manier; tot op heden wordt hij geïntimideerd door aanhangers van de maoïstische partij. Ze hebben het nooit kunnen verkroppen dat Prakash zich teruggetrokken heeft. In feite is Gabrielle zijn redding geweest.”

Pravash laat ook tegenover Edward niet het achterste van zijn tong zien. Hij is tegen zijn zin getrouwd. Het meisje is niet zijn eigen keuze geweest. Hij was niet verliefd op haar. Zijn familie heeft dit huwelijk gearrangeerd. “Hij ondergaat zijn huwelijk gelaten en vertoont tegelijkertijd vluchtgedrag. Hij is vaker voor de stichting op pad en in de bar – ook buiten diensttijd – dan dat hij bij zijn vrouw is. Hij zet zijn zorgen aan de kant door anderen te dienen en te helpen. Maar hij grijpt ook steeds vaker naar de fles. En hoe meer hij aan banden gelegd wordt, hoe meer hij gaat drinken. Soms komt hij al aangeschoten op zijn werk.”

Edward heeft zijn vrouw een paar keer ontmoet. Een heel stil meisje van nog geen twintig, bijna tien jaar jonger dan Pravash. “Het kind heeft niks aantrekkelijks. Ze heeft niets meegemaakt en ook niks te vertellen. Een lege huls. Ze spreekt sowieso geen Engels.”

Pravash is een man met een geheim. “Toen we laat in de middag terugreden zag Pravash opeens een man op straat lopen. De man zag ons niet. Ik voelde meteen dat er iets was, want Pravash keek naar hem en werd heel stil. Ik vroeg of er iets was, maar hij wilde er weinig over zeggen. Voor zover ik het begreep had die man daar op dat moment niet horen te lopen. Ik had Pravash nog nooit zo gezien. Het leek alsof hij zich verraden voelde. Hij wilde er verder niet over praten en zwijgend namen we later afscheid van elkaar. Die avond kwam hij bezopen de bar in. Het enige dat hij zei was: ‘Twenty years my best friend.’ En ‘After everything I did for him.’ Dit was een gigantisch groot iets voor hem, hij was een week van de kaart. We hebben er niet meer over gepraat.”

In augustus 2013 gaat het bergafwaarts met Pravash. Zondag 11 augustus 2013 om half zes ’s ochtends is er een hels kabaal in het trappenhuis. Er wordt keihard bij Edward op de deur gebonkt en in de deuropening verschijnen geüniformeerde mannen met angstaanjagende geweren. Er komen nog twee mensen binnen: Singh en Sujay. Singh is een goede vriend van Pravash. Edward kent de andere man, Sujay, minder goed. “Ik vind het een nare man en ik weet dat hij regelmatig conflicten met Singh heeft. Hij zit bij de maoïstische beweging. Als hij mijn blik kruist mompelt hij vals: ‘You’re in big trouble.’ Singh kijkt zorgelijk, maar zegt niets. De hele sfeer is grimmig en onprettig. Ik denk meteen: hier is iets goed mis.”

Zonder enige inleiding zegt een van de rechercheurs: “Wie heeft hem geduwd?” Edward begrijpt het niet. “Pravash ligt hier beneden in de steeg, hij is dood.”

Toch lijkt het aanvankelijk mee te vallen: de politie lijkt uit te gaan van een ongeluk. Maar als Edward op weg gaat naar Kathmandu om een vriend op te halen, wordt hij halverwege uit de bus gehaald door zwaarbewapende agenten die zeggen dat hij probeert te vluchten omdat hij een moord heeft gepleegd. Er wachten hem helse jaren in een Nepalese gevangenis.

Anno 2016 is Edward terug in Nederland. Het ‘recht’ heeft gezegevierd, maar het was wel een heel duur ‘recht’.

Nepal-bol-com

(c) Gevangen in Nepal. Door Annemiek van Kessel. Uitgeverij De Kring

 

Poesjes van een ijskonijn: Digna’s moordenaar komt vrij

$
0
0

Digna-Moordenaars

Ton P. uit Groningen, moordenaar van de negenjarige Digna van der Roest in 1982, komt vrij. 

De moord was van een ongekende perverse wreedheid. Digna was met een smoes over jonge poesjes van straat gehaald door de partner van Ton, Hannie P.M.-P. Ze had een meisje voor de aan seks met Lolita-meisjes verslaafde Ton opgescharreld omdat ze bang was dat hij zich anders aan haar kinderen zou vergrijpen.

Hannie is in een tbs-kliniek overleden, Ton is nu 66 jaar. In het boek Moordenaars in Nederland staat een hoofdstuk over deze bizarre moordzaak. 

“In plaats van mijn kinderen te waarschuwen om niet met vreemde mannen mee te gaan, zal ik ze nu zeggen dat ook niet met vreemde vrouwen te doen,” zegt een Groningse politieman als het onderzoek naar de moord op Digna van der Roest (9) in september 1983 is afgerond.

Er is veel kritiek op de Groningse politie in deze zaak, maar hier heeft hij wel een punt: wie verwacht dat een vrouw een kind ontvoert? Hannie P. is een uitzondering: ze deed de ontvoering, ze deed mee aan het seksueel misbruik en ze pleegde de moord. Waar haar man, mededader Ton P., heel wat tranen en emoties liet zien, toonde Hannie zich onbewogen. Een ijskonijn.

Op 7 juni 1982 gaat Digna van der Roest, dochter van een leerkracht, als gewoonlijk met de bus van school – ze zit in de vierde klas – naar haar ouderlijk huis aan de Kamilleweg in Groningen. Van de bushalte naar huis is ongeveer 500 meter. Digna is een meisje met opvallend wit haar. Ze is bijna thuis als ze Hannie P. tegenkomt, op de hoek van de Speenkruidstraat en de Kamilleweg. “Wil je soms een nest met jonge poesjes zien?,” vraagt Hannie. Dat wil ze wel. Pas in 1984, als het proces tegen Hannie en echtgenoot Ton wordt gevoerd, wordt duidelijk wat er precies is gebeurd.

Digna-Speenkruidstraat

Als Digna die middag spoorloos verdwijnt, komen in Groningen tal van opsporingsacties op gang.

Haar ouders, geholpen door collega’s van haar vader, plakken zo’n honderdduizend affiches met een foto van Digna en de tekst ‘Help ons Digna vinden’. Die hangen in de stad en wijde omgeving. De predikant van de familie roept de ontvoerder op zich bij hem te melden. Zijn ambtsgeheim zou anonimiteit verzekeren. Heel Nederland leeft mee, maar de dader komt niet in beeld.

De politie is helemaal op verkeerde sporen bezig. Dat blijkt als Hannie P. zich ruim een jaar later bij de politie in Utrecht meldt met de mededeling dat ze meer weet over de verdwijning van Digna. Ze beschrijft de plaats waar Digna is begraven op enkele meters nauwkeurig en noemt de naam van haar man als de verdachte. Omdat niet direct duidelijk is welke rol ze zelf heeft gespeeld, wordt ze gearresteerd.

Als in Groningen bekend wordt dat het om Ton P. gaat, reageert men woedend. En met ongeloof: hoe kan het dat de politie deze man over het hoofd heeft gezien?

Hij was in het voorjaar van 1981 aangehouden op verdenking van ontucht met een negen meisjes. Hij pikte de meisjes, dochtertjes van familieleden en kennissen, van straat op en lokte ze mee. Hannie P. gaf hem daarvoor bij de politie aan toen hij op het bureau was in verband met een diefstal. Hij zou zich ook hebben vergrepen aan hun eigen dochtertje. Later trok ze die aanklacht weer in.

De zaak leidde tot veel consternatie, maar tijdens het hele onderzoek naar mogelijke daders van de verdwijning van Digna – waarbij iedereen denkt aan een zedenmisdrijf – blijkt zijn naam nimmer naar boven te zijn gekomen. Volgens politie en justitie stond hij niet geregistreerd als zedendelinquent, omdat hij daarvoor niet was veroordeeld. Ze kenden hem alleen als inbreker.

In het Nieuwsblad van het Noorden veegt Ger Vaders – de hoofdredacteur die later ook bekend zou worden als gijzelaar bij de treinkaping in Smilde – de vloer aan met het politieonderzoek. “De tragiek is dat als de politie en justitie in Groningen gewoon hun gezonde verstand hadden gebruikt, dat al die poespas niet nodig was geweest. Nog erger: als justitie dat had gedaan, was er naar alle waarschijnlijkheid geen drama-Digna van de Roest geweest.”

De aanklacht wegens seksuele handelingen met negen meisjes had uitvoerig in de krant gestaan. Nadat de aanklacht was ingetrokken, klaagde Ton P. bij de krant dat zijn goede naam en eer was aangetast.

Niet alleen de politie heeft zitten slapen. Toen Ton P. in maart 1981 na de ‘vrijspraak’ voor de ontucht terugkeerde naar zijn woning in de Billitonstraat, was hij door woedende buurtbewoners afgetuigd met loden pijpen en messen en moest hij voor behandeling naar het ziekenhuis. Ook bij journalisten – en buurtbewoners – was kennelijk geen bel gaan rinkelen.

Niet zo vreemd: er werd gezocht naar een man in een rode auto. Een scholiere had die middag een bijna-botsing met een rode auto en meende op de achterbank een blond meisje te hebben gezien. Onder hypnose gaf zij aan de psychiater nadere bijzonderheden, op basis waarvan een compositietekening werd gemaakt. Daar bleek achteraf totaal niets van te kloppen. De 20.000 manuren die de politie aan het onderzoek besteedde leverden niets concreets op.

Ten tijde van de verdwijning van Digna is A.J.M.(‘Antonius, Ton, Tonnie) P. 33 jaar. J.P.M.-P.(‘Johanna, Hannie’) is 24. Een jaar later, als Hannie zich meldt bij de politie in Utrecht, waar ze dan sinds enige tijd woont, zit Ton in Veenhuizen een straf van 14 maanden uit voor inbraak.

Geen onbekende locatie voor hem: hij zat daar al eerder vast, ook voor vermogensdelicten. In 1981 had hij strafopschorting gekregen om wat privézaken te regelen. Tijdens dat verlof vergrijpt hij zich aan Digna van der Roest. In diezelfde periode zet hij Hannie aan tot beroving van een bejaarde en invalide Groningen. Daarvoor wordt ze begin 1983 tot zeven maanden veroordeeld. Een jaar na de moord lijkt ze in gewetensnood te komen. Ze deelt het geheim met kennissen, die erop aandringen dat ze naar de politie gaat.

In de aanloop naar het proces tegen de twee gebeurt er van alles, maar komt er nog weinig informatie naar buiten.

Er ontstaat enige vertraging door een incident in december 1983. Ton en Hannie verblijven allebei tegelijk in het Pieter Baan Centrum in Utrecht, voor psychiatrisch onderzoek. Ton slaagt bij Hannie te komen en bedreigt haar een uur lang met een schroevendraaier. Hij is kwaad omdat uit de verhoren duidelijk wordt dat ze hem de moord op Digna in zijn schoenen wil schuiven. De behandelaars vinden het niet langer verantwoord het stel onder één dak te houden. Aan de vooravond van het proces, op 1 mei 1984 bij de rechtbank in Groningen, brengt justitie naar buiten dat de verhoren voor de politie zeer zwaar zijn geweest, door de kille opstelling van de verdachten.

Digna-Hannie-P-tekening

Uit de rechtbankverslagen in De Telegraaf en het Nieuwsblad van het Noorden komt een vrij duidelijk beeld naar voren van wat er is gebeurd.

Hannie: “Ik was bang voor Ton, daarom heb ik meegedaan.”

Ton: “Ik heb het in blind houden van voor Hannie gedaan, ter bescherming van mijn gezin.”

Ton dacht dat Hannie die middag boodschappen was gaan doen en hun dochtertje van de crèche ging halen, maar ze had hem gebeld: “Ik heb een meisje van de straat opgepikt.” Hij had gezegd dat ze ‘normaal’ moest doen.

Hannie zegt dat ze door Ton was gedwongen. De vorige dag hadden ze daar ook al ruzie over gehad. “Hij zat weer in Lolita-boekjes te kijken en hij moest en zou een kind hebben. Anders zou hij een van mijn kinderen pakken.”

Ton geeft toe dat ze Digna vrijwel direct nadat ze binnen was gekomen, limonade met fijngestampte slaaptabletten hadden gegeven en haar hadden aangerand. Er worden daarover geen details naar buiten gebracht, alleen dat ze met z’n beiden ontucht hebben gepleegd met het meisje en foto’s van haar hebben gemaakt. Volgens Ton is Digna niet verkracht: “Dat is niet gebeurd en ik heb er geen enkele baat bij daarover te liegen, het is al erg genoeg zo.”

Later op de avond lenen ze met een smoes een auto van een kennis. Ze zeggen dat ze bij een grootmoeder op bezoek moeten.

Hannie kijkt of de kust veilig is, dan laadt Ton Digna in de achterbak van de auto. Ze rijden richting Hoogeveen. Tussen Pesse en Meppel, bij een parkeerplaats ter hoogte van Ruinen, stoppen ze. Het is aardedonker en het loopt dan al tegen middernacht. Digna is nog steeds versuft door de slaaptabletten.

Hannie zegt dan: “Als je nog iets wil, moet je het nu doen.” Dan pleegt Ton opnieuw ontucht, “min of meer automatisch.” Hannie licht bij met een zaklantaarn en houdt een been van Digna vast. Daarna wurgt Hannie haar, in twee keer, met een hiertoe meegenomen stuk touw. Ton graaft een kuil in een drooggevallen greppel, Hannie legt het lichaam van Digna erin. Hannie slaat haar nog een paar keer met de schop.

In Het Vrije Volk van 2 mei staat een verslag van Nico Polak. Hij citeert Ton, die met een door tranen verstikte stem zei: “Ik ben blij voor die ouders dat ze tenminste weten waar hun dochter is.”

Polak omschrijft Ton als “een forse man in blauwe zeemanstrui, met bakkebaarden, snor en het ware souteneurssentiment.”

Hannie: “Ik móest het wel doen omdat hij gedreigd had anders mijn kinderen te doen.”

Haar 34-jarige man begon ontroostbaar te snikken als een kind. “Hoe kún je zo gemeen zijn om zoiets te vertellen!” schreeuwde hij zijn vrouw ter zitting toe.

Volgens justitie gaat het “om weinig intelligente verdachten,” die wel volledig toerekeningsvatbaar en is er sprake van “het meest vergaande zedenmisdrijf.”

Een paar citaten:

Ton: “Het klinkt macaber, maar ik heb het jarenlang geaccepteerd dat zij die spelletjes in huis haalde.” Die spelletjes omschrijft hij als de jonge meisjes waaraan hij “seksueel gebonden” was en die Hannie hem constant leverde.

Polak: “De Lolita-porno (hij fotografeerde de meisjes) kwam Hannie goed te stade bij haar praktijk als prostituee. ‘Door die spelletjes riep ze bij mij gevoelens op die ik voordien nooit gekend heb,’ riep Tonnie klagelijk.”

Het Vrije Volk is de enige krant die melding maakt van het prostitutieverleden van Hannie. Ze had Digna opgepikt met het smoesje over de jonge poesjes. Digna was bij haar achterop de fiets gestapt. Onderweg was ze bij een feestwinkel gestopt en had daar een mombakkes gekocht.

Van de plek waar ze Digna oppikte tot aan hun woning in de Billitonstraat, in de aangrenzende Indische Buurt, is een afstand van zo’n 3,5 kilometer. Achteraf blijkt dat er geen enkele getuige is geweest die Digna op de fiets heeft gezien. Ook in of bij de feestwinkel is niemand iets opgevallen.

Ton: “Ik wist me geen raad met dat meisje, ze zeurde maar steeds dat ze naar huis wilde.”

In Het Vrije Volk staat: “Hannie had net gedaan of ze met haar moeder telefoneerde en haar gezegd dat ze bij ons mocht blijven logeren.” Maar of er echt is gebeld, en hoe dat te rijmen valt met het verhaal dat Digna verdoofd was door de slaapmiddelen, en wanneer dat geweest zou zijn, is onduidelijk.

“Na afloop van het seksueel gebeuren, waaraan ook de vrouw deelnam, was het tweetal tot de conclusie gekomen dat het ditmaal een intelligent meisje betrof, dat uit goede familie kwam. Hier kon dus wel eens ellende van komen. ‘Ik had nog het idee haar in een bos af te zetten, maar Hannie vond dat ze de pijp uit moest.’”

In Ruinen had Ton nog tegen haar geschreeuwd: “Rothoer, weet je wel waar je mee bezig bent?”

Volgens Hannie had Ton zelf gezegd: “Het is maar het beste dat ze opgeruimd wordt, anders gaat ze praten. Steek d’r keel maar door met die schop.”

De rechter vraagt Hannie: “U heeft toch óók ontucht met dat meisje gepleegd? U had daar misschien plezier in.”

Daar komt geen antwoord op. De psychiater beschrijft Hannie als “apathisch, willoos en passief. Ze leefde in een pathologische verhouding met haar echtgenoot. Er was een wederzijdse beïnvloeding.”

Uit de psychiatrische rapportage valt op te maken dat beide verdachten een weinig rooskleurige achtergrond hebben.

Van Ton P. is de verwekker onbekend, hij heeft drie ‘vaders’ meegemaakt en talloze mishandelingen. Zijn moeder is uit de ouderlijke macht ontzet. In 1975 ontmoette hij Hannie, wier levensloop zo mogelijk nog ongunstiger was, met incest in de familie. Opmerkelijk: de overeenkomst tussen het gedrag van haar vader en dat van haar echtgenoot.

De rechtbankverslaggevers beschrijven Hannie als “kil en emotieloos.” Ze laat geen woord van spijt horen. Ton is “heftig, lang van stof” en roept voelbare spanning op. “Iedereen ziet mij nu als een beest, maar ik ben een mens en een vader van kinderen. Ik wil me niet schoonpraten. Behalve de ouders van het meisje heeft niemand er meer verdriet van dan ik.”

De rechter vraagt: “U was toch wel blij dat Hannie met dat meisje thuiskwam?”

Ton, snikkend: “Verschrikkelijk, dat u het woord blij gebruikt.” In een twintig minuten durend slotwoord zegt hij dat hij jarenlang “oneindig bang” is geweest voor zijn vrouw. Om de streken die zij hem leverde. Zij was het die hem tot fotosessies met kinderen had aangezet. Zij had er haar eigen nichtjes voor laten opdraven.” Niettemin: “Ze heeft ook haar goeie dingen.”

In mei 1984 worden beiden veroordeeld tot levenslang voor moord. Verder is Ton schuldig, Hannie medeplichtig aan het verkrachten en plegen van ontucht met een kind beneden de twaalf jaar.

De rechtbank neemt de conclusie van het Pieter Baan Centrum over: allebei volledig toerekeningsvatbaar. In het vonnis staat dat de vrouw niet onder zodanig grote angst voor haar man verkeerde dat ze op grond daarvan in licht verminderde mate ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. In hoger beroep wordt het voor beiden achttien jaar gevangenisstraf plus tbs met dwangverpleging.

In de loop der jaren komt Ton P. nog diverse keren in het nieuws. Hij zat zijn celstraf uit in de bunker in Scheveningen, in 1991 wordt hij opgenomen in tbs-kliniek Veldzicht in Balkbrug.

In De Telegraaf van 20 september 1997 schrijft Cees Koring over de dan 47-jarige Ton P., die “meer dan 120 kilo zwaar is.” Aanleiding zijn maatregelen tegen tbs-patiënten. In 1992 had de geneesheer-directeur Ton “grote vrijheden” gegund en had hij uitzicht op spoedige terugkeer in de maatschappij, maar in de loop van 1996 waren al zijn verloven van de ene op de andere dag ingetrokken en was de tbs opnieuw met twee jaar verlengd.

Volgens het gerechtshof Arnhem was er “op korte termijn geen gevaar, op lange termijn wel” en was het verlofbeleid te ver doorgeschoten. Nederland en België zijn in die tijd in de ban van Dutroux, volgens advocaat Willem Anker was men “vanwege politieke gevoeligheid op de rem gaan staan.”

Ton P. had telefonisch contact vanuit Veldzicht, met Cees Koring.

“Ik draag heel veel verantwoording voor dat misdrijf. Ik had me er destijds niet door mijn vrouw in moeten laten betrekken. Ik had gewoon nee moeten zeggen. Na bijna veertien jaar wordt het tijd dat ik mijn eigen leven weer in handen krijg. Niemand heeft meer iets van mij te duchten. Er is geen recidivegevaar. Ik heb in Veldzicht goed meegewerkt aan mijn behandeling. Binnen een jaar mocht ik al begeleid met verlof. Ik ging in het dorp boodschappen doen of een ijsje eten. In 1992 mocht ik zonder begeleider weg. Ik ben een verwoed visser en dat heb ik bijna vier jaar lang gedaan. Er stonden dikwijls kinderen om mij heen, maar er is nog nooit wat gebeurd.”

In 1994 kreeg hij gelegenheid op zoek te gaan naar een baantje als vrijwilliger.

Hij reisde vier keer naar Zwolle en Hoogeveen om zich te oriënteren en kon in een tehuis met verstandelijk gehandicapten terecht als schilder en reparateur van houtwerk. Dat ging niet door omdat het verlof niet werd verruimd. Bovendien was er onenigheid binnen het behandelteam: er zijn mensen die hem niet moeten vanwege het delict. Het komt vaker voor dat verlof wordt ingetrokken door “sociale onrust” rond tbs’rs die in de fout gaan.

Ton: “Als anderen zich misdragen hoef ik daar toch niet de dupe van worden?”

De nabestaanden van Digna waren op de hoogte van de vrijheden. Op de vraag om commentaar zegt haar vader: “Wij hebben maar besloten om er het zwijgen toe te doen.”

In 2004 komt Ton ‘op proef’ op vrije voeten. Dat gaat mis. Nadat hij zijn (nieuwe) vriendin heeft mishandeld, wordt hij teruggestuurd naar de tbs-kliniek. Gedragsdeskundigen zeggen achteraf dat er sprake is geweest van een schijnaanpassing.

In mei 2013 wordt zijn tbs door de rechtbank Groningen met één jaar verlengd, omdat hij “blijvend gevaar vormt.”

De termijn van één jaar geeft aan dat de deur naar resocialisatie op een kier staat. Dat blijkt, tijdens een zitting op 29 april 2015. Ook dan wordt de tbs met één jaar verlengd, de dwangverpleging is eraf. Hij verblijft al buiten de kliniek, maar hij moet zich aan strakke regels houden. Hij moet volledig open zijn over iedereen met wie hij contacten heeft dan wel krijgt. In het vonnis staat: “Hij is wars van autoriteit en bemoeizucht en dat maakt toezicht houden op hem moeilijk.”

Hannie is in 1996 in tbs-inrichting Oldenkotte in Rekken overleden aan de gevolgen van een hartaanval.

Behalve door wat summiere citaten tijdens het proces is er geen inzicht in haar drijfveren. Opmerkelijk, omdat ze een van de zeer weinige vrouwen ter wereld is die zo actief betrokken was bij een seksmoord op een willekeurig slachtoffer.

Er is enige overeenkomst met Myra Hindley, die samen met haar vriend uit Glasgow tussen 1963 en 1965 vijf kinderen vermoordde. Ian zou Myra geestelijk volkomen in zijn macht hebben. Brady was een fervent liefhebber van de geschriften van Markies de Sade en van Adolf Hitler. Samen met Myra had hij van het eerste slachtoffer, Lesley Ann Downey (10), uitgebreid pornofoto’s gemaakt. De smeekbedes en het gillen van het kind hadden ze op een tape opgenomen. Brady geeft als verklaring voor zijn moorddadig gedrag dat hij zich verveelde, maar volgens Myra was er iets anders aan de hand: “Ik voelde hoe hij genoot van het perverse gevoel van macht dat zijn lichamelijk overwicht op kinderen hem gaf.”

moordenaars-bol

Willem Holleeder en de Aanslagen: het verslag

$
0
0

Op de pro-formazitting tegen Willem Holleeder, dinsdag 10 mei, kwam het Openbaar Ministerie bij monde van de officieren van justitie Sabine Tammes en Lars Delpher met een compleet nieuw onderzoek.

In februari van dit jaar kamen er signalen vanuit de EBI in Vught dat er iets aan de hand was met de Antillianen die samen met Holleeder op een afdeling zaten: Liomar Winklaar en Edwin Valentina. Twee moordenaars van Curaçao. Holleeder zou hen hebben benaderd om Astrid en Sonja Holleeder en Peter R. de Vries te laten vermoorden door de beruchte bende No Limit Soldiers (NLS) van Curaçao.

Dit nieuws overschaduwde alles wat er nog meer gebeurde tijdens deze zitting. In kranten was gespeculeerd over de rol van advocaat Stijn Franken, tegen wie een klacht was ingediend door Sonja Holleeder en Sandra den Hartog. Daar zal nog wel meer over gesproken worden, maar het was wel duidelijk dat op dit punt op deze zitting geen ingrijpend nieuws was te verwachten.

Hoe serieus was het liquidatieplan vanuit de EBI? Dit is een zo compleet mogelijk verslag van wat er tijdens de zitting is besproken. Niet woordelijk: het was onmogelijk het zo snel mee te tikken, maar ‘naar eer en geweten’ zo goed mogelijk weergegeven.

Een paar andere interessante punten. Als eerste: het embargo. Franken wil de verklaringen van Holleeder publiceren, compleet. Niet via een lek, maar met open vizier. Daar wil het Openbaar Ministerie nog niet aan.

En wat hij zelf zegt over zijn rol als advocaat: als hij het niet meer doet, wie moet dat werk, al die kennis en informatie die hij in de afgelopen negen jaar heeft opgedaan, overnemen? Verder saillante details over ‘de dag dat Willem Endstra stierf’: waarom was Holleeder dat weekend zo opvallend níet in Nederland? Sonja Holleeder en Holleeders toenmalige vriendin Maike Dijkhuis verklaren er iets over. Al roept ook dat weer vragen op: als je nou de opdracht hebt gegeven voor die moord (daar wordt hij van verdacht), is het dan zo handig je meteen daarna op de plek des onheils te melden?

Rechter: Goedemorgen. Willem Frederik, uw achternaam is ook bekend. U komt niet in beeld en als u iets zegt wordt dat niet opgenomen en uitgezonden.

Officier van justitie Sabine Tammes: “De afgelopen drie maanden hebben voornamelijk in het teken gestaan van een onderzoek dat de naam 100procentVandros heeft gekregen. Dat is een nieuw onderzoek. De collega-officier gaat dat verder uitleggen.”

Tammes geeft verder een overzicht van de nog lopende verzoeken van de verdediging. Bas Vermeulen, Sjaak Burger en Ariën Kaale zullen op 17 en 18 mei worden gehoord. Ze vertelt dat Holleeder inmiddels zes keer is gehoord bij de rechter-commissaris. Die is ook begonnen met het verhoren van de getuigen, maar met name de verhoren van de zussen (Sonja en Astrid) lopen stroef.

Op 22 maart is er een incident geweest bij de getuige ervan werd beschuldigd informatie achter te houden. Dat is opgelost. Het bleek om een geluidsopname te gaan die abusievelijk niet was overhandigd. Er is tumult ontstaan, waarna besloten werd dat verdachte (Willem Holleeder dus) niet langer bij de getuigenverhoren aanwezig mocht zijn.

Ze gaat in op het embargo dat op verzoek van de verdediging is ingesteld en dat inhoudt dat de verklaringen die Holleeder aflegt in het kader van de Passagezaak nog niet aan dit dossier worden toegevoegd: als de getuigen (de twee zussen en ex-vriendin Sandra den Hartog) die verklaringen al kennen, kunnen ze er niet onbevangen over worden gehoord door de verdediging.

Dat embargo loopt tot 1 juni.

Na 22 maart zijn er geen verhoren meer geweest. Voorlopig zijn die van de baan. “Het staat het Openbaar Ministerie niet vrij om mededelingen te doen over de oorzaak van de vertraging,” aldus Tammes, maar het is duidelijk dat dit met de klacht tegen Stijn Franken te maken heeft.

Tammes: “Het wreekt zich nu dat de verdediging de getuigen niet tijdig heeft bevraagd over zaken waarvoor het embargo geldt. Maar we zullen ons niet tegen verlenging van het embargo verzetten.”

Ze haalt aan dat de stukken die op 24 maart in het kader van de Passagezaak zijn verstrekt, een week later op de site Vlinderscrime stonden en afkomstig waren van een van de raadslieden of van een verdachte in de Passagezaak. “Het Openbaar Ministerie meent dat een dergelijke openbaring schadelijk is.”

Ze haalt de veroordelingen in kort geding tegen Martin Kok en Sebastiaans Beens aan en geeft aan dat “om verdere lekken tegen te gaan in de toekomst zal worden overgegaan tot markering van stukken, om te achterhalen van wie ze afkomstig zijn.” Dat moet een barrière vormen.

De advocaat van Holleeder heeft aangekondigd dat hij alle verklaringen van zijn cliënt bij het aflopen van het embargo online wil zetten.

Volgens het OM moeten er twee belangen worden afgewogen: het belang van de verdachte tegen dat van het bvelang van de opsporing. “Het lijkt evident dat het belang van verdachte moet wijken voor het algemeen belang. Het zal duidelijk zijn dat OM gekant is tegen publicatie, ook de rechter-commissaris heeft zich tegen dit voornemen uitgesproken.

De andere officier is Lars Stempher. Hij is de opvolgers van Joost Beliën, die zijn plek op Curaçao heeft ingenomen.

Interessant: als er iemand weet wie de personen in het volgende gedeelte zijn, moet het Stempher zijn. Het gaat over twee Antillianen die tegelijk met Holleeder in de EBI in de Vught zaten. Edwin Valentina en Liomar Winklaar. De laatste is samen met zijn zus Decca veroordeeld voor de roofmoord op Arie Mulder (71) en diens vriendin Ana Perret Gentil (74), in oktober 2005, in de wijk Gato. Niet zo ver van waar Liomar en zijn zus toen woonden. Liomar was 17, zijn zus 16. Hij werd tot 24 jaar celstraf veroordeeld, zij tot 18 jaar.

Ze hadden de terreinwagen van Mulder bij de woning zien staan. Die wilden ze meenemen. Ze drongen het huis binnen en richtten met keukenmessen een slachtpartij aan. Psychiaters omschreven de op jonge leeftijd door hun ouders in de steek gelaten broer en zus als ‘bijzonder agressief’ en ook zouden ze geen berouw hebben van de moorden.

In maart 2009 wist Liomar uit de gevangenis op Curacao (voorheen Koraalspecht, later Bon Futuro en inmiddels Centrum voor Detentie en Correctie Curaçao) te ontsnappen. Hij werd opgepakt, maar omdat er aanwijzingen zouden zijn dat hij vluchtgevaarlijk bleef, werd hij overgeplaatst naar de EBI, waar hij vanaf juni 2015 tegelijk zat met Holleeder.

De andere Antilliaan op dezelfde afdeling was de nu 31-jarige Edwin Valentina. Hij is veroordeeld tot bijna 21 jaar voor de moord op 6 april 2011 op Gershwin Marquita. Bovendien had hij de zus van de medeplichtige ontvoerd, bedreigd en mishandeld.

Stempher meldt dat Holleeder op 13 december 2014 is aangehouden en dat hij op 18 maart 2015 in de EBI in Vught is geplaatst.

Vanaf juni 2015 zat hij daar met Valentina en Winklaar in een groep. Op 18 december 2015 is Winklaar overgeplaatst naar De Marwei in Leeuwarden. Op 16 februari 2016 ontving justitie vanuit de EBI het bericht dat Valentina overgeplaatst wilde worden. Hij wilde er geen reden voor opgeven en daarom is gekeken naar eerder door Valentina gevoerde gesprekken.

Drie dagen ervoor had hij een gesprek met een vriendin uit Rotterdam, die hij had verzocht een nummer te bellen. Hij gaf acht cijfers door en gaf aan dat hij de rest niet wist. Daar zou hij later op terug komen. Hij had tegen haar iets gezegd als: de volgende keer laat ik jou een paar dingen tegen een man zeggen, ik heb een vriend en er zijn een hoop dingen.

Vanaf 14 februari was het contact tussen hem en Holleeder niet meer goed, als ze samen zouden blijven zou er iets gebeuren, er zouden doden vallen. Uit politieregistratie blijkt dat beiden leden zijn de van de NLS, de No Limit Soldiers, een beruchte bende van Curacao. Ze zijn overgeplaatst uit de gevangenis op Curaçao omdat er aanwijzingen waren dat er een ontvluchting zou worden georganiseerd door Valentina. Hierdoor waren alle alarmbellen gaan rinkelen. Vanwege twee dingen: de angst van deze getuigen, die verklaren dat ze bang zijn niet te overleven en de inhoud van het dossier Vandros.

Bij de eerste gesprekken Astrid Holleeder met de CIE was meteen duidelijk dat er bij Astrid een enorme angst was, dat het praten met de politie het leven kon kosten van familieleden en anderen. In gesprekken van 6 en 26 maart 2013 geeft ze blijk van een enorme angst voor haar broer en vreest ze voor het leven van familieleden en anderen. Ze vertelde dat Willem zegt dat hij al jaren iemand plat heeft bij de politie, “ze is bang dat hem ter ore komt dat ze met ons in gesprek is, dat zou haar doodvonnis betekenen.” Ze was bezorgd over de omvang van de kring die op de hoogte was van het traject.

Haar reden voor het inbrengen van de verklaringen is dat verdachte niet zou stoppen. “Het bewaakt zijn verhaal. Dat mag niet naar buiten komen. Dat heeft de afgelopen twee jaar zwaar gemaakt, voor Sonja ook. Die speelt een heel andere rol, echt op het randje. Het is uitstel van executie. “Eigenlijk is ze ballast, hè?” Dat beaamt hij. Het maakt niet uit hoe lang het duurt, die beslissing heeft hij allang genomen. Dat zegt hij ook over Mieremet. Daar heeft hij tien jaar over gedaan, hij vergeet niet. Als iedereen over vijf jaar een ander leven heeft, de officieren, dan is hij het niet vergeten. Ook over tien jaar niet. Wij komen echt aan de beurt, 100 procent, daar leeft hij nu voor.”

Op 12 januari bij de rechter-commissaris:

“Ik kan er niks aan doen dat hij bezig blijft. Het is mijn zusje, hij heeft de opdracht al gegeven. Ik weet niet of je naar de bandjes hebt geluisterd? Hij heeft de opdracht al gegeven! Ik zeg: ‘Wim, dat kan toch niet, het is familie? Daar kan je toch niet mee leven?’ Dan zegt hij: ‘Ik ken er niet mee leven als ik het niet doe.’ Dat is vanuit de nuchterheid die ik van hem ken. Dan zeg ik: ‘Niet dat ik ernaast loop als het gebeurt?’ Als Sonja wordt neergemaaid net als Cor, dat ik er toevallig naast sta, net als Ter Haak. Dat is wat ik zeg tegen hem, wat u hoort op een bandje. ‘Nee hoor lieverd, jij nooit, jou waarschuw ik van tevoren.’ Wat is dat voor gesprek? Moet ik denken dat alles goed gaat aflopen? Ik geloof dat niet meer. Hij verandert niet, hij blijft het doen. Hij kan iedereen tegen elkaar uitspelen.’

Ter ondersteuning een opgenomen gesprek van 17 oktober 2013, tussen Astrid en Willem. Hij wil geld voor de verfilming van het boek over de Heinekenontvoering.

Astrid vraagt: ‘Hoe wil je het geregeld hebben?’

‘Om te beginnen wil ik gewoon mijn deel hebben. Als er geld binnenkomt, moet ze het opnemen. Als ik mijn geld niet krijg, is dit het laatste wat ze in dit leven heeft gedaan. Als Sonja met mijn geld gaat kloten, dat ik haar a la minute doodschiet. Nu doe ik even rustig aan, ik beloof niks.’

Astrid zegt dan: ‘Het moet niet zo zijn dat ik koffie met haar drink en dat ik voor de gezelligheid meega.’

‘Nee hoor, dat gebeurt niet, nooit in mijn leven.’

‘Anders blijf ik helemaal uit de buurt.’

‘Nee hoor, ik kan niks beloven. Er komen andere tijden, er komt hier altijd een vervolg op. Het kan een tijd duren, maar dan komt het. Voor 1 miljoen zeker. Naar gelang mijn gevoel, dat zal bepalen wat ik ga doen Ze doet net of ze gek is. Dat ken ze. Als je iemand op je af ziet stormen met dat ding, dan weet je: het is klaar.’

Astrid zegt: “Door de bedreiging van Peter de Vries is de liquidatie van Thomas weer boven gekomen. Die was ook 25 jaar bevriend met Willem. ‘Als Peter vervelend blijft, doe ik hetzelfde als met Thomas van der Bijl. Ik regel het vooraf en als ik zit, dan gaat-ie.’ Dat is de boodschap die ik aan Peter heb doorgegeven.”

De officier: “Vorengenoemde maakt, ingegeven de verdenkingen tegen verdachte en de daarbij door de rechtbank ook aangenomen ernstige bezwaren, dat wij scherp zijn op handelingen of signalen die erop zouden kunnen wijzen dat er voorbereidingshandelingen zijn verricht dan wel pogingen om vorengenoemde getuigen van het leven te beroven. Het OM acht de door Astrid uitgesproken angst dat zij en de andere getuigen aan de beurt zullen komen, helaas niet ondenkbaar.

De volgende reden waarom bij ons de alarmbellen rinkelen heeft te maken met het scenario: als verdachte door tussenkomst van Valentina of anderen, als hij een liquidatie zou willen organiseren, hij zoveel mogelijk afstand zou willen creëren tot Valentina.

Dit scenario wordt mede ondersteund door het verblijf van verdachte in Frankrijk tijdens de liquidatie van Endstra: afstand tussen hem en het slachtoffer. Sandra den Hartog hierover: “Bijvoorbeeld met Endstra. Op een gegeven moment komt hij, na heel lang traject van ‘die kankerhond gaat eraan, hij praat met de politie, ik laat hem doodschieten. Hij mag niet meer betalen.’ Dan komt hij ineens met een weekend naar Parijs, ‘zorg dat je oppas hebt, regel alles, we gaan een weekend naar Parijs.’

Zij weigert.

Dan moet Maike maar mee. Die bericht haar: ‘San, zaterdag niet eten, ik moet met Wim mee.’ Holleeder en Maike gingen dus weg dat weekend. Over die maandag zegt zij: “Ik rijd door de Beethovenstraar, ik wil rechtsaf de Apollolaan in, die is afgezet. Ik zie politie, ik denk: het zal toch niet? Ik zet de auto aan de kant en stap uit. Daar staat hij. Ik zeg: wat is er gebeurd? ‘Ja, ze hebben die Endstra neergeschoten.’

Die maandagavond waren Holleeder en Maike weer terug. Holleeder was echt geschrokken van het nieuws. De tranen sprongen in zijn ogen. Ze reden meteen terug naar Amsterdam, om zogenaamd de familie bij te staan. Toen Holleeder terugkwam zei hij dat ze een volgende keer haar bek moest houden en gewoon mee moest gaan. “Je ziet het toch, direct had er niemand meegegaan, had ik daar gezeten, wie zegt dan dat ik daar ben?”

Astrid verklaart: ‘Kort na de liquidatie van Endstra belde Willem met Sonja, waarna ze op zijn verzoek naar de carpoolplaats bij Abcoude zijn gereden. Willem was er met een vriendin. Hij kon het niet gedaan hebben, hij kwam net uit het buitenland. Hij vroeg of wij wat hadden gehoord over de liquidatie, hij wilde nieuws horen. Willem vertelde dat hij naar familie van Endstra zou gaan en ik vroeg hem nog of dit nou zo verstandig was. Hij zei dat het verdacht was als hij gezicht niet bij hen zou laten zien.”

Sonja verklaart: “Willem ging weg met een vriendin. Hij was in ieder geval weg toen Endstra werd geliquideerd. Willem was met Maike Dijkhuis naar Parijs. Vlak na de liquidatie kwam Willem terug en belde dat ze met Astrid naar de carpoolplaats in Abcoude moest komen. Willem ging een stukje lopen met Astrid en vroeg of er al aanhoudingen waren geweest. Ze weet niet of de vriendin er bij was. Ze heeft het er later met Astrid over gehad. Tijdens het lopen had Willem gezegd: ‘Het was hij of ik.’

Maike Dijkhuis verklaart met verdachte in Parijs te zijn geweest. Op de dag van de liquidatie van Endstra kwamen ze terug. Willem had gebeld op terugweg. Bij Vinkeveen was hij bij Sonja in de auto gestapt.

Naar aanleiding van de informatie die uit de EBI was verkregen, besloot het OM een aantal personen te horen.

Allereerst de vriendin van Valentina waar hij telefonisch contact mee had en aan wie hij het onvolledige telefoonnummer doorgaf. Zij verklaarde dat ze telefonisch contact had gehad met Valantina, op 13 februari voor de laatste keer en tijdens dat gesprek een nummer had doorgekregen met te weinig nummers. Ze wist niet van wie het was en dat ze niet bij hem op bezoek was geweest.

Haar zoon wel.

De rechercheurs hebben meteen haar zoon gehoord. Die gaf aan bij Valentina op bezoek te gaan. Hij had van Valentina de naam Willem gehoord, dat was op een cryptische manier bij hem binnengekomen, met een verwijzing naar Willemstad. Hij had de vorige maand voor het eerst over Willem gehoord, hij verklaarde dat ze nooit inhoudelijk over zaken praten omdat ze weten dat ze worden afgeluisterd, dat Willem naar Valentina kijkt alsof er problemen zijn en heeft met Willem, en dat als Valentina problemen heeft met Willem het beter is hem daar weg te halen, Valentina zal hem iets aandoen.

Winklaar is ook gehoord.

Hij was tot 18 december 2015 de groepsgenoot van Holleeder en Valentina in de EBI. Hij was niet op de hoogte van de reden van het bezoek. De rechercheurs leggen uit dat hij in Vught heeft gezeten met Holleeder. Hij zegt dan dat Holleeder een dominant persoon is, een baas, en dat hij van mei tot september bij hem en Valentina heeft gezeten. “Hij straalt het uit, maar niet zo dat bewakers het kunnen opmerken.”

Er wordt hem de vraag gesteld: “Moest je dingen voor hem doen?” “Hij heeft niet echt gevraagd, maar hoe kan ik uitleggen, ik weet niet hoe ver ik inkomen als ik u iets ga zeggen. Ik ga niets zeggen over die man, dan kan ik ook in de problemen komen met die man, dat wil ik ook niet.”

Als de rechercheurs doorvragen of hij iets heeft gedaan of gezegd waarvan hij denkt: dat wil de politie misschien wel weten? Dan geeft hij aan niet te weten, hoe hij het moet zeggen.

“Hij heeft ons gevraagd, hebben wij mensen om iets voor hem te doen. Hij heeft niet gezegd wat. Hij praat wel zijn dingen, hij vertrouwt niet zoveel.”

Op de vraag of Holleeder aan het vissen was, zegt hij: “Hij probeert, hij praat meestal in die hoek daarzo, weg van die apparaatjes. Als hij iets met ons wou praten, dan gingen we daar staan.”

Waar de camera het niet ziet?

“Nee, er zijn van die hokjes, van die apparaatjes, waar je moet drukken, bij de deur en in de hoek. Hij praat meestal in de hoek waar niks is. Wat hij wil praten, daar praat hij dan.”

Wat zegt hij dan?

“Volgens mij boos over zijn zus en zo. We waren met hem in gesprek en die andere Antilliaanse jongen zei tegen hem tijdens het luchten: ‘Je zus heeft je verraden. Zijn ze niet goed met jou of zo?’ Hij wordt boos op die jongen. Hij wil dat mensen die tegen hem hebben verklaard zo snel mogelijk uit de weg gaan, dat ze geen kunnen verklaren ten tijde van raad en zo. Toen ik weggaan, hij zei tegen mij dat ik moest contact, hij heeft voor mij nummer gegeven. Toen ik hier was gekomen, was ik het nummer kwijt, ik wil me geen zorgen maken voor die nummer. Ik wil niet in problemen komen voor zijn dingen of zo. Hij wou dat ik met iemand zou gaan bellen en die mensen zouden mij iets vertellen.”

De rechercheurs vragen door. Als hij dat nummer had gebeld, moest hij een codewoord zeggen. De officier noemt dat codewoord niet (“dat kan consequenties hebben”). Hij heeft het nummer niet gebeld, hij heeft het van Holleeder gekregen nadat hij had aangegeven dat hij werd overgeplaatst. Valentina weet dit ook. Als er over de zus wordt gevraagd, geeft hij letterlijk aan: hij heeft tegen die andere Antilliaanse jongen gezegd dat hij boos is. Hij wil ze dood en zo. Hij moet voor de rechter komen, hij wil ze dood, dat ze er niet meer zijn, dat ze niet kunnen getuigen tegen hem. Hij wil die klootzakken, hoeren, kankerlijers dood. Als er geld op tafel zou komen, zou het gebeuren.

Wat zou hij moeten doen?

We moeten iemand krijgen die iets voor hem kan doen toch? Misschien die mensen vermoorden, zijn zussen of zo. Mensen zijn boos over zijn zaak. Dat zegt hij vaker: hij wil ze dood, hij betaalt ons als we iemand krijgen die iets voor hem doet, zo is het, ik kan niet anders zeggen.”

Eén of meer zussen?

Volgens mij twee, hij wil die mensen die tegen hem hebben getuigd gezegd, om zo snel mogelijk om te doen.

Om te doen?

Ja, dat ze vermoord worden, zo heeft hij gezegd. Hij wilde dat ik met dat nummer contact wilde nemen.

Heeft hij ook iets gezegd over geld?

“Ja, sowieso geld is geen probleem, is geen probleem. Hij wil dat wij mensen zoeken voor hem.”

Tijdens de afronding van het verhoor geeft hij aan dat hij meer weet. Hij kan meer vertellen, maar hij wil naar Curaçao worden gestuurd.

Toch geeft hij nog wat meer informatie. Hij heeft tegen een andere jongen gezegd wat Holleeder tegen hem heeft gezegd. Holleeder heeft veel geld beloofd. 60, 70.000 is veel geld toch? Dat betaalt hij voor het doden van mensen.

Hoe weet hij dat?

Ze hadden een gesprek over NLS (No Limit Soldiers) van Curacao, hoeveel ze betalen voor een moord. Toen kwam hij ook in die gesprekken. Op Curacao betalen ze 100.000. Hij zegt, 35, 70, zulke bedragen zijn gewoon goed, die heeft hij zelf in het verleden betaald. In Curacao betalen ze 100.000 gulden. Hij geeft aan meer te vertellen als hij naar zijn land kan. Ze zijn zeven maanden samen geweest, ik heb hem verteld over mijn dingen, die andere jongen ook over zijn dingen, zo is hij een beetje vertrouwd geworden en vertelde hij ons ook een beetje dingen. Hij wil het telefoonnummer verstrekken als hij naar Curacao mag.

De dag erna is Valentina in de EBI gehoord.

Hij verklaart dat hij samen met Holleeder in een groep zat en dat hij paranoia werd van hem. Dat Holleeder hem achtervolgt en in de gaten houdt. Holleeder is een alfa-man, hij wil niet verklaren over het nummer en baalt dat hij met politie praat.

Over de zussen: “Dat is mijn zaak niet, ik zit hier niet om te getuigen, over zussen, nee nee nee, dat is niet mijn probleem.”

Winklaar wordt weer gehoord. “Snap je, zo is het, hij heeft gewoon die gesprekjes, beginnen, hij wil dat zijn zussen worden afgemaakt en zo, daar wil hij voor betalen. Op deze moment had hij geen mogelijkheid dat te doen. Ik ben hem tegengekomen, als ik die nummer ga bellen, zodat die nummer weet dat ik heel dicht bij hem is en dat ik een vertrouwd persoon ben. Daarom moet ik van mezelf iemand anders om in contact te laten komen met die nummer.”

Winklaar is opgegroeid op Curaçao, hij spreekt gebrekkig Nederlands. Hij heeft het als het over geld gaat over Antilliaanse guldens (ongeveer vijftig eurocent). Hij werd op zijn zeventiende, in 2005, aangehouden, en heeft zelden iets met euro’s te maken gehad.

De rechercheurs vragen wat er moest gebeuren. “Hij wil gewoon dat we huurmoordenaar, dat wil hij.”

Er wordt gevraagd naar het telefoonnummer. Hij haalt een papiertje uit zijn zak en overhandigt dit aan de rechercheur. Er staat een 06-nummer op. De officier: “Onderzoek wijst uit dat dit nummer niet kan kloppen, getuige heeft dit om hem moverende voor ons onbekende redenen zelf bedacht.”

Als hem weer wordt gevraagd naar de zussen, zegt hij: belangrijkste mensen waren zijn zussen. Hij denkt dat ze Astrid en Sandra. De belangrijkste om vermoord te worden was degene die advocaat is.”

Wat degene van wie het telefoonnummer is ermee te maken heeft: “Wat kan ik zeggen? Als ik die nummer bel, weet die persoon dat ik samen met eh, dat is een code van hem, als ik dat woord zeg, weet hij dat ik de vertrouwenspersoon ben die bij Willem was, dan kan die persoon alles voor hem regelen voor moordenaar. Hij kan die nummer bellen en contact opnemen. Dan regelen die persoon en die nummer alles voor hem.”

Hij zegt dat hij het nummer gegeven heeft aan een jongen die in De Marwei heeft gezeten en die naar huis is. Deze jongen die buiten is, heeft nog niet gebeld, want hij moet het tegen hem zeggen en dat heeft hij nog niet gedaan.”

Winklaar vertelt dat de zwager van die andere jongen, Valentina, lid is van NLS, die kunnen moordenaars regelen.

Hij heeft ook over andere mensen gesproken. Wat belangrijk is: de zussen zeker, Peter R. de Vries, ja, dat zijn de belangrijkste mensen, dat heeft hij gezegd, ook tegen die partner van mij.”

Waarom Peter de Vries? “Hij zet veel druk op zijn zaken, hij wil dat die kankerlijder ook doodgaat en zo.”

Kan dat?

“Eerlijk gezegd: wij hebben gezegd dat het kan, we hebben al geld gekregen, maar niet zoveel, 5000 gedeeld over ons tweeën, door een tussenpersoon.”

Hier heeft hij het over 5000. Geen guldens of euro’s. In andere verklaringen zou hij wel het woord euro’s hebben gebruikt.

De officier zegt dat het onderzoek nog niet volledig is afgerond. “Er is een voortdurende niet aflatende zorg om het welzijn van de getuige.”

Holleeder is er op 11 april over gehoord. Behalve de opmerking dat zijn zussen zich geen zorgen hoeven maken, wil hij niets verklaren, dat doet hij alleen bij de rechter-commissaris. Daar staat de volgende dag een verhoor gepland.

Hij vertelt dat hij nadat hij uit beperking was gekomen met Valentina heeft gezeten en later met Winklaar. Winklaar was naar Leeuwarden gegaan, hij weet niet wanneer. Valentina had hem een paar weken geleden laten weten niet meer met hem te willen recrëeren. Dat was op zijn eigen verzoek. Hij had zelf aangegeven niet meer met Valentina te willen zitten, hij wil niet dat er problemen ontstaan.

Over het contact met Valentina zegt hij: “Een beetje praten, dollen, we hebben nooit inhoudelijk gesproken.”

Hij wil nooit weten waarvoor iemand zit. Op de luchtplaats liepen ze rondjes, Valentina en Winklaar zaten vaak op de betonnen blokken, hij zal misschien wel een keer een geintje met ze hebben gemaakt. Ook met Winklaar: geen inhoudelijke dingen besproken, Winklaar kookte vaak voor alle drie. Hij wil niet dat zijn zussen iets wordt aangedaan, met Valentina en Winklaar heeft hij nooit over zijn zussen gesproken, hij kent die mensen niet, het zijn wildvreemden, ze komen uit Curacao. Ongeacht wat zijn zussen hebben verklaard en dat ze hebben gelogen, hij zou hen nooit iets aandoen. Niemand hoeft zich zorgen te maken. “Ik weet niet wat Astrid nog meer doet. Ze beweegt zich in het criminele milieu. Als ik iets zou horen, zou ik ze zeker waarschuwen.”

Deze verklaring stelt het OM niet gerust.

De officier constateert dat de ondervragingen van de drie vrouwen nog niet het stadium hebben bereikt waarvan de verdediging meent dat die te maken hebben met het embargo. “Is dit vertragingstactiek? Wij weten het niet. Het OM heeft eerder kenbaar gemaakt dat we menen dat bepaalde vragen eerder gesteld hadden kunnen worden. Feit is nu dat over bepaalde cruciale onderwerpen getuigen niet zijn ondervraagd.”

Winklaar heeft aangegeven dat Holleeder zijn zussen en Peter de Vries dood wil, dat ze er niet meer zijn, zodat ze niet kunnen getuigen.

Het benaderen van Valentina en Winklaar zou wel eens ingegeven kunnen zijn doordat het moment van kritisch bevragen. steeds dichterbij komt. Als de verklaring op cruciale onderdelen niet meer getoetst kan worden, is de verklaring juridisch minder waard.

In dat kader haalt hij een door Astrid eerder afgelegde verklaring aan. “Op een gegeven moment stelde hij mij een vraag over een verklaring die niet ondertekend was. Diegene was niet meer in leven.” Astrid had toen gezegd dat zo’n verklaring misschien wel meer waard was. Waarop ze te horen had gekregen: “Mafkees, debiel, denk je dat je alles weet?”

Hij vroeg naar de juridische kant: niet ondertekend, kort daarna overleden. Volgens Astrid: alleen maar meerwaarde, “maar volgens mijn broer was dit niet zo.” Op dat moment wist Astrid niet dat hij het mogelijk over Endstra had. Later bleek dat verklaringen van Endstra gebruikt waren tegen Willem.

Op de vraag wanneer Willem hiernaar vroeg, of het voor of na dood van Endstra was, zei Astrid: “Het was voor de dood van Endstra. Willem vertelde dat Endstra met de politie sprak.”

Hij had de vraag ook aan Bram Moszkowicz voorgelegd, die had hem een ander antwoord gegeven. Volgens Astrid was zo’n verklaring juist meer bruikbaar, het was géén reden om iemand om te leggen.

De officier zegt dat het onderzoek nog niet is afgerond. “Er is sprake van een verdenking van het uitlokken van moord. Dit staat haaks op de ontkennende houding van verdachte. Daarom menen wij dit al met u te moeten delen. Het is een extra onderbouwing van het recidive-gevaar.”

Hij verzoekt de zaak aan te houden tot 23 juni 2016, 10 uur.

Stijn Franken kondigt aan dat hij het over drie dingen wil hebben.

Allereerst, met enige schroom, over de publiekelijke aandacht voor zijn rol als raadsman. “Gisteren weer. Ik kom er niet onderuit er iets over te zeggen.”

Hij doelt op een bericht in de Volkskrant, onder de kop ‘Verdediging Willem Holleeder wankelt na klacht’.

Sonja Holleeder en Sandra den Hartog dienden een klacht in wegens belangenverstrengeling. “Advocaat Stijn Franken legt dinsdag mogelijk de verdediging van Willem Holleeder neer.” De twee weigeren nog langer door hem te worden ondervraagd. Franken zou zich hierover vrijdag bij de deken hebben moeten verantwoorden. In het verleden was hij advocaat geweest van Sandra. Daarom zou zij als getuige door een andere advocaat worden gehoord. “Dit werd echter niet nageleefd; Franken deed het verhoor van zijn voormalige cliënte bij de rechter-commissaris zelf. Dat is strijdig met de gedragsregels voor de advocatuur, die onder meer voorschrijven dat een advocaat niet mag optreden tegen een partij wiens belangen hij heeft behartigd.”

Ook de zussen Holleeder zouden moeite hebben met de kritische verhoren door Stijn Franken. De irritaties lopen soms hoog op.

Zo antwoordde Sonja Holleeder op een vraag: “Dat weet u zelf ook wel, meneer Franken. U weet alles van mij.”

En Astrid, op de vraag of ze delen van een oud strafdossier van haar broer Willem bezit: “Die heb je me zelf gegeven.”

Volgens de Volkskrant hadden Astrid en Sonja eerder een aanvaring met rechter-commissaris Caroline Bianchi, met als gevolg dat beide dames boos de rechtbank verlieten. “Bianchi schreef daarop een excuusbrief met het voorstel tot een verzoeningsgesprek.” 

Vermoedelijk gaat dit over het niet afgeven van de geluidsdrager.

Franken, in zijn pleidooi:

Sinds het najaar 2007 pleeg ik rechtsbijstand aan Willem Holleder. Ik ben toen door mr. Kuijpers benaderd met het verzoek hem in het Kolbakonderzoek ondersteuning te geven. Sinds de uitspraak in de Kolbakzaak heb ik hem, geregeld samen met kantoorgenoot Chrisje Zuur, bijgestaan.

De dossiers zijn zeer arbeidsintensief en omvangrijk, er moeten veel onderzoekshandelingen worden verricht, er is een groot aantal zittingsdagen uitgetrokken. Dat geldt voor alle drie onderzoeken: Kolbak, Andes, ook voor huidige Vandros. Voor een goede verdediging is intensief contact en een vertrouwensband een vanzelfsprekende voorwaarde. Willem Holleeder weet wat hij aan mij als raadsman heeft, hij weet wat ik wel en niet kan, wat hij wel en niet van mij kan verwachten. Er is sprake van intensief contact en een vertrouwensband.

Dat is op zich niet bijzonder.

In deze zaak heeft dat een extra dimensie en dat houdt verband met de dossierkennis die ik in de loop der jaren heb opgedaan.

Het dossier Vandros is al omvangrijk en zal alleen maar omvangrijker worden. Het staat niet op zichzelf.

De verdediging is druk bezig geweest en nog bezig met inzage in tal van andere dossiers. Aan de hand van die inzage kan onderbouwd om verzoeken worden gedaan die aantoonbaar van belang zijn voor de waarheidsvinding in deze zaak. Dan gaat het niet alleen om het dossier Van der Bijl, of de eerste aanslagen op Cor van Hout. Ook om Kolbak en Passage.

In Kolbak werd Willem Holleeder beschuldigd van de afpersing van Endstra en Houtman, in Vandros gaat het over de liquidaties van Endstra en Houtman. Daarom worstel ik mij opnieuw door het Kolbakdossier, dat in tientallen verhuisdozen is opgeslagen. Daardoor kan ik de relevantie van die stukken wat sneller inschatten dan iemand die zich hier nooit over heeft gebogen.

Hetzelfde geldt voor de Passagezaak.

Ook dat heeft vele raakvlakken met Vandros. Daarin sta ik ook een verdachte bij. In een zaak uit 1993.

Daardoor kende ik bijvoorbeeld al de verklaringen van de kroongetuigen La Serpe en Ros. Dat geeft een voorsprong die moeilijk is in te halen. Het is de taak van een raadsman alles te achterhalen wat ontlastend kan zijn, ook in andere dossiers. Door deze jarenlange bijstand en toevallige bijstand aan een verdachte in Passage heb ik onmiskenbaar kennis-voorsprong.

In Nederland zijn veel goede raadslieden werkzaam, maar daar gaat het niet om. In een zaak als deze waar zoveel op het spel staat, moet Willem Holleeder erop kunnen vertrouwen dat hij de best mogelijke rechtsbijstand krijgt.

Een andere samenstelling van de verdediging zou tot grote problemen leiden. Niet omdat ik zo geweldig of foutloos ben, maar omdat ik in negen jaar dossierkennis heb opgedaan die een andere raadsman, hoe briljant ook, nooit in een bestek van twee of drie jaar kan verkrijgen.

Als er iemand is die bereid is zijn of haar praktijk schoon te vegen en bereid is zich de komende jaren hier op te storten, die staat voor een schier onmogelijke opdracht. Die moet niet alleen Vandros bestuderen, ook Kolbak, Passage en al die andere onderzoeken die relevantie hebben voor de beschuldigingen aan het adres van Willem Holleeder.

Ik weet hoeveel tijd ermee is gemoeid. Ik heb in het begin nog het ‘geluk’ gehad dat ik er bij aanvang al wat van wist.

Ik weet dat het OM en de rechtbank er anders over kunnen denken. Misschien dat het dossier Vandros leidend is. Dat erop vertrouwd kan worden dat het OM al het relevante materiaal uit de andere dossiers zal toevoegen.

Ik betwijfel of die gedachte in overeenstemming is met de ratio van de Hoge Raad waarin in toenemende mate van de verdediging een actieve opstelling wordt gevraagd. Ik betwijfel of deze gedachte in overeenstemming is met de bij uw rechtbank bekende Dev-Soljurisprudentie waarbij de verdediging de gelegenheid krijgt de volledigheid van dossiers te controleren.

Als het zich moet beperken tot Vandros, doet het afbreuk aan het vertrouwen dat Willem Holleeder moet hebben in de hem geboiden rechtsbijstand. Willem Holleeder heeft geen behoefte aan een raadsman die zich neerlegt bij het dossier dat door het OM wordt aangeboden. Hij moet een raadsman hebben die verder kijkt dan Vandros en daartoe ook de gelegenheid krijgt. Als dat niet mogelijk is, heeft rechtsbijstand in deze geen enkele zin.

Het is, zo kan ik u verklappen, geen groot genoegen onderwerp te zijn van uitlatingen in de media over mijn positie als raadsman van Willem Holleeder.

Ik zou liegen als ik beweer dat het mij koud laat, ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik niet de aanvechting voel om te reageren. Maar dat kan niet, ik heb een geheimhoudingsplicht. Ik heb me voorgehouden: het gaat niet om mij, het moet niet om mij zou moeten gaan, maar om waarheidsvinding.

Het moet niet gaan om de persoon van de raadsman. Recente uitlatingen in de media leiden af van waar het echt om zou moeten gaan. Ze zullen er een bedoeling mee hebben.

Als zich morgen een raadsman zou aandienen in wie Willem Holleeder hetzelfde vertrouwen zou kunnen hebben als in mij, zou ik morgen de verdediging neerleggen. Maar het is niet voorstelbaar dat een andere raadsman binnen afzienbare termijn eenzelfde dossierkennis kan opbouwen als ik heb.

Ik zie het als mijn bijzondere verantwoordelijkheid de verdediging voort te zetten, eerst en vooral ten opzichte van Willem Holleeder. Verder is voorzienbaar: grote vertraging en complicaties. Dan moet en wil ik daar rekening mee houden.

Gistermorgen stond in de krant dat de verdediging van Willem Holleeder wankelt.

Kort nadat bekend werd dat de dames verklaringen hadden afgelegd heb ik de deken geïnformeerd dat ik Sandra den Hartog heb bijgestaan in een strafzaak. Een afschrift daarvan is aan het OM gestuurd, aan de rechtbank en aan de advocaat van de getuigen.

In die brief van 3 april 2015 heb ik uiteengezet waarom er geen sprake is van tegenstrijdige belangen. Dit heb ik ter toetsing voorgelegd aan deken, aan de raadsman, aan de rechtbank. In die brief heb ik ook gevraagd waarom ik het oordeel van de deken heb gevraagd: om te voorkomen dat het strafproces tegen Willem Holleeder zou worden vervuild door discussie over mijn positie.

Uit het feit dat ik mijn taak na april 2015 heb voortgezet kan worden afgeleid wat het advies van de deken was. Tegen die achtergrond kan ik alleen maar betreuren dat op 18 en 19 april namens Den Hartog en Sonja Holleeder alsnog klachten zijn ingediend.

De deken heeft klagers en mij erop gewezen dat het goed gebruik is hierover geen mededelingen te doen. Daarom kan, wil en zal ik vandaag niet reageren op de klachten. Ik betreur het om precies die reden die op ik 3 april heb geschreven. Deze strafzaak zou niet moeten worden vertroebeld door mijn positie als raadsman. Het gaat om betrouwbaarheid van getuigen, om de juistheid van de afgelegde verklaringen en de beschuldigingen aan het adres van Willem Holleeder. Daaraan probeer ik, zoals in alle andere zaken, een fatsoenlijke, grondige, waardige wijze een bijdrage te leveren. Dat is alles wat ik erover wil zeggen.

Het tweede onderwerp gaat over het embargo en het door mij uitgesproken voornemen na het verstrijken van het embargo de verklaringen van Willem Holleeder publiek te maken.

Ik betreur dat het OM vandaag heeft gezegd dat de verdediging met een vertragingstactiek bezig is geweest en niet alle relevante vragen heeft gesteld. Het OM weet heel goed waarom die verhoren bepaald niet vlot verlopen en dat ik een aantal dames misschien per gelegenheid vijf of zes vragen heb gesteld.

Mijn voornemen om de verklaringen Willem Holleeder integraal publiek te maken houdt verband met twee vaststellingen.

Willem Holleeder is hot news, Alles wat met hem en de strafzaak verband houdt, trekt aandacht. Dat vindt hij niet leuk, dat vindt de verdediging niet leuk, maar daar moeten we mee leren leven.

Delen van het dossier en andere informatie hebben herhaaldelijk de media bereikt. Niet alleen de stukken op internet, het gaat ook om medische informatie, over detentiesituatie.

Ik heb het OM bij herhaling gevraagd een onderzoek in te stellen naar de lekken. Dat heeft geen resultaat gehad. Het komt erop neer dat de procesdeelnemers in dit onderzoek de controle op vertrouwelijkheid verliezen, zodra er stukken aan de procesdeelnemers worden verstrekt.

Dat zal onvermijdelijk ook gelden voor de verklaringen van Willem Holleeder. De aankondiging van het OM over een waarmerk doet daar niet aan af. Het lijkt mij dat een slimme man of vrouw in een computerbestand zoiets kan verwijderen, maar anders kunnen stukken eenvoudig worden overgetikt.

Als dat niet gebeurt, zullen ze ongetwijfeld op een openbare zitting in Passage worden besproken. Er is een dag uitgetrokken voor onderzoekswensen naar aanleiding van de verklaringen van Willem Holleeder. Ter onderbouwing daarvan kan en moet er naar hartenlust worden geciteerd uit de verklaringen.

Dat is het goed recht van het OM. Het probleem is dat onvermijdelijk alleen enkele zinnen, fragmenten, passages publiek worden gemaakt. Specifieke uitspraken kunnen gemakkelijk uit het verband worden gehaald. De juiste context van zijn verklaringen is alleen te volgen als het hele verhaal openbaar wordt gemaakt, alleen daardoor kun je voorkomen dat iemand met specifieke passages aan de haal gaat.

Voor een goede balans is het van belang dat het publiek niet uitsluitend hoeft af te gaan op het commentaar van deze of gene.

Het publiek moet zich zelf ook een oordeel kunnen vormen en daarvoor in elk geval het gehele verhaal van Willem Holleeder kunnen lezen. Dat is de insteek van het voornemen de verklaringen van Willem Holleeder na opheffing van het embargo openbaar te maken. Omdat de vaststelling onvermijdelijk is dat delen van die verklaringen, ook zonder “lekken”, openbaar worden, is de gedachte betrekkelijk eenvoudig: beter het hele verhaal, dan slechts enkele onderdelen daarvan – om misverstanden en onjuiste interpretaties te voorkomen.

Het OM heeft in een nogal laat stadium tegengeworpen dat het debat in de zittingszaal behoort plaats te vinden en niet in de media.

Met dat uitgangspunt ben ik het op zichzelf van harte eens. Heel vaak zal uw rechtbank mij niet in de media zien verschijnen. Ook ik vind dat de zittingszaal bij uitstek de plaats is waar de feiten van een zaak moeten worden besproken en argumenten moeten worden uitgewisseld. Daar moet een uitzondering op worden gemaakt als er een reëel verdedigingsbelang is.

Dat heb ik zojuist geschetst. Als publiciteit over de door Willem Holleeder afgelegde verklaringen onvermijdelijk is, en dat is het helaas, dan is het verdedigingsbelang gediend bij integrale openbaarmaking en niet bij openbaarmaking van enkele passages, al dan niet voorzien van het commentaar van deze of gene. Dat is ook in het belang van de waarheidsvinding.

Voor openbaarmaking van stukken moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

De advocaat moet niet stiekem lekken, maar met open vizier optreden. En de advocaat moet rekening houden met gerechtvaardigde belangen van derden, zodat bijvoorbeeld hun veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.

Dat zal ik doen.

In dat verband heb ik het openbaar ministerie en de rechter-commissaris uitgenodigd mij duidelijk te maken welke woorden, zinsdelen of passages uit de verklaringen van Willem Holleeder in verband daarmee beter niet openbaar kunnen worden gemaakt.

Op die uitnodiging is tot op heden niet ingegaan. Zij blijft evenwel staan. Het lijkt me verstandig dat daarvan alsnog op korte termijn gebruik wordt gemaakt.

Het derde onderwerp.

Zelfs vanuit de EBI heeft Willem Holleeder opdracht gegeven zijn zussen, en misschien ook wel Sandra den Hartog en Peter de Vries, te liquideren. Ondanks de zware veiligheidsmaatregelen die voor deze inrichting gelden, heeft hij geprobeerd een gewelddadige dood van zijn zussen te organiseren, door informatie in de vorm van een telefoonnummer te verstrekken en een beloning op voorhand uit te betalen of die in elk geval toe te zeggen.

Dat worden ongetwijfeld weer grote koppen in de krant. Dat wordt weer als groot nieuws op radio, televisie en internet gepresenteerd en als waarheid verkondigd. Maar is het ook de waarheid?

En waarom pakt het openbaar ministerie daarmee vandaag uit, als wordt gemeld dat nog het nodige onderzoek moet plaatsvinden?

Welk belang wordt daarmee gediend?

Willen de officieren van justitie toezeggen dat ze op een latere zitting net zo uitvoerig uiteen zullen zetten dat de vandaag geuite beschuldiging onjuist is gebleken, zodra die onjuistheid na dat nader onderzoek is vastgesteld?

De nieuwe beschuldiging is uitsluitend gebaseerd op uitlatingen van Winklaar, die enige tijd op dezelfde afdeling van de EBI zat als Willem Holleeder.

Winklaar is vanuit Curacao naar de EBI overgebracht. Hij zat daar eerst met Mohammed B. Toen tussen hen problemen ontstonden, is hij naar de afdeling van Willem Holleeder overgebracht. Daar zat Willem Holleeder al met een andere man uit Curacao: Valentina. Voor Willem Holleeder waren beiden volslagen onbekenden. Winklaar en Valentina kenden elkaar goed vanuit Curacao.

In zijn eerste verklaring, van 23 februari 2016, meldt Winklaar dat Willem Holleeder aan Winklaar en Valentina tijdens hun gezamenlijke verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting heeft verteld dat hij “de mensen die tegen hem hebben verklaard” zo snel mogelijk uit de weg geruimd wil hebben.

Willem Holleeder zou ook hebben gevraagd of Winklaar en Valentina mensen hebben om iets voor hem te doen. Maar Willem Holleeder zou, aldus Winklaar, niet hebben gezegd wat zou moeten worden gedaan.

Op de dag dat Winklaar uit de EBI werd geplaatst, 18 december 2015, zou Willem Holleeder bovendien een briefje met een telefoonnummer aan Winklaar hebben gegeven. Volgens Winklaar zou hij dat nummer moeten bellen en zou hij alleen maar een codewoord hoeven doorgeven. Een hele simpele code. Volgens Winklaar heeft Willem Holleeder bovendien geld beloofd aan Valentina en Winklaar. Hoeveel geld? Dat heeft hij niet gezegd.

Nadat Winklaar ettelijke malen heeft gezegd dat hij het papiertje met het nummer heeft weggegooid, vraagt hij tijdens het verhoor op 23 februari 2016: “Wat zou gebeuren als ik die nummer heb? Zou ik terug naar Curacao worden gestuurd?”

Als één ding duidelijk is, dan is het wel dat Winklaar terug naar Curacao wil. Daar komt hij steeds weer op terug.

Hij wil nadrukkelijk een deal: ik wil naar Curacao als ik jullie het telefoonnummer geef. Dan wil Winklaar ook nog wel meer vertellen. Dan wil hij wel zeggen aan welke medegedetineerde hij, na zijn overplaatsing uit de EBI, dit verhaal heeft verteld en het telefoonnummer heeft verstrekt. En dan wil Winklaar ook wel kwijt dat Willem Holleeder 60.000 of 70.000 gulden heeft toegezegd als beloning. Winklaar denkt dat dit de bedragen zijn die Willem Holleeder betaalt voor een liquidatie.

Op 25 februari wordt Winklaar weer gehoord. Voordat een beslissing kan worden genomen over een enkele reis Curacao moet hij meer vertellen. Winklaar pakt dan een papiertje uit zijn broekzak, waarop een telefoonnummer staat. Dat overhandigt hij aan de verbalisanten.

Het telefoonnummer dat op dat papiertje staat, heeft hij overgeschreven van het telefoonnummer dat Willem Holleeder hem op een papiertje overhandigde. Winklaar vertelt dan ook dat hij een leider van de NLS heeft ingeschakeld. Die leider van de NLS zou ook contact moeten zoeken met dat telefoonnummer en dan zou de aanslag op het leven van de zussen Holleeder – en misschien ook van Den Hartog en De Vries – kunnen worden uitgevoerd. Die leider van de NLS zou een zwager zijn van Valentina, de medegedetineerde uit de EBI.

Daar blijft het niet bij. Hij vertelt ook dat Willem Holleeder 5000 euro heeft geregeld voor Winklaar en Valentina samen. Dat geld is al lang op, aldus Winklaar.

Hij weet niet hoe Willem Holleeder dat geld dan heeft geregeld en hoe dat bij hem en Valentina terecht is gekomen. Via een tussenpersoon en een vriend van Valentina zou dat moeten zijn geregeld. Die vriend van Valentina zit vast in Zoetermeer.

In het derde verhoor, op 8 maart 2016, zegt Winklaar dat het bedrag van 5.000 euro in september of oktober 2015 is betaald, gewoon voor motivatie. Hij vertelt wie de medegedetineerde in Leeuwarden is aan wie hij het verhaal heeft verteld en het telefoonnummer heeft gegeven. Tijdens het vierde en het vijfde verhoor, op 9 en 29 maart, gooit hij de kont tegen de krib en wil hij niet verder meewerken.

Wat is van deze verhalen waar?

Een belangrijk onderdeel is het telefoonnummer dat hem door Willem Holleeder zou zijn gegeven. Dat is ook een toetsbaar onderdeel. Die toetsing is ook uitgevoerd. Tijdens het vierde verhoor wordt hem voorgehouden dat het nummer niet in gebruik is: het ligt op voorraad in een magazijn van een provider.

Daar valt Winklaar aantoonbaar door de mand. Uit onderzoek is gebleken dat hij het nummer waarschijnlijk in elkaar heeft gezet door twee andere telefoonnummers – die hij op een lijstje met adresgegevens en telefoonnummers had staan – met elkaar te combineren: de eerste vier cijfers van het ene mobiele nummer en de laatste vier cijfers van het andere. Winklaar heeft daarmee op een nogal domme manier laten zien dat hij telefoonnummers en verhaaltjes in elkaar kan zetten.

Ook is de man gehoord die in Leeuwarden met Winklaar gedetineerd heeft gezeten en aan wie Winklaar zegt dat hij het telefoonnummer heeft gegeven en het verhaal verteld.

Die man is op 9 maart 2016 gehoord. Hij weet eenvoudigweg niet waar Winklaar het over heeft: hij heeft geen telefoonnummer gekregen en hij heeft niet met Winklaar over Willem Holleeder gesproken. Tijdens het verhoor vraagt die man nadrukkelijk om hem in aanwezigheid van de verbalisanten met Winklaar te laten bellen, zodat hij Winklaar kan confronteren met diens leugens.

Het is goed dat daadwerkelijk is geprobeerd die confrontatie tot stand te krijgen. Volgens het proces-verbaal heeft Winklaar geweigerd met deze getuige te praten. Dat zegt veel, zo niet alles.

Ook Valentina is gehoord, de man die samen met Winklaar en Willem Holleeder op een afdeling in de EBI zat. Uit diens verklaring van 24 februari 2016 blijkt dat hij en Willem Holleeder geen grote vrienden waren. Dat is door Willem Holleeder beaamd. Hij herkent zich ook herkent in de uitspraak van Valentina dat hij, Willem Holleeder, bijna nooit praat.

Willem Holleeder sprak ook, anders dan Winklaar heeft beweerd, volgens Valentina nooit over zijn zussen. “Dat hoeft hij niet te vertellen, dat hoeft hij niet te vertellen. Iedereen wist over die zaak, je ziet dagelijks, op RTL.”

In het dossier wordt opgemerkt dat Valentina op 13 februari 2016 telefonisch een deel van een telefoonnummer doorgeeft aan een vriendin, maar het is duidelijk dat dit om een heel ander telefoonnummer gaat dan wat door Winklaar is genoemd. Het gaat om een telefoonnummer van een man die kennelijk bevriend is met Valentina.

Over de betaling van 5000 euro door Willem Holleeder: ook dit verhaal van Winklaar vindt op geen enkele wijze steun in de nu beschikbare onderzoeksresultaten.

Willem Holleeder is niet in staat vanuit de EBI een betaling van 5000 euro te regelen. Hij krijgt alleen van mij bezoek en hij heeft met slechts één ander persoon telefonisch contact. Die telefoongesprekken worden allemaal afgeluisterd en opgenomen.

Voor de goede orde: Willem Holleeder ontkent dat hij op enigerlei wijze heeft geprobeerd om vanuit de Extra Beveiligde Inrichting een aanslag op het leven van zijn zusters (en dat van mevrouw Den Hartog en de heer De Vries) voor te bereiden of daartoe opdracht te geven. Hij heeft verklaard dat hij niet wil dat hen iets overkomt. Dat zal hij ook zelf vandaag publiekelijk uitspreken. Winklaar is een desperado die terug naar Curacao wil – en daar alles voor wil doen.

Wat hij heeft verklaard, is tot op heden door alle onderzoeksresultaten tegengesproken. Het zou zo jammer zijn als zijn verklaringen als waarheid worden gepresenteerd.

Alles wat tot nu bekend is aan onderzoeksresultaten wijst op het tegendeel: Winklaar is een fantast die dacht op gemakkelijke wijze een terugreis naar Curacao te kunnen organiseren en die vervolgens verstrikt is geraakt in de telefoonnummers en leugens die hij zelf in elkaar heeft gezet.

Aan het slot krijgt Holleeder de gelegenheid zelf iets te zeggen. Na kort overleg besluit hij toe te staan dat het geluid – niet het beeld – wordt opgenomen en uitgezonden.

Hij zegt dit:

 

“Om te beginnen vind ik het een goeie zaak dat het OM waakt over de veiligheid van mijn zussen. Dat is ook in mijn belang. Als eerste wil zeggen over Winklaar: ik heb een paar maanden met die jongen gezeten. Ik praat nooit sowieso nooit over mijn eigen zaak, ook niet over anderen.

Ik heb een paar maanden met die jongen gezeten, ik ken zijn achtergronden niet, ik weet niet waarvoor hij zit en dan zou ik hem gevraagd hebben mijn zusters iets aan te doen, terwijl ik die hele jongen niet ken en maar een paar maanden ken? Dat is echt absolute onzin.

Daar komt bij: uw rechtbank heeft de verklaringen van mijn zusters gelezen. Op het moment dat mijn zusters wat gebeurt, zal u mij daarvoor verantwoordelijk houden, begrijpt u? Het is absoluut niet in mijn belang dat er iets met mijn zusters gebeurt.

Het is onbegrijpelijk, maar dat maakt verder niet uit, maar het is absoluut niet in mijn belang dat er iets met mijn zusters gebeurt. Nogmaals, u zou mij daar voor 100 procent op afrekenen. Daar komt bij: ik wil absoluut niet dat er iets met mijn zusters gebeurt.

Niet nu.

Ook niet na het einde van de strafzaak, ongeacht wat u gaat beslissen. Ik wil niet dat er iets gebeurt met mijn zusters, Sandra den Hartog en zeker ook niet met Peter de Vries.”


Jan en Jeffrey: verdwenen Angels

$
0
0

Nebbeling-MM-web

(reportage uit Mannen Magazine) 

Op 21 mei 2000 vertrekt de dan 37-jarige Jeffrey Heuschen samen met Jan Nebbeling (40) uit Rijen naar Zuid-Afrika ‘voor vakantie en voor zaken.’ Heuschen is aspirant-lid van de Limburgse tak van de Hells Angels, de Nomads.

Op 22 mei laat Jeffrey een vriendin weten dat hij goed is aangekomen. Sindsdien is niets meer van hem vernomen. Al zijn bagage is in het hotel achtergebleven. Jan Nebbeling keert alleen terug, maar ook hij zal spoorloos verdwijnen: op 22 november 2000, na bezoek aan de clubavond in Oirsbeek. Ondanks alle aandacht in de media is er nooit meer iets van hen vernomen. Terwijl er waarschijnlijk heel wat mensen zijn die weten wat er met hen is gebeurd. Of wisten: er zijn er ook een heleboel vermoord.

In 1962 wordt Jeffrey Heuschen geboren in het Limburgse mijnwerkersdorpje Waubach, bij Heerlen. Vanaf zijn achttiende werkt hij als slager, later wordt hij portier bij een discotheek en werkt hij als bodyguard. Hij trouwt met Nicole, ‘het mooiste meisje van de klas’; ze krijgen twee kinderen, maar hun relatie houdt geen stand.

Jeffrey raakt verzeild in kringen waar zijn familie niet blij mee is. Hij wordt aspirant-lid van de Nomads, het Limburgse chapter van de Hells Angels. Hangaround. Volwaardig lid ben je niet zomaar. Glazen rondbrengen, klusjes doen.

Zijn mentor is Jan Nebbeling.

Drie jaar ouder dan hij. Geboren en opgegroeid in Soesterberg, waar zijn vader bij het leger werkt. Later verhuisd naar het Brabantse Rijen. De mentor legt uit dat je meer kans maakt volwaardig lid te worden als je de club kunt laten meeprofiteren van deals, van handel. En zo raakt Jeffrey samen met Nomad Marco H. uit Sittard betrokken bij een drugstransport.

Marco heeft een vrouw uit Cali, de beruchte drugshoofdstad van Colombia. Het loopt fout, de Belgische politie neemt de boel in beslag en Marco krijgt negen jaar celstraf.

Jeffrey komt er vanaf met een straf van een paar maanden. Marco wordt gezien als een spil in een Europees netwerk. Naar verluidt is hij woedend op Jeffrey, die hij kennelijk medeverantwoordelijk houdt voor het mislukken van het transport. Jeffrey zelf zou dat niet door hebben gehad.

Het vervolg speelt zich af in Zuid-Afrika. Niet zo gek: bij de groep van Marco hoorde de naar dit land geëmigreerde Nomad Charles Rosielle. Niet alleen goed bevriend met Rosielle, ook met het boegbeeld van de Nomads uit Oirsbeek, Peter Paul de Vries.

Zodra Jeffrey uit de Belgische cel is, nodigt Jan Nebbeling hem uit voor een nieuwe activiteit, iets met een nieuw recept voor xtc.

Nebbeling-MM-3-web

Het is de bedoeling dit in Zuid-Afrika op de markt te brengen. Daar hebben ze een goed contact. Met Charles Rosielle, in de miljoenenstad Johannesburg.

Jeffrey is enthousiast en vertelt zijn moeder over zijn reis naar Zuid-Afrika. In mei 2000 vliegt hij samen met Nebbeling naar Johannesburg. Ze boeken een kamer in een hotel in Germiston, een buitenwijk met veel drugstoeristen, hoeren en pooiers. In de meeste berichten staat dat Germiston de naam van het hotel, is, maar dat zou zomaar niet kunnen kloppen: Germiston is in elk geval ook de naam van de wijk en er is nergens ook maar iets te achterhalen over een hotel dat zo heet.

Hoe dan ook, het lijkt erop dat Jan en Jeffrey hun best doen geïnteresseerde klanten te vinden voor hun nieuwe product. Ze storten zich in het nachtleven en maken contact met potentiële afnemers. Horecapersoneel van verschillende gelegenheden vertelt later aan de politie dat de mannen zich behoorlijk te goed deden aan drank. Een van hun favoriete uitgaansgelegenheden is de Gecko Lounge, een als louche bekendstaande nachtclub.

Een paar dagen na aankomst checkt Nebbeling uit. Hij gaat terug naar Nederland. Pas als hij daar is, blijkt dat Jeffrey nergens meer te vinden is.

Volgens Nebbeling was hij op een avond niet meer teruggekomen naar het hotel. Nebbeling wist niet wat hij ermee aan moest en had zijn spullen gepakt. Via de narcoticabrigade in Johannesburg wordt in Nederland bekend dat de koffer en de kleren van Jeffrey zijn teruggevonden op zijn hotelkamer. Hij is spoorloos.

Nebbeling-MM-2-web

Wat zijn de scenario’s? Iedereen vindt het vreemd dat Nebbeling zonder Jeffrey is teruggekomen en geen enkele moeite lijkt te hebben gedaan zijn reismaatje te vinden.

Was het opzetten van een nieuwe xtc-lijn misschien een smoes om Jeffrey naar Zuid-Afrika te lokken?

Was het allemaal doorgestoken kaart en moest Jeffrey gewoon spoorloos verdwijnen, omdat hij verdacht werd van een foute rol bij dat mislukte transport naar België?

Eigenlijk had geen van beiden de kwaliteiten om zelfstandig een drugslijn op poten te zetten. Jeffrey was een loopjongen, Nebbeling gold niet als een hoogvlieger op organisatorisch gebied. Eerder iemand die zich gemakkelijk voor een karretje liet spannen. Heeft hij onbedoeld meegewerkt aan een complot om Jeffrey te laten verdwijnen?

Ex-vrouw Nicole, moeder van hun twee kinderen, laat het er niet bij zitten. Ze roept de hulp in van Tros Vermist en vertelt daar dat ze Nebbeling in Brabant heeft opgezocht om te vragen wat er was gebeurd.

Hij reageerde afwijzend. Hij wist van niks, misschien dat andere Nomads er iets over konden vertellen, hij in elk geval niet. Hij wees haar de deur.

De familie schakelt de politie in, maar die kan niet veel doen.

Er is geen misdrijf gemeld vanuit Johannesburg. Er is niet meer bekend dan dat Jeffrey is vermist. Zijn familie vreest wel meteen het ergste: het is niks voor Jeffrey om weg te blijven zonder iets van zich te laten horen. Hij zou zeker zijn kinderen en zijn moeder iets laten horen, als hij nog zou leven.

Degene die hem als een van de laatsten heeft gezien en bij wie misschien de sleutel ligt, verdwijnt in november spoorloos.

Na een clubavond in Sittard vertrekt Jan Nebbeling samen met een ander lid met onbekende bestemming. De politie traceert nog een telefoonsignaal van hem in het grensgebied van België en Luxemburg. Dat is het laatste levensteken dat van hem wordt vernomen.

Dan is er nog een aanknopingspunt: de al eerder genoemde, vanuit Nederland geëmigreerde Charles Rosielle.

Maar van hem komt geen informatie en na 2003 sowieso niet meer: dan wordt hij vermoord in Zuid-Afrika, na een conflict met andere drugshandelaren. Hij kreeg een grote ‘staatsbegrafenis’ van de Nomads in Nederland. Rosielle was heel goed bevriend met Peter Paul de Vries. Een van de drie kopstukken van de Nomads die in februari 2003 wordt vermoord in het clubhuis in Oirsbeek.

De Vries is de hoofdfiguur. Hij wordt ervan wordt verdacht een grote partij cocaïne te hebben geript van Colombianen. De Colombianen dreigen de hele club uit te roeien als men niet zelf afrekent met de verantwoordelijken. Hoewel dat duidelijk het geval lijkt te zijn geweest, wordt geen van de clubleden veroordeeld: omdat ze allemaal hun mond houden is er juridisch onvoldoende bewijs.

Het gerucht gaat dan dat De Vries ook betrokken zou zijn geweest bij de spoorloze verdwijningen van – en vermoedelijk de moorden op – Heuschen en Nebbeling, maar meer dan een gerucht is het niet. Er zijn geen aanwijzingen dat hij direct betrokken was bij de transacties waar het tweetal zich mee had beziggehouden. Dat dit gerucht ontstaat is niet zo gek, gezien zijn band met Rosielle en Johannesburg.

Aan Nederlandse kant is er weinig actie meer te bespeuren bij de opsporingsinstanties.

In Zuid-Afrika is het helemaal onbegonnen werk: in de achterbuurten van Johannesburg zoeken naar een vermiste Nederlander is niet alleen veel moeilijker dan zoeken naar een speld in een hooiberg, het is ook een stuk gevaarlijker.

En zinlozer.

Aan de andere kant: als Heuschen gewoon slachtoffer was geworden van een straatroof of van een mislukte transactie, dan was zijn lichaam waarschijnlijk wel gevonden. Gezien alle verwikkelingen, de rol van Nebbeling en diens even rigoureuze verdwijning, lijkt er sprake van een gecoördineerde actie. Van wie en om wat voor reden dan ook.

JAN EN JEFFREY IN DE MEDIA

Nebbeling-MM-cover

De spoorloze verdwijningen van Heuschen en Nebbeling hebben altijd veel media-aandacht getrokken. BN/De Stem schreef dat het vermoeden bestaat dat Heuschen en Nebbeling zijn omgebracht door leden van hun eigen motorclub.

Nebbeling zou drugsgelden hebben gestolen. Hij zou een of meerdere liquidaties in opdracht van de motorclub hebben uitgevoerd en gehoord hebben bij de ‘filthy few’ zoals de leden van Angels en Nomads worden genoemd als ze een moord hebben gepleegd. Na zijn verdwijning was Nebbeling uit de club gegooid. Boze clubleden bezochten zijn familie om zijn motor en andere bezittingen op te eisen.

In april 2016 schrijft Johan Nebbeling een verhaal in regionale kranten, o.a. De Stentor, over zijn verdwenen neef ‘Kleine Jan’.

“Het verhaal gaat dat hij is vermoord, omdat hij de boel zou hebben belazerd. Iets met een drugstransport. Dat past wel bij mijn beeld van hem: een niet zo intelligent jongetje dat de gevolgen van zijn daden niet goed kon overzien. Meer moeite heb ik met het gerucht dat hij ook zelf iemand zou hebben vermoord. Een medeclublid dat na een gezamenlijke reis naar Zuid-Afrika spoorloos is verdwenen. Zou dat echt waar zijn? Ik kan het moeilijk geloven. Want Kleine Jan was een lief jochie, er zat gaan kwaad bij. Maar een beetje onnozel was hij wel. Hij geloofde alles wat je hem vertelde en verzon zelf ook graag spannende dingen die nooit konden kloppen.”

Later verloren ze elkaar uit het oog. Via zijn ouders hoorde Johan over problemen op school en dat er bij oom en tante geregeld politie aan de deur kwam, omdat Kleine Jan weer iets had uitgevreten. Na het overlijden van zijn vader was hij door zijn moeder uit huis gezet. “De laatste keer dat ik Kleine Jan ontmoette, was na het overlijden van onze opa. Kleine Jan was een reus geworden, die kwam aanrijden in een aftandse Mercedes. Zijn spiedende blik over de schamele boedel van opa bleef hangen op diens televisie: die wilde hij wel hebben. Maar dat was mijn vader te gortig.”

Nebbeling-Stentor

Neef Johan hoorde pas weer iets over Jan toen hij werd vermist. Toen zijn foto op televisie verscheen en er werd verteld dat hij zich bij de Nomads had aangesloten. Daar kon hij zich wel iets bij voorstellen. “En intussen te naïef om te beseffen in welke wereld hij zich werkelijk had begeven. Ik ben ervan overtuigd dat zijn onnozele goedgelovigheid hem het leven heeft gekost.”

De neef heeft ook meegekregen dat zijn vrouw haar aangifte van vermissing had ingetrokken na een bezoekje van zijn mede-Angels.

 

MOORD IN DE GECKO LOUNGE

Jeffrey Hulschen en Jan Nebbeling vermaakten zich in 2000 in de paar dagen dat ze in Johannesburg waren, enkele keren in de Gecko Lounge.

In april 2001 was dit het decor voor de moord op Carlos Binne. Hij was een van degenen die zou getuigen in de moordzaak van de Israëlische maffiabaas Shai Avissar. De vrouw van Avissar was Hazel Crane, die bekend werd als diamantsmokkelaarster, maar vooral als goede vriendin van Winnie Mandela, de echtgenote van Nelson Mandela. Ook Hazel werd vermoord. Een derde getuige werd in het hoofd geschoten in een verlaten garage in Modderfontein, ten oosten van Johannesburg.

Islamitische massamoordenaars: probleem met moeder…

$
0
0

Mohamed-Nice

Amokmaker of terrorist? Na de aanslagen in Nice, München en de priester in Saint-Étienne-du-Rouvray is er een schemergebied ontstaan.

Verwarde eenlingen die een bloedige aanslag plegen, die we voorheen als amokmakers of massamoordenaars bestempelden, brengen een ‘jihad-lading’ met zich mee. Als IS de aanslag dan opeist, is het helemaal verwarrend.

Bram-Bakker-IS

Zie dit citaat uit de Volkskrant, van psychiater Bram Bakker. Over de verwarde terroristen dan wel massamoordenaars die de laatste tijd het nieuws beheersen, weten we niet veel. Wat was hun frustratie, waar waren ze stukgelopen?

Over zij die hen voorgingen, is wel veel bekend. Dit is een hoofdstuk uit mijn reeds lang niet meer te achterhalen boek Moord in Nederland, waarin ik ook een uitstap maak naar buitenlandse massa- en seriemoordenaars. De psyche van massamoordenaars (psychoten) verschilt nogal van seriemoordenaars (psychopaten).

Haat tegen vrouwen, bewust of onbewust, is een van de belangrijkste motieven van veel moordenaars.

Dat geldt zowel voor massa- als voor seriemoordenaars. In verschillende Nederland­se zaken komen we dat verderop ook tegen. Het gaat dan ten diepste om haat tegen hun moeder. Soms omdat ze te weinig liefde hebben gekregen, soms omdat ze juist teveel aandacht kregen.

Een van de duidelijkste voorbeelden van een massamoordenaar met moederhaat komt uit de Verenigde Staten.

Op het gevaar af dat u denkt: Het heet toch ‘Moord in Nederland’, wat moet ik met die Amerikanen? wil ik hier toch aandacht aan besteden. Er zijn een paar opvallende overeenkomsten met de Delftse zaak (de massamoord in café ’t Koetsiertje, in 1983) en er is veel bekend over de achtergrond van de dader. Dat maakt een heleboel dingen duidelijk die ook in andere Nederlandse zaken spelen.

Op woensdag 16 oktober 1991, om tien minuten over half één ’s middags, rijdt de 35-jarige George Hennard met zijn blauwe Ford pickup dwars door het tot aan de grond doorlopende raam van Luby’s Cafetaria aan de U.S. Highway 190 in Killeen, Texas.

Het is Boss’s Day, de dag waarop Amerikanen hun baas te eten uitnodigen. Er zitten meer dan honderd mensen in Luby’s, veel meer dan normaal om die tijd op een doordeweekse dag.    

Hennard stapt uit, met een 9mm semi-automatisch vuurwapen in zijn linkerhand. Een van de gasten is geraakt door de pickup en zit op zijn knieën. De man steekt zijn handen in de lucht en probeert overeind te komen, maar wordt van dichtbij neergeschoten. Daarop draait Hennard zich om en schiet een volgende man neer.

Hij stond daar maar bij die truck, zegt een ooggetuige later. Schoot. Schoot. Schoot. Hij schoot z’n hele magazijn leeg. Toen laadde hij opnieuw.

Bezoekster Jacquelyn Pleasant kan zich onder een tafel verstoppen. Ze hoort Hennard kalm praten. Hij blijft maar zeggen: Belton weet dat ik dit moet doen. Ze ziet dat hij al schietend in cirkels rond begint te lopen. De cirkels worden groter en groter. Dan ziet ze hoe haar vriend van dichtbij door het hoofd wordt geschoten.

Anita McNeil zit met haar moeder, Olgica Taylor, en haar vierjarige dochter vlakbij het raam waar de pickup is binnengereden. Haar moeder is in het been geschoten. Anita kan alleen nog het wit van haar moeders ogen zien.

En bloed.

Overal bloed.

Ze schreeuwt: Moeder, blijf liggen!

Hennard komt terug en schiet haar moeder dood. Tegen haar zegt hij: Jij met je baby, verdwijn en zeg tegen iedereen dat Bell County slecht is. Daarop vlucht ze met haar kind. Ze hoort hem roepen: Is dit het allemaal waard? Vandaag is het betaaldag! Is dit het allemaal waard?

Suzanna Gratia is met haar ouders in Luby’s, om hun 48‑jarig huwelijksfeest te vieren.

Ze weten hun tafel te kantelen om erachter te schuilen. Haar vader wordt woest. Hij schreeuwt: Ik moet iets doen! Hij gaat ons allemaal vermoorden! Hennard komt al schietend dichterbij. Hij schiet om de drie seconden, constateert Suzanna.

Ze probeert haar vader vast te houden, maar die springt op om Hennard te grijpen, waarop hij in de borst wordt geraakt en valt. Suzanna’s moeder kruipt op haar stervende man om hem te beschermen. Hennard komt nog dichterbij. Haar moeder kijkt de moordenaar aan. Hij richt zijn pistool, ze buigt haar hoofd en hij schiet er recht van boven in. Suzanna weet door een gebroken raam te ontsnappen.

Ook Debbie Curl is in Luby’s voor een lunch met haar ouders. Ze staan nog in de rij voor de balie als de pickup binnenrijdt.

Haar vader gooit haar en haar moeder op de grond om hen met zijn lichaam te beschermen. Er wordt op hem geschoten maar de kogel ketst af op zijn portefeuille en verwondt de voet van zijn vrouw. Debbie Curl herinnert zich later de starende ogen van de moordenaar. Alsof hij niet wist waar hij was. Ze hoorde hem roepen: Is dit goed genoeg? Ze dacht dat hij op haar hoofd mikte.

In nauwelijks tien minuten worden 22 mensen gedood: 14 vrouwen en 8 mannen. Er zijn 28 gewonden, van wie er één enkele dagen later overlijdt. Als toevallig in de buurt aanwezige politiemensen van een opleidingsschool niet hadden ingegrepen, was de slachting nog veel groter geweest. Door vier politiekogels geraakt strompelt Hennard naar het toilet, waar hij zelfmoord pleegt.

In november, een paar weken na de schietpartij, heeft Oprah Winfrey in haar talkshow overleven­den van Luby’s te gast. Ze vertellen over wat hen is overkomen.

Enkele details verschillen iets van de beschrijving in het voorgaande stuk, dat is gebaseerd op gegevens uit verschillende Amerikaanse kranten en weekbladen. Het gaat hier niet om een reconstructie, maar over hoe degenen die het meemaakten het hebben beleefd. Tussen de gesprekken door worden films vertoond over slachtoffers: gesprekken met nabestaanden, kinderen die hun vader hebben verloren, videofilms met vrolijke beelden van mannen en vrouwen die kort daarna zomaar uit dit leven werden weggerukt.

Luby’s Cafetaria is een restaurant met een gedeelte waar zelfbediening is en een deel mét bediening. Een aantal mensen stond in de rij voor het zelfbedieningsbuffet toen Hennard met zijn kleine truck naar binnen daverde.

Oprah: We praten vandaag met mensen die op 16 oktober in Luby’s Cafetaria waren, toen er plotseling een krankzinnige binnenkwam en zomaar 23 mensen doodde en 28 anderen ernstig verwondde.

Bezoeker Johnie Fitzwater, die samen met zijn vrouw Kelley bij Luby’s was: Toen hij was uitgestapt was het eerste wat hij zei: alle vrouwen van Killeen zijn ‘vipers'(adders, serpenten). Toen dacht ik al: die wil vrouwen doodschieten. Dus ook mijn vrouw. Ik dacht dus: ik moet mijn vrouw en mezelf zien te redden, als het kan. Ik keek wat hij deed en ik zag dat hij systematisch te werk ging. Hij schoot niet op iedereen die in de rij stond, ik kreeg dus het idee dat we misschien nog wel weg zouden kunnen komen.

Oprah: Jullie stonden in die rij, hè?

Charlene Smith, een vrouw van een jaar of veertig: Ja, en toen hij naar binnen reed riep ik: Een overval! Maar mijn man zei: Nee, die komt ons vermoorden.

Oprah: Hoe wist je dat?

Delbert Smith: Dat gevoel kreeg ik gewoon. Een overvaller zou het nooit zo aanpakken, volgens mij. Ik voelde dat hij ons wilde doden.

Oprah: Waar was jij op dat moment, Deborah?

(Deborah is Debbie Curl, dochter van Charlene en Delbert Smith)

Debbie, huilend: Ik stond achter mijn moeder.

Oprah, tegen Charlene: Ging je liggen toen je man dat zei?

Charlene: Ja. En ik begon te bidden. God, als ik moet sterven, zorg dan voor mijn dochter en mijn kleinkinderen. Daarna zei ik steeds weer opnieuw het Onze Vader. Hij kwam naar ons toe, en schoot de vrouw achter mijn man dood. Delbert hield me stevig vast en hij zei: Charlene, we gaan dood.

Oprah: Charlene, we gaan dood? Delbert, op het moment dat je dat denkt… soms zien mensen dan hun hele leven in een flits aan zich voorbijtrekken. Was dat bij jou zo?

Delbert knikt, Charlene zegt: Bij mij niet, ik was alleen maar aan het bidden. Het heeft maar tien minuten geduurd, maar voor ons duurde het uren.

Oprah: Ik heb gelezen dat er een griezelige stilte viel, dat er niet werd gegild.

Charlene: Niet in het deel waar wij waren. Ik weet niet waarom hij weer wegging, maar toen hij weg was zei iemand: Gauw, rennen! Dan kan hij ons nooit allemaal doodschieten!

Oprah: Jij werd geraakt hè? De kogel raakte je…

Delbert: …in mijn portemonnee…

Oprah: …en via de portemonnee ketste hij…

Charlene: …in mijn voet. Die hield ik ter bescherming voor Debbie’s hoofd, omdat hij andere vrouwen in het hoofd schoot.

Debbie: Ik lag met mijn hoofd op de heup van mijn vader.

Oprah: Toen ik tegen de producenten zei dat ik deze show wou doen.. het is echt niet zo dat ik (huilt zelf) uit jullie ellende munt wil slaan… maar ik wilde de mensen die het leven maar iets vanzelfsprekends vinden, laten begrijpen dat wanneer je zoiets overkomt… Toen ik over jullie las, dacht ik: hoe was jullie leven? Want jullie lijken me gewone mensen zoals wij allemaal. Je gaat ergens lunchen en opeens is je leven voor altijd veranderd. Hoeveel therapie je ook krijgt en hoeveel innerlijke rust je misschien weer kunt vinden. Als we hier iets van kunnen leren, is het dat geen enkele dag vanzelfsprekend is…

Charlene, toen jullie naar buiten renden wilde jij nog iemand helpen. Vertel eens?

Charlene: Toen we eenmaal begonnen te rennen voor ons leven zag ik een vrouw en die wilde ik helpen. Toen ik haar aanraakte, bleek ze al dood te zijn. Ze lag in een plas bloed. Mijn man had een shock, ik trok hem omhoog en ik zei: We moeten rennen voor ons leven!

Johnie Fitzwater: Ik denk dat de bewegingen die de meeste mensen maakten als reactie de reden waren waarom ze werden gedood. Anderen werden doodgeschoten omdat ze er lagen. Ik zei tegen mijn vrouw dat ze toch gewoon doodstil moest blijven liggen, wát ze ook zag. Mijn vrouw hield zich dus doodstil op de grond.

Kelley Fitzwater: Een meisje dat links van me lag, een tafel verder, keek op, ik weet niet of ze hem zag, maar ze zei: Oh my God! Toen zei hij: You bitch en schoot haar zo in haar hoofd. En daarna die oudere vrouw, die voor mijn man zat. Ze bewoog niet, maar ik zag dat hij haar ook in het hoofd schoot. Ik lag maar te bidden. God, laat hem ophouden. Ik weet eigenlijk niet wat me ervan heeft weerhouden iets te doen nadat ik dat had gezien. Het was gewoon vreselijk. Ik bad en hoorde mijn man steeds zeggen: Wat er ook gebeurt, please don’t move!

Johnie Fitzwater: En al die tijd liep hij maar te praten. Tell me people, is this all worth it? What Belton did to me… Daaraan kon ik horen waar hij was. Toen hij ver genoeg weg was richtte ik me op om hem te zien.

Oprah: Schreeuwde hij of was hij kalm?

Johnie: Hij praatte kalm, maar luid. Zijn stem droeg ver maar hij was heel kalm.

Kelley Fitzwater: Niet beverig of zo. Hij leek kalm en was de situatie volledig meester. Hij had vast iedereen willen doden, hij deed zijn rondes. Hij liep in een cirkel.

In het derde deel van dit boek besteed ik ondermeer aandacht aan de seriemoordenaar Jeffrey Dahmer.

Ook toen praatte Oprah met betrokkenen, maar was de aandacht meer op de dader gericht. De gasten waren vroegere kennissen van Dahmer. De naam van de dader van de schietpartij bij Luby’s is nauwelijks genoemd, er werd aan zijn achtergrond geen enkele aandacht besteed.

Dat is een opvallend, maar wel verklaarbaar verschijnsel dat zich vaak voordoet: bij massamoorden gaat de aandacht naar de slachtoffers, bij seriemoorden naar de dader. De verklaring is dat massamoordenaars in feite zelfmoordenaars zijn. Hun stoornis is tamelijk eenvoudig aan te geven. Bij seriemoordenaars, die zelden of nooit zelfmoord plegen, zijn de motieven veel ingewikkelder, al tonen ze wel raakvlakken met die van massamoordenaars.

George Hennard had een verstoorde relatie met zijn moeder, een kenmerk van veel massamoorde­naars. Over zijn moeder had hij enkele keren gezegd dat hij haar wilde wurgen. In wezen schoot hij 23 keer zijn moeder dood. De relatie met zijn vader wordt als kil omschreven: hij had hem al een jaar niet meer gezien. Ook vertoonde hij dwangmatig gedrag.

Alle bekende ingrediënten voor een massamoord zijn bij Hennard aanwezig, wat niet wil zeggen dat het te voorkomen was: niet iedereen die een verstoorde relatie met zijn moeder in het bijzonder en met vrouwen in het algemeen heeft, wordt een massamoordenaar. Er zouden niet veel wereldbewoners overblijven. Maar de vrouwenhaat bij George Hennard was wel vrij extreem.

George Hennard had duidelijk een probleem met vrouwen.

Hij woonde alleen in een imposant vrijstaand huis in Belton, dat eigendom was van zijn moeder. Zijn vader was legerarts; doordat ze nooit langer dan een paar maanden op één plaats woonden, hadden de kinderen geen gelegenheid vrienden en vriendinnen te maken.

Enkele jaren voor de uitbarsting scheidden zijn ouders. Zijn vader vertrok naar Houston, zijn moeder naar Nevada. George paste niet erg in het keurige plaatsje Belton: veel mensen vonden hem vreemd en waren bang voor hem. Tegenover willekeuri­ge vrouwen gedroeg George, overigens door iedereen als niet onknap omschreven, zich lomp en onbeschoft.

Zangeres Alexandra Garner had Hennard tijdelijk als drummer in haar band Missing Lynx.

Alexandra: ‘Hij bleef maar zeggen dat vrouwen lage en walgelijke wezens waren.’ Tegen zijn collega Leroy Howell vertelde Hennard twee weken voor de massamoord dat verschillende vrouwen in Belton door zijn raam probeerden te gluren en hem lastig vielen. Of ze reden langs en schreeuwden tegen hem, waarna ze hun echtgenoot erbij haalden om ruzie te zoeken. Hennard vertelde altijd dat hij alleen iets met buitenlandse vrouwen wilde. Die wisten nog hoe het hoorde. Hij ging veel naar de hoeren. Tijdens de massamoord in Luby’s Cafetaria riep Hennard: ‘Wacht tot die vrouwen in Belton dit zien! Ik vraag me af of ze denken dat dit het waard was!’

Tot twee weken voor de moorden werkte Hennard als losvaste kracht bij een bouwbedrijf in Killeen.

Zijn collega’s vertelden later dat hij de hele tijd naar twee bandjes luisterde. Het ene was van de hardrockgroep Metallica. Speciaal het nummer Enter Sandman draaide hij telkens weer.

Het nummer gaat over de angst voor het zwarte, het slechte, de angst voor nachtmerries. De andere tape die Hennard maar bleef draaien en die hij ook telkens enthousiast aan zijn collega’s liet horen, was Short Dogs in de house-versie van de succesvolle Californische rapgroep Too Short. Too Short rapt schunnige teksten die te smerig zijn om waar dan ook af te drukken.

Ze zijn vooral vernederend voor vrouwen: Break the bitch (maak de hoer kapot), is het telkens terugkerend thema. Als de vrouw niet de smeerpijperij wil bedrijven die de zanger voorstelt, moet ze kapotgemaakt worden.

Les één op de pooierschool: break the bitch.

Het woord bitch wordt door Too Short zeker honderd keer met nadrukkelijke walging uitgesproken. Het is een woord dat George Hennard bijzonder veel gebruikte. Ook tijdens de schietpartij.

Een bekend element bij massamoordenaars is het autoriteitscomplex, meestal het gevolg van identificatiepro­blemen met de vader.

George wilde ook in het leger, net als zijn vader, maar werd afgewezen omdat hij op marihuana was betrapt. Hij had verder conflicten met verschillende andere instanties, ondermeer met de gemeente over de waterrekening en over een muurtje in de tuin.

De meest directe aanleiding voor de schietpartij was waarschijnlijk een diepgaand conflict met buurvrouw Jane Bugg en haar beide dochters.

Jane Bugg: ‘In juni kregen mijn dochters een angstaanjagende brief van George. Hij wilde graag met hen in contact komen. Hij schreef dat hij Belton een vreemde plaats vond. Hier vond ik het beste en het slechtste in vrouwen. Jij en je zuster zijn de ene kant, de overvloed aan duivelse vrouwen is de andere kant. Ik zal die slangen duidelijk maken dat ik ook mijn rechten heb.’

Jane Bugg was zo geschrokken van de brief dat ze een aanklacht indiende bij de politie. Omdat er geen sprake was van een misdrijf, deed de politie er verder niets mee.

Jane Bugg: ‘In de loop van de zomer ging George zich steeds vreemder gedragen. Telkens als hij mij of mijn dochters zag, maakte hij obscene gebaren, schold hij ons uit en maakte hij ruzie. Als de politie toen iets had gedaan, waren die 23 levens gespaard gebleven.’

cevdet-y

De diepere oorzaak van geweldsuitbarstingen als deze is eenzaamheid en gebrek aan contact en dan vooral de onmogelijkheid om contact te leggen met vrouwen.

De Haagse psychiater wijlen dr. Michael Zeegers onderzocht in opdracht van de rechtbank de schutter van ’t Koetsiertje in Delft, Cevdet Yilmaz. Er zijn een paar opmerkelijke overeenkomsten met George Hennard. Net als George Hennard had ook Cevdet een gestoorde relatie met vrouwen: zijn vader mishandelde zijn moeder, Cevdet mishandelde zijn moeder en beide zusters en zijn eigen vrouw.

George Hennard kondigde zijn daad in bedekte termen aan, Cevdet was duidelijker: Eén moord niet goed. Je moet er meteen vijf pakken, had hij tegen een kennis gezegd.

George Hennard belde de dag voor hij toesloeg met zijn moeder, omdat hij jarig was, maar als directe aanleiding wordt ook genoemd dat hij boos was over een te hoge waterrekening. Bij Cevdet was ook sprake van zo’n soort aanleiding: een bezoeker van café ’t Koetsiertje had hem beledigd.

De meest opmerkelijke overeenkomst betreft de afwezige blik, die ook bij George Hennard werd geconsta­teerd en die duidt op bewustzijnsvernauwing.

Niet alles is logisch te verklaren. De Engelse massamoordenaar Michael Ryan, de Rambo van Hungerford, schoot tijdens zijn actie eerst in het bos een onbekende picknickende vrouw dood. Haar twee kleine kinderen liet hij ongedeerd. Daarna schoot hij zijn moeder dood en stak hij het ouderlijk huis in brand. Vervolgens richtte hij een bloedbad aan in het stadje.

Dr. Zeegers: ‘Dat is wel typisch, die vrouw in het bos. Dat was ook een moeder. Kennelijk had hij een conflict met zijn eigen moeder, dat komt veel voor bij schizofre­nie‑patiënten. De moeder kan het kind toch niet zo beschermen en liefhebben als het kind gedacht had. De teleurstelling daarover vertaalt zich in haatgevoelens.’

Maar George Hennard liet juist een vrouw met een baby met rust, overigens pas nadat hij wel eerst de moeder van die vrouw had doodgeschoten.

Dr. Zeegers: ‘Daar kunnen allerlei redenen voor zijn geweest. Het kan een bepaalde blik zijn die hem heeft getroffen, het kan de kleur van het jasje van het kind zijn geweest dat hem ergens aan deed denken en hem even ontroerde.’

Ook het voorval waarbij Hennard eerst zijn wapen richtte op een man, maar zich blijkbaar bedacht en ineens schoot op een vrouw die probeerde weg te kruipen, zegt volgens dr. Zeegers op zichzelf niet veel over het motief. ‘De agressie richt zich op degene die er vandoor gaat, dat is net als bij dieren. Als je een leeuw tegenkomt kun je ook beter blijven staan.’ Ook in ’t Koetsiertje bleef een man die rustig aan de bar bleef zitten ongedeerd.

Wat je het beste kunt doen als je zit te lunchen en er komt zo’n idioot met een geweer binnen, dat blijft een lastig probleem: vluchten of rustig blijven zitten. Als er al een keus is. Drieëntwintig weerloze mensen in Texas stierven, sommigen misschien omdat ze bleven zitten, anderen omdat ze wilden vluchten en weer anderen omdat ze die dag toevallig de verkeerde kleur jas droegen.

Meer achtergronden, met dr. Zeegers: zie hier

Motorman Henk Kuipers: de gruweldood van zijn vriend Orhan

$
0
0

De naam van Orhan staat inmiddels in de nek van Henk Kuipers getatoeerd, maar op deze foto is dat nog niet het geval

De naam van Orhan staat inmiddels in de nek van Henk Kuipers getatoeerd, maar op deze foto is dat nog niet het geval

Henk Kuipers, voorman van motorclub No Surrender, heeft aangekondigd de politiek in te gaan. Met de partij ‘Rechtdoor’ wil hij in 2017 meedoen aan de Kamerverkiezingen. Kuipers is geen onbeschreven blad: vorig jaar verscheen het boek Vechten voor mijn leven, geschreven door Michiel Blijboom.

Een fascinerend portret van een bijzondere man. Een van de hoofdstukken gaat over de moord op uitsmijter en bodyguard Orhan Istekli (34) uit Coevorden, in 2001. Vriendin Annita (35) en haar nieuwe, twaalf jaar jongere minnaar Dennis lokten hem in de val. Er was een kuil gegraven net over de grens tussen Drenthe en Duitsland en Annita had hem twintig capsules met slaapmiddel weten toe te dienen. In het boek vertelt Henk Kuipers hoe hij deze zaak heeft beleefd. Orhan was zijn vriend en compagnon.

“Tijdens het werken aan dit boek besloot ik even snel de naam Orhan in mijn nek te laten graveren. Kostte me een klein kwartier.” Zo vertelt Henk Kuipers in het boek over zijn leven. Na een wat stroef begin aan de deur van een disco in Coevorden, groeiden ze uit tot bloedgabbers. “We waren ook dag en nacht samen: soms letterlijk zeven dagen per week. ‘De Twee Musketiers’ noemde ik ons weleens. Ik liet hem in die dagen ook altijd mijn auto starten, daar betaalde ik hem extra voor. Hoorde ik geen knal, dan wist ik zeker dat niemand een granaat onder de carrosserie had verstopt. Hij vond het súper om dat te doen. Die spanning – ontploffing, geen ontploffing – daar kickte hij op. Als we elkaar bij uitzondering een dag niet zouden zien, dan meldde hij zich ’s ochtends even per telefoon. Puur om te laten weten dat het goed met hem ging. Vond ik heel belangrijk, want we waren natuurlijk met gevaarlijke zaken bezig.”

Orhan was de eerste Turk die Drents sprak. Kuipers bracht hem de liefde voor countrymuziek bij. ‘If Tomorrow Never Comes’ van Garth Brooks vond hij prachtig.

“Toepasselijk liedje ook, want Orhan hield er altijd rekening mee dat er geen morgen meer zou zijn. Hij sliep altijd met zijn hand onder zijn kussen en in die hand had hij dan een doorgeladen pistool. Hij was gewoon gék op dat pistool. En voorzichtig. In een hotel sliep hij ook nooit twee nachten in dezelfde kamer. Orhan durfde alles – en samen waren we onoverwinnelijk. Althans, zo voelde dat. We waren een fantastisch team, dwongen overal respect af. Kwamen ook altijd overal gratis binnen. The Challenge in Hoofddorp, de Baja Beach Club in Rotterdam, de iT in Amsterdam… En dat was alleen maar omdat we daar gezien wilden worden, als gevierde jongens. Want ik zit eerlijk gezegd veel liever in een bruin café dan in zo’n trendy discotheek.”

Terwijl Kuipers verderging in de security, begon Orhan zijn eigen handeltjes. Auto’s, wiet, dat soort zaken. “Maar we bleven gabbers. Hij zou ook getuige zijn op mijn huwelijk met Sylvie, in 2001, ware het niet dat hij weer in de gevangenis zat omdat hij iemand in elkaar had getimmerd. Toen ie vrijkwam, pakte hij de draad weer op van het zich dagelijks telefonisch bij mij melden. ‘Cheffie, ik ben wakker!’ zei ie dan. Dus toen ik op een zaterdagochtend ineens geen telefoontje kreeg, begon ik ’m te knijpen. Ik wíst gewoon: dit is niet goed. Ik was er ook van op de hoogte dat zijn vrouw het had aangelegd met een andere man, tijdens een van de keren dat Orhan in de bak zat. Die vent, een bodybuilder uit Hollandscheveld die onder de anabolen zat, is toen helemaal door hem in elkaar geslagen. Kortom: er speelde het een en ander op de achtergrond, en het zat me niet lekker.

Ik besloot op de motor te stappen en naar Coevorden te rijden om bij Annita, de vrouw van Orhan met wie hij op dat moment niet meer samen was, te informeren wat er aan de hand kon zijn. Toen ik daar aankwam, zag ik haar al een beetje paniekerig naar buiten komen, terwijl ze met haar handen haar haren op orde probeerde te brengen.

‘Is Orhan er niet?’ vroeg ik.

‘Nee, die is weg.’

‘Weg? Zonder zich bij mij te melden?’

‘Ja, eh, ik weet ook niet waarheen. Misschien naar het

TT-terrein in Assen.’

Dus ik reed terug, terwijl er van alles door m’n hoofd

spookte. En toen ik thuiskwam, zei ik tegen Sylvie: ‘Annita heeft Orhan vermoord.’

‘Jij bent hartstikke gek,’ antwoordde Sylvie.

Maar ik was niet gek. Ik vóélde dat ze het gedaan had. Maar ja, wat kun je op zo’n moment?

Ik ben weer op de motor gesprongen en naar het TT-terrein in Assen gescheurd. Daar stonden toen nog geen beveiligingscamera’s en daarom werden er weleens duistere zaakjes afgehandeld. Orhan kon daar weleens bezig zijn geweest met een drugsdeal. Eentje die verkeerd was afgelopen. En dus, zo spookte het door m’n hoofd, zou Orhans lichaam daar best in de bosjes kunnen liggen. Hij was per slot van rekening al eens betrokken geweest bij een ripdeal met een stel Joegoslaven.

Maar hoe ik ook zocht, geen Orhan. Geen levende en geen dode. Dus na een hele middag zoeken ben ik wéér naar Coevorden gereden, naar Annita. En opnieuw kwam ze in paniek naar buiten.

‘Annita!’ schreeuwde ik haar toe. ‘Zeg me nou eindelijk eens wat er aan de hand is!’

Toen raakte ze nog meer in paniek. ‘Ik, eh, weet het écht niet,’ stamelde ze.

Daarop ben ik linea recta naar het politiebureau gereden.

‘Ik heb het vermoeden dat mijn kameraad is vermoord,’ zei ik daar. ‘Door zijn eigen vrouw.’

Niet lang daarna werd Orhans lichaam gevonden, langs de snelweg Emmen-Hoogeveen, tussen twee tankstations. Hij was bijna niet meer te herkennen, zo verschrikkelijk hadden ze hem toegetakeld.

Orhan was het slachtoffer geworden van een intens gemeen plan. Annita had hem met een smoes naar haar huis gelokt.

‘Ik wil het weer met je proberen, lieverd,’ had ze hem door de telefoon laten weten. Ze had voor de gelegenheid zelfs koffie met gebak laten aanrukken. In die koffie had ze zware slaapmiddelen gestopt, genoeg om een neushoorn onder zeil te krijgen. Die slaapmiddelen had ze in twee etappes bij de apotheker gehaald. De bodybuilder had de inhoud van de capsules vervolgens in een injectiespuit gestopt. Daar had hij er genoeg van, spuiten, want die gast zat tot zijn kruin vol met anabolen. Op een onbewaakt moment heeft Annita de spuit toen in Orhans koffie geleegd. En toen mijn vriend eenmaal in slaap was, heeft ze een sms naar de bodybuilder gestuurd met de tekst ‘Veel plezier vanavond’. Dat was codetaal voor: ‘Het is gebeurd, je kunt langskomen.’

Annita en de bodybuilder hebben Orhans handen toen met tie-wraps vastgebonden, waarna ze hem in de kofferbak van hun auto zouden dumpen. Maar Orhan werd onver- wachts wakker en gaf de bodybuilder een enorme kopstoot, zó hard dat de man achterover tegen de muur knalde. Het bloed zat aan het behang. Toen hebben ze een golfclub gepakt en hem geslagen, geslagen, geslágen, net zo lang tot hij knock-out ging. Terwijl zijn handen op zijn rug waren gebonden. Hoeveel wreder en laffer wil je het hebben?

Maar Orhan bleef ademen. Toen heeft Annita haar hand op zijn mond gelegd en tegelijkertijd zijn neus dichtgeknepen, zodat hij zou stikken. Daarna hebben ze hem toch in de kofferbak van hun grote Mercedes gegooid en zijn ze naar een bosje ergens langs de snelweg gereden, waar ze hem zouden begraven.

Maar, onvoorstelbaar, toen ze hem in het vers gedolven graf gooiden, merkten ze dat hij nóg steeds ademde! Daarop hebben ze, na alles wat ze al hadden gedaan, ook nog eens met een schep zijn hele kop kapotgeslagen…

En ook tóén was hij nog niet dood, want uit autopsie zou later blijken dat Orhan levend is begraven. Barbaarser en onmenselijker kán niet! Elke keer als ik eraan terugdenk, word ik weer zó kwaad dat ik in staat ben om een deur uit de sponningen te trappen. Door een ongelooflijke stommiteit van de bodybuilder is het tweetal trouwens tegen de lamp gelopen. Hij had de kleren van Orhan in een tas gestopt die hij vervolgens had verstopt onder een caravan op recreatiepark Schoonhoven in Hollandsche Rading. De idioot zou de tas later komen ophalen en vernietigen, was het plan. Maar door een fantastisch toeval was de politie hem voor geweest.

Dat ontdekte hij toen hij op zijn fiets bij de caravan aankwam en daar een politieauto aantrof. Toen besefte hij dat ie de lul was – en goed ook! In de tas zat namelijk ook een van de doosjes waarin de slaapmiddelen zich hadden bevonden. En op het doosje stonden… de naam en het adres van Annita!

In paniek belde hij haar op.

‘Dat is handig van je,’ beet ze hem toe. ‘Héél handig!’

Ze maakten een afspraak in een sportschool in Gramsbergen, om daar te bespreken hoe het verder moest. Maar zover kwam het niet, want de politie – op het juiste spoor gebracht door de verklaring van Henk Kuipers – tapte al een tijdje Annita’s telefoon af. En dit gesprek tussen haar en de bodybuilder was niets minder dan een schuldbekentenis.

henk-kuipers-cover-web

In augustus 2002 eist de officier van justitie bij de rechtbank in Assen tegen Annita en Dennis gevangenisstraffen van vijftien jaar wegens ‘moord op een lage, doortrapte manier’. Tijdens de rechtszaak bleek dat beide geliefden samen verder door het leven wilden, zonder de angst en dreiging door Orhans voortdurende intimidatie en psychische chantage: hij zou zowel Annita en haar familie als Dennis afmaken als hij erachter kwam dat zij een verhouding hadden. En hij zou in elk geval Annita haar dochtertje afpakken en het meisje wegbrengen naar familie in Turkije. Hij controleerde haar en wilde onafgebroken weten waar ze uithing. Toch bezocht ze hem trouw in de gevangenis, maar dat was onderdeel van het plan.

De officier van justitie betwijfelde overigens of de relatie tussen Annita en Ohran zo slecht was als Annita wilde doen voorkomen en of ze werkelijk zo bang was geweest. Ze was al voor de tweede keer een verhouding met een andere man begonnen. Annita is verminderd toerekeningsvatbaar bevonden, Dennis licht verminderd. Bij hem moeten, meer nog dan doodsangst, vooral woede en wraak drijfveren zijn geweest. Orhan had hem vijf maanden eerder het huis had uitgeslagen toen hij de nacht met Annita had doorgebracht.

Tijdens de zitting overheersen spijt en schaamte, geen van beiden begrijpen ze hoe ze het hebben kunnen doen. Dennis: “Mijn geweten is mijn grootste straf.”  

Kuipers-Van-Boxtel-web

Henk Kuipers met Willem van Boxtel, van de Amsterdamse Hells Angels

 

Polletje, portret van een overlever

$
0
0

club-esther

Martin van de Pol, beter bekend als ‘Polletje’, is een Amsterdammer die zijn sporen heeft getrokken door heel wat criminele aangelegenheden. Hij was een van de hoofdrolspelers bij de geruchtmakende viervoudige moord in seksclub Esther in Haarlem; in 2012 was hij een van de overlevenden van een aanslag in Badhoevedorp.

Naar aanleiding van het vuurwerkincident tijdens de bekerfinale tussen PEC Zwolle en Ajax in de Kuip – in 2014 – werd zijn naam genoemd als ‘het criminele brein’  achter de harde kern van de Ajax-hooligans. In 2012 ontsnapte hij bij een poging tot liquidatie in Badhoevedorp, al is niet duidelijk of het op hem was gericht of dat hij daar toevallig stond. Het Parool van zaterdag 13 augustus meldt dat de rol van Polletje bij de Ajax-hooligans voorbij is. Wie is deze Polletje en wat was zijn rol bij een van de meest bizarre moordpartijen uit de Nederlandse geschiedenis?

‘Huize Esther’ stond op de hoek van de Kloosterstraat en de Generaal Bothastraat in de destijds afbladderende Transvaalbuurt in Haarlem. Op zondag 20 februari 2000 was dit van de buitenkant weinig lustopwekkend gebouw het toneel van moordpartij waarbij vier mensen om het leven kwamen, onder wie twee leden van de Hells Angels. Na het drama werd de seksclub gesloten. Er hebben nog wel tot 2001 plakkaten op de gesloten luiken gezeten. Twee vellen papier. Op het ene onder het opschrift ‘In memoriam’ de namen van drie slachtoffers: Rob Takken, Kobus van de Vorstenbosch en Facco Nieuwenhuis. Het andere papier was gewijd aan de nagedachtenis van het vierde slachtoffer, Hans van Keulen. “Hij was sportief vooral in de jiu-jitsu sport. In zijn grote hobby Harley Davidson motoren had hij zijn dagelijkse werk gevonden waarin hij ondanks zijn whiplash-handicap veel plezier beleefde. Daarvoor was hij jarenlang werkzaam in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Een bewogen mens met een grote liefde en een nog grotere bezorgdheid voor de beschadigde medemens.”

Wat had zich hier op die 20-ste februari afgespeeld?

In de loop van de avond had de Haarlemse coffeeshophouder Rob Takken, al jarenlang aspirant-lid van de Hells Angels, hier samen met drie vrienden zijn opwachting gemaakt. Normaal gesproken kwam Takken hier niet binnen: hij had geen al te beste reputatie in de Haarlemse horeca. Deze avond stond niet de vaste portier aan de deur, maar ‘invaller Joey L. alias Popey. Vriend van bardame Josje. Eenmaal binnen ging het al snel fout, zo blijkt uit verschillende getuigenverklaringen.

Takken zou, onder invloed van drugs, zeer denigrerende opmerkingen hebben gemaakt tegen bardame Josje; hij zou Josje op brute wijze hebben geprobeerd over te halen met hem naar een kamertje te gaan voor seks. Als bardame weigerde ze dat pertinent. Bovendien stond haar vriend Popey als portier aan de deur, die daar ook niet van gediend zou zijn geweest. Takken draaide door en sloeg Josje met een bierglas op het hoofd; Popey probeerde nog te bemiddelen, maar Takken zette een vuurwapen tegen het hoofd van Josje. Daarop trok Popey een vuurwapen en schoot Takken van dichtbij dwars door zijn oog.

Polletje

Popey en zijn eveneens gewapende vriend Polletje liepen vervolgens naar het gangetje tussen de bar en de peeskamers. In dat gangetje werd Hans van Keulen doodgeschoten. Hij was samen met een andere kamper, Kobus van de Vorstenbosch, met Takken meegekomen naar de club. Kobus probeerde naar de voordeur te vluchten, maar werd in zijn rug geschoten en kwam voor de bar ten val. De vierde man, Hell’s Angel Facco Nieuwenhuis, werd in het gangetje door ‘Popey’ en ‘Polletje’ overmeesterd en tegen de grond gewerkt. Hij werd minutenlang in een wurggreep gehouden, voordat hij door ‘Polletje’ werd geliquideerd.

Toen P & P terugkeerden naar de bar wees een klant naar de op de grond liggende Kobus. “Die leeft nog,” zei de klant. Vervolgens kreeg Kobus twee kogels door zijn hoofd. De schutters haalden een videoband uit de beveiligingscamera en vertrokken. De videoband werd in het water gegooid en is nooit meer teruggevonden. Pas twee dagen later, nadat familieleden van slachtoffers alarm hadden geslagen, ontdekte de politie de lijken.

Getuigen vertelden later dat zij op het moment van de moorden vreesden voor hun leven, maar na het doodschieten van de vier mannen was het gevaar geweken. Eén klant moest meehelpen drie lijken naar de garage te slepen, waar ze op elkaar werden gestapeld. Het lichaam van Kobus werd in de club achtergelaten.

Het duurt enige tijd voor bekend wordt wie de daders en wie de slachtoffers zijn. De daders zijn voortvluchtig. Als de identiteit van Polletje bekend wordt, blijkt het een man met een verleden. Hij was nog maar net vrij na een jarenlange gevangenisstraf wegens poging tot doodslag. De nieuwe relatie van zijn ex-vriendin was door hem met zeventien messteken bewerkt. Het slachtoffer had het aan zijn dikke jas te danken dat hij het overleefde.

Na de steekpartij op zijn liefdesrivaal zou hij voor de ogen van het zwaargewonde slachtoffer zijn ex-vriendin hebben verkracht. Iets dat hij zelf altijd heeft ontkend. Officieel werd hij verdacht van betrokkenheid bij twee verkrachtingen, maar volgens hem zijn deze aantijgingen verzonnen door wraakzuchtige vriendinnen. “Je reinste kolder. Met een van de twee ben ik later getrouwd.”

Dat hij zich niet altijd aan de wet heeft gehouden, beaamde hij: “Ik heb gestolen en bedrijven opgelicht. Dat is niet goed, maar ik moest toch eten. Iets anders kan ik niet. Bij voetbalwedstrijden ben ik ook geen lieverdje. Maar verkrachting? Mijn moeder is verkracht, door een vreemde. Ik háát verkrachting.”

Zowel Popey als Polletje worden door de politie achterhaald. Beiden moeten vrezen voor hun leven, vanwege de te verwachten wraak van de kant van de Hells Angels. De rechtszitting tegen hen wordt in de zwaar beveiligde Bunker in Osdorp gehouden, waarbij tientallen Hells Angels op de publieke tribune aanwezig zijn, met name vanwege lid Facco Nieuwenhuis en aspirant-lid Rob Takken.

Volgens Popey waren de vier mannen die zondagavond naar de club gekomen om zijn baas te grazen te nemen, die overhoop lag met de Hells Angels over geld of drugs, maar de baas was niet aanwezig. Popey werd meteen zwaar bedreigd en kreeg een vuurwapen in zijn nek. Toen bardame Josje werd bedreigd, had hij op Takken en Van Keulen geschoten. “Het was zij of ik. Ze wilden mij ook vermoorden. Ik keek de dood in de ogen, maar ik laat me niet slachten door Hells Angels. Dus ik deed boem, boem, boem.”

Onduidelijk bleef of er sprake was van een min of meer vooropgezet plan en of de baas van de club – die zelf ten tijde van de moorden in Spanje zat – er op enige manier mee te maken had gehad. Tussen Polletje en Popey boterde het niet meer zo, zo bleek tijdens de zitting. Volgens Polletje probeerde Popey de schuld zoveel mogelijk van zich af te schuiven. Polletje werd aanvankelijk veroordeeld tot levenslang; in hoger beroep werd het vijftien jaar.

Dat betekende dat hij in 2010 vrijkwam. Hij maakte van vroeger uit al deel uit van de F-side van Ajax, na zijn vrijlating meldde hij zich weer nadrukkelijk en speelde hij een leidende rol binnen de harde kern van Ajax-supporters. Na het vuurwerkincident in de Kuip, op Eerste Paasdag 2014, wordt hij ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij diverse geweldsincidenten die met voetbal te maken hebben. De politie onderzoekt of het klopt dat een deel van de harde kern opdracht heeft gegeven tot het afsteken van vuurwerk omdat een aantal kopstukken de wedstrijd dreigde te missen. Hun bus had vertraging, waarna telefonisch orders werden gegeven de finale te saboteren. Onderzocht wordt of Polletje hierbij een rol heeft gespeeld.

LIQUIDATIE IN BADHOEVEDORP

In 2012 ontsnapt Martin van de Pol aan een moordaanslag in Badhoevedorp. Hij staat bij het garagebedrijf van de familie Hillegers. buiten, van de bekende broers Ruud en Martin; ineens komt er een Golf, met een paar mannen, aangereden en wordt het vuur op de mannen geopend. Broer Remco, die voor zover bekend niet met criminele activiteiten te maken had, wordt hierbij dodelijk getroffen. Een andere aanwezige,

Donny de K. uit IJmuiden, raakt zwaargewond. Een getuige die enkele minuten voor de schietpartij op bezoek was geweest, vertelde dat er toen een man of tien op het bewuste adres aanwezig was. “Je hebt daar een kantoortje, daar was iemand, en een soort kantine. Daar zaten wat mensen te kaarten, koffie te drinken, een biertje. Er was een Engelse jongen bij. Martin was een beetje hyper, maar ik weet niet of dat anders was dan anders, we kenden elkaar eigenlijk niet, alleen van naam. Die andere jongens zijn wel aan me voorgesteld, maar die kende ik ook niet. Martin was hel druk, hij moest zo weg, hij moest naar een bruiloft. We hebben het wel even gehad over wat gezamenlijke kennissen, er waren er een paar die ik al een hele tijd niet meer had gezien en die hij dagelijks tegenkwam. We zouden de week erop nog een keer afspreken als het wat rustiger was. Toen ik wegging waren er nog een mannetje of vijf, zes. Ik weet niet waar de schietpartij is geweest, buiten of binnen, maar toen ik wegging waren de meesten binnen. Ik stapte in de auto, toen was het 18 minuten over vijf, dat weet ik nog precies. Ik reed een paar honderd meter weg, toen heb de auto even langs de kant gezet om mijn vriendin te bellen. Ik zei dat het wat later was geworden, maar dat ik er zo aankwam. Op dat moment kwam er een zwart autootje met een pleurisgang voorbijrijden.”

Remco overleed, broer Martin en Polletje raakten beiden gewond. Vermoedelijk was de aanslag bedoeld voor Martin, maar het motief is nooit helemaal duidelijk geworden en de daders zijn niet gevonden. De politie vermoedt dat het te maken heeft met een oorlog in het drugscircuit. In 2015 leggen de zussen van Willem Holleeder verklaringen af waaruit zou blijken dat hij erbij betrokken was en op afstand zou hebben staan kijken.

Proces Holleeder: het testament van Cor

$
0
0

Holleeder-mj-OJ

De pro-formazitting van vrijdag 2 september in de zaak tegen Willem Holleeder was om verschillende redenen interessant. Duidelijk werd dat de getuigen Sonja en Astrid Holleeder en Sandra den Hartog besloten hebben niet mee te werken aan de verhoren door de advocaten.

Pijnpunt is het Goudsnipdossier, over de financiële afhandeling van de erfenis van Cor van Hout. Sonja gaf toe dat ze daarover heeft gelogen.

Dit dossier was vanaf het begin een heet hangijzer. Toen Astrid naar de politie stapte met het verhaal dat ze verklaringen wilden afleggen over ‘broer Wim’ en de liquidaties waar hij bij betrokken was, eiste ze dat dit dossier buiten de overeenkomst zou blijven en niet besproken zou worden. Daar ging justitie niet mee akkoord en uiteindelijk koos Astrid eieren voor haar geld.

Holleeder-OJ-mj

Ditzelfde dossier bleek ook het struikelblok voor advocaat Stijn Franken. Toen hij stukken uit dit dossier wilde opvragen, werd er ineens een heel punt gemaakt over ‘belangenstrengeling’: hij had in het verleden in een andere zaak Sandra den Hartog bijgestaan.

Dat was allemaal vooraf besproken, maar toen het erop aankwam en bleek dat het Goudsnipdossier een wezenlijke rol speelt in de hele affaire, weigerden de getuigen vragen van Franken te beantwoorden en dienden ze met succes een klacht in.

De nieuwe advocaten, Sander Janssen en Robert Malewicz, liepen bij het eerste verhoor ook tegen dit dossier aan. Sonja beriep zich, zodra het hierover ging, meteen op haar verschoningsrecht en de rechter-commissaris stond dat toe. Tot verbazing van de advocaten: ze is geen verdachte. Over het Goudsnipdossier heeft Sonja een schikking getroffen van 1,2 miljoen euro met het Openbaar Ministerie en de Fiod, om vervolging voor witwassen af te kopen. Daarmee is voor haar de kous af.

De officieren van justitie zijn Sabine Tammes en Lars Delpher. Deze vrijdag wordt alleen het woord gevoerd door Sabine Tammes. Ze is lastig te volgen. Praat snel en onduidelijk en niet in de microfoon, waardoor ze op de publieke tribune al helemaal niet te verstaan is. Degene die had moeten ingrijpen – de rechter – doet niets. Een parketwacht schuift na enige tijd de microfoon wat dichter naar naar toe, met als enig resultaat dat ze een stap terugdoet en ze nog niet te volgen is. Met enige moeite ben ik erin geslaagd de tekst te achterhalen, waardoor er toch nog wat over gemeld kan worden.

“Twee weken geleden heeft u de nieuwe aanvulling gekregen. Het belangrijkste onderdeel zijn de twintig mappen met media-artikelen die Astrid Holleeder op verzoek van verdachte heeft samengesteld. Volgens Astrid was verdachte bang dat het Kolbakonderzoek zou leiden tot een onderzoek naar zijn betrokkenheid bij liquidaties. In dat geval zou hij kunnen aantonen dat er geen getuige was die uit eigen wetenschap verklaarde omdat ze hun kennis uit de media hadden gehaald.”

“De mappen zijn gerangschikt naar slachtoffer. Behalve over de slachtoffers waarvoor hij nu wordt vervolgd, te weten Cees Houtman, Thomas van der Bijl, Willem Endstra, John Mieremet en Cor van Hout, heeft Astrid Holleeder ook materiaal verzameld over Sam Klepper en Gijs van Dam junior. Zij verklaart dat zij voor alles waar verdachte achter zit, een map heeft samengesteld.”

Holleeder-mj-vandros-1

Verder zit in de aanvulling het dossier 100%Vandros: het onderzoek naar de poging tot uitlokking van moord op zijn zusters. Het dossier bevat een knutselwerkje van papiersnippers die bij doorzoeking in de cel van Holleeder in de prullenbak zijn aangetroffen.

“Over de voeging van deze aan elkaar geplakte snippers is een dispuut geweest tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie. De verdediging stelt dat het gaat om geheimhoudersstukken die niet gevoegd hadden moeten worden. Het OM heeft geconstateerd dat het niet ging om stukken die gericht waren aan of afkomstig van een raadsman of andere geheimhouder, het zijn persoonlijke aantekeningen van verdachte zodat er geen enkele aanleiding is gezien ze voor te leggen aan de rechter-commissaris.”

De aanvulling bevat verder processen-verbaal van verhoor en van bevindingen van de rechter-commissaris.

“Sinds de pro-forma van 23 juni is er weinig vooruitgang geboekt. Allereerst door de zomervakantie. Ook de advocatenwissel zorgde voor een aanzienlijke vertraging. Sinds mei zijn er geen onderzoekswensen meer geformuleerd en de verwachting is dat nieuwe wensen pas in het voorjaar van 2017 gedaan kunnen worden. Met een beetje pech gaat er een jaar voorbij zonder dat er grote stappen kunnen worden gezet.”

Holleeder-mj-vandros

 

De zitting van juni stond in het teken van 100%Vandros: de verdenking dat Holleeder in Vught een Antilliaanse medegedetineerde geld zou hebben geboden om moordaanslagen te plegen op zijn zussen en Peter de Vries.

 Het werd breed uitgemeten in de media, ondanks dat direct wel duidelijk was dat dit een volslagen onzinverhaal was, zoals inmiddels ook is vastgesteld. 

“Een derde reden is dat de verhoren van de getuigen Sonja Holleeder en Sandra den Hartog voor de vakantie zijn gestaakt dan wel zijn geannuleerd. De rechter-commissaris heeft in haar proces-verbaal van 20 juli uiteen gezet wat hiervan de reden is. Wij hebben inmiddels overleg gehad met de zaaks-officieren om tot een oplossing te komen in deze impasse. De verdediging heeft te kennen gegeven dat welke oplossing ook wordt gevonden, nimmer het verweer zal worden gevoerd dat de verklaringen van de getuigen ‘gekocht’ zijn.”

“Op dit ogenblik is er nog geen zicht op wanneer met de getuigen tot een werkbare oplossing zal zijn gekomen. Deze stand

van zaken laat onverlet dat de getuigen op tal van andere onderwerpen kunnen worden bevraagd. Bijvoorbeeld over de zaaksdossiers, waarover tot nu toe niet één inhoudelijke vraag aan de getuigen is gesteld.”

“Over het dossier Goudsnip en het Fiod-dossier: deze maken geen onderdeel uit van het Vandrosdossier en staan geheel los van de feiten die verdachte worden verweten. De enige reden voor de belangstelling van de verdediging is dat de getuigen Holleeder en Den Hartog een rol spelen in deze dossiers en de verdediging hen waarschijnlijk in het kader van hun betrouwbaarheid wil bevragen. Op zich een te respecteren belang, maar wel één die naar het oordeel van het OM ten onrechte – de boventoon voert.”

“De rechter-commissaris heeft op 1 september aangegeven dat als er vragen over Goudsnip en het Fiod-dossier gesteld gaan worden, zij graag de beschikking krijgt over die stukken. Zij slaat hierbij een essentiële stap over. Voordat er vragen over deze dossiers kunnen worden gesteld, zal de verdediging gemotiveerd moeten aangeven welke stukken aan Vandros dienen te worden toegevoegd. Een kaal verzoek tot voeging van Goudsnip- en het Fiod-dossier of delen daarvan is onvoldoende. Nu zo’n verzoek nog niet is gedaan, kan er nog helemaal geen ondervraging op deze dossiers plaatsvinden. Het OM bepleit dat de verdediging zich op dit ogenblik focust op de zaaksdossiers.”

“De laatste oorzaak voor het uitblijven van vooruitgang is dat het embargo op de verklaringen van verdachte onlosmakelijk verbonden zijn met de verhoren van de getuigen Holleeder en Den Hartog. Zolang de getuigen niet op bepaalde onderwerpen door de verdediging zijn bevraagd, kan het embargo niet worden opgeheven. Gevolg daarvan is, dat het onderzoeksteam de verklaringen niet kan onderwerpen aan de noodzakelijk verificatie-/falsificatieonderzoeken. Wij vorderen voortzetting van de voorlopige hechtenis tot de nieuwe pro-forma zitting van 30 november.”

Aldus de officiere van justitie.

Janssen-Malewicz-proces

Advocaat Robert Malewicz (foto rechts) gaat eerst in op het embargo. Hij had er wellicht rekening mee gehouden dat het OM daaraan zou willen tornen en had zich daarop voorbereid. Dat bleek niet nodig: het OM wil het embargo ook handhaven. Ik vat het een beetje samen.

Een paar fragmenten: “De omstandigheden waaronder de getuigen worden gehoord, zijn van groot belang. Is dat zonder kennis van buitenaf? De getuigen zijn zussen, hebben veel contact en ze hebben dezelfde advocaat. Er is de getuigen veel aan gelegen dat cliënt voor altijd achter de tralies verdwijnt. De vuurtoren van Ameland is als optie genoemd. Kortom, de getuigen zijn niet neutraal.”

Over de nieuwe stukken die twee weken geleden waren binnengekomen zegt Malewicz dat daarbij ook stukken zaten die volgens hem vallen onder het verschoningsrecht van Holleeder en onder de afspraken over het embargo.

Het gaat over de uit de prullenbak geviste aan elkaar geplakte snippers.  Volgens Holleeder was de afspraak gemaakt dat als er bij de stukken informatie zit die valt onder verschoningsrecht of onder het embargo, deze eerst aan de rechter-commissaris worden gestuurd. Het OM heeft aangegeven dat zulke afspraken niet zijn gemaakt.

“Daarop heb ik cliënt nog eens gesproken, maar ook het dossier nog eens goed bekeken. En dan valt op dat in het proces-verbaal van de zoeking door de rechter-commissaris was beslist dat als de snippers geheimhouderstukken zouden bevatten er direct contact moest worden opgenomen met de rechter-commissaris! Nota bene schuin gedrukt! Ook had de rechter-commissaris bepaald dat geen van de door cliënt beschreven a4’tjes ter beschikking mocht worden gesteld aan het opsporingsteam of het OM. Het is overduidelijk dat cliënt de aantekeningen privé wilde houden, hij had ze niet voor niets versnipperd. Ze zijn ook niet vrijwillig beschikbaar gesteld, maar via het dwangmiddel van doorzoeking in beslag genomen.”

Wat stond er in? Volgens de advocaat waren het aantekeningen ter eigen analyse van het dossier en bespreking met zijn toenmalige raadsman. En vielen dus onder het verschoningsrecht en geheimhouding.

“Dat komt overeen met de eerdere beslissing van de rechter-commissaris om geen enkele door cliënt beschreven a4 ter beschikking te stellen of zelfs maar te laten inzien door de opsporingsambtenaren die bij de doorzoeking betrokken waren. Toch zijn ze aan het dossier gevoegd. Het waren inhoudelijke aantekeningen, het is allemaal niet zo’n probleem, maar het geeft wel aan hoe de rechten van Holleeder zijn geschonden.

Holleeder-mj-Sonja-verhoor

Bij het verhoren van Sonja Holleeder ontstond een “totaal niet voorziene impasse.” Voor alle duidelijkheid: ze is op 1 december 2015 als getuige gehoord tijdens een openbare zitting.

Voor het verslag daarvan: klik op de afbeelding boven. Maar nu gaat het over de latere verhoren door de advocaten bij de rechter-commissaris. Zij beriep zich op vrijwel alle vragen op haar verschoningsrecht en dat werd door de rechter-commissaris toegekend.

Malewicz: “Al direct bij het eerste verhoor bleek dat ze niet langer bereid was vragen van de verdediging te beantwoorden. Zij beriep zich op haar verschoningsrecht, met als argument dat alle onderwerpen tot 2007 het dossier Goudsnip raakten. Het dossier waarin onderzoek werd gedaan naar de financiële afwikkeling van de erfenis van Cor van Hout, waaronder de wijze waarop het Heinekenlosgeld via vastgoedtransacties zou zijn witgewassen. Die opstelling bevreemdde ons direct al en hoe langer we erover nadachten, hoe minder begrip er ontstond.”

“Dat kwam doordat het OM voorafgaande aan het verhoor van getuige Holleeder duidelijk aan de getuige had medegedeeld dat zij geen verdachte was in enige strafzaak. Toch werd het verschoningsrecht in stelling gebracht. Uit de discussie die toen volgde bleek al snel dat eerder niet naar waarheid was verklaard door getuige Sonja Holleeder. Daarbij ging het over een aantal belangrijke thema’s.”

“Inhoudelijk wil ik er niet te veel over uitwijden, maar vaststaat dat ondanks bet feit dat men voorafgaande aan het verhoor duidelijk te horen kreeg dat men geen verdachte was in enige strafzaak en het feit dat er in het dossier Goudsnip nota bene een transactieovereenkomst was gesloten waaruit bleek dat men voor dat dossier niet zou worden vervolgd, men door vragen van ons te beantwoorden nieuwe feiten (een novum) zou creëren waardoor men ineens wel vervolging vreesde in dat Goudsniponderzoek.”

“Met name de opmerking van de getuige Sonja Holleeder dat geen enkele vraag kon worden beantwoord omdat alles onder het Goudsniponderzoek zou vallen is opmerkelijk. Daarmee ontstond de situatie dat er geen enkele vraag meer werd beantwoord. Maar ook opmerkelijk was het dat deze getuige het verschoningsrecht eerst op een andere onbegrijpelijke grond wilde inroepen: het verschoningsrecht jegens haar broer. Daarbij werd ook nog aangegeven dat eerder onjuist was verklaard maar dat dit op aandringen van Holleeder was geweest om alles bij hem weg te houden. Volstrekt ongeloofwaardig als je bedenkt dat in diezelfde verklaringen Willem Holleeder nu juist (ten onrechte) beschuldigd wordt van de meest ernstige strafbare feiten.”

“Ons onbegrip zit in het feit dat door de dames enerzijds een beroep wordt gedaan op het verschoningsrecht jegens een broer als het gaat om geldgerelateerde zaken en dat de dames anderzijds volop over diezelfde broer hebben verklaard als het gaat om beweerde betrokkenheid bij levensdelicten zonder daarbij een beroep op enig verschoningsrecht te doen.”

“Zoals al aangegeven is de betrouwbaarheid van getuigen een cruciaal thema in deze zaak. Onderdeel van de oordeelsvorming daarover is het antwoord op de vraag welk belang de getuigen kunnen hebben bij het in de schoenen schuiven van de nu tenlastegelegde feiten.”

“Het is te verwachten dat het OM de verdediging zal tegenwerpen dat de dames toch geen enkel belang hebben bij het zo maar beschuldigen van Willem Holleeder, dat ze er zelfs alleen maar ellende van hebben, dus dat hun verklaringen daarmee aan betrouwbaarheid winnen. Duidelijk is nu al dat er wel degelijk een belang is om te verklaren zoals is verklaard: en dat zijn financiële motieven. Zonder daar verder over uit te wijden, stellen wij nu al vast dat er enorme financiële belangen kleven aan de verklaringen van de getuigen. Maar door de huidige gang van zaken kunnen we niet verder met de verhoren. Daarom is door de rechter-commissaris, op ons verzoek, de ronde verhoren stilgelegd.”

“Indien over geen enkel thema vragen hoeven te worden beantwoord, dan heeft verder horen van de getuigen weinig zin. Daarom hebben we ook direct aangedrongen bij het OM om aan de getuigen de garantie te geven dat zij niet zullen worden vervolgd, waardoor het verschoningsrecht komt te vervallen. Daarover is vandaag ter zitting echter nog geen duidelijkheid gekomen.”

“Het is voor ons niet goed te begrijpen dat liet OM niet direct na de verhoren intern heeft kunnen kortsluiten dat er duidelijkheid over deze kwestie kwam. Eerder is aan ons meegegeven dat het zaaksdossier inzake Vandros geen bemoeienis heeft met enige beslissing omtrent de vraag of dc dames toegezegd krijgen dat ze ook bij het afleggen van een andere verklaring (dus veranderen van eerdere onjuiste verklaringen) niet zullen worden vervolgd inzake Goudsnip. Het is het Functioneel Parket dat die beslissing moet nemen.”

“Dat klinkt mooi en wij begrijpen ook dat het OM in Vandros niet tegengeworpen wil krijgen dat met deze afspraak de verklaringen van de dames zijn gekocht. Wij hebben ons ook daar redelijk opgesteld en op voorhand aangegeven dat we, nu wij zelf vragen om opheffing van het verschoningsrecht door uit deze impasse te komen, wij vervolgens op dat punt geen verwijten zullen maken aan het OM.”

“Er kleven ook rechtsstatelijke en principiële bezwaren aan de opstelling van het OM. Het OM is de vervolgende instantie die met de getuigen is aangekomen. Getuigen die zware beschuldigingen uiten over betrokkenheid bij zeer ernstige strafbare feiten, feiten die zeer wel mogelijk tot een eis van levenslange gevangenisstraf kunnen leiden. Datzelfde OM houdt nu in stand dat geen vragen kunnen worden beantwoord over de voor de verdediging cruciale thema’s, waaronder het blootleggen van de motieven om belastend te verklaren, maar ook om beschuldigingen simpel te kunnen weerleggen.”

“Door geen duidelijkheid te verschaffen wordt dat door het OM onmogelijk gemaakt. Het in het recht op een eerlijk proces verankerde grondrecht om als verdachte belastende getuigen effectief te mogen ondervragen, kan niet worden uitgeoefend. Daarmee dreigt de situatie te ontstaan dat sprake is van schending van artikel 6 van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het recht op een eerlijk proces: het niet kunnen ondervragen van de belastende getuigen mede door de opstelling van het OM raakt de kern van dit proces.”

“Artikel 6 EVRM regelt onder andere het recht van een verdachte om getuigen a charge te mogen ondervragen. waarbij het alleen maar bieden van een gelegenheid daartoe niet voldoende is. In dat verband heeft het EHRM in de Vidgen zaak overwogen dat als die getuige geen enkele vraag wenst te beantwoorden, het ondervragingsrecht illusoir wordt. In aansluiting daarop heeft de Hoge Raad in zijn Post-Vidgen arrest het toetsingskader bijgesteld en overwogen dat in een geval waarin de op verzoek van de verdediging opgeroepen en ter terechtzitting verschenen getuige heeft geweigerd antwoord te geven op de hem gestelde vragen, de verdachte het voorziene recht heeft kunnen uitoefenen die getuige te (doen) horen omtrent diens niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring.”

“De Hoge Raad spreekt in dit arrest niet zonder reden van een weigering van de getuige vragen te beantwoorden. Als er helemaal geen vragen worden beantwoord, bijvoorbeeld omdat de getuige een beroep doet op zijn verschoningsrecht, is er naar Straatsburgse normen geen sprake van een effectieve ondervragingsgelegenheid. En door het weigeren van alle door ons gestelde vragen door getuige Sonja Holleeder (maar bij de andere getuigen speelt dezelfde problematiek) onder het mom ‘alles valt onder Goudsnip’ is dat precies de situatie waarin we in deze zaak zijn beland. Wij menen dat het beroep op het verschoningsrecht in deze zaak onhoudbaar is.”

“Het is volstrekt onaannemelijk dat het OM deze getuigen voor hun rol in Goudsnip nog zal gaan vervolgen. Gezien de bijzondere situatie en het enorme belang van Willem Holleeder om zijn onschuld aan te kunnen tonen verzoeken wij uw rechtbank daarom ook de rechter-commissaris op te dragen dat de getuigen alsnog moeten worden gehoord en dat hen, gezien de eerdere mededeling van het OM dat zij geen verdachten zijn in enige gerelateerde strafzaak, geen verschoningsrecht toekomt.”

“Ook is voor ons niet goed te begrijpen wat vanuit het OM nu het probleem is. Wij hebben het OM om informatie gevraagd, maar die niet gekregen. Mogelijk liggen de getuigen dwars, of is het juist het functioneel parket dat niet voortvarend optreedt? Of juist wel en spelen er andere belangen, bijvoorbeeld bij de Minister van Justitie of het College van Procureurs-generaal? Of is het een beetje van alles? Hoe dan ook verzoeken wij uw rechtbank een termijn van twee weken te bepalen waarin duidelijkheid moet komen over de huidige positie van de getuigen.”

“Om die positie goed te kunnen beoordelen (zeker indien u niet overgaat tot het nemen van de beslissing dat de getuigen geen verschoningsrecht toekomt) is de transactieovereenkomst tussen de getuige Sonja Holleeder en het OM in het dossier Goudsnip van groot belang. Wij verzoeken uw rechtbank te bepalen (door opdracht aan het OM te geven) dat dit stuk aan het dossier wordt toegevoegd.”

Los van de vraag of wij uiteindelijk met de ondervraging van de getuigen verder kunnen, is het wel schrikbarend te moeten constateren dat de getuige Sonja Holleeder steeds heeft aangegeven volledig naar waarheid te hebben verklaard toen men in verklaringen bij de politie uitvoerig inging op de financiële handel en wandel van cliënt en daarmee samenhangend zijn motieven om anderen om het leven te laten brengen. Nu blijkt ineens dat in die verklaringen helemaal niet naar waarheid is verklaard.”

“Dat is erg omdat die uitkomst niet op eigen initiatief vanuit de getuige is gekomen. Het is pas na het moeten beantwoorden van vragen door de verdediging middels een verhoor bij de rechter-commissaris dat de onwaarheden worden aangekondigd. Wat de omvang is van de onjuistheden in de eerdere verklaringen zal nog moeten blijken tijdens de komende verhoren. Wij volstaan nu met op te merken dat wij deze gang van zaken zeer zorgelijk vinden.”

“Met name speelt de vraag of later wel is vast te stellen of de dames dan wel naar waarheid hebben verklaard. Er blijken meer dingen helemaal niet te kloppen. Met droge ogen is in eerdere verklaringen van en alles en nog wat verteld over tal van financiële thema’s die -zo is nu aangekondigd- nu helemaal niet blijken te kloppen. Het zijn bovendien geen details, maar het raakt de kern van de zaak.”

“Voor het trekken van conclusies en het doen van verzoeken op dit punt is het nog te vroeg nu we eerst moeten afwachten wat de uitkomst zal zijn over te geven garanties omtrent niet vervolgen van de dames. Ook willen we (als die garanties komen) de verhoren ingaan om nader vast te stellen over welke thema’s eerder niet naar waarheid is verklaard.”

Aldus advocaat Malewicz.

De dag voor deze zitting is er een mail binnengekomen waarin de advocaat van de getuigen (Wouter Morra) zegt dat afspraken niet tot stand zijn gekomen en dat dit qua tijdsplanning “niet duidt op een voortvarende voortzetting.”

Malewicz: “Als ik dat plaats bij de verwijten aan de vorige raadsman, moet ik nu constateren dat we op geen enkele vraag antwoord krijgen. Wij waren klaar voor de verhoren, maar aan de andere kant zijn er getuigen die getuigen die helemaal geen trek hebben. Dat baart mij hele grote zorgen, ook over het verdere verloop. De hakken zijn behoorlijk in het zand gezet. Wij zijn er open ingestapt. Op het moment dat wij hen confronteren met zaken die direct opvallen, staan meteen alle hakken in zand.”

Holleeder-telegraaf10mei

Over de aanvullende stukken met betrekking tot het dossier 100%Vandros, waarin Willem Holleeder wordt beschuldigd van het uitlokken van moord op Peter R. de Vries en zijn eigen zussen, zegt Malewicz:

“De vorige raadsman Stijn Franken heeft tijdens zijn laatste zitting op 10 mei van dit jaar al haarfijn aangegeven wat er in dat dossier allemaal niet klopt. Er is nu tal van aanvullend onderzoek gedaan. Het voert mij nu te ver dat allemaal te bespreken. Ik wil hier nu volstaan met de heldere conclusie dat er in het aanvullende onderzoek geen enkele aanwijzing is gevonden dat cliënt betrokken is geweest bij enig strafbaar feit in de richting van zijn zussen en Peter R. de Vries. Het is kolder uit de koker van een ex-medegedetineerde die grote eigen belangen had bij een overplaatsing naar een andere PI.”

Holleeder-mj-verhoor-Sandra

Over de voortgang:

“De komende periode staan de verhoren van de zussen Holleeder en mevrouw Den Hartog gepland. We zullen moeten afwachten wat er precies uit die verhoren gaat komen. Op dit moment is er geen duidelijkheid over de vraag of er inhoudelijk nog zinnige verhoren met de getuigen Holleeder en den Hartog zijn te plannen. Als blijkt dat er geen duidelijkheid komt dan zal de conclusie voor de hand liggen dat hun verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd.”

“Daarna zullen we ons beraden over de invloed die dat moet hebben op dit proces, hoe een en ander zich verhoudt tot de ernstige bezwaren in deze zaak en de vraag of Holleeder langer zal moeten blijven vastzitten. De kans is groot dat wij die vraag zullen beantwoorden met een verzoek om invrijheidstelling (opheffing voorlopige hechtenis). Deze zitting is daarvoor te vroeg, niet alleen omdat eerst de uitkomsten van de gesprekken tussen de getuigen en het OM moeten worden afgewacht, maar ook omdat we een goed en uitvoerig gemotiveerd verzoek bij uw rechtbank willen neerleggen en tevens gelegenheid willen vragen dit verzoek dan ter zitting nader toe te lichten. Daarvoor is nog meer dossierkennis nodig.”

Mede-advocaat Sander Janssen heeft een korte toevoeging. “Ik wil benadrukken dat het OM zegt dat bepaalde thema’s thema’s niet relevant zijn. Maar dit raakt de kern van de verklaringen van de getuigen, die zijn opgehangen aan financiële motieven. Daar hebben we vragen over zijn, omdat er vragen zijn die we toevallig kunnen toetsen. De eerste vraag was: heeft u naar waarheid verklaard?

Het antwoord is: ja.

De tweede vraag: op alle onderdelen?

Nee, niet op alle onderdelen.

Welke dan niet?

Dat zeg ik niet. Ik beroep me op mijn verschoningsrecht.

Ze erkent dus dat ze in deze zaak in verklaringen op onderdelen niet naar waarheid heeft verklaard. Bovendien weet het OM dit allang, dat had al die stukken al, die transactie is afgesloten met een aanzienlijk bedrag. De getuigen hebben gezegd: ‘We willen niet verder met raadsman Stijn Franken.’ Die is ingewisseld, maar bij het eerste verhoor zeggen ze nog steeds niks. De indruk bestaat dat deze getuigen gewoon niet gehoord wíllen worden.”

Aldus Sander Janssen.

De officier van justitie reageert kort en wederom onverstaanbaar. Ze praat niet in de microfoon, slikt een heleboel woorden in. Ze vindt “de opdracht aan het OM om de transactieovereenkomst over te leggen ongepast. Dat is een overeenkomst tussen Sonja Holleeder en het OM, die gaat anderen geen bal aan.”

Of zoiets.

Holleeder-mj-verhoor-Astrid

Voor het verslag van het verhoor van Astrid Holleeder, bij de rechtbank: klik op de afbeelding boven.

Het verslag van de zitting van 23 juni staat hier

Viewing all 166 articles
Browse latest View live