Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all articles
Browse latest Browse all 166

Holleederproces: de vijfde dag

$
0
0

Donderdag 15 februari, dag 5, verhoor van Willem Holleeder. President van het Hof is Frank Wieland, de andere rechters zijn Benedicte Mildner (aangeduid als ‘oudste rechter’) en Margo Somsen (‘jongste rechter’). De officieren van justitie zijn Sabine Tammes en Lars Stempher. De advocaten van Holleeder: Sander Janssen en Robert Malewicz.

Dit verslag is een weergave aan de hand van mijn aantekeningen. Zo letterlijk mogelijk, maar dat was lang niet altijd mogelijk. Soms ging het te snel, en herhalingen en minder relevante opmerkingen zijn ook weggelaten. Bij twijfel heb ik hier en daar de tweets van collega’s gecheckt. Waar in het verhoor staat “gelach” of iets dergelijks: dat is vooral het gelach van de collega’s en het publiek op de tribune. De zittingszaal is afgescheiden met dik glaswerk, achter dat glas is een tafel met een rijtje stoelen (een stuk of twaalf) voor de schrijvende pers. Daarachter is de publieke tribune.

Het zicht op wat er in de zaal gebeurt is zeer beperkt, de rechters zijn amper waarneembaar en als de vrouwelijke rechters of officier van justitie Sabine Tammes aan het woord zijn is haast niet te zien wie er spreekt. De stem van Tammes onderscheidt zich nadrukkelijk van die van de andere vrouwen en is gemakkelijk herkenbaar aan een licht bekakt accent en een vrijwel altijd neerbuigende toon. Ook de stem van Lars Stempher onderscheidt zich nogal van die van rechter Wieland: de laatste heeft een goedmoedige bromstem, Stempher lijkt altijd op hoge toon snerpend in de aanval.

Om het geheugen op te frissen: Holleeder stond eerst terecht voor het afpersen van zakenmensen (onder wie Willem Endstra en Dirk-Jan Paarlberg). Dat staat bekend als het Kolbak-dossier. Daarin is hij veroordeeld tot een straf van negen jaar. Toen hij na zes jaar buiten kwam, in januari 2012, werd hij opgewacht door zijn zussen Astrid en Sonja, die hem naar een schuiladres op de Veluwe brachten. Op de eerste dag had hij een ontmoeting met Peter de Vries, die een foto van hem maakte, die in alle media kwam. Hiermee was ‘de jacht op de eerste foto’ in de kiem gesmoord.

Ik had de week erna een gesprek met Holleeder, op mijn verzoek: om te vragen of hij wilde meewerken aan mijn boek over Cor van Hout. Dat komt in veel verhoren ter sprake: ik heb een groot deel van het manuscript vóór publicatie toegestuurd aan de toenmalige advocaat van Holleeder, Stijn Franken, voor eventuele correcties. Ik heb daarover telefonisch contact gehad met Holleeder, maar toen gaf hij aan dat hij het niet had gelezen en dat hij het wel goed vond, als er maar geen onzin in stond.

Later – nadat Astrid haar boek Judashad gepubliceerd – werd mij pas duidelijk dat Astrid – naar haar zeggen op verzoek van Willem – het manuscript minutieus had doorgespit. Astrid heeft veel gesprekken over het bespreken van het boek met Willem stiekem opgenomen. Dat komt in de verhoren vaak terug. In dit verhoor van 15 februari komt het zijdelings ter sprake. Daarin wordt ook iets gezegd over een bedreiging vanuit Thailand, aan mijn adres. Dat heb ik nooit thuis kunnen brengen en het is mij nog altijd een volstrekt raadsel waar dit vandaan komt.

Als Holleeder in 2012 vrijkomt, schuwt hij de media niet. Hij groeit uit tot ‘knuffelcrimineel’, schrijft een column in Nieuwe Revu en treedt op in de College Tourbij Twan Huys. Intussen zijn Astrid en Sonja Holleeder en Holleeders vriendin Sandra den Hartog samen met Peter de Vries bezig Holleeder veroordeeld te krijgen voor betrokkenheid bij liquidaties. Eerder was dat niet gelukt, al werd hij wel verdacht van met name betrokkenheid bij de moorden op Thomas van der Bijl en Cees Houtman.

Met Peter de Vries komt het tot een aanvaring bij diens huis, als Holleeder verhaal komt halen over het feit dat De Vries samen met Sonja bezig is met de verfilming van het boek van De Vries over de Heinekenontvoering, met Anthony Hopkins in de hoofdrol. De Vries doet aangifte van bedreiging en daarmee verspeelt Holleeder zijn v.i.: vervroegde invrijheidstelling, waarbij iemand vrijkomt na het uitzitten van tweederde van de straftijd, op voorwaarde dat er in die periode geen overtredingen worden gemaakt. Het gevolg was dat Holleeder in februari 2016 opnieuw werd aangehouden. Sindsdien is hij niet meer vrij geweest.   

In het verhoor komt het Andes-dossier ook nog even ter sprake. Hierbij werd Holleeder verdacht van betrokkenheid bij een criminele groep met o.a. Danny K. en Dick V., die zakenmensen afperste. Hiervoor werd hij vrijgesproken.

Elk verhoor begint met de opmerking van de rechter: “U bent Willem Frederik Holleeder” en dan zijn geboortedatum, plaats en huidige verblijfplaats (Vught), dat hij niet verplicht is antwoord te geven en dat hij goed op moet letten.  Zo ook op 15 februari.

Rechter Wieland: Hoor ik een zucht?

Holleeder: Nee.

Rechter: Dan was ik het zelf misschien

Rechter: We gaan het vandaag hebben over de jaren na Kolbak. U bent drie jaar op vrije voeten geweest. In december 2014 bent u in voorlopige hechtenis genomen, in januari 2012 kwam u vrij. Een van de dingen was dat u met columns bent begonnen, via Ferry de Kok, een fotograaf

Holleeder: Revu had het via Ferry aan mij gevraagd.

Rechter: U had hem nooit met Mieremet gezien, er was geen relatie met De Kok.

Holleeder: Nee.

Rechter: Na uw vrijlating was het clubhuis van de Hells Angels weg. Daar kwam u voor die tijd. U zegt: “Via mij kon Willem van Boxtel bij No Surrender terecht. Harry Stoeltie kende ik ook. Ik heb het nooit met anderen in het clubhuis over Mieremet gehad.”

Holleeder: Het is ook belachelijk dat dat gezegd wordt, iedereen ging ervan uit dat het clubhuis afgeluisterd werd.

Rechter: Dan keek je wel uit wat je zei. Of je bracht opzettelijk verkeerde informatie naar buiten, dat zou wel een uitdaging voor u zijn. Sonja en Astrid hadden een huisje gehuurd bij Apeldoorn.

Holleeder: Ja.

Rechter: Daar bent u naartoe gegaan? Hoe lang heeft u daar gezeten?

Holleeder: Een paar weken. Toen ben ik een paar dagen bij Sandra geweest en daarna heb ik een woning geregeld in Huizen

Rechter: U hebt met Peter de Vries afgesproken dat hij een foto van u zou maken, de eerste na de vrijlating. Dat is niet helemaal lekker gelopen? U had met hem een prijsafspraak gemaakt.

Holleeder: Ik heb gezegd: dan delen we wel.

Rechter: Weet u wat er is verdiend?

Holleeder: Tien ruggen.

Rechter: Hoe gaat dat dan?

Holleeder: Dat zijn hun dingen.

Rechter: Was er een afspraak over percentages?

Holleeder: We zouden delen.

Rechter: Ik zou zeggen: Ik ben Willem Holleeder, ik wil 80 procent.

Holleeder: Gewoon samen delen.

Rechter: U zegt: ik heb er niets van gekregen?

Holleeder: Jawel. Hij heeft 3000 euro aan Sonja gegeven. Als het goed is.

Rechter: U zegt: “Ik had aanvankelijk niets gekregen, toen heb ik Peter erover aangesproken bij SBS, bij de Arena voor de deur, we kregen woorden.”

Holleeder: Hij zei dat hij het niet van de bank kon halen. Dat is natuurlijk raar, je kan toch gewoon je geld van de bank halen?

Rechter: “Later zei Sonja dat Peter echt geen geld van de bank kon halen, toen werd ik boos op Sonja. Peter zei later dan ik 3500 zou krijgen. Ik heb gezegd dat hij het geld aan Sonja moest geven. Ik heb 3000 van Sonja gekregen.”

Rechter: Dan denk ik: 10.000 ruggen min 3500 is 6500, waar is de rest gebleven?

Holleeder: Ik denk dat hij de belasting eraf gehaald heeft.

Rechter: Het is… U heeft Grifhorst opgezocht in het verzorgingshuis, na uw vrijlating. Hij schrok wel, zegt u. Waar schrok hij van?

Holleeder: Dat weet ik niet, dan ben ik niet van hem gewend, maar er was niks aan de hand.

Rechter: Hij vertelde dat hij in het Goudsniponderzoek had verklaard, om de zussen te helpen, dat hij de Achterdam had teruggekocht, voor de dood van Cor.

Holleeder: Dat stond ook in zijn verklaring.

Rechter: Misschien schrok hij daarom, dat hij dacht dat u daarmee niet blij zou zijn.

Holleeder: Op dat moment was dat niet aan de orde.

Rechter: Wat heeft u verder gedaan in die drie jaar?

Holleeder: Rustig aan doen. Columns geschreven.

Rechter: Hoe lang?

Holleeder: Een half jaar.

Rechter: Hoe eindigde het?

Holleeder: Elk half jaar gingen ze het bekijken. Het werd niet verlengd. Het was te duur.

Rechter: Wat vroeg u?

Holleeder: 2000 euro. Dat schijnt veel te zijn. Anderen kregen een paar honderd euro.

Rechter: Waar leefde u van?

Holleeder: Van geld dat ik nog had.

Rechter: Hoeveel was dat?

Holleeder: Het was 1.4 toen ik vast kwam te zitten

Rechter: Waar was dat?

Holleeder: Het lag bij familie van Sandra. Zij haalde het op als ik geld nodig had.

Rechter: We zijn op Sandra gekomen, uw zusters, als u hoort over hun verklaringen. “Het was een donderslag bij heldere hemel, ik was totaal verbijsterd, ik dacht ik droomde.”

Holleeder: Klopt. Ja, het is nogal wat.

Rechter: Zeg daar eens wat op?

Holleeder: Ik heb wel ruzie gehad met Sonja, maar dat ze leugens gaan vertellen: onbegrijpelijk. Ik heb best veel meegemaakt, maar dit is wel het ergste.

Rechter: Waarom het ergste?

Holleeder: Omdat het je familie is waar je altijd alles voor gedaan hebt en dan word je zo’n smerige streek geleverd, tot de dag van vandaag heb ik het daar echt moeilijk mee, maar het is niet anders.

Rechter: Heeft u gezocht naar verklaringen?

Holleeder: Het gaat voor 100 procent alleen maar om geld en aandacht bij Astrid. Sonja had het geld al.

Rechter: U zegt: “Astrid is altijd op geld uit geweest. Zij heeft aandelen in de Heinekenfilm.”

Holleeder: Ja, dat is ook belachelijk. Er is een duidelijke afspraak geweest, dat zeg ik ook in die opnames van Sonja, die afspraken zijn er echt geweest. Als er gezeur is over de film, als Astrid dan aandelen heeft, maar Frans en Jan en ik hebben niks, dat is toch te gek voor woorden. Dat rippen ze gewoon. Iedereen verwachtte heel veel van die film. Dat ze zo’n smerige streek leveren om geld. Astrid heeft Judasgeschreven. Dat heeft ze vooraf bedacht. Ze heeft altijd tegen mij gezegd: “Wim, je moet een boek schrijven, daar ken je geld mee verdienen.” Ik heb altijd gezegd; ik doe het niet. Nou doet zij het en er komt een Amerikaanse televisieserie.

Rechter: Een serie zelfs! Ja, je kan het niet in één deel vangen misschien, ik hoorde ervan

Holleeder: Het gaat allemaal om geld.

Rechter: U zegt: “Het is allemaal bedacht, één kongsie, als ik mij samen met zus tegen Willem keer, dan krijgen we een geweldige rel en als we wat ophef maken kunnen we het omzetten in geld.”

Gaat u dat boek nog schrijven?

Holleeder: Nee.

Rechter: Waarom niet?

Holleeder: Waarom wel?

Rechter: Dan heb je 1,4 miljoen liggen als je buiten komt. Het is misschien wel curieus, zoals u zegt: “Door die ontvoering van Heineken waren we ineens een crimineel gezin en later heb je aandelen in een film over dat verhaal.”

Holleeder: Justitie heeft ons altijd als één familie gezien. Dat Astrid verklaringen in elkaar zet, dat is echt triest, dat ze dat voor geld moet doen.

Rechter: De verwachtingen over de film waren hoog. Die is inmiddels geflopt.

Holleeder: Die film van Peter.

Rechter: U wilde dat de opbrengst tussen Sonja, Jan en Frans en u verdeeld zou worden.

Holleeder: De film zou niet doorgaan. Dat had Cor met Peter afgesproken. Dat was ook mijn idee. Maar als hij er toch moest komen, zouden we delen. Waarom moet je dat weggeven? Dat is altijd de afspraak geweest: met z’n vieren. Als Cor er niet meer is, dan is het vierde deel voor Sonja. Peter zou vijfentwintig procent van de opbrengst krijgen, dat wordt ineens vijftig procent. Voor wat dan? Hij zegt: “Ja, dat heeft Cor gezegd.” Bullshit. Cor heeft gezegd: “Die film gaat niet door.” Dan zegt hij niet: je krijgt vijftig procent.

Rechter: Weet u iets van de film, is er geld op toegelegd?

Holleeder: Nee, maar hij heeft gewoon niet veel opgebracht. Daar weet ik niks van.

Rechter: U zegt: u had cash geld, in een kluis waar alleen Astrid bij kon. “Ik denk dat ze het verhaal over Sandra en de Fiod heeft verteld om mijn geld te kunnen inpikken. Ze praatte toen al met de politie.”

Holleeder: Klopt. Ik had 700 ruggen bij Astrid liggen, dat was een potje waar ik op terug kon vallen. In de zomer van 2013 zei ze: “Sandra krijgt invallen, je kunt het beter weghalen.” Ik vond het niet nodig, maar dan haal ik het toch weg, en heb ik het bij haar gelegd. Dat was voorbedachte rade. Dat kon ik toen niet weten, ik dacht dat ze het goed bedoelde.

Rechter: U zegt: “Ze praatte toen al met politie. Ze doet dit voor 1 miljoen en de opbrengst van de film die miljoenen zou kunnen zijn geweest en dat ze niet verder vervolgd zou worden in de Goudsnipzaak.”

Holleeder: Het gaat niet alleen om het geld van de film, ook om het geld van de Achterdam, om mijn geld, de tv-serie, het boek. Ze is met geld bezig. Daarnaast heeft ze ook iets met aandacht. In het verleden was er altijd ruzie omdat moeder teveel aandacht gaf aan Sonja en de kinderen, dat is een drama voor haar. Astrid wil altijd aandacht hebben. Wat ze nu heb, maar de hoofdmoot is geld. Dat heeft ze nooit gehad. “Ik wil ook leven zoals jij en Sonja,” heeft ze altijd gezegd. Nu heeft ze geld, ze zal er wel achter komen dat dat niks waard is.

Rechter: Geld is een beetje de as waar alles om draait.

Holleeder: Dat is ook zo, het gaat om geld.

Rechter: In uw verklaringen staat 485 keer het woord geld. Als de stroop op de pannenkoek, het druipt overal doorheen.

Holleeder: Ik heb mijn geld op een oneerlijke manier verdiend, daar heb ik voor moeten zitten. Maar wat Astrid nu doet, gaat ook om geld. Het zit misschien in de familie.

Rechter: Toch niet in de tijd dat u opgroeide, behalve dat er te weinig van was. Waar kantelt het?

Holleeder: Geld is niet belangrijk, maar je wil ook wat verdienen.

Rechter: U zette de eerste stap.

Holleeder: Ik heb de dingen voor mezelf gedaan, hun hebben er van meegeprofiteerd. Astrid is altijd een buitenstaander geweest, die zei: “Ik wil dat ook, zoals Sonja, die spulletjes, klokkies, auto’s.” Nou ken ze dat kopen. Ik hoop dat ze er gelukkig mee is.

Rechter: We kunnen het haar binnenkort zelf vragen. Over de film zegt u: “Sonja en Astrid hebben met Frans Meijer een afspraak gehad aan de Amstel bij ’t Kalfje, nadat Frans en Jan hadden laten weten dat ze aanspraak maakten op de filmrechten. Daar hebben Astrid en Sonja lopen schreeuwen dat ze zich niet lieten afpersen.”

Holleeder: Dat speelde in 2011. Astrid vindt dat afpersen. Iedereen die haar naar geld vraagt is aan het afpersen. Jan en Frans zeiden: “We hebben een afspraak over de film.” Astrid zei: “Oprotten, we laten ons niet afpersen.”

Rechter: Waarom vond zij dat afpersen?

Holleeder: Ze wilde niet betalen.

Rechter: U zegt: “Astrid heeft dat aan mij duidelijk gemaakt. Ze is dus helemaal niet bang voor mij.”

Holleeder: Ze is helemaal niet bang voor mij. Als je bang voor mij bent, ga je dat toch allemaal niet opnemen. Ze is naar allerlei mensen gegaan om te zeggen: “Willem gaat je vermoorden.” Maar ze kan nooit weten dat die mensen dat niet tegen mij zeggen, ze kent die mensen toch niet?

Rechter: Ze denkt misschien dat u iedereen gaat vermoorden

Holleeder: Zij gaat naar mensen: “Hij gaat je vermoorden.” Dan ben je toch niet bang? Als je dat risico neemt, weet je toch dat je helemaal niet bang hoeft zijn?

Rechter: Ik begrijp wat u bedoelt. In uw verklaring bij de rechter-commissaris zegt u: “Astrid probeert nu alles dicht te timmeren, ook over geld dat Sandra van haar rekening in Liechtenstein heeft gehaald, ze doet nu heel emotioneel over Cor, maar de eerste dag na zijn dood was ze al met de Achterdam bezig. Ze weet dat Grifhorst en ik allebei vijf ton hebben betaald, dat Cor niet wilde betalen en dat Leen Bosnie de lokker is geweest.” Voor wie?

Holleeder: Voor Cor, in de Deurloostraat.

Rechter: “Nu zit ze met hem en zijn vrouw in de sportschool lekker drankjes te drinken. Astrid zegt dat ze pas in de zomer van 2013 met Sandra contact had, maar daarvoor was ze al met Sandra naar de fiscalist geweest.”

Holleeder: Ze had al heel lang daarvoor contact met Sandra. Astrid heeft dat hele traject met belastingen en de Fiod voor Sandra geregeld. Zij kon het allemaal zo goed, zoals ze altijd alles zo goed ken. Ik heb gezegd: “Je kan beter inkeren.” Astrid zei: “Je moet het geld van de rekening halen.” Uiteindelijk is het allemaal een drama geworden, net als met de Achterdam. Ik heb geen hoge hoed op van Astrid. Alles wat ze aanraakt begint goed, maar eindigt in ellende.

Rechter: Wie was de boekhouder?

Holleeder: Bergwerf.

Rechter: En de fiscalist?

Holleeder: Dat weet ik niet.

Rechter: Het was wel een belastingdeskundige. Merkwaardig dat er zoveel zwart geld is en dat er wel een boekhouder en fiscalist wordt bezocht. Ging dit over de film?

Holleeder: De fiscalist gaat over het erfenisverhaal en de boekhouder voor het legale geld.

Rechter Mildner: Had Astrid daar ook bemoeienis mee voor u?

Holleeder: In het begin misschien wel, zij kent die man. Ik ben via haar aan die Bergwerf gekomen, Jaap Witzenhausen (de partner van Astrid)zat bij hem. Zij deed incasso’s voor Bergwerf.

Rechter Mildner: Astrid deed ook weleens wat voor u bij Bergwerf?

Holleeder: Op een bepaald moment is er een fiscalist geregeld over de aangifte, iemand die het voor weinig kon doen en iemand die mij ook weleens met NV’s had geholpen.

Rechter: U zegt over het bezoek aan de fiscalist: “Ze zegt dit omdat Astrid had geadviseerd geld uit Liechtenstein op te nemen.”

Holleeder: De rechter-commissaris stelde de vraag aan Sandra of Astrid haar had geadviseerd over het geld in Liechtenstein. In het volgende verhoor probeerde ze alles dicht te timmeren, ze wist dat het aan de orde was geweest. Ik heb tegen de rechter-commissaris gezegd, dat ze aan het dichttimmeren was.

Sander Janssen: Op dat moment lag de verklaring van meneer nog onder embargo.

Rechter: U zegt: “Astrid en Peter manipuleren de media door elk wissewasje naar de media te lekken.”

Holleeder: Ik word al drie jaar door Astrid en Peter in de media door het slijk gehaald. Met knippen en plakken. Dat begint vervelend te worden.

Rechter: Het brengt veel geld op.

Holleeder: Voor hun wel. Peter de Vries krijgt elke keer geld als hij ergens zit, ik ben de lul. Hij is groot geworden met het Heinekenboek, nu mag ik de lul zijn. ik begrijp niks van wat Peter doet en waar hij mee bezig is.

Rechter: U verklaarde: “Mijn advocaat heeft niets te maken met de 85.000 euro die ik van Lucas Boom zou krijgen.”

Holleeder: Ik heb op zitting gezegd dat Sonja dat zou aanpakken. Vervolgens gaat Astrid zeggen: dat heeft Stijn gehad. Onzin. Dat is wat Astrid doet: elke keer als ze wat hoort, draait ze het om en verzint ze er wat anders bij. Dat gaat ze ook doen met wat ik nu doe..

Rechter: We hebben natuurlijk haar eerdere verklaringen. Ik kom op uw schriftelijke verklaring. “Ik heb nooit zoveel met Astrid gehad.” Dat had te maken met het leeftijdsverschil. “Ik had er niet aan gedacht haar in het geld laten delen. Astrid kwam ook nooit veel op bezoek toen ik vastzat voor de ontvoering. Met Sonja ging ik veel om, met haar kon ik het goed vinden, tot we begonnen te praten over film. Astrid had een relatie met Rob Meerman, een oud-politieman, dat vonden Cor en ik niet leuk.”

Holleeder: Klopt

Rechter: “Wij werden er dagelijks op aangesproken door alle boeven die dagelijks bij Cor over de vloer kwamen.” (gelach). U moet erom lachen.

Holleeder: Ja, iedereen zei: hoe is het met je zwager?

Rechter: Wat zei u?

Holleeder: Ja, goed. Het was ook lachend bedoeld, iedereen stak er de draak mee.

Rechter: Astrid had haar eigen leven, zegt u. Sonja mocht van Cor niets meer aan Astrid vertellen.

Holleeder: Toen ze met Meerman ging. Dat is toch logisch?

Rechter: “We waren gelukkig tot 1996, daarna ging het mis.”

Holleeder: Ja.

Rechter: U zegt: “Ik kan me niet herinneren dat ik Astrid voor 1996 ooit heb gebeld.”

Holleeder: Ik heb Astrid vaker gebeld, dat heeft het OM laten zien. Dat heb ik ook even nagekeken in het dossier. Het gaat over die stukken die ze moesten hebben voor die fiscalist. Ik heb haar gebeld, maar zij belde mij ook. Ik haar iets meer gebeld dan zij mij. Ze kon mij ook piepen. Ik heb haar meer gesproken dan ik zelf dacht, maar in mijn beleving heb ik dat niet meegekregen. Ik heb zelf al die tapgesprekken op een rijtje gezet. Ze hebben allemaal een reden. Er is meer contact geweest dan ik mij realiseerde.

Sander Janssen: Er zijn ook gesprekken meegeteld die niet tot stand gekomen. Als je alle niet beantwoorde eruit haalt, heb je al de helft minder.

Rechter: Je kan vijf keer bellen en één keer contact maken.

Janssen: Er is een veelheid aan contacten over één ontmoeting.

Holleeder: Ik had meerdere telefoons en meerdere piepers.

Rechter: Ik zou er helemaal gek van worden.

Rechter Mildner: Waarom had u zoveel piepers en telefoons?

Holleeder: Dat heb ik altijd gehad. Omdat ik veel verschillende vriendinnen had. Voor als ze me terug zouden bellen, neem ik de telefoon mee.

Rechter: Waarom meerdere telefoons en piepers?

Holleeder: Als een vriendinnetje piept, bel ik terug, dan bel ik haar met het nummer dat ik voor haar heb leggen. Als ik met een ander vriendinnetje in de auto zit en ik bel haar vanaf mijn normale telefoon, dan gaat ze op mijn normale telefoon bellen.

Rechter: Zo kon u een verborgen leven leiden voor uw vriendinnetjes.

Holleeder: Onder andere.

Rechter: Voor wie nog meer?

Holleeder: Voor familie. Ik heb meerdere toestellen, voor vriendinnetjes. Als je bij een vriendinnetje zit, en ze gaan steeds bellen allemaal, dat is vervelend.

Tammes: Dan kunt u ze toch ook op dat nummer terugbellen, ik begrijp het niet helemaal.

Holleeder: Ik heb de telefoon niet altijd bij me, ik heb het liefst een pieper, ik heb een hekel aan die telefoon, die ligt meestal in de auto.

Stempher: Die piepers, dat begrijp ik nog. Maar je kunt er ook voor kiezen dat ze je nummer niet zien als je terugbelt.

Holleeder: Zo handig ben ik niet. En ik neem die telefoons toch niet mee?

Stempher: Waarom heeft u dan meerdere telefoons nodig?

Holleeder: Dat heb ik net uitgelegd.

Stempher: Ik snap het niet.

Holleeder: Als ik een vriendin terugbel met de telefoon waarvan iedereen het nummer heeft, dan heeft ze dat nummer. Dan hoeft ze me ook niet meer te piepen. Als ik met iemand anders zit, bellen ze op dat moment en dat is vervelend.

Stempher: Dat geldt toch voor alle telefoons?

Holleeder: Ja. Daarom heb ik diverse telefoons voor iedereen.

Stempher: Was het niet omdat u het politie en justitie lastiger wilde maken met afluisteren?
Holleeder: Dat is niet aan de orde. Als ze één telefoon afluisteren kan ik er wel tien bij hebben, maar dan hebben ze automatisch die tien andere ook. Als iemand van telefoon verwisselt, wordt hij toch meteen ook al weer afgeluisterd?

Stempher: Ik hoor het u zeggen.

Rechter Mildner: Aan wat voor aantallen moet ik denken?

Holleeder: Vijf piepers en vijf telefoons.

R1: En vijf vriendinnen. (uitbundig gelach)

Holleeder: Als ik verwachtte dat iemand zou piepen, dan nam ik die pieper mee. Ze kennen me wel de hele dag piepen.

Rechter: U kunt zich niet herinneren Astrid ooit vóór 2006 te hebben gebeld. Ook niet voor de afhandeling van de erfenis van Cor?

Holleeder: Nee, daar heb ik mij niet mee bemoeid.

Rechter: Toen u vastzat voor Kolbak is Astrid op bezoek geweest. “Toen ik vrijkwam in 2012 kwam ze me halen met Sonja. Daarna heb ik best vaak met haar afgesproken. Ik ben nooit op haar nieuwe kantoor geweest, wel op de Stadhouderskade, om te dollen en te lachen en te luisteren.”

Holleeder: Dat was bij de buurman, dat was een waarzegger, daar ging ik af en toe een biertje drinken en ook wel eens met Astrid een broodje eten.

Rechter: Hoe zag die waarzegger uw toekomst?

Holleeder: Hij had zelf aids, hij had zelf een korte toekomst. Is onzin natuurlijk, die nemen iedereen in de maling. Als ik vroeg: “Hoe weet je dat?” zei hij: “Och, ik zeg maar wat.”

Rechter: Dat is het geheim. U zegt: “Met Astrid had ik contact vanaf januari 2013, toen de deal met justitie was gesloten, ze nam steeds vaker contact met mij op en deed of ze het helemaal met me eens was over de film. Astrid kwam elke keer met een ander verhaal. Dan werd ik weer boos.” Deed ze het erom?

Holleeder: Daarmee heeft ze mij geprovoceerd. Ik ken hun net zo oud als ze zijn, hun weten dat ik best kan schreeuwen en doen, daar hebben ze mij in geprovoceerd. Ik schreeuw, hun schreeuwen ook. Peter de Vries heeft het er op radio en tv over dat ik over Sonja zeg kankerhoer. Het woord kanker is verschrikkelijk. Maar als ik met Sonja praat zegt ze over de familie van Cor: die kánkerfamilie.

Rechter: Zoals het vogeltje gebekt is.

Holleeder: We komen uit één nest, zo zijn alle vogeltjes gebekt. Astrid heeft opnames gemanipuleerd, zij weet dat alles opgenomen wordt.

Rechter: U zegt: “Ik sprak met Astrid over de film en het boek en vroeg naar de opbrengst van de Achterdam.”

Holleeder: Ja, het is een discussie. In die opnames ziet u ook dat ik niet de waarheid heb gesproken. Dan ziet u dat ik dat voor Sonja heb gedaan. Dan ben je overal bij betrokken geweest, dan weet je overal van, ik weet precies hoe gegaan is, hoe ze het verkocht hebben en hoe ze het recht wilden trekken. En dan zeggen ze tegen mij: “Cor had de Achterdam al verkocht omdat jij al met hem bezig was.” Dat is zó raar. Maar dat is omdat hun weten dat het opgenomen wordt. Ik denk: “Wat is dat nou?” Dat zijn de gekste leugens, ik was er zelf bij betrokken, daar werd ik boos om, ik dacht: “Hoe kén dat nou?” Astrid loog over de Achterdam, ze is bij mij op bezoek geweest met het in elkaar zetten, met het geld en het huis.

Rechter: U zegt iets over het autootje van Ritchie en Peter de Vries.

Holleeder: Het zit erin dat ze liegen. Dat begint met de Achterdam en de deals die ze gesloten hebben. Dat ik denk: “Er klopt iets niet.” Dat autootje van Ritchie: als ik geen auto heb, en het regent, dan zegt Sonja automatisch: “Neem de auto van Ritchie mee.” Zo hebben we dat altijd gedaan. Op het moment dat ze dat niet doet, is het al raar. Dan krijg je daar een discussie over. Dan denk ik: “Hoe ken dat nou dat dat veranderd is, wat je je hele leven al met mekaar hebt, en ineens in 2012 wordt dat anders.” Terwijl ze ook al die jaren op bezoek is geweest, ik ken dat niet plaatsen. Daar maak ik die ruzie over. Het gaat niet om dat autootje, maar: “Wat is er nou gebeurd dat dit gebeurt?” Ik heb nooit kunnen bedenken dat dit het spel was dat Astrid nu speelt. Ik dacht wel: “Er klopt iets niet.” Ik zeg: “Praat je met de politie?” Dat is geen rare vraag. Waarom doe je zo? Dat is wat er met die opnames gebeurt, dat ik er niet uitkom en dan ga ik dreigen. Sonja praat gewoon recht in mijn gezicht terwijl zij weet dat het anders is. Dan ga ik schreeuwen. Maar zij schreeuwt ook tegen mij. Die opnames: dat is knip- en plakwerk. Er zijn ook andere gesprekken geweest. Sonja zei: “Natuurlijk krijg je het geld van de film, waar je recht op hebt.” Kom ik bij Astrid en die zegt: “Ze gaat het toch niet geven.” Als je het zo leest is het niet netjes, de werkelijkheid is dat ik probeer erachter te komen wat er aan de hand is. Ik heb één fout gemaakt. Ik heb elke keer gezegd: “Neus, niet paranoia worden, het is je familie.”

Rechter: Astrid belde u na de ruzie met Sonja om de ruzie met Sonja uit te praten.

Holleeder: Dat is van de Willemsparkweg

Rechter: Vanaf toen kreeg u met contact met Astrid. Ze is nooit uw adviseur geweest.

Holleeder: Welnee. Ik heb altijd goeie advocaten gehad. Astrid kan mij echt niks leren, ik heb Astrid nergens voor nodig.

Rechter Mildner: Er is een gesprek van 18 november 2004. U belt Astrid of ze een afspraak kan regelen bij Bram (Moszkowicz)op kantoor. “Bergwerf en die andere malloot moeten er ook bij zijn.” Een gesprek van 8 december: Astrid zegt dat ze met Bergwerf zit, u komt ook langs, Astrid moet alles kortsluiten.

Holleeder: Zij kent de mensen die het regelen. Zij had het beste contact met Bergwerf, zij deed incasso voor Bergwerf, daar kon ze mij wel mee helpen, maar strafrechtelijk-juridisch was zij niet mijn adviseur. Soms met fiscale dingen. Zij heeft me ook voorgesteld aan Bergwerf, dat was al in de periode dat ik het museum pachtte.

Rechter Mildner: U zei: Astrid adviseert mij nooit.

Holleeder: Dan bedoel ik strafrechtelijke dingen. Ik had misschien voorzichtiger moeten zijn met mijn verklaringen, als ik praat over “nooit geadviseerd” had ik er bij moeten zeggen: strafrechtelijk

Rechter Wieland: Soms is het misschien niet verstandig met je advocaat alles te bespreken, terwijl dat met je zus die advocaat is wel kan.

Holleeder: Dat heb ik niet gedaan. Er was niks te bespreken.

Rechter: U heeft regelmatig gesproken met Astrid en Peter.

Holleeder: Over de ruzie bij Peter aan de deur over de film.

Rechter: “Ik vond het fijn dat ze aan mijn kant stond, later bleek dat ze deed alsof. Ik wist dat ik Astrid niet helemaal kon vertrouwen, omdat ze zei dat ze niks wist over de erfenis van Cor, terwijl ze de verkoop van de Achterdam had geregeld. Dat had Sonja mij gezegd.” Heeft u dat ooit van Astrid zelf gehoord?

Holleeder: Er is nooit gezegd dat Astrid het niet gedaan heeft, Astrid heeft ook de afwikkeling gedaan met Goudsnip.

Rechter: U zegt: “Sonja heeft bij een ruzie gezegd dat Astrid met Peter de film had geregeld. Ik wist niet dat ze een aandeel in de film had en deelt in de opbrengst van de Achterdam.” Wanneer hoorde u dat?

Holleeder: Ik heb ruzie gehad met Sonja over de film, op een keer zei ze: “Je geeft mij de schuld, maar Astrid heeft het met Peter geregeld.” De volgende dag kwam ze terug: “Nee, dat ik heb verkeerd gezegd.”

Rechter: “Astrid is de kwade genius en ze heeft Sonja overgehaald verklaringen af te leggen die niet waar zijn. Ze willen al het geld van de film en de Achterdam zelf houden.” U had toch geen recht op de Achterdam?

Holleeder: Dat wilde ik ook niet. Wel op de film. Het gaat niet om geld van de Achterdam, maar dat ze liegen over alles, het gaat erom dat er niks van klopt.

Rechter: “Ze zijn nooit van plan geweest geld aan de familie Van Hout, Jan en Frans en mij te betalen.”

Holleeder: Ik heb alleen gesproken over de film. De ruzie is begonnen over de film.

Rechter: “Ze hebben deze stap gezet om van mij af te komen en de anderen ook af te schrikken.”

Holleeder: Zoals ze zegt, ook tegen Marcel Grifhorst: “Wij zijn met de politie.”

Rechter: “Astrid heeft ook mijn cash geld ingepikt. Van de verdeling uit 1996. Ik had 8 miljoen gulden bij Endstra en 3,5 miljoen apart gehouden. Het was meer geworden doordat ik met rente uitleende en door cash geld van Endstra. Ik kreeg sleutelgeld van nieuwe huurders.” Van wie moesten ze dat betalen?

Holleeder: Van Endstra. Dat is standaard. Als ze een beetje betaalden, konden ze een woning krijgen.

Rechter: Konden ze dat terugkrijgen?

Holleeder: Nee, het was zwart geld. Je koopt de sleutel. Die woningen waren makkelijk te verhuren. Dat deed niet Endstra alleen, dat deden ze allemaal.

Rechter: Dat zal best. “Ik had een deel bij Sandra neergelegd en een deel bij Astrid. 700.000 euro. In 2013 zei Astrid dat ik het geld bij Sandra weg moest halen.” Toen was ze wel uw adviseur?

Holleeder: Nee. Ze zei dat ik het weg moest halen. Ik denk: “Ze lult maar wat.” Maar ja, als er wel een inval komt… Ik ben gaan twijfelen. Laat ik het maar doen.

Rechter: “Ze zei dat ik het beter bij haar kon brengen, omdat er bij haar als advocaat geen inval plaats kon vinden.” Dat lijkt mij een vergissing.

Holleeder: Ze heeft wel een keer een inval gehad. Ze zei dat ze het bij een andere advocaat zou leggen. Daar had ze een sleutel van.

Rechter: Weet u wie?

Holleeder: Ja, maar die ga ik niet noemen, dan staat hij ook op internet.

Rechter: U heeft toen 850.000 euro gegeven.

Holleeder: Bovenop die 7 ton.

Rechter: In december 2014 lag er 1,4 miljoen bij Astrid. In de kluis van die advocaat. U noemt alleen de voornaam.

Holleeder: Ja. Het moet ook nog maar waar zijn. Astrid zegt wel dat ze het daar heeft neergelegd, maar het is misschien niet waar.

Rechter: “Toen ze met Meerman was, ging ik af en toe bij haar kantoor langs. Puur sociaal. Ik heb Astrid nooit om advies gevraagd om wat te lezen, ik heb nooit papieren van John van den Heuvel naar haar toegebracht. Ik heb bij Endstra wel een uitdraai van de laptop van John van den Heuvel gelezen, die bij een inbraak was gestolen. De inbreker had de laptop bij Hingst gebracht. Toen ik vastzat in Kolbak is Astrid in 2008 en 2009 vaak op bezoek geweest in verband met Goudsnip.” Eerder zei u: een enkele keer.

Holleeder: Voor mij is dat een enkele keer. Ik zit zes jaar vast. Sonja kwam om de week.

Stempher: Het is niet helemaal waar wat u zegt. U zegt: “Nu ik de stukken heb gekregen, is ze vaker geweest dan ik bedoelde.”

Holleeder: Ik heb die stukken toch al veel eerder gekregen?

Stempher: Toen heeft u uw verklaringen iets aangepast: ze is blijkbaar vaker geweest dan ik eerst dacht.

Holleeder: Dat heb ik toch gezegd?

Stempher: U zei het nu iets anders.

Holleeder: Wat zei ik verkeerd dan?

Stempher: Het is mij helder.

Holleeder: Dan wil ik wel weten: wat heb ik verkeerd gezegd?

Stempher: Voor mij is het helder.

Holleeder: Legt u dat mij nu eens uit, u beschuldigt mij steeds dat ik niet correct ben. Het is elke keer maar een grammetje hier en een grammetje daar.

Stempher: U geeft aan: ze komt niet vaak op bezoek. Waar de voorzitter aan refereert is dat ze vaker op bezoek komt. U heeft eerder gezegd dat ze bijna niet op bezoek kwam. U paste uw verklaring aan toen u de bezoekerslijst zag.

Holleeder: Het is toch logisch dat ik het aanpas als ik het lees?

Stempher: Dan hebben we nu de duidelijkheid die er moet zijn. Dank u wel.

Rechter: Begrijpt u het nou?

Holleeder: Dat het zo’n punt is?

Rechter: De officier staat er bij stil. U praat tegen juristen, dat is een vak apart. U zegt: “Ik heb na mijn vrijlating niet met Astrid gesproken over Hillis en niet tegen Astrid gezegd: ‘We hebben ze allemaal vermoord.’ Dat is een vieze smerige leugen.”

Holleeder: Dat is ook een smerige leugen. Ze zegt maar wat. Lekker makkelijk. Zelfde als dat ze verklaringen in elkaar zet. Van Witzenhausen en Meerman, van mijn broertje. Die misselijke verklaring dat ik wraak ga nemen. Maar bij de rechter-commissaris zegt hij niks. Ik wil mijn broertje niet afvallen, dat is een lieve jongen, maar: “Hij pakt alles van je af, we hebben nooit wat van hem gehad.” Dat zijn echt misselijke verklaringen, gewoon door Astrid in elkaar gezet, niemand wil het zien, dat begrijp ik wel, want ik ben Willem Holleeder. Zo’n verklaring van Meerman, in 2018, dan vragen ze niet: “Ben jij naar die Vermeulen geweest?” Waarom staat dat er niet in?

Rechter: U vertelt over dat u met Astrid Het Parool ging kopen, dat in de Scheldestraat de beste hamburgertent zou staan. Astrid woont daar, het is zondag, de dag van de marathon. Toen u Het Paroolwilde afrekenen kwam Astrid met twee boeken aanlopen. Die hoefde ze van u niet te kopen. Het ging over de jacht op criminele erfenissen en over de betrokkenen in Goudsnip. “Ik was al veroordeeld, voor mij was het niet interessant. Voor Astrid wel: zij had de besmette erfenis van Cor behandeld. Ook voor Sonja. Daarom had Sonja mij gevraagd om met Korterink te praten. Ze wilde niet dat hij schreef over Cor en de erfenis. Mij kon dat niet schelen, ik weet dat de familie van Cor zegt dat ik dat heb ingepikt. Ik vind het interessant dat Korterink schrijft dat Hillis achter de moord op Cor zat. Ook dat mijn naam eens een keer niet wordt genoemd. Astrid heeft ook Koud Bloedgekocht. Niet voor mij. Er stonden een paar bladzijden in over Endstra. Dat kan ik zelf ook wel lezen. Het was interessant voor Sandra omdat er iets over Sam werd geschreven. Als ik iets wil lezen heb ik Astrid daar niet voor nodig.” U zegt dat Astrid nooit heeft gezegd dat Frans op bezoek wilde komen. Een van de smerigste dingen die ze heeft gezegd is dat ik Ritchie als kleine jongen een pistool op zijn hoofd heb gezet.”

Holleeder: Dat is een vieze smerige leugen, ik hou van die kinderen, ik ben er altijd voor die kinderen geweest.

Rechter: U zegt: “De woning van mijn moeder heeft een open keuken, mijn moeder zou het gezien hebben.” Die vind ik niet zo sterk. Ze had ook net een kopje kunnen afwassen.

Holleeder: De kans is groot dat ze het gezien zou kunnen hebben. In een open keuken zet je toch iemand niet een pistool op het hoofd, dat slaat helemaal nergens op.

Rechter: Tenzij je geschift bent.

Holleeder: Dat ben ik niet.

Rechter: “Ook haar verhaal dat ik dat in de Scheldestraat met Ritchie heb gedaan kan niet kloppen. Dat daar een getuige bij was. Dat zou wel heel dom zijn.”

Holleeder: Heb ik niet gedaan.

Rechter: U weet dat dat verhaal hangt, over dat vuurwapen. Dat was voor mensen reden om te gaan praten: nou is Holleeder over de grens gegaan.

Holleeder: Het is niet waar. Ze heeft het bedacht om een reden te vinden om te gaan verklaren, het is echt een misselijke leugen.

Rechter: Ook haar verklaring over Ros: “Waarom zou ik mij druk maken over de lokker? Ik heb niet gezegd dat Vermeulen de lokker was. Misschien was er geen lokker en zijn ze gevolgd.”

Holleeder: Dat weet je toch niet?

Rechter: In een verhoor zegt Vermeulen (‘Bassie’) dat u tegen hem heeft gezegd dat hij Cor gedaan heeft.

Holleeder: Sonja zei tegen mij, toen was het net gebeurd: “Bassie zit erachter.” Ik ben naar Bassie gegaan, heb hem daarmee geconfronteerd, dat had ze mij gevraagd.

Rechter: Later zei u dat u Vermeulen geloofde dat hij het niet was. Vermeulen heeft in de Bulldog een keer een tik van u gekregen. U zei: “Jij met je Cor.”

Holleeder: Daar weet ik niks van

Rechter: “Over de opname van het gesprek met Beckers (de advocaat van Ria Eelzak)vertelt ze veel onzin, het was allang uitgezonden toen ik vastzat voor Kolbak. De dvd’s zijn gebrand op 9 december 2008, toen zat ik al vast. Alles wat ik van Endstra had, had ik aan Peter de Vries gegeven. Astrid neemt dingen over uit de Achterbankgesprekken om te verankeren. Ze zou tegen Sonja hebben gezegd: ‘Je huilt drie maanden om Cor en dan is het over.’ Astrid heeft het altijd over verankeren.

Dat doet ze nu door te liegen en aan te sluiten bij dingen die ze heeft gelezen.” Over de aankoop van nepgoud in de Santé-gevangenis: “Er zat een joodse jongen bij Cor op cel waar Cor het goed mee kon vinden. Sonja kreeg een goede band met de vrouw van die jongen. Cor heeft van die jongen gestolen goud gekocht.”

Holleeder: Het was nepgoud. Hij heeft een partij gekocht en achteraf bleek dat er een laagje overheen zat.

Rechter: U wilde niet meedoen. Dat staat op de opname. “Bram is de laatste jood die van mij heeft gepikt.” Dat slaat niet hierop.

Holleeder: Nee. Dat gaat over een andere jood. Sonja had een vriend, die kerel had een vriendin, daar ging hij al heel lang mee, die heette ook Sandra, die ken ik al heel lang, die kwam steeds naar me toe: “Jouw zus heeft mijn man afgepikt.” Rot op. Dat meissie was met die man dingen aan het verdelen, toen kwam Sonja ineens met het verhaal: “Ze perst hem en af en ze gebruikt je naam.” Daarover heb ik een beetje ruzie gemaakt met dat meissie. Zij zei dat het niet zo was. Die man is joods, dat ging over die man.

Rechter: U zegt dat u veel voor Sonja heeft gedaan. Op haar verzoek heeft u Bassie in elkaar geslagen. Dat is niet helemaal zo bedoeld, neem ik aan?

 

(In zijn verklaring zegt Holleeder dat Sonja na de dood van Cor bij hem was gekomen met het verhaal dat Bassie Vermeulen de lokker moet zijn geweest, omdat hij de afspraak met Ter Haak zou hebben verzet van Broodje Aad naar het Chinese restaurant. Sonja had hem gevraagd Bas Vermeulen in elkaar te slaan. Dat had hij gedaan. Bassie had hem gezworen dat hij er niets mee te maken had en Holleeder geloofde hem)

 

Holleeder: Dat heb ik in mijn emotie opgeschreven op die manier. Ik had op dat moment nogal wat meegemaakt. In die context heb ik dat opgeschreven.

Rechter: Sonja had u ook gevraagd met Korterink te spreken over het boek dat hij aan het schrijven was over Cor. “Ze wilde niet dat er over haar en over de erfenis zou worden geschreven. Dat heb ik voor haar geregeld.”

Holleeder: Ik heb met Korterink gesproken. Of dat erin stond. Hij zei dat het er niet in stond.

Rechter: Hij zelf heeft daar op 25 november 2015 een verklaring over afgelegd waarin hij zegt dat Willem heeft gezegd dat ik geen onzin over zijn familie moest schrijven, verder niks.

 

(op 29 oktober 2015 ben ik gehoord door twee rechercheurs uit Amsterdam, hoe de rechter aan de datum 25 november komt is mij niet duidelijk, of ik heb het verkeerd verstaan. Dat Holleeder hier zegt “dat het er niet in stond” komt mij vreemd voor: het boek was nog niet geschreven toen ik Holleeder sprak en in het boek gaat het zeer uitvoerig over Sonja, de Achterdam, de erfenis, de schikking en alles wat ermee te maken heeft)

 

Holleeder: Dat heb ik gezegd omdat de familie van Cor dat boek ging schrijven en er veel rancune was over de erfenis. Ik heb met hem gesproken en gezegd: “Luister, die Rem en zijn familie zijn allemaal leugenaars, dat je er rekening mee houdt dat dingen niet zo zijn.” Het is een normaal gesprek geweest.

Rechter: “Volgens mij was Sonja altijd eerlijk tegen mij. Pas tijdens mijn Kolbak-detentie kwam ik erachter dat ze loog over de film en dat ze nog niets had gegeven aan de familie van Cor en aan Frans. We kregen steeds ruzie over de film en de Goudsnipzaak.”

Holleeder: Ja. Die ruzie was met name in 2012.

Rechter: “Op 28 april 2013 werd mij door iemand de zoveelste keer gezegd Peter en Sonja een relatie hadden.” Wie was dat?

Holleeder: Dat was Ferry de Kok.

Rechter: “Ik was al geïrriteerd omdat er die dag geld bij mij in beslag was genomen. Ik was niet vrolijk. Ik had wat gedronken bij iemand die bij Peter om de hoek woonde.” Wie was dat?

Holleeder: Dat wil ik niet zeggen.

Rechter: “Ik belde Sonja om te vragen hoe het zat met haar en Peter.

Ze ging tegen mij tekeer en ik tegen haar.” Waarom was dat? Waarom reageert ze zo, als u vraagt: “Hoe zit het met jou en Peter?” Dan kan ze gewoon antwoord geven. Maar ze gaat tekeer, zegt u.

Holleeder: Precies wat u zegt. Waarom schreeuwen?

Rechter: Voor u net zoveel de vraag als voor mij, begrijp ik.

Holleeder: Ja. Voor mij was dat meer een bekentenis.

Rechter: Mocht er niet wat zijn dan?

Holleeder: Van mij wel. Maar als je de beste vriend van Cor bent, vind ik niet dat je dat hoort te doen.

Tammes: Hoezo dan? Ik begrijp het niet, sorry dat ik u interrumpeer, het gaat u helemaal níets aan of zij een relatie heeft met Peter.

Holleeder: Ik mag vinden wat ik vind.

Tammes: Dat houdt u dan fijn voor u zelf.

Holleeder: Dat spreek ik gewoon uit, zo ga ik met mijn familie om. U mag het doen op uw manier, ik doe het op mijn manier. Ik mag toch wel wat vinden?

Tammes: U mag van alles vinden, maar u heeft toch helemaal geen reden om dat tegen haar uit te spreken, het is haar leven en dat van Peter de Vries, daar heeft u toch niets mee te maken?

Holleeder: Wij bespreken de dingen zoals ze zijn. Ik mag dat gewoon zeggen. U maakt er heel punt van. Het is niet meer dan normaal dat ik zeg; wat is dat?

Tammes: U vindt het normaal.

Holleeder: U vindt het niet normaal.

Rechter: U zegt: “Cor was mijn beste vriend, Sonja mijn zuster, in die tijd had ik niet zo’n goede relatie, die zat bij Sonja, daar was ik niet zo blij mee.”

Holleeder: In 2003 nadat Cor overleden was heb ik contact gehad met Peter. Ik vind: je gaat niet met je vriend zijn vrouw, ook niet als hij er niet is.

U: U bent boos naar het huis van Peter gegaan. “Ik heb ruzie gemaakt en gezegd dat ik die film niet wilde.”

Holleeder: Sonja ging schreeuwen en vervelend doen, toen heb ik gezegd: “Ik ga naar Peter en die film gaat ook niet door, ik ben nou klaar met dat gezeik.”

Rechter: “Ik wist niet dat Sonja al had gebeld dat ik eraan kwam. Nu begrijp ik waarom zijn vrouw erbij was.”

Holleeder: Ja. Jacqueline was er anders nooit bij, nu stond ze er wel. Ik heb haar gezien en heb gezegd: “Blijf maar staan.”

Rechter: “Hij was meteen al van plan aangifte te doen, hij had een getuige nodig. Hij weet dat ik normaal de volgende dag alles kom uitpraten, maar hij wilde aangifte doen.” Ziet hij dan aankomen dat u bonje maakt?

Holleeder: Sonja belt: “Hij komt bonje maken.” In Andes (het Andes-proces, over afpersing, waarvoor hij is vrijgesproken)heeft hij verklaard dat hij niet wist dat ik eraan kwam, terwijl hij dat wel wist. Sonja heeft gezegd: “Hij is kwaad, hij komt bonje maken.” In die context heeft hij zijn vrouw erbij gehaald. Hij dacht ik misschien al wist dat ze verklaringen hadden afgelegd. In die context maakt hij er een verhaal van. Toen hebben ze gedacht: “We douwen hem er meteen met zijn v.i.(vervroegde invrijheidstelling)erin.” Sonja zegt ergens: “Het is toch te gek dat hij weer vrij is?” Daar hebben ze gebruik van gemaakt. Ik heb gezegd: “Zal ik het meteen doen?” Ik bedoelde: een paar klappen geven. Daar hebben hun van gemaakt: met de dood bedreigd. Het is bewust gedaan om mij van de straat te halen.

Rechter: U was niet op uw hoede toen Jacqueline er bij stond. U zegt: ze stond er anders nooit bij. Denkt u dan niet: hé, wat is dit nu?

Holleeder: Nee. Ik ken Peter al zo lang, ik heb niet gedacht: waarom staat ze erbij. Op dat moment heb ik mij dat niet gerealiseerd. Later hoorde ik dat ze net daarvoor verklaringen hadden afgelegd.

Rechter: “Ik heb haar niet aangesproken over Sonja omdat zijn vrouw erbij was. Opvallend is dat Peter mij bleef provoceren.”

Holleeder: Dat was wel opvallend. Ik had het gezegd, ik ging weg en als ik bij mijn motor was, zei hij weer wat. Dan ging ik weer terug om door te praten, dan weer naar de motor, dan zei hij weer wat. Daar ben ik ingetuind, niet wetend wat er speelde,

Stempher: Wat ik proef is dat het wel altijd aan een ander ligt.

Holleeder: Wat is dit nou voor vraag?

Stempher: Mijn zussen hebben dit in elkaar gezet, er is van tevoren gebeld, er was een getuige bij, u bent geprovoceerd, u kunt er niet veel aan doen

Holleeder: Dat is altijd zo als mensen dingen in elkaar zetten. Dat zie je achteraf.

Stempher: Misschien was hij wel doodsbang omdat hij zwaar werd bedreigd.

Holleeder: Ik ken hem al 35 jaar, hij weet hoe ik ben, het is een spelletje geweest.

Stempher: U bent twee keer veroordeeld tot aan de Hoge Raad voor bedreiging

Holleeder: Nou en? Hij kent me toch? Schei toch uit. Het begint een beetje flauw te worden.

Stempher: Misschien spreekt u flauwekul. Ik laat het hierbij.

Holleeder: Dat doet u steeds. Ik snap wel wat u aan het doen bent, maar dan stop ik met vragen beantwoorden. Ik vertel gewoon hoe het is, maar als het elke keer van die kinderachtige vragen zijn om aan te tonen dat ik de slechterik ben, daar heb geen zin in, dan ga ik die vragen van het OM niet meer beantwoorden, ik ben er klaar mee. Elke keer suggesties wekken, dat wordt een beetje flauw.

Rechter: Het sterkste is als je ook op kinderachtige vragen een volwassen antwoord geeft.

Holleeder: Dat doe ik, maar dan blijven ze doorzeuren.

Rechter: We zullen kijken wie dit het langst volhoudt.

Sander Janssen: Holleeder is regelmatig verbaasd over de vraagstelling door het OM.

Stempher: Het gaat om een onherroepelijke veroordeling, hallo!

Janssen: U heeft geen hallo tegen mij zeggen. U hoeft niet zo geagiteerd reageren, ik constateer een waardeoordeel in uw vraagstelling.

Rechter: “Het laatste halfjaar voor mijn aanhouding was het uit met Sandra omdat we ruzie hadden over haar zoon. Sonja deed toen weleens de was voor mij.” Wie deed dat nog meer?

Holleeder: Sonja deed het in de periode dat ik nog een andere flat had, waar Sandra niets van wist. Vriendinnen waar ik mee was, die deden gewoon de was.

Rechter: IJmuiden?

Holleeder: Dat deed mijn moeder.

Holleeder: “Sonja haalde weleens geld voor mij bij Astrid. Vanaf 2013.” Wie deed dat nog meer?

Holleeder: Sandra.

Rechter: “Ik ging misschien een keer naar de wc bij haar, maar dat deed ik meestal bij mij moeder. Daarvoor deed Sandra de was. We waren toch samen? Ze kreeg geld van mij, ik heb Sandra en Sonja niet als voetveeg gebruikt.”

Holleeder: Zeker niet.

Rechter: “Ik heb nooit geld van Sonja zelf bij Endstra ondergebracht. Voor 96 deed ik geen zaken met Endstra.” Over haar verklaring zegt u: “Sonja zegt dat mijn moeder niet wilde dat ik na mijn vrijlating bij haar ingeschreven stond. Dat klopt, dan werd ze gekort op haar bijstandsuitkering.” Hoe oud was ze dan?

Holleeder: Dat zei mijn moeder, en dat wist ik ook

Rechter: Dat is niet bij AOW. Maar goed. ’t Is ingewikkeld.

Holleeder: “Ik heb nooit een foto van Thomas van der Bijl aan Cor gevraagd. Ik kan aantonen dat het niet waar is dat ik tijdens een bezoekuur Sonja in haar oor heb gefluisterd of ze de foto hebben gevonden en of die in het dossier zat.”

Holleeder: Toen zat ik al in de EBI.

Rechter: “Thomas is op 20 april 2006 vermoord, op 27 april ben ik overgeplaatst naar Vught. Toen was er nog niemand aangehouden, dus was er nog geen dossier. Op die afdeling is bezoek achter glas. Ik kan nooit iets in een oor hebben gefluisterd.” In het verificatieonderzoek is nagegaan hoe de situatie was. Er zijn foto’s van de bezoekersruimte, waar te zien is dat er 30 centimeter hoog glas is op de tafels. Kun je daar niet overheen?

Holleeder: Dat is niet de EBI. Dat is de gewone. De EBI is gewoon glas. Mag je elkaar niet aanraken, helemaal niks.

Rechter: U zegt: dat verificatieonderzoek is aardig, maar heeft niks met de EBI te maken.

Holleeder: Nee, en ook niet met de landelijke afzondering.

Rechter: Van 28 april 2005 tot 1 juni 2006 zat u in landelijke afzondering, daarna in de EBI tot u op 24 december 2007 naar de PZ Scheveningen ging. Op 13 januari 2008 weer naar de EBI in Vught, op 4 februari 2008 naar De Schie in Rotterdam.

Holleeder: In De Schie heb je gewoon bezoek, maar wel onder toezicht en dat wordt ook opgenomen.

Rechter: “Ik heb nooit tegen Sonja gezegd dat ik iemand had in de Houtmangroep die heeft gezegd dat George van Kleef zou worden vermoord, dan had ik hem wel laten waarschuwen.” Waarom?

Holleeder: Waarom niet? Als ik dat had gehoord, had ik wel gezegd dat hij op moest letten. Het is een heel aardige jongen.

Rechter: “Sandra heb ik leren kennen via Sam Klepper. Ze kwam met Ria Eelzak in broodjeszaak Anton in de PC Hooftstraat. Ik sprak daar ook weleens af met Sam en John en ik zag Sandra ook weleens bij Maike Dijkhuis. De dag na de dood van Sam heb ik haar gezien bij de vader van Sam voor de deur en in het clubhuis van de Hells Angels. Daarna heb ik haar een aantal keren gesproken samen met Johnny. Ik kreeg een relatie met Sandra doordat ik af en toe bij haar op bezoek ging op verzoek van Endstra en John. Soms ging het over Jocic. Sandra is een knappe vrouw en dan gebeuren zulke dingen. Ik heb vóór 2006 niet met Sandra samengewoond. Ze was wel regelmatig bij mij, ik niet bij haar, vanwege haar kinderen. Ze maakte mijn huizen schoon en deed de was. Ze had niet de sleutel van de flat in IJmuiden. Het is niet waar ik Sandra’s geld van Endstra heb. Toen ik vastzat in Kolbak pakte Sandra elk jaar ongeveer 100.000 euro van mij. Vanaf 2006 gaf ik Sandra elke maand 6000 euro.” In het verificatieonderzoek zegt ze in haar verklaring bij de rechter-commissaris van 11 mei 2017 dat ze niet op regelmatige basis geld van u kreeg, maar dat u weleens de boodschappen betaalde. Elizabeth Klepper, de zus van Sam zegt, dat in haar huis nooit geld van Sam gelegen heeft.

Holleeder: Ik heb Sandra altijd die 6000 euro per maand gegeven, dat ging door toen ik vastzat, en daar heeft ze ook boodschappen van gedaan. Het is flauw, maar wel begrijpelijk dat ze dit zegt, ze wil niet nog een aanslag hebben.

Rechter: Waarom deed u dat?

Holleeder: Ze moet toch ook eten?

Rechter: Had u nog een relatie met haar?

Holleeder: Ze kwam langs elke week. Ik belde elke dag met haar.

Rechter: Sonja en Astrid regelen een huisje voor u in Apeldoorn als u vrijkomt, waarom bent u niet bij Sandra in getrokken?

Holleeder: Ik wilde het eerst even op mijn gemak hebben, de media, alles, eerst de kat uit de boom kijken.

Rechter: Kwam Sandra bij dat huisje?

Holleeder: Ze is er ook een keer geweest, maar het was best ver weg.

Rechter: “Sandra heeft altijd geweten welke liquidaties door Sam en John zijn gepleegd, bijvoorbeeld Erwin Tra. Die is doodgeschoten omdat hij Sandra had beledigd. Dat is mij verteld door Sam, door John, de Allesweter en door Sandra zelf.”

(Erwin Tra is geliquideerd op 20 december 1993 in de Scheldestraat in Amsterdam)

Holleeder: Dat klopt.

Rechter: Dat is nogal iets, iemand omleggen omdat hij iemand heeft beledigd.

Holleeder: U kent het verhaal van Friedlander. Die wilden ze omleggen alleen al om dat hij aan de deur had gebeld. Dat was Spic en Span.

Rechter: Er zijn in 1993 twee Joegoslaven vervolgd voor de moord op Tra. Die zijn vrijgesproken in 2009. Volgens het OM was Klepper de opdrachtgever. Tra had veel vijanden. “Sandra wist van de aanslag op Ronald van Essen, dat Sam en John dat hadden gedaan. Ik heb ruzie met haar gehad over haar zoon Mitri, die kwam in Excalibur, waar Hoekman werkte. Ik had een contactverbod met Hoekman en mocht niet via anderen contact met hem hebben. Ik heb Mitri gezegd dat hij daar niet meer mocht komen. Hij begreep dat, maar hij hield zich er niet aan. Sandra loog daarover tegen mij.”

Holleeder: Ja. Ik heb Mitri gezegd: “Als je daar komt, moet je het tegen mij zeggen, want dan kom ik hier niet meer.” Ik wist niet dat hij er werkte, alleen dat hij er weleens ging biljarten. Hij zei: “Ik ga er niet meer naar toe.” Ik hoorde achteraf van Astrid dat hij daar werkte. Sandra wist dat ook. Het was een voorwaarde van mijn schorsing in Andes.

Tammes: Waarom zou hij daarover tegen u liegen?

Holleeder: Dat weet ik niet, maar dat heeft hij gewoon gedaan. Ik had liever gehad dat hij het eerlijk zou zeggen.

Rechter Mildner: Waarom heeft hij het verzwegen?
Holleeder: Mitri liegt altijd over alles. Daarover heb ik ruzie gehad. Het is ook niet meer dan dat. Astrid is naar me toegekomen, die heeft dat verraden. Ik vond het ook een rotstreek.

Rechter Mildner: Was die voorwaarde zo streng?

Holleeder: Ik mocht geen contact hebben met de mensen die erbij betrokken waren. Dus ook niet met Hoekman, ook niet via derden. Daarom heb ik gezegd: dit wil ik niet. Ik heb dat direct tegen Sandra gezegd.

 

(R2 gaat er nog ver op door, Robert Malewicz legt uit dat het er helemaal niet om ging dat Mitri daar niet mocht komen, maar dat Mitri en Sandra erover hadden gelogen)

 

Rechter: Contactverbod gaat niet zover dat je een derde niet mag zien.

Holleeder: Dat begrijp ik, maar ik wilde dit risico niet, ik heb dit duidelijk besproken met meester Franken en met Sandra: ik moest dit vermijden om de schijn te vermijden.

Rechter: Over de verklaring van Sandra, over het schelden op haar zoon, zegt u: “Dat klopt. Anders gaat hij liggen zoals ik zijn vader heb laten liggen. Het kan zijn dat ik loop te schelden en te tieren, maar dat maak ik later weer goed. Het kan best dat ik die dingen heb gezegd. Ik heb tegen Sandra gezegd dat ze mijn spullen moest pakken. Ik wil wel zeggen dat ik niet betrokken ben bij de liquidatie van Sam Klepper.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: “Sandra vond het ook niet leuk dat ik andere vriendinnen had. Het is niet netjes, maar zo ben ik altijd geweest. Ik denk dat Astrid en Sonja van alles tegen haar hebben verteld om mij tegen haar op te stoken.”

Holleeder: Ik kan daar wel een voorbeeld van geven. Niet nodig?

Rechter: Doe het maar. Gooi het er maar uit!

Holleeder: Een vriendinnetje woonde in de Jordaan, vlakbij mijn moeder, die kon zo die straat in kijken. Ze woonde in een oud schoolgebouw waar appartementen van waren gemaakt. Astrid was bij mijn moeder, ik zei: ik ga even de Jordaan in. “O, dan loop ik effe met je mee.” Dan vraagt ze: “Waar woont dat meisje nou?” Ik zeg: “Wat maakt dat nou uit?” Ze zegt: “Nee, als er met mama wat is en ik ken je niet bereiken.” Ik zeg: “Die woont hier.” Bij het hek staan brievenbussen. Ze zegt: “Welk nummer dan?” Ik zeg: “Wat maakt dat nou uit?” Ze zegt: “Voor mama, je weet het toch?” Dus ik zeg het nummer. Een week later was op de brievenbus geschreven, met verf: slet. Het meisje zegt: “Dat zal wel door jou komen.” Ik zeg: dat ken niet, niemand weet dat ik daar kom. Ze had iemand die haar vaak belde, die haar lastig viel, ik dacht: dat zal die knakker wel zijn. Een week later lag er stront in de brievenbus. Toen heeft dat meisje aangifte gedaan, maar die man was het niet. Achteraf weet ik dat Astrid en Sandra verraaien hebben welke vriendinnetjes ik had. Dat is typisch Astrid. Op die manier trekt ze Sandra erin. Dat was mijn voorbeeld.

Tammes: U weet het niet, u denkt het. Dat Astrid dat aan Sandra heeft laten zien.

Holleeder: Dat klopt.

Tammes: Dank u.

Holleeder: Ik denk het.

Rechter: De Fiod is achter haar geld in Liechtenstein gekomen. Ze heeft tien miljoen opgehaald met Hillis, de rest die ze moest betalen had ze cash in Nederland liggen. 1 miljoen voor de beveiliging van Mieremet heeft ze aan mij gegeven in de PC Hooftstraat.

Holleeder: Ik heb dat miljoen afgegeven aan Mieremet. Hij heeft er auto’s met pantserglas voor gekocht.

Rechter: Sandra begreep uit de verhoren dat de Fiod achter haar geld in Liechtenstein was gekomen. U heeft Sandra geadviseerd van de inkeerregeling gebruik te maken. “Sandra heeft op advies van Astrid geld van de rekening in Liechtenstein gehaald en in een kluis gelegd, om de twee of drie jaar moet ze daar naar toe om de huur van de kluis te verlengen. Ze heeft nu een groot probleem, ze riskeert gevangenisstraf en komt nooit meer van haar belastingschuld af. Ik ben ervan overtuigd dat Astrid haar heeft overgehaald om mee te liegen zodat justitie haar problemen kan oplossen.”

Holleeder: Zitten is één ding, maar als je de belasting op je nek hebt, is je leven over, daar kom je nooit meer vanaf, dat is echt een straf.

Rechter: U zegt: “Sandra’s verklaring, over wat ik gezegd zou hebben toen ik dronken was, is haar door Astrid ingefluisterd. Dat moet ondersteuning zijn voor de verklaring van getuige Q5. Maar het is niet waar. Ik praat nooit over dingen waar ik mee bezig ben, zeker niet als ik dronken ben. Ik ben niet gek. Ik sprak nooit binnen.”

Holleeder: Dat klopt.

Rechter: Dan heb ik ook een flauwe. Een paar dagen geleden, toen ik u dat in de mond legde, zei u: “Ik ben een buitenmens.” Nu zegt u: ik sprak niet binnen, je moet voorzichtig zijn.

Holleeder: Het is niet zo dat ik alleen een buitenmens ben omdat iets niet gehoord mag worden, ik ben altijd buiten, dat vind ik lekker.

Rechter: Er klinkt door dat er iets verborgen moest blijven.

Holleeder: Dit is een voorbeeld dat ik nooit binnen zou praten. Als ik over Goudsnip praat, met Sonja, praat ik ook buiten, dan zeg ik tegen Sonja: leg je telefoon even weg.

Rechter: “Toen Klepper was geliquideerd heb ik voor mijn veiligheid samen met John geslapen in de woning van Nicky Visser in de Van Eeghenstraat. Nicky Visser wist dat niet. Na die nacht ben ik daar nooit meer geweest. Het is onzin dat Sandra mij in de Van Eeghenstraat eten heeft gebracht na de liquidatie van Cor en dat ik toen blij was en heb gezegd: ‘Weet je wel hoe lang dit heeft geduurd?’”

Holleeder: Dat is logisch ook dat ik daar niet ben geweest. Mieremet heeft mij altijd willen vermoorden, nadat hij dat in 2002 in De Telegraafhad gezegd. Ik zou daar na die tijd nooit meer in die buurt komen.

Rechter: U heeft dit niet gezegd?

Holleeder: Nee natuurlijk niet, het is gewoon een smerige leugen.

Rechter: U zegt: “Ik had toen zelf een flat in Amstelveen.”

Holleeder: Die had ik in januari 2002 voor een jaar gehuurd, in juni 2002 had ik een flat in Den Haag en ik had die flat in IJmuiden.

Rechter: Volgens het verificatieonderzoek kon u tot ver in 2003 terecht in het appartement van Moniek K. in de Van Eeghenstraat.

Holleeder: Daar had ik de sleutel nog van, maar ik ben er niet meer geweest.

Rechter: Nicky Visser verklaart dat u tot 2004 de sleutel had en het appartement kon gebruiken.

Holleeder: Ja, maar ik heb het niet gebruikt.

Rechter: “Astrid heeft Sandra ook ingefluisterd dat ik met de vrouw van Flap naar bed ben geweest, toen Flap vastzat.” Dan zegt u: “Sandra kent Flap helemaal niet.” Wat doet dat ertoe?

Holleeder: Zij zegt dat zij dat weet. Sandra kent die Flap helemaal niet. Dat kan ze alleen maar van Astrid of Sonja hebben.

 

(na berichten over dit item op internet reageert de vrouw van Flap: ze is geschokt, ze is al tientallen jaren gelukkig getrouwd met Flap, is oma, heeft nooit een relatie met een andere man gehad en heeft Holleeder nog nooit gezien)

 

Rechter: Over de communicatie met de zussen. Wat Astrid zegt over gebaren die ik maakte, is onzin. “Als ik buiten loop, kunnen die geobserveerd worden.” Dan denk ik: wat zegt dat nou? Als ik zó doe, doe ik dan iets aan mijn kraag of suggereer ik dat een ander zijn hals moet worden afgesneden?

Holleeder: Als je zó doet, kan het ook zijn dat je geen drank meer hoeft (gelach). Ik heb het nog niet gezien, ik heb gehoord dat ze pistoolgebaren maakte. In Kolbak is mij verweten, bij Thomas van der Bijl, dat ik zó deed. Toen ik in 2012 in een kroeg zat en zó deed, kwam ik erachter: hé, dat is dat. Het gebaar met de hand voor de hals: ik hoef niet meer. Dat pistoolgebaar is een ander verhaal.

Rechter: Wat Astrid zegt: twee vingers en een duim.

Holleeder: Dat heb ik nooit gedaan, dat is onzin. Als je dat doet, dat slaat helemaal nergens op.

Rechter: “In het algemeen was ik gewend nooit binnen over zaken te spreken. Ook niet over legale dingen.” Dan heb je niet veel te bespreken binnen, denk ik dan. (gelach)“Met mijn zussen ging ik naar buiten als het over de Achterdam ging of over de film.” Over de fluistertape zegt u: “Ik praat weleens zacht, maar dan gaat het altijd over de Achterdam.”

Holleeder: Onder andere.

Rechter: Ook over de lokker.

Holleeder: Nee. Astrid kwam binnen met het verhaal over de lokker. Daar zat een meisje bij. Zij begon te fluisteren. Zij maakt er Ter Haak van. Dat heb ik helemaal niet gezegd. Stel dat ik dat nou gezegd zou hebben: ze weet toch dat ze het opneemt? Dan had ze de naam van Ter Haak toch een keer kunnen herhalen? Dat heeft ze niet gedaan. Zo heeft ze dat bij Thomas van der Bijl ook gedaan. Zij zegt wat over Thomas, ik zeg niks. Zij weet wat haar doel is met die opnames, ik heb de naam van Thomas nooit in de mond gehad en ik heb ook geen Ter Haak gezegd.

Rechter: U zegt: “Astrid begon meestal te fluisteren. We zijn allemaal gesloten, we praten nooit over zakelijke dingen waar anderen bij zijn. Dan legden we de telefoon weg, dat deden we automatisch.” U zegt: “Ik erken niet dat ik dwingend was naar mijn zussen, met Astrid in ieder geval niet, met haar vrijwel nooit contact. Ik vroeg Sonja wél dingen voor mij te doen. Die zei het echt wel als ze iets niet wilde. Als de Rem zegt dat ik dominant was in de familie: dat is onzin, ik heb altijd mijn eigen leven geleid en gewerkt, iedereen heeft ervan geprofiteerd.” Hoezo?

Holleeder: Als ze geld nodig hadden, kregen ze het.

Rechter: Met Cor had u goed contact tot 1996, daarna niet meer dagelijks.

Holleeder: Sonja bleef ik gewoon zien.

Rechter: Over Peter de Vries zegt u: “Gaandeweg maakte Peter Cor warm voor een boek over de Heinekenontvoering. Iedereen was erop tegen, maar Cor zette zijn zin door. Ik zag aankomen dat dit ons ons hele leven zou achtervolgen. Ik heb toen met Cor wel een aantal afspraken gemaakt. Bijvoorbeeld dat wij konden bepalen wat er wel en wat er niet in het boek komt te staan. Ook hebben we toen afgesproken dat de opbrengst van het boek naar Sonja zou gaan. Cor heeft aan Peter het verhaal verteld dat we kwijt wilden. Peter moest opschrijven wat Cor zei. Als Peter kritische vragen stelde verzon Cor gewoon een antwoord. Met name als het om ons geld ging. Ik heb bij de gesprekken met Peter gezeten, omdat ik wilde opletten dat Cor niet door Peter zou worden bespeeld.” Toen u wist dat u zou worden overgeplaatst naar Sint Maarten belde Cor met Peter en Peter vroeg om de vluchtnummers te achterhalen. Dan konden ze in hetzelfde vliegtuig mee. U had nog wat geld en u wist niet of u dat bij de douane in Sint Maarten kwijt zou raken. “Cor zei toen dat dit iets was voor Peter, en dat Peter zich dan gelijk kon bewijzen. Peter twijfelde en vroeg nog of het losgeld was. Cor zei: “Ja, het komt uit die zak.” Peter heeft toen tegen Wim Hofland gezegd dat die het geld mee moest nemen in de tassen waarin de camera’s zaten. Hofland wilde het niet doen.”

Het ging om wat De Vries wist over het losgeld. De primeur had hij toch al?

Holleeder: Dat boek heeft hij pas daarna geschreven. Hij wilde de primeur met het meevliegen. Dan had hij de beelden en de foto’s.

Rechter: Bent u het begin van zijn carrière geweest?

Holleeder: Ik denk wel dat de Heinekenontvoering het begin van zijn carrière was. Ik niet, Cor heeft hem erbij betrokken.

Rechter: Cor zei daarna over De Vries: “Die hebben we aan een touwtje.” U zegt: “Het was geen losgeld, het was geld van Grifhorst. Peter en ik hebben elkaar daarna lang niet gezien, pas nadat ik niet meer met Mieremet omging, zag ik Peter weer een enkele keer. Toen heb ik hem ook de opnames gegeven, waarvan Endstra heeft gezegd dat die bij Bram Moszkowicz op kantoor zouden liggen. Later heeft Peter die opnames ook uitgezonden.” Dat ging over die inkijkoperatie?

Holleeder: Ik heb al die opnames, ook van Beckers (de advocaat van Ria Eelzak), en van Ronald van Essen met Willem de Jager, aan Peter de Vries gegeven

Rechter: Wat heeft hij ermee gedaan?

Holleeder: Bewaard en het is in mei 2006 uitgezonden.

Rechter Somsen: In het voorjaar van 2015 werd bekend dat uw zussen een verklaring hadden afgelegd. Uw schriftelijke verklaring is van een half jaar later. U zegt dat u het heeft opgeschreven vanuit emotie. Maar als je schrijft, kun je goed over iets nadenken?

Holleeder: Ik ben sowieso niet zo’n schrijver, de emoties zitten er tot de dag van vandaag nog in. Wat mij gebeurd is, is voor iedereen onbegrijpelijk, we waren zo’n hechte familie, ik vind het best moeilijk.

Rechter Somsen: Het zijn 127 pagina’s, op papier. Daar bent u een hele tijd mee bezig geweest. Schreef u emoties weg, of zijn het feiten?

Holleeder: Ik heb antwoord willen geven op wat ze allemaal gezegd hebben. Daar zitten automatisch emoties bij.

Rechter Wieland: U zegt: “Ik was totaal verrast, we waren zo’n hechte familie.” Heeft u weleens nagedacht over de vraag of dat echt zo was? Mannen die elke dag hun vrouw in elkaar slaan en dan stomverbaasd zijn dat ze wegloopt.

Holleeder: Ik denk nog steeds dat het om geld gaat. Er is nooit iets anders dan een goeie relatie geweest tussen mij en mijn familie.

Rechter: Kan het zijn dat u dat verkeerd heeft gezien?
Holleeder: Nee, absoluut niet, ik heb nog steeds dat goeie gevoel over Sonja.

Rechter: U bent niet de vos die de passie preekt.

Holleeder: Nee, ik ben gewoon eerlijk.

Rechter: Ik moet oppassen met uitdrukkingen, ik weet het.

Sander Janssen: De vos die de wat? Dat ken ik niet.

Rechter: Ik zei het al: ik had het niet moeten doen.

 

(Er volgt een schorsing, daarna wil Holleeder graag iets toelichten over zijn geschreven verklaring: dat was niet zijn initiatief geweest, de rechtbank had geopperd dat het handig was als hij zijn eigen verhaal op papier zou zetten voordat de zussen gehoord zouden worden)

 

Rechter Mildner: Ik ga met u de opnames bespreken van opgenomen gesprekken met Astrid en Sonja. Ik begin met een gesprek waar geen opname van is, alleen een uitwerking. Het is van 5 maart 2013 en het gaat over petten. Astrid vertelt u dat ze een cursus heeft met iemand van de politie en die zei: “Bel me weer eens.” U zegt dan: “Nu weet hij dat ik met hem omga, dat we samen zijn met een motorclub.”

Holleeder: Ik ga om met een motorclub. Dat zou No Surrender kunnen zijn.

Rechter: U zegt dat ze maar naar die man moet gaan om te luisteren wat hij te zeggen heeft, of misschien ook maar niet. Astrid moet maar tegen hem zeggen, als ze vraagt naar petten, dat u dan echt bang voor die petten bent, omdat ze informatie kunnen geven, maar ook informatie kunnen maken. Platte petten kunnen informatie geven verkopen of laten maken. Petten die plat zijn kunnen heel ver gaan. Hoe weet u dat?

Holleeder: Ze heeft mij aangesproken. Dat klopt. Ook: doe maar niet. Dat verhaal gaat de ronde, dat weet ik van Sam Klepper. Mink heeft ook gezegd: die petten geven door waar je woont. Zo wordt erover gepraat in de onderwereld.

Rechter: Dus niet uw eigen ervaring?

Holleeder: Nee, ik heb geen petten, ik zie er niks in, ik heb er nooit mee te maken gehad.

Rechter: Als afnemer kun je bepalen: verzin iets.

Holleeder: Ik ken ook geen petten, wat ik weet dat dit wel gezegd is in de tijd van Mieremet en Klepper, die deden dat zo.

Rechter: Ze hadden tegen Astrid gezegd dat ze benieuwd waren hoe u het had opgelost. Gaat dat over de klap van Dick Vrij?

Holleeder: Ik weet niet waar het over gaat.

 

(het gaat verder over telefoons, Holleeder zegt dat hij nooit een pgp-telefoon heeft gehad)

 

Holleeder: Ik heb ook nooit een iPhone gehad, ik heb nooit een laptop gehad, nu pas voor het eerst, van justitie, en dan is het nog met één vinger. Als de politie weet met wie ik afspreek, dat is omdat ik gewoon bel. Gewoon zo’n goedkope Nokia van tien euro.

Rechter: 29 april 2013. U zegt: “Kijk As, als ik drie jaar moet zitten…” Dan is er een fragment waar iets wordt gefluisterd, waar Thomas in voorkomt en dan zegt u: “Hier kunnen alleen maar verliezers uit voortkomen.”

Holleeder: Dat is uitgeluisterd. ‘Thomas’ is helemaal niet gezegd. Kunnen we dat niet uitluisteren voordat het OM begint, dat het duidelijk is dat dat daar niet gezegd wordt? Ook voor de tribune en de media. Anders krijg je vragen en moeilijk gedoe.

Rechter: Dat kan ik niet beloven. Wel dat we ook naar dit stukje gaan luisteren.

R1: Ook voordat het in de zittingzaal ter sprake komt. Uiterlijk donderdag willen we die fragmenten hebben.

Holleeder: Ik heb die banden al gehoord, ik weet dat het niet te horen is. Als het OM mij daar vragen over gaat stellen, is het belangrijk dat mensen zich realiseren dat die dingen niet te horen zijn.

Rechter Mildner: Ik denk dat niet dat de doorslag zal geven, wat mensen oppikken.

Holleeder: Ik word al drie jaar lang geconfronteerd met dat gezeur.

Rechter: Wat zei u dán?

Holleeder: Dat weet ik niet, maar ik heb zeker Thomas niet gezegd, dat wordt er ingefietst.

Rechter Mildner: We gaan verder. “Sonja heeft mijn leven verkankerd en dat van de familie van Cor en al die mensen die dachten dat ze geld kregen.” Wie zijn dat?

Holleeder: De familie van Cor; Jan en Frans; en Thomas, daar denk ik net aan, daar heeft Thomas ook over geklaagd: hij zou drie ramen krijgen als Cor iets overkwam. Dat heeft hij verklaard. Dat wist ik niet, dat heb ik gelezen, in een proces-verbaal van Thomas.

Rechter: Deze opnames heeft Astrid gemaakt vlak na de bedreiging van Peter de Vries, 30 april 2013. Het begint dat u tegen Astrid zegt: “Loop even met me mee.” U bent dan in het huis van Sandra. “Zij is echt bang, en hij ook” zegt u tegen Astrid.

Holleeder: Dat is niet waar.

Rechter: Het ging over meneer en mevrouw De Vries.

Holleeder: Het was naar aanleiding van het gesprek met Peter. Astrid probeert dat te koppelen aan een gesprek over Thomas, wat niet te verstaan is. En wat ik ook niet begreep.

Rechter: Astrid zegt: “Zij is echt bang, Wim.” U zegt: “Hij was ook bang.”

Rechter Mildner: U zegt: “Als ik drie jaar moet zitten, dan ga ik…

Holleeder: Ik ben heel boos.

Rechter: Over de film. “Kijk, ik heb mijn zin, ik pak 50 ruggen en als Sonja vervelend is krijgt ze niets meer. Dan pak ik alles. Wat hij heeft gedaan is onvergeeflijk.” Wie is hij?

Holleeder: Peter de Vries.

Rechter: Wat is onvergeeflijk?

Holleeder: Ik heb met Sonja gesproken. Zij zegt tegen mij: “Jij krijgt 25 procent van die film.” Ik heb gezegd: “Oké.” Dan komt Astrid de dag erna: “Nee hoor, ze gaat het weer anders doen.” Dan word ik boos. Ik weet niet dat ze al valse verklaringen hebben afgelegd. Peter weet het wel. Als ik ruzie heb, kan ik best schreeuwen, maar daarna is het weer over. Ik kon niet begrijpen waarom hij naar de politie is gegaan.

Rechter: Onvergeeflijk. U wist wel dat hij bang was.

Holleeder: Het is ook onvergeeflijk als je zo met elkaar omgaat. Meteen naar de politie. Dat heeft mij verwonderd. Ik ben een simpele jongen uit de Jordaan, ik ben geen jurist, iets kan op een normale manier onvergeeflijk zijn. Tot op de dag van vandaag is dat nog steeds onvergeeflijk. Normaal ga je niet naar de politie als je ruzie hebt.

Rechter: Ik ga verder. Meijer en Boellaard. U vindt dat ze een deel moeten krijgen.

Holleeder: Astrid fokt mij de hele tijd op. Ze komt mij provoceren.

Rechter: U zegt dan: “Als Sonja vervelend blijft, geef ik alles aan mijzelf en Meijer en Boellaard.”

Holleeder: Ja, dat zeg ik dan.

Rechter: U gaat het terugpakken, en dan zegt u: “Mijn broer heeft mijn geld weggegooid, Sonja en hij zijn hetzelfde.”

Holleeder: Wat mijn broer betreft: hij heeft zogenaamd nooit wat gehad, ik kan dat zo aantonen, maar ik beroep mij op mijn verschoningsrecht, hij is een lieve jongen die wel een misselijke verklaring heeft afgelegd, maar hiermee wil ik hem niet belasten.

Tammes: Dat belasten, over welk strafbaar feit hebben we het dan?

Holleeder: Als ik dat ga zeggen, ken ik het net zo goed helemaal gaan zeggen.

Tammes: Het verwondert mij, voor mij is dit compleet nieuw, volgens mij is hij nooit verdachte geweest. Misschien kunt u mij een beetje op weg helpen.

Holleeder: Nee, ik ga mijn broertje niet in de ellende brengen.

Tammes: Volgens mij verzint u het gewoon.

Holleeder: Dat zeiden ze vroeger ook tegen kleine kinderen.

Tammes: Ik stel een vraag aan meneer, maar hij wil geen antwoord geven.

Rechter Mildner: U zegt: ze wilde u afschepen met 12,5 procent, u wilde 25 procent. U zegt dan: “Ze mag die 50 procent houden, je zal zien wat ze doet, haar kinderen zullen niet één euro krijgen. Ik zal weleens klap in donker uitdelen, dat zweer ik op mijn eigen zoon.”

Holleeder: Dat zijn bedreigingen geweest, in die gesprekken schreeuw ik ook, soms ben ik ten einde raad, ik werd gek van die leugens, ik heb niet geweten dat het bedoeling was dat ik zou schreeuwen. Ik heb bedreigingen geuit, dat is niet correct, had ik niet moeten doen, maar ik ben gewoon Willem, ik ben een jongen van de straat, ik heb niks ondernomen. Het zijn verbale dreigingen. Dat mag niet, maar ik wist niet wat er speelde, ik ben er niet trots op en het hoort niet, maar ik ben Willem, een simpele jongen, ik had het niet moeten doen.

Rechter: “Dan schiet ik die zoon van Sonja als eerste dood.” U zegt: “Dat is mijn woede waarin ik dat zeg.”

Holleeder: Dat zijn dingen die ik tegen Astrid zeg, om haar onder druk te zetten. Ik heb dat niet bij Sonja gedaan.

Rechter: “Ze heeft al die tijd gezopen en gevreten van dat boek, denk je dat Cor de baas is? Wie is de baas?” Dan zegt Astrid: “Jij.”

Holleeder: We zijn allemaal de baas over het boek.

Stempher: Mag ik daar één vraag over zeggen? Cor ging over het boek, Cor was de baas over het boek. Over de film zou de verdeling zijn.

Holleeder: De discussie hier gaat niet over het boek maar over de filmrechten van het boek.

Rechter: U bent heel erg boos, Astrid merkt op dat ze u nog nooit zo boos had gezien over Sonja en de kinderen, omdat u die drie jaar boven het hoofd hangt.

Holleeder: Ja. Ze zegt het omdat ze weet dat ze het opneemt.

Rechter: Als Sonja niet doet wat u wil, zal u tossen wie het eerst van de twee, u bent er klaar mee.

Holleeder: Klopt

Rechter: Het gaat u om wat u zich op de nek heeft gehaald met Van der Bijl en al die mensen.

Holleeder: Al die mensen – Rem, Thomas, Adje- haatten mij omdat ze dachten dat ik de Achterdam had en dat ik die had ingepikt.

Rechter: Tegen Astrid: als u één dag binnenzit, gaan die kinderen het eerst. Dan bedoelt u de kinderen van Sonja. Er is nog een andere opname: Astrid komt in het huis van Sandra en zij vraagt dan of u een abonnement op haar heeft.

Holleeder: Dat zal een geintje zijn.

Rechter: Het gaat over Stijn Franken, dat die excuses van u aan Peter de Vries heeft gestuurd. Dan zegt Astrid dat zij het ook willen voorkomen want ze zijn echt bang.

Holleeder: Ik heb het met Peter de Vries uitgesproken, vervolgens gaat hij een spelletje spelen met Astrid, dat is gewoon een misselijke streek.

Rechter: Een volgend gesprek met Astrid. U bent nog steeds heel boos op Sonja, “als ik haar vanavond tegenkom, sla ik haar het ziekenhuis in.” Dan is er een fluisterpassage: “Endstra heeft me ook willen pikken, daarom heb ik het gedaan.”

Holleeder: Het woord Endstra is niet te horen. Ik kan bedoeld hebben: regel het nou zelf maar. Het gaat over Boellaard en Meijer.

Rechter Mildner: U zegt: “Ik sla haar harstikke dood, sla haar tanden eruit, ik breek haar neus en haar kaak, ze neemt jou ook in de maling.”

Holleeder: Ik zeg steeds wat anders, ik verzin maar gewoon wat, het is niet zo dat ik één ding zeg en dat steeds herhaal, ik zeg steeds wat anders omdat ik toch aan het zoeken ben. Het is niet goed dat ik dat gezegd heb, maar er was wat en dat wilde ik weten.

Rechter: Een gesprek van 17 oktober 2013: Ferry heeft gebeld, over Korterink in Thailand. Astrid vraagt u of u had gelezen – en dan is er iets niet te verstaan – “motor had bestuurd.”

Holleeder: Dat gaat over Fred Ros.

Rechter: Dan zegt u: “Dat heeft in al die boekjes gestaan. Maar dat is niet zo. Zal ik jou een geheimpje vertellen?” Dan zegt u iets dat niet is te verstaan en dan zegt Astrid: “Dat was ‘m, dat was ‘m, dat wist ik niet.”

Holleeder: Ik heb tegen haar gezegd dat ik het niet weet. Ik heb helemaal niet gezegd dat Fred Ros niet op de motor heeft gereden.

 

(Er ontstaat een discussie over wat er wel of niet op de tapes staat. De rechter maakt gebruik van een oud dossier waar veel nieuwe gegevens niet in opgenomen zijn. Officier van justitie Tammes vindt het vreemd dat Holleeder zich bepaalde dingen niet herinnert)

 

Holleeder: U bent iets aan het maken dat helemaal niet te  horen is, dat is toch te gek voor woorden.

Advocaat Malewicz: Er zijn heel veel dingen die niet kloppen (…) Er is een heel andere uitwerking dan die u nu voorhoudt.

 

(kennelijk is er iets fout gegaan in de communicatie van het OM en maakt de rechtbank gebruik van achterhaalde stukken, Tammes zal proberen een en ander boven tafel te toveren. Holleeder schampert iets over “een goede computer”)

 

Rechter: Een gesprek van 3 november 2013, tussen Astrid en u. Astrid zegt tegen u dat Sonja tegen haar heeft gezegd: “Waarom denk je dat Cor zo lang geleefd heeft? Ik heb hem altijd gewaarschuwd.” Dan zegt u: “Wat een hoer, hè?”

Holleeder: Dat gaat over de Achterdam. Omdat het niet klopt. Omdat het onzin is.

Rechter: Ze heeft hem niet gewaarschuwd.

Holleeder: Natuurlijk niet, er was toch niks.

Rechter: “Als ze praat over Cor, heeft ze een probleem.”

Holleeder: Ik en Cor hebben twee overvallen gepleegd, die zijn wel verjaard, maar witwassen is een voortdurend delict, als ze over Cor gaat praten, over die overvallen, dan heeft ze een probleem. In Goudsnip wilden ze ook die overvallen inbrengen.

Rechter: Het gaat niet over dat u achter de moord op Cor zit.

Holleeder: Zeker niet, want daar zit ik niet achter.

Rechter: U zegt: “Dan moet ik het oplossen, meteen. Ik kan er niet mee leven.”

Holleeder: Ja. En dan stuur ik Meijer en Boellaard op ze af. Het is allemaal leuk en aardig, maar in die film zit ook een overval,

iedereen heeft er last van, behalve Astrid.

Rechter: Meijer en Boellaard wisten toch al lang dat ze bij haar moesten zijn.

Holleeder: Maar niet over die overvallen.

Rechter: U zegt dat u denkt dat Sonja met de politie praat. Mij klinkt het heel dreigend. Alsof u haar gaat vermoorden en dat Astrid zegt: doe dat nou niet, het is je familie.

Holleeder: Astrid weet precies wat er speelt. Ik erken alle bedreigingen. Had ik niet moeten doen. Maar Sonja vermoorden? Ik heb nog nooit iemand vermoord. Ik dreig, maar als u het laatste gesprek hoort, daar dreig ik in het begin ook, maar aan het eind van het verhaal zeg ik: “Maak je niet druk, het is klaar, niet meer liegen.”

Rechter: U zegt tegen Astrid: “Je moet tegen Sonja zeggen: ‘Hij weet het kenteken van de auto van Ritchie, dan gaat hij die Marokkanen laten zoeken.’” Die hij: dat bent u zelf? Sonja had tegen Astrid gezegd dat ze de auto had verkocht.

Holleeder: Dat van die Marokkaan heb ik wel gezegd, omdat de jongen die erin rijdt een Marokkaan is. Die jongen waar ze mee gaat.

Rechter: Welke Marokkanen bedoelt u dan?

Holleeder: Weet ik veel, ik zeg maar gewoon wat. Ik heb geen Marokkanen. Ik ken genoeg Marokkanen: van hallo, hé Willem, hoe is het?

Rechter: Astrid zegt daar wat anders over.

Holleeder: Ja, dat weten we nou wel. Ik heb geen Marokkanen die dingen voor mij doen, alleen van “Hé, hallo” en ik ben ze weleens tegengekomen met Puk (Lucas Boom), maar dit is gewoon een dreigement dat ik op dat moment verzin.

 

(Stempher heeft intussen de versie van de uitgewerkte tapes die de rechtbank had moeten hebben, maar kennelijk niet heeft gekregen)

 

Rechter: 5 november, een gesprek met Astrid, die vertelt dat Sonja gestresst is. Dan zegt u dat het nog maar even duurt, dan stapt ze in een hel. “Die knapen hebben ook stress.” Dan zegt Astrid: “Ik weet het niet, ik spreek hem eigenlijk nooit.”

Holleeder: Welke knapen?

Rechter: Dat weet ik niet. U zegt dan: “Ze weten dat er een moment kan zijn dat ik gek ben.”

Holleeder: Het gaat over het autootje van Ritchie, over dat soort flauwekul. Ik dreig alles, niet elke keer met hetzelfde, elke keer verzin ik wat.

 

Rechter: Het gaat ook over een nieuw horloge, daar zit condens in, dan zegt u: “Het zal toch niet zijn dat ze er wat in hebben gedaan.” Dat klinkt achterdochtig.

Holleeder: Er zat ineens vocht in.

Rechter: Wat dacht u dat erin zou zitten? Een camera?

Holleeder: (lacht)Een camera! Nee, dat niet.

Rechter: Gps, iets met afluisteren?

Holleeder: Zoiets.

Rechter: U zegt dat als u uw geld niet krijgt, dit het laatste is wat Sonja heeft gedaan. “Als Sonja gaat kloten, schiet ik haar dood à la minute.” U waardeert het erg dat Astrid hetzelfde is als u.

Holleeder: Ik dacht dat ze mij steunde, maar ze heeft mij er gewoon ingeluisd.

Rechter: U zegt dat Gerard in de stront kan zakken. Gaat dit over hetzelfde?

Holleeder: Ja.

Rechter: “Er komt 1 miljoen procent zeker een vervolg. Als je me op je af ziet stormen, dan weet je dat het klaar is.”

Holleeder: Er staat geen “me”. Ik heb geen vuurwapen, ik meen niet wat ik zeg, ik probeer alleen uit te zoeken hoe of wat.

Rechter: Een opname van 8 november 2013. U bent boos op Sonja, over haar deal met justitie. U zegt dat u Sonja bijna had doodgeslagen, het was maar goed dat Astrid er was.

Holleeder: Als je een deal sluit met justitie, denk ik dat je naar me toe komt. Dan had ik gezegd: “Goed gedaan.” Dat ze het verzwegen heeft, klopt niet. Het gaat om de film en een beetje respect.

Rechter: Het gesprek van 9 december, waarvan een deel is uitgezonden bij Pauw. U zegt dat u voor Sonja een kogelvrij vest gaat kopen. “Boellaard is een psychopaat,” zegt u. U zegt: “Gisteren was je niet zo stoer.” De avond ervoor was Luana Xavier in Amstelveen doodgeschoten, er was even sprake van dat het Sonja was. U was heel boos op Sonja, u loopt de horecagelegenheid uit, er is een enorme scheldpartij. Wat opvalt: Sonja wil een paar keer iets zeggen, ze krijgt geen kans, u zegt dat ze niet zo moet schreeuwen. U zegt: “Meijer en Boellaard zijn net zo kwaad als ik.” De familie van Cor is tegen u, dat komt door Sonja. “Er is gezeik met

Boellaard en Meijer, die hebben Deene er al op aangesproken.”

Hoe wist u dat?

Holleeder: Van Richard Deenen. Hier gaat het weer alleen over de film. Boellaard is geen kleuter, die heeft ook die douanier doodgeschoten, ik heb mij daar zorgen over gemaakt, ik heb gezegd: “Je weet niet wat er gaat gebeuren.”

Rechter: U zegt tegen Sonja dat ze ook doodgeschoten kan worden, “net als dat vrouwtje gisteren.” Ze heeft de boel in de maling genomen. Dit gesprek is de dag voordat u voor moet komen, voor de bedreiging van Peter de Vries. Sonja oppert dan om Meijer en Boellaard geld te geven. U zegt: “Die tijd is over.”

Holleeder: Ik vind dat hun een deel moeten krijgen. Ik zeg maar wat. Ik wil de boel onder druk zetten, ik verzin het op dat moment.

Stempher: Dat u in uw dreiging allerlei woorden gebruikt, daar wil ik best in meegaan. Het principiële punt was dat er betaald moest worden. Waarom nu niet meer?

Holleeder: Ze had elke keer een ander verhaal. Ik heb dat gezegd, ik weet ook niet waarom, ik plaag haar een beetje. Ik ben aan het dreigen en ruzie aan het maken. Als ik boos ben zeg ik dingen, waarom ik dit verzonnen heb, dat weet ik ook niet.

Rechter: Astrid loopt met u naar buiten. U zegt over Meijer en Boellaard: “Laat ze de kanker krijgen,” u bent niet bang voor ze. Dan zegt u tegen Astrid dat u dat tegen Sonja heeft aangedikt met dat kogelvrije vest.

Holleeder: Als ze een kogelvrij vest nodig had, had ze die al gehad, maar ik heb het verzonnen aan de hand van wat er de vorige dag was gebeurd. Met aandikken bedoel ik: als ik er 100 procent vanuit zou zijn gegaan, had ik dat vest gegeven.

Rechter: Die avond ging even rond dat het Sonja kon zijn.

Holleeder: Ik zag wel zo’n autootje staan als Sonja had, maar ik heb snel contact met haar gehad.

Rechter: U zegt tegen Astrid dat u even dacht dat het Sonja was. Het kon Astrid niet zijn, in de onderwereld hoorde u alleen goede dingen over haar. Welke onderwereld?

Holleeder: Waar zij mee omgaat, dat het een goed vrouwtje was, met boodschappen doen. Ik hoorde het van mensen die ik kende en die haar ook kenden. Ik heb niet zelf meegemaakt dat ze goed is voor criminelen.

Rechter: Waar denkt u aan?

Holleeder: Er was een Marokkaan aangehouden op het politiebureau, die had nog een dure klok om, die had zij mee teruggenomen.

Rechter: Sonja zegt: “Die man vindt jou gewoon aardig.” Dan zegt u: “Iedereen die mij niet kent en zoiets zegt, die is bang. Ik ben helemaal niet aardig, ik ben nooit aardig.”

Holleeder: Dat is plagen. Sonja probeert mij voor een karretje te spannen, zij gaat met die vriend naar dat meissie. Dat die man haar niet hoeft betalen. Voor de rest zeg ik maar wat.

Rechter: U zegt dan: “Ik ga je dit zeggen Box, weet je waarom ik hier nog sta? Omdat ik altijd heb geloofd in mezelf, ze liggen allemaal op de grond.”

Holleeder: Dat is de manier waarop ik het doe. Als mensen ruzie met elkaar hebben, kies ik geen partij.

Rechter: Over die vrouw die is doodgeschoten zegt u: “U weet precies waar het voor is, er is geen probleem.”

Holleeder: Ik heb er wel iets over gehoord. Van horen zeggen.

Rechter: Op 26 december heeft u een gesprek met Sonja. Ze is naar Amerika geweest, naar de filmset, daar bent u heel boos over.

Holleeder: Klopt.

Rechter: U wil meer respect, “die man speelt een spelletje.” Dat gaat over Peter de Vries?

Holleeder: Ze wil Boellaard en Meijer geen geld geven. Ze is een keer naar België geweest met Peter voor opnames. Toen heb ik gezegd: “Doe dat nou niet, dan krenk je die mensen nog meer.” Ze gaf me gelijk, “dat zal ik niet doen.” Dan gaat ze toch naar Amerika en als klap op de vuurpijl zet ze op Facebook een foto van haar en Anthony Hopkins. Dat vind ik flauw. Waarom moet je die mensen krenken? Ze had ook afgesproken met mij om het niet te doen.

Rechter: “Die man speelt een spelletje, je weet hoe ik ben, voor je ’t weet ligt hij op de grond, klaar, patsboem.”

Holleeder: Dan geef ik hem een paar klappen, dat had ik aan de deur ook willen doen, toen heb ik gezegd: “Moet ik het meteen doen?”

Rechter: U zegt ergens: “Ik blijf altijd bij mezelf.” En dan heeft u het over mensen die op de grond liggen, maar die zijn dan dood.

Holleeder: Ja, die zijn dood. Dat is wat anders dan een pak klappen geven.

Rechter: De film begint met overvallen, “daar komen praatjes van.”

Holleeder: Ja, daar krijg je een hoop gezeur mee. Die overvallen hebben we niet in het boek laten zetten. Peter wist wat we er niet in wilden hebben.

Rechter Wieland: Wie zijn die mensen waar u het over heeft?

Holleeder: De media, justitie, belasting, iedereen. Het slaat toch ook nergens op.

Rechter: Die overvallen, dat was toch geen onzin?

Holleeder: Nee, het ging met name over media. Je krijgt er alleen gezeik door. Dat boek blijft je al achtervolgen, zo’n film is één drama. Iedereen denkt dat dat maar normaal is, als je je straf uitgezeten hebt, dat ze een film van je maken en een boek over je schrijven, langzamerhand ben ik het nu ook wel zat.

R1: Zijn dat die overvallen waarover iedereen al het idee had dat u daarbij hoorde? Boten…

Holleeder: Daar doe ik geen uitspraken over.

Rechter: Cor was er wel bij?

Holleeder: Ik en Cor waren erbij betrokken

Rechter: Andere mensen?

Holleeder: Daar doe ik geen uitspraak over.

Rechter: Tegen Sonja zegt u dat u en Meijer en Boellaard in de hoek moeten staan omdat Sonja en Peter de Vries dat hebben besloten. Hij verdient de kogel. Misschien ga ik dat wel tegen Boellaard zeggen: “Geen geld? Schiet hem dood!”

Holleeder: Op dat moment heb ik dan weer wat nieuws verzonnen. (gelach)

Rechter: “Als Thomas zijn mond had gehouden was ik niet veroordeeld geweest, dan was er niks aan de hand geweest.”

Holleeder: Als Thomas niet had gedacht dat ik de Achterdam had gehad, had hij nooit een verklaring tegen mij afgelegd. Als Sonja gewoon geld aan iedereen had gegeven, was het nooit zover gekomen.

Rechter: Sonja zegt: “Cor had al twee jaar ruzie met hem.”

Holleeder: Thomas is een lang verhaal. Je kunt ruzie hebben, maar als je tegen Thomas zegt: “Als mij wat gebeurt, krijg jij drie ramen,” dan is die jongen daar vanuit gegaan. Ik weet dat Cor iedereen wat heeft beloofd. Daar zou een kern van waarheid in kunnen zitten. Thomas denkt: “Die Neus heb de Achterdam gestolen, die heb van mij die drie ramen.” Hij denkt dat ik Cor daarom heb vermoord. Thomas was al paar keer bij Sonja aan de deur geweest. Dat heeft Sonja verteld. Toen Cor overleden was, is Thomas met Rem aan de deur geweest en zijn ze zelfs naar Tangenberg geweest, de boekhouder.

Rechter: Sonja zegt: “Ik heb geen tering met iedereen te maken, ik heb helemaal geen geld.” Dan zegt u: “Boxer, je had het moeten regelen toen je het nog wel had.” Dan zegt zij: “Cor had het al verkocht aan Grifhorst.” U zegt dat u het gaat navragen bij Grifhorst.

Holleeder: Ik hoefde het niet bij Grifhorst na te vragen, ik wist wel hoe het zat. Ik ben wel naar Grifhorst geweest, maar omdat hij heel slecht lag. Ik heb een pondje paling meegenomen, dat heeft hij opgegeten, en ik had een paar haringen meegenomen.Rechter: Grifhorst schrok.

Holleeder: Cor, Robbie en Frans hadden met z’n drieën de Peperstraat in Zuid. Dat is overeind gebleven omdat Robbie er op tijd bij was geweest met het losgeld. Hij heeft er twee stukken Peperstraat bij gekocht en dat heeft hij verkocht aan Zweden. Frans had wel recht op geld. Ik niet. Robbie en Cor hebben besproken dat Frans 1 miljoen zou krijgen. Robbie heeft Cor 500 ruggen voor Frans betaald, Cor zou dat verder regelen. Cor heeft inderdaad geld naar Frans gebracht, dat is het verhaal.

Rechter: Ik vroeg waarom Grifhorst schrok toen hij u zag.

Holleeder: Omdat Frans bij hem aan de deur was geweest. Misschien dacht hij dat ik daar ook voor kwam.

 

(Dit is voor buitenstaanders moeilijk te volgen. De suggestie die Holleeder hier doet is dat Cor geld voor Frans had aangenomen en dat naar Frans had gebracht, die in Paraguay ondergedoken zat. Maar het lijkt erop dat Cor niet alles heeft betaald en dat Frans daar veel later, toen hij terug in Nederland was, Grifhorst op had aangesproken. Een paar jaar geleden was er inderdaad een verhaal dat Frans Meijer en Jan Boellaard hadden geprobeerd Netty Grifhorst af te persen. Toen lag Robbie al in dat verzorgingshuis)

 

 

Rechter: Waarom zou Grifhorst denken dat u daarvoor kwam?

Holleeder: Dat weet ik toch niet? Ik kom binnen, hij schrok, ik zeg: “Hé, hoe is het?” Ik heb wat met hem rondgereden, wat gedronken, klaar.”

Rechter: Sonja zegt tegen u: “Cor had het voor zijn dood al verkocht. Hij had ruzie met jou.” Dan zegt u: “Ophouden nou!”

Holleeder: Ik wist dat het niet waar was.

Rechter: U was boos omdat ze in Amerika was geweest. Dan zegt ze dat ze het niet heeft gezegd omdat u haar bedreigt. Dan zegt u: “Ik dreig niet.” Dan zegt Sonja: “Je dreigt niet, ik weet dat je doet.”

Holleeder: Dat heeft niks met liquidaties maken, ik kan wel iemand een klap geven.

Rechter: U legt Sonja uit dat ze niet naar Amerika moet gaan. Meijer en Boellaard mogen haar doodschieten, u gaat haar niet beschermen.

Holleeder: Wat ik natuurlijk niet meen.

Rechter: Het wordt een vervelend gesprek, u dreigt en schreeuwt: “Eén fout, één fout!”

Holleeder: Klopt.

Rechter: U zegt: “Er zijn veel mensen die bang voor me zijn.”

Holleeder: Dat is gewoon dreigen, stoere praat, ik verzin gewoon wat, maar er zit geen enkele lijn in, ik zeg maar gewoon wat. Het gaat hier om de laatste anderhalve bladzij.

Rechter: U zegt: “Ik trek ze aan een oor en zet ze een pistool op het hoofd. Zeg maar: hoe hebben jullie betaald?” Dan zegt Sonja: “Het was toch Cor zijn geld, en toen toch mijn geld, wie gaat mij afpersen, het is van de kinderen.” Dan zegt u: “Cor heeft iedereen wat beloofd.”

Holleeder: Dat is ook zo. Normaal gesproken had Sonja daar geen probleem van gemaakt. Als ik met Sonja de Achterdam had geregeld, had zij gewoon betaald. Dit is een Sonja die ik niet ken.

Rechter: U zegt: “Als jij je aan de afspraak had gehouden, was er niemand aan de deur geweest.”

Holleeder: Dat was de afspraak van Amerika, dat ze niet zou gaan. Ze had gezegd dat ze niet zou gaan.

Stempher: U was boos omdat u een afspraak heeft met Sonja die ze niet nakomt. In hoeverre was er überhaupt ruimte voor haar om wel te gaan?

Holleeder: Als ze gezegd had: “Ik wil wel” had ik wel oké gezegd. Die gesprekken moet je niet letterlijk te nemen. Hun hebben alles gelogen. Ik heb Peter ook van tevoren gezegd: “Ik wil niet dat Sonja daar moet jou naar toegaat.” Jan en Frans hebben recht op geld van de film, maar ze krijgen niks en dan ga je mensen nog even ogen uitsteken in het buitenland. Ik vind dat je dat niet moet doen, dat is bijdehand provoceren. Ik heb het met haar afgesproken, niet voor mezelf en niet omdat ik het haar niet gun, ik ben iemand die probeert problemen te voorkomen. Als Sonja iets niet wil, doet ze echt niet. Ze is harder dan u denkt. Het is een heel lieve vrouw, maar ze komt uit hetzelfde nest, net als ik. Astrid ook, alleen: Astrid is daar gemeen bij, dat is een gluiperd, dat zijn wij niet. Sonja heeft wel voor hetere vuren gestaan met Cor.

Sander Janssen: Wat meneer steeds vertelt is dat het hem steekt dat er een film wordt gemaakt over hem, waarbij hij niets te zeggen heeft en dat het ook weerslag heeft op de kinderen.

Rechter: U vindt Sonja een verrader omdat de film begint met een overval.

Holleeder: Ja. Ik praat eroverheen, ik realiseerde me dat ze het er moeilijk mee had, toen heb ik eerlijk gezegd: “Boxer, maak je niet druk, en maak je niet druk om de kinderen.”

Rechter: Er is een opname van 15 september 2014 met Astrid. Of u last heeft van de verklaringen van Fred Ros. Dan zegt u: “Je kunt het een beetje over Haak hebben.”

Holleeder: Het woordje Haak wordt niet gezegd.

Rechter: U bent blij hoe er verklaard is, dan zegt Astrid dat een voordeel is dat met Dino geen dealtje meer kan worden gesloten, dat dat in uw voordeel is. Dan zegt u: “Dat is precies wat ik nodig had.”

Holleeder: Ik beroep me op mijn zwijgrecht. Ik wil het niet over Dino hebben.

Rechter: Komen we bij de opname in de p.i., het gesprek tussen u en Astrid.

(Astrid beschrijft in Judas uitvoerig hoe ze die opnames heeft gemaakt, bij een bezoek aan de p.i. in Alphen aan den Rijn, samen met Sonja. In de zitting van 26 juni 2018 vertelt ze daar ook nog het een en ander over. Het gaat er hier vooral om dat Astrid zegt dat Holleeder hier de naam van Robert ter Haak heeft genoemd als ‘de lokker’: via hem zouden de daders hebben geweten waar Cor van Hout die fatale middag van zijn dood ging eten)

Holleeder: Ter Haak is niet gezegd.

Rechter: Er wordt veel gefluisterd.

Holleeder: Ik heb het allemaal uitgeluisterd. Het gaat over dat Cor is doodgeschoten. Er zit een vriendinnetje van mij bij, Astrid begint met fluisteren, dat gaat dat meisje niks aan.

Tot zover de behandeling op 15 februari. Op 28 juni kwam dit bezoek aan de p.i. (in Alphen aan den Rijn) uitvoerig ter sprake. Astrid vertelt dan gedetailleerd hoe ze de opname-apparatuur binnensmokkelde. Zie hier

 

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 166