In het proces tegen haar broer Willem komt Astrid Holleeder op 12 maart 2018 voor het eerst als getuige aan het woord. Het is de negende dag. Ze zit in een hok waardoor ze alleen te zien is voor de officieren van justitie, de rechters en advocaat Sander Janssen. Er is geen oogcontact mogelijk tussen broer en zus. Het verhoor wordt gedaan door rechter Benedict Mildner. Voorzitter van de rechtbank is Frank Wieland. De officieren van justitie zijn Lars Stempher en Sabine Tammes. Bij de introductie wordt volstaan met het noemen van de naam Astrid Holleeder. Gebruikelijk is de volledige voornamen en de leeftijd te vermelden, dat wordt hier achterwege gelaten. Als adres kiest ze domicilie bij advocaat Jebbink, die ook naast haar zit. Ze legt de belofte af. De rechter geeft aan dat ze verschoningsrecht heeft ten opzichte van de verdachte, zichzelf, haar zus, andere familieleden zoals haar zus Sonja en broer Gerard en vanwege haar beroep als (voormalig) advocaat met betrekking tot wat haar in die hoedanigheid is toevertrouwd. Op vragen over beschermingsmaatregelen hoeft ze geen antwoord op geven, op vragen over de totstandkoming van het getuigenbeschermingsprogramma wel.
Rechter: Mijn eerste vraag aan u is: dit verhoor heeft lang op zich laten wachten, langer dan we allemaal hadden voorzien, hoe kijkt u er tegenaan?
Astrid: Ik ben blij dat ik aan de beurt en met u in gesprek kan.
Rechter: U zegt: ik ben er klaar voor.
Astrid: Ja.
Rechter: De eerste kluisverklaring was op 21 april 2013, in totaal zijn er 22 geweest, tot 25 juni 2013. Uw broer is op 13 december 2014 aangehouden. Op 23 maart 2015 zijn uw verklaringen uit de kluis gehaald, u bent door het onderzoeksteam gehoord. Er zijn acht verhoren geweest, tot 12 september 2016. U bent in het onderzoek Passage gehoord op 30 november 2015 en negen keer bij de rechter-commissaris, tot 5 april 2017. Op 11 mei 2017 is het embargo op de verklaringen van uw broer opgeheven. In totaal zijn er 40 verklaringen van u. U heeft een boek geschreven, een familiekroniek (Judas), en Dagboek van een getuige. Heeft u tot u toe naar waarheid verklaard?
Astrid: Ja.
Rechter: Ook over het Heinekenlosgeld en de erfenis?
Astrid: Absoluut.
Rechter: Hoe heeft u zich voorbereid?
Astrid: Ik heb vooral getracht het rustig te ondergaan. Ik heb een acute ontsteking aan mijn schouder, dat maakt dat ik wat rustiger ben.
Rechter: U heeft minder bewegingsruimte?
Astrid: Ik word wat gedempt door pijnstillers, dat is wel prettig. En ik heb me wel voorbereid, ik heb gevolgd wat er allemaal gezegd is en naar aanleiding daarvan heb ik gezocht naar bewijsmiddelen. Ik denk nu eenmaal zo, ik ben advocaat. Ik heb het gevolgd via de twitterfeeds van Belleman en andere journalisten. Mijn verhaal is toch al herhaalde keren verteld. Ik wilde de reacties vernemen, het blijft mijn woord tegen het woord van de ander. Ik heb gezocht naar punten waardoor ik in ieder geval meen mijn woorden kracht bij te kunnen zetten.
Rechter: Heeft u een proces-verbaal van uw verklaringen?
Astrid: Nee. Ik ben 40 keer gehoord. Dat klinkt als vaak, maar ik heb dat niet zo ervaren.
Rechter: Heeft u het met Sonja besproken?
Astrid: Wel wat er met haar emotioneel is gebeurd, met name…
Rechter: Met name?
Astrid: Dit emotioneert mij (stil). Sommige dingen zijn wel heftig, ik snap het wel, vanuit de verdediging, hoe ze geconfronteerd wordt. Gelukkig kan ik er een en ander over zeggen. Bepaalde opmerkingen steken heel erg, ook bij de kinderen.
Rechter: Heeft u nog met Peter de Vries gesproken?
Astrid: In zoverre omdat hij wel iemand is die heel veel te zeggen heeft en hij heeft samenvattingen van gesprekken met Wim en Martin Erkamps, daar heb ik het wel met hem over gehad.
Rechter: Op welke manier?
Astrid: Zoals Wim het op zitting vertelt, wat ik vanuit twitter lees, dat hij Leen Bosnie naar voren schuift als iemand die te maken heeft met moord op Cor, of: “Ik heb Ter Haak niet gezegd”, dan ben ik wel geneigd duidelijker uit te leggen of dat wel kan kloppen. Hij ontkent dat hij tegen mij gezegd heeft dat Ter Haak de lokker was.
Rechter: Heeft u gevraagd of hij daar iets van in zijn aantekeningen heeft?
Astrid: Ik heb twee verhuizingen meegemaakt. Tijdens de verhuizingen heb ik meer geluidsmateriaal gevonden. Een aantal heb ik opnieuw uitgeluisterd – eigenlijk wel helemaal – en verstrekt aan het Openbaar Ministerie. Wat mij stak is hoe hij spreekt over Cor, alsof hij een goede band en vriendschap met hem had. Dat steekt de kinderen ook. Er is een opname waarin ik een boek doorspreek met Wim, over Cor. Martin Erkamps vertelt dan dat Ter Haak voor hem bemiddelde en dat Cor daar was omdat hij bemiddelde voor Martin Erkamps. Op het moment dat hij dat vertelt, zegt hij dat het hem niet zoveel deed dat Cor doodging. Van Ter Haak vond hij het wel erg. Dat is ook vreselijk. Maar dan zit Wim te gieren van de pret toen hij daarover praatte. Als je dat hoort, daar spreekt daar geen liefde uit voor Cor, geen vriendschap. Dit zijn elementen die ik belangrijk vind, omdat je iemand hoort in zijn natuurlijke habitat. Dat zijn aspecten die mij triggeren. Dan ga ik wel uitzoeken hoe dat zou kunnen zitten.
Rechter: Wat was de reden om te gaan verklaren?
Astrid: Tal van redenen, met name het bedreigen van mijn zusje, neefje en nichtje en dat hij niet stopt. Na de Heinekenontvoering denk je: “Oké, hij heeft zijn straf uitgezeten.” Je probeert met zijn allen opnieuw verder te gaan, er gebeurt er van alles. De zaak Kolbak, dan denk je: misschien valt het kwartje nu. Dan is hij weer buiten en gaat het gewoon door, het houdt niet op, het is iets dat in hem zit, hij leert niet van vorige straffen. Het was niet meer te doen, de mate waarin hij zich richtte op Sonja en de kinderen. Ik was zelf in gevaar, doordat mensen een hekel hadden aan hem. Er was mij verteld dat de zus van Holleeder vermoord zou worden. Je kan afwegen wat je wil, maar hoe los je dit op? Naar de politie gaan was nooit een optie. Hij had zijn petten, er was de angst dat het met Wim gecommuniceerd zou worden, hij hoorde altijd wie er met de politie sprak. Doordat ik met het rechtssysteem werk, weet ik dat je het voordeel van de twijfel gokt. Het was zuiver in de persoon van CIE-officieren dat het goed is gegaan, had heel anders kunnen gaan, het is echt een gok geweest, we hebben er helemaal geen steun aan ondervonden. Het is sinds kort wel opgelost. Het is een hele stap om iemand daarin te vertrouwen. Je blijft altijd aardig doen en je ligt op de grond. Je houdt van iemand, je hoopt altijd.
Rechter: “Het is toch mijn broer?”
Astrid: Ja, zeker.
Rechter: Sonja durfde niet eerder. Het was belangrijk om het samen te doen?
Astrid: Zeker. Ik zou het nooit alleen kunnen doen, ik moest ook veel vertellen over Sonja. Het is meer Sonja’s probleem dan mijn probleem. Als ik niet kan vertellen dat zij bedreigd wordt, als ik niet kan vertellen over Cor, omdat zij bang is, dat zijn afwegingen. Het heeft effect op iedereen. De kinderen, kleinkinderen, iedereen die met je omgaat. Ik vind nog dat ik die beslissing lichtvaardig heb genomen, als ik zie wat het allemaal teweeg heeft gebracht. Het is erger dan ik me kon voorstellen.
Rechter: Sonja durfde niet. Het had ook consequenties voor haar.
Astrid: Sonja is gewoon doodsbang voor de kinderen. Dat ben ik ook. Het feit dat wij hier zitten en dat Wim binnen zit, maakt niet zoveel uit. Ons zwakste punt is de kinderen, dat weet hij ook. Kinderen zijn je grootste risico, die kun je niet zo even een leven afpakken. Zo’n beslissing gaat zoveel verder dan je zelf. Sonja had al meegemaakt dat Richie was beschoten. Ze heeft veel meer direct meegemaakt dan ik. Ik ben ook heel bang, daar praat ik ook over met mijn dochter, maar soms moet je gewoon doen wat je moet doen.
(Sonja zegt later in haar verklaring over het ‘beschieten’ van Richie dat Holleeder een gebaar van schieten heeft gemaakt)
Rechter: Daarom heeft u het gedaan.
Astrid: Ja. En niemand deed het. Er zijn zat mensen die genoeg weten.
Rechter: Toen Stanley Hillis overleed, is er toen een opening ontstaan?
Astrid: Het was een gevaar minder. Met Stanley buiten was het niet zo moeilijk om iets te regelen. Het is sowieso niet moeilijk om iets te regelen.
Rechter: Wat waren de momenten: zullen we het doen, en dat u het niet heeft gedaan?
Astrid: De eerste keer dat hij over Cees Houtman begon, dacht ik: het wordt steeds gekker. Als hij praat over een raket naar binnen schieten: in de onderwereld is dat normaal, maar een raket naar binnen schieten in een huis waar vrouw en kinderen liggen? Ik ken ze niet, ik ken ze allemaal niet. Sonja kent Cees Houtman wel, Wim ook, ik niet. Ik ging mee met mijn zusje omdat ze altijd ziek, zwak en misselijk was. Het zijn niet mijn vrienden en mijn mensen. Ik vind het wel leuk, maar ik kende hem niet, ik kende ook geen Maria Houtman.
Rechter: U wist wel wie het waren. Kende u Thomas van der Bijl?
Astrid: Ja. Goed.
Rechter: Is dat ook een moment geweest?
Astrid: (huilt)Thomas was gewoon niet nodig. Dat was gewoon een jongen die altijd alles voor iedereen deed, ook voor Wim, hij liep ook achter Wim aan. Het was wel een boeffie, maar niet slecht. Thomas deed ook dingen in strijd met de wet, maar niet dat je beschikt over andermans leven. Ik vond het wel heel heftig
Rechter: Heeft u overwogen naar de politie te gaan?
Astrid: Wim zat vast toen het gebeurde. Ik wist dat hij wist dat Thomas met de politie sprak, maar ik dacht: “Oké, hij zit binnen.” Later kwam er erachter dat het anders geregeld was. Dan heb je helemaal het gevoel dat je niks kan doen.
Rechter: Uw broer zegt over Sonja dat ze u napraat wat u haar influistert.
Astrid: Ik ben blij dat ik de tapes heb gemaakt, ik kan niet iemand voor een karretje spanen, dat veronderstelt een hele verkeerde morele instelling, die heb ik nooit laten zien. Op het moment dat iemand zoiets over mij zegt, dan veronderstel je een hele foute moraal bij iemand. Binnen het rechtssysteem waar ik al 20 jaar werk, weet ik wel wat mijn normen en waarden zijn. Je kunt iemand niet een leven laten verzinnen. Ik kan zeggen wat ik met hem meemaak en wat ik met Sonja meemaak. Als je hebt over regisseren: hij doet het, ik moet naar Sonja om te zeggen: “Je moet tossen, tussen de een of de ander.” Ik kan zoiets niet eens bedenken. Het zal wel een spelletje zijn, dat snap ik, je moet wat bedenken. Het is aan u om dat te beoordelen.
Rechter: U zegt: onzin, Sonja vertelt haar eigen verhaal. Als er iemand regisseert is het uw broer.
Astrid: Ik moest naar Sonja, om te tossen, of ze dit of dat moest doen. Ik probeerde de boel zo goed mogelijk te sussen en op te lossen, dit was het enige dat overbleef. Het moet een keer ophouden.
Rechter: Uw broer zegt over de redenen die u en Sonja en Sandra hebben dat geld uw drijfveer is. Het ging om de opbrengst van de film die in Amerika gemaakt werd, dat u de opbrengst veilig wilde stellen.
Astrid: Ik ken dit verhaal, ik heb maanden met hem rondgezeuld over dit gezeik. Ik heb net nog een opname ingeleverd. “Ik hoef jouw 6 procent niet, dat is mij te weinig.” Mij interesseert die film niet. Ik was gekomen omdat Sonja het zo wilde. Als er iets met haar zou gebeuren, dat ik het voor de kinderen zou regelen. Mij zegt het niks. Wim heeft het de hele tijd over de bovenwereld en geld verdienen. Ik leef mijn hele leven al in de bovenwereld, ik verdien mijn geld normaal. Hij heeft auto’s en appartementen op naam van vriendinnetjes. Ik heb die sores niet. Ik had een riant inkomen als advocaat, met werk dat ik leuk vind. Ik hoef geen dure auto en dure klokkies. Bij hem is geld verdienen: het afpakken van mensen die het met werken hebben verdiend. Ik heb het over werken voor mijn geld. Werken, dat is wat iedereen hier, met uitzondering van mijn broer, dag en nacht doet. Iets betekenen voor mensen waar je mee werkt. Ik heb een praktijk opgebouwd, twintig jaar. Ik heb cliënten mijn leven lang bijgestaan: vriendinnetjes zien krijgen, zien trouwen, kinderen krijgen. Hun moeder en vader ken ik. Dat is werken voor je geld. Om mijn legale bovenwereldbestaan in te ruilen voor zijn zielige zwarte bestaantje, waarbij je moet leuren om een broodje te kunnen kopen, dat stoort mij. Er is een gesprek op het Gelderlandplein, dan is hij aangehouden met 3000 euro contant op zak. Moest hij inleveren. Witwassen. Lekker leven heb je dan hè? Het zijn zijn waardes die hij op mij projecteert. Hij liegt daarover, dat heeft niks met filmrechten te maken, dat heeft alleen te maken met een reden om af te persen.
Rechter: (probeert er hele tijd tussen te komen, maar dat lukt niet; uiteindelijk slaagt ze erin en vat ze een paar dingen samen)
Astrid: Dat is toch normaal, 99 procent in de zaal doet dat, dat je werkt voor je geld en doet waar je plezier in hebt? Mag ik één dingetje afmaken? Meijer en Boellaard. Hij heeft een schriftelijke verklaring afgelegd in 2012 bij Peter de Vries. Die heb ik aan het OM gegeven. Daarin staat dat Meijer en Boellaard helemaal geen recht hebben op geld. Het switcht heen en weer, het is wat ze zeggen: je kan een leugen niet onthouden. Dat heb ik toegevoegd.
Rechter: Uw broer zegt dat het u gaat om het veiligstellen van de opbrengst van de Achterdam en de erfenis van Cor, dat daar niemand aan kan komen.
Astrid: Onzin, het enige Goudsnip-probleem was dat er over het losgeld moest worden gesproken, dat was het familiegeheim. Alle vermogens zijn daarop gebaseerd. Er is maar één conclusie: ze hebben het niet over hun geld, ze hebben het over het losgeld van Heineken. Dan moeten ze het aan meneer Heineken geven, daar hoort het thuis. Enige reden waarom wij er niet over hebben gesproken, is omdat hij zijn belangen op de Wallen veilig moest stellen. Dat zijn vergunningen niet in gevaar kwamen. Ik kwam bij hem voor Kolbak en het veiligstellen van zijn Hallen. Ik moest het oplossen en dan gaat-ie lopen zeiken. Dat is altijd zo, als je hem helpt: hij maakt je deelgenoot en je mag voor hem lopen rennen en doe je dat niet, dan heb je een probleem. Het geld van de Achterdam: Sonja heeft het verkocht, over de waarde moet u niet bij mij aankomen, dan moet hij lekker de boekhouder gaan horen. Dat is makkelijk gezegd, het bekt zo lekker, hij weet als geen ander dat als je een gestolen klokje hebt, dan kun je niet naar de juwelier om er een batterijtje in te zetten. Het Heineken-losgeld: daar kun je niet zomaar wat mee. Moreel is de waarde nul en financieel is de waarde nul.
Rechter: Hij zegt dat hij zeven ton bij u in de kluis heeft gelegd. Dat is hij kwijt.
Astrid: Als hij het kwijt is, moet hij zoeken. Hij bewaart zijn eigen ding, ik bewaar geen geld voor hem.
Rechter: Geld bij de buurvrouw?
Astrid: Wie zegt dat? U bedoelt handgeld, 70.000 euro?
Rechter: 8,5 ton in de bergplaats bij Sandra. Hij had dat bij u in bewaring liggen.
Astrid: Oké, dan stel ik voor dat u die hoort. Dat is best een behoorlijke aantijging. Ik heb niet verteld dat het bij Maike lag. Het lag bij Maike’s moeder in het washok. Daar lag het eerst altijd. Maike ging op vakantie. Ik heb nog gezegd: “Laat het daar liggen, ze weet het toch niet.” Toen ben ik naar de CIE getippeld: je kan het ophalen. Ze zeiden: “Dat kunnen wij niet.” Ik zei: “Doe op z’n minst een inkijkoperatie.” Nee, dat kon niet. Dat is de truc. Hij zegt: “Ik noem geen namen van mensen,” maar hij gooit mensen erin, onthoud dat goed hè? Als hij mensen gaat beledigen, dan ga ik ook dingen zeggen. Dat is een truc van hem. Hoe meer mensen ik ga noemen, hoe onveiliger het wordt voor mij, dat vindt hij leuk. Als hij wil dat we namen gaan noemen, gaan we namen noemen. Als hij namen wil, kan hij namen krijgen.
Rechter: U heeft ook gezegd, over de reden om naar de politie te gaan: “Ik zit in de tang, dat wil ik niet langer.” Die tang komt in alle verklaringen terug. Keurslijf, tang, dreigen, bangmaken, de boel op stelten zetten.
Astrid: De hele manier van leven die wij hebben is gericht op het bewaken van zijn geheimen. Dat is een keurslijf. Alles is zwijgen. Sommige dingen wil je niet eens weten. Maar als je het weet, zit het in je hoofd, in je systeem, en dan moet ik daarmee dealen. Als u moet leven met het feit dat iemand iemand anders vermoord heeft, daar wil je geen deelgenoot van zijn. Dat is moeilijk voor te stellen. Als ik weet waartoe iemand in staat is, heb ik minder babbels. Het is een totaalplaatje. Het is altijd gericht op zijn positie. Je wordt altijd uitgespeeld tegen mensen. Als ik naar mijn zusje moet, is dat een hele vervelende positie. Dat is geen feestje. Op het laatst dacht ik: “Lul maar en doe maar, ik ben toch met de politie in gesprek.” Maar het duurde lang. Nog eens twee jaar.
Rechter: U heeft het over angst, verbaal dreigen, veel spanning. Was het tegen u?
Astrid: Als je bruikbaar bent, heeft hij dat niet. Voor mij gaat het dan over de laatste zes jaar. De angst voor zijn onberekenbaarheid was er altijd, je weet nooit wat hij doet en of je aan de beurt bent.
Rechter: In de periode voor Kolbak, was het toen minder?
Astrid: Nee, wat er toen gebeurde met Endstra vond ik ook een enorme spanning. Je weet dat het over en weer gaat. Endstra kwam ook met die aanslag in het clubhuis. Dat gaf wel veel spanning, maar het ging altijd over anderen. Maar als het over mijn neefje en nichtje gaat (Richie en Francis, de kinderen van Cor en Sonja) , vind ik het wel heel direct.
Rechter: Naar uw neefje waren er al eerder bedreigingen?
Astrid: Ik ben in 2012 al in gesprek gegaan met de politie, ik wilde dat hij nooit meer vrij zou komen, omdat ik wel wist waar het heen zou gaan. Hij bleef buiten het liquidatieonderzoek. Op het moment dat ik erover zou gaan praten, zou hij meegenomen zijn in dat onderzoek. Dat liep al. Ik ben gesprekken aangegaan met de CIE, maar dat is niks geworden, dat heeft er alleen in geresulteerd dat ik iemand informeerde over wat Wim aan het doen was en die daar dan actie op ondernam, zoals de gesprekken op Schiphol. Daarbij zitten, data doorgeven. Ik was wel met ze bezig, maar ik had nog niks over liquidaties gezegd. Ik vertrouwde ze niet. In 2013 werden de bedreigingen van Sonja steeds heviger, dat heeft de boel in een versnelling gezet.
Rechter: En daarvoor? Toen hij anderen bedreigde.
Astrid: Dat lijkt mij heel eenvoudig. Als iemand nu meneer Jebbink bedreigt, dat raakt mij. Cor was er onderdeel van, het beheerst je leven. Ik heb nooit gezegd: ik kan niet. Want ik wilde niet dat hij mijn kantoor binnenkomt en de secretaris neerslaat omdat hij niet door mag lopen. Hij is grenzeloos.
Rechter: U zegt: “Over het losgeld hebben we gezwegen. Niet uit criminaliteit.”
Astrid: Het is niet natuurlijk om je eigen familie te verraden. We hebben veel meegemaakt, ik gun hem een beter leven. Nu nog. Al is het met het geld van Heineken. Als ik hem verraad, gooi ik hem weer in de gevangenis. Wat ik nu doe. Had ik het toen moeten doen? Ik heb daarin ook een morele opvoeding gehad. Als je mij vroeger een klap gaf, gaf ik een klap terug. Al is hij een boefje, dan is hij nog welkom, maar het zou niet moeten gaan over levensdelicten.
Rechter: U heeft het over de boel op stelten zetten. ’s Nachts bij u aan de deur.
Astrid: Je sociale omgeving. Ik ken ook mensen uit andere sociale omgeving, dan komt hij binnenzetten, gaat hij mij als een klein meisje vernederen. Dat verstoort je eigen sociale leven.
Rechter: Er is een strontkar over u leeggestort.
Astrid: Ik weet hoe hij in elkaar zit, hij zal er wel van alles bij verzinnen. Over mij weten mensen al veel. Ik schaam me nergens voor. Die insinuaties zijn wel vervelend: je instrueert Sonja. Ik kan nu tegen u zeggen dat ik met mevrouw Tammes gisteren in het Vondelpark ben geweest. Ja, gaat u zich nou maar eens verdedigen! Dat kan niet. Je kunt het opnemen en dan vind ik dat ik mijn steentje heb bijgedragen.
Rechter: U heeft het over dreigen je mee te nemen in zijn val. Chantabel?
A; Dat verzint-ie. Er zijn geen dingen waarin hij mij mee kan nemen in zijn val. Hoe kan Leen Bosnie zich verdedigen? Hij zegt het, hoe moet die jongen zich verdedigen? Het zijn simpele tactieken om mensen de mond te snoeren. What the fuck is Goudsnip, in vergelijking met zes moorden? Dat mag meneer Janssen mij uitleggen. Denkt u echt dat het motief is: voor geld voor de Achterdam, en dan ga je dit op je nemen, “ik ga Willem Holleeder aan de schandpaal zetten.” Nu gaat er een spook doorheen, ik hoor geen logisch argument.
Rechter: Hij dwingt u dingen te doen, met een vriendin van hem naar een confectiecentrum.
Astrid: Dat is mijn zus. Die is voor onderhoud van de dames, ik ben meer zijn klankbord, “ga effe naar die,” hij had altijd wel wat. En contact onderhouden met zijn advocaat. Als je drie keer in de week naar de grachtengordel moet, je kan er niet parkeren, dan ben je drie dagen kwijt. “Ga even dit uitzoeken.” Erover praten is ook belangrijk, dat vermindert de stress. Het enige wat je kunt doen is het opnemen.
Rechter: U heeft het over uw broer en zus: een band als een tang.
Astrid: Ja natuurlijk (huilt). Ik hoor hem toch, ik zit hem dit hier aan te doen, ik vind het vreselijk, het vooruitzicht dat hij vast moet zitten.
Rechter: Hij is aan de ene kant hard, en zielig.
Astrid: (huilend)Het is heel zielig voor hem, dat hij dit moet doormaken, verraden door je eigen familie, dat is niet niks en dan ook nog eens zo heftig. Opgenomen door je eigen zusje, als je het hebt over verraad, dit is het ultieme verraad. Ik had liever gehad dat een ander het had gedaan. Ik kan er niet mee leven. Ik heb mijn leven niet anders gedaan dan van mensen houden die ik niet leuk vond. Ik had geen leuke vader, geen leuke… Ik houd nog steeds van hem, ik begrijp heel goed wat hij doet, daar is hij heel ambitieus in, maar er zijn grenzen. Het ontluisterende is: ik vind hem zielig. Als hij in een situatie is die voor hem levensbedreigend is. Het vooruitzicht is dat hij de rest van zijn leven vastzit. Als ik een gebakje eet, denk ik: dat kan hij niet meer. Mevrouw, als ik hem nu mee zou kunnen nemen, als hij niks meer zou doen… Ik ben niet kwaad op hem, ik heb geen rancune, hij is ziek, het enige medicijn is vier muren. Hij kan niet anders dan hij doet. Waarom zijn mensen zo? Dat kun niemand verklaren. Als je een hele lieve hond hebt, die kinderen bijt, die moet je laten inslapen. Dat is het ergste. Je kunt moeilijk tegen hem getuigen, je weet dat hij heel goed kan manipuleren, wat heb ik eraan als hij vastzit, menselijk gezien?
Rechter: Over het contact met uw broer vanaf de Heinekenontvoering. U bent dan nog jong.
Astrid: Zeventien.
Rechter: Hoe keek u er toen tegenaan, wat vond u ervan?
Astrid: Het was een enorme schok, omdat we totaal niets in de gaten hadden. Ik sliep die nacht bij mijn zusje toen de inval kwam. Ik was niet erg op mijn familie gericht, ik ging mijn eigen weg, ik was een ander kind. Mijn broertje waste zijn auto, ging met hem naar de film, ik had heel andere interesses. Hij was veel ouder dan ik. Dat ze ’t gedaan hadden, was wel apart, meneer Heineken kwam weleens bij ons op bezoek, mijn vader was helemaal idolaat van zijn baas. Meneer Heineken, dat leefde bij ons thuis. Het gevoel dat je iemand kende die het overkwam was op zich al een schok. Pas in het celletje, toen werd verteld dat het ging om de Heinekenontvoering. Ik geloofde het niet, ik dacht: ik zit in een verwisseling, de verkeerde film. Ik wilde eerst niet tekenen. Er werd niet gezegd: je broer en Cor. Later komt de impact, de zorgen omdat ze gevlucht zijn.
Rechter: Kunt u zich herinneren wat u er echt zelf van vond?
Astrid: Het is niet zo dat we voor galg en rad zijn opgegroeid. In ons gezin was de sfeer: als we een tientje vonden op straat, moesten we dat naar de politie brengen. Vader was in alles extreem, we mochten niks doen wat niet kon, we waren allemaal hele brave kinderen, mijn broertje en zus ook. Wim had kennelijk een andere manier om geld te verdienen, het was zeker niet normaal dat je zoiets deed. Moeder was wel de drijvende kracht, ze ging haar zoon niet laten vallen. Wat doe je nou op het moment dat je broer zoiets doet? Zijn er dan maar twee reacties: bij hem blijven of weggaan? Dat is nu nog zo: wat zijn de omstandigheden? We kwamen meteen al in de maatschappelijke veroordeling terecht. In het gezin werd continu gevolgd wat er met Heineken en Doderer gebeurde. Ik vond het vreselijk. Meneer Heineken kwam heel trots naar buiten, op de film, heel sjiek, je kon niet echt zien wat hen is aangedaan. Later was er een artikel in een Duits tijdschrift, met foto’s hoe ze eraan toe waren, hoe ze vastgebonden waren. Dat gaf een totaal ander beeld. Hoe ze aan muur zaten. Dat heeft een heel sterke impact op mij gehad. Dat komt veel te erg binnen, die beelden had ik vrij snel gezien. Als je dat zo duidelijk ziet, dat gaat niet meer weg. Dat is voor mij de ontvoering, dat ze waren vastgeketend en in doodsangst.
Rechter: Een sprong in de tijd. Uw broer en Cor beginnen op de Wallen. U ging achter de kassa werken. U studeert rechten. Was er een afweging, om in die sfeer van uw broer en Cor geld te gaan verdienen?
Astrid: Die sfeer was: de gelederen hebben zich gesloten. Los van het feit dat je de daad afkeurt. Ik weet dat hij de crimineel is, maar ik ken hem ook anders. Cor ook. Ik ken vooral de mens. Pas gaandeweg mijn werk ben ik gaan begrijpen: dit kan wel, dat kan niet. Ik had niet het gevoel: dit kan niet. Ik had mijn eigen leven. Ik wist wel: als ik hier instap, zit ik in de wereld van mijn broer en Cor. Die is niet leuk, warm, hartelijk ontwikkeld, dat is een beetje rauw, dat heeft ook zijn charmes, daar voelde ik me ook thuis. Niet: nu doe ik het van het Heinekenlosgeld. Ik wist wel dat er van alles speelde, maar nooit zo: ik ben bezig bij te dragen aan een misdrijf, dat heb ik pas later opgepikt. Ik ging verder met mijn studie en strafrecht. Dat moreel besef heb ik niet zo van huis uit meegekregen, meer: we zijn bij elkaar, iedereen draagt mee. Ik had meer contact met Sonja en Cor. Hij kwam daar. Ik ging nooit naar zijn huis. Ik ben daar nooit geweest.
Rechter: Was er wel een band?
Astrid: Natuurlijk wel. Ik ben niet veel op bezoek geweest in de Santé. Ik was bezig met sport en studie, niet zo met hem. Ik was wel met hem begaan.
Rechter: Uw partner runde een strandtent, later een bordeel. Nog steeds onder dezelfde noemer van brood op de plank?
Astrid: Ja. En een keuze. Ik heb op zich niet zo heel veel tegen een bordeel. Het is niet mijn sfeer, het is familie die het binnenbrengt. Ik ging er niet werken, had voor mij niet gehoeven, ik wist wel wat de consequenties zouden zijn.
Rechter: In het verlengde van in de gokhallen werken: besefte u dat u met geld bezig was met een criminele herkomst?
Astrid: Nee, dat was veel later. Dat zag ik niet als mijn pakkie-aan.
Rechter: Gemak?
Astrid: Er was niks gemakkelijks aan, meer een soort van erbij willen horen, bij je familie. Ik voelde me wel verbonden met mijn familie en de sfeer die er hing. Ik hoorde ook niet echt thuis aan de andere kant. Ik voelde me niet erg geaccepteerd. Je bent waar je ’t kent. Bij ons in de familie werd nooit gesproken, maar als ik er ben voel ik me thuis. Met mijn zusje heb ik nooit een gesprek, alles wat ik leuk vind, vindt zij afschuwelijk. Maar ik voel me wel met haar verwant. Ik ben er nooit uitgestapt.
Rechter: U wordt advocaat. De eerste twee plekken liepen via uw broer: Bram Moszkowicz en Vincent Kraal?
Astrid: Moszkowicz werd mijn buitenpatroon. Dat was lief van hem. Die achternaam droeg ik mee, dat was niet eenvoudig. Hij was goeie een advocaat.
Rechter: Waarom deed hij het?
Astrid: Door Wim en Cor. Ik was een outcast, dat was mooi van hem, dat hij dat durfde. Ik ben eerst bij een klein kantoortje gaan werken; die heeft me ook nooit veroordeeld op mijn achternaam. Van daaruit ben ik naar Vincent gegaan, hij was de advocaat van Wim, die heeft het contact gelegd. Dat was ook heel fijn. Het is nooit mijn intentie geweest strafrecht te gaan doen, ik ben opgeleid in Duits ondernemingsrecht, maar dit paste beter, hier werd ik meer geaccepteerd. In het ondernemingsrecht niet, en dat snap ik wel. Als mijn dochter met een jochie binnenkwam en je weet: dat doet de vader, dit liever niet. Dat vind ik niet vreemd en niet erg, dan zoek je een andere mogelijkheid. Via Wim kwam ik bij Vincent uit.
Rechter: Moest u iets voor hem doen?
Astrid: Wim doet iets voor jou als hij dat wil. Het draait niet om mij.
Rechter: Uw derde kantoor, Bos en Lommer. Dan is de eerste aanslag op Cor geweest, dan verandert het contact.
Astrid: Bij Vincent Kraal had ik al dingetjes gehad. Dat was ook al vervelend. Toen had hij een schadevergoeding, dan spreekt hij mij aan. Je moet dit, en Vincent moet dat. Hij had ook een klant aangebracht, die stond ook privé voor de deur. Dat werkt niet. Zo gaat het niet als je een praktijk hebt. Niets voor niks en altijd zo heftig: “Nu, onmiddellijk!” Het kan nooit vijf minuten wachten. Ik kan ook niet met een man als Vincent werken, dat was een halve autist. Die kun je niet dwingen. Dat werkte niet. Bij Bos en Lommer waren het prettige mensen.
Rechter: Had u na de eerste aanslag op Cor meer contact met uw broer?
Astrid: Toen ik naar Bos en Lommer ging, stond hij met Mieremet voor de deur. Ik heb gezegd: “Dat wil ik niet.” Het was moeilijk. Balanceren. Ik wil ook niet werken met jongens die het voor je bepalen in het strafrecht, dat is helemaal niet leuk.
Rechter: Wat wist u van zijn contacten met Klepper en Mieremet?
Astrid: Snel na de aanslag werd bekend dat hij zich bij hun kant had aangesloten. Dat was… Je zusje, neefje en zwager zijn beschoten en met die mensen ga je aan tafel zitten. Ik begrijp dat je ver gaat, als je bang bent. Wij zijn ook naar Mieremet geweest, met Richie in het zwembad. Deden we of er niks aan de hand was. “Doe maar gewoon aardig,” noemen wij dat. Je gaat niet tegen Pablo Escobar zeggen: “Je bent een klootzak,” dan zeg je: “Goh, wat zit uw haar leuk.” Waarom ga je met ze op vakantie, met ze eten? Ik weet voor wie hij kiest. Dat is zijn goed recht hè?
Rechter: Weet u wie de Allesweter is.
Astrid: Geen idee.
Rechter: U kreeg op het kantoor Bos en Lommer Mieremet een keer aan de telefoon.
Astrid: Misschien is dat één keer gelukt. Maar gezien wat ik van hem wist denk ik niet dat ik hem geweigerd had, als hij voor de deur had gestaan. Dan had ik gewoon aardig gedaan.
Rechter: Afstand nemen is maar betrekkelijk
Astrid: Hoe hij dat bepaalt. Zo is het contact bepaald. Ik zocht het niet op. We doen niet iets gezelligs met de familie.
Rechter: U zegt: “We doen nooit gezellige dingen, wij nemen nooit contact met hem op, je weet dat je dood kan vallen. Als je op een bepaald moment niet belt, wordt hij boos. Je moet familierespect tonen.
Astrid: Hij is de pater familias, zoals mijn ex altijd zei: de baas van de familie. We moesten hem uitnodigen en betrekken bij dingen. “Kom je?” Hij is niet echt geïnteresseerd. Er is een tap bij met een nichtje dat bevallen is. Die heeft hem niet gevraagd, dan is het huis te klein. Het is niet dat hij wil komen, maar je had het moeten vragen. Respect tonen, hij is de baas, hij is de oudste, hij vindt dat heel normaal. Tot op zekere hoogte is dat ook zo, maar er zit bij hem een heel andere lading achter: dat respect dat je moet tonen. Het is niet gewoon gezellig, het wordt altijd weer ellende, dat weet je ook (lacht). We zijn er voor hem, we zijn zijn bezit. Ik heb nog wel eens geprobeerd met normale mensen om te gaan. Dan gaat hij Richie zijn t-shirt kapotknippen. Dan zitten er twee mensen bij zoals jullie. Dan schaam ik mij. Dat is altijd al zo geweest. Ik ben de afwijkende kant van de familie. Ik vond het leuk dingen te leren. Ik had een kunstenaar als man en een smeris, ik deed alles wat zij niet gewoon vinden. Hij weet dat ik zijn belangen in het oog houd. Als ik bel, is er iets. Dan moeten we wat bespreken. Dat is niet zomaar bellen zoals bij jullie, ik ga eens gezellig mijn broer bellen, nee: “Zullen we een bakje doen?” Dan weet je dat je elkaar moet zien. Hij kan een keer honger hebben tussendoor, dan gaan we wel een broodje eten, maar dan is het niet om een broodje te eten. Of ik moet mee omdat hij geen zin heeft om met Sandra alleen te zitten.
Rechter: Waren er ook mensen van wie hij het niet accepteerde?
Astrid: Het is: “Wanneer kan ik je gebruiken, dan moet je komen.” Dat kon variëren van dat hij wilde weten waar Cor was tot de periode met Endstra dat hij bij mij moest pissen omdat hij om de hoek bij Endstra moest zijn.
Rechter: Waren er anderen die zich dat niet konden permitteren?
Astrid: Ik kon dat ook niet. Dan ging hij mij zoeken. Je moet hem niks over je sociale leven vertellen, want dan gaat hij daar ook langs.
Rechter: U vertelt de politie hoeveel uw broer u verteld heeft, in alle zaken. De moord op Cor, Houtman, Van der Bijl, Mieremet. Wat drijft hem om zo openhartig tegen u te zijn?
Astrid: Omdat wij altijd alles geheim houden. Dat is al vanaf de ontvoering. Een voorbeeld: Sonja krijgt tapjes te horen uit uit Citypeak. Er is een tap waarin hij zegt: “Die en die mag niks zeggen over ons.” Dat was iemand die net bij ons in de familie kwam, die moest dat nog leren. Zo was ik verantwoordelijk voor Jaap.
Rechter: Gebruikt hij u als klankbord?
Astrid: Soms moet hij dingen kwijt. Het zijn situaties. De druk is hoog, bijvoorbeeld in de periode met Cees Houtman, dan is hij op de vlucht.
Rechter: U zegt: “Er is een bepaald vertrouwen. Hij liep weleens leeg. Stoom afblazen.”
Astrid: Dat maakt het verraad zo groot; we zijn meer dan 30 jaar verder. Dan gaat je eigen zussie, de enige die je wat kon vertellen, je verraden. Dat heb ik ook uitgelegd, over 2013, met dat boek (het boek over Cor),dat hij gaat praten. Als hij over Peter zegt: “Dan gaat–ie net zoals Thomas, dan regel ik het van binnen.” Zo gaat dat door. Zoals u misschien weet dat u al 30 jaar getrouwd bent.
Rechter: Het is op vertrouwen gebaseerd.
Astrid: Ik kan rustig, als ik morgen iets vreselijks zou doen, dan zou ik Sonja vertrouwen.
Rechter: U zegt: “Hij bedreigt mij niet, perst mij niet af, praat alleen maar over dingen, hij wil weten hoe ik erover denk.”
Astrid: Ik heb net twee dingen teruggevonden, en dat vind ik… (lang stil, ineens met huilende stem verder) waarin hij zegt dat hij zo bang is dat Dino gaat praten. Ja, dat bespreek je. Wat ik daarvan vind. Dat is naar aanleiding van het moment dat Dino op de zitting wilde gaan verklaren.
Rechter: Wat maakt u nu zo emotioneel?
Astrid: (nog steeds huilend)Omdat hij nu weet dat het gewoon voor hem klaar is. (stil, snikt)
Rechter: U heeft met hem gesproken over dat Dino op een zitting wilde gaan verklaren.
Astrid: Dat hij bang was dat Dino zou gaan praten.
Rechter: (dit kon ik niet goed volgen, de rechter was ’s morgens slecht te verstaan door problemen met het geluid. Ik ving alleen iets op over ‘verklaringen’ en iets als: “Daarvoor bent u bij de officier geweest”)
Astrid: Er zijn twee dagen van gesprekken geweest waarin dit uitgebreid is besproken.
Rechter: In die gesprekken zegt hij tegen u: “Jij hoeft je geen zorgen te maken.”
Astrid: Dat ik niet geliquideerd zou worden. Dat is wat anders.
Rechter: U heeft verteld dat u veel voor hem deed. Er zijn heel wat contacten geweest… Gaat het…?
Astrid: Ja hoor (snikt)
Rechter: Er zijn gesprekken uit 2004 tussen uw broer en u. Uw broer belt u op (Astrid huilt nog), u moet stukken ophalen bij iemand en naar iemand anders brengen. De volgende dag is er een observatie, het gaat over 22 en 23 september 2004, dan staat u samen met Sandra voor de deur van advocatenkantoor Vink & Partners (Astrid snikt nog steeds). Een half uur later komt u naar buiten en dan gaat u naar Bergwerf. (er worden wat telefoongesprekken aangehaald waarin het over dit onderwerp lijkt te gaan). Waar gaat dit over?
Astrid: Ik weet dat ik Sandra heb ondergebracht bij die boekhouder. Ik heb haar daar geïntroduceerd. Als het om mannen gaat, ging ik altijd mee, Wim houdt er niet van als zijn vrouwen naar mannen gaan. Ik zal ongetwijfeld van alles hebben gedaan. Misschien de boekhouding gebracht. Hij heeft daar zelf ook gezeten. Ik heb haar daar aangebracht. Persoonlijk. Ik ging gewoon mee: “Dit is Sandra.” Of ze toen bij Vink zat? Er was iets met de erfenis van Klepper en haar kinderen. Er was ook een keer gedoe, met een pand, de Roompotstraat, dat was ook gezeik met Bergwerf, er was ook gezeur, misschien weet hij het, het kan van alles zijn.
Rechter: Is dit dan een voorbeeld van hoe dat dan ging?
Astrid: Ja.
Rechter: Deed u dit voor hem of voor Sandra?
Astrid: In principe niet voor Sandra, ik was niet zo dol op Sandra, omdat zij de vrouw van Klepper was. Ik doe dat omdat hij dat zegt. Later is het contact wel gegroeid. Ik ben ook met haar op bezoek geweest, naar Wim. Sandra moest een boekhouder hebben, ze had allerlei fiscale problemen. Ik weet dat we gezeik hebben gehad bij Bram (Moszkowicz)op kantoor, over het pand in de Roompotstraat, waar dat bordeel (seksclub Satyricon)in zat, daar was een hoop gedoe mee. Ik moest er druk op houden. Van hem.
Rechter: U heeft mappen gemaakt. Dat is weken werk geweest.
Astrid: Dat is heel normaal, hè, dat je dat voor je broertje doet. Rechter: U had een baan.
Astrid: Ik had twee banen: mijn familie en mijn gewone werk.
Rechter: De mappen gaan over Houtman, de Heinekenontvoering, Hillis, Soerel, Gijs van Dam, Sjaak B., Ali A.; wat was het criterium om een map te maken?
Astrid: De liquidaties. De vraag was: kun je duidelijk maken dat alles wat er is gezegd afkomstig is uit de media.
Rechter: Was daar ook nog eigenbelang bij, in verband met het Goudsniponderzoek waar u bij betrokken was?
Astrid: Het is ook het totale plaatje. Thomas, de erfenis.
Rechter: Het lijkt alsof u serieus aan zijn verdediging werkt. (Astrid zwijgt)Zie ik dat goed?
Astrid: (zucht, lang stil)Daar was het me niet om begonnen, maar het is wel zo gegaan, dat ik hem ben gaan helpen. Als ik het niet goed doe, dan heb ik het gedaan. Ik kan er niet een potje van maken. Ik zit ook nog met een andere advocaat, Stijn (Franken), die is ook niet achterlijk.
Rechter: Zag u daar nog voordeel in voor hem, dat hij niet vervolgd zou worden?
Astrid: Nee, ik ga niet voor niks in 2012 al praten met justitie. Rechter: Dit was toch daarvoor?
Astrid: Ik denk in 2009. Het is begonnen in de periode van Jan-Hein(Kuijpers), het heeft vorm gekregen toen Stijn het ging doen.
Rechter: Toen kregen die mappen echt vorm.
Astrid: Dat ik van mijn broer houd betekent niet dat ik wil dat hij niet gestraft wordt. Je ziet al die mensen in al die processen, die worden allemaal vervolgd, hij niet.
Rechter: U zei net: als ik zou weten dat hij niks meer zou doen, zou ik hem zo meenemen.
Astrid: Ik vind nu al dat hij heel erg gestraft is.
Rechter: Wilde u hem toen helpen?
Astrid: Nee. Na het gebeuren met Kolbak wist ik: dat komt nooit meer goed. Daar zit geen bewustzijn bij, hij realiseert zich niet wat hij doet. Bepaalde dingen heeft hij in zijn hoofd. Als hij het in zijn kop heeft, zoals mijn moeder zegt, dan heeft hij het niet in zijn kont. Het is heel moeilijk om dat stukje gevoel, hoop en liefde, af te zetten tegen wat hij doet. Dat is ook mijn gevecht.
Rechter: U had contact met Auke Kok over een boek. Namens uw broer?
Astrid: Ja.
Rechter: Hoe ging dat dan? Uw broer zat vast.
Astrid: Het verzoek kwam bij mij via Chrisje (Zuur, compagnon van Stijn Franken)en die vroeg of ik met hem wilde praten. Mijn broer zei dat het moest. Klaar. Normaal praat ik daar niet mee. Wat heb ik te winnen? Ik wist wel wat de bedoeling was. U vraagt en wij draaien.
Rechter: Was er contact tussen Auke Kok en uw broer?
Astrid: Niet toen hij vastzat.
Rechter: U zei: Sonja heeft gezegd op de zitting… Ik haal dingen door elkaar. U had ook contact met Korterink.
Astrid: Ik had met Korterink ook contact gehad.
Rechter: Over het boek van Cor?
Astrid: Nee, dat was daarvoor. Sonja mocht niet met Auke Kok praten, die was te stom, die zegt verkeerde dingen, je weet nooit wat ze verkeerd zegt. Dat was een duidelijke boodschap: Sonja mag niet met hem praten, ik wel. Dat heb ik gedaan. Met Korterink heb ik in het kader van de verklaringen van Thomas van der Bijl een artikel gemaakt – hij heeft dat geschreven – over mogelijke andere…
(dat is een reportage geweest voor Panorama, in april 2009: Thomas van der Bijl: ik heb iets doms gedaan)
Rechter: Sonja heeft op zitting gezegd dat uw broer aan Korterink had verteld over Bo. (Bo is het dochtertje van Cor en Sonja met het syndroom van Down)
Astrid: Nee, zo is dat niet gegaan. Ik heb met hem (Willem) het boek van a tot z doorgenomen, het boek van Korterink, voordat het uit zou komen. Daar stond iets in over Bo. Dat vond ik niet zo leuk en Sonja vond het vreselijk. Ik had dat gedeeld met Sonja. Sonja vroeg: “Zeg tegen Wim: vraag of het eruit mag.” Toen heeft Wim gezegd: “Het gaat er pertinent niet uit, ik wil dat iedereen ziet wat voor klootzak Cor was.” Hij kon aangeven wat hij wilde dat eruit kon, uit het boek. Ik dacht: wat heeft het voor zin daar weer de nadruk op te leggen, dat kindje. Het ging hem om het beeld van Cor. Dus dat moest erin blijven. Dat heb ik tegen Sonja gezegd dat ik het er niet uit heb gekregen. Hij heeft ook gezegd dat hij heeft geprobeerd dat over de erfenis eruit te krijgen. Ik heb ook een gesprek ingeleverd waarin hij in gesprek is waar ik bij zit. Dan hoor je hem aan de telefoon met Korterink praten, maar dan heeft hij het niet over de erfenis, alleen maar over zichzelf. Dat hij niet wil dat er iets belastends in komt en dat ze anders een probleem hebben. Ik snap wel dat hij Cor zo neerzet, vanuit zijn belang, maar als je kijkt naar dat aspect is dit het enige onbaatzuchtige wat Cor in zijn hele leven heeft gedaan: het kindje te laten verzorgen door iemand die dat wel kon.
Rechter: Over uw contact met Sonja: toen Sonja en Cor in Dubai ondergedoken zaten in een hotel, heeft u voor hun kinderen gezorgd. Wist u hoe de relatie was tussen Cor en Sonja?
Astrid: Daar kon niemand omheen. Mijn zusje was gewend aan mijn vader. Er is een kans dat je iemand kiest als je vader. Een alcoholist. Cor had joie de vivre, dat hadden wij allemaal niet. Dat is het leuke wat hij had. Het was een relatie zoals er duizenden zijn, maar niet mijn relatie. Gekkigheid, hoeren, snoeren. Als je dat niet wil, moet je daar niet voor kiezen.
Rechter: Daar had ze het wel moeilijk mee.
Astrid: Zeker. Ja, dat kan het vergiftigende van een relatie zijn. Ze had maar één relatie, alleen met Cor, nooit iets anders. Vanuit zichzelf, er was een soort afhankelijkheid tussen die twee. Wat ik ook met mijn broer heb. Dat is niet leuk, niet altijd. Met Cor was het soms nog wel leuk.
Rechter: Die aanslagen op Cor. Besprak u met Sonja: stel dat Cor doodgaat, wat er dan moest gebeuren?
Astrid: Nee. Het enige is dat ze mij in het testament heeft gezet, dat ik voor de kinderen zou zorgen. Door Goudsnip ben ik er pas achter gekomen dat ik de executeur testamentair zou worden, dat wist ik niet.
Rechter: Sonja had dat niet tegen u gezegd?
Astrid: Mijn zus weet niet eens hoe ze dat uit moet spreken. We hebben nooit over geld of de erfenis gesproken.
Rechter: Sonja vertelde dat het huis in Spanje van haar was.
Astrid: Dat is dan van haar. Wat moet ik daarmee? Zij heeft het verkocht. Dat weet ik zo goed omdat het ter sprake kwam omdat Wim ons naar het bos heeft gehaald. Zij was met Cor, daar deed ze dingen mee. Ik heb er geen belangstelling voor, het is niet van mij, en als het van jou is: veel plezier ermee. Ze is met een boekhouder bij een notaris geweest. Dat ik voor de kinderen zorg, is evident.
Rechter: Over het geld heeft u niet gesproken?
Astrid: Welk geld? U moet me echt helpen.
Rechter: Dat huis.
Astrid: Dat huis was van haar, dat zou toch van haar blijven?
Rechter: Was u betrokken bij financiële beslissingen?
Astrid: Nee, mijn zus denkt niet vooruit op die manier, zoals normale mensen doen.
Rechter: Voor de kinderen wel.
Astrid: Ja. Dat is toch ook het belangrijkste? Als ik tegen Wim ooit over een testament begon, dat was nieges (brengt ongeluk), daar ga je toch niet over praten? “Wil je me dood hebben?” Het is niet zoals het in een logisch redelijk denkende wereld gaat, het verbaasde me al dat ze überhaupt een testament maakte. “Vind je het goed als ik jou in het testament zet, voor de kinderen?” Ik weet dat ze het verkocht heeft aan Robbie. Dat moet ze zelf weten.
Rechter: Als u naar de politie gaat, heeft u toen gedacht: “Dit is mijn leven, ik ben sterk genoeg om dit te kunnen?”
Astrid: Als andere mensen mij erop aankijken dat ik naast hem loop: of ik word door de één afgeschoten of door de ander. Of door mensen die denken dat ik met hem ben, of ik ga doen wat ik nu doe en ik word door hem afgeschoten, dat maakt niks meer uit. Als het wel was gebeurd, had niemand geweten hoe wij er echt over dachten.
Rechter: U zegt: “Ik ben gaan dansen met de duivel. Daar ben ik sterk genoeg voor.”
Astrid: Ik denk serieus dat hij een pact met de duivel heeft. Dat ik met hem meedoe en probeer er het beste van te maken en als ik het niet zo had gedaan, dat het niks was geworden. Je moet het wel aandurven om met afluisterapparatuur te gaan lopen, het is mijn woord tegen dat van hem. Het is niet zo dat ik me niet heb gerealiseerd wat ik allemaal zou moeten opgeven, ik wist precies waar ik aan begon. Daarom begrijp ik het verhaal over het motief niet. Dat ik een financieel motief zou hebben. Het gaat om mijn leven. Mijn eigen dochter weet niet waar ik woon, ik ga nooit meer uit eten met een vriendin in een restaurant. Ik ga niet klagen, ik doe het uit volle overtuiging, ondanks dat ik van hem houd, maar ik heb geen leuk leven. Ik had een prima leven, leuke collega’s, geld genoeg, een prachtig kind, daar heeft het allemaal ook een enorme impact op. Wie gaat daaraan beginnen? Ik begrijp dat hij het niet begrijpt, dat je iets uit mededogen doet, voor mij is dat niet zo. Ik voel dat ik mezelf moet verklaren omdat ik iets heb gedaan om iemand anders ergens voor te behoeden. Is het raar dat je medemenselijkheid hebt? Ik denk dat ik de norm ben. Hij is de afwijking, waardoor ik het moet doen. Kerst, oud en nieuw, alles wat voor jullie allemaal normaal is: je huis uit lopen, boodschappen doen, ik zit tussen vier muren, net als hij. Dat zijn de consequenties.
Rechter: Heeft u er wel goed over nagedacht? U heeft ook gezegd, in het proces-verbaal met mevrouw Wind, dat u bang dat uw broer de Goudsnipzaak in de verdediging gaat gebruiken. Welk beeld had u daar toen bij?
Astrid: Ik ken mijn broer heel goed, ik weet precies hoe hij denkt en doet en triggert. Dingen hier zeggen, mensen motiveren, hier kunnen dingen gezegd worden die mensen buiten motiveren. Dat is niet zo moeilijk. Het is heel beperkt, het is niet zo’n heel arsenaal. Elke keer roepen: “Ze neukt met Peter.” Dat is zijn verdediging om hem te mogen bedreigen. Er zit geen logica in. Mijn smet: ik ben verdachte geweest in Goudsnip. Dat is een smet voor mij, dat vind ik niet fijn. Alles wat ik in Goudsnip heb gedaan, is omdat zij het hebben geprobeerd te verhullen. Ik zat er als verdachte, niet als advocaat of als getuige. Ik zit hier als getuige, dat betekent iets voor mij. Dat is heel wat anders dan wat hij doet. Ik ben niet zo bang voor consequenties, dat interesseert mij helemaal niks. Ik heb ook levenslang, en dan ook nog angst met wat er met de kinderen gaat gebeuren. Die angst heeft hij niet. Behalve als hij namen gaat noemen.
Holleeder: Welke namen dan? Welke namen dan? (Astrid doet of ze niks hoort)Welke namen dan? (Rechter zegt: Meneer Holleeder!)
Rechter: Vandaag eerder zei u dat Sonja meegetrokken zou worden in de moord op Cor. Hoe zat dat?
Astrid: Alles is een op een, als je het niet kan opnemen. Als hij iemand wil raken. Bij Betty Wind heb ik gezegd: “Niemand gaat tegen hem opstaan.” Dan ben ik nog de smettelooste van het geheel, van dat zootje bij ons en zelfs dan weet hij nog wat te verzinnen (lacht). Ik weet dat strontkar over mij uitgaat, dat is geen afweging.
Rechter: Het contact met Sandra: dat is veranderd?
Astrid: Een goede vriendin zei tegen mij: “Als ik wist dat je Holleeder was, was ik nooit met je omgegaan.” Dat had ik met Sandra ook: dat had voor mij niet gehoeven. Ze interesseert me niet, ze boeit me niet. Dat was mijn eerste indruk. Maar als je meer met iemand omgaat, ontwikkel je een ander gevoel. Ik heb enorm veel respect voor haar, er is niemand die dit durft. Tot een paar maanden geleden werkte ze gewoon in een winkeltje. Voor ons werd niks gedaan. Ik vraag haar te getuigen, dan komt ze in de hel met hem en ook nog met hun. Dan kom je in die wereld en vraag je je af: ik weet niet of ik het goed heb gedaan. Ze is toch blijven staan voor haar keuzes en principes, dan dwing je mijn respect af.
Rechter: Wat was het moment: “Ik zet de stap, ik vertrouw haar?”
Astrid: Als je aan een moeder d’r kinderen komt… Haar kinderen zijn haar alles. Heel kinderlijk.
Rechter: Was Sandra open tegen u? Als u alleen bent met Sandra, polst u haar?
Astrid: Ja. “Zou je dat ook willen?” Als ze naar hem toeloopt, is het klaar. Ik moest haar vertrouwen: het was een gokje, ik kende haar niet. Als je niks doet, gebeurt er ook niks, dan blijft alles maar hetzelfde.
Janssen: Ik heb een kort verzoekje…
Astrid: Als je weer een huiszoeking van plan bent: daar hoef je niet aan te beginnen.
Rechter Wieland: Die kwam niet van de advocaat af.
(er volgt een korte schorsing, waarbij Astrid de zaal verlaat)
Dit is het eerste deel van de negende dag. Iets meer dan de helft. Het vervolg gaat onder meer over hoe het kan dat er ineens weer bandjes met gesprekken zijn opgedoken, die ze – zonder dat de rechtbank en de verdediging dat weten – aan het Openbaar Ministerie heeft gegeven.