Ton P. uit Groningen, moordenaar van de negenjarige Digna van der Roest in 1982, komt vrij.
De moord was van een ongekende perverse wreedheid. Digna was met een smoes over jonge poesjes van straat gehaald door de partner van Ton, Hannie P.M.-P. Ze had een meisje voor de aan seks met Lolita-meisjes verslaafde Ton opgescharreld omdat ze bang was dat hij zich anders aan haar kinderen zou vergrijpen.
Hannie is in een tbs-kliniek overleden, Ton is nu 66 jaar. In het boek Moordenaars in Nederland staat een hoofdstuk over deze bizarre moordzaak.
“In plaats van mijn kinderen te waarschuwen om niet met vreemde mannen mee te gaan, zal ik ze nu zeggen dat ook niet met vreemde vrouwen te doen,” zegt een Groningse politieman als het onderzoek naar de moord op Digna van der Roest (9) in september 1983 is afgerond.
Er is veel kritiek op de Groningse politie in deze zaak, maar hier heeft hij wel een punt: wie verwacht dat een vrouw een kind ontvoert? Hannie P. is een uitzondering: ze deed de ontvoering, ze deed mee aan het seksueel misbruik en ze pleegde de moord. Waar haar man, mededader Ton P., heel wat tranen en emoties liet zien, toonde Hannie zich onbewogen. Een ijskonijn.
Op 7 juni 1982 gaat Digna van der Roest, dochter van een leerkracht, als gewoonlijk met de bus van school – ze zit in de vierde klas – naar haar ouderlijk huis aan de Kamilleweg in Groningen. Van de bushalte naar huis is ongeveer 500 meter. Digna is een meisje met opvallend wit haar. Ze is bijna thuis als ze Hannie P. tegenkomt, op de hoek van de Speenkruidstraat en de Kamilleweg. “Wil je soms een nest met jonge poesjes zien?,” vraagt Hannie. Dat wil ze wel. Pas in 1984, als het proces tegen Hannie en echtgenoot Ton wordt gevoerd, wordt duidelijk wat er precies is gebeurd.
Als Digna die middag spoorloos verdwijnt, komen in Groningen tal van opsporingsacties op gang.
Haar ouders, geholpen door collega’s van haar vader, plakken zo’n honderdduizend affiches met een foto van Digna en de tekst ‘Help ons Digna vinden’. Die hangen in de stad en wijde omgeving. De predikant van de familie roept de ontvoerder op zich bij hem te melden. Zijn ambtsgeheim zou anonimiteit verzekeren. Heel Nederland leeft mee, maar de dader komt niet in beeld.
De politie is helemaal op verkeerde sporen bezig. Dat blijkt als Hannie P. zich ruim een jaar later bij de politie in Utrecht meldt met de mededeling dat ze meer weet over de verdwijning van Digna. Ze beschrijft de plaats waar Digna is begraven op enkele meters nauwkeurig en noemt de naam van haar man als de verdachte. Omdat niet direct duidelijk is welke rol ze zelf heeft gespeeld, wordt ze gearresteerd.
Als in Groningen bekend wordt dat het om Ton P. gaat, reageert men woedend. En met ongeloof: hoe kan het dat de politie deze man over het hoofd heeft gezien?
Hij was in het voorjaar van 1981 aangehouden op verdenking van ontucht met een negen meisjes. Hij pikte de meisjes, dochtertjes van familieleden en kennissen, van straat op en lokte ze mee. Hannie P. gaf hem daarvoor bij de politie aan toen hij op het bureau was in verband met een diefstal. Hij zou zich ook hebben vergrepen aan hun eigen dochtertje. Later trok ze die aanklacht weer in.
De zaak leidde tot veel consternatie, maar tijdens het hele onderzoek naar mogelijke daders van de verdwijning van Digna – waarbij iedereen denkt aan een zedenmisdrijf – blijkt zijn naam nimmer naar boven te zijn gekomen. Volgens politie en justitie stond hij niet geregistreerd als zedendelinquent, omdat hij daarvoor niet was veroordeeld. Ze kenden hem alleen als inbreker.
In het Nieuwsblad van het Noorden veegt Ger Vaders – de hoofdredacteur die later ook bekend zou worden als gijzelaar bij de treinkaping in Smilde – de vloer aan met het politieonderzoek. “De tragiek is dat als de politie en justitie in Groningen gewoon hun gezonde verstand hadden gebruikt, dat al die poespas niet nodig was geweest. Nog erger: als justitie dat had gedaan, was er naar alle waarschijnlijkheid geen drama-Digna van de Roest geweest.”
De aanklacht wegens seksuele handelingen met negen meisjes had uitvoerig in de krant gestaan. Nadat de aanklacht was ingetrokken, klaagde Ton P. bij de krant dat zijn goede naam en eer was aangetast.
Niet alleen de politie heeft zitten slapen. Toen Ton P. in maart 1981 na de ‘vrijspraak’ voor de ontucht terugkeerde naar zijn woning in de Billitonstraat, was hij door woedende buurtbewoners afgetuigd met loden pijpen en messen en moest hij voor behandeling naar het ziekenhuis. Ook bij journalisten – en buurtbewoners – was kennelijk geen bel gaan rinkelen.
Niet zo vreemd: er werd gezocht naar een man in een rode auto. Een scholiere had die middag een bijna-botsing met een rode auto en meende op de achterbank een blond meisje te hebben gezien. Onder hypnose gaf zij aan de psychiater nadere bijzonderheden, op basis waarvan een compositietekening werd gemaakt. Daar bleek achteraf totaal niets van te kloppen. De 20.000 manuren die de politie aan het onderzoek besteedde leverden niets concreets op.
Ten tijde van de verdwijning van Digna is A.J.M.(‘Antonius, Ton, Tonnie) P. 33 jaar. J.P.M.-P.(‘Johanna, Hannie’) is 24. Een jaar later, als Hannie zich meldt bij de politie in Utrecht, waar ze dan sinds enige tijd woont, zit Ton in Veenhuizen een straf van 14 maanden uit voor inbraak.
Geen onbekende locatie voor hem: hij zat daar al eerder vast, ook voor vermogensdelicten. In 1981 had hij strafopschorting gekregen om wat privézaken te regelen. Tijdens dat verlof vergrijpt hij zich aan Digna van der Roest. In diezelfde periode zet hij Hannie aan tot beroving van een bejaarde en invalide Groningen. Daarvoor wordt ze begin 1983 tot zeven maanden veroordeeld. Een jaar na de moord lijkt ze in gewetensnood te komen. Ze deelt het geheim met kennissen, die erop aandringen dat ze naar de politie gaat.
In de aanloop naar het proces tegen de twee gebeurt er van alles, maar komt er nog weinig informatie naar buiten.
Er ontstaat enige vertraging door een incident in december 1983. Ton en Hannie verblijven allebei tegelijk in het Pieter Baan Centrum in Utrecht, voor psychiatrisch onderzoek. Ton slaagt bij Hannie te komen en bedreigt haar een uur lang met een schroevendraaier. Hij is kwaad omdat uit de verhoren duidelijk wordt dat ze hem de moord op Digna in zijn schoenen wil schuiven. De behandelaars vinden het niet langer verantwoord het stel onder één dak te houden. Aan de vooravond van het proces, op 1 mei 1984 bij de rechtbank in Groningen, brengt justitie naar buiten dat de verhoren voor de politie zeer zwaar zijn geweest, door de kille opstelling van de verdachten.
Uit de rechtbankverslagen in De Telegraaf en het Nieuwsblad van het Noorden komt een vrij duidelijk beeld naar voren van wat er is gebeurd.
Hannie: “Ik was bang voor Ton, daarom heb ik meegedaan.”
Ton: “Ik heb het in blind houden van voor Hannie gedaan, ter bescherming van mijn gezin.”
Ton dacht dat Hannie die middag boodschappen was gaan doen en hun dochtertje van de crèche ging halen, maar ze had hem gebeld: “Ik heb een meisje van de straat opgepikt.” Hij had gezegd dat ze ‘normaal’ moest doen.
Hannie zegt dat ze door Ton was gedwongen. De vorige dag hadden ze daar ook al ruzie over gehad. “Hij zat weer in Lolita-boekjes te kijken en hij moest en zou een kind hebben. Anders zou hij een van mijn kinderen pakken.”
Ton geeft toe dat ze Digna vrijwel direct nadat ze binnen was gekomen, limonade met fijngestampte slaaptabletten hadden gegeven en haar hadden aangerand. Er worden daarover geen details naar buiten gebracht, alleen dat ze met z’n beiden ontucht hebben gepleegd met het meisje en foto’s van haar hebben gemaakt. Volgens Ton is Digna niet verkracht: “Dat is niet gebeurd en ik heb er geen enkele baat bij daarover te liegen, het is al erg genoeg zo.”
Later op de avond lenen ze met een smoes een auto van een kennis. Ze zeggen dat ze bij een grootmoeder op bezoek moeten.
Hannie kijkt of de kust veilig is, dan laadt Ton Digna in de achterbak van de auto. Ze rijden richting Hoogeveen. Tussen Pesse en Meppel, bij een parkeerplaats ter hoogte van Ruinen, stoppen ze. Het is aardedonker en het loopt dan al tegen middernacht. Digna is nog steeds versuft door de slaaptabletten.
Hannie zegt dan: “Als je nog iets wil, moet je het nu doen.” Dan pleegt Ton opnieuw ontucht, “min of meer automatisch.” Hannie licht bij met een zaklantaarn en houdt een been van Digna vast. Daarna wurgt Hannie haar, in twee keer, met een hiertoe meegenomen stuk touw. Ton graaft een kuil in een drooggevallen greppel, Hannie legt het lichaam van Digna erin. Hannie slaat haar nog een paar keer met de schop.
In Het Vrije Volk van 2 mei staat een verslag van Nico Polak. Hij citeert Ton, die met een door tranen verstikte stem zei: “Ik ben blij voor die ouders dat ze tenminste weten waar hun dochter is.”
Polak omschrijft Ton als “een forse man in blauwe zeemanstrui, met bakkebaarden, snor en het ware souteneurssentiment.”
Hannie: “Ik móest het wel doen omdat hij gedreigd had anders mijn kinderen te doen.”
Haar 34-jarige man begon ontroostbaar te snikken als een kind. “Hoe kún je zo gemeen zijn om zoiets te vertellen!” schreeuwde hij zijn vrouw ter zitting toe.
Volgens justitie gaat het “om weinig intelligente verdachten,” die wel volledig toerekeningsvatbaar en is er sprake van “het meest vergaande zedenmisdrijf.”
Een paar citaten:
Ton: “Het klinkt macaber, maar ik heb het jarenlang geaccepteerd dat zij die spelletjes in huis haalde.” Die spelletjes omschrijft hij als de jonge meisjes waaraan hij “seksueel gebonden” was en die Hannie hem constant leverde.
Polak: “De Lolita-porno (hij fotografeerde de meisjes) kwam Hannie goed te stade bij haar praktijk als prostituee. ‘Door die spelletjes riep ze bij mij gevoelens op die ik voordien nooit gekend heb,’ riep Tonnie klagelijk.”
Het Vrije Volk is de enige krant die melding maakt van het prostitutieverleden van Hannie. Ze had Digna opgepikt met het smoesje over de jonge poesjes. Digna was bij haar achterop de fiets gestapt. Onderweg was ze bij een feestwinkel gestopt en had daar een mombakkes gekocht.
Van de plek waar ze Digna oppikte tot aan hun woning in de Billitonstraat, in de aangrenzende Indische Buurt, is een afstand van zo’n 3,5 kilometer. Achteraf blijkt dat er geen enkele getuige is geweest die Digna op de fiets heeft gezien. Ook in of bij de feestwinkel is niemand iets opgevallen.
Ton: “Ik wist me geen raad met dat meisje, ze zeurde maar steeds dat ze naar huis wilde.”
In Het Vrije Volk staat: “Hannie had net gedaan of ze met haar moeder telefoneerde en haar gezegd dat ze bij ons mocht blijven logeren.” Maar of er echt is gebeld, en hoe dat te rijmen valt met het verhaal dat Digna verdoofd was door de slaapmiddelen, en wanneer dat geweest zou zijn, is onduidelijk.
“Na afloop van het seksueel gebeuren, waaraan ook de vrouw deelnam, was het tweetal tot de conclusie gekomen dat het ditmaal een intelligent meisje betrof, dat uit goede familie kwam. Hier kon dus wel eens ellende van komen. ‘Ik had nog het idee haar in een bos af te zetten, maar Hannie vond dat ze de pijp uit moest.’”
In Ruinen had Ton nog tegen haar geschreeuwd: “Rothoer, weet je wel waar je mee bezig bent?”
Volgens Hannie had Ton zelf gezegd: “Het is maar het beste dat ze opgeruimd wordt, anders gaat ze praten. Steek d’r keel maar door met die schop.”
De rechter vraagt Hannie: “U heeft toch óók ontucht met dat meisje gepleegd? U had daar misschien plezier in.”
Daar komt geen antwoord op. De psychiater beschrijft Hannie als “apathisch, willoos en passief. Ze leefde in een pathologische verhouding met haar echtgenoot. Er was een wederzijdse beïnvloeding.”
Uit de psychiatrische rapportage valt op te maken dat beide verdachten een weinig rooskleurige achtergrond hebben.
Van Ton P. is de verwekker onbekend, hij heeft drie ‘vaders’ meegemaakt en talloze mishandelingen. Zijn moeder is uit de ouderlijke macht ontzet. In 1975 ontmoette hij Hannie, wier levensloop zo mogelijk nog ongunstiger was, met incest in de familie. Opmerkelijk: de overeenkomst tussen het gedrag van haar vader en dat van haar echtgenoot.
De rechtbankverslaggevers beschrijven Hannie als “kil en emotieloos.” Ze laat geen woord van spijt horen. Ton is “heftig, lang van stof” en roept voelbare spanning op. “Iedereen ziet mij nu als een beest, maar ik ben een mens en een vader van kinderen. Ik wil me niet schoonpraten. Behalve de ouders van het meisje heeft niemand er meer verdriet van dan ik.”
De rechter vraagt: “U was toch wel blij dat Hannie met dat meisje thuiskwam?”
Ton, snikkend: “Verschrikkelijk, dat u het woord blij gebruikt.” In een twintig minuten durend slotwoord zegt hij dat hij jarenlang “oneindig bang” is geweest voor zijn vrouw. Om de streken die zij hem leverde. Zij was het die hem tot fotosessies met kinderen had aangezet. Zij had er haar eigen nichtjes voor laten opdraven.” Niettemin: “Ze heeft ook haar goeie dingen.”
In mei 1984 worden beiden veroordeeld tot levenslang voor moord. Verder is Ton schuldig, Hannie medeplichtig aan het verkrachten en plegen van ontucht met een kind beneden de twaalf jaar.
De rechtbank neemt de conclusie van het Pieter Baan Centrum over: allebei volledig toerekeningsvatbaar. In het vonnis staat dat de vrouw niet onder zodanig grote angst voor haar man verkeerde dat ze op grond daarvan in licht verminderde mate ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. In hoger beroep wordt het voor beiden achttien jaar gevangenisstraf plus tbs met dwangverpleging.
In de loop der jaren komt Ton P. nog diverse keren in het nieuws. Hij zat zijn celstraf uit in de bunker in Scheveningen, in 1991 wordt hij opgenomen in tbs-kliniek Veldzicht in Balkbrug.
In De Telegraaf van 20 september 1997 schrijft Cees Koring over de dan 47-jarige Ton P., die “meer dan 120 kilo zwaar is.” Aanleiding zijn maatregelen tegen tbs-patiënten. In 1992 had de geneesheer-directeur Ton “grote vrijheden” gegund en had hij uitzicht op spoedige terugkeer in de maatschappij, maar in de loop van 1996 waren al zijn verloven van de ene op de andere dag ingetrokken en was de tbs opnieuw met twee jaar verlengd.
Volgens het gerechtshof Arnhem was er “op korte termijn geen gevaar, op lange termijn wel” en was het verlofbeleid te ver doorgeschoten. Nederland en België zijn in die tijd in de ban van Dutroux, volgens advocaat Willem Anker was men “vanwege politieke gevoeligheid op de rem gaan staan.”
Ton P. had telefonisch contact vanuit Veldzicht, met Cees Koring.
“Ik draag heel veel verantwoording voor dat misdrijf. Ik had me er destijds niet door mijn vrouw in moeten laten betrekken. Ik had gewoon nee moeten zeggen. Na bijna veertien jaar wordt het tijd dat ik mijn eigen leven weer in handen krijg. Niemand heeft meer iets van mij te duchten. Er is geen recidivegevaar. Ik heb in Veldzicht goed meegewerkt aan mijn behandeling. Binnen een jaar mocht ik al begeleid met verlof. Ik ging in het dorp boodschappen doen of een ijsje eten. In 1992 mocht ik zonder begeleider weg. Ik ben een verwoed visser en dat heb ik bijna vier jaar lang gedaan. Er stonden dikwijls kinderen om mij heen, maar er is nog nooit wat gebeurd.”
In 1994 kreeg hij gelegenheid op zoek te gaan naar een baantje als vrijwilliger.
Hij reisde vier keer naar Zwolle en Hoogeveen om zich te oriënteren en kon in een tehuis met verstandelijk gehandicapten terecht als schilder en reparateur van houtwerk. Dat ging niet door omdat het verlof niet werd verruimd. Bovendien was er onenigheid binnen het behandelteam: er zijn mensen die hem niet moeten vanwege het delict. Het komt vaker voor dat verlof wordt ingetrokken door “sociale onrust” rond tbs’rs die in de fout gaan.
Ton: “Als anderen zich misdragen hoef ik daar toch niet de dupe van worden?”
De nabestaanden van Digna waren op de hoogte van de vrijheden. Op de vraag om commentaar zegt haar vader: “Wij hebben maar besloten om er het zwijgen toe te doen.”
In 2004 komt Ton ‘op proef’ op vrije voeten. Dat gaat mis. Nadat hij zijn (nieuwe) vriendin heeft mishandeld, wordt hij teruggestuurd naar de tbs-kliniek. Gedragsdeskundigen zeggen achteraf dat er sprake is geweest van een schijnaanpassing.
In mei 2013 wordt zijn tbs door de rechtbank Groningen met één jaar verlengd, omdat hij “blijvend gevaar vormt.”
De termijn van één jaar geeft aan dat de deur naar resocialisatie op een kier staat. Dat blijkt, tijdens een zitting op 29 april 2015. Ook dan wordt de tbs met één jaar verlengd, de dwangverpleging is eraf. Hij verblijft al buiten de kliniek, maar hij moet zich aan strakke regels houden. Hij moet volledig open zijn over iedereen met wie hij contacten heeft dan wel krijgt. In het vonnis staat: “Hij is wars van autoriteit en bemoeizucht en dat maakt toezicht houden op hem moeilijk.”
Hannie is in 1996 in tbs-inrichting Oldenkotte in Rekken overleden aan de gevolgen van een hartaanval.
Behalve door wat summiere citaten tijdens het proces is er geen inzicht in haar drijfveren. Opmerkelijk, omdat ze een van de zeer weinige vrouwen ter wereld is die zo actief betrokken was bij een seksmoord op een willekeurig slachtoffer.
Er is enige overeenkomst met Myra Hindley, die samen met haar vriend uit Glasgow tussen 1963 en 1965 vijf kinderen vermoordde. Ian zou Myra geestelijk volkomen in zijn macht hebben. Brady was een fervent liefhebber van de geschriften van Markies de Sade en van Adolf Hitler. Samen met Myra had hij van het eerste slachtoffer, Lesley Ann Downey (10), uitgebreid pornofoto’s gemaakt. De smeekbedes en het gillen van het kind hadden ze op een tape opgenomen. Brady geeft als verklaring voor zijn moorddadig gedrag dat hij zich verveelde, maar volgens Myra was er iets anders aan de hand: “Ik voelde hoe hij genoot van het perverse gevoel van macht dat zijn lichamelijk overwicht op kinderen hem gaf.”