Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all articles
Browse latest Browse all 166

Lucas van Delft: het verhoor

$
0
0

Lucas-van-Delft-OB

Woensdag 7 september: het verhoor van getuige Lucas van Delft, de zaaksofficier die het onderzoek tegen The Grass Company en Johan van Laarhoven leidde. Hij heeft een advocate bij zich.

Namens de Staat is er landsadvocate Ceciel Bitter. Verder: de officier van justitie die de zaak overnam van Van Delft, J.W.P. (‘Peter’) Snijders. Gerard Spong, Sydney Smeets en Tim Vis van Spong Advocaten en Mark van Weeren van Blenheim Advocaten (voor de civiel-rechterlijke kant van de zaak). Ook aanwezig: Frans van Laarhoven, broer van Johan. Toen rechter-commissaris D.R. Glass Van Delft de eed afnam en hij moest zeggen dat hij “niets dan de waarheid” moest vertellen, fluisterde Frans: “Dat zal dan de eerste keer in zijn leven zijn.”

Vooraf wordt het verzoek behandeld van een televisieploeg die gevraagd heeft het verhoor te mogen filmen. Daar heeft Van Delft bezwaar tegen gemaakt. Advocaat Smeets vindt dat merkwaardig: Van Delft heeft wel een interview gegeven aan NRC Handelsblad, kennelijk heeft hij geen problemen met publiciteit als hij zelf de regie voert. Maar de rechter-commissaris blijft bij zijn beslissing dat het niet wordt gefilmd, ook niet als Van Delft onherkenbaar wordt gemaakt.

laarhoven-advocaten-1-web

De advocaten van Johan van Laarhoven toen ze woensdag aan het eind van de middag de rechtbank in Den Haag verlieten. Links Gerard Spong. Achter hem Lisa, van het kantoor Blenheim dat de civielrechtelijke belangen behartigt. Links achter Lisa Sydney Smeets van Spong advocaten. In het midden achteraan: Tim Vis, van Spong advocaten. Naast hem, rechts: Frans van Laarhoven, broer van Johan. Rechts Marco de Jong, huidig bedrijfsleider van The Grass Company. Tussen hen in Mark van Weeren, van Blenheim advocaten.

Lucas Lodewijk van Delft, 44 jaar, woont in Breda.

Rechter: Beroep?

Van Delft: Officier van justitie.

Rechter: Op dit moment?

Van Delft: Ja. Maandag begin ik weer. Dat is wat gecompliceerd. Wel in de functie van officier van justitie, maar ik doe nog anderhalf jaar werkzaamheden op de achtergrond, met het oog op terugkeer. Ik werk een aantal dagen per week.

Rechter: Hoe is het om hier te zitten?

Van Delft: Voor mij is het niet ongewoon om als getuige gehoord te worden, wel ongewoon dat het in een civiele zaak gebeurt. Ik ben vaker gehoord als getuige.

Rechter: Weet u waarover het verhoor vandaag zal gaan?

Van Delft: Meneer Van Laarhoven en zijn raadslieden nemen de stelling in dat door het Openbaar Ministerie en de politie onjuiste informatie is verstrekt aan Thailand waardoor cliënten zijn vast komen te zitten en veroordeeld op verkeerde gronden, dat de Staat een onrechtmatige daad heeft gepleegd.

Rechter: Heeft u zich voorbereid?

Van Delft: Nee. Ja, ik heb stukken, producties gelezen. Het verzoekschrift en de producties 1 tot en met 39.

Rechter: U kent alle stukken. Heeft u zich nog op een andere manier voorbereid?

Van Delft: Ik heb contact gehad met Snijders over praktische zaken. Wat toelaatbaar is, over veiligheid, over de vraag of ik als voormalig officier van justitie over de inhoud van de strafzaak kan spreken en overleg over het standpunt van opnames, audiovisueel. Of ik als officier van justitie over de inhoud van de strafzaak kan spreken. Dat is in principe niet gewoon, maar gezien het feit dat het onderzoek nagenoeg is afgerond, kan ik wel vragen beantwoorden. Maar dan alleen over de periode waarin ik als officier van justitie heb gefunctioneerd.

Rechter: Tot een bepaald moment bent u officier van justitie geweest. Wanneer is dat gestopt?

Van Delft: Op 8 december 2015.

Rechter: Daarna ook niet op de achtergrond?

Van Delft: Nadien, omdat Snijders de zaak van mij overnam, heb ik wel contact met hem gehad over de overdracht.

Rechter: Is er met andere personen contact geweest?

Van Delft: Nee.

Rechter: Heeft u kennis van de verklaring van maandag, van de eerste getuige? (Ben Olde Engberink, liaison officer)

Van Delft: Ik heb de mediaberichten gelezen.

Rechter: Kunt u een eerste reactie geven, dan weten we waar u in het verhoor staat.

Van Delft: Ik ben het niet eens met dat verwijt, ik vind dat ik naar eer en geweten heb gehandeld binnen de mogelijkheden die ik had, in overleg met leidinggevenden.

Rechter: Het onderzoek naar Van Laarhoven is in 2011 begonnen. Vanaf wanneer bent u als officier van justitie betrokken bij het onderzoek?

Van Delft: De exacte datum weet ik niet, het zal de tweede helft 2011 zijn geweest.

Rechter: Was dat ook de start van het onderzoek?

Van Delft: Ja.

Rechter: Weet u wat de aanleiding was?

Van Delft: Een anonieme melding die binnenkwam over hoeveelheden drugs die verborgen lagen in bepaalde locaties en bepaalde mensen die aan het werk waren die er niet uit konden.

Rechter: U was officier van justitie, van welke recherche-afdeling?

Van Delft: De bovenregionale recherche Zuid-Nederland en de personen Toon van Weerelt en Erik van Otterlo. Van Weerelt voor het commune (georganiseerde misdaad) gedeelte, Van Otterlo voor het financiële gedeelte.

Rechter: Bent u eerder betrokken geweest bij The Grass Company of Van Laarhoven?

Van Delft: Nee, dat was voor mij onbekend.

Rechter: Sinds wanneer bent u officier van justitie?

Van Delft: Sinds 2011.

Rechter: U had eerder ervaring met drugsgerelateerde zaken?

Van Delft: Ja.

Rechter: Wat was de insteek?

Van Delft: De verdenking was overtreding van de opiumwet, witwassen, deelname aan een criminele organisatie. Er was sprake van mensenhandel, gezien de melding. Die verdenking is er geweest, in een later stadium zijn daar geen aanwijzingen voor gevonden, die is op enig moment vervallen.

Rechter: Wanneer?

Van Delft: De eerste contacten met Thailand waren in 2012, ik weet niet of het ervoor was.

Rechter: Wist u dat TGC over gedoogvergunningen en exploitatievergunningen beschikte?

Van Delft: Uiteraard, zou ik zeggen, het is specifieke problematiek, het was bekend dat TGC over vergunningen beschikte. Daar had ik zeker wetenschap van.

Rechter: Wat was de reden van het niet aan de vergunningen voldoen?

Van Delft: Men hield vermoedelijk grote voorraden aan, er was een ondoorzichtige financiële structuur, vermoedelijk was er sprake van – in een later stadium – het voeren van een valse boekhouding en belastingontduiking, doordat inkoopsprijzen anders werden voorgesteld dan ze in werkelijkheid waren. Die combinatie van verdenkingen, grote hoeveelheden drugsvoorraad, zowel in als buiten de shop, knoeien met boekhouden en belastingaangifte, uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat er een stevige verdenking is ontstaan en dat de coffeeshops niet voldeden aan de voorwaarden zoals in de vergunning stond.

Rechter: Het onderzoek lag een tijd stil in verband met een rechterlijke uitspraak.

Van Delft: Stilgelegen is in mijn optiek niet juist. In het begin waren er twee poten: een deel richtte zich op het in beeld brengen hoe de stroom aan drugs binnen de organisatie liep. Waar bevinden zich de voorraden, hoe groot zijn die?

Rechter: Aanvoer via de achterdeur?

Landsadvocate Ceciel Bitter: Dat is een interpretatie.

Van Delft: Het richtte zich op: hoe zit het met de stroom, met de logistiek en de aanvoer, hoe verhoudt zich dat met het gedoogbeleid. De andere stroming was het financiële onderzoek. Hoe is dat ingericht, wie zijn de rechtspersonen, wie er zeggenschap over had. Gezien de ontwikkelingen in het onderzoek: hoe krijgen we wel of niet in beeld hoe die stroom van drugs loopt. Onder invloed van de Checkpointzaak (uitspraak in een andere zaak met betrekking tot coffeeshops), de uitspraak van rechterlijke instanties, is destijds besloten de wijze waarop we onderzoek deden naar wijze van opslaan van drugs te parkeren, te stoppen. Mensen gaan aanhouden, doorzoekingen, er is besloten die stroom te parkeren, vanwege die uitspraak. En op dat moment kwamen we er in het onderzoek ook niet veel verder mee. We zijn zaken gaan afwerpen. Het financiële onderzoek dat op dat moment liep en waarvoor het rechtshulpverzoek aan Luxemburg was gestuurd, dat is doorgegaan, dat onderzoek heeft niet stilgelegen, dat is steeds aan de gang geweest.

Rechter: De nadruk lag meer op de financiële zaak.

Van Delft: Bij het afwerken van een aantal zaken die wij geconstateerd hadden bij het onderzoek naar drugs door verdachte, zijn door Van Zelst verklaringen afgelegd die aanleiding gaven die drugszaken er wel weer bij te doen. Uit de verklaring bleek dat er sprake was van gesjoemel met de inkoop van drugs.

Rechter: Verklaring van?

Van Delft: In de loop van 2013.

Rechter: Toen kreeg u dat deel van het onderzoek.

Van Delft: Ja, in combinatie met gegevens uit Luxemburg, gesjoemel met inkoopsprijzen, door de combinatie met drugs was dat ook belangrijker. Door de combinatie van verdenkingen was er in de visie van het OM wel degelijk een zaak tegen Van Laarhoven.

Rechter: Het rechtshulpverzoek aan Luxemburg: wanneer is dat gedaan? In de stukken staat: Luxemburg en andere Europese landen. En een rechtshulpverzoek aan Thailand.

Van Delft: Er zijn heel veel verzoeken gedaan. In de loop van het onderzoek op diverse momenten.

Rechter: Wat was het eerste contact met de Thaise autoriteiten?

Van Delft: Ik vermoed in 2012. Er zal een eerste kennismaking zijn geweest met de liaison, waarin een aantal vragen zijn gesteld over eventuele mogelijkheden voor onderzoek in Thailand.

Rechter: Bedoelt Olde Engberink?

Van Delft: Ja

Rechter: Weet u wie het contact heeft gelegd?

Van Delft: Van Weerelt of Van Otterlo.

Rechter: Was u daarbij betrokken?

Van Delft: Van Weerelt heeft mij wel op de hoogte gesteld dat hij contact had met Van Laarhoven, maar ik ben niet bij gesprekken geweest. Er is wel terugkoppeling geweest.

Rechter: Weet u of Van Weerelt bepaalde verzoek heeft gedaan, waarom er contact zou moeten komen met de Thai?

Van Delft: Nee, weet niet welk verzoek hij heeft gedaan

Rechter: Dat wordt niet met u afgestemd?

Van Delft: In die fase was het allemaal nog pril, we wisten dat hij in Thailand verbleef, het was aftasten of er mogelijkheden waren om samen te werken met Thailand. Blijft hij daar, waar, dat soort zaken. Van Laarhoven was hoofdverdachte in deze zaak. Een van de vragen was of Van Laarhoven bezittingen had in Thailand.

Rechter: Waarom was dat relevant?

Van Delft: Omdat er verdenking bestond dat Van Laarhoven onrechtmatig gelden had in Thailand en de beschikking over onroerend goed of andere goederen, met die gelden. Het was van belang of er bewijs is voor een strafzaak, en voor ontneming.

Rechter: Er is sprake van een powerpointpresentatie (PPP) in november 2013. Was dat het eerste contact, of was er eerder nog inhoudelijk contact?

Van Delft: Niet door mij. Van Weerelt heeft in die tijd aantal contacten gehad, hoeveel weet ik niet.

Rechter: Van Weerelt: ging dat altijd via Olde Engberink of waren er ook directe contacten?

Van Delft: Nee. Die liepen via Olde Engberink.

Rechter: U heeft geen contacten gehad. Ook geen sturing gegeven? U zegt: Van Weerelt met Olde Engberink, dat wekt de indruk alsof het langs u heen ging.

Van Delft: Tussen de teamleider is continu afstemming, er was contact met Van Weerelt over dit soort zaken, het is zeker niet zo dat hij dingen op eigen houtje heeft gedaan maar zeker ook niet zo dat ik zijn handje heb vastgehouden. Het ging in die contacten om: waar is hij, heeft hij bezittingen? In hoofdzaak zou het daarover gaan.

Rechter: Nog andere dingen?

Van Delft: Je zoekt mogelijkheden. Als je wat wil tappen, observeren.

Rechter: Zijn daar in dit geval contacten over geweest?

Van Delft: Niet dat ik weet.

Rechter: Is er vóór de PPP al informatie verstrekt aan de Thai? Schriftelijk of mondeling?

Van Delft: De contacten zijn verlopen via Van Weerelt en Olde Engberink, ik weet niet of hij schriftelijk informatie heeft verstrekt. Ik had geen direct contact met de Thai. Als ik contact had, was dat enkel over praktische zaken.

Advocaat Spong: U zei op de vraag over de voorbereiding op het verhoor dat u contact had gehad met Snijders over praktische zaken en veiligheid. Zijn er concrete redenen om te vrezen voor uw veiligheid?

 

(Van Delft raakte in opspraak doordat hij een valse melding zou hebben gedaan bij Misdaad Anoniem, dat hij werd bedreigd door criminelen. Dat was de reden dat hij werd geschorst)

 

Van Delft: Nee.

Spong: In het verleden wel?

Van Delft: Ja.

Spong: Hielden die verband met cliënt?

Van Delft: Nee.

Spong: U gaf aan dat er overleg was met andere leidinggevenden. Kunt u zeggen wie?

Van Delft: Dat waren verschillende, het onderzoek loopt al lange tijd. Officieren van justitie Hillenaar. Officier van justitie mevrouw Hoogendijk, die mij heeft opgevolgd; Van de Voort, die Hoogendijk heeft opgevolgd. Teamleider Van Aken, recherche-officier Valente. En meneer Van Dam, rechercheofficier.

Spong: Waren het steeds dezelfde of is er af en toe gewisseld tijdens de rit?

Van Delft: Hillenaar ging weg, Hoogendijk ging weg, Van der Voort kwam.

Spong: Even een sprong naar het laatste stukje, over de PPP. U heeft gezegd: uw heeft nauw overleg gehad over tactische zaken, en daar een paar van genoemd. Zoals het achterhalen van de verblijfplaats. Was het ook zo dat ook daaronder de vraag viel of Van Laarhoven in Thailand vervolgd zou kunnen worden?

Van Delft: Nee.

Spong: Dat is in geen enkel opzicht besproken?

Van Delft: Nee.

Spong: Is dat ook niet in PPP aan orde gekomen?

Advocaat Smeets: Er is net met de rechter-commissaris besproken wat de verdenking was ten opzichte van Van Laarhoven. Criminele organisatie, ook het punt van mensenhandel. Die verdenking is later op enig moment verdampt. Ik wil proberen te achterhalen of u een indicatie kunt geven op welk moment dat verdampt is.

Landsavocate Bitter: Wat is de relevantie van deze vraag?

Smeets: Dat kan ik precies uitleggen: is dat ook aan de Thai aangegeven in eerste instantie?

Van Delft: Kan ik me niet herinneren. Ik zou het niet durven zeggen.

Smeets: Dat moet wel! De Thai noemen dat in hun stukken!

Bitter: Dit is niet relevant!

Spong: Dat maken wij wel uit wat relevant is!

Rechter: U kun zich dat niet herinneren, ik sta de vraag wel toe.

Smeets: Of u op een of andere manier een indicatie kunt geven wanneer het verdampt is. Welk jaar?

Van Delft: Ik weet het niet.

Smeets: Kort na de start van het onderzoek?

Van Delft: Ik durf het niet met zekerheid te zeggen.

Smeets: De rechter-commissaris heeft het u ook al gevraagd. Als u het moet plaatsen: tussen de aanvang van het onderzoek en het eerste contact met Thailand, vanuit onderzoeksteam.

Van Delft: Ik zou het niet durven zeggen.

Smeets: We komen er straks op terug, bij het report crime, er is een slide en dan zult u zien dat er een aantal dingen wordt genoemd.

Rechter: Is dat verdampen ergens aan te relateren?

Van Delft: Gaandeweg het onderzoek, wat mij voor de geest staat: in mei 2014 was er een inval in de Valkenjachtstraat, Kooikerstraat, het hoofdkwartier van TGC, voor controle en bevindingen. Er was een doorzoeking van het pand. Er is geconstateerd hoe de omstandigheden waren van mensen die daar aan het werk waren. Met name Thaise mensen die in de kelder aan het werk waren. Hoewel niet aan alles werd voldaan, waren de omstandigheden niet zo dat het voeding gaf aan de verdenking van mensenhandel en ook overigens niet dat ze tegen hun zin werden vastgehouden.

Rechter: Er is niet op eerder moment zo’n constatering gedaan?

Van Delft: Toen in elk geval. Eerder weet ik niet.

Advocaat Tim Vis: Het contact met Thailand: hoe en waar ging dat en op welke wijze bent u op de hoogte geraakt?

Van Delft: Via contacten met Van Weerelt en Van Otterlo.

Vis: In welk stadium?

Van Delft: Dat zal 2012 zijn.

Vis: Was u op de hoogte van de gezinssamenstelling van Van Laarhoven en zijn partner?

Van Delft: Nee.

Vis: Was er aanleiding daarnaar te vragen?

Van Delft: Nee.

Vis: Toen duidelijk werd dat Van Laarhoven in Thailand verbleef, is toen op enig moment besproken hoe met dat gegeven om te gaan, in het licht van de Nederlandse verdenking?

Van Delft: In die fase niet.

Vis: Wanneer dan wel?

Van Delft: Het moment waarop – dan springen we heel eind verder in de tijd – dat rechtshulpverzoek van juli 2012 werd gedaan en het verzoek de uitvoering te bespoedigen. Bij die omstandigheid werd bekend dat hij een partner had en een of meer kinderen.

Vis: Is in 2012 besproken of het een optie was om Van Laarhoven naar Nederland te halen of uit te nodigen voor verhoor?

Van Delft: Nee, dat is in die fase niet besproken.

Rechter: De PPP was in 2013. Hoe is de dat voorbereid. Hoe is dat gegaan? Van die PPP zijn sheets bij de stukken. Wie heeft die opgesteld, is er overleg geweest?

Van Delft: Het onderzoeksteam heeft het opgesteld, ik heb het voorafgaand aan de presentatie in Nederland gezien. Ik was het eens met de inhoud.

Rechter: Er was niet op voorhand overleg: het team heeft het opgesteld, u heeft het bekeken.

Van Delft: Er was afgesproken dat Van Weerelt en Van Otterlo de presentatie zouden houden, Van Weerelt zou het commune deel doen en Van Otterlo zou over het financiële gedeelte toelichting geven. In de sheets staan de highlights.

Rechter: Was er nog een toelichting nog op schrift?

Van Delft: Nee.

Rechter: Er wel besproken wat er zou worden verteld aan de hand van de sheets?

Van Delft: Dat Van Weerelt en Van Otterlo de hoofdlijnen onderzoek zouden schetsen en de vermoedelijke relatie met Thailan. Niet heel specifiek.

Rechter: Had u een taak?

Van Delft: Voor ons was het de eerste kennismaking met de Thaise politie, DSI (Department Special Investigations), het was ook voor eerst dat ze bevindingen gepresenteerd kregen van het onderzoek in Nederland.

Rechter: Had u een rol?

Van Delft: Nee, het was vooral de presentatie van onderzoeksbevindingen. Ik zat er uiteraard bij en op moment als er vragen kwamen over het gedoogbeleid en juridische kwesties, zou ik antwoord kunnen geven. In Thailand is een sterke hiërarchie, je wordt als officier van justitie wel als hoofd gezien.

Rechter: De presentatie zelf. U was er, Van Weerelt, Van Otterlo en Olde Engberink. Nog andere Nederlanders?

Van Delft: Ik dacht parketsecretaris Van Oosterhout.

Rechter: En van de Thai?

Van Delft: Van de DSI, namen weet ik niet, een vrij grote groep politiemensen.

Rechter: Hoe lang heeft de PPP geduurd?

Van Delft: Het hele gesprek toch gauw een paar uur.

Rechter: Waren er vragen over het gedoogbeleid, is er over het Nederlandse gedoogbeleid gesproken?

Van Delft: Ja.

Rechter: Weet u wat er over is gezegd?

Van Delft: Dat er een systeem is dat we coffeeshops hebben met een vergunning, dat er voorwaarden aan verbonden zijn en dat dit onder gedoogbeleid valt.

Rechter: Wie heeft dat verteld?

Van Delft: Ik heb erover gesproken en Van Weerelt ook.

Rechter: Was dat een vast deel van de presentatie?

Van Delft: Ja. Van Weerelt is ermee begonnen. Omdat het een vrij lastig onderwerp is, ben ik erop ingesprongen.

Rechter: Meer specifiek?

Van Delft: De criteria waaraan een coffeeshop moet voldoen. Dat er niet meer dan vijf gram aan één persoon mag worden verkocht, dat er geen overlast mag zijn, geen harddrugs, dat ze geen reclame mogen maken. Dat is uitgelegd en dat naar onze visie de coffeeshops waar we het over hadden niet aan die voorwaarden voldeed.

Rechter: Is er expliciet gezegd dat die coffeeshops vergunning hadden voor exploitatie?

Van Delft: Ja.

Rechter: Door wie?

Van Delft: Ik zelf in elk geval, ik weet niet of Van Weerelt het ook heeft gezegd.

Rechter: Het stilliggen van het onderzoek: is ook die rechterlijke omgang aan de orde geweest, het Checkpoint-arrest?

Van Delft: Nee, omdat de situatie toen wel anders was dan nu. Na 2013 zijn er door een aantal hoven en rechtbanken uitspraken gedaan, er is een rechterlijk pardon uitgesproken. Voor die tijd was dat minder, van een bestendige lijn was naar mijn mening geen sprake, het had geen zin om daarop in te gaan. Daarnaast bestond de verdenking tegen TGC niet alleen uit het hebben van te grote hoeveelheden, maar ook uit financiële malversaties. Dat maakt TGC een beetje anders dan zaken waarin een rechterlijk pardon is uitgesproken. Daar waren rechttoe rechtaan te veel voorraden aangetroffen op een bepaalde plek.

Rechter: In welke taal was de PPP?

Van Delft: In het Engels en vanuit het Engels werd er in Thais vertaald.

Rechter: Heeft u vragen gekregen van de Thai over het gedoogbeleid?

Van Delft: Niet exact. Als er een deel verkocht wordt, hoe dat aangevuld moest worden, als het op was.

Rechter: Wat heeft u gezegd?

Van Delft: Vermoedelijk dat er tot 500 gram aangevoerd kan worden.

Rechter: Is er over het betalen van belasting gesproken? Dat TGC belasting betaalde?

Van Delft: In de presentatie is gesproken over inkoopsprijzen die vermoedelijk te hoog zouden worden voorgewend, op basis van verklaring van meneer van Zelst en andere stukken. Of het woord belasting specifiek is genoemd, durf ik niet te zeggen.

Rechter: Het gedoogbeleid. 500 gram. Is daar nog op doorgegaan? Hebben ze het begrepen?

Van Delft: Daar is echt over gesproken. Vraag en antwoord gegeven. Of ze het begrepen hebben, is moeilijk te zeggen. Uit de manier waarop vervolgvragen worden gesteld, kun je wel afleiden of iemand het begrepen heeft. Voor buitenlanders is het moeilijk om tot drie cijfers achter de komma ons gedoogbeled te begrijpen.

Rechter: Is er een verzoek gedaan om bijstand?

Van Delft: Niet dat ik mij herinner.

Rechter: Er is niet gevraagd: kunt u nagaan of Van Laarhoven daar woont?

Van Delft: Nee. Het was kennismaking en resultaat van bevindingen en verkenning van de mogelijkheden tot samenwerking.

Rechter: Ik snap dat pas het rechtshulpverzoek het formele verzoek was, maar is er aangekondigd wat Nederland zou vragen?

Van Delft: Ik kan me niet herinneren dat we daar concrete vragen hebben voorgelegd. Eerst moest helder worden of er mogelijkheden tot samenwerking waren. In die vergadering zijn er geen uitspraken over gedaan. Later op de dag of de dag erna was er een ontmoeting met het Thaise OM en daar was een deel van de politiemensen bij die bij de PPP waren geweest. Het gesprek met het OM ging meer over de juridische mogelijkheden, om op basis van het rechtshulpverzoek van Nederland actie te ondernemen.

Rechter: Is er een vervolgafspraak gemaakt?

Van Delft: De conclusie was dat Thailand wel mogelijkheden zag een rechtshulpverzoek uit te voeren, maar er was geen honderd procent garantie. Er was wel voldoende bereidheid er serieus naar te kijken.

Rechter: Was er ook het idee dat hij er leefde of woonde?

Van Delft: Nee, niet in die ontmoeting.

Spong: Wie kwam op het idee om zo’n presentatie te geven?

Van Delft: Van Weerelt of Van Otterlo.

Spong: Vond u dat direct een goed idee, of acht u: ‘Waar is dat nou voor nodig?’ We houden toch niet overal in de wereld een PPP?

Van Delft: Ik vond het een prima idee. Het is een gemakkelijke laagdrempelige manier.

Spong: U gaat ernaar toe, dan geeft u een PPP met zijn drietjes, het gedoogbeleid komt ter sprake. Is ook verteld dat als het gaat om coffeeshops die met vergunningen handelen, als de 500-gram grens is bereikt, dat de verkoop doorgaat? Heeft u uitgelegd dat een coffeeshop per dag tientallen, soms wel 20 tot 30 kilo kan verkopen?

Van Delft: Over dergelijke hoeveelheden is niet gesproken, wel dat het aangevuld word.

Spong: De Thai hebben niet gevraagd hoe vaak dat aangevuld wordt?

Heeft u verteld hoeveel coffeeshop er in Nederland zijn? Een stuk of 600?

Van Delft: Nee.

Spong: Waarom eigenlijk niet?

B: Ik maak bezwaar tegen deze vraag.

Spong: Ik wil weten waarom dit aan de Thai niet verteld is. Het aantal coffeeshops kan een derde tot de opvatting brengen: dat is hier normaal. Waarom is dit niet gevraagd?

Van Delft: Ik heb er geeen aanleiding toe gezien.

Spong: Is uitgelegd dat coffeeshops inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting betalen?

Van Delft: Nee.

Spong: Wat mij ontzettend intrigeerde – ik ben heel eerlijk – is dat Van Delft net zei: het Checkpointarrest is niet aan de orde gesteld, want op dat moment was er nog geen bestendige lijn in de jurisprudentie. Was u op de hoogte van het vonnis van 29 oktober 2013, even vóór de PPP, het rechterlijk pardon voor een van de coffeeshop van TGC?

Van Delft: Ja.

Spong: Heeft u dat gemeld?

Van Delft: Ik kende de uitspraak. Het is niet ter sprake geweest, om een goede reden. Omdat die zaak helemaal losstaat van het onderzoek BRZ408 (het betreffende onderzoek naar TGC). Omdat het niet te vergelijken is. Dat zou in mijn visie appels en peren vergelijken zijn.

Spong: In dat vonnis staat dat TGC op economisch verantwoorde wijze coffeeshops exploiteert.

Van Delft: Dat is een uitspraak van de rechtbank. Die laat ik aan de rechtbank.

Spong: Er staat dat het aanhouden van een behoorlijke voorraad van evident belang is.

Van Delft: Dat heb ik niet gemeld. Appels en peren.

Spong: Zijn er verder nog mededelingen gedaan over uitspraken van rechterlijke colleges?

Van Delft: U ben daar zelf bij geweest, bij behandeling van een bezwaarschrift, eind 2014. Toen heeft Spong bezwaar gemaakt tegen het beslag in een strafzaak. Daar is een raadkamerbehandeling van geweest. De uitspraak was: afgewezen. Gezien die uitspraak was er geen sprake van een bestendige lijn.

Spong: Nog één vraag: ik heb een beetje moeite met het vermijden van het woord achterdeur. Feitelijk komen ze via achterdeur binnen. Waarom werden de verdenkingen ten aanzien van de wijze waarop coffeeshops bevoorraad worden, weergegeven als vaststaande feiten? U doet in crimes of the past melding van een zaak van 27 mei 2008, waarbij 2,6 kilo in de kelder van de coffeeshop lag. Hebt u verteld dat die zaak geseponeerd is?

Advocaat Smeets: Die zaak is in februari 2014 geseponeerd. U gaf goedkeuring voor de PPP. Heeft u ten nog gecontroleerd wat stand van zaken was met die zaak uit 2008. Heeft u dat nog gecontroleerd?

Van Delft: Nee.

Spong: Tijdens de PPP rakelt u een stokoude zaak op. Waar de verdenkingen als vaststaande feiten worden gepresenteerd.

Smeets: U zegt: wij vonden dat niet relevant voor het onderzoek. Begrijp ik dat goed?

Van Delft: Voor het doel waarvoor wij daar waren, was de mededeling van stand van zaken niet van belang.

Smeets: Crimes of the past. Daar staat een zaak uit 2008 bij. U presenteert dit als een in het verleden gepleegde misdaad.

Van Delft: Het was een strafbaar feit.

Smeets: U weet wat onschuldpresumptie is? Dat iemand onschuldig is tot hij veroordeeld wordt door rechter. Is het dan niet van belang dat te melden?

Van Delft: Wij hebben de bevindingen uit het onderzoek op dat moment gepresenteerd. Voor de wederpartij was duidelijk wat de stand van zaken is.

Smeets: De volgende zaak: 8,5 kilo en joints, in een stash in Den Bosch. U vond het niet nodig over die zaak iets meer te zeggen?

Van Delft: Dat is hetzelfde verhaal.

Smeets: Op 29 oktober is daar uitspraak gedaan. Twee weken eerder deed de rechtbank uitspraak over het rechterlijk pardon. U heeft dat niet genoemd!

Van Delft: Daar heb ik al antwoord op gegeven. Het is appels met peren vergelijken. In een aantal zaken, waaronder deze, waar een rechterlijk pardon is uitgesproken, is er kaal sprake van een te grote handelsvoorraad. In de zaak tegen TGC gaat het om te grote voorraden zowel in als buiten de shop, vermoedens van knoeien met inkoopsprijzen, derhalve knoeien met boekhouding, vermoedens van witwassen, schijnconstructies en ingewikkelde structuren. Dat is een andere zaak dan die van de rechterlijke pardons.

Smeets: In de zaak op deze sheet heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Het gaat om dezelfde zaak!

Rechter: In de sheet gaat het om een concrete zaak.

Spong: Het gaat om dezelfde appel!

Van Delft: Nee.

Rechter: Helder is dat het niet is genoemd.

Spong: Als u het nu achteraf zo bekijkt, zoals in de sheet de zaak is afgedaan. Vindt u het niet misleidend?

Bitter: Hier maak ik bezwaar tegen.

Spong: Misleidend is een mening van een getuige. U weer net zo goed als ik dat de Hoge Raad bij het vragen naar meningen van getuigen heel rekbare grens trekt. Je kan een mening vragen aan een deskundige. Als er één deskundige is, is het meneer Van Delft wel!

Rechter: De vraag is: was het de bedoeling te misleiden?

Smeets: Heeft u bewust de uitspraak niet genoemd?

Van Delft: Eh, ik heb hem bewust niet genoemd, maar niet met de bedoeling te misleiden.

Vis: Aanwezigen aan Thaise zijde: u zegt politiemensen, van de DSI. Heeft u er zich voorafgaand aan van vergewist wat het DSI is?

Van Delft: Ik wist met wie we de afspraak hadden. De liaison had de afspraak gemaakt, hij is ervoor om te zorgen dat de juiste mensen aan tafel komen. Ik weet dat het een politiedienst is.

Vis: Wist u het verschil tussen de gewone politie en de DSI?

Van Delft: Nee.

Vis: U heeft zich er toen niet van vergewist.

Van Delft: Ik heb de liaison vertrouwd dat hij binnen politie en justitie weet welke partijen een rol spelen.

Vis: Over die bestendige lijn: was u wel bekend met uitspraken van rechtbanken en hoven en achterdeur? Met welke? Dat het bijvoorbeeld bij Checkpoint niet alleen ging om de opiumwet, maar ook om deelname aan criminele organisatie, en dat ook daar het rechterlijk pardon voor geldt?

Van Delft: Ik was bekend met Checkpoint.

Smeets: U vind dat appels met peren vergelijken? Dat ging ook om de achterdeur, witwassen en criminele organisatie.

Van Delft: Het zit hem in de duiding van strafbare feiten. Als er niet alleen sprake is van te grote voorraden, maar ook van financiële malversaties. Daar was bij Checkpoint geen sprake van. Daarom verschillen de zaken, de TGC was een kansrijkere zaak om tot bewezenverklaring te komen dan andere.

Vis: De verdampte verdenking inzake mensenhandel. Bent u bekend met uitkomst van het onderzoek van de IND (Immigratie- en Naturalisatie Dienst) daaromtrent?

Van Delft: Daar sla ik zo niet op aan.

Vis: Over de mensen die in TGC werkten. Dat was in 2013 afgerond. Over mensen die in dat hoofdkantoor werkten.

Van Delft: Daar herinner ik mij niets van.

Vis: Vandaag heeft u aangegeven dat u vragen over het gedoogbeleid heeft beantwoord. Maandag hebben we een andere getuige gehoord (Olde Engberink). Die zei dat er van uw zijde geen enkele inhoudelijke inbreng is geweest. Maakt dat uw antwoorden nog anders?

Van Delft: Of Olde Engberink dat heeft gezegd is niet voor mijn rekening. Tijdens de vergadering is meneer Olde Engberink een aantal keren weggelopen.

Vis: Is er gesproken over dwingend vervolgen?

Van Delft: Er is over gesproken, dat als ze zich aan regels houden, ze niet worden vervolgd. Kan me niet herinneren dat de aanwijzing opiumwet is genoemd.

Vis: Is ook over de handhaving van gemeenten iets uitgelegd aan de Thai?

Van Delft: Er is over gesproken dat een burgemeester, als er een overtreding wordt geconstateerd, een shop kan sluiten.

Vis: Is besproken of de burgemeester aanleiding had gezien de vergunning in te trekken?

Van Delft: Er is wel gesproken over de huidige situatie van de coffeeshops, en dat ze open waren.

Spong: Er is bij het gedoogbeleid ook aan de orde gekomen dat er bij coffeeshops, door gedoogde verkoop, in dat geval naar Nederlands recht niet meer gesproken wordt van door misdrijf afkomstig geld?

Van Delft: Niet zo specifiek. Er is gezegd dat als coffeeshops zich aan regels houden, ze niet vervolgd worden.

 

Rechter: Het rechtshulpverzoek aan Thailand is in de tweede helft van 2014 gedaan. Zijn er in die tijd ook andere rechtshulpverzoeken gedaan? Was dit samen met andere?

Van Delft: Er zijn ook andere uitgestuurd in die periode. Naar Spanje, Luxemburg, Zwitserland, meen ik.

Rechter: In het rechtshulpverzoek aan Thailand: wat is daar concreet gevraagd?

Van Delft: Er is gevraagd om telefoontaps, doorzoeking van de woning Van Laarhoven en de vraag om beslag te leggen op roerend en onroerend goed. Een getuigenverhoor van zijn vrouw of ex-vrouw, en in een algemene formulering om informatie.

Rechter: Andere rechtshulpverzoeken, daar maakte ook doorzoeking deel van uit?

Van Delft: Ja. In Spanje ging het om de woning Frans van Laarhoven. In Luxemburg ondermeer om doorzoeking van een Trust-Advocatenkantoor.

Rechter: Als een onderzoek dit vereist, is er een zeer sterke voorkeur dat dit tegelijk gebeurt. Was dat in verband ook? Dat mensen gealarmeerd worden. Was dat in deze zaak ook een element?

Van Delft: Het was de bedoeling op 2 en 4 juli (2014) doorzoekingen te laten plaatsvinden in diverse landen, zoveel mogelijk tegelijk. Op dezelfde dag. 2 juli was de dag voor de buitenlandse rechtshulpverzoeken en 4 juli voor de Nederland doorzoekingen.

Rechter: Weet u of de rechtshulpverzoeken tegelijk zijn aangeboden?

Van Delft: Dat verschilt per land. Spanje kan direct, Thailand is een ander verhaal.

Rechter: Weet u wanneer het Thaise rechtshulpverzoek het parket heeft verlaten?

Van Delft: De datum weet ik niet. Kort nadat ik het ondertekend heb.

Rechter: Een omstandigheid die speelt: de staatsgreep in Thailand, 22 mei 2014. Was u daarvan op de hoogte?

Van Delft: Ja.

Rechter: Had dat consequenties voor contacten met Thai?

Van Delft: Nee. Het rechtshulpverzoek gaat via de ministerie van Justitie en Buitenlandse Zaken. De normale gang van zaken is dat als land waar je een rechtshulpverzoek aan richt, als er beletsels zijn, dat zij dat aan ons kenbaar maken.

Rechter: Van het OM waren er geen instructies?

Van Delft: Ik heb geen instructies gehad, ik heb van geen belemmeringen gehoord, het rechtshulpverzoek is via normale kanalen verstuurd. Ik heb wel gehoord dat was doorgestuurd.

Rechter: De mensenrechtensituatie was veranderd. Was er bij u meer bekend over de impact?

Van Delft: Geen bijzonderheden.

Rechter: Voor uzelf heeft de staatsgreep geen invloed gehad op handelingen?

Van Delft: Nee. Het is via normale kanalen verstuurd.

Rechter: Door u zelf?

Van Delft: Het is opgesteld door het onderzoeksteam. Ik kreeg het concept toegestuurd en heb getekend. Er is op mijn verzoek wat meer nadruk gelegd op witwassen. Dat heb ik wat nadrukkelijker benoemd.

Rechter: Waarom?

Van Delft: In Thailand was er in hoofdzaak van verdenking van witwassen. Je kunt moeilijk een rechtshulpverzoek opstellen zonder over drugs te praten, maar ik wilde woord drugs wel zoveel mogelijk vermijden in verband met straf die daar in Thailand op staat. Er is afgesproken dat er een rechtshulpverzoek zou zijn dat zou gaan over witwassen. Toen het concept kwam heb ik een paar aanpassingen gedaan waardoor het er wat explicieter stond over witwassen. Dat stond ook in de kop van het rechtshulpverzoek. De insteek was dat het niet om drugsverdenking ging.

Rechter: In verband met straffen: zag u risico in voor Van Laarhoven?

Van Delft: Niet zozeer direct risico voor zijn leven, softdrugs staat geen doodstraf op. Dat heb ik via de liaison laten uitzoeken.

Rechter: Specifiek in deze zaak?

Van Delft: Ja. Bovendien was er geen aanwijzing dat Van Laarhoven in Thailand in drugs handelde.

Rechter: Wel een ander risico?

Van Delft: Niet dat ik me zo voor de geest haal.

Rechter: Het witwassen is meer benadrukt.

Van Delft: Er staan geen passages in waarin werd geduid op drugshandel van hem in Thailand.

Rechter: Heeft u over het rechtshulpverzoek contact gehad met Olde Engberink?

Van Delft: Eh.

Rechter: Is de normale duur van een rechtshulpverzoek besproken?

Van Delft: Dat kan ik me niet herinneren.

Rechter: Met andere mensen?

Van Delft: Ik ging er vanuit dat we ondanks de verzending rechtshulpverzoek vrij kort ervoor, dat gezien de contacten die we al hadden gehad, dat ze uitgevoerd zouden worden. Omdat we een goede verstandhouding hadden met de Thaise autoriteiten.

Rechter: Had u ervaring met Thaise autoriteiten?

Van Delft: Nee.

Rechter: Was u bekend met de ervaringen van collega’s? Maandag is meneer Olde Engberink gehoord. Die zei dat het wel laat was, dat het normaal een aantal maanden neemt.

Van Delft: Een maand van tevoren een rechtshulpverzoek indienen is niet ruim qua tijd, maar gezien de goede contacten gingen we ervan uit dat het op tijd zou zijn.

Rechter: Op 2 en 4 juli waren de acties in Europese landen. Heeft u daarvóór nog contact gehad, misschien via Olde Engberink: ‘Gaan de Thai die datum ook halen?’

Van Delft: Kan ik me niet herinneren.

Rechter: Heeft u de inhoud van het rechtshulpverzoek: nog met anderen besproken? Met het oog op de risico’s voor Van Laarhoven?

Van Delft: Kan ik me zo niet herinneren.

Smeets: Over de periode dat het rechtshulpverzoek is opgesteld en verstuurd. De PPP was in november 2013, het rechtshulpverzoek in juni 2014. Is er nog contact geweest tussen het onderzoeksteam en de Thaise autoriteiten?

Van Delft: Ik kan me geen specifiek contact voor de geest halen. Na 2013 is het rustig geweest, er was geen noodzaak om contact op te nemen, omdat het onderzoek hier verder ging.

Smeets: Die strafzaak uit 2008. Het sepot is van 4 februari 2014. Heeft dat sepot gemeld aan de Thai?

Van Delft: Ja, middels een schrijven van mij.

Bitter: Dit is niet de plek om het over dat schrijven te hebben.

Smeets: De vraag is waar dat stuk is.

Van Delft: Ik heb een brief geschreven. Ik heb de sepotbeslissing laten vertalen en een brief aan de Thaise autoriteiten geschreven en uitgelegd dat de zaak werd geseponeerd.

Rechter: Wat was de aanleiding daartoe?

Van Delft: Ik zou dat moment niet terug kunnen halen. Het zal in 2014 zijn geweest.

Rechter: U weet niet of die brief er nog is?

Van Delft: Nee, ik heb sinds december 2015 geen beschikking meer gehad over mijn stukken.

Smeets: Was het voor of na de aanhouding?

Van Delft: Dat weet ik niet.

Smeets: Heeft u voorafgaand aan rechtshulpverzoek in juni 2014 stukken verstuurd aan Thailand?

Van Delft: Daar kan ik geen antwoord op geven, dat weet ik niet meer.

Smeets: Het sepot wel. Aan wie?

Van Delft: Aan de liaison met het verzoek dat door te sturen aan het Thaise OM.

Smeets: U zei net dat u vertrouwen had dat het rechtshulpverzoek zou worden uitgevoerd, vanwege de goede contacten. Welke?

Van Delft: Dat zullen telefonische contacten zijn geweest. Van mezelf kan ik geen momenten terughalen. Ik verwacht dat Van Weerelt gebeld heeft.

Smeets: Waarop was dat vertrouwen gebaseerd?

Van Delft: Op het gesprek in november 2013, de relatie was hetzelfde gebleven.

Smeets: Heeft u uw vermoeden geverifieerd?

Nee, ik niet.

Smeets: Waarop baseert u dat dan?

Van Delft: Dat het contact uit 2013 zich heeft voortgezet.

Smeets: Dat heeft u ook niet aan liaison gevraagd?

Van Delft: Kan ik me niet herinneren.

Smeets: Had u weleens vaker een PPP in het buitenland gegeven over strafzaken?

Van Delft: Ja.

Smeets: Welke opvolging is er dan aan gegeven?

Van Delft: Dat begrijp ik niet.

Smeets: Ik begrijp dat u wat geheugenproblemen heeft. Wat is er gebeurd tussen november 2013 en 2014?

Van Delft: Ik kan me geen contacten herinneren, Van Weerelt en Van Otterlo zullen contacten hebben gehad.

Smeets: Is het juist dat de rechtshulpverzoeken naar andere landen eerder zijn verstuurd dan naar Thailand?

Van Delft: Dat weet ik niet.

Spong: Het gaat over die staatsgreep, daar bent u mee bekend geraakt. Wist u ook hoe het daarna met de rechtshandhaving geregeld werd?

Van Delft: Nee.

Spong: Kent u de instelling National Count of Peace and Order.

Wist u dat twee dagen na staatsgreep de rechterlijke macht direct onder de autoriteiten viel?

Van Delft: Nee.

Spong: U zegt: de toets vindt plaats op ministerieel niveau. Is het desalniettemin niet bij u opgekomen het zelfstandig met het ministerie over deze toets te hebben?

Van Delft: Nee.

Spong: Kent u de resolutie van 23 juni van de Raad van de Europese Unie, dat de contacten ‘suspended’ (uitgesteld) worden?

Van Delft: Op dat moment niet. Volgens mij is dat ook van na de datum van het rechtshulpverzoek.

Spong: Was het bedoeling dat er Nederlandse verbalisanten bij de doorzoeking op 2 juli aanwezig zouden zijn?

Van Delft: Er waren verbalisanten aanwezig, maar op dat moment nog niet.

Spong: Dat was wel de bedoeling?

Van Delft: Er zouden Nederlandse verbalisanten afreizen op het moment dat het rechtshulpverzoek zou worden uitgevoerd. Dat wordt in de regel verzocht.

Spong: U zegt: aan de ene kant had u goede contacten. Toen kwamen de militairen aan de macht. Er is binnen uw team overlegd, of gelet op staatgreep, het nog wel doorgang zou vinden?

Van Delft: Nee.

Spong: Hebt u zich rekenschap gegeven van de belangen van de heer en mevrouw Van Laarhoven door uitvoering van militairen van uw rechtshulpverzoek?

Van Delft: Het is de vraag of het rechtshulpverzoek uitgevoerd zou worden door militairen. Als je als officier van justitie een rechtshulpverzoek verstuurt met het verzoek bepaalde handelingen uit te voeren, geef je je altijd rekenschap van wat de consequenties zijn voor betrokkenen.

Spong: Over het rechtshulpverzoek zelf zegt u: daar heb ik de hand in gehad. U refereert aan afspraak dat het zou gaan over witwassen. Met wie?

Van Delft: Met het onderzoeksteam.

Spong: Ook met de Thaise autoriteiten?

Van Delft: Nee. Ik heb geen contact meer gehad met Thaise autoriteiten.

Spong: We hebben het over een afspraak tussen u en uw eigen teamgenoten. Er is dus een risicoafweging geweest. Op witwassen en niet op drugs. Is er informatie ingewonnen over de strafmaat in Thailand voor witwassen?

Van Delft: Ik meen mij te herinneren dat de straf voor witwassen en criminele organisatie 15 jaar is.

Spong: Wist u dat de Thai een cumulatieve samenloopregeling hebben?

Van Delft: Nee.

Spong: Wist u dat hij op basis van het rechtshulpverzoek 100 jaar gevangenisstraf zou kunnen krijgen?

Van Delft: Dit is een vraag waarop het antwoord een verkeerde indruk kan wekken. Van Laarhoven heeft 103 jaar gekregen, maar moet daar effectief 20 van uitzitten.

Spong: Wilt u zeggen dat dat een schijntje is?

Van Delft: Nee hoor.

Rechter: 100 jaar voor witwassen in Thailand?

Van Delft: De basis voor die feiten was 15 jaar, dat was bekend.

Spong: Heeft u rekening gehouden met de mogelijkheid dat het meer zou worden?

Van Delft: Puur op basis van het rechtshulpverzoek hoefde ik daar geen rekening mee te houden.

Rechter: Was u ervan op de hoogte dat er meer opgelegd kon worden?

Van Delft: Die situatie deed zich helemaal niet voor. De Thai zouden de resultaten aan ons doorgeven, die discussie speelde niet.

Spong: Hield u rekening me mogelijkheid dat Van Laarhoven met het rechtshulpverzoek 100 jaar gevangenisstraf zou kunnen krijgen?

Van Delft: Dat was niet aan de orde.

Rechter: Er was een afweging over drugs,

Van Delft: Er was geen zelfstandig onderzoek waardoor hij het risico zou lopen dat hij daar vervolgd en veroordeeld zou worden.

Rechter: Dat was er met drugs ook niet?

Van Delft: De Thai geven voor een kleine hoeveelheid drugs hele forse straffen, we wilden niet de indruk wekken dat hij zich in Thailand met drugs had beziggehouden.

Spong: Dat begrijp ik niet. Die PPP druipt van de drugs!

Van Delft: Toen het onderzoek vorderde is de keuze gemaakt het rechtshulpverzoek daarop te enten, die vrijheid was er.

Spong: U schildert hem wel af als een grote drugshandelaar. Heeft u er niet aan gedacht Van Laarhoven en partner in Nederland uit te nodigen?

Van Delft: Er is voor de strategie gekozen eerst het onderzoek zoveel mogelijk compleet te maken, inclusief doorzoekingen en met de resultaten van doorzoekingen. Daarin past niet een verdachte eerst uit te nodigen voor je een doorzoeking doet. Van tevoren uitnodigen zou in strijd zijn geweest met de tactische keuze.

Spong: Dat was dus een bewuste keuze.

Van Delft: Ja.

Spong: Bent u in het kader van het rechtshulpverzoek naar Thailand gereisd?

Van Delft: Niet in die periode. In november 2013, september 2014 en juni/juli 2015.

Vis: U zegt: er liep geen zelfstandig onderzoek in Thailand en we hadden bij een rechtshulpverzoek geen reden te denken dat er vervolging kwam. Wanneer heeft u zich dan laten informeren over de strafmaat voor drugs en over de doodstraf?

Van Delft: Logischerwijze zou dat voor het rechtshulpverzoek zijn geweest.

Vis: Is er een terugkoppeling geweest van die vragen door Olde Engberink?

Van Delft: Ja.

Vis: Was dat schriftelijk of mondeling?

Van Delft: Dat weet ik niet.

Vis: U zegt: u hield geen rekening met vervolging in Thailand. Anderzijds liet u zich wel informeren over de strafmaat.

Van Delft: Op het moment dat je een rechtshulpverzoek verstuurt, staat daar informatie in. Die komt ter kennis van de autoriteiten daar. De mogelijkheid bestaat dat andere landen op basis van die informatie zelf een onderzoek beginnen en in dat kader is het zorgvuldig: wat zijn de eventuele consequenties?

Vis: U hield dus bij het doen van rechtshulpverzoek rekening met de mogelijkheid dat Van Laarhoven daar vervolgd zou kunnen worden?

Van Delft: Als landen dat doen, vragen ze toestemming aan het land dat de informatie ter beschikking stelt.

Vis: Olde Engberink had geen herinnering aan gesprekken over de strafmaat.

Van Delft: Ik verklaar naar eigen wetenschap.

Vis: Was u bekend met het moment waarop het rechtshulpverzoek de liaison bereikte in Thailand?

Van Delft: Nee.

Vis: Was u bekend met het moment waarop hij het heeft aangeboden aan de Thaise autoriteiten? Bent u bekend met de aanbiedingsbrief die Olde Engberink bij rechtshulpverzoek heeft gevoegd?

Van Delft: Nee.

Vis: Bent u ook niet betrokken geweest bij het opstellen van de aanbiedingsbrief?

Van Delft: Nee.

Vis: Hebt u uw vrees over het teveel noemen van drugs in het rechtshulpverzoek ooit met meneer Olde Engberink besproken?

Van Delft: Dat kan ik mij niet herinneren. Olde Engberink is liaison, die heeft een soort postbodefunctie.

Vis: U heeft het niet met Olde Engberink gehad over omzichtigheid met betrekking tot drugs?

Van Delft: Nee.

Vis: In het licht van terughoudendheid: er staat in die brief dat de opiumwetfeiten, de teelt en handel in hennep en hasjies, zich met name afspelen in Nederland. Weet u hoe die formulering tot stand is gekomen? Waarom dat ‘met name?

Van Delft: Nee. Het is overigens wel correct.

Vis: Wat verder opviel: op dezelfde pagina staat dat Van Laarhoven ervan wordt verdacht dat hij in Thailand schuldig is aan witwassen en criminele organisatie. Vlak daarboven staat omschreven: met als doel het plegen van drugsdelicten. Dat noemt u omzichtig?

Van Delft: Dan maakt u een sprong en combineert u zaken. Het onderzoek in Nederland richt zich op de feiten. Daar is niet per se uit af te leiden dat meneer Van Laarhoven zich in Thailand schuldig zou maken aan drugshandel.

Vis: Hebt u geverifieerd dat de Thai het ook zo zou lezen?

Van Delft: Ik heb geen signalen gehad dat ze het niet begrepen.

Rechter: U heeft geen aanleiding gezien het te verifiëren.

Van Delft: Uit het rechtshulpverzoek is duidelijk dat Van Laarhoven wordt verdacht van witwassen en dat het zich in hoofdzaak daarop richt.

Vis: U heeft niet geïnformeerd of de Thai het rechtshulpverzoek hadden begrepen.

Van Delft: Nee.

Spong: We hebben een grondfeit. Is dat meegedeeld?

Van Delft: In het rechtshulpverzoek wordt beschreven wat de herkomst is van de gelden. Dat zou moeilijk anders kunnen, omdat je anders een heel vaag stuk krijgt. Er staat ook: dat tot op heden geen sprake is van drugshandel in Thailand.

Vis: Waarom, in het licht van de omzichtigheid: tot op heden?

Van Delft: Omdat ik niet in de toekomst kan kijken. Het onderzoek was nog gaande.

Smeets: Dat is zoiets als wanneer ik zeg: ‘Ik ken meneer Van Delft als een officier van justitie die tot op heden geen moord heeft gepleegd?’ Waarom niet: er is niet gebleken van handel in drugs?

Vis: Aan de Thai is omschreven dat er een vermoeden bestaat dat de organisatie er onder meer op gericht is om producten binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Vindt u dat omzichtig? Heeft u zich rekenschap gegeven van potentiële gevolgen van die formulering?

Van Delft: Dit is overgenomen uit de opiumwet, maar niet met de bedoeling aan te geven dat Van Laarhoven drugs exporteert. Het is een duidelijke zin: er geen signalen bekend.

Advocaat Van Weeren: Over die PPP: heeft u als leider van het onderzoeksteam ervoor gezorgd dat er een goed verslag werd gemaakt van bijeenkomst?

Van Delft: Ik heb er niet specifiek op aangestuurd dat er verslag van werd gemaakt.

Van Weeren: Is dat er?

Van Delft: Dat weet ik niet.

Rechter: Het volgende thema: de brief van 14 juli 2014. Over initiating criminal proceeding. Initiate criminal case, take all necessary etcetera. Heeft u die brief gezien?

Van Delft: Ik heb het concept gezien, ik heb de tekst gekregen, maar niet de aanhef en het onderste stuk.

Rechter: Die twee passages nie?

Van Delft: Ik was op vakantie toen dit ging spelen, ik heb van Olde Engberink of Van Weerelt via de mail de tekst gekregen, maar exclusief kop en kont.

Rechter: De brief bevat verder onderzoeksgegevens. Dat zat in het concept.

Van Delft: Ik heb de complete brief pas gezien toen ik terug was van vakantie, op kantoor. Eind augustus. Na de verzending van de brief.

Rechter: Hoe was die brief tot stand gekomen?

Van Delft: Het rechtshulpverzoek was verzonden, er was bericht dat de Thai dat niet op 2 en 4 juli konden uitvoeren, toen zijn kort na de actiedagen Van Weerelt en Van Otterlo naar Thailand gereisd, in afwachting van alsnog de uitvoering van het rechtshulpverzoek. In de periode tussen 2 juli en 14 juli is er met mij contact opgenomen. Het rechtshulpverzoek zat in de kanalen in Thailand, maar het nog niet op plek waar het uitgevoerd kon worden. Er is besproken dat de tijd begon te dringen.

Rechter: Tijd begon te dringen?

Van Delft: Op 2 en 4 juli waren er doorzoekingen. Aanvankelijk wilden we die allemaal op hetzelfde moment, maar dat lukte niet. Op 2 en 4 juli was er publiciteit. De verdachten kwamen ervan op de hoogte dat er onderzoeken tegen hen liepen. Er waren plaatsen in Thailand die niet doorzocht waren. Het risico was dat er stukken weggemaakt zouden worden, potentiële bewijsmiddelen, vermogens.

Rechter: De tijd begint te dringen. Dat moest dan toch daarvoor? Je moet er toch ook voor die tijd zijn geweest?

Van Delft: Daar hebben we zeker over gesproken, maar we konden niet vanuit Thailand de bevestiging krijgen over een datum. Onze strategie viel gedeeltelijk in duigen. Ik heb toen aan de liaison via Van Weerelt gevraagd of hij iets kon doen om uitvoering te bespoedigen.

Rechter: Dat had u niet voor 2 juli gedaan?

Van Delft: Nee. Het verzoek was gedaan, later was er opnieuw contact, toen heeft Olde Engberink aangegeven dat de uitvoering rechtshulpverzoek bespoedigd zou kunnen worden middels zelfstandig Thais onderzoek en dat ze daarin de handelingen zoals wij vroegen daarin zouden meenemen en dat ze de resultaten daarvan later zouden toesturen.

Rechter: Heeft u rechtstreeks met hem contact gehad?

Van Delft: Met hem of met Van Weerelt, ze waren daar allebei.

Rechter: U hoorde dat voorstel, wat was uw reactie?

Van Delft: Dat ik erover na moest denken en ruggenspraak zou houden. Ik heb het voorgelegd aan plaatsvervangend hoofdofficier Van Dam. Daarnaast heb ik telefonisch gesproken met parketsecretaris Van Oosterhout, om op mijn verzoek het Bureau Internationale Rechtszaken en de rechter-commissaris te informeren. Een aantal partijen heb ik zelf geraadpleegd of laten raadplegen. Uiteindelijk moet je een afweging maken, het is ja of nee en in die afweging spelen een aantal omstandigheden een rol. We hebben gekeken naar de ernst van de feiten waar hij van werd verdacht: drugshandel, witwassen, criminele organisatie. Er was een ernstige verdenking van ernstige strafbare feiten, gepleegd gedurende een langere periode. Ik heb afgewogen dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie geen bezwaar heeft geuit, daar konden ze ermee instemmen. Ik heb geprobeerd te denken wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Die waren moeilijk in te schatten. We zouden het verzoek kunnen doen aan de Thai zelfstandig onderzoek te doen. Of het tot vervolging zou leiden, was op dat moment niet of nauwelijks in te schatten. Alles bij elkaar was er noodzaak om het op die manier te doen. Dus heb ik ingestemd met het voorstel. De noodzaak: ‘Je komt in een situatie dat er op verschillende plaatsen al acties geweest, er is geen alternatief om in bezit te komen van dat bewijsmateriaal.

Rechter: Dat intern overleg: niemand gezegd: niet doen?

Nee.

Moeilijk in te schatten… Heeft u daar nog overleg over gehad met de Thai?

Van Delft: Nee. Niet omdat ik er niet aan gedacht heb, maar vanuit de gedachte dat de Thai informatie zouden krijgen die nog door hen onderzocht zou moeten worden, konden nog geen uitspraken worden gedaan over de eventuele consequenties.

Rechter: Op voorhand was er geen afspraak gemaakt. Geen contact met Thai om beter te kunnen inschatten?

Van Delft: Nee. Doel was wel uitdrukkelijk dat wij de handelingen die we vroegen, graag uitgevoerd wilden hebben. Het was niet gericht op meneer Van Laarhoven die per se veroordeeld moest worden.

Rechter: Was die noodzaak niet wat kleiner na die acties?

Van Delft: Het was zo kort na die actiedagen dat de kans dat alles al weg zou zijn, beperkt zou zijn. Onroerend goed kost de nodige tijd en moeite om dat op andermans naam te zetten, bijvoorbeeld. De kans was reëel dat we daar nog wat zouden aantreffen.

Rechter: Is er iets van op schrift gesteld, of was het alleen mondeling?

Van Delft: Alleen telefonisch. Dat is niet ongebruikelijk. In andere zaken wordt dat ook zo gedaan. De Thai hebben gezegd: de handelingen kunnen versneld worden, maar alleen in het kader van een zelfstandig Thais onderzoek.

Rechter: Over hoe onderzoek eruit zou zien is niks op schrift gezet?

Van Delft: Ik heb nooit de garantie gehad: dan gaan we dat ook 100 procent doen. Ik weet niet wanneer Olde Engberink het gesprek heeft gehad met de Thaise attorney general.

Rechter: U zegt dat dit een gebruikelijke gang van zaken was?

Van Delft: Het was niet ongebruikelijk.

Rechter: Heeft u dit eerder gedaan?

Van Delft: Ja.

Rechter: Was de procedure dan hetzelfde?

Van Delft: Ja. Met België bijvoorbeeld. Andersom ook.

Rechter: Worden er dan afspraken gemaakt, garanties bedongen?

Van Delft: Het doel was uitdrukkelijk: handelingen uit te voeren. Ik had het idee dat de Thai dat hebben begrepen. Dat was het enige. Ik heb de brief achteraf gelezen, in essentie staat erin hoe het was. Voor mij voldeed de brief.

Rechter: Is de vraag aan de orde geweest de brief niet te verzenden?

Van Delft: Nee.

Rechter: Rond deze tijd was er contact tussen u en de advocaten van Van Laarhoven. Om bepaalde praktische zaken te bespreken. Op 14 juli.

Van Delft: Dat was ten tijde van de aanhoudingen van 2 en 4 juli, via de mail en telefonisch is er contact geweest. Zij wilden een telefonisch onderhoud. Cliënten wilden meewerken aan onderzoek, wilden zich beschikbaar houden als ze zouden worden uitgenodigd voor verhoor. Dat was in ieder geval vóór 14 juli.

Spong: Uw herinnering is perfect.

Van Delft: De afspraak met kantoor Spong staat los van wat er later is gebeurd. Voor mij was niet voorzienbaar en we hebben er niet om gevraagd meneer Van Laarhoven aan te houden.

Rechter: U ging het alleen om het beslag?

Van Delft: Ja.

Spong: U zei dat het voor u niet voorzienbaar was. Had u navraag gedaan?

Van Delft: Nee.

Spong: Is de vraag wel intern besproken?

Smeets: Nee.

Spong: In de brief vraagt u de Thai to initiate a criminal case, conduct any relevant investigation in accordance with article 20 of the Thai Criminal Procedure Code and take all necessary proceeding against the said suspects under Thai related laws. Hebt u zich afgevraagd hoe de Thai het verzoek zouden hebben opgevat?

Smeets: Wat betekent ‘all necessary’. Valt daar ook toepassing van voorlopige hechtenis onder?

Van Delft: Ik blijf erbij…

Spong: Laten we elkaar geen malle pietje noemen. U heeft niet gedacht dat het vrijheidsontneming zou kunnen worden?

Van Delft: De Thai gaan bekijken: wat kunnen we met de info. Daar sta ik buiten.

Smeets: Ik sta daar buiten. U neemt geen verantwoordelijkheid. Maar wat er is gebeurd, is dat niet op uw verzoek?

Van Delft: De verantwoordelijkheid ligt bij het Thais OM.

Spong: Dan komt die aanhouding. Dat was voor u geen verrassing?

Van Delft: Jawel. Als ik het er niet eens ben, is dat met het feit dat hij op basis van het verzoek is aangehouden.

Spong: U hebt het concept gekregen. Dat had strakker gekund. U heeft gecommuniceerd met Olde Engberink: dat kan wel wat strakker?

Van Delft: Ik heb gekeken welke informatie we hadden.

Spong: Na uw vakantie kreeg u de brief onder ogen. Heeft u toen actie ondernomen om de Thais duidelijk te maken waar het u om ging?

Van Delft: Nee.

Smeets: In de tussentijd was er contact tussen u en ons kantoor en is gezegd dat hij bereid was mee te werken. Wat mij verbaast is dat in de brief staat dat Van Laarhoven zich in Thailand ophoudt om buiten de greep van de Nederlandse justitie te blijven. Van Laarhoven is residing in Thailand with the apparent aim to stay out of control of the Dutch authorities. Heeft u dat gecorrigeerd?

Van Delft: Er was geen aanleiding dat te corrigeren. Er was mee bedoeld dat Van Laarhoven in Thailand verblijft en structuren opzet om buiten het zicht van Nederland te blijven.

Vis: De brief is gebaseerd op een bepaalde grondslag. Bent u bekend met wat de Thaise wetgeving inhoudt? Bent u bekend met de inhoud van artikel 20?

Van Delft: Nee.

Spong: Als u daar niet mee bekend bent, waarom noemt u die dan?

Van Delft: Olde Engberink heeft dit opgesteld, ik vertrouwde op de kennis en kunde van Olde Engberink

Smeets: Olde Engberink zegt hier dat hij niks van de zaak weet. Dat hij een doorgeefluik was. U noemt hem een postbode. Hij had voor het verzenden van de brief uw toestemming. U geeft toestemming voor iets. U weet niet wat die criminal code inhoudt. Waarom geeft u goedkeuring voor brief waar dingen in staan waarvan u niet weet wat ze betekenen?

Van Delft: Ik vertrouwde op de kennis en kunde van Olde Engberink.

Spong: Toen brief werd verstuurd, is er toen met de Thaise autoriteiten contact geweest over de inhoud?

Van Delft: Niet door mij.

Spong: Iemand anders?

Van Delft: Dat kan ik mij niet herinneren.

Spong: Heeft u nog mails gewisseld met Olde Engberink over de noodzaak van het versturen van deze brief?

Van Delft: Nee.

Vis: Was u de hele periode met vakantie?

Van Delft: Ja.

Vis: Had u toegang tot dossiers?

Smeets: U heeft niet gedacht: ‘Als ik in mijn zwembroek lig, wat gebeurt er in die strafzaak?’

Van Delft: Ik voelde mij prima toegerust hier een beslissing op te nemen.

Vis: Had u toegang tot al uw stukken?

Van Delft: Ik was niet op kantoor, maar had de mogelijkheid wel.

Vis: His Thai wife may have involved, etc. Was dat onderdeel van het stuk dat u voorgehouden hebt gekregen?

Van Delft: Ja.

Vis: Als we dat vergelijken met de inhoud van het rechtshulpverzoek, dan wordt mevrouw (Tukta) getuige genoemd. Heeft u zich er rekenschap van gegeven dat in die brief van 14 juli staat: ‘May have involved’?

Van Delft: Ja, dat is mij opgevallen. Ten tijde van het opstellen van het rechtshulpverzoek waren we niet voornemens om mevrouw strafrechtelijk te vervolgen in Nederland. Ze was wel als verdachte aan te merken. Toen we het rechtshulpverzoek hebben gedaan, hebben we verzocht haar in zijn zaak als getuige te horen. Hoe dat nu zit, dat weet ik niet. De zaak is veranderd omdat het rechtshulpverzoek niet werd uitgevoerd. Je moet als Nederland de Thais wel iets bieden om een onderzoek te kunnen beginnen. Ze hadden gevraagd om een strafrechtelijk onderzoek. Daarom is ze als verdachte genoemd, om de Thai in staat te stellen een opsporingsonderzoek in te stellen.

Vis: U heeft die formulering geschreven?

Van Delft: Nee.

Smeets: Olde Engberink zegt: ‘Ik heb alleen samengevat wat in het rechtshulpverzoek staat.’ Daar staat ze als getuige, hier als verdachte. Hoe kan Olde Engberink dat nou zeggen?

Van Delft: Dat moet u aan Olde Engberink vragen.

Spong: U heeft het over detailed informations of this case. Op welke informatie slaat dit?

Van Delft: Dat weet ik niet.

Vis: Die verandering in formulering. Van de risico’s daarvan, heeft u zich daarvan bij de Thai vergewist?

Van Delft: Hetzelfde als bij Van Laarhoven. Het gaat om verdenking van strafbare feiten.

Vis: Heeft u dat geverifieerd bij de Thai?

Van Delft: Nee.

Smeets: U zegt dat u toestemming had van de parketleiding. Is deze zinsnede specifiek besproken?

Van Delft: Nee.

Smeets: Met de waarnemer van de rechter-commissaris?

Van Delft: Nee.

Vis: Is er überhaupt enige concepttekst van 14 juli gepresenteerd?

Van Delft: Niet dat ik weet. Met de parketleiding, het ministerie en de rechter-commissaris is het plan besproken de Thai te verzoeken een eigen onderzoek in te stellen. Dan gaat het meer over strategie.

Spong: Was het ook strategie dat hij een hogere straf dan 20 jaar zou krijgen?

Van Delft: Nee. Het heeft ook meegespeeld wat er in het United Nations Verdrag staat.

Vis: Heeft u geverifieerd of dat verdrag ook geldt voor het in overweging geven van ‘to initiate a criminal case’?

Van Delft: In mijn ogen wel. Dat verdrag geeft die ruimte.

Rechter: Naar aanleiding van die brief zijn er Nederlandse politiemensen naar Thailand vertrokken.

Van Delft: Die waren er al. Die zijn gevraagd door de Thai om nadere duiding.

Rechter: Bent u daarbij betrokken geweest?

Van Delft: Ik heb daarover gesproken, maar ik ben niet bij de voorbereiding geweest. Ik heb met Van Weerelt gesproken en gezegd dat de Thai met hen wilde spreken, hen wilden verhoren naar aanleiding van de brief. Dat is afgestemd en ik heb gezegd dat ik dat goed vond en gezegd dat ze zich in essentie moesten houden aan de informatie zoals die in het rechtshulpverzoek was verstrekt. Dat is logisch. Het is een korte instructie geweest, in een telefoongesprek. Ik weet dat ze op 21 juli gehoord zijn. Daarna wilde de Thai hen nog een keer horen, toen heb ik gezegd dat ze er niet meer aan mee moesten werken, ik vond dat ze voldoende informatie hadden gehad.

Spong: Welke informatie wilden de Thai?

Van Delft: Dat weet ik niet.

Smeets: Van Weerelt was al eerder in Thailand, Van Otterlo ook? Kort na actiedagen Nederland. Waarom eigenlijk?

Van Delft: Omdat wij de verwachting hadden dat het rechtshulpverzoek spoedig uitgevoerd zou worden.

Smeets: Dat was op 1 juli verstrekt, op 2 juli zou het al worden uitgevoerd?

Van Delft: Dat hoopten wij.

Smeets: Olde Engberink zegt: ‘Ik heb meteen gezegd dat het niet zo snel kon, dat het zes maanden ging duren.’

Van Delft: Dat weet ik niet.

Smeets: Heeft hij gezegd dat dat niet zo snel kon?

Van Delft: Dat kan ik mij niet herinneren.

Smeets: Heeft Olde Engberink überhaupt iets tegen u gezegd?

Van Delft: Dat het onbekend was.

Rechter: Dat er om nadere informatie wordt gevraagd, is dat gebruikelijk?

Van Delft: Het is niet ongebruikelijk.

Rechter: Heeft u verslagen van verhoren gezien?

Van Delft: Nee.

Rechter: Is de inhoud teruggekoppeld?

Van Delft: Ik heb Van Weerelt er wel over gesproken.

Smeets: Op 21 juli zijn Van Weerelt en Van Otterlo gehoord en Olde Engberink. Wist u dat, van Olde Engberink?

Van Delft: Ja.

Smeets: Heeft hij toestemming gevraagd?

Van Delft: Ik heb er met Van Weerelt over gesproken dat de Thai dat wilden. Ik heb mijn goedkeuring gegeven.

Smeets: Heeft u Olde Engberink toestemming gegeven?

Van Delft: Dat weet ik niet. Dat kan ik mij niet herinneren.

Smeets: Olde Engberink heeft gezegd dat hij toestemming van u had.

U zegt: Olde Engberink is postbode, die wist van niets en kwam van nergens.

Van Delft: Ik kon me voorstellen dat de Thai toelichting wilden over de routing van het rechtshulpverzoek en dat de Thai hem daarover wilden horen. Ik heb tegen Van Weerelt gezegd dat hij zich moest beperken tot de inhoud van het rechtshulpverzoek.

Vis: Is tevoren door u met Nederlandse betrokkenen dan wel Thaise betrokkenen besproken wat de gevolgen voor Van Laarhoven zouden zijn?

Van Delft: Nee.

Vis: U heeft geen aanleiding gezien: ik ga nu drie van mijn mensen verklaringen laten afleggen, dat kan gevolgen hebben voor Van Laarhoven en Tukta.

Van Delft: Middels een brief is verzocht om zelfstandig onderzoek in te stellen. De verhoren zie ik als een voortzetting, daar paste dat in. Specifiek met de verhoren van 21 juli heb ik me niet specifiek rekenschap gegeven van de gevolgen die het zou hebben voor Van Laarhoven en Tukta, behalve dat ze zich moesten beperken tot het rechtshulpverzoek dat ging over witwassen. Ze moesten zich in hoofdzaak beperken tot het witwassen.

Vis: De schade beperken. Uw doel was: het leggen van beslag. Wat voor schade moest worden beperkt?

Van Delft: De handelingen uit het rechtshulpverzoek kunnen ook tot schade leiden. Daar ik nog steeds achter. Als je als officier van justitie dit soort afwegingen maakt.

Vis: Het risico van vrijheidsbeneming?

Van Delft: Dat was moeilijk in te schatten. Dat was van veel factoren afhankelijk. De verhoren waren een voortzetting van de strategie.

Spong: Kunnen we in plaats van voortzetting ook ‘opwarmertje’ gebruiken?

Van Delft: Nee.

Smeets: Zijn er ook mensen geïnformeerd dat die drie verklaringen gingen afleggen? Is daar met iemand over gesproken?

Van Delft: Dat kan ik mij niet herinneren.

Smeets: U zegt: het komt vaker voor, Olde Engberink zegt: nooit. Komt het vaker voor dat Nederlandse agenten naar het buitenland afreizen om daar getuigenissen af te leggen in een strafzaak?

Van Delft: Ja. In Engeland, dat heb ik zelf meegemaakt.

 

Er volgt een pauze. Officier van justitie Snijders en Van Delft komen samen te laat terug, er moet op hen worden gewacht. De advocaten vinden dat verdacht: hadden ze soms iets te bespreken? Snijders, pissig: ‘Ik heb hem opgehaald in het gebouw en we hebben niet gesproken over de zaak.’

 

Spong: Op wiens advies was er overleg naar aanleiding van de brief over de vervolging van Van Laarhoven?

Van Delft: Wie wat ging doen, dat was op mijn initiatief. Er was een situatie waarin in Nederland een onderzoek liep en in Thailand een onderzoek tegen Van Laarhoven en hij was gedetineerd. Wie gaat wat doen? Dat hangt er vanaf hoe je het onderzoek verder inricht. Er is contact gezocht met Thailand, in september 2014. De opstelling van de attorney general was dat elk land zou vervolgen waarvoor ze wilden en op het moment dat er een veroordeling kwam, of niet, kijken voor welk feit hij al werd vervolgd, dan zou het andere land dat niet meer doen. Wie het eerste klaar is, slaat de slag, het andere land past zich aan. Dat was de insteek van de Thai. Ik was het daar niet mee eens, omdat het niet in lijn was met het rechtshulpverzoek om witwassen. De contouren van de schade voor Van Laarhoven werden duidelijk, naarmate hij langer in voorlopige hechtenis bleef. Er was een vorm van schadebeperking ten aanzien van Van Laarhoven en daarnaast was het nodig om op de in beslag genomen gelden en goederen de vervolging aan te passen. In Thailand was geld en onroerend goed, dat zij in beslag hadden genomen. Juridisch en praktisch was het doel om een afspraak te maken. De Thai zouden alleen het witwassen doen. Er is een vergadering op ambassade in Bangkok geweest, met politiemensen en Thaise officieren, waar alle opties zijn besproken. Aanvankelijk hebben wij verzocht de hele strafzaak over te dragen aan Nederland. Daar voelden ze niks voor, consequentie was dat ze het beslag dan terug zouden moeten geven, dat was niet bespreekbaar. De strafzaak van Nederland aan Thailand overgeven was voor mij niet bespreekbaar. Er werd gesproklen over een praktische oplossing wie wat zou doen. De Thai wilden ook nog vervolgen voor criminele organisatie en dan moesten wij al ons materiaal overdragen aan Thailand. We hebben het aanbod gedaan naar Nederland te komen en ons proces-dossier in te zien, zodat ze zelf een keuze konden maken uit het materiaal met betrekking tot het witwassen. Daar hebben ze nooit gebruik van gemaakt. Als ze zouden vervolgen voor criminele organisatie, zou een heel groot stuk Nederlands onderzoeksmateriaal die kant op gaan. Besloten is dat de Thai alleen zouden vervolgen voor witwassen. Een dag later zijn we naar het kantoor van de attorney-general gegaan, een aantal officieren van justitie was ook aanwezig. Toen wilde de attorney general de discussie over doen. Daar heb ik een stokje voor gestoken, de attorney general heeft daarmee ingestemd. Ik heb gezegd dat ik het als een voorlopige afspraak beschouwde, dat ik het in Nederland wilde bespreken. Er volgde overleg met mijn leidinggevenden, het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft ermee ingestemd. In januari 2015 is de attorney general gevraagd de afspraak te bekrachtigen.

Spong: Alle opties zijn besproken. Ook de te eisen straf?

Van Delft: Nee.

Spong: Daar was u niet nieuwsgierig naar?

Van Delft: Nee.

Spong: Voor Van Laarhoven was dat heel erg belangrijk. U zei: ik geen er spijt van dat ik het zo heb gedaan. Van Laarhoven kreeg inmiddels 103 jaar gevangenisstraf. Betreurt u dat? Uit menselijk oogpunt.

Van Delft: Daar wil ik geen antwoord op geven.

Spong: Heeft u op enige wijze getracht te verhinderen dat uw handelingen de grondslag zouden vormen voor een lange straf voor Van Laarhoven?

Van Delft: Ik ben van mening dat door de afspraken dat hij alleen vervolgd zou worden voor witwassen, er is bijgedragen aan een minder zware straf.

Spong: Minder zwaar dan 103 jaar? 200 zou mogelijk zijn?

Van Delft: Levenslang

Smeets: U dacht maximaal twintig jaar.

Spong: Voor u was niet voorzienbaar dat hij deze straf zou krijgen?

Van Delft: Nee.

Smeets: U had al iets bekeken over witwassen. U wilde hem een hogere straf besparen. Is besproken wat voor straf?

Van Delft: Nee. Het was logisch dat als hij ook voor criminele organisatie zou worden veroordeeld, hij meer straf zou hebben gekregen.

Spong: U bent allang blij dat hij ‘slechts’ 103 jaar heeft gekregen. Meneer betreurt in ieder geval zijn handelwijze niet.

Vis: 23 juli 2014 was de dag van de aanhouding. Op welk moment werd u duidelijk dat ze zouden worden aangehouden?

Van Delft: Dat heb ik pas na de aanhouding gehoord.

Vis: Heeft u getracht verdergaande vrijheidsbeneming te voorkomen?

Van Delft: Nee.

Vis: Heeft u de discrepantie tussen uw bedoeling en de verdere gang van zaken kenbaar gemaakt: ik heb de brief alleen maar gestuurd ter bespoediging rechtshulpverzoek?

Van Delft: Ik vind niet dat er sprake is van discrepantie. Kennelijk heeft de Thaise officier het nodig gevonden een onderzoek in te stellen. That’s it. Het viel niet in te schatten wat hetverloop zou zijn van het Thaise onderzoek.

Smeets: Olde Engberink zei: het rechtshulpverzoek bespoedigen kan alleen als ze een eigen onderzoek starten. Dat was het enige doel. Waarom is er niet gevraagd wat er gebeurd was, omdat men andere dingen ging doen? We hadden afgesproken…

Van Delft: Het doel van de brief was bespoediging van de uitvoering van de handelingen uit het rechtshulpverzoek. De Thai hebben aangegeven: door zelfstandig onderzoek te doen. Dat hebben ze gedaan en ze hebben het nodig geacht Van Laarhoven aan te houden. Het is niet aan mij om een Thaise officier aan te spreken op een handeling die hij uitvoert.

Smeets: Wanneer zijn die verzoeken uitgevoerd?

Van Delft: Gedurende een aantal maanden.

Smeets: Het eerste is dat ze Van Laarhoven hebben aangehouden. Waarom was er geen verbazing: ‘Luister, dit was niet de afspraak!’

Van Delft: Dat ben ik niet met u eens. Die uitvoering begon met het opsporingsverzoek door de Thaise autoriteiten. Ik weet niet wanneer ze daarmee begonnen zijn.

Smeets: Heeft u daar nooit naar gevraagd?

Van Delft: Nee.

Spong: Tussen het moment van aanhouding en de dag van vandaag heeft u geen enkele activiteit ondernomen om de invrijheidsstelling van meneer Van Laarhoven te bewerkstelligen?

Van Delft: Nee. In het overleg in september 2014 met de attorney general zijn we overeengekomen dat Thailand alleen voor witwassen zou vervolgen. De Thaise attorney general heeft aangegeven dat de consequentie zou zijn dat Van Laarhoven in oktober 2014 in vrijheid gesteld zou worden. Ik heb gezegd dat ik daar geen bezwaar tegen had. Kennelijk is het in Thailand anders gelopen.

Spong: Toen u na oktober zag dat het niet zo ging, heeft u toen niet de attorney general gebeld: ‘Je hebt me toen dat en dat verteld, het is anders gelopen.’

Van Delft: Hij heeft aangegeven dat het de mogelijke consequentie was, kennelijk was het anders gegaan.

Vis: De contouren van de schade voor Van Laarhoven zijn op enig moment duidelijk. Heeft u niet gedacht: ‘Ik ga niet meer meewerken aan vervolging van deze Nederlandse staatsburger in het buitenland?’

Van Delft: Nee.

Vis: De optie om strafvervolging aan Nederland over te dragen in verband met gelegde beslagen. Is er in de loop van die afspraken een deal gemaakt over hoe met beslag zou worden omgegaan?

Van Delft: Nee. Door ons is in Thailand geen beslag gelegd, ieder heeft zijn eigen beslag.

Vis: Uw bedoeling was beslag te leggen op het vermogen van Van Laarhoven in Thailand.

Van Delft: Dat was kennelijk niet mogelijk.

Vis: Dat doel van het rechtshulpverzoek is er dus niet van gekomen.

Van Delft: Kennelijk bestond die mogelijkheid niet.

Vis: Ook dat aspect was geen aanleiding om medewerking aan Thailand op te zeggen?

Van Delft: Nee.

Smeets: Er zijn twee brieven, van 25 september 2014, van de directeur generaal van de DSI aan de Nederlandse autoriteiten. Kent u die brief?

Van Delft: Ja.

Vis: Was dat van voor of na de bespreking?

Van Delft: Dat kan ik me niet herinneren.

Vis: Wanneer is op deze brief geantwoord?

Van Delft: Ik weet dat de rechtshulpverzoeken zijn verzonden, van het ministerie van justitie aan de politie-autoriteiten en dat die uitvoering heeft plaatsgevonden.

Smeets: De afstemming in september 2014. Dat was een voorlopige afspraak. In de brief gaat het over feiten waar de Thai hem van verdenken. Het gaat primair om onderzoek naar criminele zaken. Transnational criminal organisation.

Van Delft: Dat er verdenking is voor de coffeeshops: het maakt niet uit waarvoor iemand vervolgd wordt.

Smeets: De Thai beschikken niet over gegevens van het gedoogbeleid. Toen Van Laarhoven werd aangehouden, is er toen aan gedacht een aanwijzing van de opiumwet aan de Thais te verstrekken?

Van Delft: Nee. Iemand zit vast in het kader van de Thaise wet.

Smeets: Hij zat vast op basis van informatie die door u was verstrekt. Vond u het dan niet van belang om de aanwijzing opiumwet waarin het gedoogbeleid wordt geregeld aan de Thai te verstrekken?

Van Delft: Het is niet aan mij om hem ongevraagd informatie te verstrekken. Ik heb overlegd de informatie die beschikbaar was en die voor de Thai aanleiding kon zijn om het strafrechtelijk onderzoek te doen.

Smeets: U heeft concreet om reisbewegingen verzocht. Zijn die verstrekt?

Van Delft: Over het algemeen is er uitvoering gegeven aan het rechtshulpverzoek.

Smeets: U heeft de Thai niet uitgelegd dat Van Laarhoven niet veroordeeld was.

Van Delft: Nee.

Smeets: Het is bijzonder opmerkelijk dat hij niet meer weet. Specifiek over de schatting hoeveel drugs er elke dag legaal worden verkocht. Heeft u op dat punt aangegeven dat er geen illegale drugs verkocht worden?

Van Delft: Ik heb er geen herinnering aan wat er aan Thailand is verstrekt en ik deel niet uw mening dat het legaal is.

Smeets: Evidence should be in line with the statements already given by the Dutch officers. Hoe heeft u dit opgevat?

Van Delft: Daar heb ik geen specifieke herinnering aan.

Smeets: Dit was geen aanleiding om zorgen te hebben over hoe de Thais zouden omgaan met Van Laarhoven?

Van Delft: Daar heb ik geen herinnering aan.

Smeets: Heeft u getracht te verhinderen dat de informatie die u allemaal verstrekte en de antwoorden op deze vreemde vraag van de Thai, dat die zouden bijdragen aan langdurige vrijheidsontneming van Van Laarhoven?

Van Delft: Middels beperking van het rechtshulpverzoek tot witwassen en de afspraken die zijn gemaakt heb ik gepoogd binnen mijn mogelijkheid de schade te beperken.

Smeets: Op 8 oktober was er opnieuw een rechtshulpverzoek. Hoeveel zijn er door de Thai verstuurd?

Van Delft: Dat weet ik niet. Daar heb ik geen herinnering aan.

Smeets: Opmerkelijk.

Snijders: Wilt u dit achterwege laten!

Smeets: Ik heb het al gezegd.

Rechter: De verhoren in juli 2015 in Thailand. Weet u wat de aanleiding was?

Van Delft: Om die personen als getuige te horen. Dat was verzoek van Thailand. Over de bevindingen uit het Nederlands onderzoek.

Rechter: Bent u betrokken geweest bij de beoordeling?

Van Delft: Ik weet dat we erover gesproken hebben. Van Weerelt, Van Otterlo. Dat ze werden verzocht. Het ging over praktische aangelegenheden. Ik heb als officier van justitie geen beslissingsrecht gehad. Het ging om getuigen in een Thaise strafzaak, het zijn politiemensen uit het onderzoeksteam.

Rechter: Gaan ze wel of niet, dat is niet besproken?

Van Delft: Er is wel over gesproken. Gediscussieerd. Maar geen conclusie van wel of niet. De Thaise autoriteiten hebben vragen gesteld op schrift, aan getuigen. Aan Olde Engberink, Van Otterlo en Van Weerelt. Van Weerelt en Van Otterlo hebben schriftelijk vragen beantwoord, de antwoorden hebben ze naar mij gestuurd of ik die wilde lezen.

Rechter: Dat waren vragen die tijdens de zitting werden gesteld?

Van Delft: Ik ben niet in de zaal geweest, maar ik weet dat ze die vragen hebben gekregen.

Rechter: Die lijst met vragen. Kunt u zich die herinneren?

Van Delft: Het waren vragen over het onderzoek, wat hun bevindingen waren.

Rechter: Weet u wat er met die lijst is gebeurd?

Van Delft: Het was de bedoeling die door te sturen aan de Thaise autoriteiten. Volgens mij is dat ook gebeurd. Olde Engberink had ook zo’n vragenlijst gekregen en ingevuld, maar niet aan mij voorgelegd.

Rechter: U was niet bij de verhoren aanwezig. U was wel naar Thailand gegaan? Waarom?

Van Delft: Zij werden gehoord over het onderzoek. Ook in Nederland. Als het nodig was om met hen overleg te plegen, in het belang van het Nederlandse onderzoek, was ik op de achtergrond aanwezig. Ik kreeg een korte terugkoppeling.

Rechter: Was er een specifieke reden waarom u meeging? Had het niet per telefoon of fax gekund?

Van Delft: In dit soort gevallen werkt het prettiger om ter plaatse te zijn, dat maakt de communicatie gemakkelijker.

laarhoven-hilton-mj

Rechter: In het dossier zitten stukken, over een bepaald hotel. By Hilton. Met Van Weerelt, Van Otterlo, Van Oosterhout, Snijders en de Thais-Nederlandse tolk. Hoeveel dagen bent u daar geweest?

Van Delft: Verspreid over twee periodes twee keer vijf dagen.

Rechter: Nu wil het geval dat er melding van wordt gemaakt dat een persoon een brief zou hebben gestuurd aan journalist Korterink. Die persoon, Peter, wilde anoniem blijven. Peter was in hetzelfde hotel, in dezelfde tijd. Hij heeft gesprekken opgevangen tussen mensen van de Nederlandse delegatie. De conclusie was: hij heeft die getuigen gehoord. U heeft zelf gezien wat die brief inhoudt. Hij kon niet alles volgen, maar sommige uitspraken wel. ‘Schuldig of niet, hij gaat voor de bijl’; ‘Ze zijn toch alllmaal schuldig, hahaha. Daar is geen speld tussen te krijgen.’ Als ik u dat voorhoud, kunt u dat plaatsen?

Van Delft: Nee. Ik herken mij er totaal niet in.

Rechter: ‘Hij kan wel denken dat hij veilig is, niemand ontkomt aan de lange arm van de Taskforce.’ De man die met Toon wordt aangesproken, zegt: ‘Tien jaar cel, we drinken er nog één.’ Dat heeft u niet herkend?

Van Delft: Nee.

Rechter: Ook niet dat het in een informele setting weleens wat minder politiek correct toe kan gaan?

Van Delft: Dit soort uitspraken en taal staat ver van mij.

Rechter: Anderen ook niet?

Van Delft: Ik heb ze niet gehoord.

Spong: Op de vragenlijst, kwam daar ook de vraag voor of Van Weerelt en Van Otterlo het fenomeen gedoogbeleid kenden?

Van Delft: Ik weet niet precies wat erop stond. Het is te lang geleden.

Spong: Is die lijst er nog?

Van Delft: Weet ik niet.

Vis: Is er gesproken over de financiële consequenties voor Johan en Tukta van het afleggen van verklaringen?

Van Delft: Nee.

Vis: Door anderen?

Van Delft: Nee.

Vis: Heeft u zich daar rekenschap van gegeven?

Van Delft: Ik niet.

Vis: Peter refereert aan ‘de bespreking van gisteren met de Thai.’ Is er anders dan de gang naar de rechtbank een bespreking geweest met Thaise autoriteiten?

Van Delft: Er waren twee momenten van verhoor. Ik ben tussendoor naar Nederland geweest. Ik, Van Weerelt, Van Otterlo, Snijders en een tolk hebben een onderhoud gehad met de attorney general. Bij die ontmoeting waren wij aanwezig en politiemensen. We hebben ontmoetingen gehad en uit beleefdheid een kopje koffie gedronken.

Vis: Zijn door bij die gelegenheid de gevolgen van de strafzaak besproken?

Van Delft: Nee.

Vis: Door iemand anders?

Van Delft: Dat weet ik niet.

Vis: Wie waren er van Thaise kant bij? Kende u die?

Van Delft: Het was altijd weer een verrassing wie er waren.

Smeets: U sprak erover dat er bij uw eerste bezoek een aantal mensen aanwezig was. Wat is de voornaam van Van Weerelt?

Van Delft: Toon.

Smeets: Waren er anderen bij die Toon heetten?

Van Delft: Nee.

Spong: Ik heb een algemene vraag. Op 12 november 2015 is in Den Bosch de uitspraak over een werknemer van TGC. ‘Overwogen dat de TGC binnen Nederland’ etcetera. Is deze uitspraak met de Thaise autoreiteiten gedeeld?

Van Delft: Niet door mij. Na 8 december 2015 had ik geen betrokkenheid meer bij het onderzoek.

Vis: U heeft contactpersonen beschreven, maar toen de naam Snijders niet genoemd. Maar in juni/juli 2015 was Snijders al met u meegereisd. Wanneer is diens betrokkenheid bij de zaak ontstaan?

Van Delft: In de eerste helft van 2015.

Vis: Wat was de reden?

Van Delft: Dat het onderzoek naar TGC omvangrijk was, veel tijd kostte en veel publiciteit met zich meebracht. De hoofdofficier vond het verstandig er een tweede officier aan vast te plakken.

Smeets: U gaat binnenkort weer beginnen. U heeft te maken met geestelijke gezondheidsproblemen. Vanaf wanneer speelde dat?

Van Delft: Daar geen ik geen antwoord op.

Landsadvocate Bitter: Ik maak bezwaar tegen deze vraag!

Smeets: Dat meneer problemen had en overspannen was staat vast. Of dat ook speelde op moment dat het contact met de Thaise autoriteiten speelde kan van invloed zijn op de vraag hoe zorgvuldig en rechtmatig hij heeft gehandeld.

Bitter: Of er onzorgvuldig of onrechtmatig is gehandeld staat niet ter discussie.

Smeets: Als iemand overspannen is of bepaalde dingen doet die hij niet zou moeten doen, of dat invloed heeft op de contacten die hij in die periode nog heeft gehad. Meneer heeft bewust onjuiste informatie gegeven aan de politie en aan Misdaad Anoniem. Het is dus een gegeven dat hij kennelijk onder invloed van de situatie onjuiste informatie verstrekt aan de politie.

Snijders: Ik hoor de raadsman zeggen: dat staat vast. Dat staat niet vast.

Bitter: Ik zie niet wat voor aanvullende vragen daarover nog gesteld zouden kunnen worden. Dit is volstrekt niet relevant.

Rechter: Ik vind het ook een te ver verband.

Spong: Hoofdofficier van justitie Van der Voort heeft gezegd dat het nooit de bedoeling is geweest dat Van Laarhoven zou worden aangehouden en al helemaal niet in Thailand. ‘Dat betreur ik zeer.’ Onderschrijft u dat?

Van Delft: Ik heb daar geen antwoord op, het is zijn mening.

Het verhoor van Ben Olde Engberink van maandag 5 september staat hier


Viewing all articles
Browse latest Browse all 166