Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all articles
Browse latest Browse all 166

Douanegate Rotterdam: ‘onze man in Colombia’, de jacht op het verdwenen dossier

$
0
0

“We hebben contact gehad  met het ministerie. Als we je vandaag niet hadden kunnen bereiken, hadden we groot alarm geslagen.” We schrijven maandagavond 9 januari. Een telefoontje met het Nederlands consulaat in Bogota. Een week eerder was ik afgereisd naar Colombia, in het kader van ‘douanegate Rotterdam’. Drugshandel via de haven, waarbij de corrupte douanier Gerrit G. een sleutelrol speelt, samen met ‘Paul’, een Nederlandse informant die in Colombia woont. In de affaire die in december 2013 aan het licht kwam, speelt een dossier over een moordaanslag in Barranquilla een belangrijke rol. Dat dossier is spoorloos verdwenen, zowel in Nederland als in Colombia. Mijn zoektocht naar het dossier verliep niet geheel zonder haperingen en op een gegeven moment was de situatie zo dreigend dat het mij verstandig leek even te bellen met de Nederlandse ambassade in Bogota.. Zodoende kwam ik in contact met het afdelingshoofd, G. van de Wetering.

Wat was er aan de hand? Op vrijdag was er een wat dreigende situatie was ontstaan in Barranquilla. Ik was in mijn hotel in gesprek met ‘Paul’, de informant uit Colombia, toen Paul een telefoontje van zijn Colombiaanse vrouw kreeg: er waren gewapende mannen bij haar, ze wilden Paul dringend spreken en ze waren niet van de politie. Paul kreeg een man aan de lijn, die hem sommeerde onmiddellijk naar huis te komen, anders kwamen ze naar hem. En ze wisten waar hij was: in het hotel. Ze wisten ook mijn kamernummer.

Het was op dat moment niet bekend wat ze precies wilden. Paul vertrok, maar wat moest ik doen? Na wat telefoontjes hier en daar, ook met de ambassade, leek het in elk geval verstandig uit dat hotel te vertrekken.  Tijdens het voortijdig uitchecken stond er de hele tijd een auto met een ‘verdachte man’ voor de ingang.  Was waarschijnlijk niks bijzonders, maar in zo’n situatie ga je snel spoken zien. Het was voor mij op dat moment onduidelijk waar de dreiging vandaan kwam. Ging het om het dossier waar ik naar op zoek was, of om mijn gesprekken met Paul, die ik aan het filmen was? 

Even terug naar ‘douanegate Rotterdam’. Een ogenschijnlijk ‘gewone’ smokkelzaak. Invoer van grote partijen cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Rotterdam, in containers met als deklading tropisch fruit. Bij het grote publiek – en ook bij justitie – zou deze zaak niet zoveel aandacht hebben gekregen zonder de moord op Rob Zweekhorst. Een onschuldige burger, die op nieuwjaarsavond 2014 in Berkel en Rodenrijs zijn hond uitliet en werd geliquideerd. Het was niet voor hem bedoeld, maar voor zijn buurman Dennis van den Berg. een van de hoofdrolspelers in ‘douanegate’.

Kort daarvoor, in december 2013, was er een container uit Costa Rico in de haven ontdekt. Het systeem met Gerrit de corrupte douanier werkte even niet zoals het moest. Gerrit was met vakantie, had dat ook doorgegeven. Dus moesten er even geen besmette containers worden aangevoerd, hij was niet in de gelegenheid ‘code groen’ aan te geven. De container werd in beslag genomen, problemen bij de organisatie. De hoofdrolspelers in de zaak, René F. uit Schiedam en Dennis van den Berg, kregen ruzie over het mislopen: wiens schuld was dit? Hoe het ook zij: de liquidatie van de onschuldige Rob Zweekhorst was het directe gevolg van dit conflict. Enige tijd later volgde er een tweede liquidatie: op Rinus Moerer, fruitimporteur te Steenbergen. Die laten we hier even buiten beschouwing.

De grote vraag is: had de moord op Zweekhorst voorkomen kunnen worden? Het antwoord zit in een dossier, dat spoorloos verdwenen is. Een dossier waarin de namen van zowel René F. als Dennis van den Berg worden genoemd. Een dossier dat door de al eerder genoemde ‘Paul’ in oktober/november 2013 al naar het Nationale Team Criminele Inlichtingen (TCI) in Nederland was gestuurd. Inmiddels is duidelijk dat het TCI die informatie niet heeft gedeeld met de TCI in Rotterdam en ook niet met justitie. In Nederland is dat dossier spoorloos. Maar in Colombia moest er iemand zijn die het nog wel had, of die er misschien aan zou kunnen komen.

 

Het dossier gaat over de poging tot liquidatie van Wim Ken Aalten, in juli 2013. Een Nederlandse drugshandelaar die in Barranquilla woonde en zaken deed met ‘ Rotterdam’: René F. en Dennis van den Berg. Wat als een trein liep, dankzij het gebruikmaken van Gerrit de douanier. Aalten overleefde de aanslag. Hij werd op straat getroffen door acht kogels, waarvan één in zijn rug die de meeste schade veroorzaakte: een dwarslaesie. Hij kwam gehandicapt terug naar Nederland, moest in Colombia alles achterlaten.

In het verdwenen dossier worden twee hoofdmotieven genoemd: de Rotterdamse tak had een schuld bij hem van tientallen miljoenen euro’s. Ze hadden hem zijn ‘commissie’ van 30 procent nooit betaald. Het andere motief: zijn Colombiaanse vrouw wist dat hij een vriendin in Libanon had en kon na zijn dood al zijn bezittingen – waaronder hun nieuwe villa van 350.000 euro – in beslag nemen.

Op de dag van de aanslag was Wim Ken aan het voetballen. Zijn vrouw haalde hem altijd op: hij wilde daar niet lopend over straat. Dit keer had ze hem niet opgehaald. Volgens de verhalen wilde ze dat niet. Pogingen haar te bereiken, voor wederhoor, verliepen nogal desastreus. Blijkt achteraf. Ik was op woensdag met Paul naar het nieuwe appartement geweest, in een ander deel van de stad, waar Wim Ken en zij zouden gaan wonen. Woonde ze daar nog? Hoe zag het er daar uit? Terwijl Paul aanbelde, stond ik te filmen.

Dat is niet onopgemerkt gebleven. 

In Barranquilla kende niemand de echte identiteit van Paul, noch zijn adres. Maar we waren eerder die week bij de officier van justitie in Barranquilla geweest, waar Paul een document had ondertekend om het verdwenen dossier op te vragen. Daarbij had hij zijn naam en adres moeten prijsgeven. Paul is ervan overtuigd dat via het justitiekanaal die informatie is doorgegeven aan de ongenode gasten in zijn restaurant.

Wat blijkt? De vrouw van Wim Ken had het huis verkocht aan een zware jongen uit Cali. Al dan niet als investering. Het was de vraag of ze daar zelf nog woonde. Maar deze persoon stelde onze nieuwsgierigheid niet op prijs. Met als extra bijkomstigheid dat men dacht dat ik de broer van Wim Ken was, die na de aanslag in juli 2013 enkele maanden in Colombia was geweest om wat zaken te regelen.

Dit hoorde ik van Paul toen ik na mijn overhaast vertrek uit het hotel, met een taxi, naar hem toe was gereden. De kust leek veilig, maar natuurlijk heb ik in de taxi nog wel een paar keer – net als in de film – achterom gekeken. Niks verdachts.

Dus dan denk je: alles onder controle. Rij je even later met Paul en een zekere functionaris naar een ander hotel, zegt Paul dat onze vriend (nogal hoog bij de politie) een extra rondje rijdt om er zeker van te zijn dat we niet worden gevolgd. Terwijl ik al dacht dat elk gevaar geweken was.  Inmiddels is Paul aan het verhuizen. Doch dit terzijde.

Er speelt nog iets anders. En daar is vooral ‘de politiek’ erg in geïnteresseerd. Volgens de al eerder genoemde Paul waren de drugstransporten vanuit Zuid-Amerika doorgelaten met goedkeuring van het TCI, de organisatie die vaker van naam verandert dan Madonna van onderbroek. Voorheen: CID (Criminele Inlichtingen Dienst), daarna CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid). Door advocaat Nico Meijering steevast aangeduid als : de Sectie Stiekem.

In augustus/september 2016 was Paul in contact gekomen met het TCI, de landelijke afdeling. Waar men eerder het dossier over de aanslag op Wim Ken Aalten moet hebben gekregen. Tijdens zijn verblijf in een safehouse van de TCI aan de Wilhelminakade in Rotterdam papte Paul, onder regie van het TCI, aan met Gerrit de douanier, die in afwachting van de behandeling van zijn zaak op vrije voeten was. Van het TCI kreeg Paul een opnameapparaatje mee, waarmee hij de gesprekken met Gerrit registreerde. Na afloop kopieerde hij die naar een USB-stick, die hij aan de runners van het TCI overhandigde. Toen deze gesprekken in december 2016 uitlekten, waren de poppen aan het dansen en werd Gerrit weer achter de tralies gezet.

Het dossier is intussen bezig met vreemde omzwervingen. Toen ik op maandagmorgen in Parijs, op vliegveld Charles de Gaulle, arriveerde, werd ik als enige uit de rij gehaald. Een goed Engels sprekende douanier vond het maar vreemd: heenreis via Curaçao, terug van Bogota. Man alleen. ‘Gebruikt u drugs?’ Ook het verhaal van ‘journalist’ en interview met een man van wie ik de naam niet kan noemen: verdacht. ‘Bent u zenuwachtig?’ vroeg hij de hele tijd, waarna hij in het Frans tegen zijn collega’s uitlegde hoe verdacht het allemaal was: Curaçao, Bogota, contact met iemand van wie hij de naam niet kan noemen.

Kortom: mijn koffer – in  transit – moest uit het vliegtuig worden gehaald, ik mee naar een kantoortje. Urinemonster (negatief), vragen over reizen in heden en verleden. Ineens begon hij vlak bij mijn gezicht intimiderend in het Spaans te blaffen. Ik deed of ik hem niet verstond (wat ook zo was). Mijn hemel, wat een kluns. Als ik wel Spaans had gesproken, had ik het gerust gezegd. Het lag op mijn  tong om te zeggen dat ik wel een beetje Frans spreek, dat Frankrijk wel een zekere charme heeft (de chansons), maar dat ik niet van het Franse volk houd.

Toch maar niet.

Mijn koffer werd minutieus onderzocht. Tot in alle details. Merkwaardig genoeg op één ding na. Het dossier zat in een Nieuwe Revu. Hij keek er niet eens naar, heeft het niet eens in handen gehad. Dus daar was het blijkbaar toch niet om te doen (wat eigenlijk wel interessant was geweest).

Je kúnt nog denken dat dit een totaal complot was en dat dit allemaal bedoeld was als afleidingsmanoeuvre en dat hij opdracht had gekregen van álles te onderzoek, behalve het dossier. Maar eerlijk gezegd, gezien mijn ervaringen met medewerkers van verschillende instanties: tot zoveel organisatietalent en slimheid acht ik hen niet in staat. 

Intussen had mijn vlucht naar Nederland al vertrokken moeten zijn (KLM/Air France). Gelukkig had die vertraging, met enige moeite zou ik het misschien nog redden. Is trouwens de grootste fout ooit geweest, van KLM, om met die arrogante Franse lapzwansen en nietsnutten een fusie aan te gaan, doch dit terzijde. Ze brachten de koffer ergens heen, en mij naar de terminal. Op mijn boarding pass stond geen gatenummer, alleen de ‘hoofdgate’. F2. ‘Rechtdoor en dan naar links’. Een excuus kon er natuurlijk niet af, geen groet.

Dat was nog best even zoeken. Groot vliegveld. Dat werd hollen. Na veel gestress het juiste gatenummer achterhaald. Daar was men al aan het boarden en het was ver. Minstens vijfhonderd meter. Dus dat werd nog even rennen. Maar: net op tijd.

Een uurtje later: een landing in de mist op Schiphol. Zou mijn koffer er als eerste uit komen (hij was er op het laatste nippertje in gegaan, dus…) Of als laatste?

Eh, ja. Helemaal niet. Als ze hem vinden, wordt hij later thuisbezorgd. Inmiddels (drie dagen later) zou hij onderweg zijn…

Intussen zijn er politici die graag wat opheldering willen over de gang van zaken met informant Paul. Douanegate Rotterdam krijgt nog een staartje. En ik ga een klacht indienen tegen de Franse douane. Ze moeten hun werk doen, maar moet dat zo onbeschoft? 

Tot slot nog een merkwaardig toeval: een bericht uit 2004 in de Volkskrant, met dezelfde naam als in het document met het verzoek aan de ambassade voor het opvragen van het dossier: Willem Geurkink. Nu liaison-officer, op zoek naar een dossier. Toen werkzaam bij de Nationale Recherche en een van de woordvoerders in een verhaal dat gaat over: ‘Volg die koffer!’

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 166