Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all 166 articles
Browse latest View live

Liquidaties Zoetermeer: de voorbereiding, het toeval, de mislukte vlucht

$
0
0

Terwijl ze staan te wachten om te gaan sporten, worden in Zoetermeer vader en zoon René van Doorn bruut geliquideerd in hun auto. De daders lijken de aanslag goed te hebben voorbereid: er staan op twee locaties vluchtauto’s klaar, maar er gaat van alles fout. Om onduidelijke redenen maken ze geen gebruik van de eerste vluchtauto en kapen ze een toevallig langsrijdende auto. De bestuurster wordt onder dreiging met een vuurwapen – vermoedelijk het wapen waarmee enkele minuten eerder de slachtoffers zijn vermoord – uit haar auto gehaald. Ook op de tweede locatie waar een auto klaarstaat, gaat er van alles fout, met als gevolg dat diezelfde middag een van de vermoedelijke schutters kan worden aangehouden.

Dinsdagmorgen 25 april. Om even voor elf uur zitten René van Doorn (49) en zijn zoon René (23) in hun zwarte Mercedes auto in de Edisonstraat in Zoetermeer. Ze wonen op het kleine kampje achter de gevangenis in Zoetermeer. Zoals elke dinsdag- en donderdagmorgen gaan ze naar de sportschool aan de Edisonstraat om te trainen. Dat doen ze al meer dan drie jaar. Ze hebben een personal trainer. Sportschool is een groot woord voor wat niet veel meer is dan een loods op het kleine industrieterrein Zoeterhage. Een ‘consultancy’ van een sportinstructeur, een eenmansbedrijf. Het sporten bestaat vooral uit fitnesstraining waarbij wordt gebokst. Als het rolluik is gesloten (op de foto boven rechts gedeeltelijk te zien),  zie je aan de buitenkant aan niets wat erachter zit. De bedrijven ernaast doen in auto’s.

Deze morgen gaat alles een beetje anders dan anders. Deels door toeval. Menno, de personal trainer die deze sportschool runt, zou normaal gesproken rond tien voor elf hier zijn aangekomen. Hij was onderweg, toen hij een vreemd geluid hoorde. Het bleek dat er een schroef in een van de banden van zijn auto zat. Omdat hij geen reserveband bij zich had, reed hij naar een garagebedrijf om de band te repareren. Hij sms’te zijn klanten dat het wat later zou worden. Menno had zijn dochtertje bij zich: ze ging wel vaker mee als hij naar de sportschool ging, ze vermaakte zich dan wel zo lang.

De beide Van Doorns wisten dus al dat ze even moesten wachten. Wat ze niet wisten, was dat er deze ochtend al vanaf tien uur een zwarte BMW een aantal keren door dit doodlopende stukje straat was gereden. Tamelijk opvallend. De beveiligingscamera van een van de autobedrijven, naast de sportschool, registreerde het feilloos. Terwijl vader en zoon in de auto zaten te wachten, moet de BMW opnieuw ten tonele zijn verschenen. Waarschijnlijk had het moordcommando om de hoek staan wachten en hebben ze gezien dat de zwarte Mercedes voor de sportschool werd geparkeerd.

Dan gaat het razendsnel: de wachtende mannen worden – vermoedelijk door beide inzittende van de zwarte BMW – in de auto beschoten. Ze hebben geen schijn van kans tegen de automatische wapens waarmee een regen van kogels wordt afgevuurd. Seconden later scheurt de zwarte BMW weg, naar een woonwijk in Zoetermeer, bijna twee kilometer verderop.

De eerste melding bij alarmnummer 112 komt om 11.05 uur binnen: “Voertuigbrand op Corsica in Zoetermeer, brandweer met spoed ter plaatse.” De tweede om 11.08 uur: “Ambulance met spoed naar Edisonstraat in Zoetermeer.” De derde om 11:15 uur: “Politie met spoed naar Edisonstraat in Zoetermeer.”

De melding over de brandende auto is er dus eerder die over de schietpartij. De moordenaars hebben daar, dichtbij de Corsica, maar officieel aan de Curaçao, de BMW achteruit ingeparkeerd op een parkeerplaats voor een huis. Nog geen honderd meter verderop, aan de Borneo, een doorgaande weg, staat een vluchtauto klaar. Een zwarte Volkswagen Golf, met Belgisch kenteken. Ook achteruit ingeparkeerd, ze kunnen er zo mee wegrijden. Ze hebben er zelfs rekening mee gehouden dat ze achtervolgd hadden kunnen worden. Maar als er al iemand de BMW achterna was gereden tot de plek waar hij werd geparkeerd, was er nog niks aan de hand geweest. Ze zouden lopen, door een smalle gang tussen de huizen door, naar de auto aan de Borneo zijn gerend. Daarmee zouden ze eventuele achtervolgende auto’s hebben afgeschud. Alleen een motorfiets had hen kunnen volgen.

In de Golf liggen flessen benzine en een aansteker klaar. Het moordcommando had er zo mee weg kunnen rijden, maar dat doen ze niet. Het is niet bekend waarom. Zijn ze de sleutels vergeten? In elk geval kiezen ze voor een andere oplossing. Net om de hoek bij de plek waar ze de BMW hebben neergezet, houden ze – onder bedreiging met een vuurwapen – een vrouw in een Opel Corsa aan. Het is dan 11.15 uur. Ze dwingen haar uit te stappen en scheuren met deze auto naar de volgende locatie: de Statenweg in Rotterdam. Ook daar staat een auto klaar: een blauwe Volkswagen Polo.

Het is een afstand van 18 kilometer. Even over half twaalf arriveren ze daar. Daar proberen ze de Opel Corsa in brand te steken, maar dat lukt niet erg. Hebben ze niet genoeg brandstof bij zich? Dat ligt voor de hand: ze hadden erop gerekend dat ze met de zwarte Golf hier zouden aankomen en daarin lag de brandstof klaar.

De mislukte poging tot brandstichting valt op. Een man op een fiets ziet het en ziet ook dat de mannen wegrijden in een blauwe Volkswagen Polo. Hij onthoudt het kenteken en spreekt een paar op straat voetballende jongetjes aan. Hij geeft het kenteken aan hen door en zegt dat ze de politie moeten bellen. Kennelijk wil hij er zelf niet bij betrokken worden. De jongens geven de boodschap door en nog diezelfde middag wordt de eigenaar van deze auto aangehouden en als verdachte ingerekend. Dit was geen gestolen auto. De politie doet later in Opsporing Verzocht een oproep aan de fietser om zich te melden.

In Zoetermeer is meteen na de schietpartij aan de Edisonstraat groot alarm geslagen. Politie en brandweer rukken uit. De brandweer naar de Curaçao, waar de zwarte BMW in brand staat. Binnen enkele minuten zijn ze ter plekke. De wagen staat nog volop in lichterlaaie, metershoge vlammen schieten naar buiten, zwarte rookwolken onttrekken de woningen erachter aan het zicht. Binnen enkele tientallen seconden is het vuur gedoofd. Hoe eerder hoe beter: nu kunnen er nog sporen worden veiliggesteld. Het duurt ook niet lang of de aan de Borneo gereedstaande vluchtauto, de zwarte Golf met het Belgisch kenteken, komt in het vizier. Dat het bingo is, blijkt als er in deze auto vloeistof wordt aangetroffen om brand te stichten. Vermoedelijk zullen er vooral in deze auto belangrijke dna-sporen worden aangetroffen: hier is alles nog intact. Ook in de in Rotterdam aangetroffen gecarjackte Opel Corsa zullen heel wat sporen te vinden zijn: er was een beginnend brandje en enige rookontwikkeling, maar het vuur heeft niet genoeg doorgezet om alle sporen te wissen.

In Zoetermeer is intussen het onderzoek in volle gang. De politie heeft de identiteit van de twee slachtoffers meteen al vastgesteld, maar dat wordt niet meteen naar buiten gebracht: eerst moeten de nabestaanden op de hoogte worden gebracht en moet de identificatie officieel worden afgerond. Op internet is al snel bekend dat het om vader en zoon René van Doorn gaat. Overigens heet de vader officieel René Winter: zo wordt hij in de uitzending van Opsporing Verzocht genoemd. In kamperskringen is zo’n verandering van naam niet ongebruikelijk, bij de burgerlijke stand wordt wel vaker eerst de naam van moederskant ingevuld.

Wat is reden voor deze aanslag? Was hij bedoeld voor beiden, voor vader en zoon, of vooral voor één van hen en had de andere de pech dat hij toevallig in de buurt was? En was het wel toeval dat de personal trainer te laat was? Wat was er gebeurd als hij wel op tijd was geweest? Hadden de daders dan ook buiten toegeslagen en hoe? In dat geval was de deur open geweest en waren vader en zoon waarschijnlijk meteen nadat ze hadden geparkeerd uitgestapt en naar binnen gelopen. Dat zou te kort zijn geweest om meteen toe te slaan en ze zouden zeker niet al zittend in de auto kunnen worden verrast. Waren de schutters dan naar binnen gelopen, waar ze zouden hebben toegeslagen in het bijzin van de personal trainer en zijn dochtertje? Of zouden ze hebben gewacht tot hun doelwitten na een uurtje weer naar buiten zouden komen en hadden ze hen dan opgewacht?

Inmiddels staat wel vast dat de lekke band van de personal trainer puur toeval was. En dat hij zich daar waarschijnlijk erg gelukkig mee mag prijzen. Nu kwam hij erachter dat er iets aan de hand was toen hij even over elf naar de sportschool wilde rijden en werd tegengehouden door de politie, die al met het onderzoek bezig was.

Het kamp in Zoetermeer, bij de gevangenis, waar de slachtoffers woonden

Blijft de vraag: waarom moesten deze mannen – of een van hen – zo bruut uit het leven worden geschoten? Er deden al snel geruchten de ronde over betrokkenheid bij het drugsmilieu. Hennepkwekerijen, rippartijen, incasso’s, schulden. De bekende conflicten in deze kringen. In hoeverre deze geruchten op waarheid berusten is nog niet te zeggen, maar de kans is groot dat er op termijn wel duidelijkheid komt. Door de grote hoeveelheid aan sporen die zijn achtergelaten en het meteen aanhouden van in elk geval één van de verdachten ziet het ernaar uit dat deze dubbele liquidatie grotendeels zal worden opgelost. Verder zijn er berichten over eerdere zaken waarbij vader René betrokken was: hij was in 2013 al eens door de politie van zijn bed gelicht. Bij de doorzoeking waren wapens, kilo ’s wiet en een fors bedrag aan cash aangetroffen.

 

 

SLACHTOFFER RENÉ VREESDE ‘MOORD EN DOODSLAG’

 

Het is geen geheim dat de familie Van Doorn verwikkeld was in een oude vete. Enkele weken voor de liquidaties gaf René van Doorn senior een interview aan het Algemeen Dagblad waarin hij zei te vrezen voor geweld op het nieuwe kamp dat door de gemeente was aangewezen. De gemeente Zoetermeer had voor de zes caravans van woonwagenlocatie Het Oude Gemaal drie staplekken aangewezen op de Zwetstroom, waar al een familie woont. Een omstreden voorstel van de gemeente, aangezien tussen de families al jarenlang een vete heerst. “Dit moet je niet willen,” zei René, die in het interview werd aangeuid als de de pater familias van het Oude Gemaal. “Hij vreest voor moord en doodslag als zijn familie met de Zwetstroom-familie op één plek moet gaan leven. De geschiedenis heeft hij aan zijn zijde. In 1994 escaleerde het tussen twee families op het woonwagenkamp aan het Bakemaplan. Gevolg: een dode door een schietpartij.” Aldus het bericht. René wilde de familievete met de bewoners van de Zwetstroom verder niet toelichten. “Dat gaat al zo lang terug. Maar bij elkaar wonen gaat gewoon niet. Woonwagenbewoners lossen alles zelf op. De ouderen komen bij elkaar, de een krijgt een klap voor z’n kop, de ander een draai om z’n oren. En soms wordt het niet opgelost. Dan blijf je bij elkaar weg en ga je elkaar zéker niet opzoeken.”

Het interview was vooral een aanklacht tegen de gemeente. Maar de kans dat deze oude vete met de liquidaties te maken heeft, is nogal klein.

 


Russische roulette in de polder

$
0
0

In de nacht van 11 op 12 mei 2012 laat de 41-jarige Nathalie van Poelgeest uit Lelystad het leven. Minnaar Dennis is inmiddels vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie, dat twaalf jaar celstraf tegen hem eiste, is in hoger beroep gegaan. Vijf jaar later is er nog steeds geen zittingsdatum vastgesteld.

November 2011. In het uitgaansleven van Lelystad ontmoet Dennis  H., een 44-jarige ondernemer in de steigerbouw,  de aantrekkelijke 41-jarige Nathalie van Poelgeest. Ze leeft van een uitkering en doet schoonmaakwerk, maar ze is ook sportief en sociaal bewogen. Ze wil een winkeltje in Ghana opzetten waar tweedehands kleding uit Nederland wordt verkocht. Dennis is zeer gecharmeerd van de energieke Nathalie. Ze hebben een aantal gemeenschappelijke vrienden. Dennis is weliswaar getrouwd  en heeft kinderen, maar toch slaat de vlam over.

Ze beginnen een verhouding. Dennis en zijn vrouw Ruth* (niet haar echte naam) zijn al heel lang samen en hebben twee kinderen. Zijn huwelijk opgeven voor Nathalie is voor Dennis geen optie. En Nathalie is ook geen ‘gemakkelijke’ vrouw: zij heeft een overvolle rugzak aan (negatieve) levenservaringen uit een bewogen verleden. Zij is naar iedereen ‘eerlijk’ over haar relatie met de getrouwde ‘Dennis Steiger’, de naam waaronder ze hem in haar telefoon heeft staan. Haar vrienden weten van de ups and downs die ze met Dennis heeft. Dennis kan alleen hierover ‘eerlijk’ zijn tegen mensen waar Ruth geen enkel contact mee kan hebben. En het bloed kruipt waar het niet gaan kan: Nathalie wil geen ‘tweedehands’ zijn. Ze dreigt Dennis, van wie ze min of meer financieel afhankelijk is omdat ze haar uitkering kwijt is geraakt, meerdere malen Ruth op de hoogte te brengen van de buitenechtelijke relatie.                

De spanning loopt op. Nathalie spreekt met Dennis af dat hij haar op 11 mei 2012 tussen 23:00 uur en 24:00 uur bezoekt in het appartement van haar moeder aan de Neringweg in Lelystad. Moeder is er niet: die ligt in het ziekenhuis. Nathalie gaat die avond eerst nog naar een feestje van vrienden, rond 23:10 uur vertrekt ze daar met een taxi. Het met camera’s bewaakte appartementencomplex registreert haar aankomst om 23:18 uur. Via de computer en haar mobiel brengt ze een vriendin op de hoogte van haar afspraak met Dennis. Ze is geïrriteerd dat hij er nog niet is. Ze heeft drank in de koelkast en  shoarmavlees, ze hoopt de avond af te sluiten met een vrijpartij. Ze belt hem meerdere malen, maar Dennis neemt niet op. Dan laat hij ineens tot grote opluchting van Nathalie weten toch naar haar toe te komen. Zij geeft dat door aan haar vriendin. Het laatste contact met de vriendin is om 01:10 uur. Daarna wordt het stil rondom Nathalie Poelgeest.

Op de vroege avond van maandag 14 mei, de dag na Moederdag, staan drie ongeruste vriendinnen van Nathalie samen met haar zus voor de deur van de woning aan de Neringweg. Sinds vrijdagnacht hebben ze niets meer van Nathalie gehoord. Ook heeft Nathalie’s zieke moeder taal noch teken gekregen.

De ongerustheid van de bezoeksters neemt toe als blijkt dat ze niet naar binnen kunnen: er zit een sleutel aan de binnenkant in het slot. De politie komt om 20:06 uur en tikt een ruitje in. De vrouwen moeten buiten blijven. Dan komt een van de twee agenten weer naar de voordeur: in de woning is het levenloze lichaam aangetroffen van vrouw, zeer waarschijnlijk Nathalie.

Haar lichaam wordt zittend op de bank, leunend met haar bovenlichaam naar voren en het hoofd naar rechts gedraaid, aangetroffen. Ze heeft dezelfde kleding aan als op het feestje van vrijdagavond: een spijkerbroek, zwart shirt en zwarte laarzen. Een glas ligt tegen haar voet, zodanig dat het bij de minst of geringste beweging zou zijn omgevallen. Aan de linkerkant van haar neus bevindt zich een inschotwond. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zal later constateren: ‘doorschotverwonding in het hoofd met fatale hersenschade in combinatie met bloedverstikking tot dodelijk gevolg’ en treft in haar bloed een hoge concentratie alcohol, cocaïne en het (in)slaapmiddel Zopiclon aan. De technische recherche vindt een kogelpunt onder de salontafel en een miniem gebruikersvoorraadje drugs (een gewone wikkel en een lege wikkel).

Er is gedronken en gerookt en in de koelkast staat een portie shoarma en op het fornuis een ongebruikte pan. Niets ongebruikelijks voor een Plaats Delict. Maar bijzonder vreemd is, dat de woning zo is afgesloten dat niemand het pand heeft kunnen verlaten. En dat moet wel. Want een wapen wordt niet gevonden, ondanks de inzet van een speurhond. En zonder wapen kan, hoewel de situatie veel weg heeft van een zelfdoding, daar natuurlijk geen sprake van zijn.

Dennis komt meteen in beeld als verdachte. Hij geeft toe dat hij bij Nathalie is geweest, maar dat ze nog in leven en goede gezondheid was toen hij vertrok. Dat lijkt plausibel: de woning is immers van binnenuit hermetisch afgesloten? Een onderbuurvrouw verklaart dat ze omstreeks 04:00 uur één harde knal en een lichtflits heeft waargenomen. Dat is ruim een kwartier later dan het door de camera’s vastgelegde verlaten van de woning door Dennis, om 03:36 uur.

Er komen tips over Dennis binnen bij de politie. Zo zou hij in het bezit zijn van een vuurwapen. Hij wordt gearresteerd. Op advies van zijn advocaat beroept hij zich vanaf het begin op zijn zwijgrecht. Op 9 januari 2013 wordt de voorlopige hechtenis geschorst, tot ontsteltenis van Nathalie’s familie en vrienden. Reden voor de schorsing: een sectierapport ontbreekt en het Openbaar Ministerie weigert dat af te geven; er zou gevoelige daderinformatie in staan. Voor de politie aanleiding om, onderzoekstechnisch, alles uit de kast te halen.

In woningen en auto’s van Dennis en in zijn directe omgeving wordt heimelijk afluisterapparatuur aangebracht. Talloze telefoongesprekken worden getapt, observatieteams volgen elke stap van de verdachte. Uiteindelijk blijkt één telefoongesprek tussen twee familieleden Dennis fataal te worden. Ze bespreken waarom de één zo van streek was op Moederdag, 13 mei 2012. Die verklaart dan: omdat Nathalie dood was. Waarop de ander opmerkt dat Nathalie pas de dag erna, op 14 mei 2012, dood was gevonden. Hoe dit dan kon wilde de meeluisterende politie ook heel graag weten. De stiefmoeder van Dennis, die deze informatie over de tap gaf, wordt stevig aan de tand gevoeld. Zij verklaart – in gedeeltes, na behoorlijk onder druk te zijn gezet – dat Dennis rond 3:50 uur bij de woning van haar en zijn vader aankwam, met het verhaal dat een vreselijk ongeluk was gebeurd met Nathalie tijdens het ‘spelen’ met een vuurwapen. De stiefmoeder bezweert de politie dat Dennis niet onder het bloed zat of op andere wijze rechtstreeks betrokken leek bij het incident. Ze zou die nacht aan Dennis hebben gevraagd of niet 112 moest worden gebeld. Dennis wist echter volgens haar zeker dat Nathalie dood was. De stiefmoeder vertelt de politie ook dat Dennis haar vertelde dat Nathalie nog 10 minuten had geleefd. Ook weet ze te vertellen dat Dennis mogelijk een pistool zou hebben. Tenminste, dat heeft ze van horen zeggen.

Het klinkt overtuigend, maar de politie constateert tijdens het verhoren van de stiefmoeder dat ze zichzelf erg vaak tegenspreekt en bij tijd en wijle een leugenachtige indruk maakt. Familieleden herkennen dat, maar justitie ziet voldoende aanleiding om Dennis H. voor de tweede keer op te pakken. Om wat de stiefmoeder heeft verklaard, maar ook vanwege de vondst van kruitsporen op de riem en in de kluis van de verdachte. Dennis wordt geconfronteerd met de nieuwe feiten, en ook met een opgevangen gesprek tussen hem en zijn vader in de auto. Daarin zou hij zijn vader instructies hebben gegeven wat die moest zeggen en eventueel een beroep te doen op zijn verschoningsrecht. Tegenover de politie houdt Dennis zijn mond. Steunbewijs dat moet aantonen dat Dennis de schutter is, komt er ook niet. Sterker nog, op de handen van Nathalie blijken kleine kruitsporen te zitten. Ondanks dat Nathalie rechtshandig is blijkt, volgens de advocaat, dat zogenoemde backspatters (bloeddruppels die in tegengestelde richting van de kogelbaan bewegen) zich onder de nagels van haar linkerhand bevinden. Een mogelijke aanwijzing, in combinatie met de gemeten schootsafstand tussen de 10 en 100 centimeter, dat zij zichzelf met links zou hebben dood geschoten.                       

De vriendenkring van Nathalie meldt aan de politie dat men bij het vernemen van haar dood meteen dacht aan zelfmoord. Nathalie zou erg ongelukkig zijn door financiële en emotionele zorgen, in het verleden en heden. En, zo weet men te vertellen, ook bedreigd worden door een aantal mensen uit Almere, vanwege haar betrokkenheid bij de handel in drugs. Maar haar vrienden en familie geven ook aan dat Nathalie graag het gevaar opzocht en, zeker onder invloed van drugs en alcohol, maar weinig grenzen zou kennen. Een spelletje ‘Russische roulette’ zou bij haar levensstijl passen. Zo’n spel wordt gespeeld met een één kogel in een revolver, waarin plaats is voor zes. Een revolver is een wapen dat de hulzen na het schieten niet uitwerpt. Dat correspondeert met het gegeven dat de technische recherche slechts één 9 mm kogelpunt heeft gevonden en geen huls. En waarbij deskundigen opmerken dat revolvers met de meest gangbare 9 mm munitie erg populair zijn binnen de illegale wapenhandel. Het is een gecompliceerd plaatje, maar een ongeluk, zelfdoding of een combinatie daarvan lijken denkbaar.

Op donderdag 4 juli 2013 staan er om half twee ’s middags zo’n zeventig mensen in de rij voor de rechtbank in Lelystad. Op de stoep vloeien tranen, mensen omhelzen elkaar. Een heel peloton politiemensen in burger is ook aanwezig, cameramensen en journalisten verzamelen zich in de perskamer. Officier van Justitie is mevrouw mr. B. van de Ven; Geert-Iem Roos en Inge Nagelmaker zijn de advocaten. Dennis is ongeveer 1,85 meter lang, met een kaalgeschoren hoofd. Hij draagt twee gouden oorbellen en heeft opvallende, donkere wenkbrauwen. Hij ziet er verslagen uit en rilt als hij de hoeveelheid toeschouwers ziet.

Vast staat dat Dennis om 01:11 is binnengelaten in de woning aan de Neringweg en vertrokken om 03:36 uur. Wat is er in die tussentijd gebeurd? Dennis beroept zich op zijn zwijgrecht. Het enige dat hij heeft toegegeven is dat hij bij haar is geweest. En er is zijn verklaring: ‘Ik heb niemand doodgeschoten.’ 

De officier acht wel degelijk bewezen dat Dennis Nathalie in de bewuste nacht heeft doodgeschoten. Ze baseert zich onder meer op de verklaringen van de stiefmoeder. Bijvoorbeeld dat Dennis zou hebben gezegd dat Nathalie nog tien minuten had geleefd, dat ziet ze als ‘een gruweldaad’. Volgens haar was Dennis bang dat door het bellen van 112 zou uitkomen dat hij een buitenrechtelijke relatie had. Dat ging boven het redden van het leven van Nathalie. Ze eist voor doodslag 12 jaar gevangenisstraf. Het publiek applaudisseert.

Advocaat Geert-Iem Roos haalt vooral verklaringen aan waaruit zou blijken dat Nathalie al decennia banden heeft met zware criminaliteit. Er zouden meerdere scenario’s daardoor mogelijk kunnen zijn, die niet door de politie – vanwege de directe focus op Dennis – zijn onderzocht.

Dennis reageert in zijn laatste woord op wat de vader, moeder en twee zussen van Nathalie tijdens het gebruikmaken van het spreekrecht naar voren hebben gebracht. Hij vindt het verschrikkelijk dat Nathalie dood is en ook dat hij verdachte is. Hij slaapt en eet amper, is meer dan 30 kilo afgevallen en maakt zich heel veel zorgen om de emoties van zijn familie en van de familie van Nathalie. Ook hij is met het heengaan van Nathalie iemand kwijtgeraakt waar hij van hield. Hij heeft haar niet doodgeschoten en heeft zich op advies van zijn advocaat telkens beroepen op zijn zwijgrecht, mede omdat de behandeling die hij kreeg van de politie hem niet objectief  voor kwam.

Een zus van Nathalie vertelt na de zitting openhartig: ‘Dennis en Nathalie waren stapel op elkaar. Ik geloof ook niet dat er sprake is van opzet en denk ook aan een ongeluk. Hij is vast daardoor in paniek geraakt en heeft daarom gedaan wat hij nodig vond om te doen. Maar wij willen zo graag weten wat er precies is gebeurd. De enige die dat kan vertellen is Dennis.’

De rechtbank spreekt Dennis vrij van doodslag, maar daarmee is de kous nog niet af: de officier van justitie gaat in beroep. De verwachting was dat de zaak begin 2014 opnieuw zou worden behandeld, dit keer bij het Gerechtshof. Inmiddels zijn we vijf jaar verder, maar is er nog steeds geen zittingsdatum vastgesteld.

Paul, onze man in Colombia: het interview

$
0
0
Paul, januari 2017, haven Barranquilla

In december 2013 wordt in de haven van Rotterdam een lading van 300 kilo cocaïne gevonden. Een toevalstreffer, zo lijkt het, maar wel één met veel gevolgen. Een paar weken later, op 1 januari 2014, wordt de onschuldige burger Rob Zweekhorst in Berkel en Rodenrijs het slachtoffer van een liquidatie. Een vergismoord, bedoeld voor zijn buurman Dennis van den Berg, een van de hoofdrolspelers in de zaak die inmiddels Douanegate is gaan heten. Een ander gevolg van de vondst is de ontmaskering van Gerrit G., een corrupte douanier, die er jarenlang voor zorgde dat containers met cocaïne ongehinderd de haven konden passeren. In dit hele duistere spel speelt  een in Colombia wonende Nederlander een bijzondere rol: Paul. Hij werd ingeschakeld om in Rotterdam Gerrit de douanier uit te horen. De gesprekken nam hij op met een door het Team Criminele Inlichtingen verstrekte usb-stick. Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink reisde naar Colombia, om deze geheimzinnige Paul te spreken. In de noordelijke havenstad Barranquilla voerde hij gesprekken met hem.  Twee van deze gesprekken zijn gefilmd. Het begin van het eerste interview (afbeelding boven) staat hier, het begin van het tweede interview: klik op de afbeelding onder.

Daarnaast is er een uitvoerig ‘gewoon’ interview. Dat is dit.

Hoe ben je in de zaak betrokken geraakt?

Ik had mijn ex-vrouw ontmoet in Amsterdam, een Colombiaanse. Ze werkte als prostituee op de Ruysdaelkade. Eind 1999 ben ik met haar op vakantie naar Colombia gegaan. Daar hebben we een tijdje geleefd, niet veel bijzonders gedaan, het land ontdekt. Ik ben alleen teruggegaan vanwege een faillissementsfraudezaak. In februari ben ik terug gegaan naar Colombia, drie maanden; daarna weer terug naar Nederland voor een gesprek met de rechter-commissaris. Ik zou 30 dagen worden gegijzeld, maar door een vormfout kwam ik na drie dagen vrij. Ik heb drie dagen in het huis van bewaring in de Havenstraat gezeten. Mijn paspoort was ingenomen, ik heb een ander paspoort aangevraagd en ben opnieuw naar Colombia gereisd. Ik ben verschillende keren op en neer geweest om te praten over transporten.

Hoe kwam je aan contacten?

Via haar jongere broer en haar vader, dat waren twee voorname advocaten in Colombia, hun cliënten zaten in de handel.

Voorname advocaten, maar wel een dochter in de prostitutie?

Dat is een heel verhaal. Advocaten verdienen ook niet heel veel. En zij had een relatie gekregen met een Nederlandse man, dat is allemaal fout gelopen.

Met wie had je contact in Nederland?

Met Colombianen die hier – in Colombia – hun producten hadden waar ze afnemers voor zochten. Dat ging niet om grote hoeveelheden, je hebt het over kilo’s, halve kilo’s, af en toe vijf of zes kilo. Het product was al in Nederland. Ik had een klantenkring in Amsterdam. Dat is gegroeid, ik kwam steeds dichter bij degenen die het leidden. In Colombia. In 2002 ben ik gearresteerd in Diemen-Noord, door een arrestatieteam, op verdenking van vuurwapenbezit. Een dag later was ik vrij, er was alleen een holster gevonden.

Ik reisde veel, ik had wat vriendinnen in Nederland, daar waren problemen mee, met drugs, die heb ik uit een appartement gegooid, zonder kleren, daar is aangifte gedaan. Daar ben ik voor veroordeeld. Ik ben nooit naar de rechtbank gegaan, ik heb het allemaal zijn gang laten gaan. Ik heb iets van negen maanden vastgezeten. Er bleven nog 84 dagen over: een restant van een ander strafje, dat had ook met die zaak te maken. In 2005 ben ik opgepakt bij een nichtje in Amsterdam, met een arrestatieteam, op verdenking van het bezit van een vuurwapen. Dat is nooit gevonden. Dat was aan de Hoofdweg in Amsterdam. Ik was hier toen een paar maanden rond kerst. Ik heb daarvoor toen negen maanden uitgezeten in Utrecht en Norgerhaven. Voor die andere straf, van 84 dagen, was ik in cassatie gegaan. In 2006 was daar van de uitspraak. Dat bleef 84 dagen, maar ik was toen al weg, ‘vertrokken met onbekende bestemming’.

Ik heb toen een tijd in Spanje gewoond, die relatie met de Colombiaanse was over. Met haar heb ik twee kinderen. Ik heb bij Barcelona gewoond, daar had ik 2006 een eetcafé en een Ierse pub. Ik heb toen meer Nederlanders leren kennen die in dat werk zaten en ben verder gegaan met organiseren en begonnen met importeren, vanuit Colombia naar Spanje. Dat ging via schepen, met containers, naar Alicante, en met geprepareerde tassen in vliegtuigen.

Dat waren geen grote partijen. In Spanje was de prijs voor een kilo cocaïne toen 28.000 euro. Ik vroeg de helft vooruit. Ik was goedkoper dan anderen. Ik had in die tijd een relatie met een Nederlandse. Dat liep fout. Bij de contacten met Nederlanders, in 2007/2008, zaten wat grote jongens uit Amsterdam, die groot wilden importeren. Er kwamen twee mensen naar Barcelona. We zijn toen met de auto naar Madrid gegaan om grote partij te bekijken. Een Nederlander uit Zwanenburg zou het betalen. Dat is misgelopen, ik ben samen met degene die het geld zou overdragen vastgezet in een restaurant.

We zijn toen afgeperst door Colombianen. De man uit Zwanenburg moest zijn gouden rolex afstaan en ze namen onze paspoorten in. We zijn toen gevlucht uit Madrid. Het was een nare ervaring. De derde Nederlander die bij ons was, gebruikte veel. Tony R. Ik kende hem uit Norgerhaven. Hij had het contact met de man uit Zwanenburg gelegd. Ik weet alleen zijn voornaam. Rob. Hij werd ook Bo genoemd. (zou Robbie B. kunnen zijn, de man die samen met Thomas van der Bijl is aangehouden, HJK). Ik heb hem in 2007 gesproken in Madrid.

Fred Ros heb ik in 2006 gesproken in mijn eetcafé in Spanje. Een paar keer, eind van de middag en ’s avonds. Hij was flink aan de drank. Hij kwam toevallig binnen. Hij was vrij aangeschoten, had veel babbels, ik dacht: het zal allemaal wel. Hij zat op dat moment, in mei/juni, op een camping in Lloret de Mar. In augustus is hij toen aangehouden op die andere camping in Spanje.

Vanuit Madrid waren we met z’n drieën teruggegaan naar Barcelona. Bo had een luxe suite gehuurd in het Acht-hotel in Barcelona. Ik kreeg in principe de schuld omdat ik Tony had aangebracht, die zoveel gebruikte. Ik kwam in Madrid in contact met Colombianen. Dat liep via Jan B.. Die woonde met zijn vrouw in Spanje. Jan was veroordeeld, hij had een  ontnemingsvordering van een aantal miljoenen.

Jan B.de is een Amsterdammer die bij de douane had gewerkt. Hij was een contact van Carlos P., een gay, die een restaurant had in de Reguliersdwarsstraat. Hij had een duur penthouse. Ik deed zaken met Carlos, Carlos had mij aanbevolen bij Jan. Ik heb Carlos ontmoet op een parkeerplaats bij Barcelona. Er kwam toen een zaak in Madrid, daar was Jan ook bij. Zij gingen terug naar Nederland, ik bleef in Spanje. Dat was het moment dat ik contact zocht met de CIE. Om informatie te verschaffen.

Dat liep eerst via de KLPD, ik had mijn nummer doorgegeven, ze belden mij een dag later. Zij kwamen naar Spanje. Maurice en Ed. We hebben informatie uitgewisseld over drugszaken, over mensen die ik kende, van het verhaal in Madrid. Zij kenden Jan Bode wel. Ze komen je tegemoet in je kosten. Als je de bonnetjes hebt. Dat ging via email. Ze zouden het opsturen, met een code van Western Union. Dat was 200 euro. Dat vond ik zo’n belediging… Ze zeiden: het komt wel goed, het waren voorlopige telefoonkosten. Ze zijn die beloftes nooit nagekomen. Ik heb daar verder geen contact meer mee gezocht.

Is het niet gevaarlijk om informant te worden?

Nee, dat is wat je doet en wil doen, ik zie het gevaar niet. Via Guardia Civil heb ik contact gezocht met de geheime dienst van Spanje. Ik kwam in contact met Franco. Dat ging per mail en telefoon. Ik heb veel info gegeven, over transporten vanuit Colombia. Het leek Franco handig voor mij om met Amerikanen in contact te treden. Hij heeft dat contact gelegd. In 2010 hebben die contact met mij opgenomen (de mails heb ik). Ze zijn naar Barcelona gekomen, ik heb gesproken met twee agenten van de DEA. We hebben de hele dag op een terras gezeten. De conclusie was: het zou handig zijn als ik naar Cartagena zou reizen. Ze hebben mijn ticket betaald, ik ben naar het kantoor in Cartagena gegaan.

De inschrijving bij de DEA is pas gebeurd in Cartagena, daar was het hoofdkantoor van de DEA. De meeste drugstransporten liepen via Cartagena. Ik heb daar een interview gehad en de baas van het kantoor gesproken. Daarvan zijn video-opnames gemaakt. Ze wilden samenwerken. Ze hebben mijn vingerafdrukken genomen, foto’s van mij gemaakt. Ik heb formulieren ondertekend. Ik kreeg een lijst met codenummers. Aan de hand daarvan kon ik informatie doorgeven. Er waren twee agenten speciaal aan mij toegewezen. Terry en Jude.

Het ging de eerste keer om een partij die zou worden gekocht door een Nederlander uit Amsterdam-Noord, Frans van I. (‘Brede Frans’). Hij had een koffiehuis in Amsterdam-Noord. Frans gaf mij opdracht om handel te kopen en te transporteren naar Nederland. Ik legde contact met een figuur uit Barranquilla, Tilson M. Ik moest met een taxi ergens naar toe rijden. Toen ik net was ingestapt, blokkeerden ze de taxi, ik moest  overstappen in een andere auto, tussen drie personen. We reden naar een ondergrondse garage van een appartementencomplex. In een appartement heb ik met hen gesproken over prijzen en transporten.

Dat is mijn ingang geweest. Dit speelde in de laatste maanden van 2010. Ik zat al snel in Medellin, bij de grote baas. Het ging over percentages en commissies. Ik heb daar enorme partijen gezien, en er foto’s van gemaakt. En van kentekens. Dat gaf ik door aan de Amerikanen. Die traceerden namen en foto’s. Er was een bedrag overeengekomen en vanwaar het transport zou vertrekken. Het zou worden opgepikt door een  researchbooot van een Duitser, in het gebied tussen Venezuela en Colombia. De Duitser werkte ook voor Amerikanen.

Begin december 2010 had ik een afspraak in het Hilton Hotel op Curacao. Ik ging met Jude naar het hotel, Tilson was er met zijn gezin en met de persoon die vanaf het strand de kilo’s naar de boot zou brengen. Die zat in een resort in Jan Thiel, ik in het Hilton. De kapitein van de boot, de Duitser, heette Roger, een oud-marineman. Alles zou bij hem aan boord worden gebracht. We hebben kaarten uitgezet. Elk pakket zou met haken aan touwen worden binnengehaald.

Dezelfde dag, aan het eind van de middag, kwam de CIE daar. Die moest worden ingeschakeld door de DEA, omdat dit op Nederlands gebied speelde. Er waren vier mensen van de CIE. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de leider van de CIE die ik op Curacao heb ontmoet dezelfde was als de man die ik in Bogota ontmoet heb in 2016. Toen ik daar binnenkwam in het najaar van 2016, was het eerste wat ik zei: ‘Ik ken jou. Ik heb jou op Curacao gezien.’ Hij ontkende dat en zei dat hij nooit op Curaçao was geweest.

Er is gesproken over samenwerking tussen de DEA en de CIE. Tilson moest nog aankomen, ik was een dag eerder. Ik zat in de auto van de Nederlanders, met een DEA-agent, om te observeren wie Tilson was.

Het ging niet door, er was vertraging. De volgende dag heb ik  ontbeten met Tilson en Roger in het Hilton. DEA en CIE kenden elkaar heel erg goed. De CIE vroeg: waarom werk je niet met ons? Dat heb ik uitgelegd: mijn ervaringen met hen in Spanje. Tijdens de paar dagen op Curacao zijn er gesprekken afgeluisterd, coördinaten bepaald, alles was in kannen en kruiken. Ik ging naar Colombia.

Er was een datum gepland. Tussen kerst en oud en nieuw, omdat in dat gebied dan geen marineschepen zijn. Eén dag van tevoren werd ik gebeld, ik ben ingestapt in een Ford Bronco. Ik kreeg 5000 dollar en de boodschap: je moet alles cancellen, we hebben vakantie, er zijn geen agenten beschikbaar in Cartagena. Ik moest mijn contacten melden dat het uitgesteld moest worden. Er lag 1280 kilo aan de kust, dat was getransporteerd vanuit het binnenland. Dat werd bewaakt, dat kost geld.

Wie was verantwoordelijk voor de partij? De conclusie: ik had alles geregeld, ik was verantwoordelijk. Ik werd voor een paar miljoen euro verantwoordelijk gesteld. Ik heb de schuld op mij genomen, ik zat gevangen in een web. Ik had dus die schuld in Medellin. In januari/februari ben ik naar het kantoor van de DEA geweest. Ze zouden me steunen. Ik zou de schuld betalen door nieuwe transporten op te zetten. Er zijn toen wat transacties geweest met gelden. De partij van 1280 kilo was teruggegaan. Van I. had al iets betaald, niet veel (125.000). Nog niet voor het product, maar voor de organisatiekosten. Ik ben toen voor een kartel in Medellin gaan werken, ik heb het kustgebeuren overgenomen van Tilson. Zo ben ik in contact gekomen met grote jongens.

Ik had ruzie met de  DEA. In 2011 namen ze contact met mij op; of ik contact wilde opnemen met iemand in Ecuador. Als pseudokoper. Dat heb ik gedaan. Ik kreeg in de VS 1000 dollar per stuk. Maar dat krijg je pas als iemand echt is veroordeeld. Op die manier heb ik wel geld gekregen.

Wat was je eerste contact in Nederlandse douanezaak?

 

Wim Ken Aalten in 2009. Ik was hem tegengekomen bij een voetbalwedstrijd. Hij zei dat hij in zonnebrandcrème deed, daar had hij het alleenrecht van. Hij had een deal met iemand uit Amsterdam. Zijn ouders kwamen uit Alkmaar. Hij had een moeder en een stiefvader. Hij had Colombiaanse vriendin hier, daar was hij in oktober 2015 mee getrouwd, in Bara Noa, een dorpje onder de rook van Barranquilla. Hij had besloten hier te gaan wonen.

Op dat moment woonde hij met zijn vrouw in het huis van een tante. Maar hij had ook een huis laten bouwen in een ander deel van de stad, meer op stand. Dat kostte toen 780 miljoen pesos, ongeveer 300.000 euro. Hij had een jaar of zeven vastgezeten in Mexico, voor een smokkelzaak. Hij was in 2009 uitgeleverd aan Nederland. Vanaf dat moment had hij contact met René F. Ik denk dat hij in Mexico al vastzat voor een zaak met René F.. Die kende ik daarvoor niet. Volgens Wim Ken had René F. een glasbedrijf in Overschie en werkten ze samen voor transporten. Daar heb ik met hem niet veel over gesproken. We hebben wat vriendschap opgebouwd, maar ik deed geen zaken met hem. Ik heb hem wel af en toe wat nummers gegeven, als hij schepen moest natrekken. Waar schepen en containers waren, met satellietkaarten.

Wist je van zijn contact bij de douane?

Ik wist dat hij een vrijgeleide had. Het ging uitstekend. Hij had een nieuwe Mercedes, een nieuwe Audi, splinternieuw, allemaal cash betaald. Op een gegeven moment, op 22 of 23 april, kreeg ik een belletje van Miguel, van de CTI, dat er een Nederlander was neergeschoten. Of ik kon helpen, het was ernstig, hij was acht keer geraakt, het was de vraag of hij zou overleven. Ik ging naar het ziekenhuis. Het was in Barranquilla. (http://www.elheraldo.co/judicial/policia-investiga-atentado-contra-ciudadano-holandes-en-el-norte-de-barranquilla-107621)

In het ziekenhuis was zijn vrouw. Hij lag op bed, apart op een kamer, met een bewaker ervoor. Die hadden ze zelf ingehuurd. De politie had zich teruggetrokken omdat hij niks wilde zeggen. Daarom had Miguel mij gebeld. De vrouw van Wim-Ken is een echte golddigger. Ze hebben geen kinderen. Zij is weggegaan, ze zei dat ze niet wist waar hij mee bezig was.

Wim Ken vertelde mij dat hij altijd de Mercedes pakte. Hij was aan het voetballen. Zij had de auto. Ze was met nichtje van haar en haar moeder, ze zou hem ophalen, maar ze had hem gebeld: ‘Je moet gaan lopen, zo ver is het niet, ik ben hier nog wel even bezig.’ Hij ging altijd met de auto. Hij had dure horloges, kettingen, dure schoenen, hij had altijd van alles het duurste. Het is daar geen onveilige buurt, maar hij kon eigenlijk nergens over straat.

Hij voetbalde met mensen van de wijk. Een straatteam. Hooguit tien minuten lopen van hun huis. Hij was een paar honderd meter onderweg, na het voetballen, toen er twee mensen op een motor langskwamen. Hij werd eerst van achteren beschoten. Hij probeerde op te staan. Ze waren hem voorbijgereden. Ze stopten. Eentje stapte af en schoot hem nog een paar keer extra door zijn lijf. In de nek en in de rug. Van de twee kogels in zijn nek kwam er één door zijn neus naar buiten, de andere door zijn wang, maar die hadden geen vitale delen geraakt. De kogel in zijn ruggengraat heeft de meeste schade veroorzaak: een dwarslaesie.

Ik vroeg of hij problemen had met mensen hier die niet betaalden. Hij zei: ‘Nee, ik doe altijd heel clean zaken.’ Zo stond hij ook bekend, als een eerlijke jongen. Hij dacht dat hij aan de overkant van de straat, net voor hij werd neergeschoten, de neef van zijn zakenpartner had gezien. William, een Colombiaan. William had contact met René F., die bespraken veel telefonisch. William was nog nooit in Nederland geweest.

Had jij de naam René F. al eerder gehoord?

Jazeker. Ik heb Wim Ken gedurende een paar dagen gesproken. Zijn stiefbroer Robert de H. uit Mijdrecht is gekomen. Er zijn verschillende gesprekken geweest. Robert deed financiële dingen. Wim Ken zei dat hij nog 4 miljoen euro tegoed had van René F. Commissie van transporten, René moest hem betalen. René wilde dat niet, die vond de commissie veel te hoog. Ze hadden 30 procent afgesproken. Dat is, gezien wat Wim Ken daar allemaal voor moest doen, helemaal niet te veel. Bovendien hadden ze dat zelf zo afgesproken.

Wim Ken kreeg dagelijks telefoontjes van zijn vriendin uit Libanon. Dat was de vriendin van de vrouw waar René mee getrouwd was. René had een vrouw in Nederland en hij was getrouwd met een vrouw in Libanon. Ik heb van de vriendin in Libanon gehoord dat René F. opdracht had gegeven om Ken af te schieten. Daar was een heel hoog bedrag voor betaald, meer dan 100.000 dollar. Ik heb met René F. persoonlijk via skype, bij hem thuis, in Schiedam, gebeld. Ik kreeg eerst Colina, zijn Nederlandse vrouw, aan de telefoon. Daarna hem. Over wat er gebeurd was. Hij zei: ‘Dat is niet mijn probleem, ik ken hem helemaal niet. Waarom bel je mij hier?’ Ik zei: ‘Omdat ik dit telefoonnummer heb.’ Na een uur heeft hij teruggebeld, hij zei dat hij nergens mee te maken had. Ik heb gezegd dat hij bezoek zou krijgen, omdat hij niet volgens de regels had gehandeld. Je gaat niet iemand afmaken omdat je nog geld van hem krijgt. In Colombia werkt dat zo niet. Wim Ken had ook informatie van mij gehad, er is ook schade toegebracht aan andere zaken. Hij zei: ‘Hèhè, ik heb hem inderdaad opdracht gegeven hem te liquideren. Want ik voelde mij bestolen door de hoogte van het bedrag.’ Dat is onzin, dat bepaal je zelf. Wie de import doet bepaalt het. Hij gaf 30 procent. Van de verkoop. Wim Ken kreeg het van de leverancier, die regelde alles, het was helemaal niet veel.

Was niet zo handig om dat te zeggen. Dat gaat hij ontkennen. Dat heeft hij tegenover mij ook al ontkend.

“Daarna hebben we weer gebeld. Hij zei: dat lossen we op. Ik zei: Wim Ken kan niet lopen, etcetera, wat wil je oplossen?’ Wim Ken had geld. In Nederland bij zijn broer, hij had een huis, auto’s, cash. Ik heb later met Ken en Robert overlegd en veel met Libanon gebeld. Met de vriendin van Ken en zijn Libanese schoonvader was goed contact, die is bemiddeld. Ken spreekt ook Arabisch. Zijn Colombiaanse vrouw wist dat hij een Libanese vriendin had, ze had het steeds over die ‘puta’. Ken reisde veel naar Libanon.”

“In juni of juli is Ken naar Nederland gegaan. De verzekering betaalde de repatriëring en het ziekenhuis deels, er staat nog 40 miljoen pesos (13.000 euro) open. Hij was met een medisch vliegtuig van Barranquilla naar Curaçao gegaan, in alle vroegte, ze waren bang voor een tweede liquidatie. De ambulance is op zondagmorgen om zes uur onder politiebegeleiding naar het vliegveld gegaan. In Nederland ging Wim-Ken naar Heliomare, zijn broer Robert is in Colombia gebleven. Die financierde de zoektocht naar degenen die het gedaan hadden. Ik had dagelijks contact met Ken, ik heb zijn zijn werk overgenomen. Er gingen verschillende transporten alsnog die kant op, met René F.. Daar hebben ‘we’ nog geld van te goed. René heeft één keer 100 miljoen pesos overgemaakt (30.000 euro). Er zou elke paar dagen zo’n bedrag doorkomen, maar er kwam verder niks meer.

Ik ben de mensen gaan zoeken, maar er is niks meer betaald. Dit was in 2013. Er zijn nog veel transporten geweest in die periode. Ik heb RF nog een paar keer gebeld, die zei: ‘Het komt allemaal in orde.’ William zou elke dag het geld doorsturen. William was de contactpersoon. Die heb ik twee keer gesproken, samen met Robert. Eén keer in het hotel, één keer in Paradiso. Er waren geen problemen meer, volgens William. Maar hij is ook van de aardbodem verdwenen. Hij kan ook geld in zijn zak hebben gestoken.”

Ik had contact met de broer van Ken, maar die is ook teruggegaan. Iedereen was onbereikbaar. Wij opereerden vanuit Ecuador, Costa Rica en soms vanuit Belize. Ik kwam achter het adres van Robert. Die heeft met Ken gesproken, er zouden vanuit Mexico dingen gestuurd worden. De vriendin van Wim, Stella, is vanuit Mexico naar Barranquilla gekomen. Zij was administratiemedewerkster van het kartel van El Chapo Juzman. Zij kwam naar mij. Ik heb haar ticket betaald. Zij vroeg om geld. Robert vond dat het geld dat wij verdienden ook aan Ken hoorde, omdat hij dat had gedaan in begin. Daar was naar mijn idee geen sprake van, omdat er veel schulden openstonden en Ken en zijn broer een veilig onderkomen hadden. Wij zijn achter zijn spullen aangegaan. Ik heb zijn vrouw en haar familie opgezocht, om na te gaan waar alles was gebleven: foto’s van horloges, cash, had honderdduizenden euro’s aan horloges. Zijn vriendin zat in Miami. Ik heb de DEA gebeld, in Miami, en verteld dat de tweeling zou komen. Zij is toen tien dagen lang vastgehouden op verdenking witwassen. Ze was ontzettend bang. Ze heeft geld afgenomen van ons. Ken had ik een contract laten tekenen dat ik zijn huis zou huren voor laag bedrag.

Costa Rica: dat was ander verhaal. Gerrit had gezegd dat hij op vakantie was. Dennis van den Berg gezegd: sturen maar. Volgens William was Dennis degene die dat had gezegd. Daar was ruzie over tussen René en Dennis. De enige die we probeerden te achterhalen, was Sjef Hendriks. Hij deed de administratie. Naderhand bleek dat hij alles had verstopt in panden en doorvoer naar andere landen. Er was heel veel geld naar  Libanon gestuurd. Daar waren dure auto’s van gekocht. Ferrari’s etc.

Wat was je volgende stap?

Ik heb besloten om contact te zoeken om het TCI in te schakelen. Je belt de Nationale Politie in Nederland. Je vraagt naar het TCI, die kun je gewoon bellen. Je zegt: “Ik heb informatie over bepaalde zaken.” En dan laat je je nummer achter. Binnen drie minuten werd ik teruggebeld. Er werd gevraagd naar mijn naam en geboortedatum. Het was een telefonisch gesprek van een half uur. Ik heb verteld dat ik informatie had over liquidaties in Nederland, wie daarvoor verantwoordelijk was. René F. Daar had ik informatie over vanuit Amsterdam.

Een paar dagen later werd ik teruggebeld, men was zeer geïnteresseerd. Of er een gesprek mogelijk was. Ze konden niet naar Barranquilla komen, alleen naar de Nederlandse ambassade in Bogota. Zij zouden mijn reiskosten betalen. Ik heb zelf tickets gekocht, een hotel geboekt, een taxi genomen. Dat was in juli/augustus. Er waren drie mannen. Ik werd opgehaald, in de kamer zaten twee anderen, onder wie de leider van de TCI. Ik zei: ‘Ik ken jou.’ Dat kon volgens hem niet.

Er waren een leider, een runner en een soort assistent van de leider. Ze zaten met de laptop. We hebben eerst wat oud zeer uit de lucht gehaald. Over geld, over afspraken. De onzin over wetgeving etc.; dat hebben we uitgepraat. Ik had een laptop, met wat ik had op de usb-stick had ik daar naar toe gekopieerd. Dat was onder andere het onderzoek met Miguel. Ik heb hen het zaaknummer gegeven. Dat kwam ze wel bekend voor. Ik heb gezegd: ‘Het is handig als je dat opvraagt.’ Ze wisten dat er drie lijnen liepen, dat wisten ze in juli 2013 al. Over de aanslag op Wim Ken: ik had het idee dat ze daar niks mee hadden gedaan. Ken heeft ook nooit bezoek gehad in Nederland. Ik had dossier in 2013 al gestuurd. RF werd daar toen al in genoemd. Ze zeiden: “Dan moeten eens even nakijken wie dat heeft ingezien.”

Ik heb ook uitgelegd hoe het zat met Khalid en Mink. Khalid is iemand die met liquidaties te maken had en met het importeren van wapens (AK47 en Scorpio’s). Hij had contacten in Colombia. Mink Kok had veel contact met René F. Ik heb gezegd dat Mink achter de liquidatie van Stanley Hillis zat. Dat probeerden ze van tafel te vegen. Ik heb gevraagd: ‘Hoe kwam René F. in Zuid-Amerika? Of gaf hij ook informatie aan jullie?’

Op de ambassade is besloten dat we zouden gaan samenwerken. Ik had een probleem met mijn paspoort. Dat was verlopen. We hebben afgesproken dat mijn naam in de kluis zou verdwijnen. Niemand zou die te weten komen: alleen wij en de officier. Zij zouden mij tegemoet komen met kosten en kijken naar de straf van 84 dagen die nog openstond. Ik had gehoord van mijn advocaat dat dat was verlopen, maar volgens hun noest ik nog zes jaar wachten. Transporten die weggetipt zouden worden, daar zouden ze 10, 15, 20.000 euro voor betalen. Ik ging akkoord.

Mijn volgende stap was na een paar weken: contact leggen met Gerrit, viavia. Hij wist niet wie ik was. Ik kreeg een whatsapp terug, met een contact. Ik werd gebeld, door een Duits nummer en een Nederlands nummer. Ik heb gevraagd waar de andere mensen waren. Het volgende gesprek ging via een advertentiepagina op internet, in het Spaans, waar zogenaamd een vertaler werd gezocht. Dat heet OLX, dat is een Colombiaanse website, met een soort chat tussen koper en verkoper. Dat kun je wissen, dus dat is veilig communiceren.

We hebben over van alles en nog wat gesproken. Ik heb gevraagd of het mogelijk was hem in Rotterdam te bezoeken. Dat had hij liever niet, maar als het moest, dan moest het. Ik heb elk gesprek met de TCI besproken. De bedoeling van mij was: informatie te krijgen waar mijn spullen waren. Voor de TCI ging het erom wie er achter de liquidaties zaten. Na het eerste contact met Gerrit heb ik weer contact gehad met de TCI en gezegd dat ik contact met hem had. Ze vroegen: ‘Waar ken jij hem van?’ Van de douane. Daar waren zij blij mee. De TCI vroeg: ‘Kan hij naar Colombia komen?’ Ik zei: ‘Hij heeft geen paspoort en geen geld.’

Dus zou ik naar Rotterdam gaan. Ik zou een paspoort krijgen, het kon allemaal heel snel worden geregeld. Ik had Gerrit 25.000 euro beloofd om hem uit de  problemen te helpen. De toestemming van de TCI om mij te laten vliegen moest via de officier. Dat heeft drie weken geduurd. Vóór de ambassade heeft de TCI-runner mij 500.000 pesos gegeven. Ik heb mijn paspoort aangevraagd en ben terug gegaan naar Barranquilla. De extra kosten waren 300 euro of zo. Zij hebben een ticket voor mij gekocht en de andere kosten in Nederland zouden worden betaald. Ik kreeg bericht dat mijn paspoort op maandag zou aankomen. Dan moest ik eerst een kopie van het paspoort opsturen, een week later kwam de toestemming en werd het ticket in orde gemaakt.

Ik vloog met KLM van Bogota naar Rotterdam. Bij café Rembrandt op Schiphol waren twee runners: één kende ik van Bogota en iemand anders. Tegenover het vliegveld in Rotterdam gingen we naar een Best Western. Daar werd eten besteld. De leider van het TCI-team was erbij en de adjudant. Die kende ik al van Bogota.

We spraken over hoe het zou moeten gaan. Ze hadden een appartement geregeld, een usb-stick voor opname van gesprekken. Ze legden uit hoe dat moest. En hoe de ov-jaarkaart werkte. Er was een briefing elke dag, aan het eind van de dag. De regels waren: ik moest oppassen dat ik niet wat verkeerds zei, wat tegen mij gebruikt zou kunnen worden. Voor de rest: geen stennis maken, geen problemen. Ik heb gezegd: mijn plan is mensen op te zoeken waar ik geld van krijg. Waar hun onroerend goed is. Ik wilde naar het kantoor van Sjef Hendriks, naar Dennis van den Berg en naar Amsterdam om een nieuwe lijn op te zetten met een aantal mensen.

Het doel van het gesprek met Gerrit was: wie de opdrachtgever was van liquidaties en het zou heel fijn zijn als er namen naar boven kwamen van corrupte douaniers. Of ik mensen kende die weleens een oogje dichtdeden. Ik heb niks gezegd, dat was niet hun zaak. Ik heb gezegd: ‘Ik ga niet mijn dingen kapotmaken, er loopt ook nog wat in Colombia.’ ‘Oké, als je het niet wil zeggen, houd je mond maar.’ Ik heb met Gerrit afgesproken in hotel New York. Toen zijn we naar mijn appartement gelopen. De usb-stick stond aan. We hebben het over van alles gehad, wat duidelijk te horen is.

Het tweede gesprek was twee dagen later in Kwintsheul, waar hij woonde. Zijn vrouw leefde toen nog. Ze is één keer binnengekomen, onder begeleiding van een familielid. Gerrit wilde niet dat de anderen mij zagen, ik heb alleen zijn vrouw even gezien. We hebben meer gesprekken gehad, maar er zijn in totaal twee opnames. Eén op de Wilhelminakade, de ander ijn Kwintsheul. Het andere gesprek was bij het Centraal Station en telefonisch. Dat bij het Centraal Station was niet  interessant voor het TCI…”

Na het eerste gesprek ging ik naar een restaurant in Rotterdam; daar heb ik de usb-stick afgegeven en kreeg ik een nieuwe usb-stick. Na het eerste gesprek vroegen ze: ‘Wat is er besproken? Hoe lang ken je Gerrit al? Het komt op ons over dat je Gerrit al langer kent dan je zegt.’ Dat was onzin. Ik heb gezegd wat mijn plan voor de volgende dag was: naar het kantoor van Sjef. ‘Maak geen bonje, dan krijgen wij problemen.’ ‘Ik maak geen bonje, ik kom gewoon geld halen.’ Die avond is mijn plan veranderd: ik kwam te weten waar de boten lagen van Dennis. Twee sloepen. In haventje tegenover het douane- en belastingkantoor. De volgende dag ben ik daarheen gegaan. Het ging om de boot op nummer 1. Maar ik kwam niet verder dan de kade. Ik heb een foto genomen. Gerrit zei: ‘Dat is hem.’ Maar ik moest het zeker weten, dan liet ik hem weghalen. Ik kon niet naar beneden. Ik heb wel aan iemand gevraagd: ‘Is deze boot van Dennis van den  Berg?’ Ze zeiden: ‘Die kennen we niet.’ En Angelique kenden ze ook niet. Toen ik terugliep zag ik een andere boot liggen, precies tegenover nummer 1. Daar was iemand aan het werk. Ik vroeg: ‘Van wie is deze boot?’ Van een meneer en een dame. ‘Ken jij Angelique?’ Ja. ‘Dennis?’ Zegt me wel iets. Gerrit zei: ‘Dit is de nieuwste, die heeft hij net laten bouwen.’ Ik heb de foto naar de TCI gestuurd. De volgende dag ging de TCI erheen en hebben ze gevraagd op wiens naam de boot stond. Ze konden hem niet in beslag nemen, hij stond niet op naam van Dennis. Dat zijn rare dingen, natuurlijk. Van alles wat in beslag zou worden genomen, zou ik een percentage krijgen.’

De volgende dag heb ik wat bankzaken geregeld, informatie gezocht en ’s middags was er een evaluatiegesprek. De dag erna ben ik naar het kantoor van Sjef H. gegaan. Hij was er niet, zeiden ze. Ze belden hem op een nummer in Curaçao. Hij nam op. Ik heb gezegd dat ik op zijn kantoor was en dat er betaald moest worden. Hij wist nergens van. Of ik hem na uur terug kon bellen. Hij zei: ‘Ik voel me bedreigd.’ Ik zei: ‘Nee, je moet dingen geven die niet van jou zijn.’ Hij doet of zijn neus bloedt, het is hem allemaal overkomen, als hij dit allemaal had geweten, etc. Ik had nog wat info over andere dingen, aan het eind van de dag was er weer een evaluatie. Ze wisten waar ik mee bezig was, ze zeiden: ‘Dat schrijven we maar niet op.’ Ik zei dat ik naar een kennis in Amsterdam was geweest, voor nieuwe lijnen. Ze zeiden: ‘Dat horen we het liefst niet, maar als je toch gaat, geef even wat namen door.’ In Amsterdam heb ik mijn moeder bezocht, een gesprek gehad met een kennis, daarna ben ik naar Kwintsheul gegaan voor het tweede gesprek met Gerrit. Over van alles. Mijn doel was niet om informatie te krijgen over containers, alleen: ‘Waar zijn mijn spullen?’ Het TCI wilde andere informatie. Die 25.000 euro die Gerrit van mij zou krijgen: dat was bullshit. Om hem te helpen met zijn schulden, etc., zijn uitkering was stopgezet. Hij had geen geld. Ik zou die 25.000 betalen.

Op vrijdag had ik een gesprek met Gerrit bij het Centraal Station. Daar zijn wat dingen besproken, daar heeft hij mij de computer van de douane overhandigd. Ik heb daar twee uur met hem gezeten, toen heb ik de computer aan het TCI gegeven. Ik heb alleen de kabel nog. Het was een laptop, je kon niet zien of er wat opstond. Gerrit zei dat de code was geblokkeerd. Ik heb geprobeerd hem via de BIOS op te starten en gekeken of we de disk konden kopiëren, maar dat ging niet, hij was redelijk goed beveiligd. Ik kreeg hem van Gerrit omdat alle bedrijven erin stonden die extra werden gecontroleerd door de douane.

We hebben besproken Gerrit naar Colombia te halen, hij was niet van plan de uitspraak af te wachten. Toen hebben we afscheid genomen en ben ik weer vertrokken. Zij zouden alles uitwerken, het zou wel even duren. Alles zou naar buiten komen als ik toestemming gaf en voor welk gedeelte. Er zouden containers gestuurd worden, eentje mochten ze pakken, de andere zou doorgelaten worden. De container uit Santa Martha zou doorgelaten worden.

Ik heb hun alle informatie doorgegeven, ook van de container uit Ecuador. Van allebei hadden ze dus informatie. Ook van de ontvanger in Noord-Holland, de eigenaar van het product, van de deklading. De afsprak was: als het zover zou zijn, hoefde ik alleen de containernummers aan hen door te geven. Toen werd het ineens stil. Daar werd ik nerveus van: dit was niet de afspraak. De container uit Santa Martha stond op mijn bedrijfsnaam. Dat betekende dat men mij kon traceren, dus dat zou een probleem kunnen opleveren met de Colombiaanse justitie.

Omdat ik niks hoorde en niemand kon bereiken, heb ik beide containers gecanceld. Als ik geen bewijs krijg, kan ik het niet doorsturen. Op laatste moment heb ik de handel eruit laten halen. Ik heb een paar weken geprobeerd de TCI te bereiken, ik heb zelfs de ambassade gebeld, maar ze waren niet bereikbaar, ze belden gewoon niet. Er was afgesproken dat we open en eerlijk zouden zijn.

Wat was de beste optie?”

(In deze situatie heeft Paul contact opgenomen met misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink. Dat waren enkele langdurige telefoongesprekken, met informatie over de aanslag op Wim Ken Aalten, het versturen van containers, informatie over hoe er de laatste tijd zendingen werden gestuurd: in zogenaamde lege containers. Enkele maanden later werden er inderdaad dit soort containers in Rotterdam aangetroffen. Paul wilde graag in contact komen met Mustafa B., een contact van Korterink. Omdat Mustafa een goede vriend/kennis was van René F. en wekelijks bij hem op bezoek ging in de gevangenis. Korterink heeft de contactgegevens doorgegeven)

Paul: “Ik heb contact gehad met Mustafa. Hij zei: ‘Ik heb helemaal niks met hun te maken.’ Maar hij ging wel elke week in De Schie op bezoek bij René F., hij zei dat hij René hiermee zou confronteren. Ik zei: ‘Dan moet je de naam Wim Ken Aalten noemen’.”

Wat was belang van Mustafa?

Paul: “Hij wilde incasseren. Ik heb met hem in Istanbul afgesproken, hij had ingangen in Turkije, in verschillende havens. Hij zei: ‘Ik kan zo alles eruit trekken, ik heb overal contacten.’ Ik zei: ‘Dat is een goed idee, dan stuur ik wel wat op.’ Maar dan moest hij de administratie betalen. Die route naar Izmir gaat via Rotterdam. Dat was een extra prijs, dat kwam op 4120 euro. ‘Geen probleem,’ zei hij. Hij zou geld sturen via een neef van hem, maar hij heeft het op zijn eigen naam opgestuurd. Ik ben de papieren gaan regelen, met een kennis, en die heb ik gevraagd: ‘Kijk even naar hem.’ Na een uur zei die kennis: ‘Stop ermee, hij wil je voor 100 procent in de val laten lopen.’ Het was de bedoeling een lege container te sturen. Het probleem: als ik ernaar toe zou gaan, zou ik worden gearresteerd. Of erger. Ik zou met twee andere mensen komen. Het was voor mij de eerste keer in Turkije.”

Mustafa is inderdaad naar Istanbul gereden. Er was een bepaalde reden waarom hij niet met het vliegtuig wilde. Na terugkomst sprak hij hierover met Korterink en spuugde hij zijn gal over Paul, die hem had belazerd en voor niks naar Turkije had laten komen. 6000 kilometer voor niks gereden en op de terugweg in Bulgarije zijn auto ook nog total loss gereden. Wat hij niet vertelde was dat hij 4120 euro had overgemaakt aan een kennis van Paul in Colombia. Dat bleek pas veel later, toen duidelijk werd dat Mustafa bij zijn familie geld had geleend om die 4120 euro te kunnen betalen. Sindsdien leeft hij met zijn familie in onmin).

Paul: “Ik had Mustafa alleen foto’s gestuurd van Ken, Angelique en René van den Berg. Verder heb ik wat spullen naar Martin Kok van Vlinderscrime gestuurd.”

Op woensdag 7 december 2016 zou Paul naar Nederland komen, voor een interview met Martin Kok. Een cameraploeg, Korterink en Martin Kok wachtten hem op. Martin zou Paul van Schiphol halen en naar hotel Krasnapolsky brengen. Martin had Paul 1000 euro betaald voor het ticket. De wachters in Amsterdam kregen via sms’jes uit Colombia, van de vrouw van Paul, door dat er iets mis was. Paul was weliswaar in Madrid, maar hij kon toch niet komen.

Paul: “Ik had geen probleem met Spanje, maar ik had twee mensen bij me, ik moest wat geld ophalen in Amsterdam. Martin had inderdaad duizend euro overgemaakt en een hotel geregeld. Hij had gezegd dat we ’s avonds naar club Boccaccio in Laren zouden gaan. Ik had mijn telefoon niet bij me, ik zou op de luchthaven in Madrid een telefoon kopen met een Spaans nummer. Ik had toen wel al het idee dat Martin meer naar buiten bracht dan ik wilde. Hij zette elke dag wat op zijn website, ik had een paar keer gezegd dat hij dat niet moest doen. Eén van de personen die bij mij was, kreeg toen moeilijkheden met de douane. We zijn toen alle drie in transit gebleven en zijn teruggegaan naar Colombia.”

De volgende dag, donderdag 8 december, wordt Martin Kok ’s avonds geliquideerd bij club Boccaccio. Paul: “Als Martin niks was overkomen, had ik het gecompenseerd met hem. Martin flikkerde alle namen op zijn site. Ik had gezegd: niet zonder mijn toestemming. Ik was natuurlijk wel geschrokken dat hij geschoten is.”

Wat is het motief van Paul om met al deze informatie naar buiten te treden? “Mijn opzet is de TCI als onbetrouwbaar af te schilderen. Dat zijn ze ook, dat zegt iedereen.”

Tot zover het interview. Voor geïnteresseerden: de complete camera-interviews met Paul zijn beschikbaar tegen vergoeding.

Contact opnemen kan via misdaadjournalist@outlook.com en via telefoonnummer 08400-37670

 

 

Douanegate Rotterdam: het Colombiaanse dossier

$
0
0
Paul, januari 2017, haven Barranquilla

In december 2013 wordt in de haven van Rotterdam een lading van 300 kilo cocaïne gevonden. Een toevalstreffer, zo lijkt het, maar wel één met veel gevolgen. Een paar weken later, op 1 januari 2014, wordt de onschuldige burger Rob Zweekhorst in Berkel en Rodenrijs het slachtoffer van een liquidatie. Een vergismoord, bedoeld voor zijn buurman Dennis van den Berg, een van de hoofdrolspelers in de zaak die inmiddels Douanegate is gaan heten. Een ander gevolg van de vondst is de ontmaskering van Gerrit G., een corrupte douanier, die er jarenlang voor zorgde dat containers met cocaïne ongehinderd de haven konden passeren.

In dit duistere spel speelt  een in Colombia wonende Nederlander een bijzondere rol: drugshandelaar en informant Paul. Hij werd ingeschakeld om in Rotterdam Gerrit de douanier uit te horen. De gesprekken nam hij op met een door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) verstrekte usb-stick. Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink reisde naar Colombia, om deze geheimzinnige Paul te spreken en een verloren geraakt dossier te achterhalen. In de noordelijke havenstad Barranquilla voerde hij gesprekken met hem. Twee van deze gesprekken zijn gefilmd. Het eerste interview staat hier; het  tweede interview staat hier; het dossier staat hier   

 

Daarnaast is er een uitvoerig ‘gewoon’ interview. Dat is dit.

Hoe ben je in de zaak betrokken geraakt?

Ik had mijn ex-vrouw ontmoet in Amsterdam, een Colombiaanse. Ze werkte als prostituee op de Ruysdaelkade. Eind 1999 ben ik met haar op vakantie naar Colombia gegaan. Daar hebben we een tijdje geleefd, niet veel bijzonders gedaan, het land ontdekt. Ik ben alleen teruggegaan vanwege een faillissementsfraudezaak. In februari ben ik terug gegaan naar Colombia, drie maanden; daarna weer terug naar Nederland voor een gesprek met de rechter-commissaris. Ik zou 30 dagen worden gegijzeld, maar door een vormfout kwam ik na drie dagen vrij. Ik heb drie dagen in het huis van bewaring in de Havenstraat gezeten. Mijn paspoort was ingenomen, ik heb een ander paspoort aangevraagd en ben opnieuw naar Colombia gereisd. Ik ben verschillende keren op en neer geweest om te praten over transporten.

Hoe kwam je aan contacten?

Via haar jongere broer en haar vader, dat waren twee voorname advocaten in Colombia, hun cliënten zaten in de handel.

Voorname advocaten, maar wel een dochter in de prostitutie?

Dat is een heel verhaal. Advocaten verdienen ook niet heel veel. En zij had een relatie gekregen met een Nederlandse man, dat is allemaal fout gelopen.

Met wie had je contact in Nederland?

Met Colombianen die hier – in Colombia – hun producten hadden waar ze afnemers voor zochten. Dat ging niet om grote hoeveelheden, je hebt het over kilo’s, halve kilo’s, af en toe vijf of zes kilo. Het product was al in Nederland. Ik had een klantenkring in Amsterdam. Dat is gegroeid, ik kwam steeds dichter bij degenen die het leidden. In Colombia. In 2002 ben ik gearresteerd in Diemen-Noord, door een arrestatieteam, op verdenking van vuurwapenbezit. Een dag later was ik vrij, er was alleen een holster gevonden.

Ik reisde veel, ik had wat vriendinnen in Nederland, daar waren problemen mee, met drugs, die heb ik uit een appartement gegooid, zonder kleren, daar is aangifte gedaan. Daar ben ik voor veroordeeld. Ik ben nooit naar de rechtbank gegaan, ik heb het allemaal zijn gang laten gaan. Ik heb iets van negen maanden vastgezeten. Er bleven nog 84 dagen over: een restant van een ander strafje, dat had ook met die zaak te maken. In 2005 ben ik opgepakt bij een nichtje in Amsterdam, met een arrestatieteam, op verdenking van het bezit van een vuurwapen. Dat is nooit gevonden. Dat was aan de Hoofdweg in Amsterdam. Ik was hier toen een paar maanden rond kerst. Ik heb daarvoor toen negen maanden uitgezeten in Utrecht en Norgerhaven. Voor die andere straf, van 84 dagen, was ik in cassatie gegaan. In 2006 was daar van de uitspraak. Dat bleef 84 dagen, maar ik was toen al weg, ‘vertrokken met onbekende bestemming’.

Ik heb toen een tijd in Spanje gewoond, die relatie met de Colombiaanse was over. Met haar heb ik twee kinderen. Ik heb bij Barcelona gewoond, daar had ik 2006 een eetcafé en een Ierse pub. Ik heb toen meer Nederlanders leren kennen die in dat werk zaten en ben verder gegaan met organiseren en begonnen met importeren, vanuit Colombia naar Spanje. Dat ging via schepen, met containers, naar Alicante, en met geprepareerde tassen in vliegtuigen.

Dat waren geen grote partijen. In Spanje was de prijs voor een kilo cocaïne toen 28.000 euro. Ik vroeg de helft vooruit. Ik was goedkoper dan anderen. Ik had in die tijd een relatie met een Nederlandse. Dat liep fout. Bij de contacten met Nederlanders, in 2007/2008, zaten wat grote jongens uit Amsterdam, die groot wilden importeren. Er kwamen twee mensen naar Barcelona. We zijn toen met de auto naar Madrid gegaan om grote partij te bekijken. Een Nederlander uit Zwanenburg zou het betalen. Dat is misgelopen, ik ben samen met degene die het geld zou overdragen vastgezet in een restaurant.

We zijn toen afgeperst door Colombianen. De man uit Zwanenburg moest zijn gouden rolex afstaan en ze namen onze paspoorten in. We zijn toen gevlucht uit Madrid. Het was een nare ervaring. De derde Nederlander die bij ons was, gebruikte veel. Tony R. Ik kende hem uit Norgerhaven. Hij had het contact met de man uit Zwanenburg gelegd. Ik weet alleen zijn voornaam. Rob. Hij werd ook Bo genoemd. (zou Robbie B. kunnen zijn, de man die samen met Thomas van der Bijl is aangehouden, HJK). Ik heb hem in 2007 gesproken in Madrid.

Fred Ros heb ik in 2006 gesproken in mijn eetcafé in Spanje. Een paar keer, eind van de middag en ’s avonds. Hij was flink aan de drank. Hij kwam toevallig binnen. Hij was vrij aangeschoten, had veel babbels, ik dacht: het zal allemaal wel. Hij zat op dat moment, in mei/juni, op een camping in Lloret de Mar. In augustus is hij toen aangehouden op die andere camping in Spanje.

Vanuit Madrid waren we met z’n drieën teruggegaan naar Barcelona. Bo had een luxe suite gehuurd in het Acht-hotel in Barcelona. Ik kreeg in principe de schuld omdat ik Tony had aangebracht, die zoveel gebruikte. Ik kwam in Madrid in contact met Colombianen. Dat liep via Jan B.. Die woonde met zijn vrouw in Spanje. Jan was veroordeeld, hij had een  ontnemingsvordering van een aantal miljoenen.

Jan B. is een Amsterdammer die bij de douane had gewerkt. Hij was een contact van Carlos P., een gay, die een restaurant had in de Reguliersdwarsstraat. Hij had een duur penthouse. Ik deed zaken met Carlos, Carlos had mij aanbevolen bij Jan. Ik heb Carlos ontmoet op een parkeerplaats bij Barcelona. Er kwam toen een zaak in Madrid, daar was Jan ook bij. Zij gingen terug naar Nederland, ik bleef in Spanje. Dat was het moment dat ik contact zocht met de CIE. Om informatie te verschaffen.

Dat liep eerst via de KLPD, ik had mijn nummer doorgegeven, ze belden mij een dag later. Zij kwamen naar Spanje. Maurice en Ed. We hebben informatie uitgewisseld over drugszaken, over mensen die ik kende, van het verhaal in Madrid. Zij kenden Jan Bode wel. Ze komen je tegemoet in je kosten. Als je de bonnetjes hebt. Dat ging via email. Ze zouden het opsturen, met een code van Western Union. Dat was 200 euro. Dat vond ik zo’n belediging… Ze zeiden: het komt wel goed, het waren voorlopige telefoonkosten. Ze zijn die beloftes nooit nagekomen. Ik heb daar verder geen contact meer mee gezocht.

Is het niet gevaarlijk om informant te worden?

Nee, dat is wat je doet en wil doen, ik zie het gevaar niet. Via de Guardia Civil heb ik contact gezocht met de geheime dienst van Spanje. Ik kwam in contact met Franco. Dat ging per mail en telefoon. Ik heb veel info gegeven, over transporten vanuit Colombia. Het leek Franco handig voor mij om met Amerikanen in contact te treden. Hij heeft dat contact gelegd. In 2010 hebben die contact met mij opgenomen (de mails heb ik). Ze zijn naar Barcelona gekomen, ik heb gesproken met twee agenten van de DEA. We hebben de hele dag op een terras gezeten. De conclusie was: het zou handig zijn als ik naar Cartagena zou reizen. Ze hebben mijn ticket betaald, ik ben naar het kantoor in Cartagena gegaan.

De inschrijving bij de DEA is pas gebeurd in Cartagena, daar was het hoofdkantoor van de DEA. De meeste drugstransporten liepen via Cartagena. Ik heb daar een interview gehad en de baas van het kantoor gesproken. Daarvan zijn video-opnames gemaakt. Ze wilden samenwerken. Ze hebben mijn vingerafdrukken genomen, foto’s van mij gemaakt. Ik heb formulieren ondertekend. Ik kreeg een lijst met codenummers. Aan de hand daarvan kon ik informatie doorgeven. Er waren twee agenten speciaal aan mij toegewezen. Terry en Jude.

Het ging de eerste keer om een partij die zou worden gekocht door een Nederlander uit Amsterdam-Noord, Frans van I. (‘Brede Frans’). Hij had een koffiehuis in Amsterdam-Noord. Frans gaf mij opdracht om handel te kopen en te transporteren naar Nederland. Ik legde contact met een figuur uit Barranquilla, Tilson M. Ik moest met een taxi ergens naar toe rijden. Toen ik net was ingestapt, blokkeerden ze de taxi, ik moest  overstappen in een andere auto, tussen drie personen. We reden naar een ondergrondse garage van een appartementencomplex. In een appartement heb ik met hen gesproken over prijzen en transporten.

Dat is mijn ingang geweest. Dit speelde in de laatste maanden van 2010. Ik zat al snel in Medellin, bij de grote baas. Het ging over percentages en commissies. Ik heb daar enorme partijen gezien, en er foto’s van gemaakt. En van kentekens. Dat gaf ik door aan de Amerikanen. Die traceerden namen en foto’s. Er was een bedrag overeengekomen en vanwaar het transport zou vertrekken. Het zou worden opgepikt door een  researchbooot van een Duitser, in het gebied tussen Venezuela en Colombia. De Duitser werkte ook voor Amerikanen.

Begin december 2010 had ik een afspraak in het Hilton Hotel op Curacao. Ik ging met Jude naar het hotel, Tilson was er met zijn gezin en met de persoon die vanaf het strand de kilo’s naar de boot zou brengen. Die zat in een resort in Jan Thiel, ik in het Hilton. De kapitein van de boot, de Duitser, heette Roger, een oud-marineman. Alles zou bij hem aan boord worden gebracht. We hebben kaarten uitgezet. Elk pakket zou met haken aan touwen worden binnengehaald.

Dezelfde dag, aan het eind van de middag, kwam de CIE daar. Die moest worden ingeschakeld door de DEA, omdat dit op Nederlands gebied speelde. Er waren vier mensen van de CIE. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de leider van de CIE die ik op Curacao heb ontmoet dezelfde was als de man die ik in Bogota ontmoet heb in 2016. Toen ik daar binnenkwam in het najaar van 2016, was het eerste wat ik zei: ‘Ik ken jou. Ik heb jou op Curacao gezien.’ Hij ontkende dat en zei dat hij nooit op Curaçao was geweest.

Er is gesproken over samenwerking tussen de DEA en de CIE. Tilson moest nog aankomen, ik was een dag eerder. Ik zat in de auto van de Nederlanders, met een DEA-agent, om te observeren wie Tilson was.

Het ging niet door, er was vertraging. De volgende dag heb ik  ontbeten met Tilson en Roger in het Hilton. DEA en CIE kenden elkaar heel erg goed. De CIE vroeg: waarom werk je niet met ons? Dat heb ik uitgelegd: mijn ervaringen met hen in Spanje. Tijdens de paar dagen op Curacao zijn er gesprekken afgeluisterd, coördinaten bepaald, alles was in kannen en kruiken. Ik ging naar Colombia.

Er was een datum gepland. Tussen kerst en oud en nieuw, omdat in dat gebied dan geen marineschepen zijn. Eén dag van tevoren werd ik gebeld, ik ben ingestapt in een Ford Bronco. Ik kreeg 5000 dollar en de boodschap: je moet alles cancellen, we hebben vakantie, er zijn geen agenten beschikbaar in Cartagena. Ik moest mijn contacten melden dat het uitgesteld moest worden. Er lag 1280 kilo aan de kust, dat was getransporteerd vanuit het binnenland. Dat werd bewaakt, dat kost geld.

Wie was verantwoordelijk voor de partij? De conclusie: ik had alles geregeld, ik was verantwoordelijk. Ik werd voor een paar miljoen euro verantwoordelijk gesteld. Ik heb de schuld op mij genomen, ik zat gevangen in een web. Ik had dus die schuld in Medellin. In januari/februari ben ik naar het kantoor van de DEA geweest. Ze zouden me steunen. Ik zou de schuld betalen door nieuwe transporten op te zetten. Er zijn toen wat transacties geweest met gelden. De partij van 1280 kilo was teruggegaan. Van I. had al iets betaald, niet veel (125.000). Nog niet voor het product, maar voor de organisatiekosten. Ik ben toen voor een kartel in Medellin gaan werken, ik heb het kustgebeuren overgenomen van Tilson. Zo ben ik in contact gekomen met grote jongens.

Ik had ruzie met de  DEA. In 2011 namen ze contact met mij op; of ik contact wilde opnemen met iemand in Ecuador. Als pseudokoper. Dat heb ik gedaan. Ik kreeg in de VS 1000 dollar per stuk. Maar dat krijg je pas als iemand echt is veroordeeld. Op die manier heb ik wel geld gekregen.

Wat was je eerste contact in Nederlandse douanezaak?

Wim Ken Aalten in 2009. Ik was hem tegengekomen bij een voetbalwedstrijd. Hij zei dat hij in zonnebrandcrème deed, daar had hij het alleenrecht van. Hij had een deal met iemand uit Amsterdam. Zijn ouders kwamen uit Alkmaar. Hij had een moeder en een stiefvader. Hij had een Colombiaanse vriendin hier, daar was hij in oktober 2015 mee getrouwd, in Bara Noa, een dorpje onder de rook van Barranquilla. Hij had besloten hier te gaan wonen.

Op dat moment woonde hij met zijn vrouw in het huis van een tante. Maar hij had ook een huis laten bouwen in een ander deel van de stad, meer op stand. Dat kostte toen 780 miljoen pesos, ongeveer 300.000 euro. Hij had een jaar of zeven vastgezeten in Mexico, voor een smokkelzaak. Hij was in 2009 uitgeleverd aan Nederland. Vanaf dat moment had hij contact met René F. Ik denk dat hij in Mexico al vastzat voor een zaak met René F.. Die kende ik daarvoor niet. Volgens Wim Ken had René F. een glasbedrijf in Overschie en werkten ze samen voor transporten. Daar heb ik met hem niet veel over gesproken. We hebben wat vriendschap opgebouwd, maar ik deed geen zaken met hem. Ik heb hem wel af en toe wat nummers gegeven, als hij schepen moest natrekken. Waar schepen en containers waren, met satellietkaarten.

Wist je van zijn contact bij de douane?

Ik wist dat hij een vrijgeleide had. Het ging uitstekend. Hij had een nieuwe Mercedes, een nieuwe Audi, splinternieuw, allemaal cash betaald. Op een gegeven moment, op 22 of 23 april, kreeg ik een belletje van Miguel, van de CTI (Colombiaanse politie, HJK), dat er een Nederlander was neergeschoten. Of ik kon helpen, het was ernstig, hij was acht keer geraakt, het was de vraag of hij zou overleven. Ik ging naar het ziekenhuis. Het was in Barranquilla

In het ziekenhuis was zijn vrouw. Hij lag op bed, apart op een kamer, met een bewaker ervoor. Die hadden ze zelf ingehuurd. De politie had zich teruggetrokken omdat hij niks wilde zeggen. Daarom had Miguel mij gebeld. De vrouw van Wim Ken is een echte golddigger. Ze hebben geen kinderen. Zij is weggegaan, ze zei dat ze niet wist waar hij mee bezig was.

Wim Ken vertelde mij dat hij altijd de Mercedes pakte. Hij was aan het voetballen. Zij had de auto. Ze was met nichtje van haar en haar moeder, ze zou hem ophalen, maar ze had hem gebeld: ‘Je moet gaan lopen, zo ver is het niet, ik ben hier nog wel even bezig.’ Hij ging altijd met de auto. Hij had dure horloges, kettingen, dure schoenen, hij had altijd van alles het duurste. Het is daar geen onveilige buurt, maar hij kon eigenlijk nergens over straat.

Hij voetbalde met mensen van de wijk. Een straatteam. Hooguit tien minuten lopen van hun huis. Hij was een paar honderd meter onderweg, na het voetballen, toen er twee mensen op een motor langskwamen. Hij werd eerst van achteren beschoten. Hij probeerde op te staan. Ze waren hem voorbijgereden. Ze stopten. Eentje stapte af en schoot hem nog een paar keer extra door zijn lijf. In de nek en in de rug. Van de twee kogels in zijn nek kwam er één door zijn neus naar buiten, de andere door zijn wang, maar die hadden geen vitale delen geraakt. De kogel in zijn ruggengraat heeft de meeste schade veroorzaak: een dwarslaesie.

Ik vroeg of hij problemen had met mensen hier die niet betaalden. Hij zei: ‘Nee, ik doe altijd heel clean zaken.’ Zo stond hij ook bekend, als een eerlijke jongen. Hij dacht dat hij aan de overkant van de straat, net voor hij werd neergeschoten, de neef van zijn zakenpartner had gezien. William, een Colombiaan. William had contact met René F., die bespraken veel telefonisch. William was nog nooit in Nederland geweest.

Had jij de naam René F. al eerder gehoord?

Jazeker. Ik heb Wim Ken gedurende een paar dagen gesproken. Zijn stiefbroer Robert de H. uit Mijdrecht is gekomen. Er zijn verschillende gesprekken geweest. Robert deed financiële dingen. Wim Ken zei dat hij nog 4 miljoen euro tegoed had van René F. Commissie van transporten, René moest hem betalen. René wilde dat niet, die vond de commissie veel te hoog. Ze hadden 30 procent afgesproken. Dat is, gezien wat Wim Ken daar allemaal voor moest doen, helemaal niet te veel. Bovendien hadden ze dat zelf zo afgesproken.

Wim Ken kreeg dagelijks telefoontjes van zijn vriendin uit Libanon. Dat was de vriendin van de vrouw waar René mee getrouwd was. René had een vrouw in Nederland en hij was getrouwd met een vrouw in Libanon. Ik heb van de vriendin in Libanon gehoord dat René F. opdracht had gegeven om Ken af te schieten. Daar was een heel hoog bedrag voor betaald, meer dan 100.000 dollar. Ik heb met René F. persoonlijk via skype, bij hem thuis, in Schiedam, gebeld. Ik kreeg eerst Colina, zijn Nederlandse vrouw, aan de telefoon. Daarna hem. Over wat er gebeurd was. Hij zei: ‘Dat is niet mijn probleem, ik ken hem helemaal niet. Waarom bel je mij hier?’ Ik zei: ‘Omdat ik dit telefoonnummer heb.’ Na een uur heeft hij teruggebeld, hij zei dat hij nergens mee te maken had. Ik heb gezegd dat hij bezoek zou krijgen, omdat hij niet volgens de regels had gehandeld. Je gaat niet iemand afmaken omdat je nog geld van hem krijgt. In Colombia werkt dat zo niet. Wim Ken had ook informatie van mij gehad, er is ook schade toegebracht aan andere zaken. Hij zei: ‘Hèhè, ik heb hem inderdaad opdracht gegeven hem te liquideren. Want ik voelde mij bestolen door de hoogte van het bedrag.’ Dat is onzin, dat bepaal je zelf. Wie de import doet bepaalt het. Hij gaf 30 procent. Van de verkoop. Wim Ken kreeg het van de leverancier, die regelde alles, het was helemaal niet veel.

Was niet zo handig van René F. om dat te zeggen. Dat gaat hij ontkennen. Dat heeft hij tegenover mij ook al ontkend.

Daarna hebben we weer gebeld. Hij zei: dat lossen we op. Ik zei: Wim Ken kan niet lopen, etcetera, wat wil je oplossen?’ Wim Ken had geld. In Nederland bij zijn broer, hij had een huis, auto’s, cash. Ik heb later met Ken en Robert overlegd en veel met Libanon gebeld. Met de vriendin van Ken en zijn Libanese schoonvader was goed contact, die is bemiddeld. Ken spreekt ook Arabisch. Zijn Colombiaanse vrouw wist dat hij een Libanese vriendin had, ze had het steeds over die ‘puta’. Ken reisde veel naar Libanon.

In juni of juli is Ken naar Nederland gegaan. De verzekering betaalde de repatriëring en het ziekenhuis deels, er staat nog 40 miljoen pesos (13.000 euro) open. Hij was met een medisch vliegtuig van Barranquilla naar Curaçao gegaan, in alle vroegte, ze waren bang voor een tweede liquidatie. De ambulance is op zondagmorgen om zes uur onder politiebegeleiding naar het vliegveld gegaan. In Nederland ging Wim-Ken naar Heliomare, zijn broer Robert is in Colombia gebleven. Die financierde de zoektocht naar degenen die het gedaan hadden. Ik had dagelijks contact met Ken, ik heb zijn zijn werk overgenomen. Er gingen verschillende transporten alsnog die kant op, met René F.. Daar hebben ‘we’ nog geld van te goed. René heeft één keer 100 miljoen pesos overgemaakt (30.000 euro). Er zou elke paar dagen zo’n bedrag doorkomen, maar er kwam verder niks meer.

Ik ben de mensen gaan zoeken, maar er is niks meer betaald. Dit was in 2013. Er zijn nog veel transporten geweest in die periode. Ik heb René F. nog een paar keer gebeld, die zei: ‘Het komt allemaal in orde.’ William zou elke dag het geld doorsturen. William was de contactpersoon. Die heb ik twee keer gesproken, samen met Robert. Eén keer in het hotel, één keer in Paradiso. Er waren geen problemen meer, volgens William. Maar hij is ook van de aardbodem verdwenen. Hij kan ook geld in zijn zak hebben gestoken.

Ik had contact met de broer van Ken, maar die is ook teruggegaan. Iedereen was onbereikbaar. Wij opereerden vanuit Ecuador, Costa Rica en soms vanuit Belize. Ik kwam achter het adres van Robert. Die heeft met Ken gesproken, er zouden vanuit Mexico dingen gestuurd worden. De vriendin van Wim, Stella, is vanuit Mexico naar Barranquilla gekomen. Zij was administratiemedewerkster van het kartel van El Chapo Juzman. Zij kwam naar mij. Ik heb haar ticket betaald. Zij vroeg om geld. Robert vond dat het geld dat wij verdienden ook aan Ken hoorde, omdat hij dat had gedaan in begin. Daar was naar mijn idee geen sprake van, omdat er veel schulden openstonden en Ken en zijn broer een veilig onderkomen hadden. Wij zijn achter zijn spullen aangegaan. Ik heb zijn vrouw en haar familie opgezocht, om na te gaan waar alles was gebleven: foto’s van horloges, cash, had honderdduizenden euro’s aan horloges. Zijn vriendin zat in Miami. Ik heb de DEA gebeld, in Miami, en verteld dat de tweeling zou komen. Zij is toen tien dagen lang vastgehouden op verdenking witwassen. Ze was ontzettend bang. Ze heeft geld afgenomen van ons. Ken had ik een contract laten tekenen dat ik zijn huis zou huren voor laag bedrag.

Costa Rica: dat was een ander verhaal. Gerrit had gezegd dat hij op vakantie was. Dennis van den Berg gezegd: sturen maar. Volgens William was Dennis degene die dat had gezegd. Daar was ruzie over tussen René en Dennis. De enige die we probeerden te achterhalen, was Sjef H. Hij deed de administratie. Naderhand bleek dat hij alles had verstopt in panden en doorvoer naar andere landen. Er was heel veel geld naar  Libanon gestuurd. Daar waren dure auto’s van gekocht. Ferrari’s etc.

Wat was je volgende stap?

Ik heb besloten om contact te zoeken om het TCI in te schakelen. Je belt de Nationale Politie in Nederland. Je vraagt naar het TCI, die kun je gewoon bellen. Je zegt: “Ik heb informatie over bepaalde zaken.” En dan laat je je nummer achter. Binnen drie minuten werd ik teruggebeld. Er werd gevraagd naar mijn naam en geboortedatum. Het was een telefonisch gesprek van een half uur. Ik heb verteld dat ik informatie had over liquidaties in Nederland, wie daarvoor verantwoordelijk was. René F. Daar had ik informatie over vanuit Amsterdam.

Een paar dagen later werd ik teruggebeld, men was zeer geïnteresseerd. Of er een gesprek mogelijk was. Ze konden niet naar Barranquilla komen, alleen naar de Nederlandse ambassade in Bogota. Zij zouden mijn reiskosten betalen. Ik heb zelf tickets gekocht, een hotel geboekt, een taxi genomen. Dat was in juli/augustus. Er waren drie mannen. Ik werd opgehaald, in de kamer zaten twee anderen, onder wie de leider van de TCI. Ik zei: ‘Ik ken jou.’ Dat kon volgens hem niet.

Er waren een leider, een runner en een soort assistent van de leider. Ze zaten met de laptop. We hebben eerst wat oud zeer uit de lucht gehaald. Over geld, over afspraken. De onzin over wetgeving etc.; dat hebben we uitgepraat. Ik had een laptop, met wat ik had op de usb-stick had ik daar naar toe gekopieerd. Dat was onder andere het onderzoek met Miguel. Ik heb hen het zaaknummer gegeven. Dat kwam ze wel bekend voor. Ik heb gezegd: ‘Het is handig als je dat opvraagt.’ Ze wisten dat er drie lijnen liepen, dat wisten ze in juli 2013 al. Over de aanslag op Wim Ken: ik had het idee dat ze daar niks mee hadden gedaan. Ken heeft ook nooit bezoek gehad in Nederland. Ik had dossier in 2013 al gestuurd. René F. werd daar toen al in genoemd. Ze zeiden: “Dan moeten eens even nakijken wie dat heeft ingezien.”

Ik heb ook uitgelegd hoe het zat met Khalid en Mink. Khalid is iemand die met liquidaties te maken had en met het importeren van wapens (AK47 en Scorpio’s). Hij had contacten in Colombia. Mink Kok had veel contact met René F. Ik heb gezegd dat Mink achter de liquidatie van Stanley Hillis zat. Dat probeerden ze van tafel te vegen. Ik heb gevraagd: ‘Hoe kwam René F. in Zuid-Amerika? Of gaf hij ook informatie aan jullie?’

Op de ambassade is besloten dat we zouden gaan samenwerken. Ik had een probleem met mijn paspoort. Dat was verlopen. We hebben afgesproken dat mijn naam in de kluis zou verdwijnen. Niemand zou die te weten komen: alleen wij en de officier. Zij zouden mij tegemoet komen met kosten en kijken naar de straf van 84 dagen die nog openstond. Ik had gehoord van mijn advocaat dat dat was verlopen, maar volgens hun noest ik nog zes jaar wachten. Transporten die weggetipt zouden worden, daar zouden ze 10, 15, 20.000 euro voor betalen. Ik ging akkoord.

Mijn volgende stap was na een paar weken: contact leggen met Gerrit, viavia. Hij wist niet wie ik was. Ik kreeg een whatsapp terug, met een contact. Ik werd gebeld, door een Duits nummer en een Nederlands nummer. Ik heb gevraagd waar de andere mensen waren. Het volgende gesprek ging via een advertentiepagina op internet, in het Spaans, waar zogenaamd een vertaler werd gezocht. Dat heet OLX, dat is een Colombiaanse website, met een soort chat tussen koper en verkoper. Dat kun je wissen, dus dat is veilig communiceren.

We hebben over van alles en nog wat gesproken. Ik heb gevraagd of het mogelijk was hem in Rotterdam te bezoeken. Dat had hij liever niet, maar als het moest, dan moest het. Ik heb elk gesprek met de TCI besproken. De bedoeling van mij was: informatie te krijgen waar mijn spullen waren. Voor de TCI ging het erom wie er achter de liquidaties zaten. Na het eerste contact met Gerrit heb ik weer contact gehad met de TCI en gezegd dat ik contact met hem had. Ze vroegen: ‘Waar ken jij hem van?’ Van de douane. Daar waren zij blij mee. De TCI vroeg: ‘Kan hij naar Colombia komen?’ Ik zei: ‘Hij heeft geen paspoort en geen geld.’

Dus zou ik naar Rotterdam gaan. Ik zou een paspoort krijgen, het kon allemaal heel snel worden geregeld. Ik had Gerrit 25.000 euro beloofd om hem uit de  problemen te helpen. De toestemming van de TCI om mij te laten vliegen moest via de officier. Dat heeft drie weken geduurd. Vóór de ambassade heeft de TCI-runner mij 500.000 pesos gegeven. Ik heb mijn paspoort aangevraagd en ben terug gegaan naar Barranquilla. De extra kosten waren 300 euro of zo. Zij hebben een ticket voor mij gekocht en de andere kosten in Nederland zouden worden betaald. Ik kreeg bericht dat mijn paspoort op maandag zou aankomen. Dan moest ik eerst een kopie van het paspoort opsturen, een week later kwam de toestemming en werd het ticket in orde gemaakt.

Ik vloog met KLM van Bogota naar Rotterdam. Bij café Rembrandt op Schiphol waren twee runners: één kende ik van Bogota en iemand anders. Tegenover het vliegveld in Rotterdam gingen we naar een Best Western. Daar werd eten besteld. De leider van het TCI-team was erbij en de adjudant. Die kende ik al van Bogota.

We spraken over hoe het zou moeten gaan. Ze hadden een appartement geregeld, een usb-stick voor opname van gesprekken. Ze legden uit hoe dat moest. En hoe de ov-jaarkaart werkte. Er was een briefing elke dag, aan het eind van de dag. De regels waren: ik moest oppassen dat ik niet wat verkeerds zei, wat tegen mij gebruikt zou kunnen worden. Voor de rest: geen stennis maken, geen problemen. Ik heb gezegd: mijn plan is mensen op te zoeken waar ik geld van krijg. Waar hun onroerend goed is. Ik wilde naar het kantoor van Sjef H., naar Dennis van den Berg en naar Amsterdam om een nieuwe lijn op te zetten met een aantal mensen.

Het doel van het gesprek met Gerrit was: wie de opdrachtgever was van liquidaties en het zou heel fijn zijn als er namen naar boven kwamen van corrupte douaniers. Of ik mensen kende die weleens een oogje dichtdeden. Ik heb niks gezegd, dat was niet hun zaak. Ik heb gezegd: ‘Ik ga niet mijn dingen kapotmaken, er loopt ook nog wat in Colombia.’ ‘Oké, als je het niet wil zeggen, houd je mond maar.’ Ik heb met Gerrit afgesproken in hotel New York. Toen zijn we naar mijn appartement gelopen. De usb-stick stond aan. We hebben het over van alles gehad, wat duidelijk te horen is.

Het tweede gesprek was twee dagen later in Kwintsheul, waar hij woonde. Zijn vrouw leefde toen nog. Ze is één keer binnengekomen, onder begeleiding van een familielid. Gerrit wilde niet dat de anderen mij zagen, ik heb alleen zijn vrouw even gezien. We hebben meer gesprekken gehad, maar er zijn in totaal twee opnames. Eén op de Wilhelminakade, de ander in Kwintsheul. Het andere gesprek was bij het Centraal Station en telefonisch. Dat bij het Centraal Station was niet  interessant voor het TCI…

Na het eerste gesprek ging ik naar een restaurant in Rotterdam; daar heb ik de usb-stick afgegeven en kreeg ik een nieuwe usb-stick. Na het eerste gesprek vroegen ze: ‘Wat is er besproken? Hoe lang ken je Gerrit al? Het komt op ons over dat je Gerrit al langer kent dan je zegt.’ Dat was onzin. Ik heb gezegd wat mijn plan voor de volgende dag was: naar het kantoor van Sjef. ‘Maak geen bonje, dan krijgen wij problemen.’ Ik zei: ‘Ik maak geen bonje, ik kom gewoon geld halen.’ Die avond is mijn plan veranderd: ik kwam te weten waar de boten lagen van Dennis. Twee sloepen. In haventje tegenover het douane- en belastingkantoor. De volgende dag ben ik daarheen gegaan. Het ging om de boot op nummer 1. Maar ik kwam niet verder dan de kade. Ik heb een foto genomen. Gerrit zei: ‘Dat is hem.’ Maar ik moest het zeker weten, dan liet ik hem weghalen. Ik kon niet naar beneden. Ik heb wel aan iemand gevraagd: ‘Is deze boot van Dennis van den  Berg?’ Ze zeiden: ‘Die kennen we niet.’ En Angelique kenden ze ook niet.

Toen ik terugliep zag ik een andere boot liggen, precies tegenover nummer 1. Daar was iemand aan het werk. Ik vroeg: ‘Van wie is deze boot?’ Van een meneer en een dame. ‘Ken jij Angelique?’ Ja. ‘Dennis?’ Zegt me wel iets. Gerrit zei: ‘Dit is de nieuwste, die heeft hij net laten bouwen.’ Ik heb de foto naar de TCI gestuurd. De volgende dag ging de TCI erheen en hebben ze gevraagd op wiens naam de boot stond. Ze konden hem niet in beslag nemen, hij stond niet op naam van Dennis. Dat zijn rare dingen, natuurlijk. Van alles wat in beslag zou worden genomen, zou ik een percentage krijgen.’

De volgende dag heb ik wat bankzaken geregeld, informatie gezocht en ’s middags was er een evaluatiegesprek. De dag erna ben ik naar het kantoor van Sjef H. gegaan. Hij was er niet, zeiden ze. Ze belden hem op een nummer in Curaçao. Hij nam op. Ik heb gezegd dat ik op zijn kantoor was en dat er betaald moest worden. Hij wist nergens van. Of ik hem na uur terug kon bellen. Hij zei: ‘Ik voel me bedreigd.’ Ik zei: ‘Nee, je moet dingen geven die niet van jou zijn.’ Hij doet of zijn neus bloedt, het is hem allemaal overkomen, als hij dit allemaal had geweten, etc. Ik had nog wat info over andere dingen, aan het eind van de dag was er weer een evaluatie. Ze wisten waar ik mee bezig was, ze zeiden: ‘Dat schrijven we maar niet op.’ Ik zei dat ik naar een kennis in Amsterdam was geweest, voor nieuwe lijnen. Ze zeiden: ‘Dat horen we het liefst niet, maar als je toch gaat, geef even wat namen door.’ In Amsterdam heb ik mijn moeder bezocht, een gesprek gehad met een kennis, daarna ben ik naar Kwintsheul gegaan voor het tweede gesprek met Gerrit. Over van alles. Mijn doel was niet om informatie te krijgen over containers, alleen: ‘Waar zijn mijn spullen?’ Het TCI wilde andere informatie. Die 25.000 euro die Gerrit van mij zou krijgen: dat was bullshit. Om hem te helpen met zijn schulden, etc., zijn uitkering was stopgezet. Hij had geen geld. Ik zou die 25.000 betalen.

Op vrijdag had ik een gesprek met Gerrit bij het Centraal Station. Daar zijn wat dingen besproken, daar heeft hij mij de computer van de douane overhandigd. Ik heb daar twee uur met hem gezeten, toen heb ik de computer aan het TCI gegeven. Ik heb alleen de kabel nog. Het was een laptop, je kon niet zien of er wat opstond. Gerrit zei dat de code was geblokkeerd. Ik heb geprobeerd hem via de BIOS op te starten en gekeken of we de disk konden kopiëren, maar dat ging niet, hij was redelijk goed beveiligd. Ik kreeg hem van Gerrit omdat alle bedrijven erin stonden die extra werden gecontroleerd door de douane.

We hebben besproken Gerrit naar Colombia te halen, hij was niet van plan de uitspraak af te wachten. Toen hebben we afscheid genomen en ben ik weer vertrokken. Zij zouden alles uitwerken, het zou wel even duren. Alles zou naar buiten komen als ik toestemming gaf en voor welk gedeelte. Er zouden containers gestuurd worden, eentje mochten ze pakken, de andere zou doorgelaten worden. De container uit Santa Martha zou doorgelaten worden.

Ik heb hun alle informatie doorgegeven, ook van de container uit Ecuador. Van allebei hadden ze dus informatie. Ook van de ontvanger in Noord-Holland, de eigenaar van het product, van de deklading. De afsprak was: als het zover zou zijn, hoefde ik alleen de containernummers aan hen door te geven. Toen werd het ineens stil. Daar werd ik nerveus van: dit was niet de afspraak. De container uit Santa Martha stond op mijn bedrijfsnaam. Dat betekende dat men mij kon traceren, dus dat zou een probleem kunnen opleveren met de Colombiaanse justitie.

Omdat ik niks hoorde en niemand kon bereiken, heb ik beide containers gecanceld. Als ik geen bewijs krijg, kan ik het niet doorsturen. Op laatste moment heb ik de handel eruit laten halen. Ik heb een paar weken geprobeerd de TCI te bereiken, ik heb zelfs de ambassade gebeld, maar ze waren niet bereikbaar, ze belden gewoon niet. Er was afgesproken dat we open en eerlijk zouden zijn.

(In deze situatie heeft Paul contact opgenomen met misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink. Dat waren enkele langdurige telefoongesprekken, met informatie over de aanslag op Wim Ken Aalten, het versturen van containers, informatie over hoe er de laatste tijd zendingen werden gestuurd: in zogenaamde lege containers. Enkele maanden later werden er inderdaad dit soort containers in Rotterdam aangetroffen. Paul wilde graag in contact komen met Mustafa B., een contact van Korterink. Omdat Mustafa een goede vriend/kennis was van René F. en wekelijks bij hem op bezoek ging in de gevangenis. Korterink heeft de contactgegevens doorgegeven)

Wat was de beste optie?

Paul: “Ik heb contact gehad met Mustafa. Hij zei: ‘Ik heb helemaal niks met hun te maken.’ Maar hij ging wel elke week in De Schie op bezoek bij René F., hij zei dat hij René hiermee zou confronteren. Ik zei: ‘Dan moet je de naam Wim Ken Aalten noemen’.”

Wat was het belang van Mustafa?

Paul: “Hij wilde incasseren. Ik heb met hem in Istanbul afgesproken, hij had ingangen in Turkije, in verschillende havens. Hij zei: ‘Ik kan zo alles eruit trekken, ik heb overal contacten.’ Ik zei: ‘Dat is een goed idee, dan stuur ik wel wat op.’ Maar dan moest hij de administratie betalen. Die route naar Izmir gaat via Rotterdam. Dat was een extra prijs, dat kwam op 4120 euro. ‘Geen probleem,’ zei hij. Hij zou geld sturen via een neef van hem, maar hij heeft het op zijn eigen naam opgestuurd. Ik ben de papieren gaan regelen, met een kennis, en die heb ik gevraagd: ‘Kijk even naar hem.’ Na een uur zei die kennis: ‘Stop ermee, hij wil je voor 100 procent in de val laten lopen.’ Het was de bedoeling een lege container te sturen. Het probleem: als ik ernaar toe zou gaan, zou ik worden gearresteerd. Of erger. Ik zou met twee andere mensen komen. Het was voor mij de eerste keer in Turkije.”

(Mustafa is inderdaad naar Istanbul gereden. Er was een bepaalde reden waarom hij niet met het vliegtuig wilde. Na terugkomst sprak hij hierover met Korterink en spuugde hij zijn gal over Paul, die hem had belazerd en voor niks naar Turkije had laten komen. 6000 kilometer voor niks gereden en op de terugweg in Bulgarije zijn auto ook nog total loss gereden. Wat hij niet vertelde was dat hij 4120 euro had overgemaakt aan een kennis van Paul in Colombia. Dat bleek pas veel later, toen duidelijk werd dat Mustafa bij zijn familie geld had geleend om die 4120 euro te kunnen betalen. Sindsdien leeft hij met zijn familie in onmin).

Paul: “Ik had Mustafa alleen foto’s gestuurd van Ken, Angelique en René van den Berg. Verder heb ik wat spullen naar Martin Kok van Vlinderscrime gestuurd.”

(Op woensdag 7 december 2016 zou Paul naar Nederland komen, voor een interview met Martin Kok. Een cameraploeg, Korterink en Martin Kok wachtten hem op. Martin zou Paul van Schiphol halen en naar hotel Krasnapolsky brengen. Martin had Paul 1000 euro betaald voor het ticket. De wachters in Amsterdam kregen via sms’jes uit Colombia, van de vrouw van Paul, door dat er iets mis was. Paul was weliswaar in Madrid, maar hij kon toch niet komen).

Paul: “Ik had geen probleem met Spanje, maar ik had twee mensen bij me, ik moest wat geld ophalen in Amsterdam. Martin had inderdaad duizend euro overgemaakt en een hotel geregeld. Hij had gezegd dat we ’s avonds naar club Boccaccio in Laren zouden gaan. Ik had mijn telefoon niet bij me, ik zou op de luchthaven in Madrid een telefoon kopen met een Spaans nummer. Ik had toen wel al het idee dat Martin meer naar buiten bracht dan ik wilde. Hij zette elke dag wat op zijn website, ik had een paar keer gezegd dat hij dat niet moest doen. Eén van de personen die bij mij was, kreeg toen moeilijkheden met de douane. We zijn toen alle drie in transit gebleven en zijn teruggegaan naar Colombia.”

De volgende dag, donderdag 8 december, wordt Martin Kok ’s avonds geliquideerd bij club Boccaccio.

Paul: “Als Martin niks was overkomen, had ik het gecompenseerd met hem. Martin flikkerde alle namen op zijn site. Ik had gezegd: niet zonder mijn toestemming. Ik was natuurlijk wel geschrokken dat hij geschoten is.”

Wat is het motief van Paul om met al deze informatie naar buiten te treden? “Mijn opzet is de TCI als onbetrouwbaar af te schilderen. Dat zijn ze ook, dat zegt iedereen.”

 

Mustafa’s reis naar ‘Paul’ in Istanbul: een verslag

$
0
0

In de Rotterdamse douanezaak speelt Mustafa B. een rol. Hij is een oude bekende, uit de tijd van de beruchte IRT-affaire en hij heeft zich ook nogal bemoeid met de zaak Baybaisin, die volgens sommigen ten onrechte is veroordeeld tot levenslang. Voer voor complotdenkers, waarbij Joris Demmink ook voortdurend om de hoek komt kijken. In de Rotterdamse douanezaak heb ik Mustafa in contact gebracht met Paul, ‘onze man in Colombia’. Op verzoek van Paul, omdat hij wist dat ik contact had met Mustafa en dat Mustafa goed bevriend was met René F., een van de hoofdrolspeler in de Rotterdamse zaak.

Nadat ik het contact had gelegd, hoorde ik er weinig meer over, totdat Mustafa briesend van woede vertelde dat Paul hem had genaaid. Paul had hem voor niks naar Istanbul laten rijden. Daar hadden ze afgesproken, maar Paul was niet komen opdagen. Wat Mustafa toen niet vertelde, maar wat ik later hoorde, was dat hij ruim 4000 euro had overgemaakt naar een contactpersoon in Colombia, om een container naar Turkije te sturen.

Mustafa ondernam de reis samen met een neef. Met deze neef heb ik mailcontact gehad en hij was donderdag ook bij de rechtbank in Rotterdam. Hij heeft een verslag gemaakt van die bizarre reis met zijn oom. Verder is er een tapgesprek, van de neef met Mustafa, waarin de neef verhaal komt halen. Mustafa heeft bij zijn familie geld geleend om dat bedrag naar Colombia over te kunnen maken. Dat geld is weg, de hele familie krijgt geld van Mustafa, iedereen is boos. Het is dan ook een héél boos gesprek.  Het staat nu online. De link, en de uitgeschreven tekst, staan na het reisverslag.

Dit is het reisverslag van de neef:

Het verhaal wat ik hier schrijf is de reis naar Turkije in Oktober 2016 en de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. Mustafa B.  is mijn oom. Hij woonde aan de  … in Nieuw Terbregge samen met zijn gezin. De hypotheek op deze woning stond op naam van mij en van zijn vrouw Selda A. De inkomen van zijn vrouw was niet genoeg om de vereiste hypotheek van de bank te krijgen vandaar dat Mustafa en Selda mij hadden benaderd om de hypotheek rond te krijgen.
In de nacht van 25 augustus en 26 augustus 2014 is deze woning in brand gestoken. Sindsdien ben ik zelf gaan onderzoeken wat het motief was voor de brandstichting en wie er allemaal bij betrokken waren. Ik ben tot de ontdekking gekomen dat de woning in opdracht van Mustafa en Selda is uitgevoerd. Dit zal ik nog apart verklaren bij de politie.

Op 5 Oktober 2016 heeft Mustafa telefonisch contact opgenomen met mij. Hij vroeg of ik dringend geld voor hem kon regelen want hij moest een bedrag van 4000 euro sturen naar Colombia voor 16:00 uur die dag.
Ik vroeg waarvoor dit was en hij zei dat het voor een persoon was die in Colombia woonde. Mustafa had contact met een ene Paul uit Colombia. Hij is hiermee in contact gekomen door misdaadjournalist Hendrik-Jan. Dit heeft Mustafa zelf tegen mij gezegd en in een van de artikels op zijn site vermeld Hendrik-Jan dit zelf ook.

Ik heb vervolgens gevraagd wanneer ik het geld terug zou krijgen en hij beloofde mij het einde van de maand Oktober 2016 met wat extra erbovenop. Ik had zelf geen geld maar kon bij vrienden terecht bij wie ik geld kon lenen. Dit heb ik ook gedaan en heb dezelfde dag rond de middag aan Mustafa 4000 euro overhandigd. Dit heeft plaatsgevonden in het centrum van Rotterdam. Als er camerabeelden aanwezig zijn kunnen jullie dit ook bekijken. Op de Karel Doormanstraat in Rotterdam Centrum tegenover het KFC op de parkeerplek voor laden lossen. Er staat een camera daar in de buurt.

Mustafa vroeg aan mij of ik het geld kon overmaken en heb gezegd dat ik dat niet zou doen want ik ken niemand in Colombia. Vervolgens heeft hij het zelf overgemaakt via Western Union.
Mustafa stuurde per whatsapp het bonnetje en later heeft hij mij ook de hardcopy gegeven om het te bewaren.

 

Enkele dagen later toen ik bij Mustafa was heb ik gevraagd waarom die dringend geld naar Colombia moest sturen. Hij zei tegen mij dat het voor Paul was die naar Turkije zou komen via Spanje. Ook sprak Mustafa over het opzetten van een drugslijn vanuit Colombia naar Turkije in lege containers en dat er een boot zou aankomen in Izmir op de 21ste of 22ste oktober 2016. Mustafa zei dat de eerste zending iets van 100 kilo zou zijn maar of het inderdaad op de boot zat weet ik niet. Dit moet aan Mustafa zelf gevraagd worden. Ik heb toen aan hem gevraagd hoe hij iemand helemaal aan de andere kant van de wereld kon vertrouwen door geld te sturen die hij niet eens heeft gezien. Hij antwoordde dat het wel goed zat. Mustafa had al een tijdje contact met Paul en liet mij foto’s zien die hij van Paul had ontvangen. Deze foto’s zijn later ook op vlinderscrime.nl verschenen, foto van die blokken , de foto van de 2 mannen , zwarte lamborghini etc. Sommige van deze foto’s had die naar mij toegestuurd maar weet niet of dat alles was die hij had ontvangen. Toen ik bij Mustafa zat ging de telefoon af en hij sprak met Colinda , de vrouw van Rene F., over bepaalde foto’s die Mustafa had gestuurd naar haar. Terwijl die aan de telefoon zat maakte Mustafa gebaren richting mij van ssst , want ik hoorde duidelijk dat ze het hadden over hoe Mustafa aan die foto’s was gekomen. Mustafa zei dat die het van iemand had gekregen maar wist niet van wie. Mustafa was aan het liegen tegen Colinda terwijl ik naast hem zat. Die dag heeft Mustafa tegen mij gezegd dat we binnenkort met de auto naar Turkije zouden vertrekken. Ik heb toen gezegd dat ik op dit moment niks te doen heb en dat ik wel met hem zou meegaan.
Op een zaterdag in Oktober 2016 kwam Mustafa mij ophalen met de auto bij de Erasmusbrug. Ik was per tram daarnaar toe gegaan. De kenteken van de auto waarmee we naar Turkije zijn gegaan is: 40-XHV-9. Het was een grijze Porsche Cayenne. Mustafa had ook een machtiging op mijn naam geregeld voor de auto dat ik naar het buitenland kon vertrekken met de auto. Op de vraag waarom hij het niet op zijn eigen naam had gedaan kreeg ik als antwoord dat mocht er wat gebeuren in Turkije dat ik dan met de auto het land weer kon verlaten. Hierop was mijn conclusie dat de auto waarin hij reed niet op zijn naam stond. Waarschijnlijk stond het op naam van Herman of Nick die in de autohandel zitten. Bijna alle auto’s waarin Mustafa rijdt wordt door hen geregeld.
Als je met de auto naar Turkije gaat dan moet de auto of op je eigen naam staan of je moet een machtiging van de eigenaar hebben om Turkije in te komen samen met de groene kaart van de verzekeringsmaatschappij.
Nadat Mustafa mij heeft opgehaald zei hij plotseling dat er nog iemand was die met ons naar Turkije wilde meereizen met de auto. Ik vroeg wie het was en hij zei dat het een kennis van hem was. De man had al een vlucht geboekt maar toen hij hoorde dat Mustafa met de auto zou gaan vroeg die aan Mustafa of die mee mocht. Ik vroeg ook aan Mustafa hoe hij hem kende en dat was via zijn vrouw Selda, die weer de vrouw van die man kende. Ze kwamen vaak naar de salon die gerund wordt door Selda in Hendrik Ido Ambacht. Op papier is de dochter van Selda de eigenaar, Melissa is haar naam , maar de daadwerkelijke eigenaar is zij zelf samen met Mustafa. Ze opereert als een gevolmachtigde.

Samen met Mustafa hebben we deze man opgehaald in Zwijndrecht en zijn vervolgens de reis begonnen naar Turkije in de avonduren.
Onderweg is er paar keer getankt, een nacht doorgebracht in een hotel, aangehouden door de Servische politie wegens te hard rijden, gecontroleerd door de Bulgaarse Douane. Mustafa heeft grotendeels van de heenreis gereden en zelf heb ik in de nacht gereden omdat Mustafa moe was. Eenmaal aangekomen bij de Turkse grens heb ik een visum gekocht en zijn we Turkije binnengekomen. We zijn toen gaan rijden richting Istanbul. We kwamen daar aan in de nachtelijke uren en zijn de eerste nacht gaan overnachten in het huis van de persoon die was mee gaan rijden. Tijdens de reis vroeg ik aan die persoon wat voor werk hij deed en hij zei dat die een projectmanager was en op dit moment met een groot project bezig was om Investeerders uit Turkije te zoeken voor een overdekte winkelcentrum in Rotterdam. Het zou gaan om het oude pand van Donner Boeken in Rotterdam Centrum. Hij was op zoek naar bekende Turkse merken in Turkije om in Nederland vestigingen te openen. Uiteraard vroeg hij ook aan Mustafa waarom die naar Turkije ging en Mustafa had leugens verteld over dat die een huis zou bezichtigen ergens in Cesme.

De volgende dag in de middag heeft Mustafa een vriend van hem gebeld die een hotel zou regelen. De vriend van Mustafa heet Farih. Deze persoon heeft als werk in Istanbul dat hij klanten werft ,voornamelijk in het buitenland, voor medische behandeling in Turkije. Ergens in Istanbul bij een restaurant had Mustafa afgesproken om Farih te ontmoeten. Farih heeft toen een hotel geregeld . Eenmaal aangekomen in het hotel hebben we gerust en geslapen.

Het was D&D suites. Zie de afbeelding. We zaten helemaal op de bovenste verdieping met balkon.

Vervolgens was het wachten op aankomst van Paul uit Colombia.
In het hotel was er niks bijzonders te doen,het was puur wachten. Mustafa zat heen en weer met zijn telefoons, ik zag dat hij er 3 in totaal had. 2 iphones en een blackberry. Toen Mustafa met een van de telefoons bezig was betrapte ik hem erop dat hij onder mijn naam op Facebook was ingelogd ,ik vroeg de telefoon en hij sloot meteen alles af. Hij zei dat het niks was.

  Zelf had ik van Mustafa ook een telefoon gehad in Nederland en dat was een iphone. Deze had ik bij me in Turkije.
Af en toe kwam die vriend Farih langs en Mustafa sprak met hem over de havens van Turkije.
(Let op dit stukje is achteraf: Op vlinderscrime was er later ook een artikel verschenen over Mustafa dat die de macht over de havens in Turkije had maar dat klopt niet helemaal. Mustafa kende hooguit wat hooggeplaatste mensen via de familie van zijn eigen vrouw wat die mij heeft verteld.

Ik weet nog dat ik tegen hem zei dat ook zijn foto was geplaatst en hij zei dat die het niet erg vond. Ook vroeg ik wie die informatie heeft gegeven aan vlinderscrime en hij zei dat het alleen van Paul kan afkomen en op de vraag waarom kreeg ik geen antwoord)
Telefonisch had Mustafa contact met een ene Ali K. Deze Ali is zelf een agent en heeft een hele team van agenten om zich heen .
Op een avond zei Mustafa dat hij 2 vrienden zou ontmoeten en hij zei tegen mij dat ik in het hotel moest blijven. Ik vroeg waarom ik niet mee mocht en hij gaf daar geen antwoord op. Wel zei hij dat het hele oude vrienden van hem waren. Ze werkten bij de militaire dienst (Askeriye in het Turks). Mustafa zei dat hij vroeger hele grote operaties met hen vroeger had gedaan en dat ze hem hebben geholpen met de drugszaak in 2013 waar die zelf ook was opgepakt. Dat was met een ene Hemad en Lopez. Het was verschenen in de Turkse kranten.


Na anderhalf uur is Mustafa teruggekomen. Ik vroeg hoe het was gegaan en hij zei niet veel. Ze hadden vooral gesproken over de gang van zaken in Rotterdam en dat de 2 heren goed op de hoogte waren van wat er allemaal speelde in het criminele milieu in Rotterdam. Ook zei Mustafa dat ze een ene Cetin op het oog hadden in Turkije omdat er enorme aantallen pillen zijn onderschept in Turkije waar die Cetin bij was betrokken. Ik vroeg aan Mustafa waarom hij contact met hen had opgenomen en hij zei tegen mij dat er een mogelijkheid was dat Paul voor de DEA werkte. Ik zei van ow, dus jij gaat helemaal naar Turkije reizen zonder dat je die persoon ooit hebt gezien en je hebt vermoeden dat hij voor de DEA werkt, zeg nou maar eerlijk wat je allemaal van plan bent vroeg ik.

Hij zei daarop niks.
Geen antwoorden geven of meteen van onderwerp wisselen of doen alsof die iemand moet bellen/appen als het te heet wordt onder zijn voeten zijn bekende tactieken van Mustafa om te ontwijken.
In de nacht van 19 oktober 2016 , (20 oktober 2016 hebben we Turkije verlaten) , is Mustafa samen met Farih naar de luchthaven van Istanbul gereden,hij zei tegen mij dat ik beter in het hotel kon blijven wachten. Er zijn 2 luchthavens in Istanbul, ze gingen naar de Ataturk Luchthaven.
Rond 23:00 uur zou de landing zijn ,vanuit Spanje, en Mustafa zou Paul gaan ophalen. Achteraf hoorde ik van Mustafa dat Paul samen met een vriend van hem zou komen en Mustafa hen kon herkennen door een voetbalshirt van een Colombiaanse voetbalclub die de vriend van Paul aanhad.

Op de luchthaven was ook het hele team van die Ali aanwezig zo vertelde Mustafa mij toen die terug was gekomen naar het hotel. De team van Ali heeft heel de luchthaven inclusief het vliegtuig gezocht naar Paul en zijn vriend maar niemand gevonden. Ook werden passagierslijsten gecheckt en geen personen gevonden die vanuit Colombia via Spanje op doorreis waren naar Turkije. Contact met Paul was niet meer mogelijk omdat de telefoon uit stond. Mustafa zei dat er waarschijnlijk iets in Spanje is gebeurd want de laatste contact die hij met Paul had was voordat ze de vliegtuig instapten in Spanje richting Turkije.
Ik vroeg aan Mustafa wat nou de doorslaggevende factor was om zomaar iemand te vertrouwen en een afstand van 6000 km heen en terug af te leggen?

Hij zei dat die Paul Mustafa had gezien op Schiphol Airport destijds in 2006/2007. Ik zei toen van is dat alles?
Ook vroeg ik waarom die hele team van Ali naar hem gingen zoeken. Hij zei dat ze zouden gaan checken of die voor de DEA werkte. Ik zei dat ik dat niet geloofde want dat zouden je andere vrienden toch al doen en volgens mij wil jij die Paul in Turkije op laten pakken door die vriend Ali van je. Mustafa glimlachte en gaf als antwoord dat hij opnames van Paul zou krijgen. Ik zei dat ik dat ook niet geloofde omdat die weer iets anders had verzonnen. Ik heb toen meteen gezegd dat ik zijn leugens zat was en wilde vertrekken . De volgende dag zijn we vertrokken met de auto richting Nederland.

Mustafa belde de man op die was meegereden en die zei dat die zich moest klaarmaken om te vertrekken in de avond rond een uur of 18:00. Ik en Mustafa waren al vertrokken en Farih bleef achter in het hotel omdat er nog 1 dag tegoed was voor verblijf.
In Istanbul, bij een van de tolkantoren bleef ik met Mustafa wachten op die Ali om afscheid te nemen. Na anderhalf uur wachten is Ali alleen gekomen en Mustafa heeft mij kennis laten maken met hem. Mustafa vroeg ook aan mij de iphone terug omdat die het aan Ali zou geven. Ik heb dat vervolgens gedaan en Mustafa heeft het aan Ali gegeven.

Bij de tolkantoren zijn Mustafa en Ali nog wat dingen gaan praten en ik was erbij. Mustafa zei dat hij zodra in Nederland was dat die zou gaan uitzoeken wat er aan de hand was en waarom die Paul niet was komen opdagen. Mustafa bedankte hem nog voor zijn inzet op de luchthaven en Ali zei erop dat het geen probleem was. Ali nodigde ons nog uit om samen wat te gaan eten met zijn team en Mustafa zei dat die nog een lange reis voor de boeg had. Vervolgens namen we afscheid van hem omdat zijn hele team aan de andere kant van de snelweg zat te wachten.

Ik en Mustafa bleven nog wachten op de man die met ons uit Nederland was gereden en ik vroeg wat dingen aan Mustafa. Ik vroeg waar die Ali van kende en hij zei tegen mij dat hij de persoon was die vroeger zijn zaak behandelde over een partij xtc-pillen die waren gepakt in Turkije waarin de naam van Mustafa was genoemd. Ik zei toen van dat ik toch gelijk had dat je andere bedoelingen met Paul had en hem wilde laten oppakken door de team van Ali. Ik zei tegen Mustafa dat ik zijn leugens allemaal doorhad en dat het verhaal over het opzetten van een drugslijn in lege containers een lokkertje was.

Ik zei: je hebt geen containernummer, je hebt geen bootnaam, je kent Paul niet en dan ga je zoveel km rijden? Je bent gewoon een leugenaar en je had andere bedoelingen. Ik vroeg meteen voor wie hij dit allemaal deed en hierop kreeg ik geen antwoord. Mustafa werd boos op mij door op hoge toon te praten en te schelden, ik reageerde op dezelfde manier terug van dat ik geen klein kind ben en heb hem verrot gescholden in de auto. Je bent een leugenaar en zit iedereen te naaien en te bedriegen. Ik zei tegen Mustafa dat die zijn ware intenties allemaal aan het camoufleren was door leugens aan mij te vertellen en mij voor de gek aan het houden was. In de auto belde hij nog naar zijn vrienden van de militaire dienst (Askeriye) en zei dat die al was vertrokken richting Nederland en dat die later weer contact met hen zou opnemen.

Mustafa kreeg ook veel berichten via whatsapp maar ik kon niet weten wat daar allemaal in stond. Alleen de gesprekken die telefonisch werden gedaan kon ik horen als ik bij hem was. De telefonische gesprekken gingen voornamelijk via whatsapp. Toen de man was aangekomen bij ons zijn we verder gaan rijden.

Dit is een stempel van mijn paspoort wanneer we Turkije hebben verlaten.

Onderweg in de buurt van Plovdiv (Bulgarije) voelde ik dat de motor van de auto haperde. We zijn toen gestopt bij een benzinestation en hebben wat getankt en zijn vervolgens gaan verder rijden.

Na 20 km kwam er rook uit de auto en zijn op een vluchtstrook gestopt. Mustafa heeft toen contact opgenomen met de ANWB en na uren wachten zijn we weggesleept naar Plovdiv.
Een garage daar heeft geconstateerd dat 1 van de cilinders het had begeven en dat het minimaal een week zou duren om het onderdeel te krijgen en te installeren. We hebben toen nog gekeken welke opties we nog meer hadden en Mustafa heeft toen besloten om de auto naar Nederland te laten vervoeren en vervolgens met de trein verder te gaan reizen.

Achteraf bleek dat er verkeerde olie en vervuilde brandstof in de auto was gedaan en daarom had 1 van de cilinders het begeven. Dus het is niet zo dat Mustafa tegen Hendrik-Jan zei van dat die een ongeluk had gehad maar Mustafa heeft zelf niet correct gehandeld met de juiste olie. Dit stond in een van de artikels op misdaadjournalist.nl.

Vanaf Bulgarije tot en met Duitsland zijn we per trein gaan reizen en het was vergeleken met de autoreis niet comfortabel. Diverse keren zijn we in de trein gecontroleerd. In Duitsland, in München heeft de ANWB vervangend vervoer geregeld en zijn we met deze auto richting Nederland gaan rijden. Het was een blauwe Renault met een Duits kenteken. In Duitsland is er paar keer geflitst wegens te hard rijden. In Nederland heeft hij nog een tijdje gereden met deze auto. Dit alles kan ook gecheckt worden bij de ANWB want Mustafa kon alle bonnen indienen bij de ANWB en zou alles vergoed krijgen. Op een zondagmorgen zijn we aangekomen in Nederland en ben ik afgezet bij een tramhalte om vervolgens per tram naar mijn ouders te gaan. Mustafa vermeed altijd om midden in Rotterdam West te komen, het waarom is mij later allemaal duidelijk geworden.

Na een paar dagen stuurde Mustafa nog berichten dat Paul in Spanje was opgepakt en dat hij de identiteit van Paul had achterhaald. Ik zei dat het mij niet veel interesseerde en vroeg wanneer hij het geleende geld terug zou betalen en hij zei einde van de maand. Tot op heden is er niks terugbetaald door Mustafa en ik heb maandelijks wat afgelost van mijn eigen inkomen.

Het hele verhaal heb ik hier geschreven zoals het is en er is niks van gelogen of verzonnen. Ik ben ook bereid om dit alles bij de rechtbank te verklaren.

Aldus het reisverslag.

Voor het boze gesprek: klik op de afbeelding boven de tekst staat hier onder.

Wat is er?

Waarom heb je mij geroepen?

Is het verboden om jou te roepen?

Om te schijten in je mond

Ik ook in de jouwe

2: Wat valt er nog bij mij te halen.

1: Misschien. Je weet maar nooit. Misschien kan ik nog meer halen.

2: Ja ik weet het. Ik weet wat jouw werkwijze is.

1: Ja.

2: Ja, ik weet precies wat jouw werkwijze is.

1: Ja, ik kan nog meer halen. 

1: Ja. Ik denk ik kan misschien nog meer bij jou halen.

2: Ja

1: Ja

2: Ja

2: Ik heb een hele dikke stront hier achter m’n kont zitten. Die mag je hebben.

1: Die is ook goed. 

2: Ja die is ook goed.

1: Alles wat ik kan pakken is goed.

2: Ja, ik weet het. Ik weet het.

1: Alles wat ik kan pakken is uhh nieuwarda.

2: Ja ik weet het.

1: Alles wat ik kan pakken is uhh super.

2: Maarre, maandag ga ik de knoop doorhakken. Maandag ga ik de knoop doorhakken.

1: Ja.

2: Ja.

1: Niet verstaanbaar

1: Is toch geen probleem.

2: Is geen probleem. Hoe jij mij in deze ellende hebt gebracht. Ja. Hoe jij mij in deze ellende hebt gebracht. Zo. Jij gaat tien keer erger krijgen. Ja. Alles komt nu naar boven. Alles.

1: Wat komt alles naar boven.

2: Alles komt naar boven.

1: Wat wat wat

2: Alles, alles

1: Wat

Alles

Wat

Alles

1: Hey wat komt naar boven

2: Alles komt naar boven.

1: Wat komt naar boven.

2: Alles komt naar boven.

1: Wat komt naar boven.

1: Ja wat.

2: Ga maar het nieuws checken allemaal.

1: Oh die nieuws

2: Ja

1: Ah joh

2: Ja. Ah joh. Ja ah joh. Wanneer dat de waarheid is. Ja ah joh.

1: Dat interesseert mij allemaal niet joh die nieuws. Ze kunnen schrijven wat ze willen.

2: Ja kunnen schrijven wat ze willen. Is toch de waarheid. Iedereen zegt het. Je hebt ze gewoon zitten tippen jij. He.

1: Wie heb ik getipt?

1: Wie heb ik getipt?.

2: Ja.

1: Wie?.

2: Wie denk je?

1: Oh Dennis … enzo

2: Dennis me

2: Dennis. En die Marco. En die Henk enzo. Die heb jij allemaal zitten tippen jongen.

1: Henk eh … ding Marco …

2: Ja. Die heb jij allemaal zitten tippen.

1: Ja, niet verstaanbaar

2: Ik heb al die verklaringen gelezen die je me had gestuurd. Die dossiers. Ik heb gezien.

1: Welke dossiers?

2: Ja alle dossiers, over die eh, over die buurman van jou.

1: Maar welke dossier dan.

2: Ja welke dossier dan. Die heb jij toch gestuurd naar mij.

1: Ja ik heb dossier gestuurd ja.

2: Over die vriendin van Marco die bij jou om de hoek woonde.

1: Ja, nou.

1: Ja, ja

1: Nou, nou wat. Hebben ze getipt.

2: Ja, jij hebt ze getipt.

1: Henk en Marco ja, die weten precies wie erachter zit.

2: Ja

2: Ja

1: ja

1: Hé ik heb geen problemen hoor met ze. Nou eigenlijk met niemand heb ik probleem. Echt met niemand. Dus wat jij denkt, wat jij zegt: weet je wat dat is. Schijt … niet verstaanbaar.

2: Ja klopt

1: Dus het interesseert me niet wat Ali of Hans of Henk of Marco denkt. Dat interesseert me niet. Ze weten dondersgoed dat ik het niet gedaan heb. Ze weten dondersgoed wie erachter zit. Hoe en wat. 1: Het interesseert mij niet

2: Waarom ga je dan niet verklaren. Waarom ga je dan niet naar de Rechtbank.

1: Wanneer

2: Gewoon normaal. Waarom, gewoon om een verklaring af te leggen.

1: Ik moet naar de Rechtbank.

2: Het is allemaal leugens

1: Ik moet 20 maart naar de Rechtbank getuigen.

2: Waarom moest die kankerhuis in brand. Dat begrijp ik nog steeds niet.

1: Oh heb ik dat gedaan.

1: Ja … heb ik dat gedaan.

2: Ja jij hebt het gedaan. Jij hebt alles in scene gezet jij. Alles. Alles.

1: Moet ik je wat zeggen nu als ik dat heb gedaan

2: Ja, jij hebt alles in scene gezet.

1: Als ik dat heb gedaan

2: Omdat het. En weet je wat het is. Gewoon logisch nadenken waarom augustus 2014. Weet je waarom? Omdat ze erachter zijn gekomen dat jij hebt zitten tippen. Oh wacht, shit, ah. Ik moet gaan wegrennen daar, ik moet wat gaan doen. Paf ga je weg van daar. Wat denk je.

1: Jij he moet ik je wat zeggen jij he ik zweer het jij bent gek in je hoofd

2: Ja ik ben gek geworden

1: ja als ik ooit dat his heb verbrand ja als ik ooit dat huis heb verbrand dan zal god mij mogen straffen

2: Dat is gewoon de keiharde…

1: Turks niet verstaanbaar

2: Weet je wat, we gaan zien. We gaan zien. Ik heb alles op papier gezet. Ik heb alles aangevuld. Alles. Zoals die kanker twee neven … mij hebben geneukt he. Zoals zij mij hebben geneukt, ik ga hun neuken. Alle informatie over hun gaat op de kankerstraat komen. En dan gaan we zien.

1: Waarom pak je mijn sigaretten?

2: Ik pak jou sigaretten niet rot op van mij hoerekind,

1: hoerekind ben jij pic

2: Jij bent gewoon een piç, jij bent gewoon een piç

2: Wat hebben die mensen tegen jou gedaan. Waarom moest jij ze allemaal gaan tippen.

1: Wie heb ik getipt wie heb ik getipt wie? Henk Marco als ik hun heb getipt moet ik jou nu zeggen

2: Ah joh. Donder op man.

1: Fuck you man.

2: Kanker op joh

1: Ik kon over dat soort dingen niet eens praten joh hier. Wie ben jij. Ben je rechter. Of ben jij de Officier. Of ben jij de…

2: Ik ga mijn verhaal doen.

1: Jij gaat je verhaal doen.

2: Ja dat je het zogenaamd voor een onschuldige burger doet.

2: Haha.

2: Als Dennis daar had neergelegen, had je ook hetzelfde gedaan vriend. Dat is hoe jij bent. De aard van het beestje. Aard van het beestje. Dat is wat jij bent. Als Dennis he.

1: dennis?

2: ja Als het de juiste persoon was die was doodgeschoten, dan had je dit ook allemaal gedaan.

1: Wat dan.

2: Ja wat dan? Ook getipt. Ook getipt. Jij hebt ook getipt dat is duidelijk.

1: Dennis, weet je. Dennis heb nu een probleem jo. Dat dossier joh. Jij weet helemaal niet wat er aan de hand is.

2: Dat interesseert me niet. Hun interesseren mij ook niet.

1: Waarom praat je dan. Wat lul je dan.

2:waar het om gaat, waarom hun huizen in brand zijn gestoken.

1: het huis?

2: Waarom? Waarom?

1:Kijk. We  hebben niks te maken met het huis. Jij kan zoveel praten. We hebben niks te maken met het huis. Ik weet waarom ze het huis in brand hebben gestoken.

2:Ja klopt.

1: Ik weet waarom ze het huis in brand hebben gestoken, waarom ze het hebben gedaan. Ik weet alles. Heel goed om mij te naaien. Om mij de schuld te geven. Ik vind helemaal geen probleem. Helemaal geen probleem. Hij heeft het huis in brand gestoken en het geld gekregen en mijn naam genoemd. Helemaal geen probleem. Toen heeft hij met een Griek het ‘werk/klus’ gestolen. Helemaal geen probleem. Weet je wat, ik ben dat allemaal vergeten. Interesseert mij niet. Hij heeft een koekje van eigen deeg gekregen. Klaar

2: Klopt ja. Na elke zin van man 1 in vorige stuk ook ‘’ja’’.

1:Dus ik ga zogenaamd een huis in brand steken? En ga zulke pooiers (als scheldwoord) zogenaamd de opdracht geven om brand te stichten. Dus een al 35 jaar professioneel crimineel gaat zulke honden brand laten stichten.

2:Wie anders, wie anders dan. Wie anders dan. Voor al je Kanker vuile klusjes, voor al je kanker vuile klusjes.

1: Fuck

2: Fuck jou fuck jou vieze kanker hoer, fuck jou fuck jou gewoon. Fuck jou, Fuck jou

1: Pech voor jou

2: Pech voor mij, ik weet het, ik ga niets meer doen, Ik ga niets meer doen, maar ik heb jou niets gedaan, ik heb jullie iets gedaan. Ik heb helemaal niets gedaan.

1: Wat heb ik jou gedaan dan?

2: Helemaal niets.

1: Wat heb ik jou gedaan dan?

2: In al deze kankerellende die jij me hebt gezet

1: Oh ja?

2: Jaa kankerlijer.

1:Als onze klus met Paul was geklaard, dan was Mus goed.

2: Ja klopt

1: Als we die 40 kilo hadden ontvangen. Dan was Mus goed.

2: Ja klopt

1: Dan was ik goed.

2: Juist.

1: Dan was ik de man. Dan was ik de man.

2: Juist. Ja, maar weet je wat het is. Ik wordt gedwongen om met jou, jij sleept mij in alles mee nu, puur om mijn eigen hachie te redden. Terwijl je mij in al deze situatie hebt gezet, met al die kankerleugens van je. Dat is wat er gebeurt. En zo ben ik niet. Zo ben ik niet.

1: In wat voor situatie zet ik je, met welke verhalen?

2: Jij sleept mij mee.

1: Niet schreeuwen

2: Jij laat mij meeslepen in al deze kankerrotzooi.

1:Meng ik je in iets?

2: Ja, ‘’meng ik je in iets?!’’ ‘’meng ik je in iets?!’’ ‘’meng ik je in iets?!’’

1: Breng ik jou in een risico?

2: Klopt ja, klopt.

1: En daarna. Als het kleinkind van Henk het ‘goed’ aan ons had gegeven, was Mus goed. Dan was Mus goed, dan was Mus echt super. ‘’Oom jij bent echt goed. Jij bent beter’’.

2: Nou ik twijfel hoor. Ik twijfel.

1: Wat.

2: Nou ik twijfel hoor. Misschien had ik het nog steeds gedaan, wat ik ga doen.

1: Wat?

2: Ja, al die kankerschulden he. Weet je wat het betekent, Rabobank 375.000 euro schuld.

1: Pech.

2: Ja pech, ja het staat toch niet op jouw naam. Nou ik ga jou en je vrouw helemaal kapot maken.

1:Wat is er nog kapot te maken aan ons?

2:We zullen zien we zullen zien. Jullie gaan vluchten uit Nederland

1: Waarom?

2: Ja vluchten, zo diep gaan jullie erin komen. En dan zit ze nu een zaak te runnen. Ze, zich onverstaanbaar, kanker mond open te maken, en dan neemt ze haar moeder mee, ah joh.

1: waar neemt ze d’r moeder mee?

2: waar neemt ze d’r moeder mee, doe niet net alsof je niet weet, kankerwijf.

1:Wat weet ik wat weet ik

2: Hoer die je er bent, valla, je bent gewoon een kankerhoer.

1:Ja tuurlijk. Jij bent een hoer.

2: Ik ben een hoer, je mag over alles, ik ben alles joh.

1: Zal ik je wat zeggen?

2: Ik heb, weet je, bij die afspraak bij Rabo is een ding voor mij duidelijk geworden he

1: Ja?

2: Dat Selda en jij samen die huizen hebben laten verbranden. Allebei. Allebei

1: Oh ja oh ja?

2: Ja, precies dezelfde reacties die jij geeft, heeft zij gegeven aan mij.

1: Welk reactie heb ze gegeven?

2: Heb je bewijs? Ja heb je bewijs?

1:Heb je bewijs? Heb jij bewijs vriend? Ben je politieagent, heb je bewijs?

2: Ja. Ik heb bewijs.

1:Waarom ga je dan niet naar de politie?

2: Ga ik ook doen.

1: Memo, zal ik je wat zeggen.  Wat houd je nog tegen? Ik wil ook. Laat alles maar aan het licht komen. Dat boeit mij niet.

2: Ga ik ook doen.

1: Ik wil ook, ik wil ook  Laat alles aan het licht komen.

2: Juist. Ga ik doen. Ik GA het doen.

1: Zal ik je wat zeggen. Het is al fout dat je tot nu toe niet bent gegaan.

2: Ja maar weet je waarom? Omdat nu alles naar boven komt. Alles. Omdat nu alles naar boven komt.

1: Wat komt naar boven?

2:Alles komt naar boven, alles komt naar boven nu.

1:Het is al drie jaar geleden Nu is hetzelfde verhaal.

2:Ja nu is hetzelfde verhaal, maar hoe is alles gaan rollen? Door jou.

1:Nee hoor.

2:Jawel. Door jou.

1:Nee. Door jouw beste neef

2:Door mijn beste neef he? Beste neef he? Die een huis gaat verbranden en niets tegen mij zegt he. En die andere kankerneef he.

1:Heeft die tegen mij wat gezegd?

2:Ja zal ik je wat zeggen waarom jij er bij betrokken bent?

1:Ja.

2:Oh politie heeft het gedaan. Zat bom in het huis. Ehh ehh neven hebben het gedaan. oj ja iemand anders (niet te verstaan). Je hebt het gewoon in scene gezet, vriend.

1: ..Onverstaanbaar..

2:Maar jou, jou begrijp ik helemaal niet. Waarom moet  je die mensen laten oppakken. Waarom? Wat hebben ze jou gedaan?

1:Wie heb ik laten oppakken?

2:Jij met al die kankertips van je

1:Jongen zal ik je wat zeggen?

2: Staat in het dossier vriend, staat in het proces-verbaal.

1:Welk proces-verbaal?

2: Ja, ‘’welk proces-verbaal?’’  Doe niet net alsof je het niet weet.

1: Welk proces-verbaal? Dat zegt alleen maar Dennis , hij heeft Mustafa een tip gegeven.

2: Ja

1: Heb hij bewijs, dat ik die tip heb gegeven? Ik had geen contact met ze he, heel lang niet he. Hoe moet ik weten hoe of wat?

2: Ja, zal ik, ja. Weet je nog je had … aan mij gegeven, ga die licentie verlengen en zo, weet je dat weet je ook nog. Dat weet je ook nog he.

1: Luister,

2: Alles komt naar boven nu.

1: ik heb noch Marco verraden, noch Henk verraden. En weet je, Dennis helemaal niet. Ik heb helemaal niets met die Dennis te maken.

2:Ja ja klopt

1:Ik ben pas in november 2015 is de politie pas naar mij toegekomen voor deze zaak

2:Ja

1:Daarvoor, he, ik wist helemaal niets van die zaak. Helemaal niets.

2:Helemaal niets ja.

1:Helemaal nada.

2: Ja klopt.

1:Helemaal niets tot die tijd.

2:Ja ja, ij weet helemaal niks. Terwijl die echte mensen allemaal om de hoek wonen bij jou.

1:Luister, dat weet de politie, dat weet Henk dat weet Marco. Ze weten allemaal dat ik niets mee te maken heb. Als ik echt Henk en Marco had afgetipt he, zal ik je wat zeggen, dan had Henk geen 16 jaar eis gehad he vriend.

2:Ja

1:Ja

2:Ja. Al deze balletjes gaan rollen. Alles is door jou gaan rollen.

1:Het is goed.

2:Alles. Al die kort door de bocht antwoorden van jou. Ik lees alles op internet. Alles.

1: hey dit balletje is allemaal gaan rollen door Rene. Rene is de oorzaak. Heel de groep weet dat.

2:Ja.

1: Hij heb dat veroorzaakt. Rene.

2: Ahhh Rene, dat is typisch jouw werkwijze, tippen hier, je krijgt informatie van de politie, je krijgt … je krijgt informatie van hier….. tijdens de ondergang van die persoon, probeer je nog te pikken, te pakken alles wat je kan. Dat is jouw werkwijze vriend.

1:Ja dat is mijn werkwijze. Ja goed zo.

2:En ik vraag mij af, waarom. Waarom doe je dit allemaal?

1:Wat doe ik dan, wat doe ik dan.

2:Voor wat? Voor die kanker tipgeld? He He?

1:Wat heb ik gedaan?

2:Kankerlijer.

Je hebt me een half miljoen euro in de schuld gezet.

1: pech

2:Pech ja, pech. Klopt.

1:Half miljoen euro schuld.

2:Half miljoen euro schuld.

1: ik heb een miljoen euro schuld, dus het interesseert mij dat nou.

2: Wat interesseert dat jou.

1: Wat interesseert mij dat nou. Ik heb een miljoen. Dus interesseert het me niet. Het interesseert mij niet met je half miljoen schuld.

2: Ja een half miljoen euro schuld, 375.000 euro bank, 25 daar, 25 gemeente, 125 kankerchinezen. 4,5 nog hier en en nog beslag op inkomen. Ja. En dan verwacht je nog dat ik nog normaal ga doen tegen je? He

(onverstaanbaar)

2:Heb ik dit allemaal zelf gedaan? Ik heb nog alles gedaan om dit te kunnen redden nog.

1:Jij bent de oorzaker.

2:Ik ben de oorzaker?

1:Jij bent de oorzaker.

2:Ik ben de oorzaker? Ik heb, ik weet niet wat ik allemaal heb gedaan, bewijs dan. Heb je bewijs?

1:Nee ik heb geen bewijs. Heb jij bewijs? Nee, heb jij bewijs dan?

2:Tot dat jij.. Weet je wat het is. Ik ga doen, wat anderen allang had moeten doen. Een kogel door je kop. Echt waar. Ik zweer het.

1: Graag.

2: Gaat ook gebeuren he. Ik moet mezelf alleen…

1: Die schakeling moet je nog maken

2: ja en dat ga ik ook maken. Jij denkt criminelen kunnen mij niet afknallen. Maar een niet-crimineel kan jou wel afknallen.

1: ga je dat doen?

2: ik ga het ook doen.

1: moet je niet laten.

2: ga ik zeker doen.

1:Het is fout dat jullie het tot nu toe niet hebben gedaan.

2: dan moet je mij niet gelijk met die hele groep gaan vergelijken ja. Ik ben het. Ik. Ik. Ik ben je kankerneef. Ik heb jou niks gedaan.

1: jij bent net als net als hunnie

2: ja net als hunnie.

1: Je bent net als die andere twee neven.

2: Wat heb ik jou gedaan man? Wat heb ik jullie gedaan man? Doe dit, doe dat, regel dit, alles.

1: Heb ik ooit tegen je gezegd dat je mij iets slechts hebt aangedaan?

2: ja, kankerhond. Als je tegen mij was gekomen, Mehmet ik zit in problemen, ik moet uit die huis. Dan was die huis niet in brand geweest.

1:Memo, je begrijp het niet. Die huis, weet je.. Degene die het in brand heeft gestoken. Kijk ik zeg … Als ik het heb gedaan…

2: ik geloof jou niet meer

1: interesseert mij niet

2: jij gelooft mij niet.

1: politie weet, :iedereen weet wie erachter zit. Ik heb niets mee te maken. Wij hebben absoluut niks mee te maken. Ik heb een gerust geweten. Want ik heb daarvoor niet de opdracht gegeven. Ben ik zo eerloos/schandalig om mijn eigen huis in brand te laten steken? Nooit in het leven. Ook al heb  ik 100 miljoen aan schulden ik zal nooit daarvoor wegrennen.

2:Klopt.

1: Alles wat ik zeg klopt.

1: onverstaanbaar Turks gemompel. Maar ja, het zit eenmaal in je hoofd.

 

2: ik heb mijn verhaal gedaan, ik ga niks meer zeggen.

1:; jouw verhaal is gewoon een dinges, een fantasieverhaal  net als Dennis…

2: Ik ken Dennis nog geen eens. ik ken die mensen nog geen eens. Ik ken Dennis niet eens. Ik ken niemand. Ik heb niks met…

1: Dennis is ook een fantasieman…

2: ik ken niemand

1: hij lult zichzelf. Hij zegt, ja, ja ik heb geen geld, maar ik heb wel mijn huis helemaal laten pantseren. Je hebt geen geld, je hebt geen drugs, maar je  laat wel je pand helemaal pantseren. Voor wat.

2: ja ja ja

1: Voor wat?

2: dan zijn allemaal bullshit dingen. Allemaal bullshit dingen. Het gaat erom hoe al deze mensen in deze situatie beland zijn. Jij hebt steeds de politie gevoerd met informatie.

1: nee hoor.

2: Jawel, dat moet je niet gaan ontkennen vriend. Dat moet je gewoon niet ontkennen.

1: zal ik je wat zeggen. Waarheen jij moet gaan. Dan moet je naar de rechtbank gaan. Al die effen dingen luisteren bij de rechtbank. Wie de oorzaker is.

2: jij bent allemaal geweest jij. Jij bent  bij allemaal geweest.

1: ik ga alleen maar als ik geroepen wordt. Jij moet gaan dan moet je kijken wie de oorzaker is. Dan ga jij daar horen wie de oorzaker is. Wie is daar de oorzaker? Alle verdachten zeggen het op de rechtbank. Alle journalisten, alle advocaten; Rene Franken is de oorzaker. Renee Franken heb alle tippen gegeven. Rene Franken heb Henk en Marco naar binnen gehaald. Door informatie van Renee franken is die 400 kilo en Gerrit gepakt. Door informatie van rene franken, niks van Mustafa. He, niks van Mustafa. Mustafa is pas in beeld gekomen in 2015 november. Mustafa is pas in beeld gekomen. En wat heb ik toen verklaard? Ik heb verklaard alleen maar over Dennis. Niks over Henk verklaard, niks over Marco verklaard. Helemaal nada.

2:Nada ja.

1:Nada.

2:Allemaal bullshit.

1:Bullshit, fuck die verhalen. Interesseert mij geen ene moer, wat ze allemaal denken, wat ze dingen doen. Het interesseert mij geen ene moer, ik zeg het je.

2:Ja.

1:Ja…

2:Het interesseert je ook geen moer. Het interesseert je geen moer. Het is ook helemaal geen moer al  die ellende die je over me heen hebt gebracht. Alles

1:Ik vind het heerlijk.

2:Ik weet het.

1:Ik vind het heerlijk!

2:Ik weet het.

1:Ik vind het Ik geniet ervan dat ik jou in de problemen heb gebracht. Peh, ik geniet ervan.

 

2:Ik weet het

1: ik geniet ervan.

2:Allemaal kankerleugens

1: jongen, ik ben een leugenaar.

2:Je bent ook een leugenaar. Dat is toch algemeen bekend? Waarom doe je dit allemaal jongen.

1:Ik ben een leugenaar.

2:Ben je op zoek naar sensatie. Terug op de loonlijst van de overheid, wil je dat.

1:(lachen)

2:Is dat waar je op zoek naar bent.

1:(lachen)

2:Om een beetje tipgeld te ontvangen?

1:(lachen)

2:Wat een kankerlijer ben je zeg jongen, ik zweer het. Wat een kankerhond ben jij toch.

1: Je bent doorgedraaid door dit allemaal te lezen via de computer.

2: Nee, nee, nee, nee, ik probeer de rode draad erin te vinden, en die heb ik gevonden. Ja.

1:Is goed, dan moet je bij de recherche werken.

2:Nou ja, doen ze toch. Dan nemen ze me aan.

1: Waarom meld je je niet aan dan?

2: waarom moet ik aanmelden?

1:Waarom niet, dan kan je toch zeggen, he Mustafa dit

2:Ja, ja. …. Met een oom zo als jou, kan ik overal aanmelden.

1:Ja.

2: Overal.

1: Ja.

1:Waarom ga je je niet aanmelden?

2: Als jij alles weet,waarom meld jij je niet aan? O nee sorry, jij werkt al voor hun.

(onverstaanbaar).

2: Jij bent die straatjongen van hun

1: Net als wat die andere doet. Ik ben geen straatjongen.

2: Precies ook jou zaak, weet je? IRT he. Inhoudelijk de zaak, is nog niets behandeld. Alleen maar hoe is de onderzoek begonnen, who is dit, who’s dit. … aanvallen de Rechtbank, aanvallen.

1:Aanvallen vriend, weet je..

2:Ja?

1:Weet je wat de aanvallers doen, omdat ze niets hebben, daarom doen ze die aanvallen, omdat ze niets hebben, weet je waarom, al die onderzoeksdingen, die kopen ze, de Rechtbank Zie je, je bent dom. Vraag het de advocaten. Die Rechtbank, die advocaten, die kopen die informatie die verdachtes, om de Rechtbank een beetje meer dingen te doen.

2:Ja.

1: Maar de Rechtbank trapt daar niet he, maar die Rechtbank denkt he fuck. Fuck off, Fuck off.

2:Ja, ja.

1:De zaak is niet zo. De zaak is zo en zo begonnen, oprotten. En wat gebeurt er dan, dan zitten ze gelijk op hun schootbillen. Ze zitten op hun plek. Want, de rechtbank accepteert niks. Paul heeft een vals dossier gestuurd, weet je wat de Rechtbank heeft gezegd: he neppe dossier, haha, neppe dossier, willen jullie met een neppe dossier komen aantonen? Wegwezen, afwijzen, afwijzen. Heh en dat heb Dennis allemaal lopen te betalen.

2:Ja

1:Jaaa en omdat dat Dennis zit te knijpen dat hij 12 jaar moet naar binnen, denkt hij ohh Mustafa heb me getipt.

2:Als Rene alles heeft gedaan ,waarom krijgt hij de minste straf? He, He?

1:Omdat hij een deal heeft gedaan met…(onverstaanbaar) Dat weten ze allemaal. Ze weten allemaal, Rene heb een deal gemaakt.

2:En we horen niks over de 2 moorden he niks over die 2 moorden

1: Nee dat komt nog

2: Ja dat komt nog ja

1: Ja dat komt nog want Rene heeft ook gezegd wie boven hem die opdracht heb gegeven

2: Ja

1: hij heeft een deal gemaakt ik kan nu die advocaat bellen dan kan jij van hem horen Rene heeft een deal gemaakt daarom heeft hij 8 jaar eis gehad en straf voor 6 jaar

2: Ja

1: Daarvoor. Dat is de deal voor Rene en Rene is de oorzaak van heel dat fucking, van  Henk hey weet je wat Jimmy laatst heeft gezegd tegen iemand over Rene als wij de kans krijgen we leggen hem neer

2: ja

1: ja want hij is de oorzaker niet Mustafa. Niet dit dat dat en hij heeft gezegd,  Mustafa heeft nergens mee te maken.  Dat heeft Jimmy gezegd.  Mustafa heeft nergens mee te maken ze wouden alles op Mustafa schuiven  maar wij zijn niet achterlijk want als Mustafa had gewild had mijn vader en Marco nu levenslang eis gehad. Levenslang. Ja haha ik wou nog Henk en Marco redden maar door die hoerekind advocaat die Boone heeft zich als een hoerekind gedragen anders had ik Marco gered.

2: Ze hebben jou spelletjes allemaal al door

1: nou niemand eh ik speel niet. Ik speel niet. Als ik iemand mag doe ik er alles aan om hem eruit te krijgen

2: ja

1 dat speel ik niet

2: ja interesseert me niet. Het gaat er mij om dat jij hier in deze situatie bent beland

1: ik ben niet beland zij hebben mij erin laten belanden wie mij hier in heeft laten belanden is die hoerekind rene

  1. ja

1: rene  die heeft mij er in laten belanden

2: ja

1: en ik zei jij doet dit tegen mij dan neuk ik jou moeder van 400 kilo en daarom is zijn spul gepakt door de politie zijn geneukte moeder zijn spul als hij niet was gepakt had hij het al gezien

2: oh heb je daar geen anonieme informatie gegeven

1: he

2: waarom heb je daar geen anonieme informatie gegeven dan kunnen ze hem toch nog  vasthouden?

1: waarom waarom moet ik geven

2: jij speelt gewoon allemaal dubbelspel vriend

1: wie kwam naar mij wie kwam naar mij

2: jij speelt allemaal dubbelspel ene keer aan die kant andere keer aan die kant

1: ik speel geen dubbel ik speel tripple

2: ja kan ook ja mischien kwartet

1: ja kwartet is lekker jonge

2: ja

1: jij weet je toch, kwartet lekker. Jij weet niet hoe kwartet is.

2: ja

1:  ik weet dat wel

2: ja klopt

ik weet ook niks maar waarom heb je mij geroepen

ik had je gemist even zien

2: Waarom heb je mij geroepen

1: Ik had je gemist

2: Maandag ga jij betalen. Maandag he. Ik weet dat het een leugen was. Er is niks. Dinsdag stap ik als eerst naar die hoe heet Marcelle de Haan ja ik heb al haar contactgegevens.

1: Ja

2: Alles alles ik ga gewoon zeggen ik wil met officier van justitie en jou wil ik samen aan  tafel zitten en ga ik een verklaring afleggen

1: Ja nou heb je tog al gedaan

2: Ja ga ik ook doen ik ga alles nog aanvullen

1: Ja nou je mag aanvullen waarom wacht je

2: Ik wacht tot maandag

1: Waarom wacht jij

2: Ik wacht tot maandag

1: Waarom

2:Waarom wacht ik?

1: Als ik jou was he ik had allang gedaan

2: Ja heb je weer een reden om niet te betalen

1: Nee luister

2: Heb je weer een reden om niet te betalen ja

1: Nee hoor

2:  27e heb jij gezegd

1: Ja

2: 27e  maandag de 27e gaan we zien

1: Nog een paar dagen extra moet jij wachten

2: Klopt ja, had ik al verwacht ja klopt ja dat was precies wat ik had verwacht

nee hoor

1: weet je wat het was

2: voordat die uitspraak gaat komen he

1: welke uitspraak?

2: Ja van verzekering he

1: Die verzekering zal ik je wat zeggen fuck die verzekering het interesseert me echt geen moer

Ja. Het interesseert me geen moer. Wanneer is die uitspraak van de verzekering. ja dat is pas eind maart

2: hmm

1: ja Ze zeggen 14 maart wordt pas datum gegeven pas datum gegeven

2: Ja, ja

1: weet jij waar ik de afgelopen week was.

2:  Thuis. Je was gewoon thuis. Waar was je anders je kankerhoer. Je was gewoon kanker thuis. Waar moet je anders zijn

1: Hoerekind

2: Hoerekind ben jij he ik ben in Oekraïne ik ben in Oekraïne oh nee nee  (onverstaanbaar) en zij speelt al die fucking spelletjes met jou mee.

1: Waarom …. ze spelletje met je spelen. He weet je wanneer ik teruggekomen ben, ik was vanmorgen om 6 uur terug

2: Ja  en dan ga je gelijk naar mij toekomen he.

1: Ja waarom niet. Waarom zal ik niet komen

2: Ja je heb me geneukt zover je kan neuken. Toch?

1: Ja ik neuk jou altijd,  ik denk misschien kan ik jou nog meer neuken of niet

2: Ja klopt, ja klopt.  Met wat, met wat.

1: Misschien heb ik je

2: Ik heb nog geeneens sigarettengeld,  ik moet gaan bedelen voor sigaretten.

1: Misschien heb ik jou nog meer kunnen neuken dus ik denk ik ga je misschien nog meer pakken

2: Wat moet  je nog van mij pakken

1: Alles wat ik pak is goed, misschien ken ik, weet ik veel, je jas, je telefoon weet ik veel wat ik kan pakken.

2: Ja pak maar alles mag  je pakken het enige wat er nog is mijn leven, als je die wil pakken pak dat maar ook

1: Het leven raak ik niet aan dat doe ik niet

2: Ja klopt vieze kanker hoerezoon

1: Ik raak niemand zijn leven aan

2: Wat heb je tegen mij gedaan dan

Ja

2: Je kanker acties al je kanker acties van jou

1: Geduld jongen geduld

2: Ik heb geen geduld meer

1: Je begrijpt het niet ik zeg het geduld is een schone zaak

2: Nee ik ga niks meer wachten ik ga niks meer wachten

1: Ik zeg jou 1 ding je moet doen wat je wil blijf niet op je plek ja je moet het doen niet alleen zeggen maar wat je moet doen moet je gewoon doen niet zeggen ik wacht op dit dat je moet het gewoon doen echt je moet het gewoon doen

2: Ga ik ook doen

1: Ja zal ik dit zeggen niemand anders dan god heb ik

2: Oh heb je nu opeens een god

1: Ik heb altijd een god

2: Heb je een god nu opeens

1: Ik had altijd een god

2: Vieze kanker hoerezoon als je een god had zou je niet zo doen hoerekind

1: Heb ik wat gedaan tegen jou je ziet met je eigen ogen alles is fout gegaan je ziet het met je eigen ogen

2: Weetje waarom alles fout gaat, omdat jij gewoon alles her en der zit te naaien liegen, bedriegen, te pikken.

1: Ja

2: Ja

1: Bij alles zat jij naast me dat alles fout ging maar als alles goed ging zou je zeggen oom je heb goed gedaan je bent de man je bent  de man he oom zou je dat zeggen of niet

2: Zou ik niet zeggen ik zou dat niet zeggen al die andere kanker dingen die je wel heb gedaan heb ik toen ooit gezegd  je heb goed gedaan goed gedaan

1: Dit keer waren we samen en dan zou je zeggen oom zo goed man je heb het echt goed gedaan

2: Ja wat heb ik tot nu toe van jou gekregen

1: Niks

2: Ja niks alleen maar ellende, zo diep in de schulden alles. Wat heb ik van jou gekregen? Wat? Helemaal niets.

1: Nada.

2: Wat ben ik opgeschoten niks ja wat moet ik tegen die andere flikkers zeggen

1: Fuck hun

2: Fuck hun ja

1: Hij heb zijn eigen graf gegraven

2: Jij heb je eigen graf gegraven

1: Ik niet hoor  ik zou zo iets niet doen ik ben niet zoals hem. Ik niet hoor. Ik leef echt gewoon nergens

2: Jij heb gewoon je eigen wereld met je leugens volgens mij weet je zelf niet eens wat de waarheid is

1: Klopt, klopt

2: Typisch een leugenaar

1: Ja ik ben de master, de master, de master of de leugenaars

Yes, i am the master of the lyers.

2: Klopt ik hoop dat ze je doodschieten jongen

1: Dan ben je van me af toch

2: Nee, zo zie ik het niet. ik wordt niet gered

1: Dan blijf je in de schulden tog in het zelfde probleem

2: Daar blijf ik wel in geen probleem daar blijf ik wel in maar zijn dat jou reden waarom je mij. Wat zijn jouw redenen?

1: Je blijft tog in de schulden

2: Nee Waar het om gaat is jij krijgt je straf. Jij gaat je straf krijgen.

1: Ik heb me straf al gekregen me huis is weg mijn geld van 500.000,-

2: Haha je huis is weg dat heb je zelf gedaan vriend.

1: Rot op

2: Dat heb je zelf gedaan

1: rot op

2: Dat heb je zelf gedaan

1: rot op

2: Dat heb je zelf gedaan, in scene gezet is, dat is toch niet te geloven. klopt klopt

1: Alsof ik het huis heb gedaan

2: Hoerekind, wat een kanker flikker he. Ieder jaar kwam die sleutel bij mij ik heb die kanker huis 3 keer

1: Ik heb de reden verteld aan jou

2: Drie keer allemaal simpele, simpele af uhh ontwijkingen.  We hadden ruzie

1: Nee we hadden geen ruzie ik had toch verteld aan jou

2: Ook al was dat gebeurd je heb aan Mehmet of Emre gegeven, dan hadden zij makkelijk aan mij kunnen geven. Hij kan wel post naar mij huis brengen, maar niet de sleutel geven.

1: ging de post maken enzo

2: ja

1: Nee hoor

2: Ja

1: Nee hoor ik zei tog tegen jou er was drugs Ik snap niet wat jij nog doet

2: ja.

1: Waarom ga jij niet naar de politie, waarom ga je niet naar daar en daar

2: Ga ik ook doen

1: Ga dan waarom niet waar wacht je op

2: Ik snap niet waarom jij bent gekomen

1: Ik heb je gemist heb je stem niet gehoord dan word ik ziek

2: Klopt ja

1: Ja

2: Klopt

Tuurlijk (turks….)

2: Die liefde is voorbij

1: Bij mij niet

2: Bij mij wel

1: Bij mij niet

2: Bij mij wel

1: Denk jij maar zo

2: Die liefde is voorbij

1: Als ik je niet zie en niet hoor praten of schreeuwen word ik paranoia

2: Ja

1: Ja, ik word paranoia

2: Klopt

1: Ik wordt echt paranoia Ik dacht even me neefje zien

2: Klopt

1: Ja

2: Ja klopt

1: Tuurlijk

Ik moet in je mond schijten en van je broers ook en van je ook

Ik ook van hun allemaal

Hebben ze je vrouw geneukt dat je zo doet

he

2: Hebben ze je vrouw geneukt he, hebben ze je vrouw geneukt he.

1: Wie moet neuken

2: He, he, hebben ze je vrouw geneukt, jongen? Kanker… en je vrouw heeft jou al geneukt. Tja  waarom de 2e niet he haha waarom de 2e niet he vieze kanker hoer vieze fucking vuile ik weet niet welke woord, wat moet ik zeggen.

1: Voor mij heb je geen woord voor  mij in het woordenboek

2: Jawel jawel.

1: Wel woord zoek je.

2: Snitch. Gewoon een snitch gewoon, een motherfucking snitch. Het gaat op straat komen en ze gaan zien hoe het is om een onschuldig iemand als mij,  in deze shit te zetten

1: Ik zweer het moet ik jou dit zeggen van mij part mag je nu geven

2: Ja jij durft dat niet

1: Ik durf niet?

2: Nee

1:  Dat heeft er niks mee te maken weet je waarom

2: Omdat jij de opdrachtgever bent

1: Als ik de opdracht zou geven zou ik die Mehmet niet zo helpen zal ik jou nu wat zeggen weet je niet. ik wil niet meer dingesen, fuck,  wil niet meer in hun cirkeltje ronddraaien zodat ik dadelijk ook kan kapot gaan door hunnie,  he ik ben klaar  ik zeg jou dit ik ben voor hem en haar niet bang ze hebben mij op de dodenlijst en ook nog anderen

2: Interesseert mij niet. Sta ik er ook op

1: Nee jij niet

2: Jammer

 

(radiomuziek)

 

Hier hoerekind

Dankjewel

2: Ik ben een pic je mag zeggen wat je wil je mag alles zeggen wat je wil, alles,  alles mag je zeggen

1: Tuurlijk mag ik alles zeggen ik ben je oom

2: Oom, wat is oom, wat is oom, wat is oom

Zeg dat maar tegen andere

2: Ik ben tot nu, mijn hele leven, ik ben tot nu toe de enige geweest die alles voor jou heeft gedaan alles alles heb gedaan.

1: weet ik.

2:  ik heb niks gepakt en heb niks van jou gekregen, niets wat extra in mijn zak is gegaan

1: Isgoed jonge isgoed in een half uur heb ik hoofdpijn door jou

2: Ja klopt ja wanneer de waarheid komt huis hebben zij  gedaan he

1: Met het huis heb ik niks te maken

2: Luister, in 2014 vertel je dat, in 2015 vertel je dit, in 2016 ga je dit en in 2017 is het helemaal dit weet je wat het is op ieder moment aan de hand van de informatie die er is op tafel vertel je andere dingen

1: Ja

2: Als het zo was he, als het zo was he, waarom ben je dan met hun in zee gegaan om die kanker fuckingheroïne

1: Ik wist niet zeker ik wist nog niet zeker zal ik je wat zeggen wij zijn

2: ook al weet je niet zeker

1: wij zijn, wij zijn al 2/3 maanden Wij weten nu 100 % zeker ,sinds wij bij de politie waren geweest, weten wij nu 100% zeker dat hun erachter zitten. Daarvoor ik had wel twijfels, twijfels  tegen mij zeiden ze wij hebben gewerkt en gooiden ze de schuld op mahir en op die en op die dus net als jou heb ik alle bewijzen verzameld en toen ik bij de politie kwam werd alles bekend

2: ja.

1: dusse geeft niet.

2: Ik begrijp het allemaal niet meer waarom waarom

1: Turks Je moet wat geld regelen

2: Ik kan niks regelen niks ik kan niet eens geld regelen voor mezelf

1: Het moet

2: Ik kan niks regelen, vergeet het maar.

1: Het moet mada moet

2: Ik kan niets regelen.

1: Moet

2: Ja ja, het moet. Dan moet ik naar de hoerenbuurt, dan ga ik  me kont verkopen

1: Klopt

2: Breng je vrouw ook mee dan kan zij ook verkopen

3?: Kijk wat nou wat ie zegt

2: Dat is toch wat je vraagt. Dat is toch wat je vraagt kanker hoerezoon kanker hoerezoon ik moet geld regelen hoe durf je dat nog te vragen man. Hoe durf je.  ik kan niet eens sigaret geld regelen, sigaretgeld. Ik kan niet eens kanker sigaret geld regelen man, geen fucking beltegoed man

1: turks onverstaanbaar

2: Turks ??J

2: Geen auto helemaal niks, niks niks niks, alles is weg.  36 , 37 jaar bijna man, alles is weg. 37 jaar.

1: Ik ben 50 wat heb ik

2: Ja wat heb jij

1: Niks

2: Klopt ja

1: Alles kwijt

2: Klopt. Verbaasd me ook niet dat je alles kwijt ben door die kanker spelletjes van jou Ja.

1: Je kan niks meer doen

2: Klopt

1: Ja. Denk je dat zij zo een risico gaat nemen. Ja. Ben je gek of zo. Denk jij dat ik zo een risico ga nemen want zij stond altijd correct bij banken.

2: Risico. Ik weet dat geld jou niet interesseert. Ik weet het. Maar om je eigen leven te redden neem die risico wel vriend, neem je die risico wel.

1: Begrepen jij bent de baas

2: Ik ben niet de baas ik ben niks ik ben gewoon niks ik heb niks meer ik heb niks meer te doen in mijn leven ik ga niet voor de rest van mijn leven werken voor een schuld

1: nee

2: Ja. Ik heb helemaal niks meer de rest van mijn leven werken voor mijn schuld zelfs tot aan mijn pensioen man, pensioen man, ongelofelijk zelfs tot aan mijn pensioen jonge echt waar.

Twee woorden turks

 Einde gesprek

Gruweldood van Paul Epskamp: het Europese Hof grijpt in

$
0
0

Gaat het Europese Hof ervoor zorgen dat een man die zijns inziens ten onrechte is veroordeeld voor medeplichtigheid aan de gruweldood van Paul Epskamp toch nog recht wordt gedaan? Ab Hokkeling (69) uit Enkhuizen heeft zijn straf allang uitgezeten, maar het onrecht knaagt: het proces was oneerlijk. Hij is veroordeeld op verklaringen van dubieuze getuigen, onder wie één stiekeme politie-informant. En in hoger beroep werd zijn zaak behandeld zonder dat hij erbij aanwezig was.

“Klootzak maak het niet moeilijker voor je zelf.” In januari 2005 moet Paul Epskamp (51) uit Schagen zich melden. Hij krijgt de schuld van het stelen van een partij drugs uit Nibbixwoud, net voor de jaarwisseling. Een door de opdrachtgevers ingeschakelde tussenpersoon zorgt er met sms’jes voor dat Paul komt opdraven om verantwoording af te leggen.

Paul is zich van geen kwaad bewust en zoals later wel duidelijk wordt: hij heeft de schuld gekregen van iets waar hij vrijwel niets mee te maken heeft gehad, hooguit een lijntje uitgeworpen. Hij sms’t dan ook terug: “ik begryp niet dat je er nog niet van overtuigd bent dat ik er niets mee te maken heb. vannacht laat goede mensen gevraagd te horen en te zoeken.” Zo gaat dat in het milieu: als je in problemen zit, schakel je mensen in die je kent, die gaan bemiddelen. In zijn geval was dat niet de eerste de beste: Charles Zwolsman, gerenommeerd drugsbaron van de oude school. Het eerste gesprek is in motel De Witte Bergen in Eemnes.

Het pand in Roosendaal waar Paul Epskamp overleed tijdens de marteling

Besloten wordt dat Paul zal vertellen hoe het volgens hem zit en dat hij mee zal gaan voor een goed gesprek, op voorwaarde dat hem niks zal overkomen. Er volgt een tweede ontmoeting bij wat dan nog Rick’s Brugrestaurant heet, over de A4 bij Schiphol. Van daaruit vertrekt het gezelschap naar een pand in Roosendaal. Paul wordt er opgewacht door een bont gezelschap. Aanvankelijk is de sfeer dreigend, maar nog niet dodelijk: er zijn honkbalknuppels, maar er wordt nog niet mee geslagen. Paul weet voor zichzelf dat hij niks fout heeft gedaan en de anderen lijkt het vooral te gaan om het achterhalen van de waarheid en – minstens zo belangrijk: de verdwenen partij. Maar in de loop van een paar dagen verandert de sfeer. Paul wordt vastgebonden op een stoel. Hardhandig. Zijn ribben worden gebroken. Dan komt er iemand met een boormachine.

Het begint allemaal op 17 december 2004. Ab Hokkeling uit Enkhuizen, transportondernemer en hasjhandelaar, en zijn Braziliaanse vrouw zullen de kerstdagen doorbrengen in Brazilië. Kort voor vertrek krijgt hij een telefoontje van de Amsterdamse broers Rachid en Hassan el K. die vragen of hij een ritje wil doen. Er moet drie ton hasj uit Mijdrecht naar Nibbixwoud worden gebracht en daar gelost in de loods van Jan ‘Patat’ M.; Ab regelt het, maar is er zelf verder niet bij betrokken: hij zit dan in warmer oorden.

Op Tweede Kerstdag wordt de partij hasj – met een handelswaarde van vijf miljoen euro – uit de loods gestolen. Ab zou op 20 januari terugkeren in Nederland en vanaf dan zouden Jan Patat en hij op zoek gaan naar potentiële afnemers voor de partij. Maar er is hem geen rustige jaarwisseling in Brazilië gegund: op 30 december krijgt hij een telefoontje van Rachid dat ‘zijn huis is leeggehaald.’ De boodschap is duidelijk. Ab vliegt meteen naar Nederland en op oudejaarsavond om zeven uur wacht Rachid hem op Schiphol op.

Jan Patat, Paul Epskamp en Ab krijgen de schuld van de diefstal. Paul Epskamp was om onduidelijke redenen, buiten Ab om, door Jan Patat ingeschakeld als tussenpersoon, zogenaamd om te kijken of hij afnemers zou kunnen vinden voor de partij. Achteraf blijkt dat Paul als katvanger heeft gefungeerd: hij moest de schuld krijgen, om de dieven buiten schot te houden. Het is waarschijnlijk nooit de bedoeling geweest hem serieus in te schakelen: de partij stond al op de nominatie om te worden gestolen.

De partij hasj lag in een loods achter het hek

De hasj was van Hassan A. en de broers Hassan en Rachid El K.; de broers wonen in Amsterdam en huurden een ruimte boven een winkelpand in Roosendaal. Dat wordt ‘de kamer der waarheid’ waar Paul Epskamp de laatste zeven bange dagen van zijn leven door zal brengen. De Marokkanen en Ab vertrouwen elkaar: iemand anders moet vals spel hebben gespeeld. De eerste die in aanmerking lijkt te komen is Jan Patat. Hij is een van de weinigen die wist waar de partij lag en hij is de enige met een sleutel van het hek. Het hek was niet geforceerd.

Rara?

Jan Patat zegt dat hij met de kerstdagen het hek had opengemaakt omdat de vuilcontainer van het restaurant opgehaald moest worden. Dat hij het daarom een poosje open had laten staan. Het slot van de loods was wel geforceerd, maar dat was een fluitje van een cent, het zware hek forceren zou heel wat meer zijn opgevallen. Een vreemd verhaal: een hek open laten staan terwijl je weet dat er dan voor vijf miljoen euro aan handel voor het grijpen ligt?

Ab krijgt een week de tijd om uit te zoeken wie er verantwoordelijk is voor de diefstal, maar dat lukt niet. Ab stelt voor de zaak nog even aan te kijken. Het is een veel te grote partij – bovendien voorzien van de nodige stempels – om ongemerkt weg te sluizen. Het kan niet anders of binnenkort wordt het hier of daar aangeboden en dan moet het spoor terug te volgen zijn. Het loopt anders. Na die week wordt er meteen grof geschut ingezet, in de vorm van Rinie S. uit Koog aan de Zaan. Lid van de Hells Angels uit Amsterdam, die genoeg dreiging uit kan stralen om mensen aan het praten te krijgen.

De Marokkanen zijn ongeduldig geworden: zij zijn ook maar pionnen, de grote baas zit in Marokko. Ab en Rachid worden min of meer onder curatele gesteld: vanaf 7 januari 2005 moeten ze 24 uur per dag bij elkaar blijven. Intussen houdt Rinie S. zich bezig met Jan Patat en Paul Epskamp. Vooral voor Paul ziet het er somber uit en hij stelt alles in het werk om zijn onschuld te bewijzen. Hij doet dan een beroep op iemand die hij goed kent, al vanuit de autohandel: de bekende drugsbaron Charles Zwolsman. Of die niet wil bemiddelen. Zwolsman wil dat wel en zo volgt er een bijzondere dag.

Donderdag 13 januari 2005.

’s Morgens is Paul bij de rechtbank in Breda waar zijn broer Nico terechtstaat voor xtc-smokkel, maar dat staat los van Paul. De afspraak met Zwolsman is later op de dag bij motel De Witte Bergen in Eemnes. Zwolsman wordt erheen gebracht door zijn vriendin Scarlet Francini. Zij herinnert zich dit nog goed, omdat Zwolsman ‘helemaal kapot is’ als hij later te horen krijgt dat Epskamp dood is. Scarlet: “Charles stond garant voor Paul. De afspraak was dat ze onderzoek mochten doen, maar dat Paul niks zou overkomen.”  

Bij dit gesprek in de Witte Bergen is Hassan El K. aanwezig. Daarna brengt Rinie Paul naar het brugrestaurant. Op dezelfde dag is Jan Patat gesommeerd naar de Ikea in Amsterdam te komen voor een bespreking. Hij wordt opgewacht door Rachid en Ab, die nog steeds in elkaars nabijheid vertoeven. Gedrieën gaan ook zij naar het brugrestaurant, waar ze Paul treffen. Van hieruit zet het gezelschap koers naar Roosendaal. Er wordt gedreigd: voor vanavond zes uur moet er een oplossing zijn, anders vallen er doden. Jan Patat vertelt in een verhoor dat ze hier om half zes arriveerden.

Er zijn acht mensen: behalve de vijf die net aangekomen zijn, nog drie Marokkanen. Ab, Jan Patat en Paul worden ondervraagd. Alle drie zeggen ze dat ze niks weten over de diefstal. Jan Patat: “Op een gegeven moment hoorde ik dat de Marokkanen meer op Paul gingen aansturen. Ik hoorde dat ze Paul ‘hond’ noemden en dat ze Paul onder druk zetten dat Paul het wist. Ik hoorde dat Paul zei: “Ik weet niet waar de partij is, laat me gaan dan kan ik het zelf uitzoeken, ik heb mijn contacten.”’

Jan Patat mag weg: hij is geen verdachte meer. In Roosendaal is men kennelijk tot de conclusie gekomen dat Paul Epskamp de sleutel is tot de verdwenen partij. Eén telefoontje in december met Jan Patat, over de partij, dreigt hem fataal te worden. Het is diezelfde Jan Patat die hem indirect ter dood veroordeelt. Hij zei, in het bijzijn van de Marokkanen, tegen Paul: “Zeg waar het is, ik ga het ophalen en het is opgelost.” Als een van de anderen hem daar later op aanspreekt, waarom hij dat heeft gezegd, terwijl er op dat moment sprake van was dat ze allemaal zonder kleerscheuren konden vertrekken, zegt Jan Patat dat hij dacht dat Paul het had gedaan.

Paul moet dus blijven. Hij slaagt er een week lang niet in de Marokkanen te overtuigen van zijn onschuld. Op 20 januari draaien ze de duimschroeven aan. In het vonnis van de rechtbank staat dat uit de rapportage “is gebleken dat zijn armen op zijn rug zijn vastgebonden, dat er gaatjes in zijn knieën zijn geboord en dat er twee ribben zijn gebroken. Hij is ten slotte, geheel ingepakt in plastic, voor oud vuil achtergelaten op een bouwterrein.” Hij was overleden aan een hartstilstand, de Marokkanen dumpten zijn lijk ter hoogte van Vinkeveen bij een weg in aanleg.

Het duurt geruime tijd voor er aanhoudingen worden verricht, maar ze komen allemaal aan de beurt. Van Rini S. tot de Marokkaanse broers. Rini S. krijgt in hoger beroep alleen een gevangenisstraf van negen maanden wegens bedreiging, de Marokkanen worden vrijgesproken. Het kan niet bewezen worden dat zij bij de marteling van Epskamp aanwezig waren – en vermoedelijk waren ze dat ook niet. Er is een verklaring van iemand dat een Engelsman de fatale ondervraging had gedaan, maar die wordt niet gevonden. De enige die écht straf krijgt is Ab: in hoger beroep krijgt hij acht jaar. Wegens betrokkenheid bij de dood van Epskamp.

Aanvankelijk komt hij er net als de anderen genadig af. Hij was ook getuige en slachtoffer, geen dader. Pas een jaar later keert het tij zich tegen hem. Chauffeur Cor B., loodseigenaar Jan Patat en een paar randfiguren leggen belastende verklaringen over hem af. Die komen erop neer dat hij gezegd zou hebben dat hij zelf bij de uiteindelijke fatale marteling van Epskamp aanwezig geweest zou zijn.

Ab: “Volstrekte onzin en iedereen weet dat. Dit is in elkaar gedraaid door de recherche. Eerst komen ze met een getuige die zegt dat hij een uitspraak van mij heeft opgenomen met zijn telefoon. Staat niet op de telefoon, ondanks dat ze technisch alles uit de kast hebben gehaald. Maar het wordt wel als bewijs gebruikt. Een andere getuige zegt dat ik er in de gevangenis iets over heb gezegd. Was iemand waar ik ruzie mee had.”

Ook Rinie S., Jan Patat en chauffeur Cor B. leggen belastende verklaringen af over Ab. Die ook nog eens gemanipuleerd lijken. Zo klopt de tijdlijn in de videoverhoren op bepaalde punten ineens niet meer. Er zijn midden in verhoren passages weggeknipt. Ab: “Ik had altijd mijn handen in het vuur gestoken voor Jan Patat. Dat was de reden dat hij in Roosendaal zonder kleerscheuren kon vertrekken. Maar nu blijkt dat ik me ongelooflijk in die man heb vergist. De recherche wilde graag scoren en heeft een aantal getuigen zo ver gekregen om valse verklaringen over mij af te leggen. In ruil voor wat?”

Als het al te laat is, lijken de stukjes van de puzzel op hun plek te vallen. De gestolen partij is officieel nooit teruggevonden, maar in het milieu is bekend dat de vracht met deze stempels in Duitsland is terechtgekomen. In het dossier zitten verschillende verklaringen van getuigen die zeggen Rob en Hans B. de betreffende partij hasj hebben gestolen. Rob B. is een oude bekende: het transport waarvoor Thomas van der Bijl werd aangehouden, was ook een actie van deze Rob ‘brilletje’ B. uit Zaandam; Thomas werd eerder dan de andere verdachten vrijgelaten, in ruil voor verklaringen over Willem Holleeder. Kort daarna – in april 2007 – werd hij in zijn café De Hallen in Amsterdam geliquideerd.

Een van de getuigen verklaart dat rond kerst 2004 “Rob B. met de vraag kwam of ik opslagruimte voor hem kon regelen. Dit heb ik gedaan en tussen kerst en oud en nieuw werd dit bij de opslag aangeleverd. Dit bleek te gaan om circa drie ton hasj. Later vertelde hij mij dat hij dit had weggehaald. Een net woord voor gestolen. Na verloop van tijd is het duidelijk geworden, door middel van publiciteit (pers) en gesprekken welke ik opgevangen heb, dat het om de partij ging waarvoor Paul Epskamp verantwoordelijk is gehouden en voor het stelen van de partij is komen te overlijden.”

 

 

HET EUROPESE HOF GRIJPT IN

Op 15 mei 2007 veroordeelt de rechtbank Alkmaar Ab Hokkeling tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar voor het samen met anderen plegen van het misdrijf waarbij Paul Epskamp om het leven is gekomen en voor het vervoer en het transport van de partij hasj. Hij gaat in beroep. Op het moment dat de zaak wordt behandeld, zit Hokkeling in Noorwegen, voor een hasjtransport. Z

ijn advocaat geeft aan dat zijn cliënt het van groot belang vindt zelf bij het proces aanwezig te zijn, omdat de veroordeling bij de rechtbank gebaseerd is op verklaringen en op overtuiging, niet op feiten. Hij komt binnen afzienbare tijd vrij, het is inmiddels allemaal al drie jaar geleden, een paar weken uitstel moet toch kunnen, zo lijkt het. Maar het Hof vindt het niet nodig en besluit vonnis te vellen zonder dat Hokkeling bij de zitting is geweest. Hokkeling gaat in cassatie, met advocaat Stijn Franken, met als ‘middel’ dat het aanwezigheidsrecht is geschonden.

In december 2011 verwerpt de Hoge Raad het beroep. Dan volgt de gang naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). In februari 2017 stelt het Europees Hof Hokkeling in het gelijk. In april 2017 dient advocaat Niek Hendriksen het herzieningsverzoek in bij de Hoge Raad, dat naar verwachting de zaak voor een nieuwe behandeling zal terugverwijzen naar een Gerechtshof.

Als de zaak opnieuw behandeld wordt – maar dat zal wel 2018 worden – kan iemand Hokkeling misschien duidelijk maken hoe het toch kan dat de rechtbank destijds Hassan El K. Niet schuldig heeft verklaard aan de dood van Paul Epskamp, terwijl hij zelf heeft verklaard dat hij met Epskamp en Hokkeling in Roosendaal is geweest. Waarom de één wel veroordeeld en de ander niet?

Voor Hokkeling is het vooral een principekwestie, hij heeft zijn straf allang uitgezeten. “Ik ben niet medeverantwoordelijk voor de dood van Epskamp. Degenen die er wel schuld aan hebben, zijn niet gevonden en degenen die verantwoordelijk zijn voor het stelen van die partij hasj zijn helemaal nooit vervolgd.”

Advocaat Hendriksen: “De drie mannen die achter de verdwijning van de hasj zaten hadden er alle belang bij Hokkeling de schuld voor de dood van Epskamp in de schoenen te schuiven. Een van hen, Ibrahim S., heeft in 2007 verklaard dat hij zeker wist dat Rob B. en Ab Hokkeling te maken hadden met de moord op Epskamp. Dat was een verklaring uit rancune en die klopte niet met wat hij eerder verklaarde. Ibrahim S. verklaart ook dat hij met de CIE heeft gesproken en informatie heeft gegeven. Die verklaring is nooit verstrekt aan de verdediging. Die stukken hadden de rechter een heel andere kijk gegeven op het feitenmateriaal. Op basis daarvan had Hokkeling moeten worden vrijgesproken.”

Bloedbroeders: de Baarnse moordzaak

$
0
0

In mei 2017 wordt verzekeringsbedrijf Conservatrix uit Baarn voor één euro overgenomen door een Amerikaanse investeerder. In 2007 stonden de eigenaars, de broers Boudewijn en Ewout Henny, nog in de Quote met een geschat vermogen van 147 miljoen euro. De teloorgang van het familiebedrijf zou minder stof hebben doen opwaaien als de eigenaars niet op een andere manier geschiedenis hadden geschreven. Misdaadgeschiedenis. Het hoofdkantoor van het bedrijf, villa Canton in Baarn, was in 1960 het decor voor een moord waarbij vooral het motief tot de verbeelding spreekt. De daders: de rijkeluiszoontjes Boudewijn en Ewout Henny en timmermanszoon Henny Werkhoven.

“Leuker leven dan je van plan was,” was de slogan van uitvaartverzorger Nuvema, een bedrijf van de dan nog als schatrijk gekwalificeerde broers Boudewijn en Ewout Henny uit Baarn. Het moederbedrijf heet Conservatrix, een verzekeringsmaatschappij. Nuvema is de uitvaartpoot. Welk leuk leven de in 1960 veertienjarige Theo Mastwijk voor ogen had, zullen we nooit weten, zijn sterven was in elk geval verre van aangenaam. Als Theo op 20 juni 1960 met een gestolen brommer wordt aangehouden, zet de politie hem zo onder druk dat hij bang wordt. Hij heeft het gestolen goed betrokken van timmermanszoon Henny Werkhoven. (15); die heeft een goed stel hersens en zit op het Baarns Lyceum, van oudsher het domicilie van de betere stand.

Henny is op deze school goed bevriend geraakt met de rijkeluiszoontjes Boudewijn(17) en Ewout(16) Henny. Met z’n drieën plegen ze in de zomer van 1960 een hele serie inbraken in Baarn en omgeving. Doordat de politie Theo dreigt met tuchthuis, klopt hij bij de dieven aan: die moeten hem helpen. Ze laten hem onderduiken in de torenkamer van de 42 kamers tellende villa van de familie Henny, die daar met z’n achten wonen. In het immense huis valt de onderduiker niet op. De broers brengen hem brood en luchten hem ’s avonds op het dak. Hij doet geen enkele poging te ontsnappen. Er is een vaag plan hem naar het buitenland te brengen, maar ze zijn bang dat hij hen zal verraden. Begin juli doet de vader van Theo aangifte van vermissing van zijn zoon. Henny Werkhoven, hierover ondervraagd door de politie, beweert dat Theo naar België is gevlucht: uit angst voor het opvoedingsgesticht.

De familie Henny is voornemens de zomervakantie in het Zwitserse Neuchâtel door te brengen. Tijdens hun afwezigheid zal het hele huis worden geschilderd. De kans is groot dat onderduiker Theo dan wordt ontdekt. Op 31 juli wordt er ‘krijgsraad’ gehouden en besloten dat Theo moet verdwijnen. Het lijk zal worden gedumpt in een ongebruikte put in de tuin. Broer Ewout komt met het idee van ongebluste kalk: hij meent dat een lijk daarin snel oplost. Wat niet waar is: het werd in die tijd als ontsmettingsmiddel gebruikt bij het begraven van kadavers.

In de nacht van maandag 1 op dinsdag 2 augustus, kort na middernacht, doen ze eerst een poging Theo te vergiftigen met tabletjes in bier. Dat mislukt. Dan lokken ze hem naar een schuurtje, waar ze hem proberen te wurgen. Ook dat lukt niet. Vervolgens slaat Boudewijn of Henny Theo de schedel in met een hakbijl (beiden beweren dat de ander dat heeft gedaan). Ewout zou ‘op de uitkijk’ hebben gestaan. In het holst van de nacht dumpen ze Theo in de put, gooien de kalk eroverheen en een paar emmers water, wat zand en sluiten de put af.

Boudewijn Henny tijdens het proces

Van de drie moordenaars zit Ewout er het meest mee in zijn maag. Terwijl broer Boudewijn in Leiden gaat studeren, blijft hij thuis wonen. In het najaar van 1961 wil de familie een kraan aanleggen in het schuurtje; voor de afvoer moet de put worden gebruikt. Die zit echter verstopt, en dat weet Ewout. Hij staat erbij als de metselaar de put openmaakt en de botten aantreft. Het lijkt met een sisser af te lopen: de befaamde patholoog-anatoom dr. J. Zeldenrust constateert dat de botten van een vrouw zijn en dat ze in de oorlog is omgekomen, maar twee rechercheurs van de Baarnse politie vinden het vreemd dat er bij de resten van het skelet enkele stukjes textiel zijn gevonden die volgens hen nooit uit de oorlog kunnen dateren. Toen waren er nog geen spijkerbroeken. En een deel van een blouse heeft een motief dat een van de rechercheurs zelfs bekend voorkomt. “Is Theo Mastwijk eigenlijk al terug?” flitst door zijn hoofd.

Hij pakt het dossier van de in juli 1960 als vermist opgegeven scholier erbij en constateert dat het in de put gevonden stukje textiel overeenkomt met de blouse van Theo, op een foto die bij het opsporingsbericht was verspreid. In november worden de drie moordenaars gearresteerd. Ewout en Henny bekennen, Boudewijn geeft niet toe. Heel Nederland staat een dag later op z’n kop: Boudewijn heeft na het verhoor, dat tot diep in de nacht doorging, kans gezien te ontsnappen uit het politiebureau in Baarn. ‘Klassenjustitie!’ schrijven de kranten. In feite was het ook nauwelijks ontsnappen: Boudewijn was gewoon de deur uit gewandeld, maar dat verhaal kon de politie moeilijk vertellen.

Het Gooi leeft in doodsangst voor de ontsnapte moordenaar, naar wie dag en nacht honderden agenten op zoek zijn en de verantwoordelijke justitiemensen krijgen het zwaar te verduren. Het is dan ook haast een anticlimax als Boudewijn in het ouderlijk huis wordt aangetroffen, waar hij beschutting heeft gezocht tegen de kou en de regen. Hij geeft zich vrijwillig aan. De officier van justitie, mr. W.H. Overbeek, komt hem persoonlijk ophalen, zonder de politie daarin te kennen. Hij neemt Boudewijn in de villa een verhoor af, waarbij de conclusie is dat Henny Werkhoven de moord heeft gepleegd, dat Boudewijn er wel bij aanwezig was, maar niets had gedaan.

Ewout Henny tijdens het proces

Tijdens het proces, in maart 1961 bij de rechtbank in Utrecht, blijft onduidelijk wat de drie jongens precies heeft bewogen. Psychiater dr. J. Kloek zegt over Henny Werkhoven.: “Hij maakt de indruk normaal te zijn maar hij leeft in slechts schijnbaar contact met de rest van de wereld.”

Volgens hem heerste er een soort dwangpsychose in het groepje: “Als er maar één oudere was geweest, die een verstandig woord zou hebben gezegd zou er niets zijn gebeurd, maar ze durfden voor elkaar hun ‘zwakheid’ niet toe te geven. En zo ontstond het gevoel, dat het móest gebeuren, dat tenslotte alle overwegingen overheerste.”

Tijdens het verhoor door de rechter toont Henny Werkhoven zich onbewogen. Hij vertelt dat Theo had gedreigd de politie te vertellen dat hij en de broers hadden ingebroken. Tijdens de krijgsraad op zondagmorgen was wel even ter sprake gekomen Theo los te laten en het risico van een paar weken gevangenisstraf te riskeren, maar de broers vreesden de schande. Het vergiftigen – fijngestampte slaappillen en aspirine in een flesje bier – mislukte.

Henny adviseerde Ewout wurging met een plastic draad. Ze kwamen overeen dat Henny dat moest uitvoeren, maar op het moment suprême kon hij het niet aan: de waslijn schoot uit zijn hand. Daarop sloeg Boudewijn – volgens Henny – Theo met een hakbijl op het hoofd. Psychiater Kloek schetst Henny als een scherpzinnige jongen met een uiterst praktische intelligentie, maar wel erg beïnvloedbaar. Er was een soort wisselwerking ontstaan, waarin de een niet voor de ander heeft willen onderdoen. Het groepje had geen uitgesproken leider: “Het voornemen iets te doen, dat buiten alle proporties viel, had macht over hen gekregen.”

Henny Werkhoven tijdens het proces

Henny legt zijn verklaringen af alsof hij er zelf geen deel aan had genomen: geen spoor van emotie of van berouw. Boudewijn mag tijdens het verhoor bij de rechtbank gaan zitten: “Staande kan hij niet denken.” Boudewijn zit ineengedoken in zijn stoel, de ogen halfgesloten, en praat zo zacht dat de rechters moeite hebben hem te verstaan. Hij komt weifelend over. Bijvoorbeeld over diefstal uit hotel Trier in Soestdijk, van een schrijfmachine, een stolp-pendule en wat glaswerk, een half jaar na de moord op Theo Mastwijk.

Zijn verklaring: de moord had zo’n indruk op hem gemaakt dat hij het gevoel kreeg er zelf niet bij aanwezig te zijn geweest. Alsof hij het ooit ergens gelezen had. Dit gevoel wilde hij verifiëren. Hij wist wel dat het drama was voortgevloeid uit een diefstal, waarbij hijzelf betrokken was geweest en die hij in zijn herinnering als een concreet feit terugvond. Dit bracht hem op de gedachte opnieuw te gaan stelen en de afloop daarvan af te wachten. Er gebeurde niets: er kwam geen politie aan de deur, conclusie: de affaire-Mastwijk was er dus niet geweest. Deze verklaring wordt voorgelegd aan getuige-deskundige prof. dr. H.C. Rümke, maar die kan er weinig mee.

Onderduiker Theo was veertig dagen lang hoofdzakelijk door Boudewijn in het geheim verzorgd: hij kreeg brood en restjes van warme maaltijden. De bedoeling was geweest hem tien dagen te houden en hem dan naar het buitenland te brengen, maar dat was er dus niet van gekomen. Bovendien hadden Boudewijn en Henny Werkhoven ruzie gekregen.

Over de ‘krijgsraad’ lopen de meningen van de betrokkenen uiteen. Volgens Boudewijn was het Henny geweest die voorstelde Theo uit de weg te ruimen. Zijn eigen idee om hem te vergiftigen was alleen bedoeld om Henny schrik aan te jagen, zodat die wat op zou schieten met het plan Theo naar het buitenland te brengen. Henny zou ook hebben besloten dat als de wurging zou mislukken, Boudewijn het karwei met het kapmes af zou maken. Hij ontkent ook te hebben geholpen Theo’s lijk in de put te verbergen. De rechter ergert zich aan het gedraai: als het over zijn eigen rol gaat herinnert hij zich niets meer, “als het om de schuldvraag gaat weet je alles ineens precies. Vind je dat niet eigenaardig?”

De rechter laat hem de vervaarlijke hakbijl zien waarmee Theo op het hoofd is geslagen: weet hij zeker dat hij dit niet in de hand heeft gehad? Boudewijn: “Dat weet ik zeker omdat ik de slagen achter mij heb gehoord.”

Volgens broer Ewout had Boudewijn, tijdens de mislukte poging Theo te wurgen met de waslijn, een ijzeren staaf gegrepen en geroepen: “We slaan hem de hersens in.”

Boudewijn: “Er staat me niets van voor de geest.”

Dat Theo’s kleren nooit zijn gevonden, is ook vreemd. Boudewijn weet niet hoe dat kan. De politie heeft misschien ‘slordig gegraven’. Dr. Rümke ziet tussen de drie jongens weinig verschil in verminderde toerekeningsvatbaarheid: geen van hen is ‘pertinent misdadig.’

Ewout, die bij de politie vooral verklaringen heeft afgelegd in het nadeel van broer Boudewijn, schuift tijdens de zitting de schuld op Henny Werkhoven. Een andere verrassing is dat dr. J. Zeldenrust het waarschijnlijk acht dat het slachtoffer pas is overleden nadat het in de put was geduwd en met ongebluste kalk overdekt. Volgens Ewout waren de diefstallen vóór de moord ‘om het avontuur’, ná de moord mede om ‘al die narigheid af te reageren’. Het ging niet om gebrek aan geld.

Ewout was zelf de sleutel tot de ontdekking, door juist deze put aan te wijzen als afvoer voor een waterleiding. Bedoeld om de restanten juist beter weg te werken, of wilde hij onbewust dat het ontdekt werd? De psychiater is op dit punt ‘niet veel verder gekomen’.

Later op de dag zitten de drie verdachten voor het eerst naast elkaar. Boudewijn en Henny kijken elkaar geruime tijd strak en vijandig aan, dan schudt Boudewijn met een zenuwtrek het hoofd. Nadien wisselen de hoofdverdachten geen blik meer. Algemene indruk is dat Henny de meest geloofwaardige visie heeft gegeven. De eis: twaalf jaar en tbs voor Henny en Boudewijn, zeven jaar voor Ewout.

François Pauwels, verdediger van Henny Werkhoven, noemt in zijn pleidooi slachtoffer Theo “een klein monster” dat de drie verdachten sterk in zijn greep had. Hij ziet het als een chantagemoord. Pauwels: “Toen Theo uit de schuur kwam, de strop om de hals kreeg en ‘Wat nu?’ zei, is er een misdadige spanning over de jongens gekomen, waarin ze haast wel moesten doden.”

Op donderdag 11 april 1963 worden Boudewijn en Henny Werkhoven veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, Ewout krijgt zes jaar. Ze gaan niet in beroep. Officier van justitie mr. W.H. Overbeek krijgt een berisping van de minister. Overbeek, geboren in 1913, overlijdt in 1994. De geur van ‘klassenjustitie’ is vooral op zijn conto te schrijven. Dat Overbeek de familie Henny goed kende, was bekend. Wat nog niet eerder naar buiten kwam: Boudewijn en Overbeek hadden elkaar vóór de moord al eens ontmoet in het kader van een dispuut.

De Baarnse moordzaak is nooit uit het collectieve geheugen verdwenen. Vriend van verdienste, een psychologische thriller van Thomas Rosenboom uit 1985, is gebaseerd op deze zaak. In 2007 stappen de twee broers en multimiljonairs, die nu met hun dubbele voornamen John Ewout (63) en Frans Boudewijn (64) worden aangeduid, naar de rechter om hun vermelding in de Quote 500 aan te pakken. Niet omdat ze met een geschat vermogen van 147 miljoen euro op nummer 178 staan, maar omdat erbij wordt vermeld dat deze topmannen van de Baarnse levensverzekeraar Conservatrix in juli 1960 hun vriendje Theo Mastwijk hebben vermoord, in en bij de villa Canton in Baarn, waar hun bedrijven gevestigd zijn. In levensverzekering en uitvaart.

Er wacht meer narigheid: in 2008 een film (Bloedbroeders) over hun verleden. Daar zijn ze ook niet blij mee, en in mei 2014 doet de Autoriteit Financiële Markten een inval bij Nuvema, de uitvaartpoot. In 2017 gaat het licht nog verder uit en wordt het bedrijf voor één euro verkocht aan een Amerikaanse investeerder.

CONSERVATRIX: NA BIJNA ANDERHALVE EEUW VERKOCHT VOOR ÉÉN EURO

In april 2017 probeerden de eigenaren van de Nederlandsche Algemeene Maatschappij van Levensverzekeringen Conservatrix de gedwongen verkoop van hun bedrijf vergeefs af te wenden, bij de rechtbank in Amsterdam  Het bedrijf van de familie Henny heeft volgens toezichthouder De Nederlandsche Bank onvoldoende financiële reserve waardoor het op termijn niet kan voldoen aan mogelijke claims en moet gedwongen worden verkocht. In een laatste poging het onheil af te wenden stelde de familie voor van alle verzekeringen die ze ooit hadden verkocht de polisvoorwaarden te wijzigen zodat ze minder verplichtingen zouden hebben, maar daar ging de rechter niet in mee. Het bedrijf komt voor één euro in handen van het Amerikaanse Eli Global, dat er 88 miljoen euro in steekt.

Conservatrix is opgericht in 1872 en was een middelgrote verzekeraar met zo’n 100.000 klanten en 400 miljoen euro aan beheerde inleg, maar drie jaar geleden stelde DNB vast dat de financiële positie ernstig onder de maat was en dat er moest worden ingegrepen. Er werd een curator aangesteld, een herstelplan werd verworpen en op 1 januari 2015 mocht het bedrijf geen verzekering meer verkopen of verlengen. Er volgde een serie rechtszaken.  Volgens John Molenaar, de advocaat van het bedrijf, is Conservatrix gezond en veel krachtiger dan de DNB stelt. In een reactie in de Volkskrant zei hij: “De familie voelt zich oneerlijk behandeld.” Volgens hem worden de potentiële risico’s op de lange termijn veel te zwaar ingeschat en gaat DNB uit van een onnodig negatief scenario.” Het aanvullen van kapitaal uit eigen zak was niet mogelijk, zoveel liquide middelen had de familie niet.

De reportage over de Baarnse moordzaak is een hoofdstuk uit het in 2015 verschenen boek Moordenaars in Nederland  

 

Daan en Alan: ‘voor de grap’ vermoord

$
0
0

Op zondag 14 mei 2000, even voor half zes in de ochtend, worden in een parkeergarage aan de Ouverturestraat in Loosduinen de 22-jarige glazenwasser Daan de Blok en zijn 31-jarige stapvriend Alan Roos gevonden. Beiden zijn drie keer door hun hoofd geschoten. Het lijkt een kille executie, maar niemand kan een motief bedenken. De politie weet de daders te achterhalen: de 51-jarige Kobus R. en zijn 31-jarige zoon Tommix. De huiveringwekkende waarheid is dat Daan en Alan ‘voor de grap’ zijn vermoord. Zomaar. ‘Killing for fun’, zo noemde de openbare aanklager het. Omdat Kobus zin had mensen dood te schieten. Hij is veroordeeld tot 20 jaar. In 2016 is deze Kobus  betrokken bij de ontvoering van zakenman Ronald Maurits uit Nunspeet. Zie hier.

In oktober 2002 berust de dan 32-jarige Tommix R. in zijn gevangenisstraf van twaalf jaar voor het medeplegen van moord op Alan Roos en Daan de Blok. In de praktijk betekent het dat hij in 2008 weer vrijkomt. Het enige wat hem nog restte, was in cassatie gaan, maar daar zag hij niet veel heil in. Wat volgens zijn advocaat niet betekent dat hij schuld bekent: hij blijft erbij dat zijn vader Kobus Alan Roos (foto onder) en Daan de Blok op de vroege ochtend van 14 mei 2000 in Loosduinen heeft doodgeschoten.

Zondag 14 mei 2000 is het moederdag, maar voor de families Roos en De Blok is die dag de hel op de aarde neergedaald. Het is de dag waarop ze te horen krijgen dat in de afgelopen nacht Alan en Daan in Loosduinen zijn vermoord.

Het duurt nog een hele tijd voor de daders bekend worden, al zijn er al snel aanwijzingen in welke hoek het gezocht moet worden. Maar het is zo onbegrijpelijk dat de waarheid haast niet te bevatten is. Je wordt toch niet zomaar doodgeschoten? Toch wel, zo wordt duidelijk als er vijf maanden later vier mensen worden aangehouden.

De hoofdverdachten zijn Kobus R.(51) en zijn zoon Tommix (31), afkomstig van een woonwagenkamp in Kijkduin. Kobus R. blijft hardnekkig ontkennen, Tommix doet uiteindelijk uit de doeken hoe het volgens hem is gegaan. Of dat de absolute waarheid is, staat niet vast.

Zaterdag 13 mei 2000 was eigenlijk een heel gewone dag. Alan Roos had eerst zijn vriendin Yvon naar haar werk gebracht en ging daarna naar het jaarlijkse voetbaltoernooi met buffet en feestavond, georganiseerd door zijn vader Martin. Alan voetbalde zelf niet, maar hij was wel betrokken bij de club en was regelmatig in de kantine. Bij feestelijke gelegenheden was hij sowieso altijd van de partij. Tegen één uur ‘s nachts gaan Alan, Maurice Roos (een broer van  Alan), neef Raymond en nog twee vrienden bij de voetbalclub weg. Zij gaan nog even stappen in de buurt: discotheek ‘O’ in Kijkduin. Rond kwart over vier gaan Maurice, Raymond en een vriend naar huis. Alan en een vriend blijven nog. Deze vriend heeft Alan niet meer gesproken omdat hij met een meisje is meegegaan.

Alan heeft inmiddels Daan de Blok ontmoet. Ze spreken af  samen vanuit de ‘O’ naar centrum van Den Haag te gaan. Om tien over vijf vertrekken ze. De portier van de ‘O’ ziet niks vreemds of verdachts.

Als de twee lichamen de volgende dag in de parkeergarage aan de Ouverturestraat worden gevonden, is het voor iedereen een volslagen raadsel wat er gebeurd kan zijn. Het lijkt een liquidatie, een koelbloedige afrekening in het criminele milieu, maar niemand weet iets van dubieuze contacten van de slachtoffers.

Het duurt vijf maanden voor er een tip van de sluier wordt opgelicht. Dan worden er vier verdachten, allemaal uit één familie, aangehouden. Drie mannen en een vrouw, woonwagenbewoners. De man zijn Kobus R.(51), zijn zoon Tommix (30), een broer van de vader en de ex-vrouw van de broer, allebei 39 jaar.

Kobus R. zwijgt in alle talen, uit de verklaringen van Tommix wordt min of meer duidelijk wat er is gebeurd. Kobus en Tommix reden door de stad en boden Alan en Daan een lift aan. Kobus had al een pistool bij zich, maar hij zegt in het Bargoens tegen Tommix dat hij nog een ‘dinkerink’ (een vuurwapen) op moet halen. Ze stoppen bij het woonwagenkamp en halen inderdaad een tweede pistool op.

Alan en Daan moeten dat bepaald geen prettige gedachte hebben gevonden: ze dachten even een lift te krijgen naar de stad, nu komen ze terecht op een kamp waar iemand een wapen gaat halen. Of ze dat hebben waargenomen staat niet helemaal vast, maar als ze even later weer op weg zijn geven ze kennelijk aan dat ze zich niet prettig voelen bij de gang van zaken en ontstaat er een woordenwisseling.

Vast staat dat Tommix achter het stuur zit. Alan zit naast hem, vader Kobus zit naast Daan op de achterbank. Hij schiet eerst Daan, vervolgens  Alan twee keer door het hoofd. Ze rijden naar de parkeerplaats bij het winkelcentrum in Loosduinen, slepen de lichamen van de twee jongens uit de auto en leggen ze neer op twee parkeervakken onder het parkeerdak.

Als Tommix ziet dat een van de jongens nog beweegt, roept hij: ‘Ze leven nog’. Dan schiet Kobus beiden nog een keer van dichtbij door het hoofd. Kobus draait de lichamen nog om en doorzoekt de zakken. Vervolgens rijden ze naar een wat afgelegen gebied vlakbij het woonwagenkamp in Kijkduin. Daar steken ze de auto in brand.

Direct na de ontdekking van de lichamen wijst het spoor al in deze richting: de uitgebrande auto is niet onopgemerkt gebleven en er gaat meteen ook al een gerucht dat er kogelgaten in het wrak zijn gezien. Toch duurt het nog vijf maanden voor de politie voldoende bewijs denkt te hebben om de verdachten aan te houden. Daarvan blijven er maar twee over: de broer van Kobus en diens ex-vrouw lijken er niets mee van doen te hebben gehad, althans: er kan niks bewezen worden. De vrouw wordt kort na de aanhouding vrijgelaten, de broer na drie maanden.

In eerste instantie eist het Openbaar Ministerie levenslang voor beide daders. De uitspraak, op 7 mei 2001: Kobus R. krijgt 18 jaar, zoon Tommix 14 jaar. De rechtbank vindt het ‘dubbele doodslag’, geen moord. Bij moord is er sprake van voorbedachte rade: de dader moet vooraf de bedoeling hebben gehad iemand van het leven te beroven. Bij doodslag is het iets dat iemand min of meer overkomt: bij een ruzie of bedreiging. De nabestaanden vinden het onbegrijpelijk: er werd nota bene onderweg nog een extra vuurwapen opgehaald, dat was toch alleen bedoeld om de moorden mee te plegen?

In hoger beroep blijkt dat het Gerechtshof het ook zo ziet: de mannen worden inderdaad veroordeeld voor moord. Voor Kobus betekent het dat hij er twee jaar bij krijgt, Tommix krijgt twee jaar minder. Het Hof gaat er vanuit dat Kobus de initiatiefnemer is geweest en dat zoon Tommix zich wat heeft laten meeslepen. Het waren overigens geen van beiden lieverdjes: Tommix was in maart 2000 net vrijgekomen, na een straf voor geweldpleging en roof. Vader Kobus was in september 1999 vrijgekomen na een straf van zes jaar voor geweldpleging en roof.

Géén antwoord komt er op de vraag die iedereen bezighoudt: waarom?

Waarom moesten Daan en Alan dood?

De waarheid lijkt huiveringwekkend.

Pure moordlust.

Kobus R. had gewoon zin om een paar mensen dood te maken. Toevallig kwamen Daan en Alan op zijn pad.

De aanklager bij het gerechtshof noemt het onomwonden:  “Ik ben bang dat hier sprake is van killing for fun.” Doden voor de grap.

Of Kobus het zelf kan verklaren, is nog de vraag, het staat wel vast dat hij het niet doet: hij beroept zich op zijn zwijgrecht. Tot ergernis en verdriet voor de nabestaanden sleept het proces zich op die manier voort.

Martin Roos, de vader van Alan, ergert zich mateloos aan de rechtsgang en aan de negen zittingen lang zwijgende Kobus R., die wel keer op keer in beroep gaat. Waarom mogen verdachten in hoger beroep als ze toch niks zeggen, vraagt Martin zich af. En de nabestaanden die wel heel graag iets wilden zeggen tijdens de rechtszaak, werd de mond gesnoerd: het verzoek werd afgewezen.

Samen met een aantal anderen richtte Martin Roos de stichting ‘AANDACHT DOET SPREKEN’ op, een belangenorganisatie voor en door alle slachtoffers en nabestaanden van ernstige geweldsdelicten. Op de website staan inmiddels al heel wat verhalen van nabestaanden.

 

KILLING FOR FUN

Op de website ‘Aandacht doet spreken’ vertelde Cynthia, de tien jaar jongere zus van Alan Roos, iets over de moord op haar broer.

“We hadden die zaterdagavond een feestje, dat mijn vader had georganiseerd op de voetbalvereniging. Daarna is Alan met vrienden op stap gegaan. Ik zou eigenlijk meegaan, maar was niet lekker, dus ging ik naar huis. De volgende dag sprak ik mijn moeder aan de telefoon toen op de achtergrond bij haar de bel ging en ik mijn schoonzus hoorde roepen “Hij is nog niet thuis!”. Dat was gek, het was 12.00 uur ’s middags. Mijn broer was uitvaartleider en had beloofd een nieuwe collega te helpen met de uitvaart van een kindje. Alan kon het laat en gek maken, maar hij nam zijn werk zo serieus dat het vreemd was dat hij niet kwam opdagen. Natuurlijk denk je niet meteen het ergste, eerder: die is bij een ander blijven slapen. Ik dacht: als ik hem zie, krijgt hij er van langs! Maar omdat mijn ouders erg ongerust waren, ben ik gaan zoeken. Bij de voetbalclub, in zijn huis. Misschien was hij ondertussen thuisgekomen en schaamde hij zich voor al die bezorgde voicemails. Maar nee. Toen ik terugkwam, hadden mijn ouders hem als vermist opgegeven. De paniek sloeg echt toe op het moment dat mijn vader zei: ‘Ik heb vanochtend niet zo’n leuk verhaal gehoord’. Hij was op de voetbalclub de troep van de vorige avond aan het opruimen toen er een oud baasje langskwam: ‘Heb je het al gehoord? Ze hebben twee gasten neergeschoten’. Mijn vader dacht nog: ‘Komt dat tuig nu ook al hierheen?’ Maar dat bericht is in zijn hoofd blijven zitten. Toen ik dat hoorde, hield ik het niet meer en ben naar het politiebureau gereden.”

Tijdens de rechtszitting zag Cynthia de moordenaars voor het eerst. “Dat was heel onwezenlijk. Van die blik in hun ogen werd ik bang. Zo brutaal. Op een gegeven moment deed de jongste dader, Tommix R., een spelletje met mij: wie het langst kan blijven kijken. Ik hield het niet vol, moest mijn hoofd wegdraaien. Nog nooit van mijn leven had ik hem gezien, maar hij keek alsof hij mij ook kon doodschieten.”

Over de derde verdachte, de broer van Kobus, vertelt Cynthia: “Ze noemen hem Ome Tom. Hij was ook die avond in de discotheek en hij was erbij toen de auto in de fik ging. Misschien was hij er ook wel bij ín de auto. Maar omdat er geen getuigen zijn, valt niets te bewijzen. Twee jaar geleden zat ik te eten met mijn vriend in een restaurant, wie loopt daar voorbij: die zogenaamde Ome Tom. Ik werd gek! Ik ben naar buiten gerend, stond te trillen als een rietje, maar moest hem confronteren. Ik vroeg hem of hij zich wel realiseerde wat voor een verdriet hij ons heeft aangedaan. Het is een boomlange kerel, maar door mijn woorden werd hij piepklein. Het enige wat hij kon uitbrengen was: “Mevrouw, ik vind het heel erg. Ik weet het allemaal niet.” Als ik er nu over nadenk, denk ik: dat ik dat heb gedaan! Maar het was een reflex.”

 


Ontvoering in Nunspeet (4)

$
0
0

In december 2016 wordt zakenman Ronald Maurits (53) uit Doornspijk in Nunspeet ontvoerd. Wat zowel hij als de ontvoerders  niet weten is dat de actie door een buurtbewoner is gefilmd en vrijwel meteen online is gezet. Anders was deze affaire nimmer aan het licht gekomen. Het gaat om een afpersing, maar hadden de daders wel de juiste persoon voor zich?

Schokkend: een van de verdachten blijkt de beruchte Kobus R. (67) te zijn, die nog niet zo heel lang op vrije voeten was. Hij vermoordde op 14 mei 2000 twee Haagse jongens. Voor de fun. De eis was levenslang, hij kwam er genadig af met 20 jaar.

In de eerste aflevering ging het over het verband met Bianca van der H. uit Oss. Zij is een van de verdachten. Ze werd, als enige, begin juni vrijgelaten. Haar connectie met een van de ontvoerders, de Brabantse kamper Patrick J., was haar opgebroken (zie hier

In aflevering twee (zie hier) ging het over de ontvoering zelf: hoe de politie de daders én het slachtoffer op het spoor kwam en ’s avonds nog bezig is met het forensisch onderzoek in de woning van Ronald Maurits in Nunspeet, als de vrijgelaten gegijzelde aan de achterkant het erf op komt lopen en tot zijn verbazing al die politiemensen ziet.

In aflevering drie (zie hier) ondervraagt de politie Ronald Maurits over het hoe en waarom. Hij geeft geen toestemming geeft voor doorzoeking  omdat hij er het nut niet van inziet: de politie is de hele dag al in zijn huis, hij vindt het “één grote poppenkast”.  Volgens hem hebben de ontvoerders de verkeerde man voor zich gehad. Ze hebben zijn dochter bedreigd en gezegd dat als hij naar de politie zou gaan, ze zijn dochter dood zouden schieten. Hij was klemgereden en in een busje getrokken, hij dacht eerst dat het een arrestatieteam was. Er waren vier mannen. Ze droegen bivakmutsen. In de bus had hij de handboeien nog om, de bril en de muts nog op. Zijn benen en bovenlichaam werden in cellofaan gewikkeld, daarna werd zijn hoofd ingetaped. Ze zeiden dat hij dan minder geluid zou maken als hij in brand stond.

(vervolg) 

“Als ze mij iets vroegen, trokken ze het tape weg.” De mannen gaan een paar keer de bus uit om te overleggen. Dat kon hij niet horen. Ook hoorde hij dan geen omgevingsgeluid.

Er werd hem gevraagd hoeveel bedrijven hij had en hoeveel kinderen en waar zijn dochter woonde. Als hij zou liegen, ging de brand erin. Hij kreeg een aantal keren een wapen tegen zijn hoofd gedrukt. Hij werd tussendoor besprenkeld met een plantenspuit. Hij rook een sterke lucht. Geen benzine. Hij werd over zijn benen, zijn haar en zijn gezicht gespoten. Toen zeiden ze: “We zullen je laten gaan, maar als je naar de politie gaat dan vermoorden we eerst je dochter en dan jou.” 

Hij werd van de stoel gehaald en op de grond gelegd. Ze gingen weer rijden. Na ongeveer een kwartier moest hij de bus uit. Ze deden hem de handboeien en de folie af en haalden hem met twee man uit de bus. Hij kon zelf de tape en de muts verwijderen. Hij zag dat hij in een witte bus was vervoerd. Hij moest op zijn buik op de grond gaan liggen. Er ging iemand op hem staan. Toen moest hij op zijn rug gaan liggen, zijn armen naar voren doen en toen werden zijn handen voor zijn lichaam getaped. Vervolgens vertrokken de mannen.

Als hij om zich heen kijkt, ziet hij dat hij in de buurt van een begraafplaats is. In Drunen. Het is pas 15.40 uur. Hij gaat lopen. Bij een cafetaria gaat hij wat eten. Ze hebben zijn geld en bankpasjes niet afgepakt. Hij vraagt om een taxi, maar dat gaat minstens een uur duren, hij gaat lopend verder in de hoop een station te vinden. Op de Stationsweg ziet hij een bushalte. Hij neemt de bus naar Den Bosch-Centraal. Om 16.23 uur stapt hij op de trein naar Utrecht en stapt daar over op de trein naar Amersfoort. Met de taxi gaat hij naar een vriend, Nico Nieuwenhuis. Daar is hij rond zes uur.

Hij vertelt Nico in grote lijnen wat er is gebeurd. Nico brengt hem dan naar huis. Hij vertelt dat hij de politie niet heeft gebeld omdat er gedreigd is zijn dochter te vermoorden, hij wil eerst met Claudia overleggen. De overvallers hadden gezegd dat zijn auto bij de laatste afrit voor Nijkerk van de A28 zou staan, maar daar treffen ze hem niet aan. Daarna zijn ze doorgereden naar Doornspijk. Hij had weinig meer bij zich: alles was hem afgepakt, behalve zijn geld en twee bankpassen. Die avond vertelt hij aan de politie kort wat er is gebeurd.

 In het weekend kan iedereen even tot rust komen, op dinsdag 6 december wordt hij opnieuw gehoord als getuige, voor wat aanvullende informatie. Hij vertelt dat hij zijn dochter niet had benaderd. Hij heeft niet wekelijks contact met haar, hij is niet betrokken bij haar opvoeding, hij wilde geen onrust zaaien met deze poppenkast.

Tijdens de autorit stond er eerst een jerrycan bij zijn voeten; die werd later verplaatst. Toen ze de eerste keer stilstonden vroeg hij of ze het bureau in konden en of de handboeien losser konden, of af, maar hij moest zijn bek houden, ze wachtten op ondersteuning. Verder worden er wat onbelangrijke details besproken.

Op 12 december wordt hij opnieuw gehoord. Hij vertelt nu dat hij die vrijdag om elf uur een afspraak had in Amsterdam. Hij weet niet wie daarvan op de hoogte waren, maar hij vertrekt bijna elke dag ongeveer om dezelfde tijd.

Over zijn werkzaamheden vertelt hij dat hij klein onroerend goed doet; in het verleden verdiende hij geld met honden. In zijn woning is een Samsung telefoon aangetroffen. Hij zegt dat hij die aan half jaar geleden had gekocht omdat was verteld dat je ermee naar Australië kon bellen. Hij weet niets van de Spaanse simkaart die erin zit.

Op 10 januari wordt hij opnieuw gehoord. Dit keer vertelt hij dat de afspraak in Amsterdam om elf uur was met een autobedrijf. Hij is nog dag en nacht met de zaak bezig en vraagt zich ook af waarom hij is vrijgelaten. Misschien omdat de ontvoerders het filmpje in internet hadden gezien? Het is voor hem uit de lucht komen vallen.

Op 2 februari wordt hij weer gehoord, dit keer over details over de auto waarin hij was vervoerd en de ontvoerders. Hij heeft minimaal drie stemmen gehoord, in de loods was er duidelijk één leider die de opdrachten gaf. Hij denkt dat het een wat zuidelijk accent was, vermoedelijk een kamper.

Hij heeft een goede vriend, Robbie, een Hindoestaanse Surinamer uit Den Haag, geld geleend voor diens bedrijf, ook een beetje als investering. Dat is begonnen in 2007. Afgesproken was dat als het op terugbetalen aankwam, hij zou kijken of het voor hem interessant was om in te staopen of dat hij met een goed rendement uit zou laten betalen. In dat kader had hij een hypothecaire inschrijving op een pand gedaan, waarvan hij 125.000  terug ontvangen. Er staat nog 200.000 open. Robbie heeft een kantoor en een restaurant in Dubai en in Singapore een kantoor. Hij heeft een legaal bedrijf, dat voorzover bekend nooit betrokken is geweest bij criminele activiteiten en waar ook geen onderzoek naar loopt.  Er worden spullen in Rotterdam aangevoerd en daar verpakt en verzonden. Robbie heeft ook grond in India, maar daar weet Ronald verder niets van. De kinderen van Robbie zijn netjes opgevoed. Robbie is een nette vent, hij is religieus opgevoed en heeft normen en waarden. Ronald kent geen zakenpartners van Robbie.

(wordt vervolgd)

 

Feuilleton: een ontvoering in Nunspeet (5)

$
0
0

Toelichting en links naar eerdere afleveringen: zie hier

(vervolg) 

Hoe zijn de ontvoerders bij de politie in beeld gekomen? Ronald Maurits kende geen van hen en kon ook niets anders bedenken dan dat het motief iets te maken zou kunnen hebben met een oude lening aan zijn compagnon Robbie.

De ontvoering was op 2 december; ergens in december – er staat geen datum vermeld, alleen: de maand december – is er bij het TCI (Team Criminele Inlichtingen, voorheen CID en CIE) een bericht binnengekomen met de tekst:

“In de media is een video getoond van de ontvoerders van een man in Nunspeet. In deze video is te zien dat een van de daders, na het overmeesteren van het slachtoffer naar een bestelbus loopt, daar instapt en wegrijdt. Deze dader is gezien zijn postuur en manier van lopen Patrick J. uit Tilburg. Patrick J. maakt gebruik van het telefoonnummer 06 (en dan volgt het hele nummer).”

De verbalisanten schrijven erbij: “De verstrekte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt.” Patrick J. kwamen we al tegen in aflevering 1, als contact van Bianca van der H. uit Oss.

Het blijft lastig dit soort informatie te duiden. Heeft iemand dit voor tipgeld gedaan, of om Patrick J. een hak te zetten, of is het een truc van de politie om informatie wit te wassen en in het dossier te sluizen? Hoe dan ook, Patrick J. is in beeld. Vervolgens wordt hij geobserveerd en dan blijkt dat hij gebruik maakt van een Opel Vectra die op naam staat van een zekere R. van V. uit Tilburg, die verder geen rol speelt in het verhaal. 

Op 27 december bekijkt de politie camerabeelden van het Shell tankstation aan de A59 Ter Heesch, van 21 december, tussen kwart voor negen en half tien ’s avonds.  Het gaat om de inzittenden van de Opel Vectra. Op 21.07.55 is te zien dat de auto komt aanrijden en stopt bij pomp 4. De bestuurder is Patrick J.; hij stapt uit en loopt naar de tankshop, de medepassagier gaat tanken. Die komt even later ook de shop binnen. Patrick betaalt het tanken en een flesje Spa rood. Als hij naar de auto gaat, loopt hij eerst iets naar rechts, richting de A59, en kijkt hij nogal nadrukkelijk naar de snelweg. Dan stapt hij in aan de bestuurderskant. De passagier is nog even teruggelopen om een zak snoep te kopen en stapt dan ook in.

Het is mij niet helemaal duidelijk hoe het met de gegevens over deze auto is gegaan. Of de politie vóór het opvragen van deze beelden van het tanken al over het kenteken beschikte, of dat men die pas daar heeft achterhaald. Hoe dan ook, op 27 december beschikt men in elk geval over het kenteken en aan de hand daarvan worden de zogenaamde ARS-gegevens opgevraagd. Dat lijkt een routinekwestie, in werkelijkheid is hier wel wat meer aan de hand. Het gaat om de gegevens van de duizenden camera’s die boven de snelwegen hangen en die ooit bedoeld waren om het verkeer te reguleren. Meer daarover staat hier.

Uit de ARS-gegevens blijkt dat de Opel Vectra zich op 2 december – de dag van de ontvoering – tussen 21.44 en 21.48 uur via de A59 in oostelijke en noordoostelijke richting heeft bewogen, ongeveer vijftien kilometer van de locatie waar later de bij de ontvoering gebruikte BMW in brand is gestoken. Dat was op de Hertogstraat in Overlangel.

Tussen 22.22 en 22.28 uur heeft deze Opel zich over de N65 bewogen richting Tilburg. Wat is logisch? De Opel is omstreeks 21.59 uur heel even op de Hertogstraat in Overlangel geweest: om 22.14.29 uur is hij gesignaleerd op ARS-locatie Z_RWS_3012. Waar dat precies is, kan ik niet vinden, maar dat moet ergens op de route tussen Overlangel en Tilburg zijn geweest. Op vrijdagavond om 23.00 komt er een melding binnen van een auto die in brand staat, op de Hertogstraat in Overlangel (zie hier).

Over de uitvoerenden is voorlopig genoeg bekend. Er komen later nog wel wat bekende namen langs. Kobus R. hadden we al, er zijn er meer uit die kring. Maar wat zegt dat over het motief? Hoe kwamen ze erbij dat Ronald Maurits over drugs of over grote hoeveelheden crimineel geld zou beschikken? Wie zit erachter?

Dat was misschien heel lang een raadsel gebleven, als Ronald niet op zaterdag 21 januari 2017 ’s morgens om tien uur een brief in zijn brievenbus had gevonden. Hij leegt de brievenbus meestal maar één keer in de week, op dinsdagavond. Er wordt maar drie keer per week post bezorgd. Dit keer zat er een enveloppe met venster. Op het venster zat een sticker geplakt, met zijn naam en adres erop. Er zaten twee postzegels op. De brief was op 16 januari afgestempeld in Nieuwegein. In de brief staat:

“Dhr. R.A. Maurits

Wij weten dat jij een groten Drugshandelaar bent.

Wij willen volgende week maandag 23-01-2017 dat jij bij jou Compagnon bent.

K.K.

Die in Ridderkerk woont op adres … om 14.00 uur

Daar krijgen jullie meer informatie”.

Ronald weet dan al dat zijn vriend K.K. (‘Robbie’) op 20 januari een zelfde soort brief heeft gekregen en een pakketje met een telefoon. Robbie wilde het eigenlijk helemaal negeren. Hij denkt dat zijn gewezen schoonzus *Hakima (niet haar echte naam) erachter zit. Ronald had haar voor het eerst in september 2016 ontmoet. Hij was aan haar voorgesteld als de compagnon van Robbie. Toen de man van Hakima  was overleden, is er ruzie ontstaan tussen haar en zwager Robbie.

Robbie laat Ronald weten dat hij intussen een tweede brief heeft gekregen, ze spreken op zondagmorgen om half twaalf af bij De Meern om de strategie door te nemen. Ronald kijkt even naar de tweede brief en zegt dat hij de politie in wil schakelen. Dat bespreekt hij ook met een andere vriend, Max. Hij wil wakker worden uit deze nachtmerrie en wil weten wie er achter de ontvoering en afpersing zit. Om half vijf  die zondagmiddag heeft hij een afspraak met de politie en vertelt hij over de afpersing en de brieven. In de brief aan Robbie staat dat ze allebei grote drugshandelaren zijn en dat ze 10 miljoen euro moeten betalen. Omdat ze “op hun markt zitten” en “zij” daar last van hebben. Bij het pakketje voor Robbie zat een telefoon. Daarmee zal contact worden opgenomen.

(wordt vervolgd)

 

 

 

 

 

Feuilleton: ontvoering in Nunspeet (6)

$
0
0

(vooraf: zie hier)

Op 22 januari wordt de in 1969 in Paramaribo geboren Robbie K. gehoord. Hij woont officieel niet in Nederland, zijn vrouw en vier kinderen wel. Hij is geregeld bij hen, maar hij woont afwisselend in Dubai en in India. Op 20 januari 2017 was hij bij zijn gezin in Ridderkerk toen er een pakketje voor de deur lag. Op beelden van bewakingscamera’s is te zien dat het pakje daar wordt neergelegd,  de beelden ervan zijn veiliggesteld.

Het pakketje was aan Robbie geadresseerd en er stond op de buitenkant: ‘voor aanstaande maandag’. Een niet te missen verwijzing naar ‘de afspraak’ waar hij en Ronald Maurits wordt gesommeerd die middag thuis te zijn in Ridderkerk.

Het pakje blijkt op 18 januari al te zijn verstuurd. In de enveloppe zit een getypte brief: “Ik weet dat jij een grote drugshandelaar bent. Zorg ervoor dat jou compagnon R. Maurits aanstaande maandag om 2 uur bij jou in Ridderkerk in het huis aanwezig is.” En nog iets als: “Je kunt maar beter doen wat wij zeggen.”

Hij had de brief in een tas gegooid om het te laten bezinken. Op 21 januari kwam er weer een brief. Hij had die even snel gelezen, omdat er visite was. Hij was daarvan geschrokken, maar hij vond het ook wel “een beetje grappig wat ze schreven en wilden”. Pas later had hij het bijbehorende pakketje geopend. Daar zat een Samsung telefoon in. Hij heeft zijn vrouw verteld wat er aan de hand was en hij had Ronald gebeld. Op 22 januari hadden ze bij De Meern afgesproken en Ronald had toen de politie gebeld.

Robbie vertelt dat Ronald wat heeft geïnvesteerd in zijn bedrijven. Robbie handelt in veganistische en biologische producten. Een deel van het geld is al terugbetaald, maar er staat nog wel wat open.

In de brief staan gegevens over de familie van Robbie. Over zijn moeder en over zijn overleden broer John. Die broer had met zijn twee kinderen in het buitenland gewoond.  Hij was in 2010 naar Nederland gekomen, was gesscheiden van zijn vrouw en had toen kennis gekregen aan de Marokkaanse Hakima, met wie hij een soort knipperlichtrelatie onderhield . In de brief staat verder dat de zaak druggerelateerd was en dat er 10 miljoen euro moet worden betaald door hem en Ronald. “Ik ben niemand iets schuldig en ik heb geen vijanden,” zegt hij. Hij is wel bezorgd over zijn gezin.

In de eerste brief staat dat hij en Ronald op 23 januari om 14.00 uur thuis moeten zijn in Ridderkerk, “Daar krijgen jullie meer informatie. De keus is aan JULLIE”.

In de tweede brief staat: “Jullie zitten al jaren op onze markt, Waar we last en schade van hebben. We kennen jullie hele groep. Waar je mee werkt. Je kan ook mert jullie mensen praten uit Zuid Amerika. Die kan je ook op de hoogte stellen.. Daar hebben wij geen problemen mee. Dat je 10.000.000,- moet betalen aan ons. Je kan het ook gesloten houden. Wat je zelf wil? Daarna willen we alles wat je aan DRUGS importeerd. Rechtstreeks van jullie kopen, het moet onder de marktprijs zijn en dat er niks op de markt komt. En alles wat je importeerd binnen een maand wordt betaald (Contant). Dan kunnen jullie gewoon doorwerken. We zetten hier onder enkelle Familie namen.”

Vervolgens worden er acht familieleden genoemd met bijbehorende sofinummers, met als afsluiting:  ALS JE HEIR NIET MEE ACCOORD GAAT , KOMT HET NIET GOED DIT ACCEPTEREN WIJ NIET!!”

Op 7 februari wordt Robbie opnieuw gehoord, over wat details. De politie laat hem een foto zien. Hij verklaart dat dit om een getinte man gaat. Hij weet nog niet wie er bij hem aan de deur is geweest om het pakketje achter te laten. Zijn dochter had een auto gezien met twee donkere mannen erin. Hij weet dat Ronald tijdens de ontvoering is gevraagd naar ‘zijn Hindoestaanse vriendje’. Alleen mensen die dicht bij hem staan kunnen dat weten.

De naam van Robbie is in 2007 genoemd in een drugszaak. De politie vraagt of daar mogelijk nog een conflict kan liggen. Nee, want hij had daar niets mee te maken gehad, daar was dus ook geen geschil over. En als dat al zo zou zijn dan is het raar dat daar tien jaar mee gewacht is en waarom ze Ronald dan hebben ontvoerd.

Er wordt een getuige gehoord, een goede vriend van Robbie, die verklaart dat hij op 4 of 5 februari in India gebeld was door *Lida  (niet haar echte naam),  de zus van Robbie, die de vader van Robbie wilde spreken. Die lag te slapen, toen had hij met Lida gepraat. Ze vertelde dat er een plan was om John, de broer van Robbie, te doden. De vrouw en de zus van John zouden daarbij betrokken zijn. Ze wilden de kinderen van John weghalen uit Nederland. Terug in Nederland had de getuige dit aan Robbie verteld en toen had hij een afspraak gemaakt met Lida, en een opname-apparaatje meegenomen. Hij vraagt Lidla of de kinderen van John gevaar lopen.

De getuige weet dat John een tijdje bedreigd is geweest door de man van Hakima. John is inmiddels overleden. De getuige heeft dit alles verteld aan Robbie, die erg verbaasd was over het verhaal en het als “een openbaring” zag: hij wist nu waar de bedreigingen vandaan kwamen. De ex van John zou bij Robbie aan de deur zijn geweest. De kinderen van John wonen bij het gezin van Robbie. De getuige denkt dat het om poen gaat en dat de ex van John en Hakima, de Marokkaanse vriendin van John, samenwerken.

(wordt vervolgd)

Ontvoering in Nunspeet: deel 6 & 7

$
0
0

(vooraf: zie hier)

Op 22 januari wordt de in 1969 in Paramaribo geboren Robbie K. gehoord. Hij woont officieel niet in Nederland, zijn vrouw en vier kinderen wel. Hij is geregeld bij hen, maar hij woont afwisselend in Dubai en in India. Op 20 januari 2017 was hij bij zijn gezin in Ridderkerk toen er een pakketje voor de deur lag. Op beelden van bewakingscamera’s is te zien dat het pakje daar wordt neergelegd,  de beelden ervan zijn veiliggesteld.

Het pakketje was aan Robbie geadresseerd en er stond op de buitenkant: ‘voor aanstaande maandag’. Een niet te missen verwijzing naar ‘de afspraak’ waar hij en Ronald Maurits wordt gesommeerd die middag thuis te zijn in Ridderkerk.

Het pakje blijkt op 18 januari al te zijn verstuurd. In de enveloppe zit een getypte brief: “Ik weet dat jij een grote drugshandelaar bent. Zorg ervoor dat jou compagnon R. Maurits aanstaande maandag om 2 uur bij jou in Ridderkerk in het huis aanwezig is.” En nog iets als: “Je kunt maar beter doen wat wij zeggen.”

Hij had de brief in een tas gegooid om het te laten bezinken. Op 21 januari kwam er weer een brief. Hij had die even snel gelezen, omdat er visite was. Hij was daarvan geschrokken, maar hij vond het ook wel “een beetje grappig wat ze schreven en wilden”. Pas later had hij het bijbehorende pakketje geopend. Daar zat een Samsung telefoon in. Hij heeft zijn vrouw verteld wat er aan de hand was en hij had Ronald gebeld. Op 22 januari hadden ze bij De Meern afgesproken en Ronald had toen de politie gebeld.

Robbie vertelt dat Ronald wat heeft geïnvesteerd in zijn bedrijven. Robbie handelt in veganistische en biologische producten. Een deel van het geld is al terugbetaald, maar er staat nog wel wat open.

In de brief staan gegevens over de familie van Robbie. Over zijn moeder en over zijn overleden broer John. Die broer had met zijn twee kinderen in het buitenland gewoond.  Hij was in 2010 naar Nederland gekomen, was gesscheiden van zijn vrouw en had toen kennis gekregen aan de Marokkaanse Hakima, met wie hij een soort knipperlichtrelatie onderhield . In de brief staat verder dat de zaak druggerelateerd was en dat er 10 miljoen euro moet worden betaald door hem en Ronald. “Ik ben niemand iets schuldig en ik heb geen vijanden,” zegt hij. Hij is wel bezorgd over zijn gezin.

In de eerste brief staat dat hij en Ronald op 23 januari om 14.00 uur thuis moeten zijn in Ridderkerk, “Daar krijgen jullie meer informatie. De keus is aan JULLIE”.

In de tweede brief staat: “Jullie zitten al jaren op onze markt, Waar we last en schade van hebben. We kennen jullie hele groep. Waar je mee werkt. Je kan ook mert jullie mensen praten uit Zuid Amerika. Die kan je ook op de hoogte stellen.. Daar hebben wij geen problemen mee. Dat je 10.000.000,- moet betalen aan ons. Je kan het ook gesloten houden. Wat je zelf wil? Daarna willen we alles wat je aan DRUGS importeerd. Rechtstreeks van jullie kopen, het moet onder de marktprijs zijn en dat er niks op de markt komt. En alles wat je importeerd binnen een maand wordt betaald (Contant). Dan kunnen jullie gewoon doorwerken. We zetten hier onder enkelle Familie namen.”

Vervolgens worden er acht familieleden genoemd met bijbehorende sofinummers, met als afsluiting:  ALS JE HEIR NIET MEE ACCOORD GAAT , KOMT HET NIET GOED DIT ACCEPTEREN WIJ NIET!!”

Op 7 februari wordt Robbie opnieuw gehoord, over wat details. De politie laat hem een foto zien. Hij verklaart dat dit om een getinte man gaat. Hij weet nog niet wie er bij hem aan de deur is geweest om het pakketje achter te laten. Zijn dochter had een auto gezien met twee donkere mannen erin. Hij weet dat Ronald tijdens de ontvoering is gevraagd naar ‘zijn Hindoestaanse vriendje’. Alleen mensen die dicht bij hem staan kunnen dat weten.

De naam van Robbie is in 2007 genoemd in een drugszaak. De politie vraagt of daar mogelijk nog een conflict kan liggen. Nee, want hij had daar niets mee te maken gehad, daar was dus ook geen geschil over. En als dat al zo zou zijn dan is het raar dat daar tien jaar mee gewacht is en waarom ze Ronald dan hebben ontvoerd.

Er wordt een getuige gehoord, een goede vriend van Robbie, die verklaart dat hij op 4 of 5 februari in India gebeld was door *Lida  (niet haar echte naam),  de zus van Robbie, die de vader van Robbie wilde spreken. Die lag te slapen, toen had hij met Lida gepraat. Ze vertelde dat er een plan was om John, de broer van Robbie, te doden. De vrouw en de zus van John zouden daarbij betrokken zijn. Ze wilden de kinderen van John weghalen uit Nederland. Terug in Nederland had de getuige dit aan Robbie verteld en toen had hij een afspraak gemaakt met Lida, en een opname-apparaatje meegenomen. Hij vraagt Lidla of de kinderen van John gevaar lopen.

De getuige weet dat John een tijdje bedreigd is geweest door de man van Hakima. John is inmiddels overleden. De getuige heeft dit alles verteld aan Robbie, die erg verbaasd was over het verhaal en het als “een openbaring” zag: hij wist nu waar de bedreigingen vandaan kwamen. De ex van John zou bij Robbie aan de deur zijn geweest. De kinderen van John wonen bij het gezin van Robbie. De getuige denkt dat het om poen gaat en dat de ex van John en Hakima, de Marokkaanse vriendin van John, samenwerken.

Vervolg: deel 7

Het stiekem opgesproken gesprek tussen de vriend van Robbie en diens zus Lida wordt door de politie uitgewerkt. Het gesprek gaat erover dat een zekere Jasmin* (niet haar echte naam) in de tijd voor het overlijden van John (de oudere broer van Robbie) een goed contact was van John en in de tijd dat hij werd opgenomen betrokken bleef en een aanspreekpunt was.

Maar Robbie en Monique (vrouw van Robbie) werkten zichzelf naar voren en daar was Jasmin helemaal ondersteboven van. “Op de vraag hoe het zat met het plan om Johnny te kelen hoor je zus Lida vertellen dat er een vrouw bij Roy waas gekomen die wist dat Roy een broer was van Johnny en die zou gezegd hebben dat de vriendin van Johnny het plan had om Johnny voor het geld van kant te maken.

Die vrouw waarschuwde Roy en het moest doorgegeven worden aan Johnny. Lida heeft het doorverteld aan de vader van Johnny. Het ging om de man van de vriendin van Johnny want die man is crimineel en die zat op dat moment vast. Als hij vrij zou komen, had Johnny een probleem. De vriendin van Johnny was uit op het geld van Johnny en wilde hem daarom afmaken. De vriend vraagt een paar keer of Robbie gevaar loopt, maar dat is niet zo: het is gericht tegen Johnny. Lida geeft aan dat Robbie voor het echte verhaal bij zijn broer Roy moet zijn.

De beelden van de bewakingscamera’s bij het huis van Robbie in Ridderkerk worden bekeken. Dan is te zien dat op 19 januari 2017 om 21.50 uur een persoon richting de voordeur loopt met een pakketje in zijn hand, het neerlegt en hard wegloopt.

In het pakketje zat een telefoon. Die wordt geanalyseerd. De Samsung is voorzien van beveiligingssoftware van blackberry waarvoor een wachtwoord nodig is, dat alleen op afstand kan worden ingevuld. Op 23 januari zijn een paar berichten verstuurd. Tijdens het gesprek tussen Robbie en Ronald Maurits, op 23 januari, wordt de telefoon aangezet. Er komen drie berichten binnen.

De eerste twee om 14.02 en 14.06 uur: “Zijn jullie samen “. Om 14.33 uur: “Het is niet netjes dat jullie niet gereageerd hebben. Er is een 2e brief onderweg of heb je hem al gehad. Dus vanaf vandaag 23-01-2017 hebben jullie 30 dagen de tijd om te betalen. En wij nemen maandag 30-01-2017 om 14.00 uur weer contact op met jullie.”

Robbie en Ronald reageren: “Wij zijn inderdaad samen heb nog geen brief gezien” en “Wat en waarom moeten we betalen mijn maat wilt weten waarom hij ontvoerd is geweest met alle gevolgen vandien.” Als er na een kwartier nog geen reactie is, zetten ze de telefoon uit. Op 25 januari wordt de telefoon weer aangezet, er zijn geen nieuwe berichten.

Een week later, op 30 januari, is er een afspraak tussen de politie en Robbie en Ronald, in een hotel, omdat er om 14.00 een nieuw bericht zou komen. Robbie vertelt dat afgelopen zaterdag iemand aan de deur was geweest, maar behalve zijn dochter was er niemand thuis. De man wilde niet vertellen waarvoor hij kwam, maar bij navraag bleek dat het vermoedelijk iemand was die toegang wilde tot de voormalige pastorie. De woning van Robbie is namelijk een voormalige pastorie.

Ronald geeft aan dat hij wil dat de dreiging stopt en Robbie wil weten wie hier achter zit. De politie vraagt: als er een ontmoeting met de afpersers moet komen, waar ze dat zouden willen. Beiden geven aan: in een drukke publieke ruimte. Robbie vertelt dat hij 31 januari vertrekt naar India, tot 4 februari. Hij geeft aan dat hij het vreemd vindt dat de afpersers willen dat Ronald bij Robbie moet zijn, terwijl ze weten dat Ronald de politie in zijn nek heeft.

Tussen 13.45 en 14.00 uur zetten ze de telefoon weer aan. Het eerste bericht: “We hebben een afspraak om 2 uur en niet later.” Het antwoord: “We zijn er.”  Vervolgens: “Je weet donders goed hoe het zit je weet dat het om drugsgeld gaat betaal je schuld ja of nee.” Het antwoord: “Wat voor schuld? Wees eens duidelijk. Ik ben niemand iets schuldig.” Reactie: “Wil je betalen ja of nee” en “Volgende week 6 februari neem ik om 2 uur contact met je op.”

Op 6 februari is er een nieuwe ontmoeting, met de politie en de beide mannen. Robbie is terug uit India. Het enige dat hij kan bedenken is dat het uit de hoek van Hakima komt: zij heeft contacten met woonwagenbewoners. Ronald zegt dat hij niet snapt waarom zij hierbij betrokken zijn. Als ze om  13.36 uur de telefoon aanzetten, blijkt dat er om 13.18 en 13.20 uur twee berichten zijn verstuurd. Die kunnen ze niet lezen. Ze sturen drie berichten terug, maar die worden niet afgeleverd en niet gelezen.

Op 13 februari is er een nieuwe ontmoeting, naar aanleiding van een bericht dat de vorige dag, op 12 februari om 16.04 uur was binnengekomen: dat de telefoon de volgende dag om 14.00 uur weer aan zal gaan. Om 13.00 uur zetten ze ‘m aan. Tijdens deze ontmoeting vertelt Robbie dat de ex-vrouw van Johnny en zijn vriendin Hakima elkaar goed kennen en dat het mogelijk is dat Hakima aan gegevens van familieleden had kunnen komen uit de administratie van Robbie die bij Johnny had gelegen. De zus van Robbie, Lida, heeft een relatie met ene Piet die bij de politie in Rotterdam werkt. Om 13.47 uur komt het eerste bericht binnen om de afperstelefoon. Er volgen wat berichten over en weer, om 15.30 uur wordt de telefoon weer uitgezet. De inhoud van deze berichten is niet bekendgemaakt.

De afperstelefoon is gekoppeld aan een andere telefoon.

Dat is logisch…

De gegevens van die andere telefoon worden geanalyseerd.

(wordt vervolgd)

 

Hoe gevaarlijk is Colombia? Misdaadjournalist doet verslag

$
0
0

Zaterdag 17 juni zijn Derk Bolt en cameraman Eugenio Follender tijdens een reportage voor Spoorloos in Colombia ontvoerd. Hoe gevaarlijk is Colombia voor Nederlandse journalisten? Hendrik Jan Korterink, van de website misdaadjournalist.nl, was in januari 2017 in Colombia, in de stad Barranquilla, toen zijn gesprekspartner in gevaar bleek. Een zestal gewapende mannen in geblindeerde auto’s waren de woning van zijn vrouw binnengedrongen en hij moest onmiddellijk daarheen komen. Anders kwamen ze naar hem toe. Ze wisten waar hij op dat moment was, dat hij geïnterviewd werd en ze wisten het nummer van de hotelkamer van de journalist…    

Paul in Barranquilla tijdens het interview, kort voor het bedreigende telefoontje binnenkomt

 

Het is vrijdagmiddag 6 januari 2017. In hotel American Golf in Barranquilla doe ik het tweede lange camera-interview met Paul, ‘onze man in Colombia’. Hij is betrokken geraakt bij de Rotterdamse douanesmokkelzaak, met de corrupte douanier Gerrit G.; het was de bedoeling geweest hem in Nederland te spreken, op 7 december. Paul had afgesproken naar Nederland te komen. Martin Kok, van de website Vlinderscrime, had hem 1000 euro betaald voor een ticket en zou hem interviewen. Samen met een cameraman zat ik in Amsterdam te wachten tot Paul zou komen. Martin zou hem van Schiphol halen en dan zouden we met z’n allen naar hotel Krasnapolsky gaan voor het interview. Maar Paul kwam niet opdagen en van een interview met Martin zou het nooit meer komen: de volgende dag werd Martin Kok in Laren geliquideerd.

De kans dat Paul nog naar Nederland zou komen, was klein. Als Mozes niet naar de berg komt… Dus: op naar Colombia. Op dinsdag 3 januari haalt Paul mij van het vliegveld in Barranquilla, op woensdag doen we het eerste interview in het hotel.

Hoe gevaarlijk is het voor een journalist om in Colombia te zijn? Er zijn een paar risicofactoren. De eerste: het reizen. Achteraf hoor ik dat vliegmaatschappij Insel Air waarmee ik van Curaçao naar Barranquilla vloog, niet alleen bekend stond vanwege de vele vertragingen (‘Cancel Air’), maar ook vanwege de risico’s. Rijksambtenaren was verboden nog met deze maatschappij te vliegen. Maar afgezien van een hele dag vertraging niks aan de hand: het toestel kwam veilig aan de grond.

Het andere grote risico voor buitenlanders in Colombia zijn de guerrillabewegingen, zoals die waar Derk Bolt en zijn cameraman mee te maken hebben gekregen. Zo lang je in een grote stad blijft – en Barranquilla is echt héél groot – is dat risico te verwaarlozen: dat gaat pas spelen zodra je het binnenland in trekt. Wat voor een programma als Spoorloos onontkoombaar is, maar in mijn geval geen rol speelt.

Wat voor mij veel meer een factor was, was Paul en het onderwerp. Paul had connecties met Colombiaanse drugskartels en met Colombiaanse autoriteiten. De kans was groot dat hij in de gaten gehouden zou worden en er is één ding dat je niet wil: je het ongenoegen van de Colombiaanse politie of van een drugskartel op de hals halen. Dat gebeurde helaas toch, maar anders dan ik had gedacht. Daarvoor even terug naar het begin van mijn verblijf in Barranquilla.

Het gebouw van justitie in Barranquilla, net na de jaarwisseling

Op de tweede dag, na het eerste interview, ga ik samen met Paul op bezoek bij een officier van justitie, de fiscál, in wat we in Nederland een gerechtsgebouw zouden noemen. Wat het daar is, is lastig te zeggen. Iets tussen een politiebureau en een gewoon kantoor in. Met wel enige beveiliging bij de ingang, maar samen met Paul kan ik zó doorlopen naar het hoofdkwartier. Helaas heb ik van de buitenkant van het gebouw geen foto: het was onverstandig dat te doen voor het naar binnen gaan en ook na afloop zou het verkeerd kunnen uitpakken als het werd gezien. Ik heb binnen wel onopvallend een paar foto’s kunnen maken.

Ik was in Colombia om Paul te interviewen en om een dossier te zoeken. Een spoorloos geraakt dossier dat een belangrijke rol zou kunnen spelen in de douanezaak. In april 2013 was in Barranquilla de Nederlandse drugshandelaar Wim-Ken Aalten bijna geliquideerd. Van dichtbij, op straat, neergeschoten. Als door een wonder overleefde hij het, zij het dat hij een dwarslaesie opliep en de rest van zijn leven zwaar gehandicapt is.

Paul kende Wim-Ken en bezocht hem in het ziekenhuis. Samen met de Colombiaanse politieman Miguel De Leon stelde hij een politierapport op waarin de achtergrond van deze aanslag wordt geschetst. Het motief: Wim-Ken had miljoenen te goed van de Nederlandse hoofdrolspeler in de douanezaak, René F.; Paul zegt dat hij dit dossier in het najaar van 2013 naar een Nederlandse officier van justitie heeft gestuurd, maar daar is het kennelijk nooit aangekomen. Het dossier zou ook naar de Nederlandse ambassade in Bogotá moeten zijn gestuurd, en van daaruit naar Nederland, maar ook dat is blijkbaar niet gebeurd. Het dossier is zoek.

De officier van justitie, Isabel América Alcalá Ledesma, is een pittige tante. De conversatie tussen haar en Paul ontgaat mij grotendeels: het gaat in het Spaans en dat kan ik niet volgen. Tijdens het minstens een half uur durend gesprek kijkt ze mij niet één keer aan. Daarna wil ze even met Paul onder vier ogen spreken. En nee, ze wil níet op de foto en níet voor een camera een verklaring afleggen.

Wat is er aan de hand? Het onderzoek naar de aanslag op Wim-Ken Aalten is uitgevoerd door twee verschillende politiediensten. De ene dienst heeft de plaats delict onderzocht en daar verslag van uitgebracht. Dat is een miniem dossier, van nog geen tien pagina’s. Dat is in handen van de officier.

Het andere dossier, over de achtergrond, het motief en de drugshandel waar het slachtoffer bij betrokken was, is nooit bij dit dossier gevoegd. Wat wel had gemoeten. De officier is daar duidelijk zeer ontstemd over. Er gaat meteen een verzoek naar verschillende instanties, waaronder de Nederlandse ambassade, met de vraag het dossier aan te leveren. Paul wordt gevraagd een verklaring af te leggen, over zijn rol bij de totstandkoming van het dossier. Hij moet hiervoor zijn volledige naam en adres opgeven. Waar hij moeite mee heeft: tot nu toe is hij, ook in Colombia, alleen bekend onder een pseudoniem. Hij heeft verschillende identiteiten en paspoorten. Bovendien is zijn adres bij niemand bekend, ook niet bij autoriteiten. Met enige aarzeling vult hij alles in. Een bijna fatale beslissing, zo zou spoedig blijken.

Paul in de haven van Barranquilla

De volgende dag, donderdag, bezoeken we de haven in Barranquilla. We mogen het haventerrein zelf niet op, maar ook aan de buitenkant is genoeg te zien. Een af- en aanrijden van zowel stokoude als wat modernere vrachtwagens, met containers. Daarna zoeken we de woning van Wim-Ken Aalten op. Toen hij in april onder vuur werd genomen, woonde hij in een appartement van de familie van zijn vrouw in een redelijk rustige buitenwijk. Hij was die middag met vrienden aan het voetballen geweest op een trapveldje in de wijk, zo’n vijfhonderd meter verderop. Normaal gesproken reed hij altijd met de auto daarheen: hij vond het veel te onveilig om hier over straat te lopen. Overdag is het hier normaal gesproken niet echt gevaarlijk, maar voor hem wel: hij droeg altijd dure kleding, dure schoenen en een duur horloge, ook als hij aan het sporten was. Deze keer liep het anders: zijn vrouw wilde de auto gebruiken, hij moest maar gaan lopen. Wat hij, bij hoge uitzondering, deed. Uit het dossier blijkt dat zij mogelijk heeft samengewerkt met het moordcommando. Ze wist dat Wim-Ken ook een vriendin in Libanon had en was daar zeer ontstemd over. De dood van haar man – ze waren pas getrouwd – zou voor haar niet ongunstig zijn. Wim-Ken liet een luxe villa bouwen in een dure wijk buiten de stad. Ze zouden daar binnenkort naar toe verhuizen. Als Wim-Ken dood zou zijn, zou zij zijn bezittingen overnemen.

Dat nieuwe huis, daar ga ik samen met Paul naar toe. Om te kijken of zij daar nu woont, of iemand anders, en of iemand daar misschien weet hoe het verder is gegaan. Ik film Paul terwijl hij met de portier praat. Ondertussen komt er een bewoner binnenrijden, de poort gaat open en ik kan foto’s maken van het appartement. Het gesprek levert niet veel op: Paul komt er niet achter of de vrouw van Wim-Ken daar nog woont.

De volgende dag, op vrijdagmiddag, het tweede interview. Als we na een half uur even pauzeren, krijgt Paul een telefoontje. Ik kan het niet volgen, maar er is duidelijk iets niet in de haak. Paul is gebeld door zijn vrouw, die vertelt dat er gewapende mannen in huis zijn, en ze zijn niet van de politie. Ze zijn in geblindeerde auto’s en ze willen dat hij onmiddellijk naar huis komt. Vervolgens krijgt hij een van de mannen aan de telefoon. Paul zegt dat hij niet komt. Hij laat zich niet snel overbluffen. Dan krijgt hij te horen: “Dan komen we naar jou toe.” Paul bluft: “Doe maar, je weet toch niet waar ik ben.” Dat weten ze dus wel. Ze weten de naam van het hotel, ze weten dat hij daar op dit moment een interview geeft en ze weten het kamernummer van de verslaggever.

Wat nu? Paul moet weg, hij moet naar zijn vrouw en kinderen. Ik heb eerder die morgen het dossier in handen gekregen. In totaal zo’n tachtig pagina’s.

Het vliegveld van Barranquilla

Gaat het daarom?

Het is bijna eind van de middag. Wat is wijsheid? Op de hotelkamer bel ik met de Nederlandse consul in Bogotá. Ik leg hem de situatie uit. Hij raadt me aan uit het hotel te vertrekken en zo snel mogelijk Colombia te verlaten: er zijn de laatste tijd meer incidenten geweest. Maar hoe: met een taxi naar het vliegveld van Barranquilla, of met een auto naar Bogotá zien te komen? Ook een paar mensen in Nederland die op de hoogte zijn, raadpleeg ik even. Hun advies: zo snel mogelijk wegwezen.

Wat doe ik met het dossier? Als het daarom te doen is, is de kans groot dat ik het kwijtraak. Ik neem toch maar even de tijd het te fotograferen en online weg te zetten: ook als alle spullen in beslag worden genomen, dan heb ik dat in elk geval veiliggesteld. Dat duurt een uurtje.

Intussen belt Paul. Hij zegt ook dat ik uit het hotel moet. Ik kan naar een plek komen waar we eerder zijn geweest. Een bar-restaurant, waar we de eerste dag even hebben gezeten. Ik kan het best een taxi nemen daar naar toe.

Wat is wijsheid? Ik heb de afgelopen dagen een redelijk positieve indruk van Paul gekregen, maar zelfs al ik hem kan vertrouwen: wie zegt dat hij geen pistool tegen zijn hoofd heeft tijdens het gesprek? Ik waag het er toch maar op, er zijn weinig andere mogelijkheden. Nu afscheid nemen van Paul en op eigen houtje in Barranquilla ronddolen is ook niet aangenaam.

Weg uit het hotel dus. Het is duidelijk dat het personeel hier niet te vertrouwen is: iemand moet mijn kamernummer hebben doorgegeven. Wie zegt dat ik ongemerkt kan vertrekken? Dat er, tijdens het uitchecken, een half geblindeerde auto met een man achter het stuur voor de ingang staat, maakt het er niet beter op. Hij lijkt op iemand te wachten, maar er stapt niemand in. Ik wacht het maar een poosje af. Pas na een minuut of twintig vertrekt hij, zonder dat er iemand is in- of uitgestapt. Mijn taxi arriveert. Het is een rit van zo’n vijftien minuten en ik heb geen idee of ik word gevolgd of niet. Prettig is anders.

 

Op de plek van bestemming is Paul. En: Miguel, de politieman, die ik eerder al in het hotel een keer had gesproken. Paul vertelt wat er aan de hand is: ons bezoek aan het huis van Wim-Ken Aalten was het probleem. Het pand blijkt te zijn aangekocht – onofficieel – door een grote jongen van het Cali-kartel. Voor een van zijn mannen, of vrouwen, dat is niet duidelijk, maar het werd in elk geval niet op prijs gesteld dat wij daar foto’s hadden gemaakt en gefilmd. Hoe ze aan het adres van Paul waren gekomen? Dat kon op maar één manier: via de officier van justitie, of iemand uit dat gebouw, waar Paul de vorige dag deze gegevens had achtergelaten. Geen geruststellende gedachte: justitie die samenwerkt met criminelen van dit kaliber.

Paul op de plek waar Wim-Ken Aalten werd neergeschoten

Omdat we eigenlijk nog niet klaar zijn in Barranquilla – ik wil nog met Paul naar de plek waar de aanslag op Wim-Ken Aalten is gepleegd – besluit ik nog niet meteen te vertrekken, maar gewoon volgens het geplande reisschema, op zondag, vanuit Barranquilla weg te gaan. Dat betekent nog twee nachten in een ander hotel. Paul en Miguel brengen me er in de auto van Miguel naar toe. Ze verzekeren mij dat de kust veilig is en ik haal enigszins opgelucht adem. Totdat blijkt dat Miguel een wat vreemde route neemt. Paul legt het uit: hij wil er toch zeker van zijn dat we niet worden gevolgd.

Die avond belt de consul. Ik had hem niet meer gebeld. Hij vraagt hoe de situatie nu is. Ik leg het uit. Hij zegt dat als hij niets meer had gehoord, Buitenlandse Zaken groot alarm had geslagen.

Ik ben blij als ik op zondag in Bogata in het vliegtuig naar Parijs stap. Met het dossier in de koffer. Het enige dat nog mis kan gaan is dat er op Schiphol iemand bij de douane moeilijk gaat doen, als ze zijn ingeseind en ze het dossier zien.

Toch niet. Dat gebeurt al eerder. In Parijs, tijdens de overstap, word ik uit de rij gehaald. Wat mij uiterst zelden overkomt. In al die jaren maar één keer. Toen ik ook met een dossier in de koffer uit een ver land kwam. Er moest een hogere instantie aan te pas komen om te voorkomen dat het dossier in beslag zou worden genomen.

Dit keer is de reden eerst onduidelijk. Het zal toch niet… De onbeschofte Franse douanier (wat zou ik die man graag nog eens in een andere situatie tegenkomen) verdenkt mij van drugshandel. Hij blijft vragen of ik drugs heb gebruikt. En of ik niet zenuwachtig ben. Wat ik in Colombia heb gedaan, wie ik daar heb gesproken. Waarom ik verschillende keren op Curaçao ben geweest, en in wat andere landen. Hij gelooft mij niet en mijn koffer wordt uit het vliegtuig gehaald. Ik moet een urinetest doen. De koffer wordt minutieus onderzocht. Alleen het dossier slaan ze over. Dat zit tussen een paar Nieuwe Revu’s. Alles bij elkaar een flink oponthoud, maar gelukkig heeft de vlucht naar Amsterdam vertraging. Er komt geen excuus, ik moet het verder zelf maar uitzoeken. Na een flinke spurt haal ik het nog net. Eind goed, al goed. Nou ja, bijna dan. Op Schiphol blijkt dat mijn koffer er niet is. Die wordt drie dagen later thuisbezorgd. Mét het dossier.

 

 

HOE RISKANT WAS HET VOOR SPOORLOOS?

 

“Beetje naïef om dat gebied daar alleen in te gaan, als blonde Europeaan. Is een gecontroleerd guerillagebied, met ook nog eens drugskartels die dit grensgebied met Venezuela onder controle hebben.” Zegt Paul over de ontvoering van Derk Bolt. Volgens Telegraaf-verslaggever John van den Heuvel ging Derk altijd goed voorbereid op pad en stond het gebied waar dit speelt niet bekend als riskant. Hij denkt dat ze misschien bij een wegversperring in de kijker zijn gelopen. De guerillabeweging ELN zou, net als de FARC, bezig zijn met vredesbesprekingen. De ontvoering zou in dat kader uitgevoerd kunnen zijn, wat volgens John gunstiger is dan wanneer het om criminelen gaat die alleen in geld zijn geïnteresseerd.

Bij vergelijkbare ontvoeringen gaat het overigens vaak wel om geld. Doorgaans wordt er om enkele miljoenen gevraagd. Het wordt zelden bekendgemaakt dat er is betaald, maar in de meeste gevallen is er wel een vermoeden dat dit wel het geval is geweest.

Voor de oerwoudregio waar het Spoorloos-team is ontvoerd, gold overigens een negatief reisadvies van de Nederlandse ambassade in de Bogotá. Het noordoostelijke departement Norte de Santander staat bekend als een broeinest van drugs- en guerrillabendes.

 

Danny K.: 11.000 uur politie op de huid

$
0
0

Danny K. is in hoger beroep veroordeeld tot 4,5 jaar celstraf. Hij zou ruim vijf miljoen euro aan crimineel vermogen hebben witgewassen. In mei 2013 was hij hiervoor aangehouden, samen met zijn vriendin Angela van H., ex van topvoetballer Patrick Kluivert. Het meest gedenkwaardige in deze zaak is het langdurig observeren en afluisteren van Danny en mensen met wie hij omging. Officier van justitie Koos Plooij zei tegen hem: “Ik ga je iets vertellen wat je niet persoonlijk op moet vatten. We hebben heel erg inbreuk gemaakt op je privéleven.” Hij was ruim drieënhalf jaar op zo’n beetje alle plekken waar hij kwam afgeluisterd. Er was meer dan 11.000 uur aan afgeluisterde en getapte gesprekken. In maart 2015 gaf Danny zijn enige interview ooit aan Anna Korterink, voor Panorama.

(tekst Anna Korterink)

Samen met Willem Holleeder en Dick V. maakt hij deel uit van het ‘supertrio’. Doorgaans zwijgt hij als het graf. Maar vlak voor de uitspraken in het Andes-proces praat Danny K. vrijuit met Panorama. Hoe hij een gezin vormt met de ex van Patrick Kluivert. Hoe hij dag en nacht werd afgeluisterd door de ‘smerissen’. Hoe het zit met de vermeende afpersing van Hells Angels-president Theo Huisman. 

Danny K. is bij het grote publiek niet zo bekend als Willem Holleeder en dat wil hij graag zo houden. Vanaf het moment dat zijn naam in de media verscheen, heeft hij geprobeerd de berichten te neutraliseren en o wee als er iets niet klopte. Mediaschuw is hij nog altijd, maar er was geen houden meer aan toen justitie het Andes-onderzoek startte en met veel mediageweld huiszoekingen deed en arrestaties verrichtte. Dat hij op dat moment samenwoonde met de ex van Patrick Kluivert deed ook geen goed aan zijn spraakzaamheid. Voor één keer doorbreekt hij nu het stilzwijgen. Vooral omdat het zo bizar is wat hij de afgelopen jaren heeft meegemaakt. Dag-in-dag-uit geobserveerd en afgeluisterd door een team van politiemensen.

 

We spreken elkaar in het restaurant van een hotel in het Gooi. Als K. – gebruinde huid, haar netjes geknipt, spierwitte en kaarsrechte tanden – even wil roken, gaan we op het bordes staan. Sinds november draagt hij een enkelband. Met een speciale telefoon moet hij gedurende de dag een aantal keer een melding afgeven, zodat men weet waar hij is. Ik vraag me af hoe hij hier buiten staat, of hij zich veilig voelt. Zijn goede vriend Ali Akgün werd in december doodgeschoten in Istanbul; een andere goede vriend en medeverdachte, vechtsporter Dick V., liet zich vrijwillig vastzetten uit angst te worden doodgeschoten, zoals gebeurde met collega-vechtsporter Hans Nijman (november 2014).

Maar aan K. is niks te merken. Waarschijnlijk let ik meer op voorbijkomende auto’s en scooters dan hij. Ergens is het wel een veilig idee dat er in het restaurant waar we de afgelopen uren hebben gezeten naast ons twee mannen en een vrouw aan een tafeltje zitten. Bij binnenkomst werd ik door de bediening al gemanoeuvreerd naar een tafel dicht bij hen. Vanaf het begin was ook al de vraag in hoeverre dit toevallig was. De drie zijn geen moment van hun tafel weggeweest, behalve om bij toerbeurt naar het toilet te gaan. Of iets anders te doen. Danny had overwogen een andere locatie te kiezen, maar eigenlijk maakte het hem ook niet uit. Hij was er al aan gewend.

Het was wel even schrikken in mei 2013, toen hij net was aangehouden. “Ik ga je iets vertellen wat je niet persoonlijk op moet vatten”, zei officier van justitie Koos Plooij. “We hebben heel erg inbreuk gemaakt op je privéleven.” Ruim drieënhalfjaar is K. op zo’n beetje alle plekken waar hij kwam afgeluisterd. In het kantoor van een vriend, in koffietenten, in z’n auto, tijdens wandelingen in het park en in zijn eigen huis. Op het moment dat Plooij K. hierover vertelde waren nog lang niet alle afgeluisterde gesprekken uitgewerkt. Dat was dan ook een monsterklus: er is meer dan 11.000 uur aan afgeluisterde en getapte gesprekken. Als er zó veel opnames zijn gemaakt, op zó veel verschillende locaties, en Danny K. is inderdaad die grote boef die justitie denkt dat hij is, dan moet daar wel wat belastends tussen zitten.

In ieder geval iets wat de eis van zesenhalfjaar rechtvaardigt. De verwachtingen zijn bij aanvang van de inhoudelijke behandeling van de rechtszaak tegen K. dan ook hoog. Al na een paar zittingen blijkt het resultaat van de gigantische afluisteroperatie nogal tegen te vallen. De fragmenten, waarvan sommige in de rechtszaal worden afgespeeld, zijn vaak zo slecht te verstaan dat je vooral medelijden krijgt met verbalisanten die dit hebben moeten uitwerken. Tijdens een schorsing spreek ik twee van hen. Op mijn vraag hoe deze operatie voor hen is geweest zuchten ze vermoeid. “Ik ben blij dat we er vanaf zijn,” zegt de langste van de twee.

Terwijl we staan te praten loopt Danny K. langs. Hij steekt z’n hand op naar de verbalisanten en groet ze. De twee groeten hartelijk terug. “Hij weet dat wij ook maar gewoon ons werk hebben gedaan,” legt de kortere verbalisant uit. Ik vraag of ze de film Das Leben der Anderen gezien hebben. Dat hebben ze, en ze herkennen zich daar inderdaad wel in. “Je leeft op den duur echt met ze mee. Als je hoort dat hij ruzie maakt met z’n vriendin dan denk je: zeg dat nou niet! En als ze vakantieplannen maakten, dan zeiden we tegen elkaar: Daar gaan ze weer.” “Maar we hebben ook vaak hard gelachen. Die grappen die Danny en Dick maakten in de auto, we kwamen niet meer bij.”

 

 

Als ik het er met Danny K. over heb in het restaurant schuift ie heen en weer op z’n stoel. Het is te zien dat het hem niet in de koude kleren is gaan zitten. “Het voelt heel vies,” zegt hij. “En je wordt er heel paranoïde van. Nog steeds als we belangrijke dingen bespreken waar de kinderen bijvoorbeeld bij zijn, schrijft Angela het op een papiertje.”

Dat vindt hij het ergst: dat niet alleen zijn privacy, maar ook die van Angela en hun kinderen zo is aangetast – zij heeft er drie met Patrick Kluivert en één met Danny K., die nog twee zoons bij zijn ex heeft. “Gesprekken die Angela met haar vriendinnen had thuis, of als er vriendjes kwamen spelen bij mijn kinderen, dat is ook allemaal afgeluisterd.” Hij schudt zijn hoofd, z’n lichtgroene ogen staan fel als hij zegt: “En wat heeft het opgeleverd? Niks! In het hele dossier zit geen enkel gesprek dat ze vanuit mijn huis hebben afgeluisterd, omdat er gewoon niks was.” K. vertelt dat hij tegen Koos Plooij zei, toen die hem in mei 2013 een aantal dingen liet zien van wat er was afgeluisterd: “Schaam jij je niet? Dit gaat toch nergens over? Dan heb je al die jaren afgeluisterd, en dan heb je niks!” Pas na acht maanden kreeg K. het volledige dossier te zien en wist hij wat er allemaal was afgeluisterd. “In die acht maanden heb ik van alles bedacht. Misschien hadden ze op de een of andere manier microfoontjes in mijn kleren gestopt, of zelfs in m’n tandenborstel. Je gaat de raarste dingen denken.”

Voor de meeste journalisten was de lol in de rechtbank er al snel af. Alleen als Willem Holleeder voor moest komen, stroomde de rechtbank weer vol; als K. er in zijn eentje zat, zaten er hooguit drie mensen in de zaal. Ik ben bij vrijwel iedere zitting aanwezig. Tijdens schorsingen en na afloop maken we geregeld een praatje. Omdat ik veel vanuit de rechtbank twitter, begroet K. me elke ochtend met een brede glimlach: “Hé Twittermeisje, ben je er weer?” Iedere zittingsdag heeft hij een lunchpakket mee met broodjes tonijn, krabsalade en kaas, en pakjes appelsap. Als K. je een broodje aanbiedt, is weigeren geen optie: je moet goed eten en alles moet op.

Dat geldt ook voor zijn advocaten. In de rechtbank krijgen we een inkijk in zijn leven. Het beeld dat het Openbaar Ministerie schetst is duidelijk: Danny K. heeft geld, en niet zo’n beetje ook. Van vakanties naar Aruba voor 50.000 euro tot aan het achtste verjaardagsfeestje van zijn oudste zoon voor 21.000 euro. Maar dan heb je ook wat: goochelaar, suikerspinmachine, poffertjeskraam, een optreden van Ali B. Ook de inrichting van zijn appartement in Hilversum mocht wat kosten. Alleen al aan de gordijnen werden duizenden euro’s besteed. Die waren op maat gemaakt en met zijde gevoerd. De vraag is: waar komt al dat geld vandaan? Volgens justitie gaat het om crimineel geld.

Danny K. zelf zegt dat hij, in ieder geval de laatste jaren, teerde op de zak van zijn vriendin Angela. Angela kreeg bij de scheiding een behoorlijke zak geld mee. Een ander beeld dat wordt neergezet is dat van K. als agressieveling, iemand die er niet voor terugdeinst een beetje te intimideren. Zo zou hij zijn ex Daniëlle en haar nieuwe vriend gedwongen hebben hun relatie te beëindigen en is diezelfde ex door hem bedreigd.

Tijdens de rechtszitting worden meerdere sms’jes en telefoongesprekken voorgehouden waarin hij haar niet al te zachtzinnig -en dat is een understatement – toespreekt. Ze zou geld van hem hebben opgemaakt, en daar was hij nogal boos over. Deze zaken staan op zijn tenlastelegging en vallen voor justitie onder de activiteiten die hij in het kader van zijn vermeende criminele organisatie – want dat is wat hem ten laste wordt gelegd -heeft gepleegd. Bij gebrek aan beter, zo lijkt het. “Wat ik echt heb onderschat is dat ze ook privédingen erbij zouden betrekken,” zegt hij. “Die telefoontjes met Daniëlle, die deed ik open en bloot. Ik wist dat mijn telefoon werd afgeluisterd, maar dit was gewoon iets tussen haar en mij. En dan ineens wordt dat een bedreiging die onder de criminele organisatie valt. Als ik vier jaar geleden had geweten wat ik nu weet, dan was Plooij helemaal met niks thuisgekomen. Dan had hij die bedreigingen ook niet gehad.”

Danny K. is niet bepaald wat je noemt een koorknaap. Hij wordt in 1969 geboren in de Amsterdamse Kinkerbuurt. Hij is te jong om er zelf deelgenoot van te zijn, maar hij kent ze wel, de jongens van de beruchte Kinkerbuurtbende: Sam Klepper, John Mieremet, Mink Kok. Zijn ouders gaan uit elkaar als hij 7 jaar is. Hij groeit op bij zijn moeder, die hard werkt, maar het niet breed heeft. Door de armoede weet hij al snel dat hij het anders gaat doen.

“Jongens in de buurt liepen op Adidas-schoenen. Dan zei ik dat ik die ook wilde, kreeg ik Adidas-schoenen met vijf strepen.” Nep, dus. “Nou,” schampert hij in plat Amsterdams, “ik had geen zin om m’n hele leven met vijf strepen te doen.”

Thuis loopt het niet altijd even lekker. Op zijn 12de komt hij onder toezicht te staan en hij brengt een tijdje door in instellingen. Ook woont hij in zijn jeugd een poos in huis bij het gezin van de inmiddels bekende crimineel Greg Remmers. “Dat was een leuke tijd. Greg zorgde goed voor z’n kinderen. Zijn zoon Jesse was toen een vriendje van mij, daar haalde ik kattenkwaad mee uit.”

Tot zijn 14de gaat Danny naar school, daarna heeft hij verschillende baantjes. Zo werkt hij even bij zijn vader als glazenwasser. “Stond ik op zo’n ladder, zag ik een mooi klokkie liggen achter het raam, pakte ik dat weg. Dat was niks.” Ook verkoopt hij broodjes bij een bakker en werkt hij als stratenmaker. “Maar ik kon mijn draai op de arbeidsmarkt niet echt vinden.” Zoals veel jongens uit de buurt ontdekt K. dat er met het plegen van inbraken en overvallen veel sneller geld te verdienen valt. Op zijn 20ste komt hij voor het eerst vast te zitten, daarna volgen meer veroordelingen. Na een gewelddadige overval op een geldtransport wordt hem het medeplegen van een poging tot doodslag ten laste gelegd en wordt hij veroordeeld tot een celstraf van twaalf jaar. In 2009 komt hij vrij en rolt hij meteen – vanwege zijn vriendschap met Dick V. – in het Andes-onderzoek.

“Het Openbaar Ministerie is alleen maar bezig met beeldvorming; zegt K. In de media en tijdens rechtszittingen proberen ze hem stelselmatig af te schilderen als gevaarlijk en groot, iemand met een stevige vinger in de pap. Volgens zijn advocaten is het een bekend en tegelijk gevaarlijk verschijnsel: justitie wil iemand koste wat kost pakken, ze noemen zijn naam in allerlei (liquidatie) zaken om op basis daarvan verder te kunnen gaan met het observeren en afluisteren, en uiteindelijk zien ze wel wat eruit komt. Als in februari 2011 toperimineel Stanley Hillis wordt geliquideerd is Danny K. in de sportschool. Na het sporten stapt hij in zijn auto, waar afluisterapparatuur in zit. “Volgens Plooij zeg ik daarin iets als: Het is gebeurd. Op basis daarvan heeft hij bij de rechter-commissaris weer opnieuw toestemming kunnen krijgen om me te blijven afluisteren.”

Wat blijkt?

Het geluidsfragment waarin K. dat gezegd zou hebben bestaat niet. “Als je terugluistert hoor je helemaal niks. Ik kwam vanuit de sportschool, mijn huis was 40 meter verderop. Alsof ik in die 40 meter, tegen mezelf, in de auto zeg: Het is gebeurd.” Zijn advocaat Inez Weski maakt zich hier tijdens haar pleidooi boos over: het Openbaar Ministerie heeft K. met het `rondstrooien van verdenkingen in Amsterdam omtrent Danny’s betrokkenheid bij levensdelicten’ in gevaar gebracht. “Alles voor de beeldvorming,” verzucht K., die van dit verhaal erg baalde. Het laatste waar hij zin in had was dat de achterban van Hillis zou denken dat hij iets met diens dood te maken had.

 

In het restaurant bestel ik een tosti ham-kaas. Hij is te groot voor de trek die ik heb, dus ik vraag hem of hij een helft wil. “Nee dank je,” zegt hij. “Ik ben vegetariër.” Hij vertelt meer over vroeger. “We hadden geen geld voor goed vlees, dus aten we van die glibberige stukjes karbonade, met heel veel vet.” Hij trekt een vies gezicht. “Daarna heb ik het nooit meer gegeten. Als ik mijn jongens nu biefstukken zie eten, denk ik: als ik dat had gekregen vroeger was ik niet vegetarisch geweest.”

We praten weer over het afluisteren. K. vertelt dat hij een soort proefkonijn is geweest: bij hem zijn allerlei nieuwe afluistermethodes toegepast. “Vroeger keken ze naar plekken waar je vaak afsprak. Die werden dan volgehangen met apparatuur. Bij mij hebben ze heel gericht afgeluisterd. Als ik met iemand afsprak bij een koffietent in Hilversum, dan zetten ze daar iemand neer die er zogenaamd zat te werken, met een aktetas naast zich. Daarin zat dan een afluisterapparaatf Hij kijkt naar het tafeltje rechts van hem waaraan de drie mensen zitten. “Zoals die man daar, hoe hij zijn tas heeft staan, dat zouden ze dan ook doen.”

Hij legt uit dat je altijd moet kijken naar wie er al zitten voordat jij ergens gaat zitten, niet naar wie later binnenkomen. Het gerichte afluisteren ging bij K. zo ver dat als de politie wist dat hij in een park met iemand had afgesproken, er langs het pad microfoontjes werden gestrooid.

In 2011 trekt K. in een luxe penthouse aan de Mozartlaan in Hilversum. De huur bedraagt 3000 euro per maand. Op de inrichting wordt niet bezuinigd: alles in huis is op maat gemaakt. Voor de kinderen zijn er kleedkamers en slaapkamers in James Bondstijl. Ironisch als je bedenkt dat hij niet lang daarna een buurman krijgt die niet zou misstaan in een Bondfilm. Op het moment dat K. het appartement betrekt heeft het al een tijd leeg gestaan, net als de woning die daaraan grenst. Vlak voordat een nieuwe buurman in zijn appartement trekt, ziet K. een grote vrachtwagen voor de deur staan die voor de buurman komt. ‘Gehuurde meubelen’ staat er op de zijkant. De nieuwe buurman blijkt een nette en aardige man. “Zó aardig, dat wil je niet weten.”

Ze maken een praatje. De Engelsman – Gary – vertelt dat hij voor zaken vaak in Nederland is. Gary ziet er altijd piekfijn uit. Hij draagt nette pakken, dure horloges en rijdt in de duurste auto’s. De ene keer komt hij aan in een nieuwe Mercedes c 7-serie, dan weer in een Ferrari. Die auto’s zijn niet van hemzelf, maar worden op Schiphol voor hem klaargezet, vertelt Gary verontschuldigend als ze samen in de lift staan. Dat gebeurt opvallend vaak. “Elke keer als ik de lift in wilde stappen, zag ik zijn voordeur opengaan en kwam hij ook de lift in. Dan maakten we even een praatje. Kijk, Holleeder zou zo’n man gewoon negeren, maar daar ben ik dan weer te sociaal voor.”

Tijdens een van die liftmomenten valt K. iets op. “We stonden te praten, hij als altijd strak in pak en met z’n Rolex om, en toen zag ik in zijn nek ineens zo’n dun gouden kettinkje.”

Hij trekt een vies gezicht en leunt naar achteren op zijn stoel: “Echt zo’n smerisding!”

De twee mannen aan het tafeltje achter hem kijken naar hem als hij vervolgt: “Die hebben dat soort prutsdingetjes, zo’n heel goedkoop kettinkje. Een onbenullig detail, maar toch.”

Maandenlang woont Gary naast hem en probeert hij op allerlei manieren in contact te komen en hem uitspraken te ontlokken. Zo vertelt Gary dat hij zich bezighoudt met het veilen van schilderijen. Of dat niet ook iets voor Danny is? “Ik zeg: Ik heb helemaal geen geld! Hij keek me aan alsof ie me niet geloofde. Ik zeg: Ik heb een vrouw met veel geld.” Voor de politie een domper: ze hadden natuurlijk gehoopt dat hij iets zou loslaten over hoe hij zijn geld verdiende.

 

Het komt tijdens de rechtszaak veelvuldig aan de orde: er zijn van K. geen bankrekeningen bekend in Nederland, en hij heeft geen vaste baan. Toch beschikt hij, zo blijkt uit de taps, over veel geld. Hij laat er niet veel over los, behalve dan dat Angela veel geld heeft en dat hij geld verdient met de horloge-handel. Want dat is zijn passie: horloges. Van die ‘klokkies’ die voor tienduizenden euro’s de markt op gaan.

Het kantoor van Jaap de B., de horlogehandelaar met wie hij veel samenwerkte, hing ook vol met afluisterapparatuur. “Dat heb ik echt niet doorgehad,” vertelt K., terwijl hij zijn witte overhemd rechttrekt. “Daar kwam ik pas heel laat achter.” Hij heeft buurman Gary er nog een keer mee naartoe genomen, toen die had gevraagd of K. niet een goed adresje wist voor een nieuw horloge. “Ik had er eigenlijk helemaal geen zin in, maar ik ben toch maar met hem meegegaan. Hij wilde per se met mij meerijden – hij zat natuurlijk volgeplakt met zenders -maar ik moest nog naar een andere afspraak daarna. Dus ik zeg: Dat is niet handig, je kunt beter achter mij aan rijden.” Gary blijft aandringen, en uiteindelijk stemt K. in. “Toen ik daar wegging heb ik nog een lift voor hem geregeld,” zegt hij hoofdschuddend. “Dat had Willem nooit gedaan;

Willem Holleeder komt in het Andes-onderzoek voor als het gaat om de vermeende afpersing van Hells Angels-president Theo Huisman. Dat is dan ook de enige zaak waar Danny, Dick en Willem – het zogenaamde ‘supertrio’ -gezamenlijk in voorkomen, terwijl justitie hen toch vervolgt voor de oprichting en het lidmaatschap van een criminele organisatie die zich bezighoudt met afpersing, bedreiging, mishandeling en witwassen. De mishandelingen en vechtpartijen die op de tenlastelegging van Dick V. staan vonden jaren geleden plaats. Daar had Danny K. niets mee te maken. Met de bedreiging aan het adres van Peter R. de Vries waarvoor Willem Holleeder moet voorkomen, hadden Danny K. en Dick V. niets te maken. En met de bedreigingen die K. uitte aan het adres van zijn ex, hadden Dick V. en Holleeder niets van doen. Het lijkt erop alsof allerlei op zichzelf staande zaken bij elkaar zijn geveegd en op één hoop gegooid. Behalve dan die afpersing van Theo Huisman. Al zit dat verhaal volgens K. anders dan justitie doet geloven.

 

Danny K. en Dick V. worden al afgeluisterd als ze een afspraak maken met Theo Huisman in februari 2013. Tijdens die ontmoeting geeft Dick Theo een klap voor z’n hoofd. Later praten ze erover in het kantoor van horlogehandelaar Jaap de B., en Danny K. belt met Holleeder om hem over dit voorval te vertellen.

Danny: “Dat is zo’n onzinverhaal. Ik ken Theo al vanaf mijn 13de. Wat daar gebeurde was een persoonlijk iets, dat had niks met afpersing te maken. Ik wilde erachter komen of Theo ergens over had gelogen. Dat zat me erg dwars. Dus we gingen even een stukje lopen, hij begon een beetje te stotteren, en toen gaf Dickie hem ineens een klap. Dat hadden we helemaal niet afgesproken. Dick is een lieve jongen, maar soms wat onbezonnen. Hij kan niet tegen onrecht; Danny K. vertelt dat hij het daarna met Theo heeft uitgepraat, en ook met de Hells Angels: het is natuurlijk niet de bedoeling dat iedereen zomaar hun president voor z’n hoofd kan slaan. Huisman heeft zelf overigens nooit aangifte gedaan van afpersing dan wel mishandeling.”

De enige reden dat justitie het drietal hiervoor vervolgt is dat uit afgeluisterde gesprekken is gebleken dat er een klap aan Theo was uitgedeeld. Verder werd er in afgeluisterde gesprekken over een geldbedrag gesproken. Afpersing dus, meent justitie. “Meneer Plooij, u weet dondersgoed hoe het zit, maar u ramt het er gewoon doorheen. U weet dat er geen sprake is van afpersing,” bijt K. de officier van justitie toe op de zitting.

Danny K. verwacht dat hij veroordeeld wordt voor het witwassen en voor de bedreiging van zijn ex. Dat zijn dingen die niet mogen, maar er staat geen zesenhalfjaar op. En het maakt hem niet tot die grote vis die justitie koste wat kost -enkele tientallen miljoenen waarschijnlijk – wilde pakken. Ja, hij leidt een luxeleven. Ja, hij kent alle grote criminelen. Ja, hij ‘liep veel rondjes’ met mensen, waarbij niet duidelijk was wat er precies besproken werd. Er hangt een bepaalde zweem om hem heen, dat valt niet te ontkennen. Maar de jaren van afluisteren hebben geen enkel bewijs opgeleverd: er is niets dat aantoont waarmee hij zijn geld verdient en er kan niet worden hardgemaakt dat K. zich bezighield met criminelere zaken dan witwassen.

Na bijna vier uur zit ons gesprek erop. De drie mensen aan het tafeltje naast ons vertrekken zodra wij aanstalten maken te betalen. Ik heb bijna medelijden met ze. Na nog een berichtje met zijn enkelbandtelefoon te hebben gestuurd loopt K. naar zijn auto. Met een zwaar geluid rijdt hij weg, terug naar zijn burgerlijke leven en een huis vol kinderen, zoals hij zelf zegt.

Op 5 maart 2015 veroordeelde de rechtbank Danny K. tot vierenhalfjaar cel. Hij zou samen met Dick V. (drie jaar cel) een misdaadnetwerk hebben aangevoerd dat zich bezighield met witwassen en het plegen van geweld. Dick V. ging niet in beroep, Danny wel. In juni 2017 blijkt dat de straf voor hem hetzelfde blijft.

De marteldood van een verrader

$
0
0

Op 26 juni 2017 veroordeelt het gerechtshof in Den Bosch Alberto T. tot een gevangenisstraf van 24 jaar. Hetzelfde als wat de rechtbank Maastricht in 2014 deed. Een in veel opzichten opmerkelijke uitspraak. Zelfs al bewezen zou zijn dat Alberto de moord heeft gepleegd, dan nog is 24 jaar voor een enkelvoudige moord in het criminele milieu extreem. 

Slachtoffer Guido Kosterman was nog jong: 25 jaar. Maar toch al jarenlang informant van de politie. Voor een habbekrats gaf hij informatie uit het drugsmilieu door aan de Criminele Inlichtingen Eenheid (tegenwoordig TCI). Toen zijn telefoon, met stiekem opgenomen gesprekken met zijn ‘runners’, werd gestolen, verkeerde hij meteen in levensgevaar. Hij dook onder, samen met zijn goede vriend Alberto, maar er was geen redden aan. Hij stierf een gruwelijke marteldood. De ‘goede vriend’ is als verdachte aangehouden, maar behalve justitie gelooft niemand dat hij de moordenaar is. Degenen die het wél weten – de ‘runners’ van de CIE aan wie Guido zijn informatie gaf – doen of hun neus bloedt: er worden geen mededelingen gedaan over informanten. Ook niet als ze dood zijn.

“Pa aub red me stuurt geld kan ik dit op lossen.” Dit sms’je is het laatste levensteken dat van Guido Kosterman wordt vernomen, op donderdag 6 december 2012 om zeven over tien ’s morgens. Het volgende bericht op de telefoon is: ‘Verzenden mislukt’.

Dat Guido zwaar in de problemen zat, was zijn directe omgeving niet ontgaan. Hij kwam uit Wijk bij Duurstede, maar zat al enkele maanden ondergedoken in een loods in Maastricht. De loods was vooral een initiatief geweest van zijn goede vriend Alberto T., van oorsprong een Panamees. Alberto was in die loods een bandenhandel begonnen, samen met Guido. En omdat Guido bedreigd werd mocht hij daar slapen. De loods staat in de achtertuin van een groot herenhuis, dat wordt verhuurd aan studenten. Niet bedoeld om te wonen, maar Guido voelde zich hier betrekkelijk veilig. Er waren maar heel weinig mensen die wisten dat hij hier verbleef. Hij had alle reden om onder te duiken. Hij was al drieënhalf jaar informant van de CIE, de Criminele Inlichtingen Eenheid, in Utrecht. In ruil voor enkele honderden euro’s gaf hij tips door over zijn contacten in de drugshandel. Waarom hij zich hiertoe had laten overhalen is niet bekend. Geldnood, dat zeker, maar om daarvoor je beste vrienden te verraden en je leven op het spel te zetten?

De laatste maanden was het gevaar wel heel dichtbij gekomen en Guido wist dat. Het was grotendeels zijn eigen schuld. Hij had de gewoonte gesprekken die hij voerde met zijn CIE-runners op te nemen. Misschien als bewijs, voor wat ze hadden afgesproken. Vermoedelijk ergens in oktober is die telefoon gestolen en is de informatie in het criminele circuit terechtgekomen. Of die diefstal puur toeval en pech was of dat iemand gericht naar juist die telefoon en die gegevens op zoek was is niet bekend. Feit is dat hij vanaf dat moment vogelvrij was. En hij wist het. Uit die periode, kort na de diefstal van zijn telefoon, dateert een incident dat verschillende mensen uit zijn omgeving zich herinneren. Dat Guido een paar flinke klappen tegen zijn hoofd heeft gehad.

Over het hoe en waarom lopen de meningen uiteen. Een vriendin van Guido denkt dat Alberto dat heeft gedaan. Guido zelf vertelt een vriendin dat zijn vader hem heeft geslagen, omdat die vond dat hij fout bezig was. Alberto verklaart daarover dat het in mei of juni is geweest en dat het zich afspeelde in het ouderlijk huis van Guido. Er was een ‘licht getinte persoon’ in huis en toen Alberto aankwam liep Guido met een ice-pack tegen zijn hoofd. De ‘andere persoon’ liep te tieren tegen Guido, Alberto brengt hem tot bedaren. Guido wilde niet vertellen wat er aan de hand was. Alberto verklaart: “In de periode daarna heb ik vaker vreemde letsels bij Kosterman opgemerkt. Toen hij mij een keer kwam ophalen zat hij onder het bloed. Wij zijn toen samen naar de dokter gegaan.” Ook toen vertelde hij niet wat er was gebeurd. Tegen de dokter zei hij dat hij van de trap gevallen was. Hij heeft toen enkele dagen in het UMC gelegen.

Alberto begon met een bandenhandel in Maastricht, “mede gezien de situatie in Utrecht.” Alberto had een goede connectie in Duitsland. De loods diende als opslagplaats voor deze handel, maar hij was ook erg geschikt om onder te duiken.

De verhouding van Guido met zijn vader was wat problematisch. Kennelijk was zijn vader de problemen die Guido voortdurend over zich afriep helemaal zat en Guido was ook niet meer welkom thuis: de sloten waren zelfs veranderd, om te voorkomen dat hij onverwacht toch binnen zou komen. Guido had zich ook bij vrienden en kennissen niet erg geliefd gemaakt door van jan en alleman geld te lenen en niet terug te geven. Er waren langdurige conflicten om bedragen van vijf euro.

Ook in Maastricht was Guido niet veilig. Eind november 2012 wendde hij zich kennelijk ten einde raad tot zijn vader. Hij had dringend 5000 euro nodig, dan kon hij het gevaar afwenden. Vader gaf weinig sjoege; Guido nam contact op met zijn oom Peter. In een sms’je op 5 december, om tien over twee ’s middags, schreef Guido: ‘Ze geven garantstelling dat ze mij met rust laten als ik wel betaal’; om vier uur volgde een tweede sms aan oom Peter: ‘Ik heb het er met mijn vader over gehad dat we dit eerst oplossen en dan maar bij jullie in de schuld staan want ik ben het zat om weg te lopen’ en om twee minuten voor vijf de laatste: ‘Dit is mijn enige redding.’ De volgende morgen om zeven over tien volgde die wanhoopskreet aan zijn vader: ‘Pa aub red me stuurt geld kan ik dit op lossen’.

Waar Guido die 5000 gulden precies voor nodig had is niet bekend. Het is onwaarschijnlijk dat het voldoende zou zijn om de mensen die hij had verraden aan de CIE hiermee af te kopen. Was het bedoeld om een wapen te kopen, om zich te kunnen verdedigen als het erop aankwam? Of om verder te vluchten? Hij voelde de hete adem van zijn belagers in zijn nek. Hij wist ook wie het waren. Dat blijkt uit whatsapp-gesprekken met een goede vriendin van hem uit Wijk bij Duurstede. Met deze Cynthia besprak hij eerst in gesprekken begin november zijn weinig rooskleurige situatie.

Cynthia vertelde hem in een whatsapp-gesprek op 6 november dat hij op de website 112 Heuvelrug staat: hij was ‘vorige week’ aangehouden. Dat had hij wel aan haar verteld, maar niet zoals zij nu op de site las: dat er gestolen kentekenplaten in de auto lagen. Het bericht staat overigens nog steeds online. “De politie arresteerde maandagavond 29 oktober op de Waag een 25-jarige man uit Wijk bij Duurstede, omdat er gestolen kentekenplaten in zijn auto lagen. Die avond rond 18.15 uur zagen agenten een auto over de Waag rijden zonder verlichting. (…) De agenten hielden de bestuurder aan en namen hem mee naar het politiebureau. Daar sloten ze hem op voor verhoor en nader onderzoek. De agenten namen de gestolen kentekenplaten in beslag en maken proces-verbaal op.”

Op 7 november begon Guido over shampoo die hij voordelig kon krijgen en wat hem wel iets lijkt voor Cynthia. Ze dacht eerst dat het een cadeautje was, ook al paste de kleur haar niet, maar toen kwam de aap uit de mouw: hij probeerde het aan haar te verkopen. Voor een tientje. Cynthia: “Dus je heb geld nodig daarom wil je die shampoo aan mij verkopen.” Op 11 november whatsappten ze weer en hij begon weer over de shampoo. Cynthia: “Ik wil je best geld lenen, maar dat moet je het terugbetalen. Je gaat niet met mij om zoals je met je vrienden omging, Maak je daar misbruik van, dan ga ik naar je vader.” Even later: “Ik wil best een tientje aan je geven, hoor.”

Op 3 december kregen deze tamelijk onschuldige gesprekjes een heel andere lading. Guido, om 19.05 uur: “Voor dat er iets met me gebeurt wil ik zeggen dat ik een cid informant ben dat ik mensen heb verraden voor geld onder ander Dirk en Alberto en nog meer, daarom heb ik problemen. Ik wil nu alles eerlijk toegeven en overnieuw beginnen.”

Cynthia: “Dus in principe verraad jij hun.”

Guido: “Ja, voor geld. Ik moest mensen verlinken voor geld. Dat is mensen erbij naaien die met drugs te maken hebben. Ik ben nu verstoppen voor grotere mensen. Het probleem is dat die informatie is op straat gekomen en die zijn bij hun terecht gekomen.”

Cynthia: “Weten Alberto en Dirk dat jij hun verraden hebt?” Guido: “Dat ik dit al 3,5 jaar doe. Dirk weet ik niet, Alberto wel en de rest ook en dat is het ergste. Najib uit Driebergen, mensen uit Utrecht, mensen uit Bijlmer. Ik had 400 euro gekregen om Alberto te verraden en voor mensen uit Utrecht kreeg ik 500 euro en heb meerdere malen gedaan.”

Cynthia: “Je zet je leven op het spel!”

Haar volgende berichtje was van 13 december. “Gui? Ben je er? Maak me zorgen.”

Terecht. Guido was intussen een verschrikkelijke dood gestorven. Het laatste levensteken was het sms’je aan zijn vader, donderdagmorgen 6 december iets over tien. Dat niet aankwam. In de nacht van donderdag op vrijdag sliepen Alberto en Guido samen in de loods. Ze aten ’s morgens een tosti, tegen half één ging Alberto met de trein terug naar Wijk bij Duurstede omdat hij iets moest regelen met rijlessen, hij had geen rijbewijs. Vermoedelijk is Guido kort daarna ontvoerd, bij de loods, en meegenomen naar een andere locatie en enkele dagen vastgehouden en gemarteld. Er is weinig twijfel over dat dit te maken had met ‘de grotere mensen’ uit zijn sms’je aan Cynthia. Die zullen hem hebben ondervraagd wat hij precies heeft verklaard, over wie en wat. Er is gezien de sporen die later zijn aangetroffen weinig fantasie voor nodig om vast te stellen dat die ondervraging tot een gruwelijke dood heeft geleid. Hij is op zijn hoofd geslagen met een metalen fitness-apparaat. Zijn neusbot was gebroken en zijn schedel had een fractuur. Zijn linkernier was gescheurd en er waren onderhuidse bloedingen. Er is een heet voorwerp – mogelijk een strijkijzer – tegen zijn rug gedrukt. Vingers en tenen zijn gebroken met een betonschaar.

Op zondag 8 december gaat Alberto, met de trein, naar Maastricht. In de loods brandt licht. Er hangt een soort mist. Hij roept: ‘Guido! Guido!’ Geen antwoord. In de loods is het een rommeltje, anders dan toen hij hier vrijdagmiddag wegging. Op de doucherand en in de douchebak zitten druppels bloed. Alberto gaat via de trap naar de benedenverdieping. Het licht doet het niet, er komt alleen wat daglicht door een klein raam. Dan ziet hij ‘een donkere verschijning’ liggen. Hij ziet dat het Guido is. Hij probeert hem te reanimeren. Knijpt diens neus dicht. “Er kwam een bepaalde reuk uit Kosterman, waarvan ik geen beschrijving kan geven.”

Hij realiseert zich dat Guido dood is en is ‘totaal in shock’. Hij probeert Guido naar boven te slepen, de trap op, maar Guido is te zwaar, bovenaan de trap lukt het niet verder. Daar is een raam, waar hij het lichaam nog net door weet te wurmen. Het ligt dan buiten in de tuin. Alberto laat het daar liggen en gooit er wat spullen overheen en vertrekt in paniek richting Utrecht. Hij belt zijn moeder, om te vertellen wat er is gebeurd. Die adviseert hem de politie te bellen, maar dan wel vanuit de loods. Maandag, aan het eind van de middag, gaat hij terug, maar eenmaal aangekomen durft hij niet naar binnen. Hij loopt naar het studentenhuis waar de loods bij hoort. Hij praat met een van de bewoners. Hij vraagt of ze iets bijzonders hebben gezien bij de loods en of ze een sleutel hebben: hij is die van hem kwijt. Ze hebben geen sleutel, en de huisbaas is er ook niet: die is met vakantie.

Later blijkt dat op deze maandag de politie ook al in de loods is geweest. Vanwege de vermissing. Kennelijk had iemand dit adres doorgegeven. Ze zien niks bijzonders. De bloedspatten zien ze aan voor tomatenketchup. In de kelder is het nog steeds donker. Achteraf blijkt dat er brand is gesticht en dat het lichaam van Guido gedeeltelijk was verbrand, maar ook dat valt niet op. Dat er een lijk de trap op is gesjouwd en door een smal raam is gewurmd, zien ze niet. Als ze al de moeite hebben genomen buiten te kijken, dan hebben ze het lijk niet gezien. Ook niks verdachts geroken. Pas op vrijdag, als er een speciale eenheid gericht gaat zoeken, wordt het lichaam van Guido ontdekt.

Alberto heeft zich in alle opzichten onhandig en verdacht gedragen, dat staat buiten kijf. Waarom belde hij die zondag niet meteen de politie? Zijn argument: “Ik vertrouwde de politie niet.” Als hij wordt aangehouden, vertelt hij eerst een heleboel leugens. Omdat het verhoor op video wordt opgenomen, zegt hij, en omdat hij de politie niet vertrouwt. In zijn geboorteland Panama werkt de politie wat anders dan in het beschaafde Westen. Maar betekent dat ook dat hij Guido heeft vermoord, zoals de aanklacht luidt? Zijn advocaat Arthur van der Biezen: “Uit het technisch onderzoek blijkt dat er op de plaats delict vrijwel geen bloed van het slachtoffer is aangetroffen. Dat is eigenlijk alleen te verklaren als het mishandelen en martelen niet op die plek in de kelder heeft plaatsgevonden, maar ergens anders. Dat komt overeen met de verklaring van een getuige die op zondagmiddag 8 december twee mannen in de buurt van de loods “iets zwaars heeft zien tillen.”’

Het lichaam van Guido? Bewusteloos, zwaar toegetakeld, of al overleden? In dit scenario zouden de mannen – van wie vrij duidelijke beschrijvingen zijn – het lichaam in de kelder hebben gelegd en in brand hebben gestoken. Dat verklaart de ‘mist’ die Alberto ruikt als hij vermoedelijk niet al te lang daarna binnenkomt. Het ligt ook voor de hand dat Guido nog niet lang is overleden als Alberto hem aantreft: als hij koud was, zou hij geen poging hebben gedaan hem te reanimeren.

Alberto is de enige verdachte in deze zaak. De ‘grotere mensen’ zijn buiten schot gebleven. Dat blijft ook zo, als het aan de CIE ligt. Advocaat Van der Biezen: “Het meest bizarre aan de zaak is natuurlijk dat de CIE weet waar ze de echte daders moeten zoeken. Maar die doen of hun neus bloedt.” Uiteraard is de betreffende CIE-officier hierover benaderd, maar die schrijft dat “niet zal worden bevestigd of ontkend dat het slachtoffer informant van de CIE is geweest.” Het uitgangspunt is “dat in alle gevallen de identiteit van een informant wordt afgeschermd; dit uitgangspunt vervalt niet na het overlijden van een informant.” Er kan alleen van worden afgeweken als er zich “zwaarwegende belangen voordoen die betrekking hebben op het leven, de vrijheid en/of veiligheid van derden dan wel op de integriteit van de opsporing.”

De officier ziet geen aanleiding in deze zaak van het uitgangspunt af te wijken. Van der Biezen: “De CIE wist dat hun informant gevaar liep, maar ze hebben niets gedaan om hem te helpen.” En het opsporen van de werkelijke daders hoort kennelijk ook niet bij het takenpakket van de CIE: het is voor (bijna) iedereen het handigst als Alberto T. gewoon wordt veroordeeld, ook al is dat voor een moord die hij niet heeft gepleegd.

 


Heineken-losgeld was nooit in Parijs

$
0
0

In het kader van het proces tegen Heinekenontvoerder Willem Holleeder, als opdrachtgever voor moorden,  worden deze zomer Astrid en Sonja Holleeder en zijn ex-vriendin Sandra den Hartog ondervraagd door zijn advocaten. In mei 2017 zijn delen van die verklaringen uitgelekt. Zo vertelt Sonja dat het deel van het losgeld van Cor van Hout en van haar broer Willem in Parijs begraven lag en door een goede vriend daar zou zijn opgegraven. Dat had ze van Cor gehoord. Het is een verhaal dat al heel lang de ronde doet en nu dus min of meer officieel wordt bevestigd. Maar het klopt waarschijnlijk niet. Cor en Willem hebben haar – en anderen – flink in de maling genomen. In de nog geheime verklaringen van Holleeder licht hij een tip van de sluier op. In werkelijkheid is dit deel van het losgeld nimmer in Parijs geweest, maar heeft hij dit zelf in een bos in het Gooi begraven. En zelf weer opgegraven.

“Ja, Cor heeft mij verteld van het losgeld bij de boom. Ik wist dat in ieder geval wel. Ik wist het ook van Thomas van der Bijl, dat hij het had opgegraven.” Vertelde Sonja Holleeder in juni van dit jaar in een verhoor bij de rechter-commissaris. Het ging over het deel van het losgeld dat nooit was teruggevonden en waarvan Thomas van der Bijl – een goede vriend van Cor – had beweerd dat hij dit in een homo-bos in Parijs had opgegraven. Hij had het aan Rob Grifhorst gegeven, die het voor Cor en Willem had geïnvesteerd en die er daarna leuke dingen mee hadden gedaan: Casa Rosso op de Wallen gekocht en prostitutiepanden op de Achterdam in Alkmaar. Thomas van der Bijl heeft wel een rol gespeeld bij het losgeld, maar wat hij er kort voor zijn dood over heeft verklaard tegenover de politie is – zeer waarschijnlijk – een fabeltje. In de nog onder embargo liggende verklaring van Holleeder – die slechts ter inzage zijn geweest voor advocaten in het Passageproces – vertelt Holleeder dat het geld nooit in Frankrijk is geweest en daar nooit is begraven. En dus ook niet door Thomas van der Bijl is opgegraven. De zakken met het deel van het losgeld van Cor en Willem zijn in een bos in het Gooi begraven en Willem heeft die zelf enige tijd later – in de periode dat ze in Parijs zaten ondergedoken – op een koude winternacht opgegraven.

De hele waarheid over wat er met het losgeld van de Heinekenontvoering is gebeurd, zal nog even op zich laten wachten. Een van de weinigen die het weet – misschien wel de enige nog, intussen – is Willem Holleeder. In zijn verklaringen die sinds kort aan het procesdossier zijn toegevoegd, zou hij precies uit de doeken doen wat er met het geld is gebeurd, wie het heeft geïnvesteerd en waar. Die verklaringen zijn voorlopig nog zeer geheim. Ze zijn alleen onder voorwaarden ter inzage geweest voor advocaten van verdachten in het Passageproces, dat op 29 juni werd afgesloten. Eén detail is inmiddels bij enkele insiders bekend. Dat gaat over het deel van Cor en Willem dat bewaard is gebleven.

Weet u het nog? Freddy Heineken en chauffeur Ab Doderer werden op 9 november 1983 ontvoerd. Op 28 november werd 35 miljoen gulden losgeld betaald, op 30 oktober kwamen ze vrij uit de loods op het industrieterrein in het westelijk havengebied van Amsterdam. Op dat moment had de politie de daders al min of meer in het vizier. Het losgeld was begraven in tonnen in een bos bij Zeist. Toen de ontvoerders in de gaten kregen dat de politie hen op de hielen zat, ontstond er paniek. Ze groeven een deel van het geld op en verdeelden dat in een hotelkamer in Hotel Résidence bij Vinkeveen. Tot zover is er geen onduidelijkheid.

Wat zegt Cor van Hout erover in het standaardwerk van Peter R. de Vries over de Heinekenontvoering?  Cor vertelt dat ze in de gaten hebben dat ze worden gevolgd. Hij vraagt aan zijn gabber (en ex-zwager) Thomas van der Bijl of hij diens Golf GTI een poosje mag lenen “in verband met dringende omstandigheden.” Dat mag. Cor rijdt naar de Prinsengracht, waar hij mede-ontvoerder Frans Meijer oppikt, die daar op een damesfiets naar toe is gereden. Bij een tuingereedschappenwinkel kopen ze een schep en rijden dan in de richting Zeist. Om zes uur ’s avonds – het is dan al donker – arriveren ze bij het bosperceeltje tegenover de uitspanning De Taveerne. Ze controleren grondig of ze niet zijn gevolgd. Cor gaat op de uitkijk staan, Frans Meijer schept de aarde weg. Ze maken de twee tonnen open met de twee nog ongeopende postzakken, trekken die eruit en leggen de ruim 150 kilo geld achter in de auto. De tonnen worden keurig afgedekt en ze rijden naar hotel Résidence aan de A2 bij Vinkeveen. Ze hebben voor zo’n vijftien miljoen gulden bij zich. Willem Holleeder heeft in het hotel op naam van Tonnie van Maurik – de later geliquideerde sportschoolhouder uit Amsterdam – kamer 125 geboekt. Daar zijn de andere drie al aanwezig: Holleeder, Jan Boellaard en Martin Erkamps (‘Remmetje’). Ze storten het geld op de salontafel en beginnen het te sorteren op valuta.

In deze tonnen was het losgeld in Zeist begraven

“Er klonken kreten van verbazing, verwondering, ontzag en enthousiasme. Ze moesten allemaal even wat stapeltjes door hun handen laten gaan, om het gevoel te krijgen dat het allemaal echt gebeurde. Hier hadden we het allemaal om gedaan.” Aldus Cor in het boek. Hij vertelt dat het wordt verdeeld in vijf porties van drie miljoen. Dat klopt niet helemaal: Remmetje, Cor’s jonge halfbroer, kreeg wat minder, omdat hij een geringer aandeel in de ontvoering had. Cor en Willem hadden samen ruim 7 miljoen. Cor haalt er een paar stapels Frans geld tussenuit, omdat hij en Willem van plan zijn naar Frankrijk te vluchten. Vanaf dat moment begint Cor, in het boek, een sprookje te vertellen. Hij zegt dat hij en Willem het geen goed idee vinden het geld mee te nemen op de vlucht naar Frankrijk: stel dat ze bij de grens worden gecontroleerd, dan zijn ze alles in één keer kwijt. Jan Boellaard en Remmetje nemen hun zak met geld wel mee. Cor zegt tegen Remmetje dat hij het moet begraven, maar die luistert niet en legt het geld bij zijn vader in huis. Daar wordt het meteen na de invallen van de politie gevonden. Ook Jan Boellaard wordt met geld en al in de kladden gegrepen. Frans Meijer zou er – volgens het verhaal van Cor – met het resterende geld vandoor zijn gegaan. Hij zou het ergens goed verstoppen en als de kust weer veilig was, zouden ze het weer ophalen. De verwachting is – op dat moment – dat dit nog voor het eind van het jaar zal gebeuren.

Het loopt anders. Frans Meijer geeft zichzelf aan bij de politie, alleen Cor en Willem zijn ontsnapt. Vanuit Frankrijk volgen ze het nieuws. En krijgen ze de schrik van hun leven als Frans aan de politie vertelt dat hij het geld allemaal heeft verbrand op het strand: hij vond het bloedgeld, daar wilde hij zijn handen niet langer aan vuil maken.

Frans Meijer – en Jan Boellaard – houden tot de dag van vandaag vol dat het zo is gegaan. Jan Boellaard kan dat alleen van horen zeggen hebben, van Frans: hij was er niet bij. In de loop der jaren wordt duidelijk dat Cor en Willem hun geld wel degelijk hebben behouden, en dat het via een andere goede vriend van Cor, Rob Grifhorst, is belegd. En dat Cor en Willem dankzij dit geld na hun vrijlating over miljoenen beschikten die in onroerend goed waren gestoken.

In het boek vervolgt Cor zijn sprookje over het geld van hem en Willem dat ze zogenaamd onder de hoede van Frans Meijer hadden achtergelaten. “Nieuwsgierig vlogen mijn ogen door de tekst om gewaar te worden hoe het Frans Meijer was vergaan en of hij ons geld had weten veilig te stellen.” Ze maken zich zorgen over het losgeld in de bossen bij Zeist. “Op dat moment had ik er toch een beetje spijt van dat we onze portie losgeld niet zelf hadden meegenomen.”

Op dat moment weten ze nog niet dat het grootste deel van het losgeld al is ontdekt. Dat lezen ze op 5 december in de krant.  Wandelaars hadden in de bossen bij Zeist bankbiljetten zien liggen en de politie verwittigd. Die had weinig moeite de tonnen met het geld – zo’n 20 miljoen gulden-  te traceren. Waarschijnlijk hebben Cor en Frans bij het ophalen van de 15 miljoen wat steken laten vallen. Ze hadden geld uit de postzakken op slaapzakken gestort en het in andere zakken gedaan. Daarbij zijn er – in het donker – waarschijnlijk wat biljetten achtergebleven. Vanuit Frankrijk vernemen Cor en Willem vloekend en knarsetandend hoe het grootste deel van de buit aan hun neus voorbijgaat. Cor, in het boek: “Frans had ons aandeel nog steeds en zelf hadden we niet meer dan een ton

Of zes. De situatie was ingrijpend veranderd. Ik hoopte maar dat Frans het tot nieuwjaarsdag vol zou houden om de koffers met geld te verstoppen.”

Cor vertelt dan dat hij samen met Willem eind december teruggaat naar Nederland om Frans Meijer te ontmoeten en het geld op te halen. In Nederland aangekomen krijgen ze een nieuwe ‘schrik van hun leven’: Frans Meijer blijkt zichzelf bij de politie te hebben aangegeven. “Was hij helemaal gek geworden? Dit was tegen alle afspraken in. Waarom deed hij dat nou? En het losgeld, waar was het losgeld?” Kort daarna, in januari, als ze terug zijn in Parijs, komt het antwoord. Frans Meijer heeft bij de rechtercommissaris verklaard dat hij zijn aandeel van 3 miljoen gulden had verbrand op het strand omdat het ‘bloedgeld’ was. Over de 6 of 7 miljoen van Cor en Willem had hij het niet. Cor: “Ik moest me wel heel erg vergissen of ons geldaandeel lag gewoon op een veilige plek op ons te wachten.”

In werkelijkheid weet Cor beter. Hun 7 miljoen is al onder hun beheer. Willem heeft het zelf al opgegraven tijdens de reis naar Nederland, in december. Wat hij er precies mee heeft gedaan en aan wie hij het heeft gegeven, staat mogelijk in de geheime verklaringen. Die komen waarschijnlijk pas in 2018, tijdens de inhoudelijke behandeling van het proces tegen hem, naar buiten.  

Terug naar Frankrijk, januari 1984. Het losgeld is dus veilig, maar voorlopig kunnen ze er zelf niets mee. Er volgen onzekere tijden. In februari worden Cor en Willem in Frankrijk gearresteerd, maar dankzij een juridisch mirakel kunnen ze niet worden uitgeleverd aan Nederland en verblijven ze in hotels in de buurt van Parijs. Onder de hoede van de Franse recherche, maar wel met een zekere vrijheid. Op 1 januari 1985 is er ‘goed nieuws’: Frans Meijer is ontsnapt uit het Pieter Baan Centrum, waar hij was opgenomen voor psychiatrisch onderzoek. Of hij zijn deel van het losgeld inderdaad had verbrand, zoals hij tegenover de politie had verklaard, is nogal onwaarschijnlijk: hij moet dat hebben gebruikt om naar het buitenland te komen. Hij vlucht via België en Brazilië naar Paraguay. Vermoedelijk is hij onderweg veel van zijn geld kwijtgeraakt met omwisselen, waarbij hij flink opgelicht zou zijn, en aan ‘reis- en verblijfkosten’. Begin 1986 slaagt Cor erin hem vanuit Parijs te bellen. In het boek vertelt hij dat hij sluiks informeert of Frans nog wat ‘apenootjes’ heeft. Er volgt een wat onduidelijke passage waaruit je de conclusie kunt trekken dat Cor min of meer gerustgesteld is. Met de kennis van nu: dit was een rookgordijn. Het geld van Cor en Willem was allang in veilige handen en dat was helemaal buiten Frans om gegaan.

Thomas van der Bijl (rechts vooraan met bril) in januari 2003 als drager van de kist van Cor van Hout

Het verhaal dat Thomas van der Bijl betrokken was geweest bij het opgraven van het losgeld, deed al heel lang de ronde. Maar er werd vanaf het begin sterk getwijfeld aan het waarheidsgehalte. Een beetje omdat Willem Holleeder en Thomas van der Bijl elkaar absoluut niet lagen en het onwaarschijnlijk werd geacht dat Holleeder zijn geld aan hem zou toevertrouwen. Maar vooral omdat het logistiek onrealistisch was. Had Cor een gedetailleerde plattegrond gemaakt van het bos, van de exacte locatie, van de boom (“acht stappen naar links”) en die in alle anonimiteit en ongemerkt aan Thomas kunnen doorgeven? En dan zou Thomas het – in een voor hem totaal onbekend land, in een bos – aan de hand daarvan hebben kunnen vinden? Dit staat erover in een actuele druk van het Heinekenboek: “Officier van justitie mr. Fred Teeven maakte op 18 juli 2006 bekend dat er aan het dossier tegen Holleeder een vijftal verklaringen waren toegevoegd die door Thomas van der Bijl voor zijn dood waren afgelegd tegen politiemensen van de Nationale Recherche.” In die verklaringen vertelt Van der Bijl onder meer dat hij ooit een gedeelte van het losgeld bij een bos in Parijs heeft opgegraven. Het ging om 5 of 6 miljoen gulden.

In juni 2017 verklaart Sonja Holleeder dat het verdwenen losgeld is opgegraven in een bos bij Parijs door Thomas van der Bijl. “Cor van Hout had via een verhulde ansichtkaart vanuit de gevangenis laten weten waar dat geld verstopt lag.”

Die kaart zit ook in het dossier met deze verklaringen, dat het televisieprogramma EenVandaag in juni 2017 handen krijgt. Het is een Franse ansichtkaart, Meilleurs Souhaits (‘Beste Wensen’) verstuurd vanuit Parijs. Sonja: ““Ja, Cor heeft mij verteld van het losgeld bij de boom. Ik wist dat in ieder geval wel. Ik wist het ook van Thomas van der Bijl, dat hij het had opgegraven. Ik ontving de kaart toen ik 25 werd, dus dat moet ergens 1985 zijn geweest.” Op de kaart staat een hart met een pijl, de naam Cor, het woordje Boom, hahaha, acht kruisjes en ‘smak’. Dat Cor aan Sonja heeft verteld van ‘het losgeld bij de boom’, dat kan in theorie. Veel later. Dat Thomas van der Bijl rondbazuinde dat hij het had opgegraven was algemeen bekend, maar Thomas riep wel meer dingen die niemand serieus nam. Wat blijkens de verklaringen van Holleeder wél klopt is dat de auto van Thomas is gebruikt bij het opgraven van het losgeld. Met een paar scheppen, die in die auto lagen. Maar bij het opgraven zelf zou Thomas niet zijn geweest en dat opgraven was niet in Parijs, maar niet zo heel ver van de plek waar de grote buit had gelegen, in de tonnen, in de bossen bij Zeist. Thomas had het over een boom waarin Cor een letter had gekrast. De letter F., van zijn dochter Francis. Dat kan kloppen: in de boom waar Willem het losgeld opgroef, stond inderdaad ook de letter F.; hij zou nog de nodige moeite hebben gehad om het daar terug te vinden, terwijl jij het er zelf had begraven. En dat was dan nog in een overzichtelijk bosje in Nederland…

Naar verluidt heeft Holleeder aangeboden de plek aan te wijzen waar hij het losgeld heeft opgegraven. Het zou mooi zijn als de situatie ter plekke niet te veel is veranderd en er nog een boom te traceren is waar ruim 30 jaar geleden door Cor van Hout een letter in is gekrast…

 

 

 

Levenslang voor Dino: ‘Een verhaal’

$
0
0

De eerste aflevering van het derde seizoen van Fargo (Netflix) begint in Oost-Berlijn met een bange man die wordt ondervraagd door een politieman (‘Herr Oberst’).  Het is 1988, kort voor de val van de Berlijnse Muur.

HO: Herein! Setzen. Sie sind Yuri Gurka.

M: Nee. Mijn naam is godzijdank Jacob Ungerleider.

HO: U woont aan de Hufelandstrasse 349.

M: Ja, Herr Oberst.

HO: Yuri Gurka staat geregistreerd als de huurder van Hufelandstrasse 349. Dus als dat uw adres is, dan bent u Yuri Gurka. U bent een 20-jarige immigrant uit Oekraïne.

M: Nee. Ik ben een inwoner van de Duitse Democratische Republiek. Zoals u wel zult kunnen toegeven is het lang geleden dat ik 20 jaar was. En als ik iets mag opmerken: deze woning is mij pas zes maanden geleden toegewezen. Misschien was deze Yuri de vorige…

HO: Dit is een probleem. Laten we elkaar heel goed begrijpen. U wilt daarmee zeggen dat de autoriteiten een fout hebben gemaakt en dat de Staat verkeerde informatie heeft. Is dat wat u wil suggereren?

M: Nein, Herr Oberst.

HO: Goed! Goed! Dan geeft u dus toe dat u Yuri Gurka bent en dat uw vriendin Helga Albracht heet.

M: Nee, nee nee nee, dat heb ik niet gezegd, mijn vrouw heet inderdaad Helga, ja…

HO: Uitstekend.

M: Maar niet: Albracht.

HO: Zo, nu komen we wat dichter bij de zaak. Was het vanochtend of gisteravond dat u haar heeft gewurgd?

M: Wat?!

HO: Uw vriendin, Helga Albracht.  Heeft u haar vanmorgen of gisteravond omgebracht?

M: Nee, ik heb helemaal niet, ik bedoel. Herr Oberst, alstublieft, dit moet.. Zoals ik zojuist al heb gezegd, ik heb geen vriendin maar een echtgenote en ja, toevallig heet zij Helga, ja, maar Helga Ungerleider en ik kan u verzkeeren dat ze springlevend is. Toen uw mannen me kwamen ophalen, een uur geleden, was ze thuis en heeft ze uw mannen zelfs thee aangeboden.

(De politieman laat een foto van een jonge vrouw zien). En toch heb ik hier een lijk dat vanmorgen is gevonden. Helga Albracht. Met de handen gewurgd en achtergelaten op de oever van de Spree. Meneer Gurka, maak het toch niet zo moeilijk. Ik heb u een lijk laten zien. Koud, het gezicht blauw aangelopen. Ik heb dit lijk met mijn eigen ogen gezien. Haar dood is een feit. Wat u mij vertelt, is een verhaal. Het zijn alleen maar uw woorden. Deze vrouw, die nog leeft, met een andere achternaam. Ik noem dat ‘een verhaal’. En we zijn hier niet om verhalen te vertellen. We zijn hier om de waarheid te vertellen. Begrepen?”

De scène eindigt met het beeld van de man die zijn urine laat lopen.

Het is een wat lange inleiding voor een ander ‘verhaal’. Van de Staat tegen een verdachte. Dino Soerel, op 29 juni veroordeeld tot levenslang voor het opdracht geven tot liquidaties. 

Ik heb dit Passageproces vanaf het begin meegemaakt. Ik ben niet bij zoveel zittingen geweest als sommige andere collega’s (met Bondtehond op nummer 1), ik heb me meer met zaken en personen buiten de rechtszaal beziggehouden.

Om het simpel te houden: er was een ‘crimineel driemanschap’. In alfabetische volgorde Ali Akgün, Dino Soerel en Willem Holleeder. Verdacht van liquidaties, op grond van de verklaringen van kroongetuige Peter La Serpe. Bij de rechtbank werden Ali en Dino vrijgesproken, Holleeder was toen nog geen verdachte.: La Serpe had zijn naam wel genoemd in de verklaringen, maar hij had – uit angst, of als ruilmiddel – bedongen dat Holleeder zou worden weggelaten. Het OM ging in beroep, en kwam met een nieuwe kroongetuige op de proppen: Fred Ros. Die eigenlijk ook niks zei over Holleeder, hooguit indirect: hij noemde vooral Ali en Dino. Ali gaf hem het geld voor de liquidaties, Dino besprak de details en gaf hem de instructies. Holleeder was buiten beeld en was in dit hoger beroep geen verdachte, tegen hem begon tegelijk een zaak bij de rechtbank.

Bij de rechtbank was het nog duidelijk. Ali en Dino – beiden verdedigd door Nico Meijering en kantoorgenoten – gingen vrijuit voor de liquidaties. De belangen van Ali en Dino liepen parallel. In hoger beroep veranderde alles. In december 2014 werd Ali in Istanbul geliquideerd, voor iets dat waarschijnlijk niets met dit proces te maken had. En Fred Ros kwam in beeld als nieuwe kroongetuige, die zelf betrokken was bij de liquidatie van Thomas van der Bijl.

Het leek erop dat alleen Holleeder een motief had om Van der Bijl uit de weg te ruimen. Dus was het zaak Dino zoveel mogelijk te isoleren van Holleeder en dat is de strategie die als een opvallende rode draad vervolgens door het proces liep: het benadrukken van de bekoelende verstandhouding tussen Dino Soerel en Willem Holleeder. Ingegeven door de gedachte dat Dino niet de dupe moest worden van Holleeder.

Hier begint ‘het verhaal’. Wat is ‘de waarheid’?

Er zijn misschien maar twee of drie mensen die de echte waarheid kennen, voor alle anderen blijft het ‘een verhaal’. Je kunt als buitenstaander een aantal dingen signaleren. Zo heb ik eerder geschreven en het er met verschillende collega’s over gehad dat het mij niet verstandig leek dat Dino zo categorisch werkelijk álles ontkende wat Fred Ros beweerde, op het absurde af. Er is vanaf het begin ingezet op: “Fred Ros=kroonleugenaar. Dus alles wat hij zegt, is gelogen.” Dat kan zich tegen je keren. 

Pijnlijkste – en misschien wel het meest cruciale moment – was het gedoe over de term ‘haaiensnaaier’ waarmee Dino’s geloofwaardigheid een enorme deuk opliep. Een op zich onbeduidend item, dat te maken had met de verstandhouding tussen Dino en Willem. Dino en zijn advocaat leken totaal overrompeld, de zitting eindigde abrupt en bij de volgende zitting wilde Meijering de zaak achter gesloten deuren behandelen. Wat de zeer sceptische voorzitter van de rechtbank niet toestond (zie hier). 

Voor mij was dit een breekpunt, dat mij sterkte in de gedachte dat het slimmer was geweest niet zo nadrukkelijk op ‘de leugenaar Fred Ros’ te spelen. Juist door zo categorisch en obsessief de vriendschappelijke relatie tussen Dino en Willem te ontkennen, werden de verklaringen van Fred eigenlijk alleen maar belangrijker. Het was een strategie, ingegeven door angst. Het was mijns inziens verstandiger geweest veel luchtiger te doen over de verhoudingen. “Ja hoor, Fred kwam weleens bij Dino op verjaardagen en ze zagen elkaar geregeld in het uitgaansleven.” Er is een observatiefoto waar Dino en Holleeder samen op staan.

Dino en Willem kenden elkaar en trokken met elkaar op.  So what?  Dat betekent toch niet dat Dino Fred vervolgens instructies heeft gegeven om liquidaties te plegen?

Dino en zijn advocaat hadden dit nog geloofwaardiger kunnen maken door de zwarte piet naar Ali Akgün te schuiven. Had gemakkelijk gekund: die was toch al overleden. Bovendien waren de verklaringen van Fred veel belastender voor Ali dan voor Dino. Met Ali sprak hij af in het parkje in Amstelveen, hij beschrijft gedetailleerd hoeveel geld hij kreeg en wanneer en bij wat voor gelegenheden. Dino was daar niet bij. 

Zou dit  besproken zijn: de bal naar Ali spelen? Het is denkbaar dat Meijering heeft gezegd: als je daarvoor kiest, doe ik niet mee. Hij was advocaat van Ali en hij zou zich het ongenoegen en onbegrip van diens nabestaanden op de hals hebben gehaald. Dino had op dat moment voor een andere advocaat kunnen kiezen.

Het kan ook dat Dino zelf dit niet wilde: zijn vriend Ali een trap nageven om zelf de dans te ontspringen. Loyaliteit over het graf heen, met het risico dat hij levenslang zou krijgen.  Of was de inschatting dat het zo’n vaart niet zou lopen met dat levenslang? Ik heb er vanaf het begin wat vraagtekens bij gehad dat Ali en Dino zich door hetzelfde advocatenkantoor lieten bijstaan: soms kunnen belangen van cliënten tegenstrijdig zijn. Het werd de ondergang van Bram Moszkowicz.

Als je de waarheid niet weet, moet je het met ‘een verhaal’ doen. Liefst gebaseerd op feiten, maar als die er niet zijn, ben je aangewezen op verklaringen, aanwijzingen, omstandigheden, tal van factoren die uiteindelijk leiden tot een bepaalde overtuiging. Je moet er als juridisch leek (wat een journalist per definitie is) vanuit gaan dat een hof in een arrest tot een eenduidige en niet voor misverstand of discussie vatbare conclusie komt. En dat een ander hof, op basis van hetzelfde dossier en hetzelfde proces, tot dezelfde conclusie zou komen.

Ik ben niet de enige die op dit punt enig ongemak voelt. We gaan even naar ‘het 11.15-moment’. Kwart over elf, donderdagmorgen 29 juni, tijdens het voorlezen van het arrest. Het ging over een ander contact van Dino:  Jesse Remmers (de naam gespeld zoals in het arrest).

“Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat Jesse R. met tal van in het dossier figurerende personen contacten heeft onderhouden die ook met Dino S. in verband kunnen worden gebracht. In dat licht valt zijn uitdrukkelijke ontkenning van met Dino S. onderhouden contacten onmiddellijk op. Of die ontkenning op gespannen voet staat met de inhoud van het dossier zal later blijken. Voor nu wijst het hof erop dat niet alleen door de kroongetuigen Peter la S. en Fred R. gewag wordt gemaakt van zijn contact met Dino S., maar dat daarvoor ook uit andere hoek bevestiging kan worden gevonden.”

Aldus het arrest. Op basis van de verklaringen van de kroongetuigen was de gedachte: Jesse had contact met Dino en Ali, hij wilde ‘klussen’ (liquidaties) en werd hiervoor doorverwezen naar Dino. Er is niemand die beweert dat dit niet zou kloppen, maar welk bewijs is er voor? Wat is het meer dan ‘een verhaal’, dat ook kan zijn ontstaan doordat de kroongetuigen zelf wat aan het invullen zijn geweest: “Zo zal het wel gegaan zijn.”

Ik heb even ruggespraak gepleegd met Wim van de Pol van Crimesite. “Ik vond het ook een opvallende uiting van het hof, over de contacten tussen Dino en Jesse. Het hof heeft de overtuiging gehaald uit het overzicht van een afstandje. Zie ook mijn stuk. Ik had juist verwacht dat het hof op de details in zou gaan.”

In het betreffende stuk schrijft Van de Pol: “De volgende stap die het gerechtshof maakte was het beschouwen van de feiten tussen de wimpers door. Van een afstandje krijg je juist een samenhangend beeld op het geheel. En dat beeld was fataal voor Dino Soerel (…)  Ook tussen Remmers en Soerel was er contact, zo neemt het hof aan van de kroongetuigen en een anonieme getuige. Hiermee was de zaak beslecht. Alle details die de advocaten van Soerel hadden aangedragen om bovenstaand beeld te nuanceren of onderuit te halen veegde het hof van tafel.”

Volgens het arrest leert de ervaring “dat het nemen van afstand het oog voor detail doet verminderen. Het arrest geeft de indruk dat de overtuiging voor de veroordeling van Soerel ligt in het afstand nemen. Niet in de weging van de vele details.” Aldus Wim van de Pol op Crimesite  (zie hier) . Hij schrijft: “In de meningsvorming van dit hof hebben velen zich toch wat vergist. Ik eigenlijk ook wel.” 

Het beschouwen van afstand betekent dat je op bepaalde details dus niet ingaat. Het duidelijkste voorbeeld is – althans voor mij – dat ‘kwart-over-elf-moment’. Over het contact tussen Dino en Jesse Remmers en de ‘bevestiging uit andere hoek’. Naar mijn idee – maar ik het fout hebben – kan dit alleen maar gaan over de veelbesproken op camera vastgelegde ontmoeting bij Pasta di Mamma in Amstelveen. Jesse is daar te zien als hij met een aantal personen een broodje eet. Er schuift een man aan die volgens het Openbaar Ministerie niemand anders kon zijn dan Dino. Het OM zette hier vol op in, maar zowel Dino als Jesse ontkenden categorisch dat ze elkaar bij deze gelegenheid hadden ontmoet en beweerden dat de persoon op de camerabeelden niet Dino was.

Voor de neutrale toeschouwer was de conclusie dat het op z’n minst twijfelachtig is dat Dino en Jesse elkaar inderdaad bij die gelegenheid hebben gezien.  Ook het OM gaf later toe dat men hier niet meer zo zeker van was en dat het best mogelijk was dat het om iemand anders zou kunnen gaan. Juist op dit toch heel cruciale punt was het interessant geweest als het hof had aangegeven of men dit voorval heeft meegenomen als ‘bevestiging uit andere hoek’.

Toen het hof in het arrest op dit punt met die opmerking kwam waaruit bleek dat men het contact tussen Dino en Jesse bewezen achtte (‘bevestiging gevonden’) was het voor mij al duidelijk: dit gaat helemaal fout voor Dino.

Als gezegd: als journalisten zijn wij juridische leken. Ik zou graag een doorwrochte visie van een eminent strafrechtgeleerde vernemen over dit arrest, maar ik denk niet dat iemand zich daar aan waagt. Je moet het dossier kennen en het proces op de voet hebben gevolgd om hier een goed oordeel over te kunnen geven. Ik zou – buiten degenen die bij het proces betrokken zijn – niemand weten.

De kans lijkt mij groot dat in de zaak van Dino cassatie wordt ingesteld. Een andere mogelijkheid om nog iets van een andere waarheid te achterhalen kan zijn dat Willem Holleeder in het kader van zijn proces een boekje open doet over wat achtergronden. Maar als hij niet met feiten komt, blijft het ‘een verhaal’.

 

 

 

Kindermoord: kan Grote Broer kleine zusjes helpen?

$
0
0

 

Op 5 augustus 1986 verdwijnt de 7-jarige Cheryl Morriën uit IJmuiden spoorloos. Er is nooit iets van haar teruggevonden. De politie gaat ervan uit dat ze een van de slachtoffertjes is van de in Nederland wonende Belgische seriemoordenaar Michel Stockx. Ze was sindsdien niet het laatste slachtoffer van een kindermoord, wel een van de weinige onopgeloste. De maatschappij is in de afgelopen dertig jaar nogal veranderd. Daders en slachtoffers hebben mobieltjes en op autowegen, in winkelstraten en bij tal van bedrijven en particulieren hangen camera’s. Zou ‘een Cheryl’ nu ook nog zo onopgemerkt kunnen verdwijnen, onder de overal toeziende ogen van Grote Broer?

“Stel dat we het Nederland van 2017 op augustus 1986 konden plakken…” In de zomer van 2017 schrijft misdaadverslaggever Jens Olde Kalter in een column in Panorama over de spoorloze verdwijning van Cheryl Morriën (7) uit IJmuiden.Op 5 augustus 1986, om elf uur ’s morgens, klopt Cheryl Morriën op de deur van haar vriendinnetje Lisa, die in de flat bij haar aan de overkant van de straat woont. Ze wil net als de dag ervoor samen spelen. Maar nu wordt er niet opengedaan. Een bewoonster van de flat van Lisa ziet de half-Indonesische Cheryl na het aanbellen aan de brievenbus klapperen. Zonder succes. Een paar uur later zit Cheryl volgens een andere buurtbewoonster op de achterbank van een groene Lada-stationwagen. Het is het laatste dat van haar wordt gezien. Cheryl is nooit teruggevonden. Jens: “De zaak greep mij destijds enorm aan omdat het om een leeftijdsgenootje ging en ik me regelmatig in de duinen of op het strand van IJmuiden vermaakte. De voorpagina’s van de kranten werden wekenlang gedomineerd door het vrolijk lachende gezicht van de vermiste Cheryl, die waarschijnlijk door een vreemde man of mannen was meegenomen.”

Nederland hangt tegenwoordig vol camera’s en tien miljoen mensen hebben een camera op zak. Jens: “Stel dat we het Nederland van augustus 1986 konden plakken. De recherche zou direct kunnen zien of Michel S. wel of niet op een relevant tijdstip in de buurt van het huis van Cheryl was geweest. Had hij voorverkenningen gedaan? Hoe bewoog zijn telefoon in die dagen? En zijn auto? Waar had hij gepind? Waren er buurtbewoners met camera’s aan hun deur, of bedrijven die beelden konden afstaan? Of kwamen er andere mensen in beeld, die daar in een groene Lada- station reden?”

Wie was Michel Stockx en hoe pleegde hij zijn misdrijven? Daarvoor gaan we terug naar december 1991. Een straatje in het centrum van Lochristi, bij Gent. De kleine huizen staan dicht tegen elkaar. We kloppen aan bij het geboortehuis van Michel Stockx. Zijn ouders wonen er nog. Vader is gehandicapt. Hij ligt op bed en zwijgt; moeder huilt. Met horten en stoten vertelt ze over haar moeilijke zoon. Geboren op 17 januari 1942. Er zijn twee dochters en nog een zoon. Met de andere kinderen: nooit iets mee aan de hand, maar hij… Als de bejaarde ouders praten over hun kind dat kort daarvoor in Nederland is ontmaskerd als seriemoordenaar weigeren ze consequent zijn naam te noemen.

De moeder: “Hij is op een gegeven moment uit België vertrokken, dat was in 1976. Daarna hebben wij hem bijna nooit meer gezien. Wij wilden dat ook niet, wij voelden ons beschaamd. Toen hij trouwde zijn we ook niet op de bruiloft geweest. Zijn vrouw is hier na hun huwelijk een keer geweest, omdat zij dat wilde. En ze schreef ons een brief toen hij weer binnen zat, in 1981. Hij kwam niet op de bruiloften van zijn twee zussen en zijn broer. Hij kwam ook niet toen wij vorig jaar vijftig jaar getrouwd waren. Alleen afgelopen zomer, 21 juli, de nationale feestdag in België, stond hij plotsklaps voor onze deur. Hij vroeg of hij even binnen mocht komen. En je eigen kind laat je dan toch niet buiten staan? Hij heeft hier een paar uur gezeten. Hij vertelde dat hij net uit Italië kwam, maar misschien was dat wel gelogen. We weten het niet, meneer. Een paar weken terug belde de commissaris van Gent plotseling. Hij wilde langskomen met twee mensen van uw politie in Hoorn. Toen hoorden wij het verschrikkelijke nieuws.”

De vader die tot dan toe gezwegen heeft zegt: “Alle spullen die we nog van hem hadden heb ik verbrand. Voor mij bestaat hij allang niet meer.”

21 juli 1991. Wat de ouders toen niet wisten is dat hun zoon op dat moment al het bloed van minstens twee kinderen aan zijn handen heeft. Precies een week later zal hij opnieuw toeslaan. Het bezoek aan het ouderlijk huis heeft niet geholpen. Een zoon als seriemoordenaar: waar is het fout gegaan? In een psychiatrisch rapport staat dat de vader een zwakke persoonlijkheid heeft en agressief gedrag vertoont en dat de kleine Michel zich van hem afwendt: moeder en zoon trekken naar elkaar toe. Vanaf zijn veertiende komt Michel in aanraking met justitie vanwege ontucht met kinderen. Later blijkt dat hij zelf door een of meer priesters seksueel is misbruikt. Wanneer en hoe vaak is niet bekend. In 1976 trouwt hij met de Nederlandse Patty D.; ze krijgen één kind.

Op het eerste gezicht leidt Stockx een normaal leven. Hij werkt als vrachtwagenchauffeur bij een transportbedrijf in Nederland. Hij maakt vaak lange ritten naar het Oostblok en naar Italië. Thuis is hij een goedmoedige, vlot babbelende huisvader. In 1981 verandert zijn leven drastisch. Hij wordt gearresteerd voor acht ontuchtzaken. Voor twee daarvan (één met een jongen, één met een meisje) wordt hij door de Zwolse rechtbank veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en tbr. Echtgenote Patty verlaat hem – op advies van de psychiater – bijna onmiddellijk met hun dan driejarige dochtertje. Hij weigert van begin af aan de hem in de Van Mesdagkliniek voorgestelde psychotherapie. Hij krijgt een vaste begeleider toegewezen die geacht wordt hem te geven wat hij in zijn vroege jeugd ontbeerde: liefde, genegenheid en een luisterend oor. Het moet het gevoel van eigenwaarde terugbrengen.

Hoewel Stockx de therapie links laat liggen constateert zijn vaste begeleider in de loop der jaren toch persoonlijkheidsverandering: hij uit zich beter, heeft goed contact met mededelinquenten en personeel. In 1985 mag hij voor de eerste keer met begeleid verlof. Hij gedraagt zich voorbeeldig. In mei 1986 mag hij voor de eerste maal op onbegeleid verlof. Die dag keert hij niet terug naar de kliniek, waar men zich geen ernstige zorgen maakt. Volgens de standaardprocedure wordt binnen twaalf uur de politie ingelicht, die hem op de telex zet, waarbij vermeld wordt dat de man onder behandeling was wegens het plegen van seksuele delicten. Daar wordt verder niets mee gedaan. Stockx meldt zich weer bij zijn vroegere baas en gaat aan het werk.

In het Asser uitgaansleven ontmoet hij Hermien* uit Smilde. Als op 5 augustus 1986 in IJmuiden de vijfjarige Cheryl Morriën op klaarlichte dag verdwijnt is hij nog altijd op vrije voeten. Eind augustus 1986 wordt hij, min of meer bij toeval, aangehouden en weer teruggebracht naar de Van Mesdagkliniek. Niemand maakt zich zorgen. Stockx is een modelpatiënt. In april 1987 adviseren de psychiaters verlenging van de tbs met één jaar.

De rechtbank in Zwolle vat dit op als signaal dat hij niet meer gevaarlijk is laat hem begin mei vrij. Hij gaat met Hermien wonen in een flat op zeshoog aan de Maria in Campislaan in Assen. Een kleine woonkamer en drie kleine slaapkamertjes. Hier speelt zich een op het oog normaal huwelijksleven af. Hermien is een gereformeerde weduwvrouw van in de veertig wier man een aantal jaren eerder aan kanker overleden is. Ze heeft drie kinderen maar die wonen niet bij haar. Stockx werkt weer als internationaal vrachtwagenchauffeur. Hermien wil graag dat hij minder lang van huis is. Ze kent Albert Strijk nog van school; hij heeft een veetransportbedrijf in het Drentse Yde en als die een chauffeur zoekt belt ze hem. Stockx komt op Strijk over als een aardige man: “Hij wilde graag bij mij komen werken, omdat hij in zijn huidige baan soms vier tot zes weken van huis was. Hij is toen eerst op contract gaan rijden. Dat ging prima en later heb ik hem in vaste dienst genomen.”

Stockx gedraagt zich zoals ze dat bij de kliniek graag zien, na tbr: werk, een eigen huis en een vaste relatie. Voor de buitenwereld leidt hij een normaal leven, zijn ware aard houdt hij al die jaren in de kliniek en ook daarna goed verborgen. Hij is wat ze in de psychiatrie noemen: een patiënt die zich structureel heeft weten af te schermen en in staat is zijn omgeving, inclusief zijn psychiaters, een rad voor de ogen te draaien. Psychiater dr. H.J.C. van Marle, oud-directeur van de Van Mesdagkliniek in Groningen en het Pieter Baan Centrum in Utrecht: “Alleen in tijden van grote stress komt de ware aard weer boven. Bij een geslaagde behandeling is de afweerstructuur van zo’n patiënt zo sterk dat er niet opnieuw een delict gepleegd wordt.”

Bij Stockx is die afweerstructuur niet sterk genoeg. Zeer waarschijnlijk is het tijdens het eerste onbegeleide proefverlof in 1986 al misgegaan, met Cheryl Morriën in IJmuiden. Op 22 juli 1989 maakt hij op de terugweg van een rit naar Italië een tussenstop in Mainz, waar hij in het zwembad contact legt met Marco Weisser (12) uit Wiesbaden. Een dag later wordt de jongen dood gevonden op een parkeerplaats langs de autobaan bij Paderborn.

Op 15 augustus 1990 lokt hij Salim Thattil(9) uit Neustadt mee. Na een lange rit dumpt hij diens lijkje in het struikgewas bij parkeerplaats Rivierduin langs de A6 bij Lelystad, waar het een dag later door een automobilist wordt aangetroffen. Pas vier dagen later weet de politie de identiteit van het gruwelijk toegetakelde kind te achterhalen. In januari 1991 wordt de moord op Salim bij Opsporing Verzocht behandeld, zonder direct resultaat. Nog altijd is er niemand die aan Stockx denkt. Of het moet vriendin Hermien zijn: ze kan niet langer tegen de spanning die in de relatie geslopen is en gaat weer in Smilde wonen.

Jessica Laven

Op zaterdag 27 juli pikt Stockx Jessica Laven (11) uit Hoorn op bij het zwembad in Zwaag. Vier dagen later vinden twee Duitse lifters ’s avonds langs de weg bij Klein Ulsda in Groningen haar lijkje; ze is gewurgd. Pas ruim vijf uur later weet de politie zeker dat het om Jessica gaat.

Op basis van getuigen die een verdachte man in het zwembad in Zwaag hebben gezien, komt Stockx in beeld. In oktober wordt hij aangehouden en dan komt ook de zaak van Salim Thattil naar voren. Uit de rittenlijst is op te maken dat Stockx in augustus 1990 met zijn vrachtwagen in Neustadt is geweest, ook op de dag dat Salim daar verdween. Ook het dossier van Marco Weisser ligt op tafel. Als de recherche aan de hand van de rittenlijst aantoont dat hij op de plaatsen delict is geweest, legt hij op 26 november een bekentenis af. “In de nacht nadat hij de moorden bekend had, belde hij ons op,” zegt Grietje Strijk-Kramer, de vrouw van Albert Strijk. “Ik vroeg meteen: ‘Je hebt het toch niet gedaan, hè?’ Hij zei: ‘Ja, ik heb drie kinderen vermoord. Ik heb Jessica op die zaterdag tot elf uur ‘s avonds bij me gehad. Ik heb haar ontvoerd en vermoord.’”

In juni 1992 is het proces in Alkmaar. De ouders van Jessica Laven zijn aanwezig, de ouders van de Duitse kinderen niet. Ze hebben laten weten dit niet aan te kunnen. Stockx is klein en gezet; hij heeft kleine, wat fletse ogen en zijn dunne zwarte haren zijn over zijn kalende schedel strak achterover geplakt. De aanblik van de man die haar kind heeft gedood, is moeder Laven te veel. Ze huilt. Het is duidelijk dat Stockx niet het achterste van zijn tong laat zien: hij heeft alleen bekend wat al bewezen was.

De politie heeft hem flink doorgezaagd over Cheryl Morriën uit IJmuiden, die in augustus 1986 spoorloos verdween. Toen hij verlof had. De rechter: “Toen ik de stukken las, dacht ik: ‘Ik vraag het hem straks rechtstreeks. Het klinkt misschien vreemd, maar u zou nog een goede daad kunnen verrichten door op dit moment eerlijk te vertellen of u dat gedaan hebt of niet. Ook ten opzichte van die ouders zou u die goede daad doen. Doet u die ouders en mij nu dit plezier.”

Het is een poosje stil.

Dan klinkt het: “Ik blijf bij mijn verklaring.”

Op 18 september 2001, terwijl de hele wereld in de ban is van nine-eleven, is Michel Stockx in de werkplaats van de gevangenis in Scheveningen bezig met arbeidstherapie. Hij stoot een fles terpentine om, raakt in paniek en stoot een tl-buis stuk waardoor kortsluiting ontstaat. Getuigen zien hoe hij in een mum van tijd in lichterlaaie staat. Hij wordt nog vervoerd naar het brandwondencentrum in Beverwijk, maar hij overlijdt. De politie concludeert dat er geen sprake is van een misdrijf, maar van ‘pech in het kwadraat’. In de loop der jaren claimt menig crimineel dat hij er de hand in heeft gehad. Stockx wordt begraven op een plek die geheim wordt gehouden. Bij de begrafenis zijn maar drie mensen aanwezig: zijn zus, zijn advocaat en een gevangenispastor. Hij is 59 jaar geworden.

CHERYL: HAD ZE IN 2017 OOK ZO KUNNEN VERDWIJNEN?

 

Is een spoorloze verdwijning als die van Chery in 2017 ook mogelijk? In juni 2017 worden er binnen enkele dagen twee meisjes van veertien jaar vermoord. Romy Nieuwburg in Hoevelaken, Savannah Dekker in Bunschoten. Beide zaken worden snel opgelost. Het lichaam van Romy wordt op de dag van de verdwijning al gevonden, het lichaam van Savannah na drie dagen. In beide gevallen zijn het de gegevens van mobieltjes en van hun contacten via social media die naar de verdachten leiden. Ook zijn er beelden van bewakingscamera’s die als bewijs kunnen dienen.

Op de dag dat Cheryl verdween, woonde Michel Stockx in Assen. Als hij in de vrachtwagen reed, hield de tachograaf het een en ander bij. Maar hij maakte voor de moord op Jessica Laven gebruik van zijn personenauto. Daarmee reed hij van Assen naar Hoorn. Hij was gewend grote afstanden te rijden, ook met de personenauto. Richting Noord-Holland. Het is bepaald niet ondenkbaar dat hij tamelijk ongericht op jacht is gegaan naar een kind dat hij gemakkelijk zou kunnen meenemen. Cheryl liep waarschijnlijk enige tijd alleen op straat.

Of zij – in 2017 – een mobieltje bij zich zou hebben gehad, is niet te zeggen, niet alle kinderen van zeven hebben dat. Maar Stockx zou zeker een mobiel hebben gehad en aan de hand daarvan had hij net zo gemakkelijk zijn onschuld kunnen aantonen als de recherche zijn schuld. Als hij de hele dag zijn telefoon uit had staan, had hij iets uit te leggen. Hij kan onmogelijk van Assen naar IJmuiden zijn gereden zonder dat zijn auto op camera’s was vastgelegd. Er hangen boven de Nederlandse snelwegen in totaal zo’n 2000 camera’s die elke passerende auto vastleggen en waarvan de beelden later kunnen worden opgevraagd. Daarnaast zijn er bij tal van bedrijven en particulieren camera’s die van alles registreren.

Een kind spoorloos ontvoeren op de manier zoals het in 1986 ging, is tegenwoordig vrijwel onmogelijk. Door alle nieuwe technieken is het een stuk gemakkelijker geworden een verdachte te achterhalen. Of daarmee misbruik en moord worden voorkomen, is een ander verhaal, de kans dat een verdachte de dans ontspringt is een stuk kleiner dan dertig jaar geleden. Bovendien was er een grotere kans geweest het lichaam van Cheryl te vinden. En mede dankzij al deze technieken en het feit dat is nagenoeg onmogelijk is zo’n delict te plegen zonder dna-sporen achter te laten, zou voor potentiële moordenaars een reden kunnen zijn zich extra te bedenken voor ze toe gaan slaan. Maar dat is onmogelijk in een statistiek onder te brengen.

 

Antilliaanse drugsjongens gijzelden Claudia Melchers

$
0
0

Wat is de overeenkomst tussen Steven Chocolaad, wiens in stukken gehakte lijk in mei 2003 in het Julianakanaal dreef, en de neven Lorenzo en Izaan M., de vermoedelijke breinen achter de ontvoering van miljonairsdochter Claudia Melchers? In elk geval dat ze alle drie uit de betere kringen van Curaçao stamden, op het verkeerde pad raakten en in één adem worden genoemd met drugshandel.

Op zondag 25 mei 2003 worden in het Julianakanaal in het Limburgse Roosteren een arm en been gevonden van de 27-jarige Steven John Chocolaad, een dag later worden bij Holtum, ook in het Julianakanaal, zijn romp en het andere been gevonden. De politie vermoedt dat het slachtoffer maximaal vier dagen in het water heeft gelegen, waarschijnlijk zijn de lichaamsdelen tussen woensdag 21 en zondag 25 mei in de omgeving van Holtum in het Julianakanaal gegooid. Op 14 mei was Steve in elk geval nog in leven: toen had hij voor het laatst telefonisch contact met zijn ouders.

Pas in 2005 wordt duidelijk door wie en waarom hij is vermoord, bij de behandeling van de zaak van de drievoudige moord op Limburgse Hells Angels. Dat Chocolaad in de drugshandel actief was, was al langer bekend, maar dat hij er zo diep inzat en met zulke gewelddadige criminelen te maken had, verbaasde zijn omgeving nog wel.

Steve was in 1975 in Eindhoven geboren. Hij verhuisde in 1994, toen hij 19 jaar was, met zijn ouders en familie naar Curaçao. Zijn vader begint daar dan, na zijn opleiding in Nederland, met een eigen tandartspraktijk, maar Steve kan daar niet aarden, heeft er weinig contacten en blijft voornamelijk in Nederland. “Hij zag er altijd uit om door een ringetje te halen,” zeggen mensen die hem kennen, “maar toen hij in april 2003 op Curaçao was, zag hij er slecht uit.”

Steven vertelt aan enkele mensen dat hij op het eiland is ‘met een missie’. Hij zegt niet wat, maar dat wordt jaren later wel duidelijk. Het gaat om een transport van 293 kilo cocaïne. Hoofdrolspeler is Angelo Diaz, die de partij in Colombia bestelt en zal afleveren aan Paul de Vries, president van de Limburgse Hells Angels, de Nomads. De Vries was hiervoor in november 2002 al drie maanden op Curaçao geweest. Met dit transport gaat van alles mis: de afnemers krijgen onderling ruzie, er wordt geript en geroofd en Steve is het eerste dodelijke slachtoffer. Hij zou in opdracht van Angelo de boel in Nederland regelen, maar dat loopt slecht voor hem af. In de woning van een van de betrokkenen, Serge Wagener in het Limburgse Nieuwstadt, wordt hij vermoord. Volgens Wageners weduwe is Chocolaad in de eetkamer van hun huis op een stoel vastgebonden. Hij krijgt een prop in zijn mond, maar als hij daarvan niet stikt, wordt hij gewurgd en daarna in stukken gesneden.

Daarmee zijn de problemen nog niet opgelost. De Colombiaanse leveranciers houden de Angels verantwoordelijk voor het wegraken van de partij en dat leidt uiteindelijk tot de drievoudige moord op Paul de Vries (54), Cor Peijnenburg (33) en Serge Wagener (34), die in februari 2004 in hun eigen clubhuis worden vermoord en in de Geleenbeek bij Echt worden gedumpt. Ondanks het geruchtmakende proces tegen de moordenaars, met Angelo Diaz in de rol van kroongetuige, is nog steeds niet duidelijk wie er nou precies de boel hebben belazerd en waar de verdwenen drugs zijn gebleven.

Opmerkelijk is wel dat bronnen op Curaçao weten te melden dat Steven Chocolaad een zakenpartner en vriend was van Lorenzo M.(46), de topbridger die gezien wordt als een van de breinen achter de ontvoering van Claudia Melchers. Het andere brein zou zijn neef Izaan M. zijn, maar hoe de rolverdeling is geweest, is moeilijk aan te geven: Lorenzo wordt nog verhoord en Izaan is al geruime tijd met de noorderzon vertrokken.

Inmiddels is wel duidelijk geworden hoe de vork ongeveer in de steel zit. Op bungalowpark Stroombroek, net buiten Doetinchem, werd een vakantiehuisje gehuurd, waar Claudia na haar ontvoering op 12 september enkele dagen werd opgesloten. Dit huisje werd gehuurd op de papieren van de ex-echtgenote van Izaan, Anita van H., en een vriendin van haar. Dat is de reden dat zij werden gearresteerd.

Toen bleek dat iemand anders hun papieren had misbruikt en dat ze van de ontvoering niets wisten, werden ze al spoedig vrijgelaten. Duidelijk is wel dat Izaan hier de hand in moet hebben gehad: wie anders dan hij kon aan een identiteitsbewijs van Anita komen, om het huisje te kunnen boeken? Bovendien lag het op slechts enkele kilometers afstand van de villa waar Izaan en Anita en hun twee kinderen vier jaar lang hebben gewoond.

De Claudia Melchers als doelwit werd gekozen, heeft waarschijnlijk te maken met de neef van Izaan, Lorenzo M., die als bridgespeler zowel Claudia als haar familie goed kende en wist hoe rijk ze waren. De twee neven verkeerden zelf in geldnood. Het is een kwaal waar meer Antillianen uit de zogenaamd betere kringen mee te kampen hebben. Ook Steven Chocolaad, bijvoorbeeld. Het gaat om jongens die opgroeien in weelde, bij succesvolle en rijke ouders. Zelf hebben ze niet de capaciteiten of de mogelijkheden om op een fatsoenlijke manier ook zoveel te verdienen, of ze zijn er gewoon te lui voor: ze willen snel geld. De enige mogelijkheid die dan overblijft is de criminaliteit.

Op de Antillen is cocaïnesmokkel dan het eenvoudigst: het is het schakelparadijs tussen de Zuid-Amerikaanse aanvoerlanden en de afnemers in Europa. Maar ook in de criminaliteit waren de neven Izaan en Lorenzo geen toppers: een tijd lang verdienden ze geld als water en gaven ze het even snel uit, maar na verloop van tijd waren er alleen maar enorme schulden en belastingaanslagen. In paniek moeten ze hebben besloten een nieuwe bron van inkomsten aan te boren en werd er een halfgaar plan bedacht om iemand te ontvoeren. De uitvoering was zo amateuristisch, dat de politie een dag nadat Claudia uit haar woning in Amsterdam-Zuid was gehaald, de bende al op het spoor was.

Is het toeval dat de ontvoerders 300 kilo cocaïne eisten, en dat de Limburgse ripdeal, waarbij al vier dodelijke slachtoffers vielen, ook om bijna 300 kilo ging? Het zal nog maanden en misschien wel jaren duren voor alles precies duidelijk wordt. Net zoals bij Steven Chocolaad, waar de waarheid ook veel later aan het licht kwam.

 

Claudia Melchers: een hopeloze kidnap

$
0
0

(reportage Nieuwe Revu uit 2005)

Wie is de bedenker van het plan Claudia Melchers te ontvoeren, Lorenzo of zijn neef Izaan? Beide mannen komen uit vooraanstaande families op Curaçao, het zijn neven en ze staan bekend als de zwarte schapen van hun familie. Dat het plan mislukte, is vooral een ‘cultuurfout’ geweest: het was een op Zuid-Amerikaanse leest geschoeide ontvoering die in Colombia een goede kans van slagen had gehad, in Nederland werkte het niet.

“Het geld ging er met bakken uit, het is onmogelijk dat je met normaal werk zoveel verdient,” zegt gewezen buurvrouw Erna. Van 1997 tot 2001 woonden Izaan (49) en Anita (40) en hun twee kinderen naast hen aan de Oud-Kilderseweg in Doetinchem. Erna probeert met thuiswerk de eindjes aan elkaar te knopen, bij de buren groeiden de bomen tot de hemel. “Zoals wij de auto pakken, zo stapten zij in het vliegtuig. Eersteklas. Ik ging wel eens met haar winkelen, dan kocht ze voor duizenden guldens. Of ze kwam terug uit Spanje, zei ze: “Ik heb even een paardje gekocht.” Of uit Antwerpen, had ze een setje diamanten gekocht. En ze gingen heel vaak uit eten.”

Anita van H. komt oorspronkelijk uit Renkum. Als ze met Izaan in Doetinchem komt wonen, heeft ze een dochter uit een eerdere relatie. Samen met Izaan krijgt ze een zoontje. Het echtpaar heeft een aantal dierenspeciaalzaken, in december 2003 begint Anita onder haar eigen naam de Dating Dinner Club via internet, maar het wordt geen succes: in september 2004 sterft het koppelbureautje een zachte dood. Anita en Izaan hebben allebei hun eigen contacten: Anita vooral via paarden en de kinderen, Izaan via sport.

Bij de villa aan de Oud-Kilderseweg worden paardenstallen gebouwd, bij maneges in de buurt hebben ze ook hun Andalusische volbloeds gestald. In het begin vinden de Doetinchemmers het wel leuk, zulke rijke buren. De dochter van Erna krijgt zomaar een Barbiepop van 149 euro, en de sportvrienden van Izaan, van een plaatselijke tafeltennisclub, spelen een uitwedstrijd op zijn kosten op Curacao. Niemand begrijpt waar Izaan en Anita hun geld vandaan halen.

Erna: “Hij zei dat hij bij Boney M. had gespeeld, maar dat klopt niet. Hij was wel toetsenist, hij heeft een enkele keer op een verjaardagsfeest in de omgeving keyboard gespeeld. Zijn bandje heette 2Izi en hij vertelde dat ze 20.000 cd’s hadden gemaakt en dat ze wereldberoemd waren op de Antillen en Curacao, maar volgens mij had nog nooit iemand van die groep gehoord.”

Als artiest noemt Izaan zich Izi. Het andere bandlid is een Surinaamse jongen, met de artiestennaam Ringo Ronald. Izaan is bijna nooit thuis. Erna: “Hij zat veel op Aruba, Curacao en in Venezuela. Hij was een huis aan ’t bouwen op Curacao.”

In het laatste jaar dat Izaan en Anita aan de Oud-Kilderseweg wonen, gebeuren er wat vreemde dingen. Erna: “Ik hoorde van andere buren dat de politie een inval in hun woning had gedaan, het had iets met drugs te maken. Ik belde Anita, maar ze zei dat er niks aan de hand was. Ik vroeg of ze thuis was. Ze zei ‘ja’, dus ik ben er even heen gelopen, maar ze was daar helemaal niet. Je kon wel zien dat alles overhoop was gehaald. Wij hebben toen ook recherche aan de deur gehad, die van alles wilde weten.”

Vanaf dat moment bekoelen de relaties. De Doetinchemmers maken terugtrekkende bewegingen. Een buurman die door Izaan een goede prijs geboden krijgt voor een stuk grond, gaat er niet op in: de recherche heeft hem gewaarschuwd. Het sluimerende vermoeden dat er iets niet in de haak is met de familie wordt na de inval alleen maar sterker. Een ander Doetinchems echtpaar, Joyce en Harald, dat veel met hen omging, haakt ook af, maar wil er niet veel over kwijt. Harald, net als Izaan afkomstig van de Antillen: “Wij hadden een paard, via een spaarregeling, zodoende kwam mijn vrouw met Anita in contact, en onze dochter zat bij hun dochter in de klas. Maar we hebben al jarenlang geen contact meer. Er waren dingen die niet klopten, ik heb gezegd: laat die mensen maar.”

Kort na de inval verhuizen Anita en Izaan naar een villa aan de Rijksstraatweg in Laag-Keppel. De woning aan de Oud-Kilderseweg wordt gekocht door een rijke Antilliaan. Erna kent hem alleen als Boy. “Hij had een telecombedrijf gehad op Curacao. Maar hij is nooit hier komen wonen, door de narigheid die hij heeft gehad door dat huis.” Boy stuurt zijn tuinman vooruit om de boel vast wat op te knappen.

Erna: “Toen kwam er een pakketje met de post. De tuinman tekende ervoor, en toen was de recherche er ook direct bij. Het ging om cocaïne. Boy is onmiddellijk op het vliegtuig gestapt en naar Nederland gevlogen en hij werd meteen opgepakt. Hij heeft in elk geval een aantal dagen vastgezeten.” Vermoedelijk was het pakketje voor de vorige bewoners bestemd geweest, andere buren herinneren zich dat er eerder iets aan de hand geweest is met een postpakketje met drugs.

Dat het idee voor de gijzellocatie – Claudia Melchers werd twee etmalen vastgehouden in een huisje op bungalowpark Stroombroek – uit de koker van Izaan komt, lijdt weinig twijfel. Het park ligt op enkele kilometers afstand van de Oud-Kilderseweg, sportieve Izaan kwam er met joggen regelmatig langs. Erna: “Anita heeft daar regelmatig een huisje gehuurd, voor als er kennissen te logeren kwamen die ze niet in huis kon nemen.”

In de eerste berichten over de arrestaties na de ontvoering wordt gemeld dat Izaan en Anita allebei zijn aangehouden, maar dat klopt niet. Het is zelfs de vraag of Izaan wel als verdachte geldt: hij is op het moment dat wij dit schrijven – maandag 3 oktober – nog niet gearresteerd, maar het is niet bekend waar hij zich bevindt en er is niet officieel bekendgemaakt dat hij als verdachte wordt gezien. Zijn relatie met Anita is al bijna twee jaar voorbij. Anita is alleen aangehouden omdat het huisje op Stroombroek op de naam van haar en een goede vriendin was gehuurd, zonder dat zij daarvan op de hoogte waren. Beiden zijn dan ook al weer op vrije voeten. Het lijkt logisch dat Izaan de hand heeft gehad in het huren van het huisje: hij beschikte nog over identiteitspapieren van zijn ex. Volgens de vader van Lorenzo, de 80-jarige Ali Alam Moenir-Alam, die optreedt als advocaat voor zijn zoon, is neef Izaan ‘de kwade genius’ achter de ontvoering.

Bij Izaan is er de link naar de locatie, bij Lorenzo is er de link naar de familie Melchers. De ontvoering is op maandag 12 september, de volgende dag is Lorenzo al in beeld: bridgekenners krijgen telefoontjes van de recherche met de vraag of ze een zekere Lorenzo kennen. Hoe de politie hem zo snel op het spoor is gekomen, is nog niet bekend. Een logische verklaring zou zijn dat iemand het kenteken van de witte bestelbus waarin Claudia werd ontvoerd, heeft genoteerd en dat dat een connectie met Izaan of Lorenzo heeft opgeleverd, of dat er telefoongesprekken zijn getraceerd.

De achternaam was voldoende om beiden in beeld te krijgen omdat ze allebei in het verleden met justitie in aanraking zijn geweest op verdenking van drugssmokkel. Ze gingen ook vrij veel met elkaar om: als Lorenzo in Nederland was, fungeerde Izaan als chauffeur: Lorenzo had in Nederland geen auto. Ten tijde van de ontvoering van Claudia Melchers was Lorenzo in Nederland voor het spelen van bridgewedstrijden. Op de avond zelf speelde hij bij de Amsterdamse bridgeclub Het Hok met Floris Nijland, een huisvriend van Claudia Melchers.

Ook de vriend van Claudia, Bert Verheij, was die avond daar aan het bridgen. Claudia had nog enkele pogingen gedaan hem te bereiken, maar tijdens het spelen staan de mobieltjes uitgeschakeld. Achteraf herinnerden clubleden zich dat Lorenzo die avond wel enkele telefoongesprekken had gevoerd. Lorenzo gold als een buitenbeentje in de bridgewereld: hij irriteerde medespelers bijvoorbeeld door te weigeren zijn petje af te zetten. Floris Nijland had al enkele keren te horen gekregen dat hij beter niet meer met die Lorenzo kon spelen, ze vonden hem ‘niet jofel’: de geruchten over zijn betrokkenheid bij drugshandel waren tot Nederland doorgedrongen.

Het zal nog wel even duren voor de rolverdeling precies bekend wordt: Lorenzo wordt nog verhoord en Izaan is nog niet boven water. Maar het lijkt erop dat de neven in geldnood verkeerden. Lorenzo zou schulden in de drugswereld hebben, Izaan kampt met beslaglegging op onroerend goed. Claudia Melchers was een geschikt doelwit: vader Hans heeft geld genoeg. In Zuid-Amerika worden dit soort ontvoeringen om losgeld meestal buiten de politie gehouden, hier zijn de ontvoerders zich kapotgeschrokken door de publiciteit.

De eis van cocaïne als losgeld is in de wereld waarin Lorenzo en Izaan zich bewegen, niet zo vreemd. 300 kilo heeft een handelswaarde van ongeveer 9 miljoen euro. Dat is aantrekkelijk dan bankbiljetten. Ze hebben zich alleen niet gerealiseerd dat het voor de familie Melchers onmogelijk was op korte termijn aan zo’n grote hoeveelheid drugs te komen: niet legaal, maar ook niet illegaal. Daarbij was de uitvoering ook nog eens uitermate amateuristisch en zijn er zoveel sporen achtergelaten dat het voor de politie een koud kunstje was de verdachten te achterhalen. De belangrijkste vraag blijft voorlopig of het plan is ontsproten aan het brein van Izaan of van Lorenzo?

WAAROM IS HANS MELCHERS ZO BOOS?

Hans Melchers, de rijke vader van Claudia, heeft aangekondigd verschillende media aan te zullen pakken vanwege de ‘verkeerde publicaties’. Het zou hem gaan om de speculaties die met de cocaïne te maken hebben, maar in werkelijkheid is er een veel gevoeliger punt en is hij vooral gebeten op De Telegraaf, die berichtte over zijn tweede ex-vrouw. Deze Anna Maria Lievens is in 1999 een mysterieuze dood gestorven. De 39-jarige vrouw – moeder van zes kinderen – werd dood aangetroffen in haar villa op Malta. 

Het motief was niet ver te zoeken: enkele weken vóór haar dood had zij in Nederland agenten van de Economische Controledienst (ECD) verteld dat haar ex-man gifgas had geleverd aan Irak, Libië en Syrië. Daarna voelde ze zich ernstig bedreigd en was ze bang te worden vermoord. En toen lag ze zomaar dood onder aan de trap. De autoriteiten moffelden het onderzoek in de doofpot en de conclusie was dat het slachtoffer in een dronken bui van de trap was gevallen.

Aldus de reportage uit 2005.

Aanvulling 2017: 

Men kan zich de boosheid van Melchers wel voorstellen: er zijn helemaal geen aanwijzingen dat het gifgasverhaal van de ex op enig feit is gebaseerd, noch dat hij de hand zou hebben gehad in haar dood. Hij was daar niet, dan had hij iemand moeten inhuren om haar van de trap te duwen? Het was een vergaande complottheorie die je normaal gesproken niet zonder onderbouwing publiceert. 

Aanleiding voor het online zetten van deze oude reportage is een conflict van Hans Melchers met de gemeente Ruurlo, over parkeerplaatsen bij het door Melchers gefinancierde museum met werken van Carel Willink (zie dit bericht)

Viewing all 166 articles
Browse latest View live