Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all 166 articles
Browse latest View live

Caroline: moord aan de Molendijk

$
0
0

Op zaterdagmorgen 3 september 2005 om zeven uur wordt in het recreatiegebied Kruiningergors in Oostvoorne een uitgebrande auto aangetroffen met in de kofferbak het levenloze lichaam van Caroline van Toledo (35). Diezelfde ochtend is er ook brand uitgebroken in haar woning aan de Molendijk. De politie zit de daders al jarenlang dicht op de hielen, maar nog niet genoeg om iemand te veroordelen. Er zijn nog een paar spijkers nodig om de zaak dicht te timmeren. In de week van 25 juli 2017 lijkt er een doorbraak: de politie heeft ‘een oude bekende’ aangehouden. Leon van M. (40) uit Brielle. Hij was al eerder in beeld als verdachte, maar het bewijs was steeds ontoereikend. De politie zou nu over nieuwe aanwijzingen beschikken. 

Caroline Toledo woont in Oostvoorne in een bungalow pal naast het huis van haar ouders. Ze is een rustige, tevreden vrouw uit een gewone, hechte familie. Ze doet de financiële administratie voor twee apotheken, haar vrije tijd brengt ze het liefst door met haar familie, haar twee paarden Collin en Highlander en haar hond Bento. De laatste werkdag van de week is zoals altijd rustig verlopen en ’s avonds is ze gaan paardrijden. Nog even de hond uitgelaten, toen gaan slapen. In alle rust in deze meestal zo vredige omgeving.

Die nacht breekt, zonder dat iemand daar getuige van is, de hel los. Om vijf uur ’s nachts staat haar blauwe Opel Astra niet meer naast, maar vóór haar huis. Ook brandt er licht en staat het ijzeren hek open. Er zijn ongenode bezoekers gekomen, dieven in de nacht, die in de alleenwonende Caroline een gemakkelijke prooi zagen. Om half zes staat haar huis in brand en is de auto weg. Caroline is ook verdwenen. De auto wordt om half zeven al gevonden bij het recreatieterrein Kruininger Gors in Oostvoorne, achter het monument De Kogeloven. Uitgebrand. Als de gealarmeerde brandweer de auto onderzoekt, vinden ze in de kofferbak het verkoolde lichaam van Caroline.

Het is  niet zo moeilijk te raden wat er is gebeurd. De daders zijn de woning binnengedrongen, hebben Caroline gedwongen de code van haar pinpas af te geven, en hebben om sporen te wissen Caroline vermoord en de woning in brand gestoken. En daarna de auto.

Dat het de daders om de pinpas te doen was, blijkt al snel: die ochtend, een paar uur na de brand, is er met haar bankpas gepind bij de Rabobank in Rozenburg. Er worden enkele honderden euro’s van haar rekening gehaald. Het maximumbedrag dat in één keer kan worden opgenomen. Caroline zelf heeft het niet gedaan, het betekent dat ze in een wanhopige en angstige situatie, onder grote dreiging, haar code heeft moeten afgeven. Waarmee ze ook haar doodvonnis tekende, want daarna hadden de rovers haar niet meer nodig. Maar als ze de code niet had genoemd, had ze het er ongetwijfeld ook niet levend afgebracht.

Mogelijk kende ze een of meer van de daders of was er een grote kans dat als ze was blijven leven, ze de politie op hun spoor had kunnen zetten. Uit de hele gang van zaken blijkt dat de daders op pad zijn gegaan met nietsontziende bedoelingen. Of degene die het geld van de bank haalde ook de moordenaar is, staat niet vast, wel dat hij hoe dan ook meer van de dood van Caroline weet. Bij het pinnen verborg hij zijn gezicht wel zoveel mogelijk, of de daders tijdens de overval gemaskerd is niet bekend. Buiten de daders zelf.

Het speelt zich allemaal af in een klein gebied. Het huis van Caroline, haar auto en de plek waar met haar pas gepind wordt liggen heel dicht bij elkaar. De politie houdt er vanaf het begin rekening mee dat de daders uit de omgeving komen. Dat ze de situatie bij Caroline kenden, dat ze wisten dat ze daar alleen woonde. En dat ze hen wellicht zou herkennen.

Herkennen, daar draait het in het hele onderzoek om. De pinner bij de bank heeft zich zo goed mogelijk vermomd, met een sjaal en een muts. Die beelden zijn in een vroeg stadium door de politie vertoond, maar leverden geen bruikbare tips op.

Er komt wel al snel een verdachte dadergroep in beelden. Een aantal mannen uit Oostvoorne en omringende plaatsen. In totaal vijf. Maar uiteindelijk is er te weinig bewijs en justitie ziet zich genoodzaakt de zaak tegen hen te seponeren. Dat men altijd warme aandacht is blijven houden voor deze groep, blijkt als er in 2007 in een tweede onderzoek een oudere broer van een van de eerder aangehouden personen wordt opgepakt.

Leon

Dat is Leon van M. Uit Oostvoorne, die zich in de ogen van de politie verdacht had gedragen na de moord op Caroline. Hij was naar het Duitse skioord Oberstdorf gereisd, waar hij tegen de lamp liep wegens diefstal en twee jaar vastzat. Zijn ‘handelsmerk’: brandstichten bij misdrijven.

Terug in Nederland is de verdenking tegen hem uiterst serieus. Hij zit op verdenking van betrokkenheid bij de moord op Caroline negen maanden in voorarrest. Tijdens de rechtszitting in Rotterdams gebruikt het Openbaar Ministerie de wollen muts die de pinner droeg als een van de sterkste bewijsmiddelen. Er zouden van deze muts in totaal maar vijfhonderd exemplaren zijn gemaakt en: deze werden alleen in Oberstdorf verkocht. Toeval, zegt de advocaat van Leon.

Maar er is meer.

Bij de moord op Caroline zijn vijf van de zeven kabelbinders die bij de moord werden gebruikt, teruggevonden in het ouderlijk huis van Leon van M. Tot grote frustratie van het Openbaar Ministerie en het rechercheteam vindt de rechter het bewijsmateriaal niet genoeg om tot een veroordeling te kunnen komen en komt Leon weer op vrije voeten. Voor politie en justitie is Van M. nog altijd verdachte.

Ook de ouders van Caroline willen graag weten wat er is gebeurd en dat de moordenaars worden gestraft. Ze begrijpen niet waarom hun dochter, die geen vlieg kwaad deed, moest sterven. Niet alleen bij de ouders, in het hele dorp en wijde omgeving ligt de wrede moord dicht tegen de oppervlakte. Om allerlei redenen. Eén daarvan is, dat men het gevoel heeft dat de moordenaars nog ‘onder ons’ zijn. Men wacht zich wel met de vinger te wijzen, maar net als politie en justitie heeft men zo zijn vermoedens. Hoeveel toeval kan er zijn? Op grond van toeval komt iemand niet in de gevangenis, maar in het Zuid-Hollandse polderland denkt men er zo het zijne van.

Bovendien is er angst. De groep die in het vizier is, heeft al één moord gepleegd. Te vrezen valt dat iemand die het waagt een tip door te geven, ook voor zijn of haar leven moet vrezen. Uit alles blijkt dat de verdachten in een bepaalde kring moeten worden gezocht en dat het er, gezien de uitvoering, minstens een stuk of drie moeten zijn geweest. Vermoedelijk minstens vijf.

Die mannen hebben vriendinnen, ouders, kennissen. Achteraf, als een zaak is opgelost en de daders achter de tralies zitten, blijkt vaak dat heel veel mensen wel van de hoed en de rand wisten, maar geen informatie durfden door te geven. Ook niet anoniem. Ook al zou het echt anoniem zijn en de politie niet weten te achterhalen wie de tipgever is, dan nog is de kans groot dat de aangeklaagde een vermoeden heeft wie er heeft gepraat en dan heeft de tipgever acuut een levensgroot probleem. Groter dan leven met een zwart geheim en de wetenschap dat de vriend, vriend van of goede kennis een van de moordenaars is.

Door de jaren heen zijn er al heel wat verdachten opgepakt. Voor de ouders van Caroline volgde telkens weer de teleurstelling: gebrek aan bewijs, verdachten die weer vrij kwamen en het meer dan sterke vermoeden dat er mensen zijn die weten wat er is gebeurd en hoe en door wie, maar het niet zeggen.

Niet alleen familie en kennissen, ook de rechercheurs die aan de zaak werkten vinden dat er alles aan gedaan moet worden om de zaak op te lossen. Tien jaar na dato proberen de Rotterdamse recherche en het Openbaar Ministerie met een getuigenoproep in Opsporing Verzocht en hernieuwd dna-onderzoek alsnog een doorbraak te forceren.

Er waren nog wat aanknopingspunten. Zo is er veel tijd besteed aan het achterhalen van de exacte herkomst van de kleding van de pinner. Het bleek dat hij een achterstevoren en binnenstebuiten gedragen marineblauwe fleecetrui droeg. Die had een rode kraag en was van het merk US Basic. Op de linkerborst stond het Fortis-logo en op de rechtermouw de tekst Cromstrijen 1 oktober 1999.

Van de door de pinner gedragen fleecetrui werden er tachtig exemplaren gemaakt. Het merendeel is in 1999 uitgereikt tijdens een bindingsdag van bankdirecteuren in Cromstrijen. De meeste van deze truien wist de politie te traceren, maar niet allemaal. Cromstrijen is een plaatsje zo’n zestig kilometer ten zuidoosten van Oostvoorne, onder Rotterdam, ten westen van Dordrecht.

Eind 2001 of 2002, dus nog voor de moord op Caroline, werden bij een inbraak bij een boerderij aan de Rijksstraatweg in Tinte, nabij Oostvoorne, meerdere van zulke fleecetruien buitgemaakt. De kans is groot dat de dader één van die gestolen truien droeg. De politie wil nog steeds in contact komen met mensen die iets weten over deze inbraak. Mogelijk had de moordenaar van Caroline ook met deze inbraak te maken.  

Op de camerabeelden is te zien dat de pinner ook een niet al te veel voorkomende grof gebreide donker gemêleerde muts draagt. Deze bleek na onderzoek van het merk Wesc, type Hannes te zijn. Van dit merk en type zijn er slechts 500 gemaakt.

Ze waren niet te koop in Nederland, de meeste gingen over de toonbank in Zweden. In elk geval één Nederlander is in Duitsland gezien met precies zo’n zwartwitte muts.

Een extra aanwijzing dat in elk geval de man die het geld pinde ter plaatse aardig op de hoogte was en vermoedelijk dus uit de omgeving komt, is dat hij bij het weglopen een paadje nam, een soort van doorgang achter de Rabobank, waar je niet zomaar komt.

Op het gebied van technisch onderzoek heeft de tijd bepaald niet stilgestaan. De politie maakt gebruik van de nieuwste forensische ontwikkelingen. Door verbeterde technieken zijn oude sporen met regelmaat nu beter bruikbaar. Caroline van Toledo lag destijds in haar kofferbak en op het materiaal dat werd gevonden werden sporen veiliggesteld. Dadersporen. Misschien is er zelfs dna-materiaal bij en dan is de kans op een match behoorlijk groot. Daar wordt nu nieuw onderzoek naar  gedaan.

Zullen er mensen zijn die eindelijk hun mond open durven doen? Als gezegd: er moeten heel wat ‘kennisdragers’ zijn. Misschien mensen die een dader uit de wind houden door hem een vals alibi te verschaffen. De politie houdt er ernstig rekening mee dat dit hier ook is gebeurd. Uit angst, of uit loyaliteit. Inmiddels kan er in de verhouding met de dader iets veranderd zijn waardoor ze nu wél willen vertellen wat er is gebeurd. Er is een beloning van 15.000 euro uitgeloofd.

Drie stropdassen zijn belangrijk bewijsmateriaal. De grotendeels verbrande dassen die bij haar stoffelijke resten werden gevonden, zijn overduidelijk niet van haarzelf. De politie wil weten hoe die dassen daar zijn gekomen en vooral van wie ze zijn geweest.

Het gaat om een verbrand stuk van een blauwe stropdas met een geel logo van het containerbedrijf Kramer in Rotterdam. Er zit een merkje op met de woorden boule noire. Er is ook een fragmentje van zo’n blauwe das met twee diagonale strepen gevonden. Die heeft een groen en lichtblauw logo van baggerbedrijf Van Oord (ACZ) uit Gorinchem. Op een derde stukje staat een plaatje van het mythische paard Pegasus. En er zit een merkje op het label met de letters Le…rdo. De politie wil weten van welk bedrijf dit logo zou kunnen zijn. Vermoedelijk zijn de stropdassen ongeveer tien jaar oud.

Het huis van Caroline is na de brand afgebroken. Wie zou er nog willen wonen? Op de plek is nu een grasveld met een jonge paardenkastanje en een monumentje waar de ouders af en toe troost zoeken.

 


Joey’s spoorloze verdwijning in Turkije

$
0
0

In de zomer van 2017 zijn Nederland en Turkije in de ban van een mysterieuze vermissing. De 21-jarige Joey Hoffmann uit Haaksbergen verdwijnt begin juli spoorloos in Turkije. Hij is samen met een bevriend stel in het kader van een soort ‘Ik Vertrek’ weggegaan, maar hij hield het na een paar dagen al voor gezien en zou alleen terug zijn gereisd. Maar hij is nooit in Nederland aangekomen. Wat is er gebeurd? 

“Jaa, haaaa, haaaa. Bang, bang… Niks te bang’n. Zal wel een grapje van de politie zijn, want wil’n ons nog ’n keertje spreek’n. We heb’n vandaag bijna ’n ongeluk gehad, was bijna dood geweest jonge (gelach op de achtergrond). Bijna zat ik vol op ’n olietanker joh.”

Een telefoongesprekje vanuit Turkije, waarin Bjorn Breukers aan een Nederlandse vriend vertelt over hun reis. Bjorn en zijn vrouw Derya zijn dan al een keer door de politie gehoord over de vermissing van Joey Hoffman, maar ze hebben de politie niks wijzer gemaakt. Weten ze echt niks, of houden ze zich van de domme? 

Op 30 juni zijn Bjorn Breukers (34) en zijn vriendin Derya Ün (26) vanuit Haaksbergen vertrokken naar Turkije. Een tamelijk hachelijke onderneming. De 21-jarige Joey Hoffmann en een andere vriend, Obie, zouden ook meegaan in de gammele Mercedes Vito, maar Obie was op het laatste moment afgehaakt. Derya is de enige met een rijbewijs. Als ze meteen al een verkeerde straat inrijdt en er niks anders opzit dan achteruit te rijden, blijkt dat de versnelling van de Vito kapot is: hij kan alleen maar vooruit. Dat wordt duwen. Obie houdt het voor gezien.

De reis verloopt niet heel snel: op 5 juli is het drietal nog in Bulgarije. Bjorn heeft geen rijbewijs, maar hij rijdt wel, getuige het telefoongesprekje. Als Bjorn vertelt, met een zwaar Twents accent, dat hij bijna op een olietanker – hij zal een tankauto bedoelen – is gereden, doet Derya een duit in het zakje: “Je was bijna in slaap geval’n achter het stuur.” Bjorn: “Oooooh jonge, vanaf Ankara, ik was Ankara voorbij en ‘bjuuuuuuuuuuh’… Nog steeds zonder rijbewijs, was nog steeds niet aangehoud’n, kwam gewoon elke grens over jonge, zonder rijbewijs, jonge, ik zeg het je, hahaha, leipo’s hè.”

(het telefoongesprek is hier te beluisteren)

Terwijl iedereen in Nederland en Turkije op zoek is naar hen, bellen Bjorn en Derya met een vriend in Nederland. Ze zijn al bij de politie geweest om een verklaring af te leggen, over de vermissing van Joey, maar daar is niemand veel wijzer van geworden. Op zaterdagmorgen 8 juli was Joey vertrokken om water te gaan halen en ze hadden hem nooit meer teruggezien. Wat niet zo vreemd was: Joey had het na een paar dagen wel bekeken in het zuidoosten van Turkije, bij de stad Silifke, waar geen toerist te bekennen is. Het was de bedoeling hier op een afgelegen terrein een houten huisje te bouwen, maar daar was niks van terechtgekomen.

Het was iedereen een raadsel hoe het stel aan geld zou moeten komen om überhaupt te kunnen overleven in Turkije: Bjorn en Derya hebben geen werk. In Nederland niet, in Turkije niet. Toch hadden ze wel wat contant geld bij zich. Bjorn stuurt een foto naar een vriend waarop hij een stapel bankbiljetten in zijn handen houdt. Enkele duizenden euro’s. Hij zegt dat hij 20.000 euro bij zich heeft.

Vanwaar dit avontuur in Turkije? In 2013 leren Derya en Bjorn elkaar in Haaksbergen kennen. Derya is van Turkse komaf, maar geboren in Nederland. Derya lijdt aan een erfelijke ziekte die haar nieren heeft aangetast. Ze is afhankelijk van dialysemachines. Eind 2014 trouwen ze. Bjorn besluit een van zijn nieren aan haar af te staan. Zo’n operatie is in Turkije goedkoper dan in Nederland en in april 2017 reizen ze naar Turkije. Bij die gelegenheid bezoeken Bjorn en Derya de vader van Derya, die in Tarsus woont, niet heel ver van Silifke. De ouders van Derya zijn gescheiden, vader Cahit Ün was vier jaar geleden, na 25 jaar in Nederland te hebben gewoond, teruggekeerd naar zijn geboorteland.

Het weerzien is geen onverdeeld genoegen. Aan de verslaggever van het Algemeen Dagblad die hem opzoekt, vertelt Cahit dat zijn contact met Derya de laatste jaren niet goed is. “Dat komt door Björn,” zegt hij. “Het is een rare jongen. Ik ken de verhalen over zijn drugsbezit maar al te goed. Ik wilde niet dat zij met hem zou trouwen. Maar dat heeft ze toch gedaan.”

In april zag Cahit schoonzoon Bjorn voor het eerst, toen ze een week lang bij hem logeerden. Ze zaten de hele tijd te roken, Cahit kon er niet meer tegen en zette beiden het huis uit.

Links Antalya, rechts bij de rode markering Silifke en nog verder rechts naar boven Tarsus

Op 23 mei wordt in het ziekenhuis van de bekende toeristenplaats Antalya de operatie uitgevoerd. Derya wil liever in Turkije blijven wonen, in de buurt van het ziekenhuis en haar familie. Al is Antalya een behoorlijk eind van Silifke en nog verder van Tarsus, waar haar familie woont.

Bjorn en Derya op 17 mei in het ziekenhuis in Antalya, ter voorbereiding op de operatie

Ze gaan naar een makelaar in Silifke om een stukje grond te kopen waar ze een huisje kunnen neerzetten. Ze doen een aanbetaling van 700 euro voor een plek op een terrein waar weleens wildparkeerders staan. Daarna gaan ze terug naar Nederland, om op 30 juni definitief af te reizen. Haar vader weet hier overigens niets van, hij had geen contact meer met haar gehad.

Als de politie Bjorn en Derya hoort over de verdwijning van Joey, vertelt Bjorn dat ze op de avond voor de verdwijning met z’n drieën drugs hebben gebruikt. Amfetamine. Familie en vrienden van Joey zijn laaiend: dat zou Joey nooit doen. Waarom vertelt Bjorn dit? Dat híj drugs gebruikt, verbaast niemand. In augustus 2014 was hij nog veroordeeld voor het in bezit hebben van een kleine hoeveelheid drugs. Een baan had hij niet, hij maakte schilderijen, maar die leverden voor zover bekend niet voldoende op om van te leven.

Het blijft een volkomen raadsel wat er is gebeurd. Bjorn doet mee aan de zoekacties van de politie, onder de bloedhete Turkse zon. Omringd door talrijke politiemensen wijst hij de plekken aan waar hij met Joey is geweest. Op de parkeerplek wordt een afgescheurd blad gevonden uit een oude agenda, uit 2014, met de naam en het adres van Joey, in Haaksbergen. Een agenda van Bjorn? Waarom een afgescheurd blad, hoe kwam die agenda – of alleen dat blaadje – hier? Niemand kan het verklaren.

Voor de politie zijn Bjorn en Derya officieel geen verdachten, hun verklaringen lijken bijna helemaal te kloppen. Zolang Joey geen teken van leven geeft, of zijn lichaam niet wordt gevonden, is er niets dat aantoont dat ze onwaarheid spreken.

TIJDLIJN: DE LAATSTE REIS VAN JOEY HOFFMAN

Beeld uit een filmpje van Telegraaf Vandaag

Op 20 juni zijn Bjorn en Derya bij makelaar Sahin Igdir in Silifke, om een kampeerplek te kopen. De grond is van Alim Gürsoy. Bjorn en Derya willen in de natuur wonen. Er mag op deze archeologische plaats officieel niet worden gebouwd, maar een houten gebouwtje zonder betonnen verankering, daar zal geen haan naar kraaien. Het stuk grond kost 14.000 euro. De makelaar legt het contract klaar, Bjorn en Derya doen een aanbetaling van 700 euro.

Bjorn en Derya reizen terug naar Nederland, kopen een oude Mercedes Vito en vertrekken op 30 juni naar Turkije. Plaatsgenoot Joey Hoffman en zijn vriend Obie zullen meegaan om te helpen met het bouwen. Joey is nog nooit eerder met vakantie geweest. Hij gaat ervan uit dat hij op kosten van Bjorn en Derya kan leven, in ruil voor de hulp. Hij neemt geen geld mee, alleen een pinpas. Als blijkt dat de versnellingsbank van de Vito stuk is, houdt Obie het voor gezien.

Op vrijdag 7 juli arriveren Bjorn, Derya en Joey in Silifke. Ze melden zich bij de makelaar, maar het is al buiten kantoortijd. De makelaar belt grondeigenaar Alim om te zeggen dat de Nederlanders alvast naar de kampeerplek gaan. Ze zullen na het weekend terugkomen. Ze gaan naar Alim, die hen een andere plek aanbiedt, dichter bij zijn huis, zodat ze elektriciteit hebben en de buitendouche kunnen gebruiken. Alim vindt de kampeerplek geen geschikte locatie, maar Bjorn weigert het aanbod: ze willen zo ver mogelijk van de bewoonde wereld leven. Op 7 juli zijn Bjorn en Derya ook in Tarsus gezien, bij het huis van Deya’s oma.

Op zaterdagmorgen 8 juli gaat landeigenaar Alim op bezoek bij de kampeerders. Hij komt Bjorn tegen, die met ontbloot bovenlijf op het pad naar de kampeerplek loopt. Alim is met zijn auto en geeft Bjorn een fles water. Die gooit Bjorn leeg over zijn lichaam. Hij wil niet bij Alim in de auto. Alim rijdt door naar de kampeerplek en hoort Derya en Joey ruziemaken. Hij ziet dat het Mercedes-busje is vastgelopen op een paar grote keien. Alim biedt aan het busje los te trekken, maar Derya en Joey slaan het aanbod af. Ze pakken de flessen water aan die Gürsoy voor hen heeft meegenomen. Later die dag gaan ze met zijn drieën – met Bjorn erbij – lopend in de richting van de hoofdweg, een paar kilometer van de kampeerplaats. Bjorn verklaart later dat ze geen water meer hadden en daarom op zoek gingen, maar dat klopt niet met het verhaal van Alim, die zegt dat er op het moment dat hij er was nog minstens tien liter water voorhanden was.

Waar ging de ruzie tussen Derya en Joey over? Bjorn laat later aan een vriend weten dat hij zich ergerde aan Joey, die geen hand uitstak bij het bouwen, maar dat is merkwaardig: er was nog niks te bouwen. Er was geen grond gekocht, er was geen bouwmateriaal. Of was het omdat Joey op hun kosten leefde? Volgens Derya wilde Joey terug naar Nederland en had ze hem 400 euro gegeven voor een taxi, om naar het vliegveld te komen. Dit had ze buiten medeweten van Bjorn gedaan, die zou het daar waarschijnlijk niet mee eens zijn geweest. Joey zou op enig moment nog wel een poging hebben gedaan geld te pinnen. Hij had naar Nederland gebeld om te vragen of er geld op zijn rekening kon worden gestort, maar het pinnen was in elk geval niet gelukt.

Op zaterdagavond gaat Alim opnieuw naar de kampeerplek. Dan is alleen Derya er nog. Zij vertelt dat Joey naar het vliegveld is gegaan. Bjorn is zoek. Iemand van de militaire politie brengt Derya naar een hotel, ze mag niet alleen op de kampeerplaats blijven. Waar zijn Bjorn en Joey? Volgens Derya is het zo gegaan: ze waren ’s middags met z’n drieën op zoek gegaan naar water. Joey besloot halverwege om te keren, hij vond het te gevaarlijk en te zinloos. Daarna hadden ze hem niet meer gezien. Bjorn en Derya waren doorgelopen. Beneden, bij een vierbaansweg, waren Bjorn en Derya elkaar uit het oog verloren. Derya had water gehaald bij een hotel, Bjorn zou een eindje verderop hebben gewacht.

Toen ze elkaar niet konden vinden, was Bjorn alleen teruggelopen naar de kampeerplek. Onderweg daarheen was hij flauwgevallen en van het vijftien meter hoge, rotsachtige talud gevallen. Derya kon hem niet vinden, blijkbaar hadden ze geen contact met mobiele telefoons, en ze was zoals ze eerder hadden afgesproken voor het geval ze elkaar kwijt zouden raken, naar haar familie in Tarsus gereisd. Met een taxi. Niet naar haar vader, dus, andere familie. Intussen had Bjorn urenlang onderaan het talud gelegen, was weer opgekrabbeld en had een hotel weten te bereiken. Van daar was hij naar het ziekenhuis in Silifke gebracht.

Zondag 9 juli: Derya en Bjorn treffen elkaar in het ziekenhuis van Silifke. Bjorn heeft vrij ernstige verwondingen. Hij zegt tegen haar dat hij van een vijftien meter hoge rots is gevallen. Tegen de dokter had hij verteld hij dat hij in elkaar was geslagen door dorpsjongens, maar dat klopte dus niet.

Maandag 10 juli: Tegen het advies van de artsen verlaat Bjorn het ziekenhuis.

Vrijdag 14 juli: Bjorn en Derya melden zich bij de makelaar. Ze hadden op maandag al moeten komen om het contract te tekenen, maar ze hadden zich blijkbaar bedacht. Ook nu tekenen ze niet en de makelaar is er klaar mee. Ze krijgen de aanbetaling niet terug. Derya vertelt dat ze nu naar Antalya willen, waar ze een houten huisje in de buurt van het ziekenhuis willen bouwen zodat Björn medische hulp kan krijgen. Intussen verblijven ze in het huis van Deya’s oma in Tarsus. De oma is zelf in Nederland.

Maandag 17 juli: De familie van Joey maakt zich ongerust: ze hebben sinds 5 juli al geen contact meer met hem. Toen was alles nog goed: ze waren op dat moment in Bulgarije. Hij blijkt op 5 juli nog wel geld te hebben gepind. Pogingen om Bjorn en Derya te bereiken en om opheldering te vragen, mislukken.

Vrijdag 21 juli: De Nederlandse politie heeft contact met Bjorn en Derya, maar wordt niet veel wijzer. Volgens het stel is Joey tussen acht en tien juli vertrokken naar Nederland omdat hij heimwee had, daarna hebben ze hem niet meer gezien en ook niet meer kunnen bereiken.

Donderdag 27 juli: De familie van Derya doet in Turkije aangifte van vermissing: niemand kan haar – of Bjorn – nog bereiken.

Woensdag 2 augustus: Derya en Bjorn worden enkele dagen vastgehouden op het politiebureau. De politie verdenkt hen van betrokkenheid bij de verdwijning van Joey, maar beiden blijven volhouden dat ze niet weten wat er met Joey is gebeurd. De politie kan niet bewijzen dat het anders is en na enkele dagen worden ze vrijgelaten. Ze mogen het land niet uit.

Zaterdag 5 augustus: Er wordt een grote zoekactie gehouden in een uitgebreid gebied rond de kampeerplek in Silifke waar Joey is verdwenen. Met 75 agenten, twee speurhonden en twee drones wordt het rotsachtige gebied doorzocht. Volgens de leider van het onderzoek is het onwaarschijnlijk dat het lichaam van de gezochte Nederlander in dit gebied te vinden is: alles is terdege uitgekamd. Als Joey lopend is vertrokken, kan hij volgens een oud-werkgever nooit ver zijn: hij zou zijn afgekeurd vanwege problemen met zijn lies, hij kan zeker onder zulke zware omstandigheden geen grote afstanden afleggen. Heeft hij toch kans gezien de autoweg te bereiken en heeft hij daar een lift gekregen?

Woensdag 9 augustus: Een speciaal getrainde hond komt naar het Silifke om daar in de bergen te zoeken naar Joey om er zeker van te zijn dat er geen lichaam ligt in de omgeving waar hij voor het laatst is gezien. Er zijn in heel Turkije maar twee honden geschikt om in dit ruige heuvelgebied te zoeken. Na de vorige zoekactie, die tweeënhalf uur duurde, had de politie laten weten dat het niet nodig was om hier opnieuw te zoeken, maar daar is men dus op teruggekomen.

 

(belangrijkste bronnen: Algemeen Dagblad en De Telegraaf)

Het einde van de bitcoinbende

$
0
0

In mei en juni 2017 worden zes mannen tussen de 21 en 55 jaar uit Lelystad, Hilversum en Haarlem aangehouden. Ze vormden ‘de puzzeldozenbende’ danwel de ‘bitcoinbende’ die drugs per post verstuurde naar het buitenland. De contacten werden gelegd via het darkweb, een schimmige internetsite, en de betaling ging via bitcoins, de digitale munt. Heel modern dus. Maar op 15 augustus zaten de schavuiten heel ouderwets in een rechtszaal in Haarlem, waar bleek dat ze de rechtsorde zodanig hadden geschokt dat ze voorlopig nog maar even op de blaren moeten blijven zitten. Op één na: een jongen die nietsvermoedend pakketjes met de auto naar het postkantoor had gebracht. En één vraag bleef openstaan: waar zijn de tientallen miljoenen gebleven die met de transacties zijn verdiend? Er is een sterk vermoeden van bitcoins.

“Heren, komt u binnen, zoek uw advocaat en ga ernaast zitten.” Zegt de voorzitter van de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem tegen de verdachten die door de parketwachten naar binnen worden geleid. Het is inderdaad even zoeken: zes verdachten, zes advocaten. Dan is de zaal al snel vol. Op de publieke tribune zit een handjevol familieleden, de pers is mondjesmaat aanwezig. Een verslaggever van Omroep Flevoland en schrijver dezes. Eigenlijk vooral omdat er een vermoeden is dat er iets ter sprake zou komen over bitcoins, maar dat blijft nog even onduidelijk: er wordt nog gewacht op gegevens uit Finland, pas als het echte dossier voorhanden is – en dat kan nog wel even duren – is er meer informatie te verwachten.

Bij de verdachten is één oudere man: Mustafa (‘Moes’) M. (55) uit Lelystad. Geboren in 1962 in Marokko. Samen met zijn zoon is hij de enige van Marokkaanse origine, de anderen zijn geboren en getogen Nederlanders. Allemaal twintigers. Een van de invallen was in de loods bij de woning van Moes, op het industrieterrein aan de Apolloweg aan de rand van Lelystad. Vader Moes had er geen idee van wat er zich in die loods had afgespeeld: hij was bijna nooit thuis, woonde vijf dagen in de week bij zijn vriendin Ilona en zoon Faisel zorgde er wel voor dat de spullen die aan de Apolloweg waren opgeslagen zijn vader niet onder ogen kwamen.

Zou een van de aanwezigen vóór deze aanhoudingen ooit van Needilup hebben gehoord? Onwaarschijnlijk. Needilup is een plaats in Australië. Om onnavolgbare redenen is een van de onderzoeken naar de puzzeldozenbende hiernaar genoemd. Een rechercheteam van de Koninklijke Marechaussee begon in 2016 met het onderzoek nadat de douane postpakketten had aangetroffen met “flinke hoeveelheden drugs.”

Onder de dekmantel van een bedrijf hadden verdachten een loods in Hillegom gehuurd. Hier werden pakketten drugs samengesteld en verpakt in puzzeldozen en als postpakketten de hele wereld over gestuurd. In 2016 was er een inval in een loods aan de Hyacintenlaan in Hillegom. De vier verdachten die toen werden aangehouden, zijn in afwachting van de voortgang van het proces al weer vrij, zij het onder voorwaarden. Met enkelbanden en dat soort dingen.

Hoe de recherche vanuit Hillegom precies bij de loods in Lelystad is gekomen, is onduidelijk, maar justitie ziet het als één organisatie. Daar zijn – in elk geval volgens de advocaten – helemaal geen aanwijzingen voor. Tijdens de behandeling van de zaak blijkt daar ook niets van, maar wat niet is kan nog komen: het dossier is nog niet compleet, het gaat hier om een voorlopige zitting, de inhoudelijke behandeling is op zijn vroegst over een jaar.

Schorsing van de voorlopige hechtenis, net als de verdachten uit Hillegom, dat willen de jongens uit Lelystad, Haarlem en Hilversum ook wel graag. Twee willen hun studie oppikken, zodat ze geen schooljaar missen. Anderen hebben bedrijven die niet zonder hen kunnen en er is een broer die trouwt, dat is ook sneu als je daar niet bij kunt zijn. En er is er één die voor zijn zieke ouders als mantelzorger fungeert. Dat is de inzet van deze middag in de Haarlemse rechtbank.

De officier van justitie is mr. G. Visser, de presidente van de rechtbank is mr. M.E. Francken. De andere rechters en de griffier: ook allemaal vrouwen. De verdachten: allemaal mannen. De advocaten: vier mannen, twee vrouwen. Hebben de rechters zoveel medelijden met de verdachten dat ze hen inderdaad voorlopig naar huis laten gaan?

Toen de invallen werden gedaan, in mei en juni van dit jaar, bracht het Openbaar Ministerie in een persbericht naar buiten dat er ongeveer 70 kilo amfetamine, XTC, cocaïne, LSD en een vuurwapen waren aangetroffen. Geldtelmachines, verpakkingsmateriaal, 35.000 euro en tien voertuigen werden in beslag genomen.

“Het onderzoeksteam berekende dat er op deze wijze bijna 500 kilo aan harddrugs is verstuurd en geleverd aan klanten over de hele wereld, van Rusland tot Amerika en Europese landen.”

Dat was ‘een berekening’: volgens de advocaten is nergens uit gebleken dat het om zo’n hoeveelheid zou gaan.

David Rutten is de advocaat van Moes M. uit Lelystad, de vader van Faisel. Hij constateert dat er nu een dossier is van 3200 pagina’s, maar hij heeft vernomen dat het einddossier uit 45 ordners en zo’n 24.000 pagina’s zal bestaan. Een enorme papierberg. Het huidige dossier is op een usb-stick aangeleverd, maar ondanks dat hij speciaal hiervoor een nieuwe laptop had aangeschaft was hij er niet in geslaagd deze leesbaar te maken.

Geen wonder, zo blijkt tijdens dde zitting, de usb-sticks zijn verzorgd door een medewerkster van het Openbaar Ministerie die zoveel beveiligingsinstructies had aangebracht dat niemand er wijs uit kon worden. Daags na het verstrekken van de sticks was zij ziek geworden, er was niemand om haar te vervangen en dus was het er allemaal bij gebleven. Ook de cliënten konden hun eigen stukken niet lezen: in de gevangenissen wordt nogal moeilijk gedaan over digitale aangelegenheden. 

Volgens advocaat Rutten heeft zijn cliënt vanaf het begin uitvoerige verklaringen afgelegd: hij wist niet van de drugs, had zich er nooit mee ingelaten en heeft niets te maken met wat er op de dagvaarding staat. Dat is allemaal het werk van zoon Faisel. Hij heeft de pech dat hij de eigenaar is van de woning en de loods met drugs in Lelystad. “Dan zou de moeder van Faisel ook verdachte moeten zijn, maar zij is alleen getuige.”

Faisel is drie dagen lang verhoord. Hij heeft duidelijk verklaard: “Papa heeft er niets mee van doen.” Het spul was van Faisal. “Je ziet duidelijk dat het op plekken lag die niet voor het blote oog zichtbaar waren, het was verstopt. Op de vliering van het kantoor. In laden en kastjes, overal op plekken waar vader nooit kwam.”

De politie had Faisel gevraagd hoe hij de afspraken maakte met de mensen die bij hem aan huis kwamen. Faisel had gezegd: “Ik wist wel wanneer vader druk had en waar hij was.” Als de contactpersonen van Faisel er waren, was zijn vader nooit thuis. “Ik wilde het zo snel mogelijk afhandelen, als vader langs zou rijden, zou hij de kop van mijn romp afslaan.”

Moes sliep vijf dagen per week bij vriendin Ilona en overdag was hij er ook niet: hij werkte bij een ander bedrijf en hij had zijn eigen bedrijf. Hij werkte elke dag heel hard en verdiende 7000 euro per maand.

Wat is er dan wel tegen Moes?

Hij heeft telefonisch contact gehad met een van de andere verdachten, Thorsten V. uit Lelystad. Moes verklaarde: “Dat ging over fietsen. Die werden me aangeboden, die wilde ik kopen, daar gaan die gesprekken over.” Volgens de advocaat is dat “zo ongeloofwaardig dat het wel geloofwaardig moet zijn.” Probleem is dat Thorsten zich beroept op zwijgrecht en dus niet heeft willen verklaren of dit waar is. Maar: Thorsten is ook in de zaal, als medeverdachte, als hij nu wil verklaren dat het over fietsen ging, dan is dit meteen opgelost. Thorsten wil dat wel: het ging inderdaad over twee fietsen.

Voor Moes is het allemaal heel vervelend. De gemeente Lelystad heeft besloten het pand te bezegelen voor drie maanden. Als hij al vrij zou komen, dan kan hij zijn huis niet in. Als de voorlopige hechtenis wordt geschorst, kan hij overigens wel bij vriendin Ilona terecht, met elektronisch huisarrest.

Matthijs van Dam, van het kantoor van Van der Biezen, is advocaat van verdachte Van L. Hij constateert dat de verdachten uit het eerste deel van het onderzoek, uit Hillegom, allemaal al vrij zijn en dat de rechtsorde daar helemaal niet door is geschokt, dat heeft tot geen enkele publieke beroering gezorgd, waarom moeten de verdachten uit dit onderzoek – die niet van ergere dingen worden verdacht – dan wel blijven zitten?

Zijn cliënt heeft drie bedrijven: een kapperszaak, een onderhoudszaak en een garage. Die hebben allemaal zijn aandacht en aanwezigheid nodig. En op 8 september trouwt zijn broer, daar wil hij wel graag de hele dag bij zijn. Als het via de inrichting moet worden geregeld, gaat het met beveiligers en een stok in de broek, en om hooguit een paar uur. De rechter vraagt hoe het met die bedrijven in de afgelopen tijd is gegaan, nu hij al drie maanden vastzit? De vader van Van L. heeft ook een aantal bedrijven, die doet het er een beetje bij, maar dat is natuurlijk geen gezonde situatie op de langere termijn.

Advocaat Hans Tuit voert aan dat zijn cliënt Thorsten V. in het hele onderzoek niet voorkomt, “hij is pure bijvangst. Op twee dagen, 8 en 16 maart, heeft hij drie postpakketten afgeleverd bij post.nl, met verdovende middelen. Hij heeft nooit geweten of kunnen vermoeden dat hij drugs voorhanden had en dat het de opzet was deze buiten Nederland te brengen. Hij is puur als katvanger gebruikt. Er is misbruik gemaakt van zijn goedgelovigheid en mentale beperkingen, hij is iemand die voor het vuile werk moest worden gebruikt, die voor de camera’s moest verschijnen. Triest. Er is niet gebleken dat hij in de hele periode van het onderzoek telefonisch contact had met medeverdachten. Hij is nooit in een woning of garage geweest, niet eens in de omgeving.”

Thorsten volgde een opleiding voor verkoopspecialist. Die wil hij graag vervolgen, de lessen beginnen over twee weken.

Esther Vroegh

Esther Vroegh is de advocate van de man die als het brein wordt gezien, de organisator. Matisse van D. (23) uit Haarlem. Zij vraagt zich af hoe het Openbaar Ministerie komt aan de 500 kilo harddrugs, het getal dat zo gretig door de media is overgenomen. In de puzzels bij de douane is vijftig kilo aangetroffen, in de loods in Hillegom zestig kilo en in Lelystad zestig kilo. Inclusief verpakkingsmateriaal.

Homeland Security, de Amerikaanse opsporingsdienst, vermoedt dat Matisse van D. de man achter Dear Santa is, op het zogenaamde darkweb en dat er miljoenen zijn omgezet. Maar is daar enig bewijs voor? Er wordt in het dossier verwezen naar een stuk waarin zou staan dat de Finse autoriteiten informatie hebben gegeven over bitcoins-handelaren die iets met Dear Santa te maken hebben, maar dat stuk zit nog niet in het dossier, volgens de advocate is er veel “ruis en opsmuk in het dossier” en is er geen link tussen de pillen in Hillegom en Lelystad. “De enorme verdenking is aan het afkalven.”

De vier verdachten van Hillegom beriepen zich allemaal op hun zwijgrecht. “Drie van hen hadden geen nuttige dagbesteding. Het ging om grote geldbedragen. Desondanks is hun voorlopige hechtenis geschorst en lopen er nu verzoeken om hun elektronisch toezicht te beperken. Matisse van D. heeft wél verklaringen afgelegd, hij heeft een uiterst nuttige dagbesteding en de zorg voor zijn ouders, die volledig afhankelijk van hem zijn. Hij wil aan het werk.”

Yasemin Karga, van Plasman Advocaten CS, is de advocate van Faisel. Zoon van Moes. “Hij heeft eenmaal een fout gemaakt, is eenmaal de mist in gegaan. Hij heeft niets te maken met verkopen en verpakken. Hij heeft drugs in bewaring gehad, hij weet niets over bestellingen. Het is een beïnvloedbare jongeman, die door medegedetineerden wordt gevraagd voor klusjes. Hij wil niet meegezogen worden in de criminaliteit van de gevangenis. Als hij nu alles kwijtraakt, is er een grotere kans dat het later fout gaat. Hij is HBO-student, hij heeft goede cijfers gehaald, hij heeft nu een achterstand, maar die kan nog worden ingehaald. De herexamens zijn in september. Zijn moeder heeft contact met de school. Als zijn voorlopige hechtenis wordt geschorst, kan hij contact opnemen met de decaan over de herkansing. Dat zou een beperking van de schade zijn. Hij heeft oprecht spijt, hij staat open voor toezicht en begeleiding, hij heeft een blanco strafblad.”

Noud van Gemert is de advocaat van Yanniek Z., die ook nog bezig is met studie. Hij behaalt goede resultaten op school, de studie is in de eindfase, hoeft hij nog maar twee vakken af te ronden. Hij heeft goede ouders, zijn vriendin is net aangenomen bij de KLM. “Hij kan beter les krijgen op het Deltion College dan van zijn medeverdachten.”

Dan is het woord aan officier van justitie mr. Visser. Zij wil niet dat er een voorlopige hechtenis wordt geschorst, van niemand.

Van L. met zijn drie bedrijven en een bruiloft? “Een bruiloft is een fijn iets, maar dan had-ie toch eerder moeten nadenken voor hij met drugs in de weer zou gaan.”

Thorsten V.: “Die zegt dat hij zal gaan verklaren. Moet hij doen. Maar dat is pas in een heel laat stadium, daar kiest hij zelf voor. Hij zit in een examenjaar, maar dat kan ook uitstel velen, het belang van justitie dient voor te gaan.”

Schorsing voor Matisse van D.? “Dat is zeer zeker niet aan de orde, hij is de spil en heeft zich al eerder ingelaten met handel in pillen. Wil er zijn voor zijn moeder en voor zijn bedrijf. Een bedrijf waarbij ik mijn twijfels heb hoe dat is opgestart. Er is veel geld uitgegeven om het startklaar te maken, niet om een bloeiende handel door te zetten.”

Faisel M.: “Scholing belangrijk, en hij is beïnvloedbaar. Maar: buiten detentie heeft hij zich wel ingelaten met zeer slechte feiten.”

Yanniek Z.: “Hij wil scholing, liever naar college dan in de bak. Scholing is wel van belang, maar dat heeft in deze fase geen voorrang.” Hij is later aangehouden dan de anderen, na zijn toezegging zich te zullen melden na zijn vakantie. “Maar hij is niet verschenen. In plaats van aan de opbouw van het dossier te kunnen werken, heeft de politie hem moeten opsporen en heeft hij zich uiteindelijk zelf gemeld. Zonde van de tijd van de Koninklijke Marechaussee.”

Alle verdachten mogen een laatste woordje zeggen. Moes M. kan door emoties niet uit zijn woorden komen en doet er het zwijgen toe. De anderen geven – terwijl de rechter steeds ongeduldiger wordt – aan dat ze graag geschorst willen worden, dat ze weer werkzaam kunnen zijn, alles weer op de rit willen zetten, bezig willen met een nieuwe opleiding, volledig willen meewerken, willen redden wat er nog te redden valt en met het vervolgen van de opleiding een mooie fundering willen leggen “tot deze nachtmerrie voorbij is.”

Na ampel beraad doet de rechtbank uitspraak over de verzoeken tot schorsing. Slechts één wordt er gehonoreerd: van Thorsten V., de katvanger, die bestellingen had afgeleverd zonder te weten wat erin zat. 

Dat is het voorlopig eind. Waarbij de meest prangende vraag dus bijna helemaal uit het zicht bleef: waar zijn die miljoenen gebleven, die de bende moet hebben verdiend? En wie heeft ze? Het staat vrijwel vast dat alles in bitcoins is binnengekomen en het staat ook vrijwel vast dat justitie geen idee heeft hoe ze daar achter moeten komen. Het wachten is op een van de volgende zittingen. In november, of pas in 2018? De koers van de bitcoin zal dan fors gestegen zijn. Sinds de periode dat dit speelde zo ongeveer verdrievoudigd. ‘Zittend rijk worden’, is dat een uitdrukking?

 

Moordenaars in de toren: Stephen Paddock copycat Charles Whitman

$
0
0

Op zondagavond 1 oktober opende de 64-jarige Stephen Paddock van de 32-ste verdieping van een hotel het vuur op bezoekers van een countryfestival in Las Vegas. De grootste massamoord tot nu toe uit de Amerikaanse geschiedenis. Wat Paddock bezielde is nog een volkomen raadsel, maar het roept herinneringen op aan een van de eerste massamoorden in Amerika: torenschutter Charles Whitman, die in 1966 ook van bovenaf een bloedbad aanrichtte. Hij was in de toren van de universiteit in Texas geklommen en schoot vanaf de 28-ste verdieping zeventien mensen dood.  

Op woensdag, drie dagen na ‘bloody sunday in Vegas’ staat de teller van het aantal doden op 59, het aantal gewonden op 527. Het dodental zal vermoedelijk nog stijgen. De slachtoffers – bezoekers van het Route 91 Country Music Festival – hadden geen schijn van kans tegen de regen van kogels die vrijwel onafgebroken op hen werd afgevuurd. Met een groot arsenaal aan automatische wapens schoot Paddock lukraak op de nietsvermoedende 20.000 festivalgangers.

In eerste instantie dachten ze aan vuurwerk, maar toen er links en rechts mensen getroffen werden door kogels brak er paniek uit en probeerde iedereen een goed heenkomen te zoeken. De politie was snel ter plekke om de schutter uit te schakelen. Het was duidelijk waarneembaar waar hij zich bevond: in een hotelkamer op de 32-ste verdieping van het Mandalay Bay hotel, op de beroemde Las Vegas Strip, waar normaal gesproken het leven dag en nacht doorgaat. Paddock had met een hamer het raam van het hotel opengebroken en daar doorheen met zijn wapens dood en verderf gezaaid. Hoe snel de politie er ook was, het was op geen enkele manier te voorkomen dat de schutter minutenlang zijn gang kon gaan, slechts onderbroken door het herladen. Hij zou pas zijn gestopt als alle munitie was verschoten. Zover was het nog niet, toen de politie de deur van de hotelkamer openramde. Op dat moment pleegde Paddock zelfmoord. Een bekend verschijnsel bij dit soort moordenaars.

In de eerste dagen na het bloedbad is het nog volstrekt onduidelijk wat het motief was. Veel van dit soort massamoordenaars zijn lone wolves. Vaak wat sociaal gehandicapte, geïsoleerd levende figuren. Moederskindjes, of juist mannen die hun moeder haten, en hun persoonlijke frustratie botvieren op de maatschappij, in één grote zelfmoordactie, waarbij ze zoveel mogelijk slachtoffers proberen te maken.

Stephen Paddock is in dit opzicht nogal a-typisch. Hij stond niet bekend als wapenfanaat en leek zijn leven aardig op de rails te hebben. Zijn vader was een beruchte bankovervaller geweest, die een groot deel van zijn leven in de gevangenis had doorgebracht, maar uiteindelijk was die – onder een andere naam – nog aardig terechtgekomen.

De geestesgesteldheid van Paddock is dus vooralsnog moeilijk te duiden, opmerkelijk is wel de overeenkomst met een van de eerste massamoorden uit de Amerikaanse geschiedenis: door student Charles Whitman (25) uit Texas, op maandag 1 augustus 1966. De student aan de universiteit van Texas stak zijn vrouw en zijn moeder dood, daarna beklom hij de toren van de universiteit met een arsenaal aan wapens en begon hij te schieten. Hij raakte eenenveertig mensen, van wie er zeventien werden gedood. Toen schoot de politie hem neer. Heeft Paddock zich laten inspireren door deze Whitman?

Wijlen dr. Michael Zeegers uit Den Haag was de zenuwarts – zo noemde hij zichzelf – die in opdracht van de rechtbank de dader van de bekendste Nederlandse massamoord onderzocht: Cevdet Yilmaz, die in 1983 in ’t Koetsiertje in Delft zes mensen doodschoot. In een interview zei Zeegers over Charles Whitman: “De vraag was natuurlijk hoe deze student tot zijn daad was gekomen. Zijn achtergrond gaf wel een indicatie: zijn vader bezat veel schietwapens en mishandelde zijn vrouw en zoon; Charles verzamelde wapens en mishandelde zijn vrouw; toen hij in dienst zat was hij vaak betrokken bij vechtpartijen en hij had veel moeite met het gezag. Verder bleek uit brieven dat hij de wereld niet waard vond om in te leven, dat hij wilde sterven en zijn vrouw niet in lijden wilde achterlaten; bovendien haatte hij zijn vader. Hij had dwanggedachten: de toren beklimmen en mensen doodschieten. Maar het meest verrassende was: na zijn dood werd in de hersenen een klein kankergezwel gevonden. Door die tumor waren zijn hersenen beschadigd, wat een rol kan hebben gespeeld. Maar er waren dus veel meer factoren in het spel. Mogelijk worden sommige mensen meer dan anderen gestuurd door hun drift, hun instinct. Maar de wortel van geweld is vaak eenzaamheid en gebrek aan contact. Het is het zoeken naar een oplossing die er niet is.”

Of Paddock dit verhaal kende zullen we waarschijnlijk nooit weten, maar ook hij koos een strategische plek waar hij zelf niet geraakt kon worden en hij ongehinderd kon schieten. Wellicht komen er uit de lijkschouwing nog aanwijzingen die iets kunnen duiden, maar de overeenkomst met de tower sniper Whitman is in elk geval opmerkelijk.

De vader van Charles Whitman was opgegroeid in een weeshuis in Georgia. Hij trouwde in 1940 met de toen 17-jarige Margaret. Het was een huwelijk met veel huiselijk geweld: hij was autoritair, stelde hoge eisen aan alle gezinsleden en als iets hem niet aanstond, sloeg hij erop los. Zowel vrouw als kinderen moesten het ontgelden. Charles junior stond bekend als een vriendelijke, goed-gemanierde, zeer intelligente jongeman. Zijn ouders stimuleerden zijn studie, maar als er ook maar iets haperde kreeg hij ervan langs. Zijn moeder was streng katholiek, de zoons warden daar actief in betrokken.

Vader Whitman was een verwoed wapenverzamelaar en bracht zijn zoons al vroeg de kneepjes van het schieten bij. Hij nam hen vaak mee op jacht en vooral Charles was een uitmuntend schutter. Ook bij de padvinders blonk hij uit en op zijn twaalfde was hij tevens een begenadigd pianist. Daarnaast had hij een drukke krantenwijk.

Op 1 september 1955 ging hij naar St. Ann’s High School in West Palm Beach, waar hij redelijk populair was onder zijn klasgenoten, maar waar hij vooral opviel door zijn intelligentie. Kort daarna had hij genoeg verdiend met zijn krantenwijk om een Harley-Davidson te kunnen kopen, waarmee hij vanaf dat moment de kranten bezorgde.

In juni 1959 haalde hij zijn diploma, als een van de beste leerlingen. Hij ging meteen bij de marine, zonder dat hij dat zijn vader had verteld. Hij had een vriend verteld dat zijn vader hem een maand daarvoor had mishandeld en in het zwembad had gegooid, omdat hij dronken was thuisgekomen.

Op 6 juli verliet hij het ouderlijk huis. Hij had voor anderhalf jaar getekend voor een tour of duty bij de marine in Guantanamo Bay op Cuba. Pas toen hij naar het selectiecentrum Parris Island onderweg was, kreeg zijn vader in de gaten wat zoonlief van plan was en probeerde hij – vergeefs – tot in de hoogste kringen de inschrijving ongedaan te maken.

In zijn diensttijd kreeg hij onder meer een medaille voor goed gedrag en een onderscheiding als scherpschutter. Daarna deed hij toelatingsexamen voor de officiersopleiding in Maryland om vervolgens aan een studie mechanica aan de universiteit van Texas in Austin te beginnen, op 15 september 1961.

In het begin viel dat allemaal wat tegen. Hij had geen geld en zijn studieresultaten waren niet best. Hij had wel veel hobby’s: karate, duiken, gokken en jagen. Samen met twee vrienden werd hij betrapt toen hij een hert had geschoten en geslacht in de douche. Ze kregen een boete van 100 dollar.

Charles stond bekend om zijn practical jokes, maar hij had ook een morbide kant. Zo zei hij in 1962 tegen een medestudent, wijzend naar de toren van de universiteit: “Eén man kan vanaf die toren een heel leger uitschakelen voor ze hem te pakken hebben.”

Op 17 augustus 1962 trouwde hij met de twintigjarige Kathy Leissner, een mede-studente. Ze was zijn eerste serieuze vriendin. Zijn familie reed van Florida naar Texas om de plechtigheid bij te wonen, zijn jongere broer Patrick was getuige. De familie van Kathy was zeer gecharmeerd van de ambitieuze en intelligente Charles.

Hoewel zijn prestaties in het tweede en derde jaar wat aantrokken, was het onvoldoende voor de marine om zijn beurs te verlengen en hij moest in februari 1963 het gewone leger in, in Camp Lejeune, North Carolina. Daar deed hij het uitstekend, maar hij bleef gokken en in 1963 werd hij veroordeeld voor wapenbezit en het bedreigen van een college die een lening niet had terugbetaald. Hij had voor een lening van 30 dollar een woekerrente van 15 dollar geëist. Hij werd disciplinair gestraft en teruggezet in rang.

In de aanloop naar dit proces was hij een dagboek begonnen,

Daily Record of C. J. Whitman. Daarin schreef hij over zijn dagelijks leven bij de marine, over zijn contacten met zijn vrouw en andere familieleden en uitte hij zijn ergernis over de aanklacht. Als het over Kathy ging, prees hij haar de hemel in en schreef hij dat hij verlangde bij haar te zijn. En hij wilde er alles aan doen om financieel onafhankelijk te worden van zijn vader.

In december 1964 kreeg hij eervol ontslag bij de marine en ging hij terug naar de universiteit in Texas. Met verschillende bijbaantjes probeerde hij wat bij te verdienen. Kathy was lerares biologie aan een school.

Vrienden verklaarden later dat Charles hen had verteld dat hij Kathy twee keer had geslagen. Waar hij heel veel spijt van had. Hij was doodsbang dat hij net zo zou worden als zijn vader.

In mei 1966 gaf zijn moeder aan te willen scheiden, vanwege het onophoudelijk mishandeld worden door haar echtgenoot. Charles reed naar Florida om zijn moeder te helpen met verhuizen. Uit angst dat zijn vader haar iets aan zou doen, had hij een plaatselijke politieagent gevraagd om erbij te zijn als ze de spullen uit huis haalde. Zijn jongste broer John ging met zijn moeder mee naar Austin. Broer Patrick bleef bij zijn vader in de winkel werken.

In Austin kreeg moeder een baan in een cafetaria en ging ze op zichzelf wonen. Wel had ze veel contact met Charles. Zijn vader vertelde later dat hij meer dan 1000 dollar aan telefoonkosten had gemaakt voor gesprekken met Charles en zijn moeder om haar ertoe te bewegen terug te komen.

Het was een hectische tijd en Charles gebruikte pepmiddelen om zijn vreselijke hoofdpijnen te bestrijden.

Op dag voordat hij toe ging slaan, kocht hij een verrekijker en een mes. Hij pikte zijn vrouw op die in de zomermaanden een baantje had als telefoniste en samen gingen ze naar het Wyatt Cafetaria dichtbij de universiteit waar ze met zijn moeder gingen lunchen. Om vier uur ’s middags, op 31 juli, gingen  Charles en Kathy op bezoek bij hun goede vrienden John and Fran Morgan. Daar vertrokken ze om tien voor zes, omdat Kathy om zes uur weer moest werken.

Om kwart voor zeven begon Charles aan zijn zelfmoordbrief, waarin hij onder meer schrijft: “Ik begrijp niet hoe ik ertoe kom deze brief te schrijven. Misschien om een vage reden achter te laten, voor dingen die ik heb gedaan. Ik begrijp mezelf niet zo goed tegenwoordig. Ik word gezien als een doorsnee redelijk en intelligent persoon, maar de laatste tijd – ik kan niet terughalen wanneer dat begon – word ik geplaagd door ongewone en irrationele gedachten. Die keren telkens terug en het vraagt een enorme geestelijke inspanning om me dan te concentreren op nuttige taken.”

In de brief vraagt hij om een autopsie na zijn dood om vast te stellen of er een biologische oorzaak is voor zijn gedrag en voor de onophoudelijke onverdraaglijke hoofdpijn. Hij schrijft ook dat hij besloten heeft zijn vrouw en zijn moeder te vermoorden. Zijn moeder omdat ze nooit zo van het leven heeft genoten zoals ze heeft verdiend en zijn vrouw die zo goed voor hem is geweest “als elke man mag hopen dat zijn vrouw voor hem is.” Hij wil hen beiden het lijden van de wereld besparen en het verdriet om wat zijn actie teweeg zal brengen. Hij schrijft niet wat hij op dat moment precies van plan is.

Op 1 augustus, even na middernacht, rijdt hij naar het appartement van zijn moeder aan de Guadalupe Street. Hij vermoordt haar, legt haar op bed en bedekt haar lichaam met lakens. Vermoedelijk heeft hij haar bewusteloos gemaakt voor hij haar in het hart stak. In een briefje dat hij achterlaat staat: “Ik heb zojuist het leven van mijn moeder genomen. Ik ben daar erg ontdaan over. Maar ik voel dat ze nu in de hemel is. Het spijt me. Laat er geen twijfel over zijn dat ik deze vrouw liefhad met heel mijn hart.”

Daarna gaat hij terug naar zijn huis in de Jewell Street, waar hij Kathy drie keer in haar hart steekt terwijl ze slaap. Ook haar lichaam dekt hij toe met lakens. De getypte brief die hij de vorige avond al had gemaakt, maakt hij nu handgeschreven af. “Ik kan me voorstellen dat het lijkt of ik de twee mensen die ik liefhad wreed heb afgemaakt, maar ik heb alleen geprobeerd een snelle doeltreffende taak uit te voeren. Als de polis van mijn levensverzekering toereikend is, los er dan mijn schulden mee af. Als er wat overblijft, doneer ik dat aan een instelling voor geestelijke zorg. Misschien kan onderzoek andere tragedies als deze voorkomen. Onze hond mag naar onze schoonfamilie. Vertel hen dat Kathy dol was op ‘Schocie’. Mijn laatste wil is dat mijn lichaam na de autopsie wordt gecremeerd.”

Hij laat verder instructies achter over twee filmrolletjes die nog ontwikkeld moeten worden en wat persoonlijke notities voor zijn broers. De brief zit in een enveloppe met als opschrift ‘Gedachten van de dag’. Op de enveloppe schrijft hij: 8-1-66. Ik heb het nooit echt kunnen maken. Deze gedachten zijn te veel voor mij.’

Om kwart voor zes ‘s morgens belt hij de chef van Kathy om te zeggen dat ze ziek is en niet komt werken. Vijf uur later belt hij naar de zaak waar zijn moeder werkt met dezelfde boodschap.

Om vijf over half twaalf arriveert hij op de campus, waar hij zich uitgeeft als assistent-onderzoeker. Tegen de bewaker zegt hij dat hij goederen moet afleveren. Dan klimt hij naar de 28-ste verdieping van de toren en vanaf het observatie-platform opent hij met een jachtgeweer en verschillende andere vuurwapens het vuur op iedereen die hij kan raken. Het duurt 96 minuten voor de politie erin slaagt hem uit te schakelen.

 

Oscar Hammerstein & de bom

$
0
0

Dit is hoofdstuk elf, Drijvende Lijken, uit het boek Bom in de Laurierstraat, over de aanslag met een granaat op de auto van kunstenaar Rob Scholte en zijn vrouw Micky Hoogendijk, in 1994.

Aanleiding voor publicatie is een artikel in het weekblad Story, in oktober 2017, waarin Rob Scholte het een en ander zegt over zijn relatie met Micky en over dit boek. Hij is ervan overtuigd dat de aanslag is voortgekomen uit kunstenaarskringen. Zo lang er geen bewijs is, is alles mogelijk, maar ‘misdaadgezien’ is er een veel logischer motief: een vergissing.

Dat de aanslag bedoeld was voor advocaat Oscar Hammerstein, die een soortgelijke auto had als Scholte en die op dat moment verwikkeld was in een proces over drugs en witwassen. 

DRIJVENDE LIJKEN

‘Er is een Chinees spreekwoord dat zegt: Als je lang genoeg wacht aan de oever van de rivier, komt het lijk van je vijand vanzelf langsdrijven. Ik heb ze allemaal langs zien komen: Rob B., Shyam G., de zoon van Shyam G.’ Zegt Oscar Hammerstein als ik hem in juli 2005 spreek op zijn kantoor aan de Keizersgracht in Amsterdam. Aanvankelijk zouden we begin van het jaar een afspraak maken, maar het kwam er steeds niet van. Hammerstein had het te druk en eigenlijk, zo bekent hij, had hij er ook niet zo heel veel trek in. ‘Ik denk niet dat de aanslag voor mij bedoeld was. Mijn auto stond nooit buiten geparkeerd, altijd in de garage. De Laurierstraat is een gracht verder, voorbij de Prinsengracht, daar kwam ik nooit.’

            Er zijn veel tegenstrijdige berichten over Hammersteins betrokkenheid. In mei 2000 staat in een paginagroot interview in NRC Handelsblad: ‘In 1994 had hij sowieso dood moeten zijn, denkt hij zelf. De aanslag op het leven van de kunstenaar Rob Scholte – een bom onder zijn BMW – was, zegt hij, voor hém bedoeld.’ Drie weken later stuurt Hammerstein een ingezonden brief. ‘Dit heb ik nooit gezegd en zal ik ook nooit zeggen. Integendeel, ik acht het uitgesloten dat die aanslag voor mij bedoeld was.’ Een foutje van interviewster Jannetje Koelewijn? ‘Ik zou niet weten waarom ik het heb opgeschreven als hij het me niet verteld had, daar ben ik veel te dom voor, zal ik maar zeggen. Ik had het niet kunnen bedenken.

            Hij heeft het stuk ook van tevoren gelezen. Dat is een spelletje. Wel zeggen en later weer terugtrekken, dat maken we wel vaker mee.

            Hij zal bij jou misschien hetzelfde gaan doen: toch weer zeggen, toch weer terugtrekken.’

            Ook over de manier waarop Hammerstein bij de zaak is betrokken, bestaat veel onduidelijkheid. De meeste mensen die ik gesproken heb, dachten dat hij zichzelf bij de politie had gemeld met het verhaal dat de aanslag wellicht voor hem bedoeld was. Hammerstein:

            ‘Op 9 december moest ik voorkomen, in het proces over de Femis-affaire. Er was overleg over de vraag of ik in de parkeergarage van justitie mocht. Er werd gevraagd: “Wat voor auto heeft u?” Ik heb toen gekscherend gezegd: dezelfde als Scholte. ’s Middags ben ik opgebeld door de politie van het hoofdbureau. “We geloven dat het niet erg waarschijnlijk is,” zeiden ze, maar of ik toch nog even wilde langskomen. Dat heb ik toen gedaan. Buiten stond een tv-ploeg van AT5. Toen ik weg was, hebben zij aan de portier gevraagd wat ik daar moest en die heeft gezegd dat het met de aanslag op Rob Scholte te maken had. Zo is het naar buiten gekomen. Ik heb mijn verhaaltje gedaan bij de recherche, ze hebben het opgeschreven maar we waren het er allemaal over eens: dit gaat eigenlijk nergens over. De rechercheurs zeiden: “Wij achten het uitgesloten.” Ik had wel telefoontjes gehad, maar iedereen die weleens met naam en toenaam wordt genoemd krijgt die, er zijn altijd gekken aan de telefoon. Ik had iets moeten weten wat iemand anders niet mocht weten, dat zou het motief moeten zijn. Maar alles stond in de processtukken.’

            Dat klinkt heel anders dan in het artikel in Het Parool van 26 november 1994, waarin Hammerstein sprekend wordt opgevoerd over zijn BMW. ‘Hij is van precies hetzelfde merk en type als die van Scholte. De kleur is hetzelfde, de wieldoppen zijn hetzelfde en mijn auto staat altijd in dezelfde buurt geparkeerd als die van Scholte. Ik ben de laatste weken telefonisch met de dood bedreigd. Natuurlijk heb ik geen bewijzen, maar ik heb wel een zeer sterk vermoeden dat G. daar achter zit, hij heeft er groot belang bij dat ik op 9 december voor de rechtbank geen verklaring kan afleggen. Ik ga daar namelijk onder andere zeggen dat die 17,5 miljoen gulden wel van hem is. En dan komt Shyan G. met een heel groot probleem te zitten.’

            ‘Onzin,’ zegt Hammerstein nu, ‘mijn auto stond altijd in de garage, nooit in de Laurierstraat, dat is een kwartier lopen. Ik had geen enkele voorstelling van mensen die mij zouden willen vermoorden, ik had een schoon geweten.’

Als de aanslag wél voor hem bedoeld was, is het motief in elk geval duidelijk: zijn rol in de Femis-affaire. Begin jaren zeventig richt de Nederlander Hendrik Owel in de enclave Baarle-Nassau bij Tilburg, precies op de grens met België, de Femis Bank op. Het pand staat met één helft in het Nederlandse Baarle-Nassau, met de andere helft in het Belgische Baarle-Hertog. Owel zegt dat hij de bank opzet om de Republiek der Vrije Zuid-Molukken een financiële basis te geven.

Feit is dat zijn vrouw van Molukse afkomst is en tien procent van de aandelen krijgt; in hoeverre de Molukse vrijheidsstrijd werkelijk een rol speelt en hoe nobel de bedoelingen van de oprichter zijn, is moeilijk in te schatten. Wie Owel het voordeel van de twijfel wil geven, kan denken dat het succes met hem op de loop is gegaan. Waarschijnlijk was er niets aan de hand geweest als alleen Molukse broeders en zusters wat spaarcentjes hadden ingelegd, maar het systeem voorziet in een behoefte waar ook mensen met veel zwart geld op afkomen als vliegen op de stroop. Cliënten kunnen anoniem geld storten op zogenaamde code- of nummerrekeningen. Hun naam en identiteit hoeven ze niet bekend te maken.

Dat is prettig voor wie contanten uit het zicht van de fiscus wil houden en toch wat rente wil vangen en voor criminelen biedt het mogelijkheden grote hoeveelheden drugsgeld van de onderwereld naar de bovenwereld over te hevelen. Dat is overigens in de praktijk nog niet zo heel eenvoudig. In de drugshandel komt bij de top veel contant geld binnen, in kleine coupures, in verschillende valuta. Na de komst van de euro is het wat gemakkelijker geworden, maar dat speelt in de jaren negentig nog niet.

Een van de problemen is het wisselen van het geld, veel belangrijker is het witwassen. De grote hoeveelheden zwart geld leiden vaak tot de ondergang van de topcrimineel: het geld moet rollen en het kan nergens anders heen dan naar ‘leuke dingen’: dure vakanties, seksclubs, gokken en vriendinnen-met-kind. De beste manier om iets van dat zwarte geld in de bovenwereld te krijgen, is via investeren in onroerend goed.

Er komen ingewikkelde constructies aan te pas, met bv’s in exotische belastingparadijsjes en daarbij kan een bank in Nederland die geen vragen stelt, een interessante rol spelen. De Femis Bank springt in dit gat in de markt en wordt in de loop der jaren een vrijplaats voor financiële avonturiers. Een van de belangrijkste cliënten is Johan V. alias de Hakkelaar, het hoofd van een hasjbende in het Utrechtse kampersmilieu, tegen wie pas vele jaren later het geruchtmakende Octopus-proces zou worden gevoerd.

De financiële man van de Hakkelaar is Ron G., vaak aangeduid als uitbater van een luxe bordeel in Utrecht en vastgoedhandelaar, maar op het moment dat dit speelt heeft bijna niemand enig vermoeden dat hij contacten onderhoudt met de onderwereld.

            De Femis Bank kan nog verrassend lang min of meer ongestoord zijn gang gaan, maar in het begin van de jaren negentig wordt het de Nederlandse belastingdienst en justitie te gortig: de aanwijzingen dat de bank niet veel anders is dan één grote witwasmachine rijzen de pan uit en er wordt met ingrijpen gedreigd. In januari 1991 doen sterke geruchten de ronde dat de bank failliet zal worden verklaard. Hendrik Owel is dan allang niet meer de enige die er aan de touwtjes trekt.

Er zijn constructies opgezet met andere participanten, maar in dit kader voert het te ver daar uitgebreid op in te gaan. Het is wel duidelijk dat de eigenaren de bui allang hebben zien aankomen en hun aandelen veilig hebben gesteld, de cliënten dreigen de dupe te worden. Vooral voor de organisatie van Johan V. staat er veel op het spel: van 1989 tot eind 1990 had zijn organisatie bijna 70 miljoen gulden bij de Femis bank gestort. Hoeveel daarvan in januari 1991 nog precies op de rekeningen staat is niet helemaal duidelijk, maar het is in elk geval zaak zoveel mogelijk zo snel mogelijk weg te krijgen.

Ron G. gaat met zijn advocaat naar bankdirecteur Filius in Baarle-Nassau. Ze weten hem ervan te overtuigen dat het verstandig is een bedrag van 17,5 miljoen gulden over te maken naar een andere bank, omdat het geld anders wellicht in het faillissement verdwijnt. Net voordat de Nederlandsche Bank de Femis Bank sluit, in februari 1991, wordt dat bedrag inderdaad gestort op de rekening van de advocaat, die het doorboekt naar een bank in Zwitserland. Justitie en curatoren zijn woedend: dit geld had in de boedel van Femis moeten blijven.

            Het is altijd een raadsel geweest hoe Ron G. de bank ertoe heeft kunnen bewegen het bedrag over te maken. Er is vaak gesuggereerd dat er gedreigd is met de criminele achtergrond van de werkelijke eigenaar, Johan V.: je kunt zulke jongens beter niet boos maken. Het ging anders. Bij het eerste bezoek aan bankdirecteur Filius werd hem te verstaan gegeven dat als het geld niet zou worden overgemaakt, hij persoonlijk verantwoordelijk zou worden gesteld. Filius wist niet hoe gauw hij met de echte baas op de proppen moest komen: een zekere meneer Singh, uit Londen. Meneer Singh kwam aangevlogen en had een interessante ontmoeting met Ron G.

Het geval wil dat Singh een investeerder zocht voor een nieuw project, iets met computers. Ron G. was goed voor vele miljoenen, hij was op dat moment een van de grootste vastgoedhandelaren van het Gooi en omstreken, Singh ging ervan uit dat als hij de 17,5 miljoen zou overmaken, Ron G. wel bereid zou zijn 100 miljoen te investeren in zijn project. Dat was de echte reden van de verbazingwekkende transactie: eigenlijk had geen van de betrokkenen echt verwacht dat het geld zou worden overgeboekt.

            Maar wat nu? Justitie legt beslag omdat er duidelijke aanwijzingen zijn dat het drugsgeld is. Ron G. durft het niet namens Johan V. te claimen: de fiscus heeft een enorme vordering op V., als het al aan hem toegewezen zou worden is hij het meteen weer kwijt. Er wordt dan een constructie bedacht waarin advocaat Oscar Hammerstein, van het gerenommeerde Amsterdamse kantoor Boekel De Nerée, en accountant Rob B. van Deloitte en Touche de hoofdrol spelen.

Volgens Hammerstein kwam hij er pas bij toen de constructie al op papier stond. Het is niet helemaal duidelijk wie dat precies hadden gedaan, Rob B. alleen of samen met anderen. Hammerstein: ‘Ik vond het vreemd dat Rob B. bij mij kwam met die zaak. Het geld zou eerst voor een Israëlische cliënt zijn. Dat ging niet door, toen werd het Shyam G. en ze benaderden mij daarvoor als advocaat. Ik kende Rob B. goed, het was een goede relatie van mij, we verwezen al jarenlang cliënten naar elkaar door.’

            Shyam G. is een Surinaamse hout- en rijsthandelaar en een van de rijkste en succesvolste zakenmensen van Suriname. De opzet is aan te tonen dat de 17,5 miljoen hem toebehoort. Als dat lukt, worden alle betrokken partijen er beter van. Rob B. bijvoorbeeld zou vijf procent van het bedrag als provisie krijgen, voor Shyam G. was het evenmin een vriendendienst.

            Juist in die periode komen er berichten naar buiten dat justitie advocaten verdenkt van betrokkenheid bij dubieuze transacties, dit is een mooie testcase. Er wordt hard ingegrepen. De advocaat van Ron G., accountant Rob B. en advocaat Hammerstein worden gearresteerd, er worden huiszoekingen gedaan, de verdachten worden stevig doorgezaagd. De foutste van het stel, Rob B., is er kennelijk niet tegen opgewassen.

Hammerstein: ‘De officier van justitie die het onderzoek deed, was Martin Witteveen. Een prutser met de diepgang van een platbodem, een officier van justitie van de slechtste soort. Hij heeft tegen Rob B. gezegd: of je legt een belastende verklaring af over Hammerstein, en dan word je alleen vervolgd wegens valsheid in geschrifte, of je doet dat niet, maar dan word je verdacht van deelname aan een criminele organisatie. B. heeft toen tegenover Witteveen verklaard dat ik wist dat het geld niet van Shyam G. was. Toen ik dat hoorde, dacht ik: nou breekt me de klomp. Rob B. had het zelf aangebracht! Hij en Shyam G. kenden elkaar ook al veel langer, van een fiscale fraudezaak.’

            Rob B. is de enige die een veroordeling krijgt, Hammerstein wordt door zowel de rechtbank als door het Hof (in hoger beroep) vrijgesproken. De Orde van Advocaten stelt vast dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de zaak aan te nemen. Wat Hammerstein vooral vreemd vindt is de rol van zijn voorheen zo goede relatie Rob B., de belastende verklaring over hem, en zijn band met Shyam G. Hammerstein: ‘Rob B. was ook advocaat voor een bedrijfje dat TME heette, Trans Marine of zo. De eigenaar daarvan was zijn buurman. Ze woonden toen in Bergen. Dat bedrijf zat in IJmuiden. Het regelde “scheepsbewegingen”, onder meer die van het bedrijf van Shyam G.

Het frappante is dat twee hasjschepen die in beslag zijn genomen, op naam van dat TME stonden.’ Dat gaat om de Coral Sea, met twee keer 20 ton hasj, en de Giant IV met 120 ton, in 1990 en 1991. Beide worden toegedicht aan Johan V. alias de Hakkelaar. Hammerstein: ‘Ik heb tegen die rechercheurs gezegd dat ze dat moesten onderzoeken, de connectie tussen Rob B., TME en Shyam G., het was duidelijk dat die twee een criminele organisatie vormden.’

            In 2004 wordt Rob B. gearresteerd: justitie doet een inval in zijn kantoor in Amstelveen en zijn woning in Driehuis. Hij wordt verdacht van het witwassen van crimineel geld, valsheid in geschrifte en meineed. De buurman van Rob B., de eigenaar van TME, was al eerder door de mand gevallen, hij was in Portugal aangehouden omstreeks 1994.

Shyam G. wordt in 2004 gearresteerd op verdenking van drugssmokkel met Air Holland, zijn zoon wordt in 2004 in Portugal opgepakt bij het lossen van een grote partij cocaïne. Hammerstein: ‘Dat was een partij schorem, in die tijd al, dat mag je gerust opschrijven. Rob B. was de ergste. Ik heb staan juichen toen ik hoorde dat hij werd vastgehouden.’

            Volgens Hammerstein had Rob B. de opdracht gekregen de complete administratie van TME te vernietigen, ‘daarna is het bedrijf verhuisd naar een kantoor van Shyam G. op Curaçao. Het is mij nog altijd een volkomen raadsel waarom ze dat niet hebben onderzocht.’

            Hoe het precies zit met Rob B. en die buurman van het bedrijf TME zal in dit boek niet helemaal duidelijk worden, het bedrijf TME of iets dat erop lijkt is nergens terug te vinden. Ik heb alleen een oud adres van Rob B., aan de Noordlaan in Bergen. In juli 2005 doe ik navraag in de buurt. Rob B. kent men. Oude buren herinneren zich dat hij is gearresteerd in verband met de Femis-affaire. Toen hij uit de gevangenis kwam, is hij gescheiden en verhuisd naar Driehuis. En dat zijn dochter in december 2004 net buiten de prijzen was gevallen bij de finale van de Elite Model Look, in Shanghai: ze werd vierde.

Maar wie is die buurman van Rob B., een zekere meneer T., die het duistere bedrijfje TME runde? In de wijde omgeving van de Noordlaan is er niemand die zich daar ook maar iets bij kan voorstellen, er moet hier sprake zijn van een vergissing. Ik tref nog wel een buurman die veel contact had met Rob B. en op administratief gebied met hem samenwerkte, maar de man is weinig spraakzaam. Volgens hem zit Rob B. nog in de gevangenis en van een buurman T. of een bedrijfje TME of wat voor bedrijfje dan ook dat zou hebben samengewerkt met B. zegt hij niets te weten.

Hammerstein kijkt met weinig genoegen terug op de Femis-affaire, vooral het gedrag van zijn kantoorgenoten bij Boekel De Néree zit hem nog altijd dwars. In plaats van hem te steunen, stuurden ze hem een week na de aanhouding weg ‘omdat de arrestatie het kantoor zoveel schade berokkent’.

 ‘Drijvend lijk’ Shyam G. passeert de revue.

Hammerstein: ‘Hij had een valse verklaring laten opstellen bij een notaris in Guyana. Die man is zo onbetrouwbaar als het maar kan zijn. En dom. We waren bij een kort geding in Breda, ik was er met een kantoorgenoot en met hem heengegaan. Op een of andere manier werd hem daar de grond te heet onder de voeten en beweerde hij ineens dat hij toevallig langs Breda was gekomen, zomaar het gerechtsgebouw was binnengelopen en mij toevallig had zien staan en maar eens een praatje was gaan maken. Hij vertelde ook dat hij mijn declaraties wel had betaald, maar dat ik hem alles had terugbetaald. Domme leugens.’

 Vanaf het begin heeft Hammerstein zelf de verwisselingstheorie niet serieus genomen. ‘De rechercheurs die contact met mij hadden achtten het uitgesloten – zo zeiden ze dat ook – dat de aanslag voor mij bedoeld was. Jaren later, toen het onderzoek was vastgelopen, heb ik er een keer met officier van justitie Fred Teeven over gepraat. Hij zei: “Anders blijven mensen altijd denken dat het voor jou was, zou je niet eens met de CID willen praten? Als het niet voor jou was, voor wie het dan is geweest?”’

            Het meest logische motief lijkt de connectie tussen Shyam G. en Rob B. Hammerstein: ‘Het is inderdaad vreemd dat dat nooit is onderzocht. Ze moeten in mijn verklaring hebben gezien dat het geheim kon worden gevonden in dat TME, de connectie tussen Rob B. en Shyam G., maar ik acht geen van beiden in staat tot het plegen van de bomaanslag.’

            De andere min of meer betrokkene, Henk Rommy, evenmin. Hammerstein: ‘Rommy heeft in heel 1994 vastgezeten. Ik heb hem verdedigd, ik heb zijn zoon verdedigd, ik zie daar geen motief.’

            Shyam G. deed, toen er problemen kwamen, overigens opmerkelijk snel afstand van het geld. Hij verdiende op andere manieren waarschijnlijk al genoeg.

Hammerstein: ‘Hij had via Bouterse de hele rijsthandel in handen, hij had alle licenties en verdiende zich scheel. Al die Lassie-toverrijst kwam via hem naar Nederland. Shyam G. en Bouterse waren toen al goede vrienden. Als je een heel schip vol rijst laadt, is het niet zo moeilijk er ook wat drugs bij te doen. Het mooiste van alles is – en daar vind ik een oprecht genoegen in – dat in de afgelopen tien jaar Rob B. en Shyam G. zijn ontmaskerd als een stel drugshandelaren. Eindelijk gerechtigheid!’

            Rob B. legt in 1994 een bekentenis af en zit een gevangenisstraf uit van enkele maanden. Hij belooft zijn leven te beteren, maar dat lukt niet helemaal. In 2004 wordt hij opnieuw gearresteerd, dit keer op verdenking van betrokkenheid bij tal van dubieuze transacties, onder anderen voor Heineken-ontvoerder Cor van Hout (geliquideerd in 2003). Hij wordt na een maand vrijgelaten, maar is daarna moeilijk te bereiken: hij verhuist van de ene op de andere dag uit Driehuis, de buren weten niet waarheen en niemand heeft nog contact met hem. Via zijn advocaat is ook al een probleem: Evert H. wordt in 2005 zelf opgepakt op verdenking van criminele activiteiten ten behoeve van topcriminelen en laat zich kort daarop schrappen uit het register. En wordt later dat jaar geliquideerd.

            Oscar Hammerstein moest in december 1994 – enkele weken ná de aanslag op de auto van Scholte – voor de rechtbank in Amsterdam verschijnen op verdenking van valsheid in geschrifte. De officiële aanklacht is dat hij een document had laten opmaken voor Shyam G. waarmee die kon aantonen dat het bedrag van 17,5 miljoen van hem was, terwijl Hammerstein wist dat het geld feitelijk toebehoorde aan de grootste hasjorganisatie van Nederland.

            Dat Hammerstein in de periode voor en rond de aanslag onder grote druk stond, is wel duidelijk. Bij Boekel De Néree is hij op straat gezet, nog voor er een uitspraak was in de strafzaak tegen hem. In een interview met het weekblad Vrij Nederland haalde Hammerstein zijn gram en suggereerde hij dat het te maken had met zijn hiv-besmetting. Hij spande bij het Hof van Discipline een zaak aan tegen de maatschap, omdat hij vond dat hij er ten onrechte was uitgezet. Het Hof van Discipline oordeelde in 1998 dat Hammerstein terecht uit de maatschap was gezet omdat hij had verzuimd zijn kantoorgenoten in te lichten over het feit dat hij deze uitermate delicate zaak in behandeling had genomen.

Vervolgens schreef hij – volgens het Hof van Discipline – in een brief aan het Openbaar Ministerie ‘zonder enig voorbehoud’ dat de 17,5 miljoen gulden aantoonbaar afkomstig was uit de rijst- en houthandel. Het geld stond op de rekening van Espanda Investments Ltd., van Shyam G. Zonder aantoonbare opdracht zou Hammerstein de zeggenschap hebben uitgeoefend over de aandelen in deze Ltd. Bovendien had hij zich ook nog eens, zonder dat hij zijn kantoorgenoten daarover had ingelicht, laten benoemen tot directeur van deze Ltd., om over het geld te kunnen beschikken. Dat was in strijd met de maatschapsregels.

Het Hof constateerde verder dat het dossier-Shyam G. op essentiële punten ernstige leemten vertoonde, dat Hammerstein de naam van het kantoor aan onoverzienbare risico’s had blootgesteld en dat hij ‘op zijn minst de schijn tegen zichzelf had gewekt dat hij voor hem belastend materiaal uit het dossier had verwijderd’.

Nu is het Hof van Discipline een club van advocaten onder elkaar; dat men het daar terecht vindt dat Hammerstein uit de maatschap werd gezet verbaast de meeste confrères niet echt: een chique en gerenommeerd kantoor als Boekel De Néree tolereert geen enkele smet op het onkreukbaar blazoen en of een arrestatie wel of niet terecht is speelt nauwelijks een rol.

De meeste betrokkenen bij de Femis-affaire halen in de loop der jaren, voor heel andere zaken, nog geregeld de voorpagina’s. Johan V., alias de Hakkelaar, wordt in het zogenaamde Octopus-proces veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijfenhalf jaar, in 2004 krijgt hij nog eens twee jaar celstraf voor belastingontduiking. Ik heb zelf nooit persoonlijk contact gehad met Johan V., ik ken wel mensen die hem goed kennen.

Het zou erg naïef zijn te veronderstellen dat iemand van het kaliber Johan V. desgevraagd nu ineens zou toegeven dat hij een aanslag op Hammerstein heeft laten plegen, maar in criminele kringen wordt de kans dat hij er rechtstreeks iets mee te maken heeft, laag ingeschat. Een van de argumenten is dat in die tijd zeker in de hasjhandel nog niet van dit soort rigoureuze liquidaties werden uitgevoerd.

 Rijstbaron Shyam G. komt ook in zwaar weer terecht. In augustus 2001 stranden 800 passagiers van Inter Tropical Aviation, de door Shyam G. opgerichte Surinaamse luchtvaartmaatschappij, in Paramaribo. President-commissaris G. moet eerst met geld over de brug komen voor het vliegtuig mag vertrekken. G. krijgt wat negatieve publiciteit over zich heen, maar veel Surinamers hebben toch ook waardering voor zijn initiatief: het monopolie van de KLM en de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij (SLM) is de Surinamers een doorn in het oog, tickets naar Suriname zijn peperduur.

In januari 2005 komt Shyam G. om een heel andere reden in het nieuws. Al jarenlang doen er geruchten de ronde dat hij betrokken zou zijn bij drugshandel. Dat ligt nogal voor de hand: hij geldt als financier van de vroegere legerleider Dési Bouterse, hij is rijk en hij exporteert goederen van Zuid-Amerika naar Europa. Maar eind 2004 wordt er in Portugal in een schip waarmee rijst is getransporteerd, een lading cocaïne aangetroffen. De zoon van Shyam is bij het lossen van de rijst aanwezig.

Of de familie G. werkelijk iets met de cocaïnesmokkel te maken heeft, is nog niet duidelijk. De Amerikaanse narcoticabrigade DEA speelt in dit soort zaken doorgaans een tamelijk onfrisse rol. De DEA zit met name Dési Bouterse al decennialang op de hielen en loopt zich het vuur uit de sloffen om hem en mogelijke trawanten achter de tralies te krijgen. Met opmerkelijk weinig succes. Weliswaar veroordeelt het Haagse gerechtshof Bouterse in 1999, bij verstek, tot een gevangenisstraf van elf jaar wegens betrokkenheid bij de smokkel van 474 kilo cocaïne, maar het is algemeen bekend dat dit uitsluitend is gebeurd op basis van een totaal onbetrouwbare zogenaamde kroongetuige, de Belgische fantast Patrick van L. In mei 2005 geeft Van L. tegenover de Belgische justitie eindelijk toe dat hij de betrokkenheid van Bouterse bij de smokkel uit zijn duim heeft gezogen.

            Heeft Johan V. ooit nog iets teruggezien van zijn 17,5 miljoen? In zekere zin wel, en dat heeft hij aan de volhardendheid van de Nederlandse fiscus te danken. De strijd om de 17,5 miljoen wordt pas in het voorjaar van 2005 afgerond. De curatoren die zijn aangesteld voor het faillissement van de Femis Bank hebben, onder leiding van mr. T.P.W.M. Kamphuisen uit Breda, een verwoede strijd geleverd met de Nederlandse belastingdienst, die volgens de curatoren volkomen ten onrechte aanspraak maakte op het geld, maar in maart 2004 door het Gerechtshof in Breda 2004 wel in het gelijk werd gesteld.

Mr. Kamphuisen, in juni 2005: ‘Wij hadden nog wel door willen gaan, wij zijn heel boos en ongelukkig met de manier waarop de belastingdienst heeft gehandeld, maar de crediteuren wilden nu een eind aan de slepende kwestie, de laatste betalingen worden binnenkort gedaan en dan is de zaak afgerond.’

 Voor mr. Kamphuisen staat vast dat de 17,5 miljoen gulden onder druk is overgemaakt. ‘Er waren veel meer crediteuren, de Femis Bank betaalde mondjesmaat, als er dan ineens een bedrag van 17,5 miljoen wordt overgemaakt kun je wel de conclusie trekken dat daar bijzondere gesprekken aan voorafgegaan moeten zijn.’ De curatoren legden beslag op het geld, dat op een rekening bij de Zwitserse bank Cantrade stond.

Mr. Kamphuisen: ‘Op een ogenblik is Hammerstein gekomen, die heeft gezegd: “Het was eigenlijk geld van G. (Shyam G.,hjk).” Daar heeft hij een brief over geschreven en gezegd: “U moet er rekening mee houden dat ik namens G. een vordering zal indienen,” maar dat heeft hij nooit gedaan. Ik heb later van justitie gehoord dat G. in tweede instantie gezegd heeft dat hij niet langer aanspraak maakte op dat bedrag, maar ik heb als curator van Femis niet meer binnengekregen dan een aankondiging van Hammerstein dat er een vordering zou worden ingediend.’

            Hammerstein zette de vordering namens G. niet door omdat G. er meteen al afstand van deed. Dat Johan V. geen aanspraak durfde maken op het geld, is invoelbaar: de belastingdienst had een vordering van 272 miljoen gulden op hem, over de jaren 1989 en 1991. Hij kon verwachten dat, zodra hij zich zou melden als de wettige eigenaar van het geld, er meteen beslag op zou worden gelegd.

            Bizar is het vervolg van de affaire. De curatoren zien de bui van de belasting hangen en laten het geld op een rekening in Liechtenstein zetten. Daar is het ook niet veilig voor de Blauwe Bende: de fiscus legt er ook hier beslag op.

Mr. Kamphuisen: ‘Wij zijn daar erg boos over geweest, het was een opzetje van de belastingdienst met Liechtenstein. Toen het geld nog in Zwitserland stond, hield de fiscus bij hoog en bij laag vol dat het van Ron G. was, toen het in Liechtenstein op de bank stond en wij uiteindelijk gelijk kregen, beweerden ze ineens dat het drugsgeld van Johan V. was. Daar hadden ze een vordering op, niet op Ron G.’

Tot woede van de curatoren krijgt de fiscus in 2004 25 procent van de vordering op Johan V. toegewezen. Het bedrag wordt verrekend met de nog openstaande aanslagen op Johan V. Daar heeft hij zelf dus niks voor hoeven doen: de belastingdienst heeft gratis en voor niets de kastanjes voor hem uit het vuur gehaald. De Nederlandse belastingbetaler kan er vrede mee hebben: zo is een deel van het vermogen toch nog in de algemene middelen terechtgekomen.

Curator Kamphuisen denkt daar anders over. ‘Ik ben ook een belastingbetaler, en ik ben hier helemaal niet blij mee, het geld had naar de andere crediteuren uit het faillissement moeten gaan.’ Voor alle duidelijkheid: Johan V. noch zijn boekhouder Ron G. noch enige andere betrokkene bij die organisatie kwam in aanmerking voor dat geld: wie zich bij een faillissement niet als schuldeiser meldt, heeft niets te vorderen.

Recapitulerend: de belangrijkste reden om te denken dat de aanslag voor Hammerstein bedoeld was, is dat er in de verste verte geen ander motief is te vinden. Alle sporen en spoortjes naar Scholte lopen dood. Als het wel voor Hammerstein bedoeld was, is er een voor de hand liggend motief, ook al is dat niet glashelder. Er waren dreigementen, er speelde een proces, Hammerstein was op een ongelukkige manier in een merkwaardig crimineel steekspel verzeild geraakt en in die bewuste criminele kringen is zonder voorbehoud gezegd dat de aanslag op hem was gericht. Tijd voor een nader onderzoek naar die ‘kringen’.

Aldus dit hoofdstuk. Voor het bericht over de reportage in Story: zie hier 

 

Milica van Doorn: de laatste bus

$
0
0

In een laatste poging de lustmoord op Milica van Doorn (19) uit 1992 op te lossen, gaat de politie Noord-Holland 133 Turkse Zaandammers vragen dna af te staan. Het gaat om een dna-verwantschapsonderzoek. In het pinksterweekend van 7 juni 1992 was Milica na afloop van een feestje na middernacht lopend naar huis gegaan omdat er geen bus reed. Toen moet ze een man zijn tegengekomen, die van de gelegenheid misbruik maakte. De volgende dag vond pastoor Jan Broersen van de St. Jozefkerk Milica’s dode lichaam in de vijver naast de kerk.

Het leven lachte de mooie blonde Milica van Doorn toe, aan het begin van de zomer van 1992. Ze was net klaar met de laatste havo-examens. Een heel leven voor zich. Op Eerste Pinksterdag is er ’s avonds een verjaardagsfeestje met vrienden en vriendinnen aan de Fluitekruidweg. Het is niet heel ver van haar ouderlijk huis, maar wel te ver op ’s nachts alleen te lopen. Dat hoeft ook niet: dichtbij is een bushalte en als ze de laatste bus neemt is ze zo thuis. “Hoe laat gaat de laatste bus?” had ze tegen twaalven gevraagd. “Om vier over twaalf”, had iemand gezegd. “Dan ga ik” riep ze. Ze was nog net op tijd voor buslijn 63 die haar naar het centrum van de stad zou brengen en vandaar was het nog een klein eindje naar haar ouderlijk huis.

Milica had twee zusjes en ze woonde nog thuis, maar ze bleef wel geregeld bij vriendinnen overnachten. Vandaar dat haar ouders niet meteen alarm sloegen toen Milica op maandagochtend niet in haar bed lag.

Waar ging het mis? Wat de bezoekers van het verjaardagsfeestje zich niet realiseerden, was dat er op deze eerste Pinksterdag ’s nachts om die tijd geen bus meer reed. Milica moet even vergeefs hebben gewacht en toen hebben besloten dan maar lopend naar huis te gaan. Een paar honderd meter voorbij de bushalte wordt ze nog gezien door een echtpaar, als ze langs een telefooncel aan de Fluitekruidweg loopt. Daarna ontbreekt elk spoor.

Op Pinkstermaandag 1992 is pastoor Jan Broersen van de St. Jozefparochie in Zaandam vroeg op. Hij maakt een korte wandeling naar de kerk aan de Veldbloemenweg en ziet tot zijn schrik in de vijver naast de kerk een lichaam drijven. Hij belt de politie. Het is dan zes minuten voor negen. Nog vóór negen uur is de recherche ter plaatse en nog diezelfde ochtend slaat de wanhoop en het verdriet toe bij de familie Van Doorn: het is hun 19-jarige dochter Milica die in de nacht van zondag op maandag is vermoord.

Uit het onderzoek blijkt al snel dat Milica vermoedelijk niet is gedood op de plek waar ze is gevonden: de dader heeft haar door de bosschages hierheen gesleept en haar lichaam toegedekt met wat rietstengels. Het lijkt erop dat Milica een ‘willekeurig’ slachtoffer was: ze was op het verkeerde moment op de verkeerde plek.

In de buurt waar Milica vermoedelijk verdween, het Kogerveld, was het die nacht bepaald niet rustig. Er was behoorlijk veel auto- en fietsverkeer, er hingen jongeren rond, veel buurtbewoners herinneren zich later dat ze gegil hebben gehoord. Maar dat was op verschillende plekken en verschillende tijdstippen, er was geen duidelijke link te leggen naar Milica. Het lijkt erop dat ze, toen ze alleen op straat liep, is aangesproken door een man die haar een lift heeft aangeboden. De kans dat ze vrijwillig mee is gegaan, is erg klein, vermoedelijk is ze met geweld in een auto getrokken. Uit de sporen bleek meteen al dat er sprake was van een seksueel misdrijf. Milica was gedeeltelijk ontkleed toen ze werd gevonden, haar kleren waren met geweld uitgetrokken. Uit de sporen blijkt ook dat Milica als een tijgerin moet hebben gevochten voor haar leven, maar tegen een volwassen man met een mes was ze niet opgewassen. Haar moordenaar kan onmogelijk helemaal ongeschonden uit dit gevecht zijn gekomen. Als hij een vriendin of vrouw had die hij ’s nachts nog onder ogen moest komen, moet die zeker iets hebben kunnen merken.

 

Het is direct duidelijk dat het om een lustmoord gaat. Er werden spermaresten aangetroffen. De politie kon niet meteen met zekerheid zeggen dat dit van verkrachting afkomstig was: in theorie had het kunnen zijn van een vrijwillig seksueel contact in de voorgaande 24 uur, maar in de loop van het onderzoek werd duidelijk dat die kans vrijwel te verwaarlozen was.

Er is in eerste instantie één belangrijke getuige die mogelijk iets interessants heeft gezien: een conducteur loopt die nacht om vijf over twee van het station naar huis en passeert de ingang van de kerk. Daar heeft het lichaam van Milica enige tijd gelegen, zo blijkt uit het onderzoek. Vermoedelijk is ze daar uit een auto gehaald en even neergelegd, terwijl de dader op zoek ging naar een plek om haar weg te werken en mogelijk wat rietstengels te plukken. De auto zal hij even hebben weggezet. Het is aardedonker, maar de conducteur ziet in de struiken bij de kerk twee donkere gestalten. Hij denkt dat het een vrijend paartje is, maar als hij in de krant leest over de moord meldt hij zich. Waren het Milica’s moordenaars? In elk geval hebben de twee zich nooit bij de politie gemeld.

Het kan een dwaalspoor zijn: het ligt meer voor de hand dat deze moord een misdrijf van één persoon is geweest, er zijn geen aanwijzingen dat er meer mensen bij betrokken waren.

Een ander spoor dat wordt onderzocht is dat van een man met wie Milica een week voor de moord ruzie had gehad. Dit gebeurde op een hoek van de P.L. Takstraat in Zaandam. Ook probeerde men de identiteit te achterhalen van de man die gezien is vlakbij de flat waar het verjaardagsfeestje was. Hij reed die avond op een fiets met een witte plastic tas aan zijn stuur en was aan het fluiten. Of die getuigen en personen allemaal gehoord en gevonden zijn is niet duidelijk, maar het heeft in elk geval niet tot een oplossing geleid.

Na de verkrachting is Milica met een mes doodgestoken. Doelbewust, op vitale plekken. Waarschijnlijk om herkenning te voorkomen. Ze moet veel bloed hebben verloren, maar het is nog altijd een raadsel wáár: de plek van de moord is nooit gevonden. Het kan in een auto zijn geweest, in een woning of ergens buiten. In elk geval niet op de plek waar ze is gevonden: daar werd vrijwel geen bloed aangetroffen. Dichtbij de vijver zat wel wat bloed op de tegels. Vermoedelijk op de plek waar ze uit de auto is gehaald. Daar lag ook een van haar schoenen. Het was de inmiddels 86-jarige oud-pastroor Jan Broersen die de schoen en het bloed zag. En even later het lichaam van Milica, drijvend in het water van de vijver. Ze lag op haar rug, een paar meter van de kant. Milica was nog niet als vermist opgegeven, maar aan de hand van de identiteitskaart in haar handtas kon de politie haar snel identificeren. En de onheilstijding overbrengen aan de familie.

Maar waarom werd Milica in de vijver bij de kerk gegooid? Het moet heel wat moeite hebben gekost haar lichaam daarheen te krijgen: een auto kon er niet dichtbij komen. Het is een van de grote raadsels uit het onderzoek: waarom was er gekozen voor zo’n ingewikkelde dumpplek? Als je een auto hebt, zijn er in de buurt tal van plekken waar je een lichaam veel gemakkelijker in het water kunt dumpen.

Onduidelijk is wanneer Milica precies is overleden: het kan vrij kort na haar verdwijning, om kwart over twaalf, zijn geweest, maar ook verscheidene uren later. Doordat haar lichaam in het water had gelegen kon het tijdstip van overlijden niet worden vastgesteld aan de hand van de afgekoelde lichaamstemperatuur.

Een van de belangrijkste sporen die naar de dader zou moeten leiden, lijkt het ontbreken van één van Milica’s schoenen. Via pamfletten en Opsporing Verzocht wordt een intensieve zoekactie opgezet, maar het blijkt een dood spoor: de schoen heeft al die tijd gewoon op het dak van de kerk gelegen, waar de dader hem waarschijnlijk uit balorigheid of ‘zomaar’ heeft opgegooid: een dakdekker vindt de schoen toevallig een half jaar na de moord. Als er al andere sporen zijn geweest op het dak van de kerk, dan waren die door weer en wind allang gewist.

In het begin van het onderzoek hield de politie uiteraard alle opties open en zette men breed in. Alle relaties van Milica werden onderzocht. Hoewel niets daarop wees moest men toch rekening houden met de mogelijkheid dat Milica die avond nog had afgesproken met iemand. Alle aanwezigen op het feestje werden stevig ondervraagd en mochten blij zijn als ze een sluitend alibi hadden. Het leverde niets op. Er werd een zeer uitgebreid buurtonderzoek gehouden, waarbij tal van getuigen werden gehoord. Dat leverde veel informatie op, maar in feite niet veel concreets. Zo waren er getuigen die meenden dat ze Milica nog hadden gezien op die fatale avond en er waren mensen die meenden dat ze ‘s nacht bij de kerk geschreeuw hadden gehoord. Een van de aandachtspunten was een groep Turkse Zaandammers die eerder prostituees had verkracht en mishandeld, maar ook hier kwam niets uit.

In een getuigenverklaring werd indertijd gesproken over een Turks uitziende man die de avond van de moord fietste in de richting van de plek waar later Milica’s lichaam is gevonden. Toch is dat niet de reden dat er specifiek wordt gezocht naar Turkse mannen: dat heeft te maken met de gegevens uit het dna-spoor, die wijzen op een dader met Turkse voorouders. Er is geen duidelijk scenario voor een dader die op de fiets was.

De analisten gaan ervan uit dat de dader een man van Turkse achtergrond moet zijn, die in 1992 waarschijnlijk in de wijk Kogerveld woonde en die in 1992 tussen de 16 en de 30 jaar was. De belangrijkste gegevens voor deze leeftijdsindeling komen uit het dna-onderzoek: in analyses op basis van ervaringscijfers wordt in daderprofielen meestal uitgegaan van mannen tussen de achttien en vijfenveertig jaar.

Bijna tweehonderd mannen stonden al vrijwillig wangslijm af voor gewoon dna-onderzoek, maar dat leverde niets op. In april 2012 werd dna-verwantschapsonderzoek mogelijk door aanpassing van de wet. In april 2016 werd voor het onderzoek in de zaak van Milica het groene licht gegeven, maar toen kwam er op uiterst verrassende wijze een kink in de kabel. Terwijl er al meer dan twintig jaar geen serieuze tips meer waren binnengekomen, kwam er in juni 2016 ineens een concrete tip waarin de namen van twee Turkse mannen werden genoemd.

Het leek een schot in de roos: beiden verbleven in de periode van de moord op Milica in Zaandam en waren kort daarna vertrokken. Het betekende wel dat het dna-verwantschapsonderzoek voorlopig werd stopgezet: eerst moest worden onderzocht of deze twee mannen er iets mee te maken hadden. Dat viel nog niet mee: ze bleken in Turkije te verblijven en het duurde ruim een jaar voor ze waren getraceerd en alle handelingen waren verricht die noodzakelijk waren. Er bleek geen match en het stilgezette verwantschapsonderzoek kon worden voortgezet.

Dat heeft heel wat voeten in de aarde. Er zijn deskundigen ingeschakeld op het gebied van de Turkse cultuur en sleutelfiguren uit de Turkse gemeenschap in Zaandam zijn benaderd. De dna-afname is op basis van vrijwilligheid. Er zijn in totaal 133 mannen van Turkse afkomst geselecteerd, die in de tweede week van november 2017 een brief kregen met het verzoek om dna af te staan. Ze krijgen allemaal voorafgaande aan de afname bezoek van een forensische en een tactische rechercheur, eventueel bijgestaan door een tolk.

De afname is vrijwillig. Bij een rechtstreekse match is de verdachte meteen in zicht, maar die kans is niet al te groot. De hoop is vooral gericht op een match met iemand uit de familie. Als er geen enkele match wordt gevonden, is het over en uit.

 

PROFIEL VAN DE MOORDENAAR

Carlo Schippers volgde bij de FBI in de Verenigde Staten een opleiding tot ‘profiler’: aan de hand van de sporen en de manier waarop de dader te werk is gegaan, schetste hij een profiel van de moordenaar van Milica. Dit is vooral gebaseerd op ervaringen met vergelijkbare zaken. Volgens Schippers is Milica het willekeurig slachtoffer van een gefrustreerde man met veel woede tegen vrouwen in het algemeen: ze was op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Misschien heeft hij haar heel kort aangesproken, maar vermoedelijk direct daarna al hardhandig vastgepakt en met zijn mes bedreigd. Als Milica zich verzet, begint te schreeuwen en te vechten, verwondt hij haar mondhoek met zijn mes. Ze valt op de grond, op de stoep waar de volgende dag een plas bloed wordt aangetroffen. Dan slaat hij haar hard met haar hoofd tegen de stoeptegels, waardoor ze een forse bloeduitstorting bij haar slaap oploopt. Bij dit gevecht verliest Milica haar schoenen. De man sleept haar door het gras naar de bosjes. Dit sleepspoor wordt de volgende dag gevonden. Omdat de man bang is om te worden betrapt trekt hij in grote haast Milica’s broek uit en gooit die tegelijk met haar make-uptasje weg. Hij doet geen moeite haar bovenlichaam te ontkleden, hij is alleen geïnteresseerd in seks met het vermoedelijk bewusteloze meisje. Hij trekt haar slipje naar beneden en verkracht haar. Daarna realiseert hij zich vermoedelijk dat Milica hem zal herkennen en besluit hij haar mes zijn mes om te brengen. Volgens Schippers is hij daar zeer bedreven in. Dan trekt hij haar lichaam in het water van de vijver om het provisorisch te verstoppen. Hij buigt er wat riet overheen om snelle ontdekking te voorkomen en gaat zo snel mogelijk naar huis.

De eerste weken houdt hij zich rustig. Misschien meldt hij zich ziek, om verder niemand te hoeven zien.

Volgens Schippers gaat het om een man met een opvliegend karakter, een macho, die slecht tegen kritiek kan, egoïstisch is, weinig vrienden heeft en vriendinnen slecht behandelt. Waarschijnlijk had hij voor de moord drank of drugs gebruikt. Vermoedelijk gaat het om een blanke man die toen tussen de 18 en 25 was, nu dus midden 30 tot 40.

Het grootste verschil tussen de ‘aannames’ van de politie en die van Schippers is dat de politie denkt dat Milica met een auto is vervoerd en elders is verkracht en vermoord, terwijl het volgens Schippers allemaal in de directe omgeving van de vindplaats is gebeurd.

MARIANNE VAATSTRA, NICKY VERSTAPPEN

Als er in het verwantschapsonderzoek naar de moordenaar van Milica van Doorn een match wordt gevonden, kan het nog maanden duren voor de verdachte in beeld komt: dat vergt een uitgebreid en ingewikkeld stamboomonderzoek.

Het bekendste dna-verwantschapsonderzoek in Nederland is geweest in de zaak van Marianne Vaatstra. Die leidde tot de ontmaskering van boer Jasper S., die tot dan toe nog helemaal niet als potentiële verdachte in beeld was geweest. Een ander groot dna-verwantschapsonderzoek staat in de steigers: om de verdachte van betrokkenheid bij de dood van Nicky Verstappen in Brunssum te achterhalen. Het verschil tussen deze twee zaken en die in Zaandam is dat de andere gericht zijn op een autochtone verdachte. De families in deze doelgroep wonen vaak al tientallen of zelfs honderden jaren in hetzelfde gebied. In Zaandam gaat het om de achtergrond van een allochtone verdachte en dat maakt de kans op een match tussen het beschikbare dna-spoor en de dader of een familielid een stuk kleiner.

 

 

 

De sluipmoordenaar op het fietspad

$
0
0

Op donderdag 9 november werd in de Waalse gemeente Borgworm de 21-jarige Sébastien beschoten toen hij aan het joggen was. Hij liep ’s avonds rond tien uur langs een tennisveld toen hij een klap in zijn nek voelde. Hij dook weg, legde de hand in zijn nek en voelde bloed. Hij zag de schutter instappen in een voorbijrijdende wagen. In het ziekenhuis bleek hij te zijn geraakt door een kogel. Hij raakte gewond, maar niet dodelijk. Een kwestie van centimeters.

Het heeft geen schijn van een doelgerichte liquidatie, eerder van ‘killing for fun’. Het doet denken aan een voorval uit 2006, dat ernstiger afliep. Op 11 augustus van dat jaar werd de 38-jarige Ann Bourgoin uit Antwerpen beschoten toen ze ’s morgens naar haar werk fietste. Op een druk fietspad in de buurt van het Sportpaleis in Antwerpen werd ze doodgeschoten. Er moet een fietser achter haar hebben gereden die haar zomaar in de rug schoot. De kogel drong haar lichaam binnen, ze viel in de berm. Aanvankelijk dacht men dat ze een natuurlijke dood was gestorven, pas drie dagen later werd bij de autopsie de kogel ontdekt. Een huiveringwekkende moord, waarbij de politie nog altijd volledig in het duister tast.

Het Ringfietspad bij het Sportpaleis in Deurne loopt op enkele tientallen meters afstand van de drukke Ringweg door Antwerpen. Iedereen die wel eens door Antwerpen komt, kent dat grote groene Sportpaleis. Het fietspad loopt door een open ruimte, er zijn nergens bosjes of obstakels waarachter iemand zich kan verschuilen. Als de 38-jarige Ann Bourgoin, moeder van twee kinderen, op die vrijdagochtend in augustus hier zoals gewoonlijk langsfietst op weg naar haar werk in het havenkwartier, valt dan ook niemand iets bijzonders op. En als ze omvalt met haar fiets en in het gras van de berm belandt, is er niemand die een verdacht persoon in de buurt heeft gezien. Dat is dan ook de reden dat het lang duurt voordat doordringt wat er is gebeurd: Ann Bourgoin is gewoonweg doodgeschoten. Om acht uur ’s morgens, op klaarlichte dag.

De moord is gepleegd met een .22 kogel. Een licht kaliber, dat met een vuurwapen kan zijn afgeschoten, maar er zijn ook knutselaars die zelf een wapen kunnen maken waarmee ze zo’n projectiel kunnen afschieten. Over het algemeen worden kogels van dit kaliber afgevuurd door long rifles en karabijnen die vaak gebruikt worden door sportschutters. Aangezien niemand iets opvallends heeft gezien, is het waarschijnlijk dat het om een wapen gaat waar een deel van de loop is afgezaagd.

Niemand heeft een schot gehoord. Aanvankelijk is de doodsoorzaak dan ook een raadsel. Pas als er op maandag een uitvoerige lijkschouwing wordt gedaan, blijkt dat er in de hartstreek een kogeltje zit. Het kleine projectiel is aan de achterkant haar rug binnengedrongen en heeft daar een miniem wondje veroorzaakt. De kogel is op een fatale plek in de borstholte achtergebleven.

Niemand kan een verklaring bedenken waarom iemand dit zou doen, het moet een sluipschutter zijn geweest die voor zijn plezier een willekeurige fietster heeft doodgeschoten. Het enige opvallende aan het slachtoffer was dat ze een vrij fel gekleurde rode jas droeg, dat kán een reden zijn geweest om haar te kiezen, maar het kan ook zijn dat ze precies op het verkeerde moment op de verkeerde plek was: dat er op dit drukke fietspad net even niemand anders in het zicht was.

Als duidelijk is dat er een moord is gepleegd, houdt de federale recherche een ballistische reconstructie. De conclusie daaruit is dat het voor de hand ligt dat ze door een andere fietser, die achter haar reed, is neergeschoten. Er worden in de eerste dagen al ruim veertig mensen verhoord, deels als getuige, deels als verdachte.

Eén van de verdachten is een zeventienjarige jongen die enkele gewelddadige verkrachtingen en berovingen op zijn naam heeft. Hij staat bekend als ‘de kleine piraat’, maar de wapens die bij hem worden gevonden komen niet overeen met de kogel die Ann trof: hij had alleen alarmpistolen. Wel speelden alle vier verkrachtingen zich af in de buurt van de plek waar  Ann Bourgoin werd gedood.

Een week na haar dood wordt Ann Bourgoin begraven. Ze was gelukkig getrouwd en moeder van twee kinderen, er is geen enkele aanwijzing dat er in de relationale sfeer iets aan de hand was en ook op haar werk had ze geen problemen. Ze werkte op de afdeling expeditie van de Katoen Natie, in de haven. Haar man werkte ook in de haven. Collega’s omschrijven haar als “de perfecte collega: vrolijk, sociaal, lief en vriendelijk. Ook bij de klanten kwam ze goed over.”

Ze werkte er sinds 2001. Twee weken geleden voor haar dood ze nog een personeelsuitje gehad: een dagje zeilen in Oostende. Omdat Ann altijd stipt om half negen op haar werk verscheen, maakten de collega’s zich die bewuste vrijdagochtend om negen uur al zorgen, vooral nadat haar man had gebeld om Ann iets te vragen en zij er niet was. Ze belden naar het ziekenhuis, maar daar was niemand binnengebracht. Uiteindelijk hoorden ze via de politie dat er iets gebeurd was, pas op maandag bleek dat ze was vermoord. Voor veel collega’s was Ann ook buiten het werk een goede vriendin.

Er waren ruim tweehonderd mensen aanwezig bij de crematie op de begraafplaats Ruggeveld in Deurne. Het was een sobere bijeenkomst, met veel intens verdrietige familieleden, vrienden en collega’s. Moeders van het oudercomité van basisschool in Deurne, waar een van de kinderen op school zit, omschreven haar als “een lieve, vrolijke meid die altijd voor iedereen klaarstond.”

De chef van haar werk hield ook een aangrijpende toespraak: “Collega’s hoopten die vrijdag dat je het kantoor zou binnenwandelen. Klanten hoopten dat je zou terugbellen. In gedachten zien we je door de gang stormen. Enthousiast en altijd goedgeluimd. Het bruisende eerste verdiep is niet meer wat het was. Stil en onvolledig.”

Om Ann te gedenken hadden de aanwezigen een witte roos meegebracht. De politie was ook nadrukkelijk aanwezig op de begraafplaats en fotografeerde zoveel mogelijk aanwezigen: er is altijd een kans dat de dader opduikt bij de begrafenis.

Dat het drie dagen duurde voor er een autopsie werd uitgevoerd, kwam de verantwoordelijken op kritiek te staan: voor het onderzoek was het van het grootste belang geweest meteen op de plaats delict te kunnen starten, nu duurde dat ruim drie dagen. Alle sporen waren uitgewist toen de moord aan het licht kwam, bovendien was het een stuk lastiger om getuigen te vinden.

Dat de hulpdiensten die het eerst ter plekke waren de kogel niet zagen, is volgens deskundigen niet zo vreemd: een kogel van het kaliber .22 is klein, heeft een diameter van iets meer dan een halve centimeter en weegt bijna niets. De kogelwond hoeft ook niet meteen zichtbaar te zijn, waardoor de ambulancemedewerkers op het eerste gezicht niets verdachts zagen. De huid kan zich in zo’n geval dichttrekken waardoor er vrijwel geen bloeduitstorting te zien was. Vandaar dat er in eerste instantie werd gedacht aan een natuurlijk overlijden.

De politie legde verband met een incident van een halfjaar eerder: toen kreeg een 38-jarige hotelportier niet ver van het fietspad waar Bourgoin werd neergeschoten een kogel in zijn arm. Volgens het slachtoffer zou een onbekende man ‘zomaar’ op hem hebben geschoten. Dat was in januari. De portier liep op straat toen hij werd ingehaald door een fietser. Een eindje verderop stopte de fietser en pakte hij zijn zakdoek. De portier liep hem voorbij, ineens hoort hij een harde knal voelt hij een enorme pijn in zijn onderarm. Hij beseft niet direct dat hij is beschoten.

Omdat het winter was, had hij twee jassen aan, die het bloeden enige tijd tegenhielden. In het ziekenhuis werd de kogel uit zijn arm gehaald. Deze was eveneens van een klein kaliber. Het verschil is dat de portier ’s avonds laat werd beschoten, Ann Bourgoin ’s morgens vroeg. Maar de incidenten leken te veel op elkaar om zomaar als toeval te worden afgedaan. Maar in geen van beide gevallen is ooit een dader gevonden. 

Meer over de beschieting van jogger Sébastien staat hier

Een nul drinkt zich dood

$
0
0

In augustus 2016 raakte de 19-jarige Rogier ernstig gewond bij een ontgroening van het elitaire Groningse studentencorps Vindicat. In november 2017 wordt tegen ‘mishandelaar’ Wouter B. (24) een taakstraf van 180 uur plus één dag onvoorwaardelijke celstraf geëist. Het is niet de eerste keer dat het Groningse studentencorps in opspraak raakt. Twintig jaar geleden moest een student (in studententermen: een ‘nul’) een liter jenever drinken. Dat moest hij bekopen met zijn dood. Toen was de gedachte dat de latere leden hier iets van hadden geleerd, maar misschien was het te lang geleden.

Als in november 2017 Wouter B. zich voor de rechtbank in Groningen moet verantwoorden voor de mishandeling van Rogier, ruim een jaar daarvoor, is hij de redelijkheid zelve. Wouter komt uit Rotterdam. Rossig haar, hese stem. Studeert tegenwoordig marketing in Amsterdam en werkt als deejay. “Ik had niets persoonlijks tegen hem,” zegt hij tegen de rechter, maar er was wel degelijk een akkefietje geweest. Tijdens de introductieweek was Wouter deejay geweest in café De Blauwe Engel in Groningen en daar had Rogier zich niet respectvol gedragen.

Toen Rogier was binnengekomen, had hij twee biertjes besteld bij de deejay. Die had hem te kennen gegeven dat hij daarvoor niet bij hem moest zijn, en hem twee tikjes op de wang gegeven. Rogier had gereageerd door twee tikjes terug te geven. De tikjes van Wouter waren vriendelijk bedoeld, maar een feut, iemand die net komt kijken, moet niet bijdehand gaan doen tegen een ouderejaars, “ik had er een verwend gevoel bij,” zegt Wouter.

In de nacht van maandag 15 op dinsdag 16 september 1997 komt Reinout Pfeiffer uit Rotterdam zijn oudere broer Oscar tegen in de studentensociëteit Mutua Fides aan de Grote Markt in Groningen. Het is een uur of twee. In het pand van het als uitermate elitair bekend staande Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit (Handhaaft en Beschaaft) hangen zware alcoholnevels, maar de 1.94 meter lange Reinout is nog aardig bij zijn positieven. Misschien is hij wel geschrokken van het incident dat zich een paar dagen eerder heeft voorgedaan.

 

 

Rogier moet zich voor deze misdraging verantwoorden voor de tuchtcommissie van de Groningse studentenvereniging Vindicat. Van oudsher de meest elitaire club van de stad. Officieel heet het de Commissie tot Overdracht Corps Kennis. De Cock. Wouter is daar voorzitter van. De straffen die kunnen worden opgelegd aan leden die zich misdragen zijn onder meer: iemand in een ongemakkelijk positie tegen de muur zetten, de voeten onder het lichaam vandaan vegen (onderuit schoppen, dus) of een knie op iemands borst zetten terwijl hij op de grond ligt. Wouter gaat een stapje verder.

Rogier staat op 25 augustus een rokkostuum te passen als iemand tegen hem zegt dat hij mee moet komen. Naar de kelder van de sociëteit, een met kaarsen verlicht donker hok met betonnen vloer, bedekt met glas van kapotte bierflesjes. Er staan in totaal negen aspirant-leden van Vindicat voor de gevreesde Commissie, maar het is van meet af aan duidelijk dat vooral Rogier het zwaar zal moeten ontgelden. Hij was door het incident in het café tijdens de ontgroening al veel harder aangepakt dan de anderen. Zo moest hij tijdens de ontgroening met zijn hoofd onder water door de modder kruipen.

De jongen die Rogier binnenbrengt, zegt tegen Wouter: “Hier is je persoonlijke projectje. Rogier.” Uit de verklaringen van de anderen blijkt dat Wouter zich “opgefokt” en “lijp” gedraagt.  Rogier moet met zijn rechterwang op de grond gaan liggen. Het wordt doodstil. Alle commissieleden staan er gehurkt omheen als Wouter zijn schoen op de slaap van Rogier zet. Hard. Lang. Minstens tien seconden. Rogier gilt van de pijn. Hij loopt een schedelbreuk en ernstige hersenbeschadiging op, al is dat nog niet meteen duidelijk. En Wouter is zich van geen kwaad bewust: het was “gecontroleerd”, zegt hij.

De volgende dag gaat Rogier naar huis met flinke hoofdpijn. Zijn moeder brengt hem meteen naar het ziekenhuis, bij Vincidat gaan de ontgroeningen gewoon door. Een geluk bij een ongeluk: Rogier was ‘uitverkoren’ als ‘lullenpot’: een aspirant-lid dat voor het oog van alle leden te kakken wordt gezet. Dat er iets met hem aan de hand is, merken ze pas als hij niet op komt dagen. 

Tijdens de zitting blijkt dat er wat verschillende versies zijn van het voorafgaande incident. Zo vertelt Wouter nu dat ze in café De Blauwe Engel waren en dat Rogier stomdronken was. Wouter kende Rogiers oudere broer en wilde hem een ‘hug’ geven, waarbij hij Rogier twee tikjes op de wang zou hebben gegeven. Rogier zou met de vlakke hand terug hebben geslagen. Wouter weet dan al dat Rogier hiervoor gestraft gaat worden tijdens de ontgroening.

Bij de commissie COCK moet Rogier de hele tijd zijn excuus aanbieden voor ‘de tikjes’.  Als hij op de grond moet gaan liggen, voelt hij het glas. Volgens hem is Wouter met zijn volle gewicht op zijn hoofd gaan staan. Volgens Wouter was het “gecontroleerd” en hoort dit erbij: een stukje vernedering en intimidatie. Hij heeft hooguit ‘een kreun’ gehoord. Volgens anderen was Wouter heel erg opgefokt, volgens Wouter zelf hoorde dat bij het toneelspel.

Als Rogier overeind komt, komt er vocht uit zijn oor. Hij voelt dat het niet goed is. Hij gaat naar huis, gaat in een donkere kamer liggen vanwege de hoofdpijn maar durft zijn moeder niks vertellen: Vindicat kent een zwijgplicht, op straffe van 25.000 euro. Wel komt er bij de politie een anonieme melding binnen. Kennelijk heeft een van de andere studenten aan de bel getrokken. Als blijkt dat Rogier ernstig gewond is, doet Vindicat zelf aangifte, op 13 oktober. Kort daarna doet Rogier ook aangifte.

Tijdens de rechtszitting zegt Wouter dat hij zich niet kan voorstellen dat de hersenbeschadiging is ontstaan door zijn voet. Hij denkt dat Rogier ergens een duw heeft gekregen of tegen een muur aan is gekomen. Volgens deskundigen kan het wel degelijk de uitgeoefende druk met de schoen zijn geweest die de schedelbasisfractuur heeft veroorzaakt. Wouter vindt het “ontzettend vervelend” maar ziet zich niet als veroorzaker. Hij vindt dat hij niet te ver is gegaan.

Rogier heeft nog steeds last van hoofdpijn en concentratieverlies. Hij wil een schadevergoeding van 5000 euro.

Wouter studeert nu marketing in Amsterdam en is deejay. Hij heeft Rogier nooit meer gezien. De officier van justitie eist één dag celstraf en een taakstraf van 180 uur.

In maart 2016 zou Wouter betrokken zijn geweest bij een ander geweldsincident. Hij is een talentvol waterpoloër en zou tijdens een wedstrijd een tegenstander zo hard hebben aangepakt dat die verwondingen opliep. Het slachtoffer deed enkele dagen later aangifte van mishandeling. Wouter ontkent, deze zaak loopt nog.

EEN LITER JENEVER VOOR REINOUT

In de nacht van maandag 15 op dinsdag 16 september 1997 komt Reinout Pfeiffer uit Rotterdam zijn oudere broer Oscar tegen in de studentensociëteit Mutua Fides aan de Grote Markt in Groningen. Het is een uur of twee. In het pand van het als uitermate elitair bekend staande Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit (Handhaaft en Beschaaft) hangen zware alcoholnevels, maar de 1.94 meter lange Reinout is nog aardig bij zijn positieven. Misschien is hij wel geschrokken van het incident dat zich een paar dagen eerder heeft voorgedaan.

Tijdens het twee weken durende ontgroeningsritueel van Vindicat, in het dorpje Midlaren, is een student zwaar gewond geraakt. Tijmen Visser, een net als Reinout 18-jarige ‘nul’ of ‘foet’, zoals de eerstejaars worden aangeduid, krijgt op die vrijdagavond te horen dat hij is toegelaten tot het corpshuis. Om dit te vieren, wordt hij naar zijn nieuwe woning gereden waar hij een fles champagne leegdrinkt. Daarna gaan ze terug naar het kamp, in een regenachtig Midlaren.

Tijmen is zo dronken dat hij buiten de feesttent, in het natte gras, in slaap valt. Tegen het krieken van de dag wil een lid van de ontgroeningscommissie een autobusje verplaatsen. De benevelde chauffeur (0,7 promille) rijdt in het donker achteruit, over de slapende Tijmen. De jongen wordt zwaar gewond opgenomen in het Academisch Ziekenhuis in Groningen.

Reinout verkeert in dezelfde situatie als Tijmen. Hij woont al in het studentenhuis in de H.W. Mesdagstraat, maar officieel is hij nog logee, hij kan nog worden geweigerd als vaste bewoner. Maar op deze maandag heeft hij te horen gekregen dat hij mag blijven. Hem staat een soortgelijk ritueel te wachten als Tijmen: het zich tot kotsens toe laten vollopen met drank.

Hij weet het en hij maakt zich er een beetje zorgen over. Hij heeft tegen zijn nieuwe huisgenoten al gezegd dat hij eerder, tijdens het drinken van een grote hoeveelheid alcohol, behoorlijk van de wereld is geweest. Maar die avond denkt niemand daar meer aan en er heerst een vrolijke sfeer.

Van de Grote Markt (de ‘Dam’ van Groningen) naar het studentenhuis in de H.W. Mesdagstraat is het een kwartiertje lopen. De woning is eigendom van de Stichting Studenten Huisvesting, die hem verhuurt aan Vindicat. De bewoners betalen huur aan de studentenvereniging. Reinout is de negende, er wonen al acht ouderejaars. Hij weet dat hij een vervelende tijd tegemoet gaat, als huisfoet. Een jaar lang is hij de slaaf van de anderen.

De eerste beproeving staat Reinout die nacht te wachten: het leegdrinken van een literfles jonge jenever, in combinatie met bier. Normaal gesproken is dat goed voor een stevige kotspartij. In de sociëteit zelf is het toilet daartoe zelfs voorzien van speciale beugels, waaraan de overgever zich kan vasthouden. Maar Reinout heeft deze nacht geen beugels nodig. Hij hoeft niet over te geven. Hij krijgt wel de fles jenever leeg, maar drinkt er geen bier bij. Hij krijgt het advies van de anderen een poging te doen de boel uit te braken, maar dat lukt hem niet. Om vier uur gaat hij dan maar slapen.

Kort daarna probeert zijn kamergenoot hem wakker te krijgen, omdat hij last heeft van Reinouts gesnurk. Dat lukt niet: Reinout ligt nagenoeg in coma en de kamergenoot besluit het er verder bij te laten zitten. Wel wordt met de andere huisgenoten afgesproken dat ze hem in de gaten zullen houden. Voor alle zekerheid leggen ze hem in een stabiele zijligging, met het gezicht naar beneden.

In de vroege ochtend, als de comateuze toestand niet is verbeterd, bellen de huisgenoten om hulp. Om elf uur ’s morgens constateert het ambulancepersoneel dat Reinout dood is.

“Jakkes, jakkes en nog ‘ns jakkes,” is de eerste reactie van Sander Egels, de Senatus Rector van Vindicat, als hij hoort van de onfortuinlijke dood van Reinout Pfeiffer. Er wordt meteen een alcoholverbod afgekondigd, maar de verslaggever van De Telegraaf constateert dat Egels zichzelf daar meteen al niet aan houdt. De Vindicat-voorzitter neemt een fikse teug bier en zegt: “Kijk, dat van die dode jongen in de Mesdagstraat, voorkom je niet. Tien mannen die er met z’n allen een paar kratjes doorheen janken, aangevuld met wat champagne en de nodige jonge jenever, en vervolgens allemaal zo muf als een beer de mand in… Dan kan het zijn dat er iemand is die daar niet goed op reageert. Tragisch, heel tragisch..”

Daarna wordt een muur van stilzwijgen opgetrokken. Bijna alle media vangen bot, wat door de meesten als arrogantie wordt opgevat. Vindicat wast de handen in onschuld: het gebeurde in een studentenhuis, niet in de sociëteit. Justitie kondigt een onderzoek aan naar de omstandigheden waaronder Reinout is omgekomen. Een verslaggever die dit wil bespreken met een van de verdachten, krijgt slechts te horen: “Dat boeit mij niet.”

Vindicat krijgt er flink van langs, ook in de universiteitskrant. De Groningse hoogleraar Hein de Baar bestempelt ‘de groentijd, het spreekverbod met de buitenwereld en de beruchte neerbuigendheid van Vindicatleden ten opzichte van normale studenten als trekken van een zichzelf in stand houdend mechaniek: zet 800 apen op een rots, vervang er elk jaar 200 en de overige 600 zullen de nieuwkomers mores leren.’

Bij de familie van Reinout komt de klap ook hard aan, maar de manier waarop er wordt gereageerd, wekt hier en daar verbazing. Vader Ronald (52) is advocaat en notaris bij het prestigieuze kantoor Nauta Dutilh in Rotterdam, moeder heet Monique. Ze hadden drie zoons. De politie van Groningen meldt zich op dinsdagochtend in eerste instantie bij de oudste zoon, die al langer in Groningen studeert. Hij brengt de onheilstijding telefonisch over aan zijn vader, op kantoor. Die haalt de jongste van school en dan reizen ze naar Groningen.

Op het politiebureau krijgen ze te horen wat er precies is gebeurd. De doodsoorzaak is een insult, een soort verkramping. Dat lijkt veel op een aanval van epilepsie. In de eerste berichten wordt dan ook gemeld dat Reinout epilepsie-patiënt was, maar dat klopt dus niet. “Dat vond ik storend, zoiets werpt toch een vervelende smet op de gebeurtenis,” zegt zijn vader naderhand.

Reinout was kort maar hevig in Groningen. Hij kwam van het Sint Laurenscollege in Rotterdam-Hillegersberg, in het deftige Molenaarkwartier, waar hij in juni zijn havo-diploma had gehaald. In de zomermaanden werkte hij in het bejaardenhuis in Ridderkerk, als monteur van keukenkastjes. Het geld dat hij daarmee verdiende, gebruikte hij voor een zeventien dagen durende vakantie in Lloret de Mar, samen met zes vrienden.

Daarna begon de ontgroening in Groningen. Reinout wilde architect worden en ging daartoe bouwkunde studeren aan de Hanzehogeschool. Van de school zelf had Reinout nog bijna niets gezien: de eerste weken waren voornamelijk de bloemetjes buiten gezet en was er van studeren nog niks gekomen. “Ik had hem kennelijk te veel geld meegegeven,” zegt zijn vader.

Reinout wordt op zaterdag 20 september in Rotterdam gecremeerd. In de dagen daarvoor woedt in Groningen een hevige discussie over de vraag of de levensgrote reclame van Hooghoudt, boven op de sociëteit van Vindicat, niet moet worden afgedekt. Jenever heeft meer kapotgemaakt dan Hooghoudt lief is, al bestaat er geen directe band tussen ‘de jonge dubbele oet Grunning’ en Vindicat: de reclamezuil op de sociëteit berust op toeval.

De rouwdienst in Rotterdam wordt door 750 mensen bijgewoond. “Ontgroenen is ook zinloos geweld” staat er met blauw krijt op de straat voor de Hoflaankerk in Kralingen.

 


De moordenaar van José is dood

$
0
0

Bennie T., een van de bekendste tbs-moordenaars van Nederland, is dood. Overleden aan een hartaanval. Na de moord op José Burbank (20) uit Eibergen, in 1987, heeft hij de rest van zijn leven in tbs doorgebracht, zij het de laatste jaren met behoorlijk wat vrijheden. Hoe oud hij precies is geworden? Ten tijde van de moord was hij 30 jaar, de exacte overlijdensdatum is niet bekendgemaakt, hij is in elk geval in 1958 geboren, hij zal de 60 niet hebben gehaald.

Het verhaal van Bennie begint op zaterdag 31 oktober 1987, als José Burbank – studente fysiotherapie – spoorloos verdwijnt. Ze is ‘s morgens rond kwart over negen voor het laatst gezien bij een bushalte in Eibergen. Ze was op weg naar Enschede, waar ze ‘s zaterdags een weekeindbaantje heeft in een winkelbedrijf. Een getuige zag dat ze aan de Haaksbergseweg in een auto stapte.

De politie komt direct in actie. Met een helikopter wordt gezocht tussen Eibergen en Enschede. Haar signalement: flink postuur, lengte ongeveer 1.75 meter, sportief uiterlijk, glad donker achterovergekamd haar, in een korte paardenstaart samengebonden. Diezelfde avond wordt er een politiebericht uitgezonden. Er komen tussen de 80 en 100 tips binnen.

Op donderdag meldt de politie dat men op het spoor is van de liftauto. Men heeft ‘vrij nauwkeurig’ kunnen achterhalen om welk type het gaat; alle daarbij passende kentekens worden nagetrokken. Ook zijn alle passagiers gehoord van de twee bussen die zaterdagmorgen bij dezelfde bushalte als José stonden. Dat waren er nog heel wat: er was die dag een vredesmanifestatie in Den Haag en ongeveer honderd demonstranten uit Eibergen en Haaksbergen gingen met de bus daarheen.

Op zaterdag 7 november, precies een week na de verdwijning, houdt de politie een grote verkeerscontrole op de Twenteroute, waarbij meer dan 1300 automobilisten worden aangehouden en ondervraagd. Op maandag 9 november is het aantal tips gegroeid tot boven de 300. Gegevens over de gezochte auto worden nu ook bekendgemaakt. Het gaat om een donkerkleurige Citroën GS of GSA. Duizenden adressen van Citroën-bezitters worden nagetrokken; de eigenaars zullen ‘op basis van vrijwilligheid’ worden gehoord.

Bennie T.; foto: Omroep Gelderland

Op vrijdag 13 november maakt de politie bekend dat een 30-jarige man uit Eibergen is aangehouden op verdenking van ontvoering van José. Het recherchebijstandsteam was nog maar nauwelijks begonnen met het verhoren van de ongeveer 600 bezitters van een Citroën GS of GSA in Overijssel en Gelderland, toen men al beet had. De man uit Eibergen was de zestiende persoon die aan de tand werd gevoeld.

José is nog spoorloos. De verdachte ontkent, maar kranten melden dat hij veroordeeld is voor zedendelicten: gevangenisstraf plus tbr. Intussen zijn bij zoekacties verschillende voorwerpen van José gevonden in de omgeving van Haaksbergen: haar horloge, een halskettinkje, een pasje, een schoen en een haarborstel. Op zondagavond 15 november legt de verdachte, die slechts wordt aangeduid als ‘de 30-jarige T.’, een bekentenis af.

Hij heeft José een lift gegeven en meegenomen naar Haaksbergen. Daar heeft hij haar in de auto verkracht en om het leven gebracht. Haar lichaam heeft hij begraven aan de Weerninksweg in Haaksbergen, bij camping Stien’n Boer, waar het kort na de bekentenis wordt gevonden. T. was al veertien maanden met proefverlof. Hij meldde zich zelf bij de politie toen werd aangekondigd dat alle bezitters van een Citroën GS of GSA zouden worden gehoord. Zijn naam was al in een vroeg stadium genoemd, maar hij kon pas worden aangehouden toen zijn alibi niet bleek te kloppen. Het nauwkeurige signalement van zijn auto, met trekhaak, kinderzitje en de kleur, was een belangrijk element bij de opsporing en de bekentenis.

Bennie T. was die zaterdag op weg van Eibergen naar zijn vroegere woonplaats Haaksbergen, acht kilometer verderop, om boodschappen te doen. José, studente aan de Academie voor Fysiotherapie in Enschede, woonde daar op kamers, maar was in de weekeinden meestal thuis. Zaterdags ging ze met bus of liftend naar het Enschede, waar ze een baantje had in de lunchroom van V&D. Nietsvermoedend moet José bij T. zijn ingestapt. Na de verkrachting wurgde T. haar en begroef haar diezelfde ochtend in een bosperceeltje, met behulp van een schop die hij naar zijn zeggen toevallig in de auto had liggen.

Hij zegt dat hij haar niet kende. Volgens de politie was hij wel enkele keren in de slagerij van de familie Burbank geweest, ‘op grond van zijn beroep’, zonder nader aan te geven welk beroep dat dan wel was. Pas veel later wordt dat beroep een keer genoemd, door de vader van José: uitbener. Hij was al drie keer eerder met justitie in aanraking geweest voor ernstige zedendelicten.

Het Pieter Baan Centrum in Utrecht waarschuwde in januari 1981 dat gevreesd moest worden voor herhaling. De rechtbank in Almelo veroordeelde de toen 23-jarige T. tot negen maanden cel en tbr. Hij had op een zandpad bij Weerselo een jonge vrouw van de fiets gerukt, haar de hals dichtgedrukt en geprobeerd haar in zijn auto te verkrachten. Doordat ze zich krachtig verweerde en zei dat ze zwanger was, had T. haar laten gaan. “Deze man mag voorlopig niet in de maatschappij terugkeren, ook niet door middel van proefverlof,” zei de officier van justitie tijdens de zitting in Almelo.

In 1978 was T. door de rechtbank in Almelo, wegens verkrachting, veroordeeld tot acht maanden. In januari 1986 stond hij opnieuw voor de rechtbank vanwege een zedendelict, maar toen werd hij vrijgesproken ‘wegens gebrek aan bewijs.’ Hij was inmiddels naar Eibergen verhuisd, waar de buurt van de hoed en de rand wist en zich vergeefs verzette tegen de komst van de man met proefverlof.

Op vrijdag 15 april 1987 staat hij in Zutphen terecht voor de moord op José; hij toont weinig emotie. Ineengedoken zit hij op zijn stoel; als hij iets zegt is het nauwelijks te verstaan. Uit de reconstructie zoals die uit het proces-verbaal naar voren komt, wordt duidelijk hoe het gebeurd is, al is het goed te bedenken dat T. degene is die het zo heeft verteld: behalve José was er niemand bij en zij kan het niet navertellen.

T. was die morgen onderweg naar een slagerij in Haaksbergen, om kruiden en darmen te kopen voor het maken van worsten. Hij zag José – toevallig een slagersdochter – staan liften en pikte haar op. “Toen ze was ingestapt zag ik hoe ze de benen over elkaar sloeg en haar jas openknoopte, waardoor een deel van haar schouder blootkwam. Dat wond me op,” zegt T. fluisterend tegen rechter B. Myer. “Ik kreeg opeens zin om haar te versieren.” Als de rechter zegt dat hij dit een wat zwakke term vindt voor wat er is gebeurd, zegt hij: “Ik wilde haar pakken.”

In de buurt van Haaksbergen sloeg hij een bospad in en vertelde hij José wat hij van plan was. Ze ‘stribbelde tegen’ maar door haar hoofd naar beneden te drukken, kreeg hij haar onder controle. In de buurt van een bosje, niet ver van de grote weg, vergreep hij zich aan haar, in de auto. Na de verkrachting rookte hij een shagje en maande hij José tot kalmte.

Hij beloofde haar weer bij de bushalte af te zetten, zodat ze alsnog naar haar werk kon. Maar eerst moest ze beloven aan niemand iets te vertellen. Volgens hem morrelde José plotseling aan het portier en probeerde ze weg te komen. Hij hield haar tegen. Ze verzette zich zo hevig, dat hij een arm om haar hals sloeg en haar met enorme kracht naar zich toetrok. “En ineens was het heel rustig. Ze bewoog niet meer.”

Hij had nog geprobeerd haar door mond-op-mondbeademing en handmassage tot leven te wekken, maar dat lukte niet. “Ik raakte in de war. Ik ben zomaar wat rond gaan rijden, ik wilde me bij de politie aangeven. Maar ik ben teruggereden naar de plek waar het gebeurd was. Vlakbij een boom stond toevallig een schop. Daarmee heb ik een kuil gegraven.”

Hij deed zijn boodschappen bij de slager in Haaksbergen en keerde terug naar huis. Tegen zijn vrouw – die zich kort na de bekentenis van hem liet scheiden – vertelde hij dat het wat later was geworden omdat de auto stuk was. Vervolgens ging hij samen met een paar vrienden alsnog aan het worstmaken. Toen de politie bekendmaakte dat de eigenaar van een donkerkleurige Citroën GS of GSA werd gezocht, kreeg T., als eigenaar van een groene Citroën GS, het steeds benauwder.

Ook zijn vrouw kreeg argwaan. Tegen kennissen vertelde ze dat ze hoopt dat T. niet de dader was. Gezien zijn verleden, de late thuiskomst die zaterdag en de beschrijving van de auto, vreesde ze het ergste. Ook zijn eigen moeder vertrouwde het niet. Ze vroeg haar zoon op de man af of hij iets met ‘dat meisje’ te maken had gehad. Het antwoord was, natuurlijk: ‘Nee.’ Voordat hij werd gearresteerd, was hij nog een keer terug geweest naar de plek waar het was gebeurd. Met een collega laadde hij op nog geen twintig meter afstand hout in een auto waarbij hij er zich heimelijk van vergewiste of alles nog was zoals hij het had achtergelaten.

Het ‘proefverlof’ wordt op de zitting uitvoerig besproken. Al in 1971 wordt T., 13 jaar oud, voorwaardelijk ter beschikking gesteld. Hij had een vrouw zo hard de keel dichtgedrukt dat ze bewusteloos raakte, waarna hij haar geld ontfutselde. In 1978 wordt hij voor het eerst gepakt voor een verkrachting; ook dan wurgt hij zijn slachtoffer bijna. “De man kent zijn eigen kracht niet,” staat in een rapport uit die tijd.

Uit de psychiatrische onderzoeken komt het beeld naar voren van ‘een machteloze figuur’. Steeds wordt er gewaarschuwd dat de kans op herhaling groot is, maar ook dat er voor T. geen enkele individuele behandelingsmethode te bedenken is. Therapieën met familie of gezin hebben geen effect. “Deze man is niet te peilen,” staat er in het laatste rapport van het Pieter Baan Centrum. En: “Wat er met hem mis is, hebben we niet kunnen doorgronden.”

T. zelf koestert overigens een groot wantrouwen tegen zijn behandelaars: “Ze leggen altijd alles anders uit.”

In 1981 wordt hij onvoorwaardelijk ter beschikking van de regering gesteld. Hij wordt behandeld in Oldenkotte in Rekken. In januari 1986 staat hij weer voor de rechtbank op verdenking van verkrachting, maar wegens gebrek aan bewijs wordt hij vrijgesproken. Nog geen maand later krijgt hij proefverlof en gaat hij weer thuis bij zijn vrouw wonen. Een beproefd recept: een vaste relatie is voor een tbs-delinquent een belangrijke voorwaarde bij zijn terugkeer in de maatschappij. Tbs’ers doen vanuit de kliniek veel moeite om contact te leggen en iets op te bouwen. De kliniek werkt daaraan mee door de vrouwen geen informatie te geven over de delicten die zijn gepleegd: dat zou teveel af kunnen schrikken.

T. was veroordeeld tot ‘tbr met voorwaarden’. In de praktijk een wassen neus. Zo was een van de voorwaarden dat hij niet in een auto mocht rijden. Niettemin werd hem geen strobreed in de weg gelegd toen hij zelf een auto kocht en daarin reed, waarheen hij maar wilde.

Wist zijn vrouw daar niks van? Tijdens de zitting wordt deze vraag niet beantwoord. Uit niets blijkt dat de reclassering enige vorm van controle uitoefende.

Officier van justitie, mr. D. Kuipers, staat uitgebreid stil bij de voors en tegens van tbr en proefverloven. “Willen we geen enkel risico lopen, dan zullen we delinquenten met een stoornis levenslang moeten opsluiten,” zegt hij. “Afgezien van de vele praktische problemen die dat zou opleveren, verhoudt een en ander zich niet met de grondbeginselen van het humane Nederlandse strafrecht. Bovendien wordt er dan voorbijgegaan aan de goede resultaten die wél geboekt zijn.”

Kuipers vindt niet dat er in het geval T. te lichtvaardig is geoordeeld over het verlenen van proefverlof. “Zulke beslissingen worden niet zomaar genomen, ook niet in Oldenkotte in Rekken. Er was aan alle begeleidende voorwaarden voldaan om de man terug te laten keren in de maatschappij. Maar honderd procent zekerheid dat er nooit meer iets fout kon gaan, was er niet en is er nooit te geven. Dat is iets wat wij als maatschappij met z’n allen moeten dragen.” Aldus de officier, die zich nog wel afvroeg: “Zal dit ooit aan de nabestaanden duidelijk gemaakt kunnen worden? Ik vrees van niet.”

Mr. P.R. Wery, de advocaat van T., meent dat aan het proefverlof “een langdurige, uitermate zorgvuldige voorbereiding” was voorafgegaan: “Het risico leek aanvaardbaar.” Volgens hem hoeft Oldenkotte zich niets te verwijten.

De officier van justitie eist vijftien jaar plus tbr. “De maatschappij heeft het nodige geduld gehad met deze verdachte, de maatschappij verdient een absolute beveiliging tegen een man als T.”

In een amper verstaanbaar slotwoord stamelt T. dat het hem allemaal spijt, ook voor de familie, en dat het niet zijn bedoeling was José te doden, “ik wilde alleen beletten dat ze zou vluchten.” Het vonnis: twaalf jaar plus tbr. In hoger beroep blijft dat staan.

In december 2012 besteedt De Telegraaf aandacht aan Bennie T. De ‘voormalige uitbener’ werkt in de tbs-kliniek Veldzicht aan zijn terugkeer in de maatschappij.

Guus Burbank, de vader van José is verbijsterd: “Deze man was nota bene op tbs-verlof toen hij mijn dochter verkrachtte, vermoordde en in een bos begroef. Ook toen wist hij psychiaters om de tuin te leiden. Straks kan hij opnieuw toeslaan.” De dan 75-jarige Guus Burbank zegt: “Ik weet nog dat ik die dag afscheid van haar nam, ik stond hier, achter de kassa van wat toen nog onze winkel was. Ze zou nooit meer terugkeren.”

Hij laat een brief van justitie zien, waarin procedures worden aangekondigd, die moeten leiden tot een eerder proefverlof. “Als hij naar buiten mag, dreigt een vreselijk scenario. Want T. is bezeten van seksmoorden. Dus zal hij opnieuw toeslaan, hij lijdt aan een niet te genezen aandoening,” is zijn overtuiging.

De ouders verwerkten het verdriet op hun eigen manier. Moeder Annie kropte alles veel meer op dan haar man. Zij overleed in 2008 aan de gevolgen van suikerziekte. “Ze was uiterst terughoudend in het etaleren van haar gevoelens, zweeg over haar herinneringen aan José.”

Guus Burbank praat wel. “Ooit zei ik dat ik hem te grazen zou nemen, als ik hem in het dorp tegenkwam. Nu weet ik dat ik waarschijnlijk kansloos ben. Want T. heeft al die jaren kunnen trainen in de sportschool, hij zal de kracht van een bodybuilder hebben.”

De ouders vonden alleen levenslang goed genoeg. Ze denken dat Bennie José wel degelijk kende: hij woonde in de buurt en kwam in de slagerij. Daarom was ze bij hem ingestapt.

Volgens advocaat Erik de Mare, gespecialiseerd in tbs-zaken, zit Bennie T. op dat moment sinds enkele weken op zo’n normale afdeling. “Ik ken hem al twintig jaar en heb hem zien veranderen. Hij is heel behulpzaam, een totaal ander persoon dan vroeger. Ik heb me nooit ongemakkelijk gevoeld in zijn nabijheid. Eind jaren negentig was hij al eens op proefverlof. Er gebeurde niets.”

Een intrigerende vraag: is Bennie T. inderdaad ongevaarlijk? Wat was er gebeurd als José die morgen niet bij de bushalte had gestaan en als ze niet eenmaal in de auto haar benen over elkaar had geslagen? Wat gebeurt er als de ongevaarlijke Bennie, tijdens proefverlof, wéér een jonge vrouw tegenkomt waar hij ‘zin’ in krijgt?

Een paar weken na dit verhaal in De Telegraaf komt in De Stentor de vrouw aan het woord die vóór José slachtoffer werd van diezelfde Bennie. Zij wist op het nippertje te ontsnappen.

Marloes (niet haar echte naam) fietste om zes uur ’s avonds uur van haar werk in Hengelo naar huis. Het laatste stukje moest ze door een wat onoverzichtelijk stukje bos. T. was haar al een paar keer in zijn auto gepasseerd. Bij dat bosje wachtte hij haar op en trok hij de jonge vrouw van haar fiets, vlak bij haar ouderlijk huis.

Ze beschrijft zich als een meid die zich niet zo maar te grazen liet nemen. Ze heeft geschreeuwd en geschopt, geslagen, overal waar ze maar kon. Uiteindelijk was ze niet tegen hem opgewassen. Hij was sterk, weet ze nog. “En ik merkte gelijk dat hij precies wist wat-ie deed. Als een professional, als je dat zo kan zeggen. Hij greep me van achteren bij mijn keel en drukte met zijn duim en wijsvinger een slagader dicht aan de zijkant van mijn hals. In 15 seconden ben je weg. Doe je het langer, dan ben je dood. Dat wist-ie precies.”

Hij reed haar in zijn donkergroene Renault naar een ander bos, waar hij zich seksueel aan haar vergreep. “Ik was er van overtuigd dat hij me daarna ging dood maken.” In paniek verzon Marloes een smoes: “Ik zei: als je mij dood maakt, dan maak je er twee dood. Ik ben zwanger. Dat was niet zo, maar ik was ten einde raad. Tot mijn geluk schrok hij terug en liet me gaan. Met de woorden: laat dan eerst je kindje maar komen. Ik zie je nog wel weer.”

Bennie T. – dan 23 – wordt opgepakt en krijgt negen maanden cel en onvoorwaardelijke tbr, wat nu tbs heet. Maar in 1987, tijdens een proefverlof uit kliniek Oldenkotte, blijkt hij ondanks behandeling niet minder gevaarlijk. Hij misbruikt en vermoordt José Burbank.

Marloes: “Het bevestigde mijn beeld dat T. een wandelende tijdbom was. Maar ook dat ik zo vreselijk geluk heb gehad dat ik het er levend vanaf bracht.”

Marloes had gedacht dat ze het drama ooit achter zich kon laten. Maar ze weet nu dat dit nooit meer kan. Haar huwelijk liep er door op de klippen. En er blijft angst. „Ik woon nog een beetje buitenaf. Als ik ergens fiets en er komt een auto wat langzaam aan rijden, dan denk ik aan toen. Mijn kinderen laat ik niet alleen fietsen. Een stukje wandelen door het bos? Ik heb het nooit meer gedaan. Dat kan ik niet.”

Aldus het verslag in De Stentor. Daarop volgt een reactie, op de website misdaadjournalist.nl, van een medegedetineerde van Bennie T.:

“Bennie is al lang geen Bennie meer natuurlijk. Hij heette in ‘88 ook al gewoon Ben in de gevangenis. Ben Ten H. of Ben T. (het is een Achterhoekse naam die soms los van elkaar wordt geschreven, soms niet). Hij was in 88/89 een van mijn collega’s op de postzakken-naaiwerkplaats in de Koepel van Arnhem.

Hij was toen al een behoorlijk grote stevige kerel met kort, beetje wild krullend haar en had een pokdalig gezicht met veel littekentjes in zijn huid. Alsof hij erg veel last had gehad van acné in zijn jeugd.

Buiten was hij slager of in ieder geval iets met vleesverwerking. De ontslagdatum op het kaartje op z’n celdeur was destijds inderdaad ver na het jaar 2000. Ik dacht 2003 of 2013, dat weet ik niet meer precies, maar ik denk het eerste gezien de lengte van zijn straf. Dat vonden wij al erg heftig. Ik geloof dat hij iets van 20 jaar + TBR had gekregen.

Ben liep wel eens met zijn dossier rond als hij van advocatenbezoek terugkwam naar de werkzaal. Zo heb ik tijdens de koffiepauze eens in zijn dossier mogen bladeren en heb vluchtig stukjes gelezen uit het Pieter Baan rapport. De Forensisch Psycholoog schreef dat Ben zijn slachtoffer vlakbij kliniek Oldenkotte reeds in de bosjes verkrachtte, wurgde en wederom verkrachtte toen het slachtoffer reeds was overleden (necrofilie) en het lijk onder een vrij dun laagje bladeren en losse aarde verborg en er toen nog overheen heeft geürineerd.

Dat wees er volgens dat rapport op dat het wellicht een vooropgezet plan was om gearresteerd te worden. Het werd omschreven als geursporen die hij (vermoedelijk bewust) op dierlijk gelijkende wijze achterliet op de plaats delict. Volgens de psycholoog. Door het verspreiden van zijn geurspoor maakte hij het de politie makkelijker.

Dit detail is me altijd bijgebleven. En dat ze hem verdachten van het opnieuw verkrachten van het lichaam nadat het meisje reeds was overleden.  Zoiets bizars, en dat hij het nog aan ons liet lezen ook. Of ie trots was. Ik weet trouwens niet of dit detail ooit bekend is geworden buiten de rechtszaal.

Ik vermoedde dat hij genoot van de angst of ontzag die anderen voor hem hadden. Die kampers hadden zelfs ontzag voor hem. En dat waren niet de eerste de beste.

Hij was nogal geïnstitutionaliseerd, wat dat dan ook betekent, maar met andere woorden: hij had het nogal naar zijn zin in de kliniek en wilde eigenlijk helemaal niet vrijgelaten worden. De schep had hij overigens gewoon meegenomen en stond niet ergens toevallig ergens tegen een boom, zoals ik eerder ergens las.

Ben had een hobby in de bajes. Bloemen maken van de Sorbodoekjes die wij moesten inpakken in zakjes en dichtnieten als er even geen materiaal (stoffen kwamen soms niet op tijd) genoeg was om postzakken te naaien. Gele, lila en blauwe doekjes. Daar knipte hij blaadjes van en die plakte hij op een opgerold vel papier als steel. Hele bossen met bloemen maakte hij zo.

Zijn buurman was een oorlogsmisdadiger. Ben was een harde werker en in de omgang niet echt een grote klootzak of zo, integendeel, hij was best aardig, daar moet ik wel eerlijk in zijn. Maar ja…

Zo’n vrouw snap ik dan niet die in de krant gaat staan met al haar angsten etc. Wat dacht ze nou? Dan maak ik het Bennie moeilijker? Denk dat ze eerder het tegendeel bereikt nu. Maar goed, ik heb het stuk niet gelezen. Dus misschien ben ik te voorbarig. Maar die paniekzaaierij, wat bereik je ermee?”

Aldus de mede-gedetineerde.

In april 2015 komt er opnieuw een reactie binnen bij misdaadjournalist.nl. Een man die een aantal taakstraffen moet uitvoeren is aan het werk op de hoeve die bij tbs-kliniek Veldzicht in Balkbrug hoort.

“Ook tbs’ers die in het resocialisatietraject zitten, zijn hier werkzaam. Zo werk ik samen met Ben T., de moordenaar van José Burbank. Ben woont buiten de kliniek en heeft tijdens zijn werk alle vrijheid. Als hij weg zou willen is dat een fluitje van een cent. Op mijn vraag hoe lang hij nog moet blijven antwoordde hij dat dat onbekend was omdat de vader van het meisje steeds de publiciteit zocht. Ook maakt hij zich grote zorgen over het feit dat de kliniek gaat sluiten. Omdat hij dan verplaatst wordt en misschien weer binnen komt te zitten. ‘Dat nooit,’ zegt hij. Ik verbaas me erover dat de reclassering Nederland mensen met een taakstraf van soms maar twintig uur samen laten werken met dit soort mensen. Toen ik hier wat van zei kreeg ik als antwoord dat het ook voor deze mensen belangrijk was om met andere mensen in contact te komen. Fijn om te weten.”

In november 2017 opnieuw een bericht van deze ‘taakgestrafte’: hij heeft vernomen dat Bennie is overleden aan een hartstilstand.

De reportage over de moord op José Burbank is een hoofdstuk uit het boek Moordenaars in Nederland

 

Marcel van Hout: de vijfde man van Neerpelt

$
0
0

Op woensdagmiddag 22 november wordt zakenman Marcel van Hout (51) dood aangetroffen in zijn villa in het Belgische Neerpelt, dichtbij Valkenswaard. Er wordt al gauw een verband gelegd met andere moorden op Nederlanders uit deze villawijk, maar vooralsnog lijkt dat onterecht. De anderen waren zonder uitzondering beruchte criminelen waarbij het motief min of meer duidelijk is. Ze werden ook allemaal buiten Neerpelt geliquideerd.

Als je bij Valkenswaard een sluiproute neemt is het van de grens maar een paar kilometer meer naar de Grote Heide in Neerpelt, de villawijk waar veel rijke Nederlanders hun luxueuze onderkomens hebben. Ze worden vaak geassocieerd met criminaliteit en zwart geld, maar het merendeel bestaat uit belastingontwijkers. Mensen met een bedrijf in Nederland. In België is het relatief goedkoop wonen. Ook Marcel van Hout uit Eindhoven woonde er al jaren. De laatste anderhalf jaar alleen. Hij had enkele langdurige relaties, maar had zelf geen kinderen. Zijn laatste vriendin woonde nog in een van de villa’s in Neerpelt.

Wat het motief ook geweest is voor de moord op hem, het staat vast dat hij zich voor het geld niet in het criminele milieu had hoeven begeven. Hij had het bedrijf Universal BV in het Son en Breugel, net boven Eindhoven, van zijn vader overgenomen en uitgebouwd. De onderneming handelt in benodigdheden voor de bouw, zoals steigermaterieel, bouwhekken en bouwliften. Het materiaal wordt verhuurd voor tal van grote bouwprojecten in heel Nederland, voor de grootste aannemers. Een lucratieve business: steigers worden bijvoorbeeld in vijf jaar afgeschreven in de boekhouding, maar ze gaan veel langer mee: het is vrijwel onverwoestbaar.

Tijdens de crisis in de bouw ging het ook bij hem wel iets minder dan anders, maar hij had meer dan genoeg geld om ruim van te leven. Hij hield van mooie auto’s, daar gaf hij geld aan uit. Hij had een villa in Marbella, die al een tijdje te koop stond, maar op financieel gebied hoefde hij zich nergens zorgen over te maken. En voor zover bekend bij zijn vrienden: ook niet op andere gebieden. Hij had niet heel veel vrienden, maar die hij had, omschrijven hem als een ontzettend aardige, sympathieke vent die altijd voor hen klaarstond en op wie je bij nacht en ontij een beroep kon doen. Ook een week na de moord is er niemand die ook maar een idee heeft van wie het op hem gemunt kan hebben.

Wat is er gebeurd?

Vermoedelijk is Marcel op dinsdag zoals gebruikelijk in de avond naar huis gekomen. Overdag op de zaak, in Son en Breugel, daarna – al dan niet met een tussenstop – naar huis. Daar is verder nog niets over bekend. Zijn gebruikelijke patroon: hek van de villa open, naar binnen rijden en achter de woning, bij de ingang van de keuken, de auto parkeren.

Overdag had hij een pak aan, zodra hij thuis was verwisselde hij dat voor een joggingpak. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat een overvaller of indringer hem meteen is gevolgd na het binnenrijden. Toen hij op woensdagmiddag, bijna een dag later, werd gevonden, bleek dat hij zijn joggingpak al droeg. Hij moet dus al even thuis zijn geweest toen er al dan niet onverwacht bezoek kwam.

Het is – zoals bij iedereen in deze buurt  – nagenoeg ondenkbaar dat hij ’s avonds de deur open heeft gedaan voor een onbekende. Of iemand moet hem toch achterna zijn gegaan toen het hek openging en een tijdje hebben gewacht, of op een andere manier zijn binnengedrongen, wellicht ook buiten het zicht van de prominent aanwezige beveiligingscamera’s. De andere mogelijkheid: de dader was een bekende. Dat laatste ligt het meest voor de hand. Er kan – zonder dat anderen daarvan wisten – een conflict zijn geweest. Over geld, of wat dan ook. Afpersing? Duidelijk is wel dat diegene met kwade bedoelingen was gekomen: Marcel is doodgeschoten met een kogel in zijn hoofd en in zijn lichaam. Zelfmoord is dus ook uitgesloten.

Hij heeft bijna een dag dood in de keuken gelegen. Toen hij op woensdagmorgen niet op zijn werk verscheen, werden vrienden en bekenden gebeld. Of ze wisten waar Marcel bleef, het was niks voor hem om zonder bericht niet op te dagen. Aan het eind van de middag waren er vrijwel tegelijkertijd wat mensen die gebeld waren en die een kijkje gingen nemen. Een vriend, een buurman, de ex-vriendin. De vriendin ging als eerste alleen naar binnen. Ze kwam meteen terug, totaal overstuur. De buurman liep even naar binnen en constateerde dat het slachtoffer in een plas bloed in de keuken lag. Vervolgens werd de politie gebeld en begon het onderzoek. Daarover is verder nog niets bekendgemaakt. Is er iets te zien op de bewakingsbeelden, of heeft de dader ervoor gezorgd buiten beeld te blijven, of de beelden gewist?

In de media werd meteen verband gelegd met de liquidaties van andere Nederlandse bewoners van deze ‘criminele enclave’, en er bleken wel een paar raakvlakken in het verleden. Zo had Marcel van Hout in een ver verleden weleens wat geïnvesteerd in onroerend goed, waarbij het ging om panden die ook op naam stonden of hadden gestaan van Marco Eijk. En hij heeft enige tijd een kledingbedrijf gehad dat van Aran de Jong was geweest, de drugshandelaar uit Eindhoven die in november 2012 werd geliquideerd. Maar dit ging alleen om onroerend-goed en zakelijke activiteiten waar van zijn kant geen illegale praktijken aan te pas waren gekomen. De kans dat een schim uit dit verleden ten grondslag ligt aan wat er nu is gebeurd, is volgens iedereen die hem kent te verwaarlozen.

Maar wat dan wel? Het antwoord ligt misschien bij de Belgische politie, maar wanneer daar meer over bekend wordt is moeilijk te zeggen.

Er zijn vrijwel geen foto’s van Marcel van Hout in omloop. Een van de zeldzame keren dat hij in beeld is, is als een van zijn auto’s wordt gevolgd op de website autogespot. Op deze foto rijdt hij in Düsseldorf.

SAM, MARCO, ROBERT, JOHN EN MARCEL

Sinds 2000 is Marcel van Hout de vijfde Nederlandse bewoner uit Neerpelt die wordt vermoord, maar hij is wel de eerste die in zijn eigen huis wordt aangevallen. De eerste was Sam Klepper, in oktober 2000. Hij werd op het Gelderlandplein in Amsterdam geliquideerd. Klepper was samen met zijn compagnon John Mieremet in België gaan wonen toen in Nederland hen de grond wat te heet onder de voeten was geworden. Klepper en Mieremet hadden na de dood van Klaas Bruinsma (in juni 1991) de activiteiten van hun grote baas voortgezet, maar waren in tal van gewapende conflicten verzeild geraakt. In Neerpelt voelden ze zich betrekkelijk veilig. Mieremet werd in november 2005 in Thailand geliquideerd. Daar voelde hij zich veilig. Als hij bij vriendin Ria in Neerpelt vertoefde, was hij altijd erg op zijn hoede. Hij reed altijd hard, was altijd bang voor achtervolgers en scheurde met een noodgang zijn garage binnen.

Een wat minder bekende uit het rijtje is Roberts Sengers (40), die in september 2004 bij een restaurant in Esbeek – bij Hilvarenbeek – werd vermoord. De Eindhovenaar was jarenlang bevriend met bekende Amsterdamse onderwereldfiguren en was in de jaren tachtig en negentig veroordeeld voor zware misdrijven. Op woensdag 8 september werd hij rond negen uur ’s avonds doodgeschoten op een parkeerplaats. Hij werd zittend achter het stuur van zijn Mercedes cabriolet getroffen door kogels die door de portierruit waren afgevuurd. Volgens getuigen zat de dader op een motor. De in Zuid-Afrika geboren Sengers pleegde begin jaren negentig samen met een broer en een neef een gewapende overval op een geldloper in Roosendaal, waarbij een miljoen gulden werd buitgemaakt. Sinds 2000 woonde hij met zijn gezin in een kapitale villa in Neerpelt. Officieel handelde hij in onroerend goed, hij had in België geen strafblad en het is nog altijd onduidelijk uit welke hoek het motief voor de moord op hem is gekomen.

MARCO EIJK: BIJ DE GRENS OPGEWACHT

“Er is een Ford Focus gezien met een dood manspersoon ernaast. Ze denken dat het Marco is.” Zo komt het bericht over de dood van Marco Eijk (47) binnen bij zijn vrienden. Het duurde even voor de identiteit van het slachtoffer bekend raakte: officieel was Eijk voortvluchtig. Hij maakte gebruik van een andere identiteit.

Het is maandagmorgen 5 april 2004. Marco Eijk rijdt voor de laatste keer in zijn leven van zijn huis aan de Lijsterdreef in het Belgische Neerpelt naar Nederland. Hij is rond half negen vertrokken en waarschijnlijk op weg naar Rotterdam waar hij bezig is met een verbouwing. De in Delft geboren Eijk is dan al bijna vier jaar voortvluchtig. In april 2000 was hij voor een XTC-zaak in hoger beroep veroordeeld tot acht jaar, maar kort daarvoor was zijn voorlopige hechtenis geschorst. Vanaf dat moment maakte de politie jacht op hem.

Eijk woont in april net over de grens in Neerpelt waar hij de voormalige villa van de in oktober 2000 in Amsterdam geliquideerde Sam Klepper heeft aangekocht. Eijk, goed bevriend met Klepper, had wel oren naar de met veel paars ingerichte villa. Eerst volgde er een goed gesprek met Willem Holleeder die de belangen behartigde van de erven Klepper. Het pand moest vier miljoen gulden opbrengen. Was op zich geen probleem, maar Eijk kon het huis niet op zijn naam hebben. Er werd een ingewikkelde constructie met een overzeese firma bedacht om het er op papier goed uit te laten zien. Opgezet door de steenrijke schoonvader van Edgar van Lent, een kompaan van John Mieremet, die in het aanpalende Achel woonde en in het vastgoed zat.

In april 2004 woont Eijk samen met vriendin Dyonne en hun dan tweejarige dochtertje Cheyenne in de villa in Neerpelt. Als je van daar naar Nederland rijdt volg je wat smalle weggetjes door het grensgebied. Mensen die er goed bekend zijn nemen een sluiproute die via de Schafterweg loopt. Achteraf zijn er getuigen die de laatste tien dagen een jeep hebben zien staan op het kruispunt aan de Schafterweg, met twee Marokkaans uitziende mannen. Op zondagavond is Eijk er nog met Dyonne langs gereden en hebben ze de jeep ook gezien. “Wat moet die daar nou?” zeggen ze. Eijk voelt zich niet bedreigd. Hij is altijd wel op zijn hoede, maar rijdt niet in een gepantserde auto en neemt altijd dezelfde route naar Nederland.

Waarschijnlijk hebben de mannen in de jeep rechts op het kruispunt staan wachten. Als Eijk eraan komt ramt de jeep de tegemoetkomende Ford Focus in de flank, aan de passagierskant. De auto schiet een eindje door en belandt net over het kruispunt rechts in de berm. Eijk zelf wellicht ook. Hij opent het portier en stapt uit. Hij wordt meteen van dichtbij onder vuur genomen, blijkt uit het schot in zijn linkerbil en in het linkerportier. Hij probeert zich in veiligheid te brengen door weer in de auto te stappen en er razendsnel aan de andere kant uit te klimmen. Maar daar wordt hij opgewacht door de schutter met een hele serie schoten en sterft in de berm. De jeep wordt in brand gestoken, de kentekenplaten worden meegenomen. Een boer die in een weiland aan het werk is ziet de twee mannen rustig naar een Porsche lopen die een eindje verderop staat geparkeerd. De Porsche wordt, ook uitgebrand, in Oirschot teruggevonden.

Voor het grote publiek is Marco Eijk op dat moment nog een tamelijk onbekende, in het milieu is ‘de groep Eijk’ sinds de jaren tachtig al een begrip. Eijk deed zaken met allebei bekende ‘grote jongens’: Klaas Bruinsma, Peter van D. uit Brunssum, Piet S. uit Den Haag. Hij werd verschillende keren veroordeeld voor drugshandel en in de periode voor zijn dood speelden er verschillende conflicten met zakenpartners. Zodanig ernstig dat hij vanaf december 2003 enige tijd onderdook op Aruba. Uit welke hoek de aanslag op hem is gekomen, is nooit duidelijk geworden.

 

 

Het Monster van de Jura

$
0
0

In De Stentor van zaterdag 2 december staat een interview met seksuoloog Rik van Lunsen. Hij vertelt dat hij in zijn carrière de zedenpolitie heeft geholpen bij onderzoek naar de voor ernstig kindermisbruik veroordeelde Zwitser René O., die in 1993 in Amsterdam voorbereidingen trof om opnieuw kinderen te misbruiken. In het boek Moord in Nederland uit 1994 staat een hoofdstuk over dit ‘Monster van de Jura’.  

Begin 1993 staan de kranten in Duitsland, Zwitserland en Nederland bol van schokkende berichten over Het monster van de Jura, een schatrijke Zwitserse zakenman die jonge kinderen zou hebben ontvoerd, verkracht en vermoord, ondermeer om er kinderpornofilms van te maken. Op 18 januari was de man, de 38-jarige René O., samen met zijn 22-jarige vriendin Augusta S., in Amsterdam aangehouden. Vooral de buitenlandse kranten brengen details waarbij de gruweldaden van de gemiddelde seriemoordenaar verbleken. Als in april het proces tegen het duo begint, lijkt er van de aanklachten in Nederland niet veel over te blijven, behalve het uiterst verontrustende rondrijden in Veluwse dorpen, op zoek naar kinderen.

Twee kranteberichten geven de essentie weer. Allereerst een GPD-bericht van maandag 26 april 1993.

Voor de Amsterdamse rechtbank is vandaag het proces begonnen

tegen de 38-jarige Zwitserse zakenman René O. die wordt

verdacht van betrokkenheid bij ontvoering, mishandeling,

seksueel misbruik en moord van kinderen.

De Zwitser ontkent kinderen te hebben vermoord, maar heeft wel

seksuele activiteiten bekend. ‘Het monster van de Jura’, zoals O. 

wordt genoemd, vanwege een buitenhuis dat hij in dit

Zwitserse gebergte bezit, werd op 18 januari in Amsterdam

gearresteerd. In zijn woning aan de Droogbak werden verboden

videobanden met kinderporno aangetroffen, alsmede medische

apparatuur, een machinegeweer, kostbare opname- en

montageapparatuur voor video en een aquarium met piranha’s

(vleesetende vissen). Bij huiszoeking in zijn buitenhuis in de

Jura werd in de kelder een folterkamer met bakken zoutzuur

aangetroffen. Bedoeld voor experimenten met dieren, aldus O.

De Zwitser bekende dat hij enkele ritten naar Veluwse dorpen

(Voorthuizen, Ermelo, Kootwijk, Garderen, Putten en Elspeet)

heeft gemaakt om er kinderen te halen. Hij ontkent dat dit

daadwerkelijk is gebeurd. Ook Justitie gaat ervan uit dat O.

geen kinderen heeft meegenomen. O.’s advocaat zegt dat het

zijn cliënt vooral opwond rond te rijden met een koffer met

luchtgaten. Hierin lagen handboeien en een leren prop om in de

mond van de kinderen te stoppen. Volgens de advocaat is O. in

Nederland alleen strafbaar voor het verboden wapenbezit.

Video-opnamen waarop een herkenbare O. seksuele handelingen

met kinderen pleegt, zouden niet in Nederland zijn gemaakt. De

videobanden met kinderporno die werden aangetroffen, zou O.

hebben gekocht van een Amsterdamse pornohandelaar.

Justitie zal O. ook deelname aan een criminele organisatie te

laste leggen. In Zwitserland zou O. met een andere Zwitser,

Peter G., hebben geprobeerd kinderhandel vanuit het Oostblok

op te zetten. G. en O. betichten elkaar hiervan. Justitie acht

het mogelijk dat O. de kinderhandel vanuit Amsterdam probeerde

op te zetten. Volgens O.’s vriendin Augusta S., die in januari

ook werd gearresteerd, heeft O. een seksuele haat tegen

kinderen ontwikkeld. Overigens heeft O. een vrouw en drie

jonge kinderen die hij in Zwitserland heeft achtergelaten.

De behandeling van de rechtszaak tegen O. wordt gevolgd door

journalisten van over de hele wereld. Vooral in Zwitserland is

in januari geschokt gereageerd op de arrestatie van O. In het

dagelijkse leven bezit deze in Zwitserland drie florerende

bedrijven in computersoftware. Behalve de rekening waarmee

zijn personeel wordt uitbetaald, zijn alle banktegoeden en

bezittingen van René O. geblokkeerd.

De Telegraaf, dinsdag 27 april.

Met een in de Nederlandse rechtszaal zelden vertoonde truc

hebben de advocaten van ‘Jura-monster’ René O. en diens gewezen

vriendin Augusta S. gisteren de Amsterdamse rechtbank

gedwongen het strafproces tegen het Zwitserse duo uit te

stellen. De rechtbank wilde niet ingaan op het verzoek van de

advocaten mr. J.P. Plasman en mr. V. Bakker om de procedure

over o.a. plannen om kinderen te ontvoeren, heling van

kinderpornovideo’s en vuurwapenbezit, voor een week te

verdagen. Prompt legden beide pleiters simpelweg de

verdediging neer. Zij ontdeden zich ter plekke van bef en

toga. Het proces ligt nu zeker een maand en maximaal drie

maanden stil. Augusta S., evenals René O. met een grote

dienst-enveloppe voor het gezicht de rechtszaal binnengekomen

onder een spervuur van film-, tv- en fotocamera’s, was

inmiddels met rood aangelopen gezicht onder verwarde krullen

vrijwel voortdurend in tranen.  Af en toe sprak O. haar aan,

zeer tegen de zin van officier mevr. Dekking. René O.

reageerde alert: ‘Waar staat geschreven dat ik niet met een

medeverdachte mag praten?’ Wat van de beschuldigingen tegen

beide verdachten is overgebleven omvat nu: bezit van

vuurwapens (o.a. een Uzi en een Walther-pistool) en munitie,

heling van kinderporno en poging tot ontvoering van kinderen.

De dagvaarding spreekt daarbij over Veluwse plaatsen als

Putten, Ermelo, Stroe, Garderen, Uddel, Elspeet, Voorthuizen

en Nijkerk. De kidnappings, volgens de Zwitsers met het doel

de kinderen te misbruiken en vervolgens te doden, o.a. met

behulp van piranha’s, zouden alleen maar niet zijn doorgegaan

omdat het tweetal geen geschikte kinderen kon vinden, omdat er

net mensen aankwamen, of omdat Augusta op beslissende momenten

weigerde de auto uit te stappen om een kind aan te spreken.

 

Tot zover de kranteberichten. Het blijft moeilijk te accepteren, advocaten die potentiële kindermoordenaars op alle mogelijke manieren proberen vrij te pleiten. In een reportage van het weekblad Panorama over deze zaak staat dat Augusta S. een zeer belastende verklaring over René heeft afgelegd. De man was van plan ook in ons land kinderen te gaan ontvoeren, misbruiken, martelen en doden. Stukjes van de stoffelijke resten wilde hij gaan opvoeren aan de vissen. Volgens Augusta koesterde O. een enorme haat tegen kinderen, vooral de heel kleine. “Eigenlijk moeten ze zo lang worden gemarteld tot ze smeken om de dood,” is een opmerking die zij zich herinnerde. 

Politiewoordvoerder Klaas Wilting vertelt over de bij René in beslag genomen videobanden: “De afdeling jeugd en zeden vanons korps heeft dit soort gruwelijkheden nog niet  videobeelden slaan alles. Onze mensen die met het onderzoekbezig zijn, hebben allemaal maar even, heel, heel even naar deze mensonterende praktijken met kinderen kunnen kijken. Daarna moesten ze afhaken… om zich snel te vervoegen bij een deskundige, die speciaal voor de begeleiding van de politiemensen door ons was  aangetrokken.”

Advocaat Peter Plasman vertelt tijdens een boekpresentatie in de VU in Amsterdam o.a. over zijn cliënt René O.; op de voorste rij Jaap Jongbloed, advocate Easther Vroegh, rechtspsycholoog Peter van Koppen en advocaat Arthur van der Biezen

Waar de meeste seriemoordenaars zich met Pro Deo advocaten moeten behelpen, kan miljonair René O. zich een Pro Diablo advocaat veroorloven, in dit geval de Amsterdamse mr. P. Plasman. Deze houdt het op vertaal- of interpretatiefouten die bij de verhoren van de Augusta S. zijn gemaakt. In werkelijkheid heeft René hoogstens gedroomd van dit soort zaken en zich afgevraagd hoe zoiets écht zou zijn. Hij geeft toe dat hij bizarre fantasieën heeft. Maar die zijn niet strafbaar. Gedachten zijn vrij…

Voor politie en justitie staat het echter vast dat de man zich wilde overgeven aan bestialiteiten zoals die ondermeer in zijn videocollectie van sick movies te zien zijn. Op 8 juni 1994 wordt René O. door het Amsterdamse Gerechtshof vrijgesproken van een poging tot ontvoering van zeer jonge kinderen om ze later seksueel te misbruiken en te mishandelen of te doden. De inmiddels 39-jarige Zwitser wordt alleen veroordeeld tot een half jaar cel wegens verboden wapenbezit: juridisch gezien kan hij voor het maken van plannen niet worden veroordeeld. Zijn kennelijk nieuwe advocaat mr. J.C. de Goeij kondigt aan een schadevergoeding van tienduizenden guldens te eisen, deels vanwege de geestelijke schade. wordt op 29 juni, in verband met zijn gezondheidstoestand per ambulance, uitgeleverd aan Zwitserland waar hem een proces wacht wegens gruwelijk seksueel misbruik van baby’s en jonge kinderen. Augusta S. is twee weken eerder aan Zwitserland uitgeleverd.

Tot zover het hoofdstuk uit het boek.

Een fragment nog uit het interview in De Stentor, van 2 december 2017 met seksuoloog Rik van Lunsen:

“Aan de hand van zijn voorgeschiedenis, waarbij hij al kinderen zou hebben misbruikt, moest ik bedenken wat hij van plan was. Hij had een auto met een kooi om zijn slachtoffers in te vervoeren, was in het bezit van chirurgische en gynaecologische instrumenten en legde een groot aquarium aan. Ik voorspelde dat hij piranha’s ging aanschaffen om hun menselijke resten te laten opeten. Zo gek was ik geworden door in zijn huid te kruipen. Door alles wat we wisten over hem was ik ervan overtuigd dat de man zo narcistisch was dat hij eerder misbruik ongetwijfeld op video had vastgelegd. De politie heeft daarom heel lang doorgezocht. De banden kwamen uiteindelijk achter het plafond in zijn woning tevoorschijn waardoor hij kon worden opgepakt. Het was een afgrijselijke klus. Alles wat ik had voorspeld, kwam uit. Ik heb daarna behoorlijk moeten praten met psychologen. Nu ik het erover heb, voel ik het weer. Maar ik heb er gelukkig geen trauma aan overgehouden.”  Hij nam de klus aan omdat hij vindt dat het zijn taak was zijn deskundigheid in te zetten: “Het ging om het algemeen belang, namelijk het voorkomen van misbruik.”

 

 

 

Putten II: Ron P. heeft het toch niet gedaan

$
0
0

De Puttense moordzaak staat bekend als een van de grootste gerechtelijke dwalingen in de geschiedenis. De zwagers Herman du Bois en Wilco Viets werden veroordeeld voor de moord op stewardess Christel Ambrosius (23) in Putten, op zondag 9 januari 1994. Ondanks dat aangetroffen sperma niet van hen was.

Ze zaten hun straf uit, pas daarna kwam er herziening en werden ze vrijgesproken. In mei 2008 werd alsnog ‘de werkelijke dader’ aangehouden, althans: degene van wie dat sperma was. Ron P. uit Delft, destijds woonachtig in Putten. Vandaag verschijnt het boek Dubbel gedwaald, van wetenschapsfilosoof Ton Derksen. Zijn conclusie: ook Ron P. is ten onrechte veroordeeld voor deze moord. Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink volgde de Puttense moordzaak vanaf het begin en is onder de indruk van de feiten die Derksen aandraagt.

Dinsdagmiddag 13 december 1994 was een gedenkwaardig moment in de misdaadgeschiedenis. Officier van justitie mr. J.R. Klunder hield bij de rechtbank in Zutphen zijn requisitoir voor de moord op stewardess Christel Ambrosius in Putten, op zondagmiddag 9 januari 1994. Tot dan toe was het voor degenen die het proces deze dag hadden gevolgd niet zoveel anders dan andere moordzaken. De verdachten ontkenden, maar dat komt vaker voor. Het bewijs leek overtuigend: er waren bekentenissen geweest, appeltje-eitje. Totdat de officier vertelde dat er een spermaspoor was gevonden dat niet van de verdachten was. Hij stapte daar wat nonchalant overheen, maar behalve bij mij ging er bij vrijwel geen van de collega’s een alarmbel af: de verslagen in de kranten de volgende dag vertoonden geen enkele twijfel. “Bosritje mondde uit in gruwelijke lustmoord,” kopte de grootste krant van Nederland. Natuurlijk had de officier een theorie. De sleeptheorie. Het sperma zou van een eerder seksueel contact zijn, de daders – Herman du Bois en Wilco Viets – zouden wel seks met het slachtoffer hebben gehad, maar niet zijn klaargekomen.

Dat kan. Maar kun je verdachten veroordelen zonder te weten van wie dat sperma is? Als diegene een plausibel verhaal heeft, en een alibi, is er niks aan de hand, maar diegene moet wel worden gevonden.

Dat gebeurde niet en Herman en Wilco werden veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf. Ik maakte deel uit van de redactie van het pas begonnen programma Peter R. de Vries Misdaadverslaggever. Peter was behoorlijk sceptisch: onschuldig veroordeeld? Het zal wel… Gaandeweg kreeg hij ook zijn twijfels en vervolgens beet hij zich er in vast.

Terug naar die zondagmiddag in Putten, toen haar oma Christel dood aantrof in de woonkamer. De politie houdt er rekening mee dat de dader een bekende kan zijn: de achterdeur was op slot toen oma thuiskwam, er waren geen braaksporen en de sleutel van de achterdeur hing in het schuurtje.

Tal van getuigen worden ondervraagd en zo komen Gerrit Schuchard, zijn kostganger Willem Bettink en zijn schoonzoons Herman du Bois en Wilco Viets in het vizier. Mensen menen de auto van Gerrit te hebben gezien in de buurt van de Driewegenweg, bij het huis van oma. Als ze worden gehoord, geven ze dat toe: ze waren zoals haast elke zondagmiddag wezen rijden met de oude groene Mercedes van Gerrit. Honden uitlaten, bier drinken en wat bladeren in een seksboekje. Het is vooral Anja, de vrouw van Herman, die meteen doorheeft dat dit heel vervelend kan worden.

Er wordt familieberaad gehouden en men komt tot de conclusie dat het beter is dat gezegd wordt dat de mannen die bewuste zondagmiddag níet naar het bos zijn geweest. Er komt nog bij dat Willem Bettink een verleden heeft met een zedendelict: zeker hij moet uit de wind worden gehouden. Als ze zich melden op het bureau om aan te geven dat ze zich hebben vergist, is de politie niet onder de indruk: “Wie één keer liegt, liegt altijd.”

Op het dijbeen van Christel is een nog niet ingedroogde vlek gevonden met spermaresten. Het is op dat moment nog niet bekend van wie het is, dat duurde in die tijd nog vrij lang. Intussen zijn de vier mannen als verdachten aangemerkt en worden ze intensief verhoord. Uit die verklaringen komt een vrij consistent beeld naar voren. Dat ze die middag inderdaad in de buurt van de plaats delict zijn geweest en dat Wilco en Herman enige tijd uit de auto zijn geweest.

Christel was op de fiets naar oma gegaan, niet wetend dat oma niet thuis was. Vermoedelijk is ze wel naar binnen gegaan, mer de sleutel die in de schuur hing. Wilco legt opmerkelijke en uiterst belastende verklaringen af over Herman. Hij zegt dat hij iemand bezig heeft gezien met Christel, op de vloer in de woonkamer. Iemand met een “groot, sterk postuur”, die hem deed denken aan Herman, al heeft hij zijn gezicht niet gezien. Herman zegt vervolgens in verschillende verklaringen dat hij moet toegeven dat hij inderdaad in het huisje is geweest. Bettink en Schuchard zijn ook duidelijk: Wilco en Herman waren enige tijd bij de auto weg. Wilco bleef lang weg, Herman was gaan kijken waar hij bleef.

Wie hing de sleutel terug?

Politie en justitie beoordelen de verklaringen als bekentenissen, al ontbreekt specifieke daderkennis. Als Herman en Wilco de daders waren, hoe kan het dat ze overduidelijk geen idee hebben wie de sleutel terug heeft gehangen? De soms wazige verklaringen wekken wel de overtuigende indruk dat ze iets hebben gezien en dat ze wel bij – misschien zelfs in – de woning zijn geweest, maar zeker niet actief hebben deelgenomen aan een verkrachting en moord. De uitslag van het dna-onderzoek bevestigt dat: het spermaspoor is niet van hen. Alle reden om hen vrij te laten, zou je denken, maar de officier van justitie geeft zich nog niet gewonnen. Hij blijft ervan overtuigd dat ze er wel degelijk iets mee te maken hebben gehad en komt met de sleeptheorie: dat het sperma afkomstig is van een eerder seksueel contact van Christel dat door de verkrachting naar buiten is gekomen. Dat komt vaker voor. Uit cijfers van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat bij ongeveer een kwart van verkrachtingen de dader niet klaarkomt en er sperma van een vorig sekscontact wordt aangetroffen. Een ingeschakelde deskundige bevestigt de mogelijkheid van de theorie, maar het blijft voor vele onbegrijpelijk dat in de Puttense zaak de verdachten tot en met het hoger beroep konden worden veroordeeld zonder dat bekend was van wie dit sperma was. En dat er pas na een met veel moeite afgedwongen herziening gerechtigheid volgde: vrijspraak en schadevergoeding. Toen beiden hun straf van vijftien jaar al hadden uitgezeten.

Ontknoping in mei 2008

Ondanks de vrijspraak bleef er bij veel mensen twijfel en Herman en Wilco en hun familie bleven hopen op een match met het spermaspoor. Pas als de werkelijke dader zou zijn gevonden, konden ze zich echt vrij voelen. De ontknoping kwam in mei 2008. Een match van het spermaspoor bij Christel met Ron P. uit Delft. Zijn DNA was in de databank gekomen na een veroordeling voor huiselijk geweld. Eindelijk!

De echte dader. Er was vrijwel niemand die twijfel had. Het verweer van Ron, dat hij als jongen van achttien een seksuele relatie had gehad met Christel, werd weggehoond. Daar kwam nog bij dat hij ook in beeld kwam voor de moord op Anneke van der Stap uit Rijswijk, op 22 juli 2005. Het meest belastende voor hem: dat hij spullen van Anneke in zijn bezit had, waaronder de harde schijf van haar computer, en dat hij enkele uren na het laatste levensteken van Anneke met haar bankpas had gechipt. De rechtbank sprak hem hiervoor nog vrij wegens onvoldoende overtuigend bewijs, het hof veroordeelde hem wel. De gezamenlijke straf voor beide zaken: twintig jaar.

Dubbel gedwaald

In zijn nu verschenen boek Dubbel gedwaald: Putten II en de Rijswijkse moordzaak stelt gepensioneerd hoogleraar filosofie Ton Derksen – die eerder naam maakte met zijn onderzoek naar de onterechte veroordeling van Lucia de Berk – dat Ron P. niet alleen onschuldig is aan de Puttense moord, maar dat hij ook ten onrechte is veroordeeld voor de moord op Anneke van der Stap.

Hoe dan ook, het boek over de Puttense zaak kan wat hem betreft in elk geval nog niet dicht. In november 2016 kondigde hij al aan dat Ron P. volgens hem niet de dader is. Daar werd sceptisch op gereageerd. Ook door mij, maar in de zomer van 2017 sprak ik Ruud van Boom, de advocaat van Ron. Voor iets anders, ik zei nog: “We zullen het maar niet over de Puttense moordzaak hebben, dat ligt misschien een beetje gevoelig?”

We hadden het er toch over. Als journalist moet je altijd open staan voor nieuwe inzichten, niemand heeft de wijsheid in pacht. Belangrijkste stellingen van de advocaat – en van het nu verschenen boek van Derksen (Dubbel gedwaald: Putten II en de Rijswijkse moordzaak): ten eerste gaat het niet om spermasporen maar om zaadcelhoudende mengsporen zónder zaadvloeistof. De afwezigheid van zaadvloeistof maakt dat deze zaadcellen niet van zondagmiddag kúnnen zijn.

Bovendien toont Derksen overtuigend aan, dat het, anders dan de rechters oordeelden, helemaal niet zo onwaarschijnlijk is dat Ron op zaterdagavond seks heeft gehad met Christel en dat de echte dader hoogstwaarschijnlijk degene is van wie drie andere dna-sporen bij Christel zijn aangetroffen die nog niet tot een match hebben geleid.

Het gaat om twee haren op de trui en op de hals van Christel en vermoedelijk sporen van speeksel in het spoor op het bovenbeen waar ook de zaadcellen van Ron P. in zaten. De dader kan dat speeksel hebben achtergelaten bij de verkrachting.

Herman en Anja du Bois en Wilco Viets (rechts) bij het verlaten van de rechtbank in Zutphen

Als Ron in 2008 als verdachte wordt gehoord, vertelt hij dat hij de seksafspraken met Christel op vrijdagavond maakte als hij haar trof bij cafetaria De Orca en dan spraken ze af. Als ze daar niet was, had hij pech. De afspraken waren soms ‘op locatie’ en ook wel bij hem thuis: zijn ouders waren op zaterdagavond altijd van halfnegen tot elf uur naar de bingo, dan hadden ze vrij spel. De relatie zou begonnen zijn omstreeks juli. Ze zagen elkaar sindsdien met enige regelmaat.

Een gevaarlijk tijdstip

Ron kende de agenda van Christel niet. Als hij een tijdstip had genoemd waarop ze door iemand anders was gezien, was hij meteen door de mand gevallen. Maar dit tijdstip klopt: Christels agenda was die vrijdag, zaterdag en zondagochtend helemaal gevuld, met uitzondering van die zaterdagavond, precies tussen halfnegen en elf uur ’s avonds. Ron kon dit onmogelijk weten. Als hij dit tijdstip had genoemd en Christel had toevallig toen een afspraak met iemand anders gehad, dan was hij meteen door de mand gevallen. Een pure gok, of de waarheid.

Het heetste hangijzer is: hoe waarschijnlijk is het dat Christel seksueel contact had met de achttienjarige Ron? Onwaarschijnlijk, meent de officier, maar in het dossier zitten verklaringen van haar beste vriendinnen die zeggen dat Christel verschillende relaties had “puur gebaseerd op het feit dat ze lekker met elkaar konden ‘bonken’ en ‘op botte seks’.” Daaronder vielen ook jongens van achttien jaar, die ze – zoals Derksen uitlegt – nog wat kon leren over hoe zij het graag wilde. Ron vertelt hoe ze hem de fijne kneepjes van cunnilingus had bijgebracht.

Volgens het arrest van het hof was een relatie tussen Ron en Christel onwaarschijnlijk: geen van de gehoorde getuigen wist ervan, niemand had hen samen gezien. Maar Derksen toont overtuigend aan dat Christel niet te koop liep met haar seksuele escapades en zeker niet als het om jongens van achttien jaar ging. Ook haar beste vriendinnen wisten hier niet van. Hartsvriendin Nataschja zegt dat de moeder van Christel meende alles van haar dochter te weten, maar na de moord kwam ook zij “achter gedrag van Christel wat zij nog niet wist.”

Herman was bang

Er is een scenario waarbij alle vragen zijn opgelost en dat wordt geschraagd door tal van verklaringen in het dossier. Dat is: Christel is die middag, toen ze naar oma’s huis fietste, gevolgd door twee mannen, van wie ze er één kende. Met hem had ze een onenightstand gehad. Ze waren achter haar aan gekomen in de woning en daar zou de onbekende man haar hebben geprobeerd te verkrachten, waarna ze was vermoord om herkenning te voorkomen. Herman en Wilco zouden hier iets van hebben gezien en zijn herkend. Waarna ze werden bedreigd: ze moesten hun mond houden. Vooral Herman zou doodsbang zijn geweest. Toen hij later met de politie de plaats delict bezocht, constateerden de rechercheurs dat hij ‘zichtbare angst’ had. Hij zei toen dat hij het ‘eng’ vond op die plek te zijn, maar daar werd niet over doorgevraagd. Later ontkenden hij en Wilco stelselmatig dat ze die zondagmiddag überhaupt in het bos waren geweest, maar wie de eerste verhoren er nog eens op naleest kan dat moeilijk geloven.

En er is nog iets. Anja, de vrouw van Herman, was de motor achter de theorie dat de mannen die zondagmiddag thuis waren geweest en naar het schaatsen op televisie hadden gekeken. Maar op 20 mei 2008, de dag van de arrestatie van Ron P., was Anja een van de gasten bij het televisieprogramma Knevel en Van den Brink.

Ze zegt dan: “Wat Christel is overkomen, wij kenden Christel niet. Wij zijn ergens in terecht gekomen wat helemaal buiten ons stond. Ik bedoel, mijn man die ging met mijn oom een rondje rijden en zodoende komen ze bij iets en ‘bam’ ze hebben ze en dat wordt bestempeld als dader en mijn leven, ons leven is kapot gemaakt.”

Dat wekt toch een heel andere indruk dan: ze zijn die zondagmiddag niet weggeweest. Anja noemt Gerrit Schuchard hier haar oom, meestal wordt hij aangeduid als stiefvader.

Melktandje op de plaats delict

Dan blijven er nog een paar raadsels over. Op de plaats delict is een melktandje gevonden van de broer van Christel en op haar spijkerbroek zaten greepsporen van haar broer. Mogelijk scenario: de broer is na de moord op de plaats delict geweest en heeft Christel daar dood aangetroffen en heeft vervolgens verschrikt de benen genomen.

Twee opmerkelijke details: toen oma thuiskwam, was het lichaam van Christel netjes afgedekt met haar jas en de spijkerbroek en hing de sleutel van de achterdeur terug op het plekje in de schuur. Het terughangen van de sleutel moet door een goede bekende zijn gedaan. Mogelijk: de broer.

Er is een verklaring dat hij die middag ook onderweg was gegaan naar oma. Op het moment dat de moord werd ontdekt, was hij in Velp. Toen hij werd gebeld met de op zichzelf niet zo bijzondere boodschap: ‘Er is iets met Christel’ zou hij daar heftig en emotioneel hebben gereageerd, gegooid hebben met een drankje en iets hebben gezegd als: ‘Jezus, zij ook altijd met die vriendjes.’

Als het inderdaad zo is gegaan, kan de zaak dan alsnog definitief worden opgelost? De twee mannen die met Christel mee naar binnen zouden zijn gegaan, zijn dood. Nader dna-onderzoek zou duidelijkheid kunnen brengen, maar de instanties die hierover gaan tonen geen animo. Meest navrante: de gedachte dat Herman en Wilco wellicht wéten dat Ron niet de werkelijke dader is en onschuldig is veroordeeld. Net als zij.

 

Bart van Lith: een mes in de rug

$
0
0

De zitting van dinsdag 27 november 2017 bij het hof in Den Bosch is om twee redenen misschien wat gedenkwaardiger dan andere. Ad Westendorp uit Den Haag is de advocaat van verdachte Maik Z. (25). Hij zou de uitspraak niet meer meemaken: op 7 december overleed hij volkomen onverwacht aan een hartaanval. 

De andere reden is dat het nogal hartverscheurend is. Een verjaardagsfeestje op het Brabantse platteland. Veel plezier, alcohol, een vreemde ruzie om een vriendin, een vechtpartij, betrokkenen die in een sloot belanden en iemand die in het donker een mes in zijn rug krijgt en sterft. Bart van Lith (21).

Zijn zus en zijn vader vertellen hoe ze hem missen. Iedereen die zelf een zoon of een broer heeft kan zich dat verdriet wel indenken. Beiden beschrijven emotioneel en indringend hoe ze de die verschrikkelijke dagen in het ziekenhuis beleefden, toen de dokters vochten voor het leven van Bart. En hoe hun levens zijn veranderd.

De vraag is: is Maik echt de dader of kan het toch anders zijn gegaan? Het helpt niet echt dat hij weinig empathie toont: hij is vooral verongelijkt. Dat hem dit allemaal wordt aangedaan. 

De presidente van het hof constateert dat er sprake is van een volle zaal, met veel familie van het slachtoffer en van de verdachte, “het is een heftige zaak, een vreselijk gebeuren.” Het speelde zich af op 21 februari 2016, bij een woning op het Brabantse platteland bij Berlicum. De rechtbank veroordeelde Maik voor de dood van Bart door hem in de rug te steken.

Rechter: U bent het niet eens met het vonnis.

Maik: Dat klopt. Ik heb het niet gedaan.

Rechter: Wat is er dan wel gebeurd? De problemen zijn ontstaan bij het verjaardagsfeestje van Glenn Dupuis. U was daar?

Maik: Ja.

Rechter: Met vaste vrienden,

Maik: Wij gaan nooit op stap, alleen naar verjaardagsfeestjes. Verder chillen wij thuis.

Glenn was achttien geworden. Er waren aardig wat mensen. Zijn ouders, een oom, vrienden. Dat waren niet allemaal bekenden van Maik, de meeste wel. Er werd behoorlijk gedronken en dat maakte het er later allemaal niet duidelijker op. Maik had maar een paar biertjes gedronken, zegt hij. Geen wiet gerookt, dit keer. Daar was hij, omdat hij sinds enkele weken een nieuwe baan had, mee gestopt. Hij gebruikte de wiet tegen zijn clusterhoofdpijn, waar hij voortdurend last van heeft. In zijn cel heeft hij daarvoor speciale voorzieningen, met zuurstof.

Om een uur of drie ’s nachts gaat het gezelschap naar buiten. De vijftienjarige Joep steekt dan vuurwerk af en daar begint de onenigheid. Hij wordt ‘bedreigd’ door Robin, Maik bemoeit zich ermee, hij komt ertussen.

Maik: Het was alleen wat schreeuwen tegen elkaar, verder niks.

Rechter: En toen?

Maik: Toen is de moeder van Glenn erbij gekomen, en Jim, en die hebben ons uit elkaar gehaald.

Rechter: Dan mis ik wat er met Richelle, uw vriendin, is gebeurd. Zij heeft een klap gehad.

Maik: Dat was na het voorval tussen Robin en Joep. Er was een woordenwisseling, tussen mij en Robin. Daar kwam de moeder van Glenn tussen: “Klaar nou jongens!” Toen kwam ik erachter dat mijn vriendin overstuur weggelopen was.

Rechter: Waarom?

Maik: Dat weet ik niet. Ik heb staan praten met Jim en Glenn, Joep en Kevin zijn Richelle gaan zoeken.

Rechter: Had u dat gevraagd?

Maik: Ja.

Rechter: Was ze ver weggelopen?

Maik: Dat weet ik niet, ik ben later achter hen aan gegaan.

Rechter: En toen?

Maik: Ik was met Jim en Glenn, Jim heeft de fiets van Richelle meegenomen, er ontstond een gevecht tussen Bart, Richelle, Vince en Robin.

Rechter: En toen?

Maik: Toen ben ik ook gaan vechten (er klinkt schamper gelach in de zaal). Ze vonden het nodig tegen het hoofd van mijn vriendin aan te schuppen. Ik ben naar de weg gegaan, ik zag in de richting Berlicum dat mijn vriendin in elkaar werd geslagen. Daar had ze een blauw oog van.

Rechter: Door wie?

Maik: Bart, Vincent en Robin (er klinkt weer gelach)

Rechter: Toen bent u ook gaan vechten?

Maik: Dat klopt.

Rechter: En toen?

Maik: Toen zijn ze tegen mij gaan vechten, hebben ze mijn vriendin in de sloot gegooid. Later mij. Ik ben uit de sloot gegaan, het weiland opgeklommen. Toen zijn we weer gaan vechten.

Rechter: Met wie?

Maik: Voordat ik in de sloot kwam, lag ik op de grond. Ik lag op mijn rug, Bart zat bovenop mij. Bart werd van mij afgetrokken door Joep en Lars en toen werd ik in de sloot gegooid.

Rechter: Hoe ging dat?

Maik: Ik wou opstaan, toen werd ik de sloot in geslagen door Vincent.

Rechter: Uw vriendin was ook in de sloot beland?

Maik: Die was er door Vincent in geduwd.

Rechter: Toen bent u uit de sloot gehaald en uw vriendin ook.

Maik: Ik ben door Joep uit de sloot gehaald en met Lars in de richting van de woning gelopen. Lars was samen met Richelle, Joep iets eerder dan mij, omdat ik nog uit de sloot aan het klimmen was.

Rechter: En toen?

Maik: Toen ben ik naar de woning gelopen.

Rechter: Rechtstreeks? U heeft niks gedaan?

Maik: Ja.

Rechter: U was tegelijk met de anderen binnen?

Maik: Ongeveer één minuut na Richelle.

Rechter: In het dossier zitten veel verklaringen.

Maik: Dat zijn valse voorwendselen.

Rechter: Dat hebben wij gelezen. Het valt op dat als je die verklaringen leest van veel verschillende personen, ze niet allemaal gelijkluidend zijn op onderdelen. Over de sloot, het binnenkomen. Daar wordt wel door iedereen op gewezen en dan wordt er gezegd: er was veel gedronken en daardoor was het niet altijd even helder. De volgorde niet. De moeder van Glenn zegt dat uw vriendin al binnen in de woning was en uw vriendin aan het deppen was omdat ze een klap op haar oog had gehad, dat u dan pas binnen komt.

Maik: Ik ben uit de sloot meteen naar de woning gegaan. Lars en Joep waren op de oprit, Richelle was binnen.

Rechter: Er zijn verklaringen dat als u uit het water komt, u in de richting van Bart loopt en in een soort sprong met uw hand op zijn hoofd heeft geslagen.

Maik: Er zijn meerdere getuigen die dat tegenspreken, waaronder Jim en Lars.

Rechter: Die hebben het niet gezien.

Maik: Die spreken het tegen.

Rechter: Jim meent een mes in uw hand te hebben gezien.

Maik: Hij heeft iets zien reflecteren. Later werd het ineens een zwart mes. Ze zijn dingen zelf gaan invullen.

Rechter: Glenn zegt dat u dat voorwerp in zijn handen heeft geduwd.

Maik: De politie zegt tegen Kevin dat Glenn erover heeft verklaard. Ze houden hem valse dingen voor. Glenn heeft een mes aangewezen en gezegd dat hij dat van mij heeft gekregen. Dat is getest op dna en alles, maar daar zwijgt de officier over. Alles wat Glenn zegt wordt tegengesproken in alle andere verklaringen.

Rechter: Dat mes is door Kevin uit een tas gehaald, bij u in het toilet

Maik: Dat klopt.

Rechter: Die tas is onderzocht. Het mes is niet teruggevonden.

Er is onduidelijkheid over het mes, volgens Maik klopt er niks van, “het is giswerk.” Hij zet vooral vraagtekens bij Kevin, die een advocaat had meegenomen toen hij als getuige werd gehoord.

Maik: “Waarom moest hij vluchten naar België? Omdat hij als laatste het slachtoffer in elkaar heeft geslagen. De politie zei tegen hem: ‘Als we doorgaan wordt u verdachte in plaats van getuige.’ Alles is op mij gericht.

Rechter: U zegt: Kevin is degene die het wellicht gedaan heeft.

Maik: Dat vermoed ik wel.

Rechter: Er zijn ook taps en OVC-gesprekken (Opname Vertrouwelijke Communicatie).

Maik: Daar ben ik niet bij geweest.

Rechter: Joep verklaart dat hij het mes bij u in het chalet op de kast heeft gelegd. Toen de politie kwam was het weg.

Maik: Daar ben ik niet bij geweest, dat weet ik niet.

Rechter: Er zijn gesprekken over de airco en het mes, de ring, het geld.

Maik: Daarvoor moet je bij mijn ouders zijn, ik heb er geen gesprekken over gevoerd.

Rechter: Het zijn wel vreemde gesprekken.

(dit gaat over het wegwerken van het mes in de airco, wat tijdens afgeluisterde gesprekken besproken zou zijn) 

De advocaat-generaal vraagt: “U zegt dat u niet met het mes heeft gestoken, maar had u die avond wel een mes bij u?”

Maik: Nee. Alleen als ik aan het werk ben op de bouw heb ik een mes bij me, anders niet.

De rechter vertelt over de persoonlijke omstandigheden dat Maik een opleiding als timmerman heeft, dat hij altijd werk heeft gehad en verder wilde in glasvezel. Hij heeft bij Heineken gewerkt, heeft een goed inkomen, een goede jeugd gehad en had heeft sinds 3,5 jaar een vriendin. Hij heeft niet meegewerkt aan het psychiatrisch onderzoek in het Pieter Baan Centrum, hij is daar wel geobserveerd. In het verleden was adhd en een lichte vorm van autisme vastgesteld. Hij had hiervoor enige tijd in een instelling gezeten.

Rechter: Waarom?

Maik: Voor spraak en adhd.

Rechter: En agressietraining?

Maik: Ja, en speciaal onderwijs.

Rechter: U heeft ook een keer verklaard: als ik kwaad was, kon ik echt ontploffen.

Maik: Dat was voor mijn twaalfde, daar heb ik verder nooit last van gehad.

Rechter: U hebt weinig vertrouwen in mensen.

Maik: Niet in iedereen. Als ik ze ken vertrouw ik ze.

Rechter: Eigenlijk vertrouwt u alleen uw vriendin volledig.

Maik: Dat is op emotioneel gebied. Je gaat niet met iedereen diepe gesprekken hebben over je privéleven.

(Hij zit inmiddels bijna twee jaar vast. In de gevangenis is hij vooral aan het werk. Dat doet hij graag.)

Rechter: Als u eruit zou komen, hoe ziet u de toekomst voor u?

Maik: Dan kan ik meteen terug bij mijn werk.

Rechter: En anders?

Maik: Dan kan ik nooit meer werken en dan wordt het een probleem met de maatschappij, dan word ik nergens aangenomen, dan wordt het uitkering.

(gelach op de publieke tribune)

Rechter: Heeft u zelf nog onderwerpen?

Maik: Alle getuigen van de tegenpartij zijn nog steeds mijn vriendin en zusje en andere mensen aan het bedreigen. Dat moet eens een keer afgelopen zijn. Daar zijn aangiftes voor gedaan, maar is allemaal niet relevant voor justitie.

Advocaat Westendorp: Hij vangt overal bot, er volgen op de aangiftes geen acties. Cliënt en Richelle hebben aangifte gedaan van mishandeling, waarbij ze slachtoffer zijn, maar de officier van justitie was snel met de beslissing daar niets mee te doen. Er is een artikel-12 procedure gestart, daar heeft het hof negatief op beslist, hij voelt zich behoorlijk rechteloos. Richelle is mishandeld, daar is nooit op ingesprongen, hij krijgt niet meer vertrouwen in de mensheid en dat begrijp ik volledig.

Mariët, zus van Bart, maakt als eerste gebruik van het spreekrecht. Ze is heel emotioneel en huilt zo dat ze soms even moeilijk te verstaan is.

“Voor de achtste keer is er een volle zaal, nu voor een overbodig hoger beroep. Voor de tweede keer maak ik gebruik van het spreekrecht. Het is heel kloten, maar het is enige wat ik voor Bart kan doen.

Bart bracht mij naar het vliegtuig voor mijn stage in Brazilië. Het was de laatste keer dat ik hem in leven heb gezien. Toen belde papa dat Bart was neergestoken en dat het er niet goed uitzag. Ik kocht een ticket en ging de volgende dag naar huis. Op Schiphol kwam papa mij ophalen, hij moest huilen, mijn wereld stortte in. Bart, mijn lieve kleine broertje, ik was te laat.

Bart had een groot hart, veroordeelde mensen niet, wat ze hem ook geflikt hadden. Ook als ik in het buitenland zat, was er altijd wel even contact. In het ziekenhuis kon ik niet anders dan schreeuwen en huilen, hij was nog warm toen ik hem knuffelde. Na paar minuten werd hij door de politie in beslag genomen, we hadden niks meer te zeggen, we moesten maar naar huis gaan, het was heel bizar.

Ik heb een vuur voor Bart gemaakt, dat heb ik tot na de crematie aangehouden. Mijn ouders hebben gezien hoe hun zoon van 21 in een zwarte lijkzak werd gerold. Toen we hem terugzagen, zag hij er beter uit dan in het ziekenhuis, maar ook heel dood.

Het leven is niet leuk meer, het heeft geen inhoud meer. Voor andere mensen gaat het door, voor ons staat het stil. Er zullen leuke momenten zijn, maar altijd zwartomrand. Iemand anders heeft hem willens en wetens dodelijk verwond door een laffe actie, een mes in zijn rug, dat had hij niet verdiend. Hoe moet het zijn voor de omgeving van de dader? Ik blijf niet snappen dat ze zeggen dat iemand anders mijn broertje heeft doodgemaakt. Ik hoopte elke elke keer op zitting dat ik het echte verhaal zou horen.

Had Bart zich er maar niet mee bemoeid, was hij maar gewoon naar huis gegaan. Hij probeerde naar huis te gaan, hij zat al op zijn fiets. Was ik maar twee dagen eerder van vakantie teruggegaan. Maar hij is dood.”

De vader van Bart:

“Onze Bart is dood. Het lijkt de dag van gisteren dat hij met al zijn energie in ons midden was. Een jong mens op weg naar volwassenheid, altijd met iets bezig. Hij was net geslaagd voor zijn rijbewijs, hij reed honderd kilometer voor een hamburger, daar moest geld bij. Hij was bezig uit te groeien naar een volwassen kerel. Had eindeloze fantasie, humor, tomeloze energie.

Hij was 21. Een leeftijd waarop pa en ma een stapje terug toen, het opvoeden is voorbij, er is alleen levenslang adviseurschap voor je kinderen. Maar soms duurt levenslang maar een paar maanden.

Laf in zijn rug gestoken. In diepe coma op intensive care. Zal hij het overleven? Hoe zal hij eruit komen? Zijn zus zit in Brazilië. Het gaat niet eerder. Wij overnachten in het ziekenhuis. Het gaat niet goed, ze kunnen niets meer doen. We zijn bij hem gaan zitten. Toch weer een operatie, een sprankje hoop. Zijn toestand blijft kritiek. Stabiel, naar omstandigheden goed.

Op dinsdagmorgen zijn er geen onverwachte dingen gebeurd. Mariët zal op Schiphol aankomen. De hersenen zijn getest. Positief. Weer een operatie. Mariët is voor een  tussenlanding in Madrid, de situatie is stabiel, maar tijdens mijn gesprek met Mariët krijgt Bart een hartstilstand. Even later is er de chirurg: hij wordt gereanimeerd. Snel naar hem toe. Weer aan reanimeren.

Mariët spreekt in dat ze moet inchecken.

Zijn hart is op gang, kort daarna valt hij weg, hij wordt weer gereanimeerd, er wordt van alles geprobeerd. tot drie keer toe wordt gevraagd of iemand nog suggesties heeft.

Een broeder komt naar ons toe. We moeten afscheid nemen van Bart. We zitten er verslagen bij, ontroostbaar. Bart dreigt in beslag te worden genomen voor onderzoek, ook dat nog.

Ik wil Mariët ophalen. Greetje probeert alles te doen om Bart in het ziekenhuis te laten blijven, dat Mariët nog kan voelen dat hij warm is. Jet en Henk mogen niet meer bij hem zijn. Wat een onzin.

Terug naar Nijmegen, Mariët kan nog net even afscheid nemen. Na drie dagen ziekenhuis zijn we verdoofd. Bart wordt  thuis afgeleverd. Wie heeft dit gedaan en waarom?

De verdachte wordt gearresteerd. Uit de media en van vrienden horen we wat er is gebeurd. Er volgt een periode met zittingen. Ronduit verschrikkelijk. Elke keer weer twijfel zaaien, dat vrienden van Bart het hebben gedaan, verhalen in de lucht, nergens op gebaseerd, scenario’s met klinkklare onzin, een spel dat ze spelen tijdens zittingen, respectloos naar ons als nabestaanden, ook naar het Hof, alsof ze in een toneelstuk meespelen.

De ouders spelen ook mee, zijn er trots op. Het mes is weggegoocheld, de vriendin is zielig: normen en waarden zijn ver te zoeken. Ze heeft zelf Bart aangevallen. Zeg gewoon dat je het gedaan hebt en onderga je straf. Onze Bart is dood.

Ons leven voor de dood van Bart was een dikke zeven, misschien een acht. Daar is nu nog een magere vier van over. We moeten nu met de nieuwe situatie om leren gaan. Wij houden hier de rest van leven last van, dat doet ons heel erg veel pijn. Dat zal niet afnemen, we moeten ermee leren omgaan, dat is ons lot.

We betreuren de houding van de dader en zijn  omgeving, en denken dat hij na uitzitten van zijn straf op de oude voet verder gaat. Inclusief messen. We hopen dat dat moment van terugkeer zo lang mogelijk zal duren, hij zal een gevaar zijn.

Ons dagelijks leven is ver in kwaliteit teruggegaan. Ons is niet iets overkomen, er is ons iets aangedaan. Onze Bart is doodgestoken. Familie, vrienden en kennissen die hem nooit meer terug hebben gezien. Onze Henk wilde een handeltje met hem opzetten, moeder moet alles maar accepteren, vader mist hem en dat doet elke dag pijn. Ik wil er graag met rest van gezin het beste van maken, maar dat valt niet mee, we moeten maar afwachten hoe dat gaat.

(Met gebroken stem): Hoe graag zouden we nog een keer met hem kunnen praten, plannen maken, maar dat gaat niet. Onze Bart is dood, heel laf van achteren neergestoken in zijn rug.”

Er is een schadevergoeding toegekend, voor de begrafeniskosten, van 7040 euro.

De advocaat-generaal eist, net als eerder bij de rechtbank, elf jaar. Toen werd het negen jaar.

Bij de rechtbank had Maik een andere advocaat, in hoger beroep is het Ad Westendorp. Die brengt in zijn pleidooi naar voren dat er veel onduidelijkheid is over de toedracht, dat er geen technisch bewijs is en dat er niemand is die helder verklaart Maik  te hebben zien steken. De indruk bestaat dat de anderen hebben afgesproken zijn cliënt te beschuldigen en dat de politie geen serieus onderzoek heeft gedaan naar andere scenario’s.

Het helpt niet. De uitspraak, twee weken later: elf jaar. Het hof acht Maik schuldig en overweegt dat negen jaar te weinig recht doet aan de ernst van het delict. Advocaat Ad Westendorp zou de uitspraak niet meer meemaken: hij overleed op 7 december aan een hartstilstand.

 

Drugsgeld in kiprollade: van parenclub naar de tropen

$
0
0

Hoe breng je miljoenen aan drugsgeld van Nederland naar Venezuela, buiten het zicht van de douane? Omwisselen in grote coupures bij een parenclub in Roermond, invriezen in kiprollades, en dan per container van Rotterdam naar Aruba. Daar kraait geen haan naar. Vooral niet als het via gerenommeerde bedrijven gaat van te goeder naam en faam bekendstaande ondernemers. Zoals Manuel H. van het veelgeprezen restaurant Madame Janette op Aruba en het vleesverwerkend bedrijf van top-zakenman Hennie van Rey uit Roermond, broer van de bekende politicus Jos van Rey. Toch ging er iets mis. Een afgeluisterd telefoontje zette de politie op het spoor van de geldsmokkel en toen was het een kwestie van tijd voordat de val dichtsloeg.

Het was een exotische route die het geld volgde dat in bevroren kiprollades van Nederland naar Venezuela werd gesmokkeld. Het zwarte geld – vermoedelijk afkomstig van drugshandel – bestond uit kleinere coupures. Bij saunaclub Yinyang in Roermond werd het omgewisseld voor briefjes van 500 euro. Saunaclub klinkt alsof je daar op zijn Scandinavisch gezond loopt te zweten, maar de sauna is bijzaak: het is vooral een parenclub, waar ook alleenstaande heren welkom zijn – tegen betaling. Dames genoeg, vooral van Oost-Europese komaf. Zij willen, wederom tegen betaling, best ‘paren’ met de vrijgezelle heren dan wel echtgenoten die hun trouwring even hebben afgedaan. Zo kom je gemakkelijk aan biljetten van 500 euro: veel van deze bronstige heren zijn zakenmensen met toevallig heel veel briefjes van 500.

Dat het een club in Roermond was, is niet geheel toevallig: dit is ook de bakermat van zakenman Hennie van Rey (76), broer van de niet geheel onomstreden politicus Jos van Rey, de onbetwiste politieke koning van het zuiden in het algemeen en van Roermond in het bijzonder. Hij had overigens niets met deze zaken van zijn broer te maken.

Fataal telefoontje

In juni 2015 lopen Hennie van Rey en zijn kornuiten tegen de lamp. Toevallig. Er draait dan al een hele tijd een onderzoek van de DEA, de Amerikaanse narcoticabrigade, naar een grote internationale drugsbende. In dit onderzoek worden telefoongesprekken afgeluisterd en zo komt op een goede dag een gesprek op de lijn tussen Hennie van Rey en zijn kompaan Manuel H., beiden geworteld in het Limburgse, maar beiden in zaken op Aruba. In dat gesprek hebben ze het over het verstoppen van geld in kiprollades. De Amerikanen spitsen hun oren en het onderzoek wordt uitgebreid met een Arubaans en Nederlands takje, dat gaat draaien onder de naam Tunis.

Op de voorgrond het strand van Aruba naast de haven van Barcadera, op de achtergrond Venezuela

Exotisch blijft het: van de erotische club in Roermond, via de diepvries van Van Rey, naar een Venezolaanse drugsbende die zich bedient van de naam Los Chici. Van Venezuela naar Aruba en Curaçao is het maar een klein eindje. Aan de kust van Aruba, bij de haven waar de containers aankomen, kun je Venezuela zien liggen. Alle kans dat die Venezolaanse bende heel veel Antilliaanse trekjes heeft. In elk geval de naam: Chici is de naam van de oudste dochter in een Caribisch gezin. Die is meestal belangrijker dan de vader: op de Antillen zijn maar weinig gezinnen met een vader en een moeder die van trouw- tot sterfdag bij elkaar zijn. Veelal is het de moeder die met hulp van de oudste dochter de opvoeding van de kinderen voor haar rekening neemt. Vanaf 2008 staat ‘de Chichi’ ook voor een ander begrip op Curaçao: poppetjes met een voluptueus vrouwenfiguur, met rondingen zoals Caribische vrouwen (en mannen) die graag zien. Ontworpen door kunstenares Serena tijdens een art workshop op Landhuis Bloemhof.

Hennie van Rey woont al jaren in België, maar hij heeft verschillende bedrijven in verschillende landen en steden. Als hij in december 2017 bij de rechtbank in Zwolle terechtstaat, blijkt dat de witwaspraktijken vermoedelijk al sinds 2013 aan de gang waren, maar hij vertelt er niet veel over. Behalve dat hij er spijt van heeft. Het blijft ook tamelijk onduidelijk waar het geld precies vandaan kwam en waarom Hennie het nodig vond zich hiermee in te laten: “Ik kan u er geen zinnig antwoord op geven,” zegt hij tegen de rechter.

Het liep via Ramon H., op Aruba. Geboren in het onder de rook van Roermond gelegen Herten. Hij was samen met Hennie van Rey de drijvende kracht achter de geldsmokkel. Volgens justitie ging het om een tranport waarbij voor 2,8 miljoen euro via kiprollades naar Venezuela moest worden doorgesluisd. Afnemer: een bedrijf op Aruba dat de kiprollades had besteld. Op het eerste gezicht niet verdacht: Ramon H. heeft zelf een horecapoot in Oranjestad, de hoofdstad van Aruba. Dat is het grote, drukbezochte gerenommeerde restaurant Madame Janette, niet te verwarren met de loeischerpe Surinaamse pepersoort Madame Jeanette. Avond aan avond weten lokale Arubanen, toeristen en de Nederlandse bewoners van het eiland de weg te vinden naar deze kleurrijke gelegenheid.

Het was listig opgezet en voor de douane niet te traceren. De bundels met 500-euro-biljetten waren verstopt in het binnenste van de rollades, die daarna werden ingevroren. Als Hennie en Ramon niet zo slordig waren geweest hun zaakjes over de telefoon te bespreken, waren ze waarschijnlijk nooit ontdekt. Er waren maar heel weinig mensen op de hoogte van deze even simpele als doeltreffende smokkeloperatie. Aruba zou overigens slechts tussenstation zijn: het geld was bestemd voor afnemers in Venezuela, de organisatoren van de drugstransporten. Vermoedelijk werd het geld er op Aruba uitgehaald, waarna het simpel met een boot naar Venezuela kon worden gebracht. Van daaruit zou het via allerlei kanalen worden gewisseld voor dollars, of bitcoins, en uiteindelijk waarschijnlijk grotendeels terechtkomen in Colombia, hofleverancier van cocaïne.

De Koffiedrinker

Niet ieders rol is helemaal duidelijk, maar kleurrijk en exotisch blijft het. Zo was er een voorname rol weggelegd voor Aquiles C., een Arubaan uit Vught. Met zijn 69 jaar ook niet meer de jongste. Hij staat bekend als De Koffiedrinker. Hij is degene die de miljoenen cash aan Diana G., de 49-jarige ex-vriendin van Hennie van Rey, zou hebben overhandigd. Justitie heeft bewijs dat ze twee keer contant geld aannam bij het Designer Outlet Center (DOC) in Roermond, het bedrijf van De Koffiedrinker. Of dit was vóór of na het omwisselen bij Yinyang is nog wat onduidelijk, maar het was wel Hennie van Rey zelf die de biljetten van 500 euro in de rollades stopte. Dat was nog een aardige klus, daar is hij maanden mee bezig geweest. Kiprollades worden gemaakt van ‘gruis’: vlees dat van de botten overblijft nadat de filetjes, de poten, de vleugels en de andere handzame onderdelen van de slachtkip zijn verwijderd. Dat overblijfsel wordt vermalen tot een soort bouillon en daarna geperst. De geldbiljetten waren in pakketjes vacuum verpakt: er mocht uiteraard geen vocht bij komen. Ook dit gebeurde allemaal zonder dat er een haan naar kraaide: in de bedrijven van Van Rey zijn zulke vacumeermachines standaard aanwezig.

Ramon H., eigenaar van het al genoemde restaurant, was op Aruba de ontvangende partij. Voor hem was het een koud kunstje de schat uit de bevroren rollades onopvallend tevoorschijn te toveren. Hij zou samen met Rupert G. (‘Betty’), een 72-jarige Arubaan die al eerder met justitie in aanraking was geweest vanwege witwassen van drugsgeld, de drijvende kracht achter het hele geldtransport zijn geweest. Rupert is eerder veroordeeld voor het witwassen van drugsgeld door middel van containertransporten. Bij hem thuis op Aruba zijn bij de invallen ook tassen vol cashgeld gevonden. Rupert onderhield de contacten met José de S., een 49-jarige Nederlander die enkele maanden per jaar in Venezuela doorbrengt en die wordt gezien als de tussenpersoon naar de Venezolaanse bende.

Het Amerikaanse onderzoek naar drugstransporten en witwassen begon al in 2013. In dat onderzoek kwam de naam van Ramon H. bovendrijven. De kiprollades en de connectie met Hennie van Rey kwamen pas aan het licht toen Hennie van Rey op 9 juni 2015 vanuit Nederland met Ramon H. op Aruba aan het bellen was. De telefoon van Ramon stond onder de tap. “Alles perfect,” zei Hennie. Hij was op dat moment klaar met het wegwerken van het geld in de rollades. In totaal had hij in de voorgaande maanden persoonlijk voor 2,8 miljoen euro bij zijn vleesbedrijf Castimex de biljetten verpakt in de kiprollades. Het was nu gereed voor transport, het kon de container in en – blijkt uit een reconstructie van dagblad De Limburger – zo werd een paar dagen later de container met het nummer ‘CXRU1536797’ op de boot ‘Hellas Reefer’ geladen en vertrok de bevroren schat naar de Nederlandse Antillen. Van Rey reisde zelf ook af naar Aruba om een oogje in het zeil te houden. Niet wetend dat hij zelf op de voet werd gevolgd door Amerikaanse en Nederlandse rechercheurs.

Onder leverworstjes

Een dag voordat de container arriveert in de Arubaanse haven Barcadera, aan de westkust, het dichtst bij Venezuela, slaan de Nederlandse en de Arubaanse opsporingsdiensten toe. Ook de Belgen worden erbij betrokken, omdat Van Rey in Lanklaar woont en hij op een industrieterrein in Bree een grote bedrijfshal heeft. In Roermond zijn er invallen bij vleesbedrijf Castimex, in het woonhuis van zijn ex-vriendin Diana P.; bij het woonhuis van de zus van Ramon H. en bij het wijnbedrijf van zijn broer. In deze woningen wordt ruim 650.000 euro aan cashgeld aangetroffen, maar zij worden niet gerechtelijk vervolgd en schikken de zaak met het Openbaar Ministerie. Hennie van Rey wordt op Aruba aangehouden. De volgende dag blijkt het een heterdaadje: de container is dan gearriveerd en als de lading wordt onderzocht, komen de goed gevulde kiprollades tevoorschijn, onder een lading leverworstjes. Met de ruim 2,8 miljoen euro aan cashgeld.

Van Rey kan moeilijk anders dan bekennen. Hij vertelt ook dat hij eind 2014 met behulp van dezelfde constructie 4 miljoen euro cash naar Aruba had gesmokkeld. Hij wordt na een paar dagen onder begeleiding van justitie teruggebracht naar Nederland. In februari 2016 mag hij de gevangenis verlaten. Na het betalen van een borgsom van 100.000 euro mag hij de tijd tot aan het proces in vrijheid afwachten.

“Stommiteiten”

Dat proces begint in december 2017 bij de rechtbank in Zwolle. Van Rey geeft als verklaring dat hij spijt heeft van de “stommiteiten” die hij heeft begaan en hij zegt dat hij het vreselijk vindt wat hij heeft aangericht, voor zijn familie, zijn dochters en zijn bedrijf. “Ik snap het nog steeds niet.”

José de S. is in Venezuela aangehouden en zat daar maandenlang vast voordat hij wordt uitgeleverd aan Aruba. Hij ontkent elke betrokkenheid en zegt dat hij geen banden heeft met enige Venezolaanse organisatie. José de S. zat negen maanden onder erbarmelijke omstandigheden in een Venezolaanse cel voordat hij naar Aruba werd overgeplaatst. Eenmaal op Aruba moest hij in de beruchte gevangenis KIA blijven zitten, terwijl de andere betrokkenen al vrij waren in afwachting van de behandeling van de zaak.

Uit het onderzoek bleek dat de in juni 2015 onderschepte container er één was uit een totaal van tien die sinds 11 december 2013 van Roermond naar Aruba waren verscheept. Acht van die ladingen waren met kiprollade. Manuel H. en Hennie van Rey kregen 8 procent commissie, de anderen 4 procent. De officier van justitie had berekend dat er via acht koelcontainers een totaal van 44 miljoen euro was verscheept. Bij Manuel H. was op Aruba anderhalf miljoen aan Arubaanse guldens in beslag genomen (driekwart miljoen in euro’s). Bij José de S. 1,4 miljoen gulden en Rupert G. moest 670.000 gulden afstaan plus de 280.000 euro die in het plafond waren gevonden.

Kale kippen

De 2,8 miljoen euro die in de container was gevonden, werd ook verbeurd verklaard. Hiervoor heeft zich geen ‘wettige eigenaar’ gemeld. De vraag is wel of de Nederlandse en Arubaanse betrokkenen klaar zijn als de zaak met justitie is afgewikkeld. Zowel bij Hennie van Rey als bij Manuel H. is het duidelijk dat geen van beiden kale kippen zijn bij wie niks meer te plukken valt. Los Chichi’s zijn hun 2,8 miljoen euro kwijt en het zou zomaar kunnen dat ze iemand verantwoordelijk gaan stellen voor dit verlies.

De drie mannen die op Aruba terechtstonden zijn veroordeeld tot celstraffen van vijf jaar. De zaak tegen Van Rey loopt nog. Bij de rechtbank in Zwolle zei hij dat hij zelf niet snapt waarom hij aan die geldtransporten heeft meegewerkt. “Daar kan ik u geen zinnig antwoord op geven,” zei hij.

 

Ron P. : de onwaarschijnlijke moordenaar van Anneke van der Stap

$
0
0

Hoeveel toeval kan een mens verdragen? Ron P. (42) uit Delft is veroordeeld voor de moord op Anneke van der Stap (22) in Rijswijk, op 12 juli 2005. Wie het dossier leest kan moeilijk anders dan tot de conclusie komen dat het heel onwaarschijnlijk is dat hij de echte dader is, maar dat de rechters in hoger beroep niet konden leven met het toeval en met een kromme stok (de rammelende verklaring van een oplichter) een rechte slag wilden slaan. Terwijl de echte dader nog steeds voor het grijpen moet zijn. Of je moet het volstrekt logisch vinden dat iemand die een jonge vrouw heeft vermoord een uurtje later met de van haar gestolen bankpas bij een benzinestation twee broodjes en een ijsje chipt.

Op 11 juli 2005 om 21.27 uur neemt Anneke van der Stap uit Rijswijk in Enschede de trein naar Den Haag. Om 00.03 uur is ze te zien op camerabeelden van het Centraal Station, daarna neemt ze vermoedelijk tramlijn 17 die om 00.14 uur vertrok en om 00.25 uur aankwam op de halte aan de Van Vredenburchweg waar Anneke normaal gesproken uit zou stappen, dichtbij huis. Maar ze komt nooit meer thuis. Pas op 22 juli wordt haar lichaam in de bosjes langs het Jaagpad in Rijswijk gevonden. Misschien seksueel misbruikt, maar haar kleren waren meteen gewassen en ook verder werden er geen bruikbare dna-sporen aangetroffen.

Rechtsonder het Jaagpad en (groen) de bosjes waar Anneke is gevonden. Iets daarboven de tramhalte waar ze vermoedelijk is uitgestapt. Linksboven de Van Vredenburchweg waar ze naar toe moest

Pas veel later blijkt dat er een getuige in de buurt was die haar nog heeft gezien en het idee had dat er iets niet goed was. Dan blijkt ook dat het aannemelijker is dat Anneke een tram had genomen waarmee ze in de buurt van het Jaagpad was beland. De politie houdt dit ook aan als mogelijk scenario: dat ze tram 1 heeft genomen, in slaap is gevallen en bij de halte Vlietbrug is uitgestapt en via het Jaagpad naar huis wilde lopen. Dat klopt met het verhaal van jogger Marc.

Hij meldt zich in september bij de politie om te vertellen dat hij denkt dat hij Anneke daar die nacht is tegengekomen. Dat moet omstreeks 00.40 uur zijn geweest. “Op de terugweg liep ik over de Tinbergenstraat. Op de hoek van de Tinbergenstraat met het Jaagpad, aan de kant van het viaduct, zag ik een meisje lopen. Zij kwam uit de richting van het viaduct en liep in de richting van de Limpergstraat. Zij liep aan de zijde van de bosschages. Zij liep alleen.”

Hij zag daar ook een verdachte man in een auto (‘een buitenlands type’) die zijn gezicht wegdraaide toen hij passeerde. Toen hij een paar honderd meter voorbij de auto was, hoorde hij een gil. Hij liep terug en constateerde dat zowel het meisje als de automobilist verdwenen waren. Hij dacht dat ze ‘om privéredenen’ de bosjes in waren gegaan. Hij probeert het kenteken te onthouden, schrijft dat op als hij thuis komt, maar later blijkt dat dit niet klopt. De beschrijving die hij van het meisje geeft past naadloos op Anneke.

Het onderzoek levert niets op. Totdat op 20 mei 2008 – bijna drie jaar later – Ron P. in beeld komt. Hij zit op dat moment vast voor de moord op Christel Ambrosius in Putten, uit januari 1994. Er was een match met zijn sperma. In het in december 2017 verschenen boek Dubbel gedwaald betoogt wetenschapsfilosoof Ton Derksen dat Ron P. niet de echte dader is in deze Puttense moordzaak en evenmin in de Rijswijkse moord. Ron P. zou de pech hebben gehad twee keer te dicht bij een moordzaak te zijn geweest: hoeveel toeval kan er zijn?

Het staat in elk geval vast dat de naam van Ron P. pas valt in de zaak van Anneke van der Stap, als hij al is aangehouden voor de Puttense moord en vrijwel iedereen ervan overtuigd is dat hij de lang gezochte moordenaar van Christel is. Vast staat ook dat er inderdaad een connectie is met ‘Anneke’: hij kwam vaak met zijn oude bestelbus op het Jaagpad, in de buurt van de plek waar ze vermoedelijk verdween en waar ze is gevonden. Hier heeft Ron zijn vaste visplek. En het meest belastend: hij bleek enkele uren na de verdwijning van Anneke met haar chipknip een paar broodjes en een ijsje te hebben gekocht bij een benzinestation. Bovendien had hij spullen in zijn bezit die van Anneke waren geweest. Waaronder de harde schijf van haar laptop en een usb-stick. Praat je daar maar eens onderuit…

Ron P.

“Helaas” vrijspraak

Toch lijkt dat in eerste instantie te lukken. De rechtbank spreekt hem vrij. De rechtbank overweegt dat “helaas” niet kan worden vastgesteld wie Anneke om het leven heeft gebracht. Het bewijs is ontoereikend. De paar getuigen die deze nacht in de buurt waren, hebben Ron daar niet gezien. Een van de getuigen is een politieman die hier een afspraak had met iemand (vermoedelijk een informant). Die zag wel de jogger, niet Ron. Noch zijn opvallende bestelbus. Bovendien had die politieman ‘een verwilderde man’ uit de bosjes zien komen. Dat was ook niet Ron, maar wie wel? Die persoon is nooit gevonden.

In hoger beroep moet het bewijs ergens anders vandaan komen. Dat komt het dan ook. Er had zich een medegedetineerde gemeld met het verhaal dat Ron in de gevangenis aan hem had opgebiecht dat hij Anneke had vermoord, met tal van details en ‘daderkennis’. Probleem was dat deze medegedetineerde – Rob van H. – een soort ‘beroepsverklikker’ was. Meermalen veroordeeld voor oplichting,

TROS Opgelicht! wijdde een programma aan hem. Hij deed zich voor als miljonair, als sponsor van darter Raymond van Barneveld en als eigenaar van een SM-club. Ook bood hij huizen in Saint Tropez te koop aan en vertelde hij dat hij de buurman van Herman Heinsbroek was. Ook werd duidelijk dat hij inzage had gehad in het dossier dat Ron in zijn cel had en dat hij daaruit zijn ‘daderkennis’ had geput. De rechtbank serveerde hem af en vond het als wettig b ewijsmiddel onvoldoende, het gerechtshof oordeelde anders en vond deze getuige betrouwbaar genoeg. In 2005 had Rob van H. zich ook al eens opgeworpen als reddende engel in een andere moordzaak bij een ander hof.  Toen zou de verdachte tegenover medegedetineerde Van H. de geruchtmakende moord op de 13-jarige Sedar Soares hebben opgebiecht, maar het hof stelde vast dat de verdachte alleen papiemento kon spreken, terwijl Van H. alleen Nederlands spreekt.

De Kappaman

Wat is er die nacht dan wel gebeurd en hoe kwam Ron in het bezit van die o zo belastende spullen van Anneke? Hier komt een andere getuige naar voren die in de nacht van de moord net als Ron aan het spoken was. De Kappaman. Door de politie zo genoemd vanwege het merk van zijn jack. Ron en de Kappaman kennen elkaar goed. Als voormalige buren en van de handel.

Ze zijn die nacht samen in het BP-station aan de Statenlaan in Scheveningen waar Ron om 02.36 uur en 02.45 uur twee keer met de bankpas van Anneke chipt: eerst twee broodjes, dan een ijsje. Terwijl hij hier binnen is, komt de Kappaman om 2.42 uur binnenlopen. Hij verlaat de winkel om 02.45 uur, kort daarna loopt Ron ook naar buiten en daar hebben ze nog een tijdje staan praten.

Ron was die avond met zijn bus naar de markt in Harskamp geweest. Hij had meegeholpen met het afbreken van kramen en was naar Scheveningen gereden en was naar zijn zeggen op de Strandweg de Kappaman tegengekomen, van wie hij wel vaker handel kocht.

Anneke’s spullen

Ook dit keer heeft de Kappaman spullen in de aanbieding: dekbedovertrekken “en een plastic tas, wit zonder opdruk, met daarin een externe harde schijf.” Ron koopt het voor 150 euro en legt de spullen in de auto. Dan zegt de Kappaman dat hij een pinpas heeft gevonden waar hij niets mee kan omdat hij de pincode niet heeft. Omdat het een chipknip is, neemt Ron de pas mee en koopt hij er de broodjes en het ijsje mee in het BP-station, niet ver van de Strandweg, waar de Kappaman later die nacht ook weer binnenkomt.

De Kappaman wordt getraceerd en verklaart dat hij Ron niet kent en niks met de spullen te maken had. Niet zo vreemd: hij zou zomaar zelf als verdachte kunnen worden aangemerkt. In een gedetailleerde analyse toont Derksen aan dat de verklaringen van de Kappaman tegenstrijdig zijn en niet kunnen kloppen, maar dat het Hof de geloofwaardigheid van oplichter Rob van H. en de Kappaman nodig heeft om tot een veroordeling te kunnen komen. Uit de reconstructie van de tijdlijn van Ron, die avond, blijkt dat het vrijwel onmogelijk was voor Ron om met zijn bestelbus al rond kwart voor één ’s nachts in de buurt van het Jaagpad te kunnen zijn geweest.

“Dat vuil”

Dat de Kappaman probeert Ron de schuld in de schoenen te schuiven om zelf niet als verdachte in aanmerking te komen, ligt voor de hand. Maar is hij de moordenaar? Dat is bijna even onlogisch als dat het Ron is. Wie pleegt er een moord, neemt spullen van het slachtoffer mee en verhandelt die in de uren direct erna? Bovendien is er een opmerkelijk afgeluisterd telefoongesprek waarin de Kappaman zegt: “Toen kocht ik dat vuil.” Dat gaat over de spullen van Anneke.

Wie is de Kappaman? Toen de beelden van het BP-station op RTV West werden getoond, werd hij in Den Haag/Scheveningen door velen herkend als een hardcore gokverslaafde die kind aan huis was in een casino in Rijswijk, die vaak ruzie had met zijn vrouw omdat hij haar bestal en tot gekke dingen in staat was als hij met gokken had verloren.

Anneke’s telefoon

In zijn eerste verklaringen bij de politie zegt hij dat hij Ron P. niet kent. Pas als de politie hem confronteert met de beelden geeft hij toe dat hij Ron die nacht inderdaad heeft gesproken. Opmerkelijker: direct na het verhoor belt hij met zijn vriend Ali, die weet te vertellen dat de dader in de nacht waarop Anneke is vermoord om 02.13 uur twee keer heeft gebeld van het BP-benzinestation aan de Statenlaan met de telefoon van Anneke. Dat was te zien in een uitzending van Peter R. de Vries. De Kappaman herinnert zich dat blijkbaar. Hij zegt: “Toen kocht ik dat vuil, ja.” Vreemd genoeg blijkt uit dossier niet dat de politie aan de Kappaman heeft gevraagd waar hij was voordat hij aankwam bij het tankstation. Kwam het antwoord de politie slecht uit?

Anneke’s telefoon is nooit gevonden. Zat niet bij de spullen die Ron in zijn bezit had. Heeft Ron die telefoon in handen gehad? Om 02.13 uur is er twee keer geprobeerd te bellen met de telefoon. Een basisstation op de Westduinweg  In Scheveningen wordt aangestraald. Er is geen tegennummer: door gebrek aan beltegoed is de verbinding niet tot stand gekomen. De politie neemt aan dat Anneke wist dat ze geen beltegoed had en dat zij niet degene is die probeerde te bellen. Wie dan wel? Ron P. komt pas een half uur later aan bij het BP-station, buiten het bereik van die zendmast. 

Verwilderde man

De rechercheur die in de nacht van de moord in de buurt van de plaats delict was, verklaart dat hij rond het tijdstip van de moord tot twee keer toe ‘een verwilderde man’ uit de bosjes had zien komen. Er is een compositietekening van de man gemaakt. Uit een rechtbankverslag in De Telegraaf blijkt dat de politie toegeeft dat de ‘verwilderde man’ gelijkenissen vertoont met de Kappaman. Heeft de Kappaman een alibi? De politie lijkt er niet in geïnteresseerd.

Het doet erg denken aan de manier waarop er met de verklaringen van de jogger wordt omgegaan, wiens motieven om een verklaring af te leggen in twijfel worden getrokken. Dat het hem om het tipgeld te doen zou zijn, terwijl overduidelijk is dat het om een vermogend iemand gaat die alleen maar bang was zelf als verdachte te worden aangemerkt als hij zich als getuige zou melden. Getuigen die ontlastend verklaren voor Ron, worden weggemoffeld.

Marokkaanse jongens

Er is een ander scenario en het dossier biedt hiervoor een aanknopingspunt. Een getuige verklaart dat hij in de bewuste nacht “bij de eerste ingang van het station Centraal Station Den Haag, omstreeks 00.30 uur, twee Marokkaanse jongens zag staan in gezelschap van een Indisch/Chinees meisje, die met elkaar stonden te praten. Uit wat ik zag kreeg ik de indruk dat er spanning was tussen het meisje en de jongens. Ik zag dat een van de jongens wees in de richting van geparkeerde auto’s, schuin voor de ingang, net voor de fietsenstalling. Ik zag dat het meisje drie à vier keer wees in tegenovergestelde richting, waar de tram rijdt. Ik hoorde dat zij op ruzieachtige toon met elkaar spraken.”

De getuige denkt dat het meisje Anneke van der Stap was: hij herkende haar “toen hij eerder dit jaar oppervlakkig keek naar een programma op televisie, Vermist of zo,” maar hij wilde dat niet verklaren “omdat hij bang was voor represailles in het geval hij het toch niet bij het juiste eind had.”

Wie van de drie?

Het staat niet vast dat Anneke slachtoffer is geworden van een zedenmisdrijf, het heeft veel meer weg van een roofmoord. Het was warm in die julidagen. Toen haar lichaam werd gevonden was het al in vergaande staat van ontbinding. Bovendien had Anneke al haar kleding nog aan. Er zijn drie min of meer logische scenario’s.

De laatste beelden van Anneke op 11 juli 2005

Scenario 1

De eerste gedachte destijds was dat iemand die Anneke had gezien met haar laptop, haar vanaf het Centraal Station was gevolgd en had beroofd. Dat past in het scenario van de Marokkaanse jongens die de geroofde spullen aan de (eveneens Marokkaanse) Kappaman zouden hebben verkocht. Maar hoe kwam Anneke dan in de buurt van het Jaagpad verzeild? Dat is vanaf het Centraal Station een afstand van zo’n vijf kilometer. Anneke moet haast wel met een tram zijn gereisd. Dan zouden straatdieven haar zijn gevolgd in de tram, hebben beroofd toen ze was uitgestapt, vermoord en daarna haar spullen hebben verkocht aan een heler. 

Scenario 2

Jogger Marc zag Anneke en een man, met een auto, in de buurt van de plaats delict. Hij hoorde een gil, vertrouwde het niet. Uit zijn beschrijving valt op te maken dat het een Marokkaanse man zou kunnen zijn. Ron was het in elk geval niet. Dan zal het zo zijn gegaan: Anneke was om wat voor reden dan ook uitgestapt bij een tramhalte bij het Jaagpad, in plaats van die aan de Van Vredenburchweg dichtbij haar huis. Dit klopt met wat jogger Marc zag: hij zag haar lopen bij het Jaagpad, in de richting naar huis. Nog best een heel eind lopen: bijna twee kilometer. Het Jaagpad is een duistere plek. Kennelijk ook een afspreekplek, waar zowel onverlaten als joggers als politiemensen ’s nachts passeren. Het ‘nachtmerriescenario’ van jogger Marc is dat hij Anneke en haar moordenaar heeft gezien, dat de man haar de bosjes in heeft getrokken en vermoord om haar stil te krijgen, terwijl hij in de buurt was. De man zou de spullen van Anneke hebben meegenomen en aan een hem bekende heler hebben verpatst. Die ze op zijn beurt kort daarna doorverkocht aan Ron P.

Scenario 3

Ron P. is de dader. Hij moet Anneke zijn tegengekomen in de buurt van het Jaagpad, wat normaal gesproken zou kunnen: hij kwam daar vaker, hij sliep in zijn bestelbus. Maar dan moet hij in één streep, met behoorlijke snelheid, van de markt in Harskamp naar het Jaagpad zijn gereden en Anneke hebben vermoord en beroofd. Daarna moet hij dan naar de Strandweg in Scheveningen zijn gereden, waar hij de Kappaman heeft gesproken en later, in dezelfde buurt, opnieuw in het BP-station aan de Statenlaan. Van het Jaagpad naar de Statenlaan is een afstand van zo’n twintig kilometer.

Ron P. was kind aan huis bij het BP-station. Hij kwam er vaak ’s nachts. Hij wist dat er camera’s hangen, toch nam hij het risico iets te kopen met een bankpasje waarvan hij op z’n minst het vermoeden had dat het gestolen was, of waarvan hij wist dat het gestolen was: door hemzelf. De gewetensvraag die het gerechtshof zich ook moet hebben gesteld: wat is het meest logisch? Dat Ron die nacht van een heler gestolen spullen kocht, niet vermoedend dat dit afkomstig was van een enkele uren daarvoor vermoord meisje, of dat hij zelf zojuist die moord had gepleegd en nu met de buit bij zijn vertrouwde benzinestation, in het zicht van de camera’s, twee broodjes en een ijsje kocht? En een half uurtje daarvoor, op een andere locatie, helemaal uit de richting, ook  nog eens met haar telefoon zou hebben geprobeerd te bellen? 

Ron P. is voor de moorden op Christel Ambrosius en op die van Anneke van der Stap veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar. Een reportage over Ron P. en zijn betrokkenheid bij de Puttense moordzaak staat hier

 

 


‘Voetbaldochter’ Kimmie D. en de drugsbaron

$
0
0

Bij een grote internationale operatie wordt ‘de drugsbende van De Onderwijzer’ opgerold. Vanuit zijn met rolluiken geblindeerde villa in het hart van het Brabantse Sint Willebrord zou John H.(60) op zijn oude dag nog een organisatie hebben aangestuurd. Eén van de opgepakte verdachten is Kimmie, een jonge vrouw van wie de achternaam vooral bij voetballiefhebbers bellen doet rinkelen: Dusbaba. Vader John, geboren in de Haagse Schilderswijk, speelde in zijn gloriejaren bij Ado, Ajax, Anderlecht en in Oranje. Hoe raakte Kimmie verzeild in deze kringen?

 

“Het aftellen is begonnen. Volgende maand naar Thailand. We hebben er zo’n zin in!!!” Schrijft Kimmie Dusbaba op 8 januari op haar Facebook. “Me and my kids, who else? Nico, tot snel.” Of die reis er nog komt, valt te bezien: drie dagen na dit bericht werd ze aangehouden en zit ze voor minimaal 30 dagen vast in een Belgische cel. Zonder haar kids. De borgtocht is afgewezen.

“Nico, tot snel.” Dat is Nico van Empel. De hoofdpersoon uit het boek Haagse Penoze, waarin hij vertelt over zijn verleden met vrienden als seriemoordenaar Koos Hertogs, maar ook Johnny Dusbaba. De Haagse ‘kermisklant’ die het tot profvoetballer schopte, maar met zijn hart vooral in de handel was blijven hangen.

Een aardje naar haar vaartje? ‘De middenstand’ zit dochter Kimmie – geboren op 11 mei 1979 in het Belgische Asse – ook in het bloed. Haar grootste fout lijkt dat ze – zonder zich dat goed te realiseren – voor zaken in zee is gegaan met John H. uit Sint Willebrord. Even googelen had haar duidelijk kunnen maken dat hij al een hele carrière in de misdaad achter de rug had, als de leider van de roemruchte York-bende, maar dat deed ze kennelijk niet.

Volgens onze bron leerde ze John H. in 2016 kennen. Tegenover vrienden omschreef ze hem als “een grote kale man.” Ze wist niets van zijn verleden en kennelijk werd ze ook niet door anderen gewaarschuwd. Dat is minder opmerkelijk dan je zou denken: iedereen ging ervan uit dat John H. zich al heel lang had teruggetrokken uit het milieu en de ‘pater familias’ was van een gezellige Brabantse familie, met als centrale punt de villa in Sint Willebrord waar het een komen en gaan was van kinderen, kleinkinderen en vrienden.

Hoe en waar ze elkaar voor het eerst hebben ontmoet, weet onze bron niet, maar dat kan bij tal van gelegenheden zijn geweest. Kimmie begon in december 2012 met haar brasserie De Blauwe Regen in het Belgische Hoogstraten en ze runde in Dordrecht zonnebankcentrum Sun4all. In elk geval was er een klik en trokken John en Kimmie geregeld met elkaar op. Hij leende haar zijn dure Mercedes, ze gingen vaak samen uit. Tijdens een van de ontmoetingen had Kimmie het idee geopperd om net als in Dordrecht ook een zonnebankcentrum te beginnen in Baarle-Nassau, de Belgische kant van het grensdorp dat aan de andere kant Baarle-Hertog heet. In de zomer van 2017 was het zover en was Baarle-Nassau een Sun4all rijker.

Doos met videorecorder

Volgens onze bron was het zonnebankcentrum in België een idee van Kimmie, maar gezien de latere ontwikkelingen zal het niemand verbazen als de hint toch van John kwam. In elk geval: hij wilde haar wel helpen en gaf haar een flink bedrag. Te leen. Daar bleef het niet bij: hij zou haar met raad en daad terzijde hebben gestaan, bij van alles. Vooral met de administratie. Er moest een complete boekhouding worden bijgehouden, zowel van de zaak in Dordrecht als die in Baarle-Nassau. Dat zou John hebben geregeld, hij had daar zijn mensen voor. Van haar kant was Kimmie niet te beroerd een boodschapje voor hem te doen. Als ze zijn mooie auto te leen kreeg, moest er geregeld even een pakketje bij iemand worden afgeleverd. Een doos met een videorecorder, bijvoorbeeld.

Naast de zonnebankstudio’s was Kimmie de laatste maanden van het jaar bezig met vuurwerkhandel: Fireworks 4 all. Vooral in december had ze het daar stervensdruk mee: dat is 24 uur per dag doorpezen, dan ben je in januari wel aan een verzetje toe. Een uitje naar een oude bekende, Nico in Thailand.

Wat Kimmie niet wist, was dat er al donkere wolken boven John H. hingen toen ze elkaar waarschijnlijk nog maar net – of nog niet eens – kenden. Dat begon zo. Op maandag 8 augustus 2016 ziet de Nederlandse politie de 20-jarige zoon van John rijden en besluiten ze hem voor een routinecontrole aan te houden. Dat zou je toeval kunnen noemen, maar bij sommige kentekens gaat er in de patrouillewagen nu eenmaal een soort van rood lampje branden: met een bepaalde achtergrond loop je iets meer kans om te worden gecontroleerd dan de gemiddelde automobilist.

De zoon gaat ervan door en schudt de patrouille af. Niet veel later treft de politie de auto aan op de oprit van het ouderlijk huis in de Dorpsstraat in Sint-Willebrord: hij woont sinds kort weer thuis. De politie informeert wat er aan de hand is en waarom hij ervandoor ging. En ze vragen of ze even in de auto mogen kijken. Dat mag. Er zitten een paar sporttassen in met in totaal achttien kilo zogenaamde natte wiet. De ouders zijn niet thuis: op vakantie.

De politie maakt er een inval van en bivakkeert twee dagen lang met 27 man in de woning. Die uiteraard grondig wordt uitgekamd. Het ergste dat ze vinden: een antiek wapen en papiertjes. Met aantekeningen en scheikundige berekeningen. Vermoedelijk te maken hebbend met de productie van xtc, wat in het geval van John H. niet zo vreemd is: hij gold als ‘de koning van de xtc’ van het zuiden en ver daarbuiten.

Party King

Maar er is meer aan de hand. Een paar maanden eerder was er de Operatie Trefpunt, met als middelpunt het party-verhuurbedrijf Party King in Best. Er werden 124 invallen gedaan, 55 mensen aangehouden en zes drugslabs opgerold. In totaal hadden 1500 medewerkers van FIOD, Defensie, politie en justitie hieraan meegedaan. Wat blijkt?

John H. is in de periode dat dit onderzoek liep – en dat was heel lang – zes keer gesignaleerd bij Party King en vermoedelijk niet om een party-tent te huren. Er zijn tal van gesprekken afgeluisterd en daarin praten anderen – oudgedienden uit het milieu – over hem. Dat hij zoveel pech heeft. “Hoeveel ongeluk kan een mens hebben…” Ze hebben het erover dat hij vier keer achter elkaar geprobeerd heeft een transport met cocaïne uit Zuid-Amerika binnen te loodsen, maar dat dat elke keer fout ging.

De politie hoort het met rode oortjes aan en besluit om in november 2016 een nieuw onderzoek op te starten om te kijken wat John allemaal uitspookt. Misschien probeert hij het nog wel een vijfde keer… Er wordt een camera op zijn voordeur gezet, hij wordt geobserveerd, maar eigenlijk gebeurt er niks waar ze wat mee kunnen.

Pseudokoop in Scheveningen

Op een of andere manier is de naam van John H. ook bij de Belgische opsporingsdiensten in beeld gekomen. Dat is niet zo vreemd: een van de personen die ze op de korrel hebben in een drugszaak, is een goede kennis van John en komt geregeld bij hem op bezoek in Sint Willebrord. En daar gaat John de fout in. Hij laat zich in met de Belgische zaak en dat wordt hem fataal. De Belgen hebben samen met Nederland een pseudokoop-actie op touw gezet, waarvoor ze een Engelse undercoveragent met een heleboel contant geld naar Scheveningen laten komen om daar 50 kilo cocaïne aan te kopen om naar Engeland te vervoeren. Uiteraard Engeland, want daar betalen ze er het meest voor. John is zo dom geweest hierin mee te gaan en als tussenpersoon te fungeren: hij zou 1000 euro per kilo als commissie krijgen. Dat feestje ging niet door: op 20 december 2017 viel de politie op verschillende adressen binnen. Hij werd in Scheveningen opgepakt, maar dat werd allemaal nog even stilgehouden, omdat er nog allerlei andere onderzoeken liepen. Pas in januari 2018 kwam naar buiten dat John H. een van de aangehoudenen was.

Mega Mindy

Volgens advocaat Louis de Leon is zijn cliënt ten onrechte afgeschilderd als het kopstuk van de bende, als de drugsbaron die verantwoordelijk is voor de uitvoer van grote partijen cocaïne: “Er zijn acht mensen aangehouden, van wie hij er maar één kende. Hij was niet meer dan een tussenpersoon. En er is helemaal niks uitgevoerd, er is niet meer dan een pseudokoop. Hij is een passant in het hele spel. Ken je de Belgische kinderserie Mega Mindy? Zij is politieagente en lost alles op, met hulp van de teletijdmachine van opa. In haar roze pakje kan ze dwars door de muren heen. Als je een probleem hebt en je haalt haar erbij, komt het altijd goed. Maar de commissaris, haar baas, strijkt alle eer op. Dat is wat je hier ook een beetje ziet: de politie probeert een in elkaar gedraaid verhaal te verkopen alsof ze de georganiseerde misdaad in het zuiden een zware klap hebben toegebracht. Quatsch!”

In een interview met Omroep Brabant wordt aan officier van justitie Fred Westerbeke de vraag gesteld of er in deze zaak een connectie tussen John H. en de recente grote chemicaliënvondst in Waspik. De Leon: “Daar draait hij omheen, hij geeft er geen antwoord op, omdat hij weet dat het niet waar is. John H. komt in dat hele verhaal niet voor.” In het interview zegt Westerbeke dat ze “enorm tevreden zijn” omdat ze erin geslaagd zijn “deze criminele club achterover te trekken, dat het gelukt is deze in kaart te krijgen en het vermoedelijke kopstuk aan te houden.”

John H. is voorlopig uitgespeeld. Want pseudokoop of niet, hij heeft zich hoe dan ook ingelaten met cocaïnesmokkel en daar kom je niet met een taakstrafje vanaf. Wat de verdenking tegen Kimmie is, is onduidelijk. De Leon is niet haar advocaat, “ik heb de naam in de stukken gezien, ik ken haar oppervlakkig, maar goed genoeg om te weten dat ze geen gekkigheid uithaalt. Ik ga ervan uit dat ze op korte termijn wordt vrijgelaten.”

DE ONDERWIJZER UIT SINT WILLEBRORD

In de zomer van 1996 begon het onderzoek York, naar John H. die in beeld was gekomen door zijn luxe levensstijl en zijn opmerkelijke villa in het centrum van Sint Willebrord: zwaar beveiligd met rolluiken en voorzien van camera’s. Zijn bijnaam De Onderwijzer dankt hij aan het feit dat hij een opleiding aan de Pabo heeft gevolgd. Pas in oktober 1999 werd hij samen met 44 andere verdachten aangehouden en werden er verschillende soorten drugs en wapens in beslag genomen. Eén verdachte, zakenman Gerard Hulscher uit Rijsbergen, was spoorloos. Twee dagen na zijn verdwijning werd zijn uitgebrande Mercedes aangetroffen, er is nooit iets van hem teruggevonden. De kompanen van John H. luisterden naar kleurrijke namen: Eddy (‘De Neus’) was de Israëlische zakenman die de pillen verhandelde in de VS en in Israël. Patrick F. (‘De Snor’) werd bekend door zijn bijdrage aan de nieuwe ramen van de kerk in Sint Willebrord. Op een benefietcd staat hij samen met de zingende kapelaan Ad De Bok, de dorpspastoor die na zijn dood een standbeeld kreeg.

 

BAARLE-NASSAU: EEN GRENSGEVAL

Het voormalig pand van de Femis-bank. De grenslijn loopt door de bosjes in het midden

 

In criminele kringen zijn Baarle-Nassau (België) en Baarle-Hertog (Nederland) vooral bekend geworden door de roemruchte Femis-bank, gevestigd in een pand midden op de grens. Hier kon je anoniem je geld stallen, op nummerrekeningen. De bekendste rekeninghouder was de bende van Johan V. alias de Hakkelaar, die van 1988 tot 1991 hier tientallen miljoenen stalde. Deze zaak met De Hakkelaar kostte Fred Teeven zijn baan als staatssecretaris (en betekende het eind van zijn politieke carrière). Er loopt nog altijd een proces over geld waarvan Teeven beweerde dat dit alleen van De Hakkelaar was, terwijl dit in werkelijkheid van verschillende grote drugscriminelen was. Onder anderen van Cees H., over wiens ‘bonnetje’ Teeven uiteindelijk struikelde.

Nadat de Femis-bank was gesloten, werd het pand toneel van een andere criminele aangelegenheid. In 2007 werd de Wit-Russische Katrina Khaniak hier dood gevonden in een kliko met purschuim. Het duurde even voor bekend werd wie het onderzoek moest doen: de Belgische of de Nederlandse politie. Het was onduidelijk of het delict was gepleegd op Belgisch of Nederlands grondgebied. Uiteindelijk werd haar Nederlandse Robbert-Jan B. in 2015 in Nederland veroordeeld tot 12 jaar celstraf. Hij heeft altijd ontkend de moord te hebben gepleegd.

JOHN DUSBABA: VOETBALLER EN ZAKENMAN

De vader van Kimmie is oud-voetballer Johnny Dusbaba. Geboren in de Haagse Schilderswijk op 14 maart 1956, als zoon van een kermisklant. In het boek Haagse Penoze vertelt Nico van Empel – bij wie Kimmie in januari op bezoek zou gaan in Thailand – over zijn kennismaking met Dusbaba. “Hij was aan het venten met horloges en nepgoud. Ik reed op een zondag een keer met hem mee. Hij vroeg: ‘Heb je geen zin om elke dag met mij te gaan venten?’ Dat was wel wat voor mij.”

De naam Johnny Dusbaba zegt de jongere generaties niet veel, maar wie de gouden tijden van het Nederlandse voetbal meemaakte des te meer. Dusbaba moest het meer van zijn bluf en inzet hebben dan van talent. Zijn lijfspreuk was: “Als er geschopt moet worden, dan schop ik het eerst.” Hij speelde vier keer voor Oranje. Wikipedia zegt over hem: “De handelsgeest van Dusbaba stond een grote carrière echter in de weg. Als jonge speler van Ajax handelde hij al vanuit de kofferbak van zijn auto. Bij RSC Anderlecht had hij zelfs het materiaalhok omgebouwd tot een zaak, waar hij naar eigen zeggen 70.000 franc per week omzette aan leren jassen, televisies en videorecorders. Op zijn 28ste kon hij al nergens meer terecht omdat de grote forse verdediger, inmiddels bij NAC Breda onder contract, het gewicht van 108 kilogram had bereikt.” Op zijn dertigste stopte hij met voetballen en opende hij in België zijn eigen kledingzaak.

 

Akersloot: afpersing tot de dood

$
0
0

Op 17 juli 2017 schiet Rob E. (50) uit Uitgeest op de parkeerplaats van het Van der Valk hotel in Akersloot Hennie Schipper (47) uit Zandvoort dood. Rob E., ooit succesvol ondernemer in het vastgoed, werd al jaren afgeperst door ‘goudhandelaar’ Hennie Schipper. Nu was de maat vol, liep de emmer over. Kwam het doordat Hennie de telefoon van Rob had gepakt, omdat hij ook nog geld van iemand anders wilde? Rob liep naar zijn bestelbus, pakte een pistool van de achterban en schoot Hennie direct dood. Liep nog even terug om zijn telefoon op te rapen en meldde zich bij de politie. Op dinsdag 16 januari 2018 stond Rob terecht, bij een zitting in het JCS (de Bunker bij Schiphol). Vanwege ernstige bedreigingen.

Aanwezig: Robert (Rob) E., 50 jaar, geboren in Zaandam, wonend in Uitgeest.

Nabestaanden: de vrouw van slachtoffer Hennie Schipper en hun zoon en dochter.

Rechter mr. L.J. (‘Leendert’) Saarloos, officier van justitie A.M.H.G. (‘Anne’) Peters, advocaat mr. Marnix E. van der Werf. 

Rechter: Vanaf het begin heeft u gezegd: ‘Ik heb dit gedaan.’ We gaan die dag doornemen. U heeft laten weten dat u enorm tegen opziet tegen de dag van vandaag. Op die ochtend van maandag 17 juli was er telefonisch contact tussen u en Hennie Schipper om 9.29 uur. Hennie Schipper belt naar u, 7 seconden. Kunt u zich dat herinneren?

Rob: Wat er gezegd is? Het ging over de afspraak voor ’s middags

Rechter: Eigenlijk was er in de dagen ervoor heel veel contact geweest voor die afspraak.

Rob: Het ging over geld. Er moest 40.000 euro betaald worden, en 8.000, dat moest eigenlijk vrijdags al. Het moest echt op maandag.

Rechter: Hoe komt dat?

Rob: De week ervoor had ik ook al 5000 betaald bij Akersloot. Eerder 20.000.

Rechter: U zei: ‘Ik heb het geld niet.’

Rob: We hadden elke dag afspraken. Zaterdag ook nog. Zondag niet.

Rechter: Om 9.29 uur gaat het over geld, over de afspraak. Een paar minuten later belt hij opnieuw, 6 seconden. Tien minuten later weer. Uw telefoon is dan in Landsmeer. U had ’s morgens uw dochter eerst naar haar werk in Amsterdam gebracht. Dit is allemaal voor tienen. Om kwart over tien belt hij iets langer. U bent dan in Koog aan de Zaan. Dat duurt een halve minuut.

Rob: Ik weet niet precies wat er gezegd is.

Rechter: Het ging wel over de afspraak?

Rob: Klopt.

Rechter: Om halfelf belt u naar Hennie Schipper, in Uitgeest. Om elf uur opnieuw, het is niet bekend waar uw telefoon is. De telefoon van Hennie Schipper is in Amsterdam. Om 12.09 is er opnieuw gebeld, vanuit Wormerveer. Om 13.15 uur is er weer een gesprek van u aan Hennie Schipper. U bent in Krommenie, op weg naar Akersloot. De politie krijgt om 13.39 uur de melding: er zijn schoten gehoord op de parkeerplaats bij Van der Valk Akersloot. Ze treffen daar een zwarte Fiat bestel van Hennie Schipper. De schuifdeur rechts staat open, de man is overleden, zijn benen staken uit het voertuig, met zijn schoenen op de grond. Hij heeft diverse schotwonden in zijn lichaam en hoofd, er liggen patroonhulzen in de omgeving. Het is Hennie Schipper. Op de bestrating aan de voorkant en op de voorruit liggen elf hulzen.

Meneer N., een getuige, heeft gebeld naar 112. Hij zegt: “Ik stond met mijn zwarte Audi op de parkeerplaats met de stoel in ligstand, voor een powernap. Aan de andere kant van de heg hoorde ik: Pang! Pang! Pang! Ik zag een zwarte en een grijze bus. Ik zag een man tussen de bussen, ik zag iets eronder, ik zag benen en schoenen van een man. Ik zag een grijze bus wegrijden.” De getuige is pas na een paar minuten naar buiten gelopen.

Een andere getuige, een Duitse man, verklaart: “Ik was met mijn vriendin in het hotel, ik stond om halftwee in de deuropening een sigaretje te roken, met uitzicht op de parkeerplaats. Ik zag links van een grijze bestelbus een man lopen. Die liep heen en weer naar een zwarte bestelbus, hij stopte bij de bestelbus, hij hield iets in zijn hand, ik hoorde vier of vijf schoten. Ik zag dat hij met zijn rechterarm naar voren strekte en dat er een aantal hulzen op straat vielen. Het vuurwapen was geen automatisch wapen. Boem, boem, boem, achter elkaar.” De politie ging bij Van der Valk naar binnen. Er waren camerabeelden, niet van heel dichtbij, van redelijk grote afstand. Dat ga ik even met u doorlopen. We beginnen met de printjes van 13.16 uur. Op de Geesterweg, een grijze bus, die slaat de eerste parkeerstraat in, en parkeert achteruit. Een Opel Vivaro. Van u? Klopt dat?

Rob: Ja.

Rechter: Vier minuten daarvoor had u nog gebeld met Hennie Schipper. Tien minuten later arriveert de Fiat van Hennie Schipper, die parkeert direct naast de Opel. U kende elkaars bussen. Op grote afstand wordt gezien dat direct daarna het portier aan de bestuurderskant van de Opel wordt geopend, de bestuurder loopt naar de Fiat. Dat bent u hè? Tegelijk gaat het portier van Fiat open. U komt elkaar tegen. Zei hij nog iets?

Rob: Er moest betaald worden. We hadden een discussie. Ik zei: “Ik red het niet meer.” Hij ging zitten in de bus, ik op mijn hurken.

Rechter: Dan is er drie minuten lang geen beeld. Waarom zat u op uw hurken?

Rob: Zo zaten we te praten, ik zei: ‘Hennie, ik red het niet meer, ik red het niet meer.” Het is een hele discussie geweest, “het moet vandaag.” Het was klaar, ’s middags moest er even goed betaald worden.

Rechter: 40.000 euro zei u. Terwijl u ook al maandenlang 40.000 euro in een andere zaak aftikte. Had dat met hetzelfde te maken?

Rob: Nee, dat was toevallig.

Rechter: Waarom moest u betalen?

Rob: Hij was met voetbalgokken 125.000 euro verloren, dat moest betaald worden.

Rechter: Waarom moest u zijn schulden betalen?

Rob: Hij had geld nodig, dat moest geregeld worden.

Rechter: Daar praten we straks bij het tweede deel over. Terug naar de feiten. 13.30 uur: u loopt naar de Opel, doet de schuifdeur open, aan de zijkant van de Opel, u doet de laadruimte open, u loopt naar de Fiat. Dat is niet de eerste keer dat u weer in de auto stapt. Weet u dat nog?

Rob: Ik had mijn telefoon gepakt om Michel te bellen. Ik moest Michel bellen.

Rechter: Dan is er 1 minuut en 11 seconden geen beeld. Om 13.32 loopt het verder. U bukt, er is 10 seconden geen beeld, dan bent u allebei 40 seconden uit beeld. Dit is 5 minuten nadat u voor de eerste keer terug bent geweest in de auto. U loopt naar de bijrijderskant, opnieuw de laadruimte in. Op dat moment heeft u het pistool gepakt.

Rob: Toen ik het pistool pakte, heb ik geschoten. Het pistool lag op de achterbank.

Rechter: Daar kon je vanaf de laadruimte bij. U heeft gezegd: “Ik heb de telefoon gepakt, ik moest Michel bellen, die had wat geregeld, geld voor een vriendinnetje in Duitsland, niet via mij. Toen is de knop omgegaan.” Dat is een belangrijk moment, van de knop. Daar heeft u veel over nagedacht.

 

Rob: Ik kan het niet toelichten, begrijp zelf niet dat het gebeurt (huilt)

Rechter: U heeft zelf gezegd: “Doordat hij tegen Michel praatte, die zit in het zelfde schuitje als ik…” U had natuurlijk het wapen wel bij u.

Rob: Dat had ik altijd al bij me, al twee maanden, dat nam ik mee, legde ik in de schuur.

Rechter: Waarom?

Rob: Ik had geen zin meer in het leven.

Rechter: Bij politie zei u: “Om mij te beschermen, of mijn familie en gezin beschermen door er zelf een eind aan te maken.”

(volgens een getuige schoot de man op de parkeerplaats met rechts, maar Rob is linkshandig, de rechter checkt dat even. De getuige moet dat verkeerd hebben gezien)

Rechter: U heeft gezegd: “Als ik ’s morgens het pistool pak, doe ik het magazijn erin, kogel erin.” Dan laadt u het toch? Met de bedoeling het op enig moment te hoeven gebruiken in dreigende af afwerende zin, of zat het alleen maar onder kleding achterin de auto?

Rob: Ja.

Rechter: Weet u nog wat er gebeurde? Hoe vaak u heeft geschoten?

Rob: Nee.

Rechter: Psychologen zeggen: je kunt bepaalde dingen verdringen. Volgens de getuigen klonken er schoten na 4 seconden, het was geen automatisch wapen. “Dan laat de verdachte de armen zakken en stapt in.” Dan dringt tot u door dat hij nog steeds uw telefoon in zijn handen had. U bent teruggelopen. Waar lag de telefoon?

Rob: Tussen de twee bussen op de grond.

Rechter: Bent u Hennie nog gaan bekijken?

Rob: Nee. Ik heb de telefoon gepakt, ben ingestapt en weggereden.

Rechter: Uw eigen zijdeur stond nog open, u remde, toen ging de deur dicht. U reed meteen naar Uitgeest, Zaandijk, meteen naar het politiebureau. In één ruk door, u bent niet gestopt. Wat maakte dat u meteen naar politie ging?

Rob: Dat ik er niet mee had kunnen leven.

Rechter: U heeft onderweg nog wel gebeld? Met uw vrouw?

Rob: Klopt.

Rechter: “Ik heb Hennie doodgeschoten, ik gezegd dat ze zich in veiligheid moesten brengen.”

Rob: Ik heb mijn dochter gebeld dat ik onderweg was naar het politiebureau.

Rechter: “Ik heb iemand doodgeschoten, ik hou van jullie.” Michel W. heeft ook nog gebeld. Hij zei: “Ik was live aan de telefoon, dat was om 13.28. Ik hoorde zeggen dat hij met onze grote vriend stond. Ik kreeg Hennie aan de telefoon. Over een betaling die te laat was, dat was 800 euro. Hij bedankte mij. Tijdens het bedanken hoorde ik knallen. Daarna niks meer. Ik heb een paar keer hallo gezegd, maar ik hoorde niks. Daarna belde ik Robert, vroeg wat er aan de hand was. Hij zei dat hij dat niet hoefde uitleggen, dat hij onderweg was naar politiebureau en dat hij het nog even stil wilde houden.”

U rijdt naar Zaandijk, er is iemand achter de balie aan het werk, u moet nog even op uw beurt wachten. “Ik was om 13.55 uur aan het werk achter de balie, er kwam een man binnen, uiterst kalm en beheerst. Hij zei: “Goedemiddag, ik kom mij melden, ik heb net iemand doodgeschoten in Akersloot, het pistool ligt in de auto, op de bijrijdersstoel.” Toen hebben ze het wapen uit de auto gehaald. In de auto bevonden zich geen patronen. In de magazijnhouder konden vijftien patronen. Het slachtoffer was direct overleden door schotletsel van minstens tien en maximaal twaalf schoten. De politie zegt: “De man was zenuwachtig en had een geschrokken gezichtsuitdrukking. Hij vroeg: “Kan mijn familie gewaarschuwd worden? Ik ben afgeperst door Hennie Schipper, ik vrees voor hun leven.” U meldde zich beheerst.

Rob: Het was net een film, alsof ik er zelf naast liep, niet of ik er zelf was.

Rechter: Later was u wel zenuwachtig en trillend.

Rob: Blijkbaar. Ik weet ook niet…

Rechter: U zei: “Toen we bij de auto stonden, ging het eerst over geld, ‘het lukt niet.’ Hennie zegt: “Het moet toch, het moet vandaag.” Hoe kon u daarvoor aan geld komen?

Rob: Ik heb geld geleend, bij vrienden, ik heb het overal weggehaald, ik had het altijd nog voor elkaar weten te toveren, maar het ging niet meer.

Rechter: Wat zei u dan?
Rob: Dat het voor projectjes was.

Rechter: Wisten ze dat het naar Hennie Schipper ging?

Rob: Nee, dan hadden ze ’t niet gegeven.

Rechter: Er was een briefje van 50 dat schoongemaakt moest worden. Daar zat verf op. U vermoedde dat het geld uit een plofkoffer kwam.

Rob: Ik dacht: misschien lukt me dat wel om het schoon te maken.

Rechter: Was er nog meer, of maar één briefje?

Rob: Eerst moest deze schoongemaakt worden.

Rechter: Is daar nog over gesproken?

Rob: Dat weet ik niet precies. Dat zit niet meer in mijn geheugen.

Rechter: Het lijkt zo duidelijk. ‘Man maakt afspraak, neemt pistool mee, schiet iemand dood.’ Dat is natuurlijk allemaal van tevoren bedacht…

Rob: Het was niet bedacht. Het had nooit mogen gebeuren.

Rechter: U zei: “Het week niet af van eerdere keren, dan was ik ook met de bus. Twee weken tevoren was ik nog met zijn vader erbij, gillen en schreeuwen, toen was het ook al heel erg. Op  zaterdag: ‘Heb je nog even vijf ruggen.’”

Rob: Er zijn veel meer momenten geweest. Het had veel eerder kunnen gebeuren, ik weet ook niet waarom het nu gebeurd is. Het had evengoed niet moeten gebeuren, maar ja, we zitten hier.

Rechter: U kende Hennie Schipper al vele jaren. Maar hij had u nog geen reden gegeven om te denken: hij gaat mij naar het leven staan.

Rob: Hij heeft zeker wel gedreigd, alleen niet met een wapen.

Rechter: Met schelden, druk zetten. Maar concreet: u iets aandoen, doodmaken?

Rob: Niet meer dan mondeling.

Rechter: Waaruit bestond de bedreiging? Was het alleen stoerdoenerij? U was bang voor uw familie. Waarom? Was daar aanleiding voor?

Rob: Omdat Hennie en Herman (de vader van Hennie) zoveel connecties hebben dat ik bang was dat ze hen wat aan gingen doen.

Advocaat Marnix van der Werf: Meneer E wil geen namen van anderen noemen.

Rechter: Uw partner zegt: “Ik heb geen idee dat hij problemen heeft met Hennie Schipper, we zijn vijf jaar geleden gewaarschuwd door de AIVD dat we moesten vluchten. Toen zijn we naar Spanje en Portugal gegaan. Ik weet niet hoe laat Rob vertrokken is. Ik weet niet waar hij naar toe ging. Hij zei niet eens doeg. Hij was de laatste tijd wel onrustig, net als vijf jaar geleden. Dat is al vijf maanden zo.” U was toen al twee jaar onder druk gezet en afgeperst door Malik A., die zit in Frankrijk. Dat gaat over de 40.000 euro die u elke maand moest betalen, dat was niet voor Hennie Schipper. Wat is er veranderd sinds vijf maanden? Uw partner verklaart: “Het moet om geld zijn gegaan, hij kwam wel gewoon koffie drinken. Hennie heeft een keer een pistool op Robert zijn hoofd gezet, Herman was erbij. Robert komt uit een familie waarbij vuurwapens normaal is, ik heb bij zijn vader ook weleens een wapen gezien.” Heeft Hennie Schipper een pistool op uw hoofd gezet? Klopt het?

Rob: Ja.

Rechter: Aan uw dochter is gevraagd: hoe staat je vader er financieel voor? Ze zegt: “Slecht. Hij praat niet over zulke dingen. Mijn moeder vertelde dat hij niet zichzelf was. Dat hij er slecht uitzag, vreemd bezig was. Daar heeft hij het niet met ons over.” Zij hoort het van uw ex. Michel W. is als getuige gehoord. Hij zegt dat het over geld ging, dat Robert door Hennie Schipper werd afgeperst. “Ik weet dat er vaak strijd is onderling, haat-liefde, al 20 jaar, ik weet dat Robert onder druk stond.” Had u van hem ook geld geleend?

Rob: Nee.

Rechter: Michel zegt: “De druk voor Rob werd te hoog, hij zag het niet meer zitten, hij zag geen oplossing meer. Dat hij bedragen tussen 500 en 40.000 euro moest betalen.”

Getuige Fred van B. zegt: “Ik ken Rob al twaalf jaar, hij is niet het type om iemand neer te schieten, het is wel zo dat hij geen uitweg zag. Hennie Schipper was wel iemand die druk kon zetten, een driftig mannetje. Hij bedreigde mij ook, hij zou me in elkaar laten slaan. Ik heb met hem en zijn vader ergens afgesproken. Andere mensen hebben het toen afgemaakt.” Dit ging over een huis in Zandvoort. De aankoop, bouw en verbouw van dat huis: daar heeft u ook een verklaring over afgelegd. Speelde dat ook nog, moest daar ook nog voor worden afbetaald?

Rob: Alles is betaald.

Rechter: U had een deel van de schuld op u genomen.

Rob: De aankoop. Hij had dat huis gezien, op de Brederodestraat.

Rechter: Waarom gaat u een huis kopen dat hij wil hebben?

Rob: Hij kon het niet betalen. Op een of andere manier zorgde hij er altijd wel voor dat er een bedrag was van drie- of vierhonderdduizend euro wat ik erbij moest leggen. Hij betaalde vier ton, ik de rest. Ik had dat zelf nooit uitgezocht.

Rechter: Waarom zou u dat doen?

Rob: Dat was een project. Hij wilde uitgekocht worden. Hij wist zoveel dwang te leggen dat hij uitgekocht werd voor 3,5 ton. Dat project was nog niks, maar hij wilde wel betaald hebben. Zo ging dat steeds met die dingen.

Rechter: Getuige Fred van B. heeft tegen u gezegd: “Stop met Hennie Schipper, dat is een afperser en manipulator, iemand die gaat dreigen als hij zijn zin niet krijgt.” U heeft toen gezegd: “Hij komt ook weleens met mooie panden.” Kunt u daarvan een voorbeeld geven? Ik zie alleen maar negatieve.

Rob: Het is geen succesverhaal geweest. Ik kon er niet vanaf komen.

Rechter: (citeert verklaring van Fred van B.) “Ik weet dat E. onder druk is gezet, daar ben ik getuige van geweest. Dat was verbaal geweld. E. vertelde tegen mij: ‘Ik heb dat fabrieksterrein gesaneerd. Ik heb tegen Hennie Schipper gezegd: ‘Geef mij geld voor sanering, dan krijg je 3,5 ton van de winst.’ Het is nooit verkocht, maar ik heb wel dat geld moeten betalen.’ Ik kon Hennie Schipper op de achtergrond horen vloeken en schelden. Hennie Schipper zei altijd dat hij bevriend was met jongens van de Hells Angels en Satudarah. Ik zei tegen E. dat hij zich liet gebruiken. Hij liet zich dingen opdringen. Hennie Schipper had een horloge van 25.000 euro aan Robert verkocht. Rob had dat verkocht voor 10.000, toen wilde Hennie Schipper het ineens terug. Hij was bezig met de aankoop van een stuk grond op de Heining (dat ging over het gedeelte waar de loods had gestaan waar Freddy Heineken en Ab Doderer tijdens hun ontvoering waren vasteghouden). Ik had er 1,5 voor over. Toen bleek dat Rob het had over 1,5 miljoen. Ik dacht 1,5 ton. Rob zei dat het handel was, de gemeente Amsterdam zei dat het niks waard was.” Gaat het daar over?

Rob: Dat soort dingen, ja, met de Heining was dat ook zo. Hennie Schipper kon heel aardig zijn, maar niet als hij zijn zin niet kreeg.

Rechter: Er wordt Fred van B. gevraagd waarom Rob tot betaling was over gegaan. Hij zegt dan: “Hennie Schipper zette zoveel druk. Ik had zelf nooit betaald. Rob is een zachte jongen, ik snap niet dat hij geschoten heeft.”

Rechter: Hij heeft zich teruggetrokken, daar is het bij gebleven. Hennie Schipper heeft Fred van B. nooit wat aangedaan.

Rob: Ja, ik snap het, maar ik zat er anders in.

Rechter: Hij noemt u een zachte jongen.

Rob: Zo had ik het ook moeten doen.

Rechter: Mark V. had vroeger contact met Hennie Schipper en Rob E. “Hennie Schipper vroeg of ik Rob geld wilde lenen. In 2004 zat ik in het vastgoed met mijn kompaan Peter Petersen, wij waren zakenpartners van hem. Het was snel duidelijk dat Rob heel creatief en succesvol was. Hij stond toen al onder druk van Schipper.” Zijn compagnon Petersen werd vermoord, daarna hoefde het van hem niet meer. “Later was Hennie Schipper nog steeds de luis in de pels van Rob. Ik ken de familie Schipper. Ik kwam in gesprek met Hennie, hij vertelde dat hij geld van Rob kreeg, of ik hem kon helpen. Zo werd er ook druk op mij gezet. Hennie Schipper belde mij wel vijftien keer, daar gaat een bepaalde dwang vanuit, dat voel je. De laatste weken was hij aan stressen dat hij aan eind van de dag niet meer wist wat hij overdag had gedaan. Er werden namen van criminele organisaties genoemd. Ook Satudarah, om getuigen te bedreigen. Rob hield vaak audiëntie in Akersloot, dan kon iedereen een  paar minuten met hem in de rokerslounge. Hennie Schipper is daar ook binnen geweest met mensen van Satudarah. Ik ben zelf niet bij dat gesprek geweest, wel vertelde hij dat hij al jaren door Hennie Schipper onder zware druk werd gezet, afgeperst.” Klopt dat?

Rob: Waar ik zaken mee deed?

Rechter: Satudarah?

Rob: Die hadden er niks mee te maken.

Rechter: Maar ze waren daar wel.

Rob: Ze waren daar wel.

Rechter: Wilt u daar niks over zeggen? “Als je elke vrijdagmiddag met geld moet komen… Hij heeft wel gezegd dat hij werd afgeperst. Hij was 1,5 miljoen per jaar aan Hennie Schipper kwijt geweest.”

Rob: Een half miljoen per jaar.

Rechter: “Het huis in Zandvoort is door een ander gebouwd, het was pure afperserij. Hij heeft ook rekeningen betaald.” Johan Schilder heeft het over rekeningen die hij niet betaald kreeg. Johan Schilder verklaart: “Ik ken Rob E. heel goed. Hij betaalt soms niet, ik heb veel werk voor hem gedaan. In 2007 voor een huis in Zandvoort, daar ben ik lang mee bezig geweest.” Op 5 december heeft hij via een advocaat een deel van zijn geld gekregen, dat had drie jaar geduurd. U legde daar een verklaring over af in het voordeel van Hennie Schipper.

Rob: Er moest een verklaring neergelegd worden, ik was met Hennie naar een advocaat gegaan. Zij werden ook bedreigd en gewaarschuwd toen Hennie onderweg was naar hun huis.

Rechter: U heeft gezegd dat Johan Schilder moest betalen. De bedreigingen gingen van kwaad tot erger. Zijn moeder liep huilend naar boven. Onderaannemer Keizer werd ook bedreigd. Het was meer de lichaamstaal. Robert had hem gewaarschuwd: je moet weg. Robert noemde Hennie ‘een nette afperser’. De moeder van Johan Schilder verklaart: “Hennie belde mij op over een factuur van Johan Schilder aan Hennie Schipper. Hij zei: ‘Hoe durf je mij facturen te sturen?’ Hij ging mij midden in de nacht stalken. Hij is naar mij toe gekomen, Rob heeft gebeld: ‘Hij is door het dolle heen, doe ramen en deuren dicht.’ Hennie had een briefje bij zich: ‘Dit ga je tekenen!’ Dat had niet met Rob te maken. Mijn dochter was over haar toeren. ‘Denk je dat ik voor niks uit Zandvoort ben gekomen? Je bent een smerig wijf!” Dit komt voor een groot deel met uw verklaring overeen. De druk was zo groot dat u een pistool heeft gepakt. De politie vraagt: ‘Hoe komt dat nou, wat zijn de concrete dingen van afpersing?’ Zijn er nog anderen?

Rob: Er zijn wel meer mensen, maar die willen niet verklaren.

Rechter: U zei: “Het had nooit mogen gebeuren, ik had beter naar de politie kunnen rennen.” Dat heeft u niet gedaan. Vijf jaar geleden was er een soortgelijke situatie, toen heeft u helemaal geen hulp gehad. Toen was u vanuit Amsterdam  achtervolgd, er was een klopjacht door de politie. U was toen met Malik A. Hij zei: “Je moet je mond houden, de politie is erbij.” Als ze vragen ze of u bedreigd wordt, zegt u: ‘Nee, nu niet.’ U zegt: “Ik heb aangifte gedaan, ik ben bij de politie geweest, maar er is niks mee gedaan. Daarom ben ik nu niet naar de politie gegaan. Klopt dat?

Rob: Ja, ze konden niks doen.

Rechter: Toen of nu?

Rob: Voor mij is dat hetzelfde.

Rechter: Er is een caravan in brand gestoken, er waren mensen voor de deur, uw dochter was lastiggevallen, het was veel concreter; toen bent u naar de politie gegaan, dat had niks geholpen. Daarna bent u naar Spanje gegaan.

Rechter 2: Uw vrouw heeft gezegd: “Had hij dat toen maar gedaan, dat schieten.” Toen was er heel duidelijk concreet gevaar. Toen bent u gevlucht. Was er nu van de kant van Hennie Schipper concreet gevaar? Was hij bevriend met bepaalde motorclubs?

Rob: Ik weet het echt niet.

De rechter bespreekt de persoonlijke omstandigheden. Rob is psychologisch onderzocht. Er is een strafblad met wat kleinigheden. Hij heeft in 2014 acht dagen vastgezeten wegens verboden wapenbezit. Hij komt uit een groot gezin. Volgens de psychiater is hij een vriendelijke, emotioneel labiele man. Is dat wat we vandaag ook zien?

Rob: Alleen niet zo jankerig.

Rechter: Uw partner zegt: “Hij was steeds minder bereikbaar, hij viel af, had slaapproblemen, was nergens meer in geïnteresseerd.” In het gezin werd gezegd: “Wat is hij weer afwezig, is het weer aan de hand, word je weer bedreigd?”

Rob: Ik zei: ‘niks aan de hand.’

Rechter: Veel stress, hoofdpijn en slaapproblemen, in paniek wakker ’s nachts, hyperventilatie, geen eetlust. Tegen de psycholoog had u het over suïcidale gedachten. U zei: “Ik wilde Hennie niet vermoorden. Ik vind het vooral erg voor zijn lieve dochter en zoon, zijn vriendin en moeder. Voor zijn vader vind ik het minder erg. U zag zo op tegen de dag van vandaag dat u die liever had willen afkopen met een jaar gevangenisstraf.

Namens hun advocaat laten de nabestaanden weten dat ze geen vordering hebben ingediend. “Daar is bewust van afgezien door de familie. Los van de huiszoekingen is de Fiod met grote overmacht op 5 oktober opnieuw binnengevallen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de nalatenschap van de heer Schipper. Zijn vrouw en kinderen zijn als verdachte aangemerkt. Haar positie is: alles wat ze zegt is openbaar, mogelijk wordt ze dan verdachte in een andere zaak.”

De vrouw van Hennie leest, hevig geëmotioneerd, een slachtofferverklaring voor.

“Maandag 17 juli werd voor ons de hel op aarde. Ik weet niet of je besef hebt hoeveel slachtoffers je gemaakt hebt. Niet één, veel meer. Hoe kon je het recht nemen ons dit aan te doen. Je hebt ook je eigen vrouw en kinderen, het verschil: zij kunnen hun vader opzoeken en vragen stellen. Ik weet niet of je het beseft. Een zoon van 18 vraagt of zijn vader trots op hem zou zijn. Een dochter van 23 zit onder de medicijnen thuis en loopt bij de psychiater. Haar vader is vermoord door iemand die hij al jaren kon. Jij hebt de toekomst van ons en Hennie afgenomen. Hij zal nooit meemaken hoe zijn kinderen volwassen worden, een baan hebben, voor hun kleinkinderen zal hij nooit opa worden, we zijn hem voor altijd kwijt. Voor ons was hij de aller- allerliefste. Ik hoop dat die wetenschap zo ondraaglijk voor je wordt, dat je nooit geen plezier meer zal hebben in je hele leven, ik wens je dat je alleen maar mag lijden en 100 keer meer als dat wij nu doen.”

Rechter: U heeft het gehoord, wilt u hierop reageren?

Rob: Nee.

Na een korte schorsing houdt officier van justitie Anne Peters haar requisitoir. Ze geeft aan dat er geen moord ten laste zal worden gelegd: er was geen sprake van voorbedachte rade. Ze verwacht dat de advocaat het over psychische overmacht zal hebben. Dat is alleen van toepassing als iemand niet anders had kunnen handelen dan hij gedaan heeft. Daarvan is in haar optiek hier geen sprake.

De psychiater heeft het over verminderde toerekeningsvatbaarheid en een aanpassingsstoornis. Die conclusies neemt ze over. In de strafeis weegt ze mee dat er geen eerdere veroordelingen zijn geweest. “Hij zag feitelijk geen andere uitweg, na jarenlange afpersing en bedreiging. Hennie Schipper was een manipulator die anderen onder druk kon zetten. Dat is geen vrijbrief om iemand dood te schieten. Er zijn getuigen bij wie hij hetzelfde deed. Die kozen andere oplossingen. Deden geen zaken meer met hem, of begonnen een civiele procedure, maar ze schoten hem niet dood. Verdachte had op andere wijze moeten handelen. Hij is weer in dezelfde omgeving gan wonen, is dezelfde wereld weer in gerold, hij heeft zich niet onttrokken aan de situatie. Hennie Schipper was 47 jaar, hij had een vrouw, zoon en dochter en ouders, die blijven verbijsterd achter, met het beeld van een man dat ze niet kenden.”

De eis: tien jaar.

Advocaat Marnix van der Werf: “Hoe lang moet iemand in detentie voor moord- en doodslag? Tussen levenslang en niets. Sommige daders verdienen de hoofdprijs. Bij koelbloedige liquidatie of wellustmoord op een fietsend meisje. E.’s leven werd al 15 jaar beheerst door Hennie Schipper, hij werd uitgescholden,  zijn leven stond in het teken van het genereren van geld. Geld dat hij niet echt schuldig was. Afpersing houdt nooit op. Wie één keer betaalt… Het houdt nooit op. Het bracht E. ertoe geld te lenen. Hij kocht tijd. Dat kostte hem zijn vrienden, zijn familie. Hennie Schipper was daar verantwoordelijk voor. Ook Hennie Schipper had recht om te leven. Daar is E. iedere dag en nacht van doordrongen, hij vindt het verschrikkelijk, ook voor zijn vrouw en kinderen. Mijn taak: aan te tonen dat E. niet de hoofdprijs verdient.”

Over het ontbreken van voorbedachte rade is hij het uiteraard eens met de officier van justitie: “Alles heeft zich afgespeeld in een zeer korte periode. In 12 seconden: loopt naar de bus, pakt wapen, schiet direct.”

Over psychische overmacht heeft de advocaat “veel uitspraken bestudeerd. Er wordt vaak een beroep op gedaan en het wordt bijna altijd verworpen. De keren dat het wordt gehonoreerd zijn met een lampje te zoeken. Het moet gaan om een van buiten komende dwang waaraan een verdachte geen weerstand kan en hoeft te bieden. Alsof het gaat om een redelijk handelend en denkend mens. Het gaat om een overmachtsituatie, in de beleving van de dader. In afpersingszaken is het niet goed mogelijk alles te vertellen. Er zijn nog mensen buiten. Afpersing is veel subtieler, de druk die je op iemand legt, de manier van optreden, praten, heel vaak bellen, de fysieke houding, schermen met contacten. ‘Ik ken die en die.’  De klassieke maffiamethode: er komt een nieuwe ondernemer in het dorp, die opent een restaurantje, dan gaan ze ernaar toe. “Wat een mooi restaurant, welkom in het dorp, wat zou het fijn zijn als het niet afbrandt.”

In dit dossier is er veel van boven water gekomen. Het is een goed voorbeeld van een zaak waar psychische overmacht zich sterk opdringt en kans van slagen heeft. Hij was verminderd toerekeningsvatbaar, veroorzaakt door jarenlange bedreiging en afpersing. Wie wordt afgeperst, houdt het voor zijn omgeving geheim. De familie ziet: het gaat niet goed met hem, we weten niet wat er aan de hand is. Veel getuigen zijn niet te porren. Ik heb er veel meer gesproken. Ik heb het Openbaar Ministerie in verschillende afpersingszaken horen verzuchten hoe moeilijk het is om bewijs boven tafel te krijgen. De druk kan immens zijn, zonder dat er concreet voldoende bewijs is. In deze zaak is voldoende aannemelijk: er is jarenlang bedreigd en afpersing geweest door Hennie Schipper en dit is slechts deel van de hele afpersing. De verklaringen van E. kloppen met de verklaringen van getuigen. Hij dringt aan op bescherming van zijn familie.”

De advocaat verzoekt om ontslag van rechtsvervolging. Als dat niet kan, verzoekt hij om in de strafmaat aan te sluiten bij zaken waar sprake is van jarenlang relationeel geweld of onderdrukking, waar het slachtoffer de tiran iets aandoet. “Dat zijn er heel veel. E. is jarenlang geleefd door Hennie Schipper, hij moest geld verdienen en regelen om Hennie Schipper te onderhouden, hij is gekleineerd, bedreigd. Het heeft hem zijn florerende legale onroerend-goedbedrijf gekost, dag en nacht zorgen gebaard, tot een depressie geleid, met uiteindelijk de wens zichzelf iets aan te doen. Hij heeft al vijftien jaar straf gehad.”

Rechter: Tot slot, meneer E., wilt u nog iets zeggen?

Rob schudt zijn hoofd.

De uitspraak is op 30 januari om kwart voor één.

 

Holleederproces: dag 1, deel 1

$
0
0

Maandag 5 februari begon het proces tegen Willem Holleeder (59). Het verslag van de ochtendzitting, waarin de officieren van justitie Sabine Tammes en Lars Stempher een betoog hielden, daarna advocaat Sander Janssen. Dat verslag staat hier

De middagsessie begon met het verhoren van Holleeder door rechter Frank Wieland. Dat gaat aan de hand van de handgeschreven verklaring, 127 pagina’s, die Holleeder eerder inleverde en waar lange tijd een embargo op rustte. 

Dit is het eerste deel van het verhoor. Het vervolg komt later. Donderdag en vrijdag wordt dit verhoor voortgezet.

Rechter: vandaag gaan we in grote lijnen kijken naar wat er is. Naar uw verleden, hoe u in contact kwam met deze en gene, hioe het is verlopen. Het is een bijzondere zaak. In NRC stond: “De rechtszaak tegen De Neus is een langslepend familiedrama.” Vindt u dat ook?

Holleeder: Zeker niet.

Rechter: Die kleur is er weel bijgekomen door de verklaringen van uw zus.

Holleeder: Als ik daar wat op mag zeggen? Wat u leest, wordt zo gepresenteerd doordat Astrid die spelletjes in elkaar gezet heeft. In het boek heeft u kunnen lezen dat ik vanaf 1995 mijn familie heb geterroriseerd, mensen hebben geen leven gehad, ik heb ze afgeperst, Richie een pistool op het hoofd gezet, ik ben een beest. Het omgekeerde is waar. Ik heb samen met de advocaten vanaf 1995 tot 2006 alle tapgesprekken van mijn familie met mij op een rij gezet en u zal zien dat wat Astrid beweert, niet klopt. Ik heb alles voor mijn familie gedaan, ze op handen gedragen; Sonja heeft ook genoeg gedaan, ik heb ook altijd voor de familie klaargestaan. Het is echt een gotspe wat Astrid hier speelt, maar het maakt niet uit…

(Richie is de zoon van Cor van Hout en Sonja Holleeder)

Rechter: Het maakt wel uit. Voor u in ieder geval, we zullen daar nog uitgebreid bij stilstaan. “Willem Holleeder, van knuffelcrimineel tot monster,” las ik ergens. Als je kijkt naar uw zaak, tussen 2000 en 2014 zijn er meer dan twintig doden gevallen door liquidaties. Als ik probeer er doorheen te kijken, dan lijkt het of van al die mensen die u om u heen had, er bijna niemand meer over is.

Holleeder: Er zijn natuurlijk mensen overleden die ik goed ken, maar als je alles op een stapel gooit, kun je zeggen: het wijst jouw richting op, maar als jet het één voor één uit elkaar haalt is het een andere situatie.

Rechter: In de Volkskrant van oktober 2012 staat: “Dat moet voor die mensen een armzalig leven zijn. Waar ieder mens probeert normaal contact met een ander te maken, leven zij altijd met die schil van wantrouwen om zich heen.” Herkent u zichzelf daarin? Dat je in een wereld verzeild raakt waar mensen omvallen, worden geliquideerd, waar je alleen maar veilig bent als je over je schouder kijkt. Dat je heel eenzaam wordt en je je bij alle dingen afvraagt of er reden is voor wantrouwen? Van Mieremet wordt gezegd dat hij dacht dat er dat er in een vork afluisterapparatuur zat.

Holleeder: Nee, wat er wel is gebeurd, nadat Cor in de Deurloostraat was neergeschoten, dat wisten we van tevoren: er is heel veel veranderd. Ik ben mezelf gaan beveiligen, ik heb mijn Golf laten bepantseren, vanaf dat moment heb ik wel in pantserauto’s gereden. Ik heb me wel altijd beveiligd, dat is nooit meer weggegaan. Op een bepaald moment kwam Van Looyen (Amsterdamse rechercheur Jan van Looyen) met liquidatielijstjes bij iedereen langs. Hij kwam bij mij langs, bij Endstra. Ik ben niet paranoia, ik ben wel een nuchter denkend iemand.

Rechter: Destijds heeft u bij de rechter-commissaris een schriftelijke verklaring overgelegd. 127 bladzijden. Met als reden: “Ik vond het belangrijk om de achtergrond te schetsen vanaf de Heinekenontvoering in 1983. Bij de dames gaat het alleen om het geld, daarom is het belangrijk te vertellen over de herkomst van het geld.” U zegt: “In Goudsnip hebben de dames alles bij elkaar gelogen.” Het is een handgeschreven verklaring. Het is een aangenaam fenomeen, een verklarende verdachte. U vertelt over uw gezin. U bent de oudste; Sonja is twee jaar jonger, Gerard twee jaar jonger; Astrid is zeven jaar jonger. U veel contact met Sonja gehad, dat is een leeftijdskwestie?

Holleeder: Heb ik altijd gehad. Mijn broertje is een lieve jongen, rustig, Astrid was wel een beetje een probleem altijd, die maakte problemen met mijn moeder, daar had ik niet zoveel mee. Er zit zeven jaar tussen.

Rechter: Dat kan heel veel zijn. Over de Rem,  Martin Erkamps, zegt u: “Als hij zich ergens mee bemoeide kwam er niks van terecht.” Hij zegt dat u dominant was in uw familie. U zegt: ik heb altijd mijn eigen leven geleid, gewerkt, iedereen heeft daarvan geprofiteerd.

Holleeder: Wat Rem betreft. Als er enige waarde aan wordt gehecht wat hij zegt, neem dan kennis van al zijn verklaringen, dan krijgt u zelf een beeld van wie Rem is.

Rechter: De Heinekenontvoering, 9 november 1983. Cor van Hout, u, Frans Meijer en Jan Boellaard hadden het al een aantal jaren in voorbereiding. Eerst met Martin Erkamps, om Heineken in Noordwijk te ontvoeren, maar diverse malen kwamen ze niet opdagen. Uiteindelijk blijkt het mogelijk hem op 9 november 1983 te ontvoeren.

Holleeder: Erkamps was daar niet bij betrokken.

Rechter: Het losgeld was 35 miljoen gulden. Dat woog 400 kilo

Holleeder: Boellaard heeft het uitgerekend. Die is timmerman. Die had blokkies gemaakt in het gewicht van het geld.

Rechter: Er was al snel een anonieme tip die leidde naar de daders. Naar de loods. Er zijn aanhoudingen geweest. Boellaard, Erkamps, en nog 25 anderen. Voornamelijk familieleden en kennissen van de hoofdverdachten. Grifhorst is aangehouden. Uw vader was er ook bij. U, Cor en Frans wisten te vluchten. U en Van Hout naar Parijs.

Holleeder: Klopt.

Rechter: In januari 1984 bent u in Parijs gearresteerd. Max Moszkowicz was uw advocaat. Er was geen uitleveringsverdrag voor dat delict. Erkamps en Boellaard werden voor hun aandeel veroordeeld tot elf en negen jaar cel. De zaak tegen Meijer werd vanwege een psychiatrisch onderzoek aangehouden. Hij is naar het Pieter Baan Centrum gestuurd, heeft daar ik dacht met een bureaustoel…

Holleeder: Een boenmachine.

Rechter: Een boormachine?

Holleeder: Een boenmachine.

Rechter: Er was reden om aan zijn verstandelijke vermogens te twijfelen? Was hij niet de man die zei: “Ik heb het losgeld verbrand op het strand.” Gelooft u dat?

Holleeder: Natuurlijk niet

Rechter: Dan moet je inderdaad wel hartstikke gek zijn (Holleeder lacht uitbundig). Ik dacht: misschien één briefje om een sigaar aan te steken. Hij is op 21 maart 1985 veroordeeld tot 12 jaar cel. Ook in hoger beroep. De straf van Erkamps werd teruggebracht tot acht jaar. U en van Hout hebben geen verklaring afgelegd, ook niet bij de recherche. Op 18 februari 1987 bent u veroordeeld tot 11 jaar cel. U bent niet in hoger beroep gegaan, in januari 1992 kwam u vrij. Op 17 januari werd dat gevierd in het Marriott met een groot feest. Wie had dat betaald?

Holleeder: Rob Grifhorst, van het geld van de ontvoering. Daar heb ik over geschreven.

Rechter: Wat speelde de band bij uw binnenkomst?

Holleeder: Wat ze zeggen dat klopt. Heerlijk helder Heineken.

Rechter: Was dat niet cynisch?

Holleeder: Het feest was niet voor mij, ik had er niet om gevraagd. Ik was al eerder vrij, Cor had strafonderbreking gehad.

Rechter: U sprak niet met de recherche maar wel met Peter de Vries. Peter R. de Vries. U beiden.

Holleeder: Cor heeft een boek geschreven met Peter de Vries. Daar was ik op tegen, daar was Sonja op tegen, daar was Grifhorst op tegen. Cor heeft het toch doorgezet.

Rechter: U bent erbij geweest. U zegt: “Gaandeweg maakte Peter Cor er warm voor. Ik was erop tegen omdat een boek ons ons hele leven zou blijven achtervolgen.”

Holleeder: Dat is ook zo. Waardoor iedereen mij kent natuurlijk. Vanaf dat moment ben ik nooit meer uit de media vertrokken.

Rechter: Komt dat door het boek of door de ontvoering?

Holleeder: Beide natuurlijk. Er zijn ook andere ontvoeringen geweest, daar hoor je nooit meer wat over. Door het boek is dat levendig gebleven. Anders was het wel weggeëbd.

Rechter: Er is afgesproken dat de opbrengst van het boek naar Sonja zou gaan. Waarom was dat?

Holleeder: Cor zei: eigenlijk is het voor mijn kinderen. Wij hebben gezegd: dat is goed, maar als er een film komt, dan delen we met z’n vieren.

Rechter: U zegt: “Cor heeft Peter een verhaal verteld. Als Peter een kritische vraag stelde, dan verzon Cor gewoon een antwoord. Met name als het om ons geld ging. Ik heb bij die gesprekken met Peter gezeten.” Ik heb nog niet gemeld dat Peter R. de Vries, zo zal ik hem dan maar noemen, ik dacht: ik ken het verder eigenlijk alleen van Annie M.G. Schmidt, dat je ook een tweede voorletter noemt. John F. Kennedy heb je ook nog. Daar wil ik niks mee zeggen, maar ik heb de neiging hem Peter de Vries te noemen. Dan weten we over wie we het hebben.

Holleeder: Wat ik nog even wou zeggen, dat er getwijfeld wordt aan het brein van Meijer: Cor wilde dat boek schrijven. Hij is begonnen met te vertellen wat iedereen gedaan heeft. Cor heeft het minste gedaan, Boellaard heeft minder gedaan, maar Meijer heeft alles bedacht. Cor heeft dat eerlijk verteld, maar op een bepaald moment heeft Peter gezegd: dat boek is niet te lezen zo, je moet het vertellen vanuit je eigen persoon, dat jij het allemaal hebt gedaan en zo is dat boek tot stand gekomen.

Rechter: Als u vlucht naar Frankrijk dan weet Peter de Vries al het vluchtnummer van uw vliegtuig te achterhalen zodat hij met u mee kon reizen?

Holleeder: Nee, Peter de Vries was in Frankrijk gelijk aan al die andere journalisten, maar hij was slim geweest, hij had Cor elke dag een krant gestuurd in de Santé, de gevangenis in Parijs.. Zo zijn ze in contact gekomen en hebben ze met elkaar geschreven. Zodoende had hij een voorkeur toen Cor vrijkwam. Die vluchtnummers, dat was toen we vanuit Parijs naar Sint Maarten gingen. Toen heeft Cor het vluchtnummer doorgegeven aan Peter.

Rechter: Op Sint Maarten kwam u op Nederlandse grond.

Holleeder: Toen we dat doorkregen hebben we geprotesteerd. Toen zijn we naar Bartholemy en Guadeloupe geweest.

Rechter: U zegt: “Cor en ik wilden geen film, vanwege de kinderen.”

Holleeder: Dat is ook een beetje de ruzie met Sonja waardoor ik ook onaardige dingen heb gezegd over haar kinderen. We hadden met zijn allen afgesproken: geen film. Die kinderen hebben daar last van op school. Cor had een testament gemaakt, met de wetenschap dat er geen film zou komen. Peter de Vries wist dat ook, dat heeft hij in 2015 verklaard. En toch hebben ze dat doorgezet, daar is de ruzie om begonnen.

Rechter: Ook daar komen we nog over te spreken. U zegt dan dat u na uw detentie, in 1992, op een normale manier uw brood wilde verdienen. Thomas van der Bijl zegt dat u en Cor in de hasj gingen en dat het Heinekengeld in de Wallen werd geïnvesteerd.

Holleeder: Die hasj, dat is onzin. We hadden geld, dat hadden we geïnvesteerd.

Rechter: Hoeveel had u?

Holleeder: Dat heb ik niet kunnen tellen. We hebben twee zakken op kunnen graven, toen we zagen dat we gevolgd werden. Dat hebben we verdeeld onder mekaar. Toen zijn Cor en ik naar Frankrijk gegaan. Daarvoor hebben wij ons geld begraven.

Rechter: Ik dacht dat u iets van 11,5 miljoen had.

Holleeder: Dat was na de verdeling. We hebben eerst die bedrijven gehad. Rob Grifhorst heeft er al die jaren heel veel geld mee verdiend. Ook met Endstra samen.

Rechter: Cor ging in de hasj, er kwam een scheiding tussen u en hem. U wilde op normale manier brood verdiene, Cor dronk teveel.

Holleeder: Dat had Cor met iedereen, ook met Thomas, uit die tapgesprekken zal u zien dat het gewoon verschrikkelijk was wat Cor deed. Ik heb in die taps dingen gelezen die ik zelf niet eens wist. Het is waanzinnig hoe Sonja geterroriseerd is.

Rechter: De ruzies tussen u en Cor waren best heftig, zegt een getuige.

Holleeder: Welke periode?

Rechter: U zegt: “Ik zag hem dagelijks tot in 1996, daarna was ik meer met Endstra en zag ik Cor niet meer dagelijks.” U zegt geen aardige dingen over elkaar.

Holleeder: Dat is ook logisch, Cor sloeg Sonja. Het is vervelend om over hem te praten omdat hij er niet meer is, maar omdat Astrid het over Cor heeft, dat ze daar zo goed mee bevriend is, dat hij zo eerlijk en geweldig is, dat is absoluut niet waar. In die tapgesprekken zal u zien dat Cor Sonja regelmatig slaat. Als hij dronken thuiskomt en Sonja ligt bij de kinderen, dan moet ze uit bed komen, dan gaat hij er bovenop liggen, zoals Sonja dat zelf zegt, dan ligt hij de hele nacht een beetje te rommelen waar ze niks aan heb en als ze ’t niet doet krijgt ze een paar klappen. Cor heeft regelmatig tegen Sonja gezegd dat ie mij ging vermoorden. Dat zei hij in 1995 al. Dan ging-ie Sonja vermoorden. Ik heb altijd tegen Sonja gezegd: “Dat zegt-ie gewoon omdat hij dronken is.” Hij zei het niet alleen tegen ons, ook tegen mensen buiten, als hij dronken was. Cor was onhandelbaar. Als je daar niet af en toe ruzie mee had gekregen, dat zou niet goed zijn, hij was echt onmoigelijk. Hij heeft Sonja slechter behandeld dan ik dacht, dat vind ik gewoon heel erg en dat zal u zien in de tapgesprekken.

Rechter: Vanaf 1 januari 1993 staat u op de loonlijst bij Brouwersgracht BV, de tegelwinkel van Grifhorst.

Holleeder: Hij heeft een tegelbedrijf gehad. Hij is tegelzetter geweest, toen heeft hij De Bouwvakker gedaan, de voorloper van Praxis. Robbie wist niet dat ik mee geïnvesteerd had in de Wallen. Cor had ons geld aan Robbie gegeven, Robbie wilde met mij niks te maken hebben. Robbie, Cor en Frans Meijer waren samen in het onroerend goed gegaan. Ik had daar niks mee te maken, maar ik en Cor hadden geld in het buitenland, we wilden zorgen dat we daar wat mee verdienden en dat we dat om konden wisselen voor gewoon geld en dan gaan we dat bij Grifhorst investeren. Grifhorst wilde niks met mij te maken hebben. Cor heeft altijd gezegd dat het van hem was.Het losgeld dat wij hadden hebben we aan Grifhorst gegeven en die is daarmee gaan werken.

Rechter: U was assistent-bedrijfsleider, zo heeft u Kaatee leren kennen, de boekhouder, en u bent het erotisch museum gaan pachten.

Holleeder: Dat was op een later moment.

Rechter: In 1993 en 1994 Brouwersgracht BV van Grifhorst. Hij was toen ook eigenaar van het Casa Rosso-concern?

Holleeder: Dat is juist.

Rechter: In 1999 was het erotisch museum verkocht en hebt u verbouwingen gedaan voor Endstra. U was vroeger koppelbaas.

Holleeder: Vóór de Heineken-ontvoering was ik stucadoor en koppelbaas.

Rechter: U had een bedrijf Naris?

Holleeder: Dat was toen ik het museum ging pachten.

Rechter: Dat betekent neus in het Spaans. U schreef het met een s?

Holleeder: Ja, maar het was wel als neus bedoeld.

Rechter: Endstra en u hadden zakelijke relaties? I

Holleeder: Ik had mijn geld gepakt. Endstra had die gokhallen eigenlijk gekocht voor Ronald van Essen. Ik wilde ze niet hebben, er zitten vergunningen op, daar heb je helemaal niks aan. Ik heb mijn geld genomen en bij Endstra geïnvesteerd. Een gedeelte.

Rechter: Dat was…

Holleeder: Acht miljoen gulden. Dat was een hele ingewikkelde verdeling. We hadden samen seksclub Satyricon gekocht en de Achterdam. Dat moesten we verrekenen. Robbie had een seksclub en onroerend goed in Spanje. Cor moest eerst delen met Robbie en daarna wij weer.

Rechter: Ik denk dat ik het beeld redelijk heb. U zegt: “Ik was  boodschappenjongen voor Endstra.” U wilde het onroerend goed in, maar kon geen hypotheek krijgen, geen geld.

Holleeder: Het is logisch dat ik geen hypotheek kon krijgen. Daar had ik Endstra voor nodig.

Rechter: U heeft hem leren kenen op de sportschool?

Holleeder: Hij was op het feest bij het Marriott, maar toen heb ik hem niet gezien. Later, toen ik een woning nodig had, ben ik met Robbie naar hem toe gegaan en een keer voor de herinvestering van een pand en ik heb een keer een afspraak gemaakt met Endstra om te eten. Dat weet ik uit een tapgesprek, maar ik weet niet of ik dat toen gehad heb. Het werkelijke contact kwam pas na de verdeling.

Rechter: Het klikte tussen u beiden. Endstra was eigenlijk een relatie van Grifhorst. En Grifhorst was een vriend van Cor van Hout. Toen Endstra met Van Essen in zee ging, stopte Grifhorst met zakendoen met Endstra.

Holleeder: Rob is gestopt omdat hij zag dat het niet goed ging met Van Essen. Robbie was een slimme zakenman, hij zag  dat er problemen zouden komen met justitie. Robbie heeft zijn geld gepakt, en ons geld, hij heeft een boot gekocht en is lekker gaan varen en heeft afscheid van Endstra genomen.

Rechter: Was dat omdat Van Essen en Van Dalen in de xtc zaten en dat geld investeerden bij Endstra?

Holleeder: Ja.

Rechter: U zei: “Endstra wilde me een kans geven, hij vond dat ik op het goede pad was, ik heb veel mensen ontmoet, ook bankdirecteuren. Ik was een soort boodschappenjongen, ik bracht stukken rond. Ik kwam regelmatig bij Endstra om te informeren hoe het met mijn investering stond, we zagen elkaar dagelijks, we werden vrienden.”

(wordt vervolgd)

Holleederproces: dag 1, deel 2

$
0
0

Dit is het tweede deel van het verslag van de eerste zittingsdag in de bunker. Het vorige (zie hier) eindigde als volgt:

Rechter: Grifhorst, u noemde hem al, overleden in april 2014, ook geliquideerd?

Holleeder: Nee hoor.

Rechter: Dat is dan één lichtpunt.

Rechter: Grifhorst leerde aan de Costa del Sol Endstra kennen. Het ging over het massaal overnemen van Zweedse vastgoedportefeuilles.

Holleeder: Met name klopten ze de huur op en dan deden ze zoveel keer de huur, maar dat was niet de werkelijke huur.

(vervolg)

Rechter: Officier van justitie Fred Teeven, die heeft u en Van Hout vanaf 1995 vervolgd voor drugshandel en witwassen, hij zag in Grifhorst een medeverdachte en dacht dat het Heineken-geld was ondergebracht in bezittingen op de Wallen en de Alkmaarse Achterdam. Kort voordat hij in 2006 werd doodgeschoten vertelde Thomas van der Bijl dat het losgeld naar de Bouwvakker was gegaan. “In een park in Parijs stond een boom met een M, daar heb ik twee nachten liggen graven,” zegt Thomas, “toen heb ik het gevonden. Het zat in plastic tassen, het was 5 à 6 miljoen gulden, dat heb ik ingewisseld bij het GWK en aan de Bouwvakker gegeven.”

Holleeder: Dat klopt niet. Het is heel simpel. We werden gevolgd. We hebben ons geld op de Lage Vuursche begraven, dat gaat natuurlijk niet mee de grens over. Ik heb het later opgegraven en meegegeven. Als Thomas het had opgegraven had ik het wel gezegd, het gaat erom wat ermee gebeurd is. Ik heb het zelf opgegraven. Ik heb het opgehaald. Ik ben van vliegveld Charles de Gaulle met iemand meegereden. Die naam heb ik niet genoemd, van de man die me heen en weer gereden heeft. Hij is overleden, gewoon op natuurlijke manier, hij heeft mij opgehaald en teruggebracht, ik zou de naam kunnen noemen.

Rechter: Als de breuk met Cor vrijwel volledig is, gaat u meer om met Mieremet en Klepper. Als Klepper dood is, u met Mieremet?

Holleeder: Tot 2002, het verhaal in De Telegraaf.

Rechter: De problemen tussen Cor en Sam Klepper en John Mieremet gingen om een mislukt drugstransport, Cor werd daar verantwoordelijk voor gehouden. Wat het nog erger maakte: Cor had hen beledigd in kledingzaak König in PC Hooftstraat, nadat ze hem hadden aangesproken op dat mislukte transport. Cor had John schele genoemd, in die tijd durfde niemand dat, zei u. 

Holleeder: Klopt

Rechter: U kende Sam en John van vroeger. De Allesweter vertelde hoe gewelddadig ze waren. Ze wilden u samen pakken, hij adviseerde u niet meer samen met Cor in één auto te gaan. Cor nam dit niet serieus, u wel.

Holleeder: Cor nam het wel serieus, maar hij was geen man van discipline. Toen dit speelde, vlak voor het gebeurde in de Deurloostraat, woonde Cor nog in Amstelveen, maar hij woonde natuurlijk wel al apart ergens. Maar hij kan het dan niet volhouden en dan gaat-ie er langs en dat gebeurt het. We wisten wat er stond te gebeuren.

Rechter: “We mochten het tegen niemand zeggen, maar de volgende dag werd ik er op de sportschool al op aangesproken. Het verhaal dat er wraak genomen zou worden.”

Holleeder: Ik had tegen Cor gezegd dat hij het tegen niemand mocht zeggen, maar de volgende dag op de sportschool zei Hennie Smit: “Geldt dat voor mij ook?” Ik zei: “Ik weet niet waar je ’t over hebt.” “Dat ze ons dood gaan schieten.” Toen hebben we wel ruzie gekregen.

Rechter: U had Sonja gewaarschuwd: niet in de auto met Cor, zeker  niet met kinderen.

Holleeder: Klopt

Rechter: Dan zegt u: “De Allesweter vroeg of ik weer langs wilde komen. Sam had besloten om Cor alleen te pakken. Toen ik het Cor vertelde geloofde hij het niet. Ik heb tegen Sonja gezegd: je moet nog meer opletten.” De Allesweter, die naam is al een paar keer gevallen.

Holleeder: Die naam is mij in Kolbak ook gevraagd, maar die man heeft me geholpen, die naam ga ik niet noemen, ik ga die man niet in problemen brengen.

Rechter: ’t Is een bijzondere figuur. Hij lijkt wel een soort priester, bij wie mensen hun verhaal doen. En als jij dan dit of dat doet, dan komt het wel goed.

Holleeder: U moet het zo zien dat als Cor niet eigenwijs was geweest, dan had er niks hoeven gebeuren in de Deurloostraat. Ik ben die man daar erkentelijk voor. Ik ga die man niet noemen. Het is géén priester.

Rechter: Het is iemand die van de hoed en de rand weet, een vertrouwensman, hij bemiddelt, geeft adviezen.  Er zijn wel wat namen gevallen. Er zijn verklaringen van getuigen, het is die of die. Mink Kok is genoemd.

Holleeder: Mink Kok is het niet.

Rechter: Na de aanslag in de Deurloostraat bezoekt u Cor in het ziekenhuis. Dan zegt hij: “Het is niet te geloven, Neus, toch die twee leipies.” U zegt: “Ik heb het huis niet aangewezen. Veel mensen wisten waar hij woonde. Eem goede vriend van Mieremet woonde achter Cor.” In de Kolbakzaak (de afpersing van Endstra, waar Holleeder voor is veroordeld) gaat het over het Wildschutgesprek (café Wildschut, in Amsterdam). Dat is de bemiddeling waar we het over hadden. U hield Klepper en Mieremet aan de zijkant. U hoorde van Endstra dat hij geld had aangenomen van hen.

Holleeder: U haalt alles door elkaar. Dat gesprek bij Wildschut had niks met geld van Endstra te maken. Ik wist van De Allesweter dat er betaald moest worden en ik heb om bemiddeling gevraagd van Mink om zeker te weten dat als ik dat miljoen zou hebben betaald, dat het dan ook over zou zijn. Dat Endstra geld aangepakt heeft van allerlei mensen is een ander verhaal.

Rechter: Die 1 miljoen: dat ging erover dat er een drugstransport was geript en als er 1 miljoen werd betaald was dat uit de wereld.

Holleeder: Er werd gezegd: of het wordt een bloedbad of er wordt een miljoen betaald. Gezien dat je had te maken met Klepper en Mieremet, was het echt een bloedbad geworden. Ik heb ervoor gekozen dat miljoen te betalen, voor Sonja, de kinderen, mijn familie en Robbie (Grifhorst). Daarnaast hadden we alle bezit op straat staan, voor mij was het simpel opgelost door het miljoen te betalen, het was mijn manier om het op te lossen.

Rechter: In 1997 hoorde u van Endstra dat hij geld had aangenomen van hen, ze hadden ook een bijnaam: Spic en Span. U zei: “Endstra vroeg mij als spreekbuis te fungeren, hij wilde liever niet met hen op kantoor worden gezien. Mink had me nog gewaarschuwd dat Endstra geen geld van hen moest aannemen. Ik heb Mink later opgezocht om te vertellen dat ik het niet had kunnen tegenhouden. Ik heb meerdere keren gezien dat Endstra geld aannam van Klepper en Mieremet.” U wilde geen criminele activiteiten meer. U sloot uw ogen daarvoor. U zegt: “Ik deed het niet om wit te wassen, maar om Wim te helpen. Ze hebben mij gebruikt als ingang tot Endstra. Zo was ik nuttig, dus veilig.”

Holleeder: Ja, zo is dat.

Rechter: U zegt: “Grifhorst kende Endstra. Toen we bezig waren met investeren, kwamen we bij Endstra. Dat is die acht miljoen zwart.” Zegt u dan. Dat geld was toch witgewassen?

Holleeder: Wij hebben ons geld afgegeven aan Grifhorst. Hij stond niet in Nederland ingeschreven. Voor hem was wit geld hetzelfde als zwart geld. Alle bedrijven stonden op zijn naam. Dat geld is contant gemaakt en contant verdeeld. Als we geen verdeling hadden gehad, was het wit gebleven, maar dan stond het op Robbie zijn naam.

Rechter: Over de boete van 1 miljoen na het drugstransport zegt u: “Ik wist dat het probleem met Sam en John moest worden opgelost.” U wilde eerst wachten wat Sam en John zouden zeggen. U bent met zijn allen naar Frankrijk gegaan. U zegt: “Ik wilde het zonder geweld doen. Al ons geld was in panden en  bedrijven gestoken, ik heb advies aan De Allesweter gevraagd. Thomas beheerde de Achterdam. Op advies van Cor ben ik ook met Stanley Hillis gaan praten. Thomas ging met mij mee, hij bleef tijdens het gesprek in de auto zitten. Hillis wilde niet met Sam en John praten omdat hij hen ook zat was. De Allesweter vertelde toen over de 1 miljoen voor Sam en John. Grifhorst wilde het met z’n drieën betalen. Grifhorst was ook bang dat er iets met de panden en bedrijven zou gebeuren.” Wat voor bedrijven?

Holleeder: De gokhallen, bijvoorbeeld. Ze konden de boel in de fik steken, of een wapen leegschieten, dan ga je ook dicht.

Rechter: Of een handgranaat.

Rechter: De Allesweter zou garant staan. Ook hier weer die onbekende machtige persoon. Mink Kok had ook een garantie gegeven. U zegt: “Rob betaalde tweederde, ook voor Cor, ik één derde. Dat had ik contant.” Waar kwam dat zo gauw vandaan?

Holleeder: Dat had ik gewoon liggen, we verdienden wel geld, natuurlijk.

Rechter: “Ik heb betaald om leven van Cor te redden en onze bezittingen veilig te stellen. Ik ben daarna met Thomas naar Cor in Frankrijk gegaan. Ik heb het aan Cor verteld, die was boos, hij wilde niet betalen.” U moest teruggaan en zeggen dat hij Sam en John met lood zou betalen. U zegt: “Ik heb wat bijbetaald, Rob en ik hebben het opgelost.”

Rechter: Waarom was het zo principieel voor Cor?

Holleeder: Dat was Cor, hè? ’t Is niet alleen principieel, het was  ook egoïstisch van Cor, er hadden ook anderen mee te maken die gevaar lopen. Er was echt geen keuze om het anders op te lossen. Je kunt wel in het buitenland gaan zitten, maar ik heb bewust direct betaald, ’t is maar geld, klaar is kees. Als hij niet had gezegd: “Ik heb niet betaald,” was er niks aan de hand geweest. Hij wil Don Vito zijn en is dat zelf gaan schreeuwen, ik heb het niet tegen hun gezegd.

Rechter: Wist u iets van die rippartij?

Holleeder: Nee, daar had ik geen zicht op.

Rechter: U heeft een miljoen neergelegd zonder te weten of ze enig verhaal hadden?

Holleeder: Cor zei: “Het is niet waar.” Dan nog was de keus: 1 miljoen betalen, of een bloedbad. Als mensen als Mieremet die dingen uitspreken, is er geen weg terug.

Rechter: U zegt: “Thomas en ik zijn direct weer weggegaan, Cor heeft overal rondverteld dat hij niet had meebetaald.”

Holleeder: Hij heeft het wel gezegd waar hij kwam, het kwam wel bij hun terecht.

 

Rechter: Grifhorst wilde met alles stoppen, hij was bang dat de problemen niet waren opgelost, daarom is in 1996 alles verdeeld.

Holleeder: Robbie zei: “Ik ben er echt klaar mee. Robbie heeft ook geen leuke tijd met Cor gehad. Cor heeft hem lopen treiteren: “Je hebt gestolen. Je hebt een boot gekocht.” Cor was een moeilijke man, voor Robbie was dit de druppel: nou stop ik ermee.

Rechter: Over die verdeling zegt u: “Grifhorst verkocht Casa Rosso, de Bananenbar en het seksmuseum aan Charles Geerts; de gokhallen en seksclub Satyricon aan Endstra. De Achterdam ging naar Cor; Grifhorst nam de bezittingen in Spanje, ik wilde alleen geld hebben. Er gingen enkele maanden overheen, het was ingewikkeld omdat Grifhorst niet wist dat ik meedeed in de Wallen. Dat moest in twee fasen.” U heeft 11,5 miljoen gulden gekregen

Holleeder: Voordat mensen het verkeerd begrijpen. Edith de Vries, waar het van gekocht werd, net als Charles Geerts die het gekocht heeft, wisten niet dat wij meededen, ze wisten niet dat het van het losgeld was. Edith alles geprobeerd na te gaan of het van Heinekengeld was. Niemand heeft dat kunnen natrekken. Endstra wist het natuurlijk wel.

Rechter: U zegt: “De Allesweter zei dat het voor mijn veiligheid goed was als ik af en toe een kop koffie met Sam en John ging drinken. Aan de andere kant had Hillis juist gezegd geen afspraken met deze mannen te maken. Cor wilde geen contact. Hij wilde nog steeds met lood betalen. Ik ben af en toe met Sam en John gaan koffie drinken en een broodje eten.” Wat deed u dan?

Holleeder: Koffie drinken en een broodje eten.

Rechter: Waar praat je dan over?

Holleeder: “Hoe is het?” Dat breidt zich dan uit.

Rechter: U was geen dikke vrienden.

Holleeder: Natuurlijk niet.

Rechter: Het was een beetje om de temperatuur van het water te voelen?

Holleeder: Ik had het miljoen betaald, Cor bleef schreeuwen dat hij met lood wilde betalen. Ik wilde wel dichtbij blijven om te voorkomen dat we weer in dezelfde situatie terecht zouden komen.

Rechter: U vertrouwde dat ook?

Holleeder: Zeker niet. De mensen noemden mij een overloper, maar ik  moest in het begin wel bij hun voor in de auto zitten.

Rechter: Dat is een oude wijsheid: je vijanden dicht aan je borst. “Cor zag het als verraad. We vonden het allebei moeilijk. Cor en ik waren altijd samen opgetrokken, vanaf dat moment kwam daar een eind aan. Andere mensen vonden mij een overloper. Doordat ik met hun omging heb ik Cor een aantal keren kunnen waarschuwen.” Dat verbaast mij: Sam en John wisten toch dat u met Cor omging?

Holleeder: Nee, dat wisten ze niet, ze dachten dat wij ruzie hadden. Als ik Cor zag was het vaak bij het Zilverzand. Klepper en Mieremet zaten in het weekend vaak in België en dan kwamen ze maandagmiddag pas terug.

Rechter: U zegt: “Ik sprak met Cor af, dan gingen we een rondje lopen in het Amsterdamse Bos.”

Holleeder: Dat is bij Zilverzand. Maar ik heb ook weleens met hem afgesproken in een café.

Rechter: “Cor werd dronken, dan zei hij tegen anderen vervelende dingen over mij, dat hoorde ik dan weer van Sonja.”

Holleeder: Ja. En van Astrid, hè?

Rechter: U zegt: “Ik heb na de verdeling 11,5 miljoen gekregen en daarvan heb ik acht miljoen bij Endstra geïnvesteerd. De rest heb ik cash bewaard. Ik had met Endstra contact gezocht in 1996 om bij hem te investeren. Ik kende Endstra via Grifhorst. Ik heb niet eerder geld voor Sonja geïnvesteerd.”

Holleeder: Zeker niet. Daarvóór investeerden we alleen bij onszelf. Als alles gewoon was gebleven, dan hadden we alles nog zelf gehad.

Rechter: (haalt wat details aan uit het verificatieonderzoek; dat is het onderzoek naar deze door Holleeder afgelegde verklaring) Het huis van Sonja in de Deurloostraat was vanaf 1994 van Haiko Endstra. U investeerde bij Endstra, dat ging goed, u hebt Klepper en Mieremet met Endstra in contact gebracht, zij hebben geld belegd bij Endstra. Mieremet heeft vaak grote bedragen aan Endstra gegeven.

Holleeder: Ja.

Rechter: De aanslag op Sam Klepper, in oktober 2000. “Sam en John hadden ruzie met de groep Jocic. Sam en John hadden Magdi Barsoum en Jocic geript, ze moesten 10 miljoen betalen. Sam en John hebben zich toen laten oppakken met wapens.” Dat snap ik niet.

Holleeder: In Alkmaar, ze hadden zelf de politie gebeld omdat ze bang waren voor Jocic.

Rechter: Ze dachten: dan zitten we een tijdje opgesloten, dan zijn we veilig?

Holleeder: Ja.

Rechter: U zegt: “Dat was de reden dat John naar België is verhuisd. Sam wilde niet betalen, John wel. Sam is geliquideerd, daarna heeft John alsnog betaald. De betaling liep via Hillis. Ik zou met Hillis meegaan naar Parijs waar hij aan Jocic geld zou geven. Sonja kwam mij namens Cor waarschuwen dat ik niet moest gaan, omdat Jocic mij daar iets zou aandoen. Ik heb dat serieus genomen en ben niet gegaan.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: De betalingen die Sandra aan Jocic heeft gedaan: Mieremet vond dat Sandra mee moest betalen. Ze heeft geld opgehaald uit haar bewaarplaats en toen ze later nog meer moest betalen heeft ze dat met Hillis in Liechtenstein opgehaald en Hillis heeft het geld aan de groep Jocic gegeven.

Holleeder: Dat heeft Hillis gezegd.

Rechter: U heeft daar niks van gehad.

Holleeder: Klopt.

Rechter: Over de tweede aanslag op Cor, in Buitenvelder, op 22 december 2000. “Wat Astrid en Sonja daarover vertellen is  niet waar. Ik sprak Astrid tussen de eerste en de tweede aanslag vrijwel nooit. Het verhaal over die lamellen is onzin.” (Astrid vertelt dat als Cor thuis was, Sonja de lamellen half open moest doen als signaal voor een moordcommando).

Holleeder: Dat is de grootste onzin die er is. Cor woonde daar helemaal niet, hij kwam er incidenteel, dat besliste hij als hij dronken was. Als je de lamellen dan scheef moet zetten of God weet wat ze bedoelt dan zou je daar de hele dag langs moeten rijden, terwijl hij misschien één keer in de maand of twee maanden daar komt. Astrid ken het mooi vertellen, maar Astrid heeft vanaf 1995 tot 2003 steeds tegen mij gezegd: “Wim, je moet Cor voor zijn, want hij gaat jou en Sonja vermoorden.” Dat zei Cor ook wel, maar ik heb altijd gezegd: dat doet-ie niet, dat is onzin. Astrid zei na de dood van Sam Klepper en voor de aanslag op Cor dat ze mij dringend moest spreken. Ze heeft geprobeerd me op te zetten tegen Cor, ze zei: “Hij haat je.” Ik zei: “Hij gaat me toch niet doodschieten omdat hij me haat?” Dat zei ze altijd: “Hij haat je, je moet hem vóór zijn. Ik heb twee dagen lopen hyperventileren over wat Cor zegt, ik wil aangifte tegen hem doen, hij is gek.” Die tap heb ik voor u.

Rechter: U zegt: “Ik moest vaak op mensen inpraten om te zeggen dat Cor dat niet echt ging doen.”

Holleeder: Ik zeg dat niet alleen, er zijn ook tapgesprekken van Sonja zelf, dan zal u zien dat ze dit zelf vertelt, dat is al in 1995.

Rechter: We spraken al even over Jocic. Een Serviër. Toen nog Joegoslaviër, die in Amsterdam de beruchte Joego-maffia leidde. De liquidatie van Sam Klepper en zijn problemen met Jocic: die hangen met elkaar samen.

Holleeder: Jocic is voor die moord aangehouden.

Rechter: “Sam en John hadden ruzie met de groep Jocic. Dat hadden ze mij verteld, ze hadden Jocic geript.”

Holleeder: Mijn advocaat kan duidelijk aantonen dat het daar over gaat. Dat is allemaal uitgezocht en aantoonbaar.

Rechter: “Sam moest bij Barsoum komen. John heeft Sam gebracht, toen heeft John mij opgehaald en toen zijn we samen Sam gaan halen. Sam zei in de auto dat hij niet wilde betalen.” Er is een verklaring van Sjors Kool (neef van Sam Klepper): “Mieremet begon Holleeder overal van te betichten: híj zit overal achter!” Als hem gevraagd wordt wanneer dat begon, zegt hij: “Na de dood van Sam Klepper en de aanslag op hemzelf.”

Holleeder: Dat is niet zo. Het is pas gaan rommelen bij Mieremet toen hij op de Keizersgracht is neergeschoten, in 2002. Daarvoor was er niks aan de hand. Ik had gewoon contact met Ria. Sam en John hadden allebei een fiscalist, Jan Guyt uit Volendam. Toen Sam dood was heeft Mieremet tegen Jan Guyt gezegd: “Ik wil niet dat Sandra nog bij jou komt.” Toen heeft Guyt gezegd: “Sam was eerst en ik laat Sandra niet vallen.” Jan Guyt heeft op papier gezet waar Sandra recht op had, maar toen werd Mieremet neergeschoten. Een tijdje later zei Jan Guyt tegen Sandra: “Hij moet toch weten hoe het zit, hij ligt zelf ook te rekenen in zijn bed, hij moet er toch rekening mee houden, je kan hem dat papier geven.” Ik heb met Sandra dat papier van Jan Guyt aan Ria (Eelzak, de vriendin van Mieremet) gegeven, bij De Lucht. Vanaf dat moment dacht Mieremet dat ik erachter zat. Toen hij uit het ziekenhuis kwam hebben we een keer afgesproken bij de grens, hij wilde mij spreken, Ria was erbij, kwam hij met dat papiertje en zei hij: zit jij er soms achter?

Rechter: De aanslag op Mieremet was op 26 februari 2002, na een afspraak met advocaat Hingst; hij wordt beschoten, geraakt, komt te vallen. Mieremet dacht dat u erachter zat. Hij zegt tegen de politie: “Holleeder is het brein achter een groot aantal afrekeningen en liquidaties in Nederland.”

Holleeder: Dat zegt hij niet tegen de politie, dat zegt hij in De Telegraaf. Vlak nadat hij was neergeschoten kreeg hij de fiscus op zijn dak, die wilde een gigantisch bedrag van hem hebben. Hij is naar mr. Plooij (officier van justitie Koos Plooij) gegaan om een deal te sluiten. Toen dat niet doorging, heeft hij John van den Heuvel gebruikt om Endstra aan te vallen in de media. In werkelijkheid heeft Mieremet tegen iedereen verteld dat Dino, Hillis en ik erachter zaten. Met name Hillis. In de verwarmingsbuizen van zijn huis in België is het adres van Hillis nog aangetroffen. Mieremet wilde mij en Hillis vermoorden. In de krant zegt hij dat Endstra en ik erachter zaten, dat ik Endstra ook onder druk wilde zetten om te betalen.

Rechter: Het beeld dat zich aan mij opdringt van dat conglomeraat van vastgoedhandelaren is dat het een ongelooflijke slangenkuil was van mensen die elkaar licht niet in de ogen gunden.

Holleeder: Dat is niet echt waar.

Rechter: Sjors Kool, neef van Sam Klepper, vertelt in een verklaring dat Cees (Houtman) een boete had gekregen omdat hij pandjes wilde kopen met Peter Petersen, in dat afpersingsverhaal in Kolbak, waar u voor bent veroordeeld. Hij zegt: “John had mij verteld dat Cees een boete kreeg omdat hij panden had gekocht in de Scheldestraat en dat die panden van Holleeder waren. Dat hij die niet kon kopen, want dat was het pakket van Endstra. Holeeder gaf daar geen toestemming voor, Cees wilde dat toch doen en heeft daarvoor een boete gekregen.” Snapt u wat ik bedoel met slangenkuil?

Holleeder: Ja, ik ga ’t u uitleggen.

Rechter: Da’s mooi.

Holleeder: In de Kolbakzaak heb ik dat uitgelegd. Er was helemaal niks met een pand dat van Endstra was. Het pand dat Houtman had gekocht was niet van Endstra, dat was van Libra. Maar vlak voor de kerst, in december 2003, heeft Libra de hele BV Ganico gekocht. In juli 2004 haalt Endstra het onroerend goed uit Ganico en zet hij het in Libra. De discussie was: ik zei dat het al verkocht was, de rechtbank zei: nee. In 2004 was het er uitgehaald. Hun kennen denken dat het van Endstra was, maar dat is niet zo. Dat is inmiddels uitgezocht. Die hele discussie was niet nodig geweest. Teeven is niet altijd even eerlijk geweest, zacht uitgedrukt. Hij heeft bijvoorbeeld de verklaring van Peter Petersen niet volledig in het dossier gedaan. Die verklaring is recent door dit Openbaar Ministerie uitgewerkt. Wat de rechtbank toen niet van mij geloofde, dat had Peter Petersen zelf al gezegd. En dat staat er nu wel in. Als het toen wel was uitgewerkt, had ik die discussie niet gehad in Kolbak en was dat hele verhaal van de Scheldestraat er niet geweest. Want dat is er ook echt niet. De makelaars zijn inmiddels ook gehoord, u kunt het zo nakijken.

Rechter: Het is een complex verhaal. De indruk die ontstaat dat je het oog kon hebben…

Holleeder: Het verhaal was dat Houtman een pandje van Mieremet had gekocht, zodat Mieremet geld kreeg om hem te vermoorden. Mieremet had geld genoeg om te vermoorden en die panden waren van California Properties, daar had Ria aandelen in. Endstra had uit California Properties dat Ganico al verkocht, maar de rechtbank heeft de datum gezien dat Libra het uit Ganico haalt. Terwijl het daarvóór al verkocht was.

Rechter: Ik vraag mij steeds af waarom die mensen elkaar naar het leven staan. Een rippartij, niet betalen. Als het zo is dat Endstra het oog heeft op panden die verkocht moeten worden, dat iedereen daar dan met zijn poten vanaf moest blijven en als je daar dan toch op bood, dat je in problemen kwam?

Holleeder: Die vraag is ook beantwoord door de getuige van Ganica en Libra. Er was niet één Ganico, er waren heel veel Ganico’s. Er is heel veel van verkocht. Wat Cees daarover zegt is niet waar.

Rechter: Als getuige Kool zegt: Cees heeft een boete gekregen?

Holleeder: Dat heeft Mieremet gezegd. Er was een conflict tussen George van Kleef en Cees Houtman. Dat waren compagnons in het verleden, in drugs. Die hebben daar een discussie over gehad, meer niet. Het ging om een partij waarvan Cees had gezegd dat het gepakt was, wat niet zo bleek te zijn. Toen heeft hij aan mij gevraagd: als ik betaald heb, dat George niet nóg een keer aan mijn deur komt. Dat heb ik aan George gevraagd. Hij heeft gezegd: dan is het over. Later is Mieremet zich ermee gaan bemoeien. Dat zegt Sjors Kool ook: “Later begrepen we dat Holleeder er zelf achter zat.” Mieremet wilde mij de schuld geven.

Rechter: Sjors Kool kende wel het verhaal, maar niet de finesses, begrijp ik.

Holleeder: Sjors Kool kent het verhaal dat Mieremet aan iedereen heeft verteld.

Sander Janssen: Ganico is een rechtspersoon met een hele bak van twaalf BV’s met panden. Inmiddels is wel buiten discussie vastgesteld dat die panden door Endstra allang verkocht waren. Dat geld was al bij Endstra. Op het moment dat Houtman interesse toonde in dat ene appartementsrechtje – het was niet eens een pand – was dat een hele andere partij – Libra – die dat gekocht had zonder enige problemen.

Rechter: “Klepper werd gedood op 10 oktober 2000. De Amsterdamse kopstukken komen dan bij elkaar, ze willen weten uit welke hoek het komt. Holleeder en Mieremet komen tegenover elkaar te staan. Holleeder zou Mieremet hebben besodemieterd, de twee worden aartsvijanden, de twee zijn uit op het vermogen van Wim Endstra.”

Holleeder: Dat is Sjors Kool weer?

Rechter: Zou kunnen dat het van hem komt, ja.

Holleeder: Toen Klepper is doodgeschoten, heeft Norbert Stok contact opgenomen met Mieremet en die heeft hem verteld hoe het zat met Jocic. Toen kwam Mieremet bij mij. Mieremet heeft gezegd dat hij ging betalen.

Norbert Stok komt een beetje uit de lucht vallen, maar voor insiders is hij niet helemaal onbekend. Hij wordt omschreven als ‘een Amsterdamse zakenman’. Uit ‘TA’-gegevens van de recherche (tactische analyse?) is er ook het een en ander bekend over de heksenketel die ontstond na de moord op Klepper. Zo blijkt dat er meteen na de liquidatie in Den Haag een ontmoeting is geweest tussen Mieremet, Holleeder en Paja (de bekende Joegoslaaf die vaak wordt genoemd als het over de Amsterdamse penoze gaat, maar hij heeft een restaurant in Den Haag). Mieremet heeft verder contact met Etienne Urka, Norbert Stok, Sjors Kool en journalist Bas van Hout. Op 17 oktober is er ontmoeting tussen Urka en Mieremet, op 20 oktober tussen Holleeder en Paja.

Rechter: Er zijn één of twee topberaden geweest. Enkele dagen vóór de jaarwisseling van 2000 in het Hilton, over de aanslag op Van Essen. De organisator was Sam Klepper, die wordt gezien als de criminele baas. Van Dalen en Klepper kenden elkaar al langer. Sam Klepper waarschuwt Ton van Dalen: alles wat er met Endstra gebeurt… Wij hebben daar ook geld zitten. Dan hebben we met z’n allen niks meer. Laat mij nou gewoon bemiddelen.

Holleeder: Hij heeft voor zichzelf bemiddeld.

Rechter: U zegt dat Endstra u soms meenam als hij iets had verkocht, u probeerde zelf in die wereld te komen. “Uiteindelijk zagen we elkaar dagelijks, we werden vrienden. Hij stuurde me met boodschappen naar criminele investeerders. Voor de gezelligheid ging ik mee met besprekingen.” Voor wie was dat gezellig?

Holleeder: Voor mij.

Rechter: U was de grappige man die af en toe die de sfeer wat kon opleuken?

Holleeder: Ik vond het gezellig, hij vond het ook leuk, daar kom je wel verder mee.

Rechter: “Endstra hield mij mondeling op de hoogte. Hij heeft mij nooit uitbetaald. Hij moest een titel hebben om mij wit te betalen.” Dan denk ik: maak die man directeur van een van de bedrijven.

Holleeder: Dat gaat natuurlijk niet. Dat ik zolang gewacht heb met die titel heeft natuurlijk ook met mijn naam te maken. Hij moet iets in elkaar zetten waardoor hij wel geld over kan maken. Hij had Ria Eelzak bijvoorbeeld eigenaar laten worden van California Properties. Ik had geen haast.

Rechter: U weet niet hoeveel u op hem te vorderen had? .

Holleeder: Ik word al 60 in mei. Ik kom nog uit de tijd dat je elkaar een hand gaf en dan was het geregeld. Als er echt een contract moest komen, schreef je dat op een bierviltje. Met Robbie Grifhorst hebben we nooit wat op papier gezet. Ik ben ouder, zo ben ik dat gewend.

Rechter: De samenleving is sindsdien aanmerkelijk gejuridificeerd. Destijds werd het met een handshake geregeld. U zegt ook: “Endstra had nooit geld op zijn rekening, hij had alles geïnvesteerd. Ik zou in de toekomst legaal geld krijgen. Na het interview met Mieremet moest Endstra eerst hem betalen.  Mieremet ging voor, anders kwamen er nog meer artikelen in De Telegraaf. Ik heb Endstra best vaak om mijn geld gevraagd. “Wim, ken ik ook wat krijgen dan?” Hij zei: “We gaan de rit samen uitzitten.” Ik heb gedacht dat het wel te redden was. Mieremet heeft dat spel gespeeld. In een paar weken tijd van ik van ‘beste vriend’ tot ‘een moordenaar en afperser’ geworden. De tapgesprekken in de zaak Buizerd zijn er niet meer.

Officier Tammes: Die tapgesprekken zijn er nooit geweest.

Holleeder: Het OM heeft inderdaad meerdere keren laten weten dat die er niet zijn. Ik ben maar een simpele jongen, maar het onderzoek Buizerd loopt al in 2001. Tot januari 2002 zijn er tapgesprekken Dan zijn er geen tapgesprekken en in 2004 wordt Endstra alsnog vervolgd voor de zaak Buizerd. Dan is het toch opmerkelijk, als het OM al die jaren bezig is geweest met Endstra – Buizerd gaat over het witwassen van geld – dat als er zo’n artikel in De Telegraaf komt en het onderzoek nog niet gesloten is, dat er dan niet getapt is.

Tammes: Endstra is nooit vervolgd voor de zaak Buizerd.

Holleeder: Dat heeft hij zelf wel gezegd. In 2004 zegt hij bij Harry Mens op tv dat in de zomer van 2004 besloten is hem niet te vervolgen.

Tammes: Toen was hij dood.

Holleeder: Nee, daarvóór. Hij zegt dat hij bij Harry Mens op tv is gegaan omdat hij niet meer vervolgd werd. Dat heeft hij daar verteld. Dat onderzoek was er wel degelijk. Ik begrijp wat u zegt, dat die tapgesprekken er niet zijn, ik weet dat u daar eerlijk in bent, maar ik vind het wel raar dat er geen tapgesprekken van zijn.

Tammes: Het zijn uw woorden.

Janssen: In dat onderzoek naar Endstra over witwassen wordt hij een jaar lang getapt, tot 2002. Die tap wordt om onduidelijke redenen niet verlengd. In augustus 2002 is er dan het artikel in De Telegraaf waar Endstra ‘de bankier van de onderwereld’ wordt genoemd. Vervolgens zegt het OM dat Endstra niet is getapt in het nog altijd actieve witwas-onderzoek. Dat vinden wij moeilijk te geloven.

Het interview met John Mieremet verscheen in De Telegraaf van woensdag 28 augustus 2002. De dag ervoor was er al een bericht geweest dat de compagnon van Sam Klepper een interview ging geven. Je zou denken – gezien het unieke van dit interview en de enorme impact – dat het op z’n minst de opening van de voorpagina is geweest en met als grote kop: WILLEM ENDSTRA: BANKIER VAN DE ONDERWERELD.

Toch niet.

Het artikel wordt op de voorpagina niet eens genoemd. In het artikel zelf is de bewering over Endstra ergens in het midden haast weggemoffeld. Sander Janssen zei het, en het wordt vaak zo aangehaald, maar Mieremet noemde Endstra niet ‘de bankier van de onderwereld’ maar ‘de bank van de onderwereld’. Mieremet zegt: “Sam Klepper en ik zijn een aantal jaren geleden door Willem Holleeder met Willem Endstra in contact gebracht. Ook andere jongens uit ons milieu deden en doen volop zaken met Endstra, die bereid is grote bedragen te investeren in onroerend goed, zonder dat naar de herkomst van het geld wordt gevraagd. Je kunt hem zien als de bank van de onderwereld. En Holleeder als de bewaker.”

Mieremet zegt dat de liquidatie van Sam Klepper een vergeldingsactie was voor twee mislukte aanslagen door de ‘groep-Klepper’ op Heinekenontvoerder Cor van Hout en xct-handelaar Ronald van Essen en dat hij weet dat Joca Jocic was ingehuurd om ook hem te vermoorden. Hij zegt dat Holleeder opdracht had gegeven dat te regelen.

Holleeder kwam terug met de boodschap dat hij 10 miljoen D-mark moest betalen. Dat had hij in het voorjaar van 2001 gedaan door 11,5 miljoen gulden aan Holleeder te betalen. Later had hij gehoord dat Jocic nooit het hele bedrag had gekregen. Aldus het artikel in De Telegraaf. Dat laatste is overigens nog altijd onduidelijk, of Jocic het hele bedrag wel heeft gekregen. Er is een verhaal dat een tussenpersoon – niet Holleeder – een deel in zijn zak heeft gestoken. Maar dat is hier verder niet aan de orde.

Rechter: U zegt: “Ik heb Endstra best vaak om mijn geld gevraagd. Er waren meer criminelen, ik werd naar die mensen toe gestuurd om te vertellen dat het wel goed zou komen. Daar werd ik wel flauw van. Op een gegeven moment heb ik tegen die mensen gezegd dat ze zelf Endstra maar om hun geld moesten vragen. Mieremet kreeg steeds geld en ik werd naar die mensen gestuurd. Ik vond dat ik ook wel wat geld van Endstra had mogen hebben. Hij wilde het eerst met Mieremet oplossen, hij noemde het ons probleem. Door het artikel in De Telegraaf veranderde ons contact, ik kon  niet meer op kantoor komen, maar we zagen elkaar nog wel door vaste afspraken te maken of door Anita, de vrouw van Endstra, die een winkel had winkel in de PC Hooftstraat. Ik heb altijd gedacht dat ik mijn geld wel zou krijgen, Endstra had ook contact met buitenlandse banken. Pas toen hij overleden was wist ik dat ik geen cent meer zou krijgen. Ik wil uit veiligheidsredenen niet zeggen wie de andere criminelen zijn die geld bij Endstra belegd hebben.” Maar dat weten we inmiddels wel.

Holleeder: Ja. Wat ik nu wel kan zeggen: Hillis natuurlijk ook.

Rechter: De Telegraaf-artikelen waren het begin van de val van Endstra, iedereen trok zijn handen van hem af.

Holleeder: ABN/Amro zegde alle rekeningen op. Het was één drama.

Rechter: Het ging ook over het onderzoek in Breda, rond de financiering van Mega Sport. Over Eric en Rob Driessen die in 2001 zijn doodgeschoten. Goed, in De Telegraaf vertelt Mieremet dat Endstra de bankier van de onderwereld is, u de bewaker. Na dat interview kwam Endstra steeds meer klem te zetten, tegelijk werd de druk op u steeds groter dan wordt gezegd: dan begint Holleeder Endstra af te persen.

Holleeder: Op 27 augustus was het eerste artikel. Op 28 augustus wordt Endstra op het hoofdbureau geroepen. Daar zegt Mieremet dat Endstra van mij af wou, maar het omgekeerde is waar: het probleem was Mieremet.

Op 29 augustus was er een gesprek tussen André Beckers, de advocaat van Ria, en Endstra. Endstra zegt: “Ik kan ook níet betalen en zeggen dat ik afgeperst word.” Beckers zegt dan: “We kunnen ook zeggen: Endstra is niet afgeperst door mevrouw Eelzak, niet door Mieremet maar door ‘niet te verstaan’. Dan zegt Endstra: “Wat in de krant stond.” In de krant stond dat Endstra waarschijnlijk ook onder druk gezet werd door Holleeder. Dus daar begint het al. Op 6 september tekent Endstra in België – waar Haiko Endstra bij moet zijn van Mieremet dat hij de aandelen van Ria overneemt en dat hij een boete van 5 miljoen betaalt. Na de dood van Endstra gaat Mieremet die boete halen bij Haico. Eind september wordt er dan een snapshot gemaakt van mij en Endstra op dat bankje, we hebben nog gewoon contact, dan zitten we samen op de Apollolaan. Dan komt de Quote uit in november en dan zegt Endstra dat hij mij niet kent. Dan gaat hij naar de rechtbank, dat hij geen foto bij dat artikel wil en de rechtbank geeft hem gelijk. De volgende dag komt Quote met de foto van dat bankje en dan zegt dezelfde rechter dat het dan wél moet. Vanaf dat moment gaat het verhaal spelen en in maart 2003 begint het dan met het achterbankverhaal dat hij hij samen met Mieremet in elkaar draait. Endstra zit aan een touwtje bij Mieremet: hij moest kiezen tussen Mieremet en mij. Hij had geen andere keus. Mieremet had hem aan alle kanten klem. Ze moesten er met z’n tweeën uitkomen, ze hadden allebei belang. Mieremet is impulsief. Toen Klepper er nog was, was dat niet zo’n probleem, maar nu was hij alleen. Hij raakte ook zijn eigen vrouw, hij zat er net zo dik in als Endstra en daar ben ik het slachtoffer. Slachtoffer is misschien een groot woord, dan ben ik gewoon de lul.

Rechter: Dat het makkelijker was om u de lul te laten zijn dan Mieremet, is dat wat u zegt?

Holleeder: Mieremet had hem ook klem met die BV’s. Mieremet had een verhaal. Endstra heeft nooit aangifte gedaan tegen mij. Mieremet was gevaarlijker en hij had hem klem met die BV’s. Hij zegt niet voor niks steeds op die achterbank: dat met Ria is legaal geld.

Rechter: Mieremet had de contracten, u had alleen de toezeggingen. Mieremet zegt: “Endstra werd van twee kanten belaagd. Hij stapte naar de politie en dat doet hij in een rijdende auto omdat hij bang was om normaal af te spreken. Dat zijn de veelbesproken achterbankgesprekken. Als je pers erop naslaat dan weet iedereen weet meer al die gesprekken dan je zo zou denken. Ik lees veel kennis in de pers over de achtergronden. Endstra durfde geen aangifte doen, hij vreesde voor zijn leven en hij betaalde u 20 miljoen.

Holleeder: Hij heeft mij geen 20 miljoen betaald en van mij hoefde hij niet voor zijn leven te vrezen.

Rechter: Dat is wat de rechter vaststelt, 20 miljoen.

Holleeder: Ja. Maar het is ook vastgesteld dat ik het niet heb. Ik heb het nooit gehad, het is ook nooit aangetoond.

Rechter: Op 17 mei 2004 werd Endstra voor zijn kantoor doodgeschoten. In 2005 Houtman. Mieremet en Thomas van der Bijl. Daar komen we donderdag en vrijdag op terug.

Holleeder: Mag ik nog wat zeggen over tapgesprekken? Het OM heeft mij gevraagd bij de rechter-commissaris over het etentje met Remmers. Om te beginnen: ik heb nooit met Remmers afgesproken om te eten of te drinken. Ik heb verklaard dat ik één keer met een meisje ben geweest in Jacky’s. Uit tapgesprekken blijkt dat ik daar  wel vaker ben geweest, met meerdere vriendinnetjes ben ik daar geweest.

 

 

Holleederproces: dag 2

$
0
0

Verslag van het verhoor van Willem Holleeder (geboren 29 mei 1958, verblijvend in de EBI in Vught) van donderdag 8 februari. Vervolg van de zitting, die begon op maandag 5 februari. Voorzitter van de rechtbank is Frank Wieland, de officieren van justitie zijn Lars Stempher en Sabine Tammes. Er zijn twee andere rechters: Benedicte Mildner en Margo Somsen. Als zij afwisselend aan het woord zijn, geef ik hen weer als Rechter2. Vanaf de publieke – en pers – tribune is bijna niet te zien wie van hen aan het woord is. De advocaten zijn Sander Janssen en Robert Malewicz. Het verslag is zo uitvoerig mogelijk, maar het is onmogelijk het helemaal letterlijk te doen en hier en daar heb ik wat samengevat of weggelaten als het te veel over details ging of herhaling was.

De ondervraging is aan de hand van de verklaring die Holleeder op advies van een rechter tijdens een vorig proces heeft opgeschreven: zijn verhaal. Een handgeschreven verklaring van 127 A4’tjes. Daar heeft een hele tijd een embargo op gezeten. Toen dat eraf was, heeft de recherche een verificatie-onderzoek gedaan, om na te gaan of bepaalde beweringen die Holleeder hier doet, kunnen kloppen. Dat komt tijdens het verhoor een aantal keren ter sprake.

(De verslagen van de eerste dag staan hier)

De ondervraging wordt gedaan door Benedicte Mildner, door de voorzitter aangeduid als ‘de oudste rechter’.

Rechter: Uw schriftelijke verklaring begint met dat het van uw kant begint met het losgeld. Waarom?

Holleeder: Omdat het hart van het verhaal van Astrid gaat om het geld dat daarvan afkomstig is. Ik zou vanaf 1996 op Cor zijn leven gejaagd hebben om geld dat afkomstig is van het losgeld van hem af te pakken. Daar begint hun verhaal. Dan hoort de beginsituatie er ook bij.

Rechter: U zegt: “Het klopt niet wat ze zeggen.” U vertelt dingen die u eerder niet heeft verteld en die u eerder heeft ontkend. Over het losgeld en de investeringen bij Endstra. Waarom nu wel?

Holleeder: In Kolbak (dat is de zaak met afpersingen van o.a. Endstra en Cees Houtman waarvoor hij al veroordeeld is) heb ik niet de waarheid verteld omdat alles wat betrekking heeft op het losgeld en de Achterdam – dat zou allemaal Goudsnip raken en daarover was een procedure van Sonja. In januari 2005 is er een inval geweest bij Tangenberg, de boekhouder van de Achterdam. Voor mij, omdat Thomas van der Bijl had verklaard dat de Achterdam van mij was. In januari 2006 ben ik gearresteerd in de Kolbakzaak. Toen vielen ze opnieuw binnen bij Tangenberg en Hassing (Bertus Hassing was een van de nieuwe eigenaren van de Achterdam). Het Openbaar Ministerie dacht dat ik de Achterdam had. In mei 2006 zijn ze de strafrechtelijke vervolging begonnen met de zaak Goudsnip. Toen wisten ze al dat ik er niks mee te maken had en de vervolging is toen overgegaan op mijn zusters. Omdat Sonja wel de Achterdam had, heb ik ervoor gekozen daar niet eerlijk over te spreken. Dat zeg ik ook in die opnames: ik heb ook dat gezeik gehad met die rechtbank en alles. Het was voor mij voordeliger geweest als ik toen had gezegd dat ik 8 miljoen bij Endstra had geïnvesteerd.

(dit is een belangrijk thema in de hele affaire. Cor van Hout en Willem Holleeder hadden via de bevriende zakenman Rob Grifhorst geld dat indirect afkomstig was van het losgeld geïnvesteerd in onroerend goed. Onder meer in prostitutiepanden op de Achterdam in Alkmaar. In 1996 gingen de wegen van Cor en Willem uit elkaar, nadat de beruchte Amsterdamse criminelen Sam Klepper en John Mieremet ruzie hadden gekregen met Cor. Grifhorst wilde zich terugtrekken en alle investeringen werden verdeeld. Holleeder liet zich uitkopen en belegde zijn geld bij vastgoedman Willem Endstra. Cor hield de Achterdam. Maar de familie van Cor dacht dat Holleeder ook nog steeds mede-eigenaar was van de Achterdam. Dat was niet zo. Dit misverstand speelt een grote rol in het verhoor. Na de dood van Cor, in januari 2003, moest er iets gebeuren met de erfenis van Cor. Astrid Holleeder heeft dat toen geregeld, maar justitie is vanaf dat moment alles met argusogen gaan volgen. Dat onderzoek heet Goudsnip en dat is het grote pijnpunt in de zaak tussen Astrid en broer Willem)

Rechter: In de Kolbakzaak noemt u zichzelf open en eerlijk, u bent als getuige gehoord en u zegt: “Ik heb niets van het losgeld gekregen.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: U heeft zelfs op de televisie bij College Tour gezegd dat Frans Meijer dat geld had verbrand op het strand.

Holleeder: Klopt.

Rechter: Daar heeft u afgelopen maandag hartelijk om gelachen, alleen om het idee alleen al.

Holleeder: Ja. Bij College Tour moest ik ook wel lachen.

Rechter: Er wordt gevraagd: “Is dit de waarheid.” En dan zegt u: “Ja, dit is de waarheid.”

Holleeder: Daar heb ik er echt voor gekozen om mijn zus te beschermen. Dat ze een deal had gesloten (dit gaat over dat Goudsnip-dossier) kwam pas uit in 2013. De College Tour was daarvoor. Iedereen denkt dat ik dat monster ben dat ze van mij gecreëerd hebben, maar dat is niet waar, ik ben echt een familiemens en voor mijn zussie Sonja zou ik alles hebben gedaan en dat heb ik ook gedaan. Nu is het een andere situatie. Als Endstra had gezegd: “Wim, als jij nou zegt dat je mij afperst, dan kan ik weer terug bij de banken,” dan moest ik een paar jaar zitten, dan had ik dat ook gedaan. Ik ben niet bang om een paar jaar te zitten, voor Sonja had ik dat ook gedaan. Nu is het een ander verhaal. Nu zijn de belangen groter. Nu gaat het om levenslang, niet om een paar jaar zitten. Ik heb bewust gelogen om Sonja te beschermen.

Rechter: U heeft die negen jaar genomen om Sonja te beschermen?

Holleeder: Dat was niet in die context. Thomas van der Bijl dacht ook dat ik de Achterdam had. Als ik dat duidelijker had kunnen uitleggen, was de straf misschien lager geweest. Ik heb dat bewust niet gedaan, voor mijn zussie. Het zal u niet ongewoon zijn dat het wel vaker in de onderwereld gebeurt bij mensen die hier komen, die een belang hebben om te liegen of om de waarheid te zeggen.

Rechter: U zult met uw advocaten hebben besproken hoe dat overkomt bij mensen die niet in de onderwereld zitten?

Holleeder: Dan heeft u het niet over uzelf toch? Als rechter heeft u daar toch wel vaker mee te kampen?

Rechter: Ja. Als verklaringen wisselen, is dat een factor die meeweegt in de betrouwbaarheid.

Holleeder: Dat klopt.

Rechter: U zegt: “Ik heb Sonja willen beschermen, er staat nu meer op het spel.”

Holleeder: Ik vertel nu eerlijker dan toen. Ik voel me nu vrij om de waarheid te zeggen. Astrid heeft ook alles gelogen in Goudsnip, en Sonja ook, begrijpt u?

Rechter Wieland: Wat hield die deal in?

Holleeder: Sonja heeft een deal gesloten in 2013, toen heeft ze voor 1,1 miljoen afgekocht dat ze niet vervolgd zou worden. Onder de voorwaarde dat als boven water zou komen dat ze gelogen heeft, dat ze alsnog vervolgd zou worden.

Rechter Wieland: Dat is die deal met het OM.

Holleeder: Ja.

Rechter Wieland: Het is vragen naar de bekende weg, maar ik wilde het u toch horen zeggen.

Rechter Mildner: U vertelt nu eerlijker dan toen.

Holleeder: Het betekent niet dat ik in Kolbak alles heb gelogen. Ik heb natuurlijk ook niet de waarheid verteld over Hillis.

(Stanley Hillis is in februari 2011 geliquideerd. Hij was een belangrijke man in de Amsterdamse onderwereld, met veel contacten)

Rechter: Wat dacht u dat de dreiging voor Sonja was in Goudsnip?

Holleeder: Dat ze vervolgd zou worden en dat ze haar spullen kwijt zou raken. Het geld voor de kinderen. Ik heb ook gelogen als iemand vroeg: “Heb jij de Achterdam of heb jij de Wallen,” over die dingen heb ik allemaal gelogen. Ik heb haar geprobeerd te beschermen. Ik zeg u eerlijk, wat er nu gebeurt: Sonja heeft dit niet bedacht, ik wil nóg niet dat Sonja gaat zitten.

Rechter: U bent uiteindelijk veroordeeld. Negen jaar gevangenisstraf.

Holleeder: Ja. Ik heb niemand afgeperst. Ik ben er ook niet van uitgegaan dat ik negen jaar zou krijgen. Dan nog is het me de prijs waard om mijn zussie buiten de problemen te houden.

Rechter Wieland: “Natuurlijk loog ik als ik gevraagd werd naar de Achterdam en de Wallen.” Waarom was dat natuurlijk?

Holleeder: Het stond niet voor niks niet op onze naam. Het zou altijd afgepakt kunnen worden, door de politie of het Heinekenconcern. Er zitten vergunningen op. Het woord zegt het al. Gunning. Dan ben je ’t kwijt.

(dit gaat over de periode vóór de verdeling in 1996, toen Holleeder nog wel belangen had in onroerend goed in Amsterdam en Alkmaar)

Rechter: Over het losgeld. Jan Boellaard en Frans Meijer hebben twee zakken met geld opgegraven, nadat het losgeld was betaald. In het bos. Dat is verdeeld in hotel Résidence in Vinkeveen. Dat was de dag voordat Heineken en Doderer werden gevonden. Martin Erkamps was er niet bij betrokken, u zegt: “Ik heb het geld verdeeld.” Hoe werd bepaald dat Boellaard en Meijer naar het bos moesten?

(De ontvoering van Freddy Heineken en zijn chauffeur Ab Doderer was in november 1983. Ze werden drie weken vastgehouden in een loods op industrieterrein De Heining in Amsterdam. Zodra het losgeld was betaald, was dat begraven in twee tonnen in een bos bij Zeist, maar de politie had al een gouden tip binnen gekregen en zat de ontvoerders direct al op de hielen. Ze hebben nog kans gezien een deel van het losgeld op te halen en onder elkaar te verdelen. Onder de vijf ontvoerders: Cor van Hout, Willem Holleeder, Frans Meijer, Jan Boellaard en Martin Erkamps, de halfbroer van Cor)  

Holleeder: We kregen in de gaten dat we gevolgd werden. Ik had die kamer geboekt in het Okura, toen hebben we Jan en Frans op een bepaald tijdstip daar langs laten rijden, toen zagen we dat ze gevolgd werden. Toen hebben we gezegd: laten we maar vast wat opgraven, dan gaan we allemaal een eigen kant op. Ik ben met Cor samen gegaan.

Rechter: Wist u hoeveel u had?

Holleeder: Nee. We hebben die zakken aangepakt, meteen begraven in Zeist. Toen zagen we dat we gevolgd werden, toen hebben we er twee opgegraven en gewoon verdeeld aan de hand van pakkies. De een zou iets meer gehad kunnen hebben.

Rechter: Wist u wat er door uw handen ging?

Holleeder: Best wel veel. Van alle valuta’s.

Rechter: Had u in de gaten hoeveel?

Holleeder: Nee, ik heb het gewoon verdeeld. Ik heb die twee zakken op dat bed gegooid. De een wou meer guldens, wij hebben meer franken genomen. We hadden geen plan als het fout zou gaan, het was een beetje hectisch.

Rechter: U kreeg wel het gevoel dat het fout zou kunnen gaan.

Holleeder: We zagen dat we gevolgd werden

Rechter: Ieder ging zijn eigen weg?

Holleeder: Ik zei: “Ik ga naar Parijs.” Cor zei: “Dan ga ik met jou mee.” Ik had daar een vriendinnetje, maar ik wist niet of ik daar terecht kon, of die al een nieuw vriendje had.

Rechter: Een deel van het geld nam u mee naar Parijs. Er is in Parijs ook geld aangetroffen. Ter waarde van 500.000 gulden of zo. U zegt: “Wat we achter wilden laten hebben we verpakt in waterdichte bouwzakken. Toen hebben Cor en ik de auto van Thomas van der Bijl geleend en de zakken begraven bij Lage Vuursche, bij een boom. Daar had Cor een letter in gekrast.”

Holleeder: Ja. Moet ik alleen zeggen: dat geld dat gevonden is, dat bedrag, dat hebben we niet toen al meegenomen. Toen ik het opgegraven had, heb ik een ander bedrag meegenomen.

Rechter: De auto van Thomas van der Bijl is gebruikt om het geld te begraven. Waarom in Lage Vuursche?

Holleeder: Cor zei: “Laten we het in Lage Vuursche doen.”

Rechter: U was met de auto van Thomas naar Parijs gegaan?

Holleeder: Dat is onze mazzel geweest. We zijn aangekomen bij hotel Résidence met een auto die ze volgden en we zijn weggereden met de Golf van Thomas en toen hebben ze ons niet zien weggaan.

Rechter: Waren Heineken en Doderer toen al gevonden?

Holleeder: Nee. We hebben het geld verdeeld. Zij wisten niet wat we gingen doen, Cor had die zakken geregeld en een schep. Binnen hebben we het verpakt, de anderen waren al even weg, toen zijn wij met de Golf naar Lage Vuursche gereden.

Rechter: Wist u wat de anderen gingen doen?

Holleeder: Nee, we hadden gezegd dat we dat niet zouden zeggen

Rechter: Wie zou Heineken en Doderer dan…

Holleeder: Jan Boellaard zou meneer Heineken en meneer Doderer loslaten.

Rechter: Dacht Jan Boellaard niet: wegwezen?

Holleeder: Die ging toch naar huis, die had iets van: ik zie het wel. Het was zijn loods. Zijn bedrijf. Het was zijn timmerbedrijf. Dat was zo afgesproken.

Rechter: U en Cor dachten: wegwezen.

Holleeder: Frans Meijer ook en Rem (Martin Erkamps)is naar zijn vader gegaan.

Rechter: Dan bent u in Parijs. U heeft samen met Cor bedacht: dan gaan we investeren in drugs in Zuid-Amerika.

Holleeder: Dat hadden we van tevoren al bedacht.

Rechter: Hoe kwam u daarbij?

Holleeder: Het geld was genummerd, dat kun je nergens uitgeven. Dat moest je op een bepaalde manier wisselen.

Rechter: Drugs in Zuid-Amerika. Cocaïne?

Holleeder: Ja.

Rechter: Had u die contacten al?

Holleeder: Ja, die waren er al. Dat was vooraf al tegen iemand gezegd, dat we veel geld hadden liggen, toen we het losgeld nog niet hadden.

Rechter: Wie was dat?

Holleeder: Er zijn twee manieren waarom ik dingen niet zeg. Als mensen me geholpen hebben, vind ik het niet reëel om ze te belasten. Het is niet niks wat je in de media meekrijgt, iedereen die eraan verbonden is, is voor de rest van zijn leven veroordeeld, ook met justitie. Het andere verhaal is: uit veiligheidsoverwegingen zal ik namen niet noemen. Er is vaak gevraagd door het OM wie geld geïnvesteerd hebben bij Endstra. Dat doe ik niet.

Rechter Wieland: Uw veiligheid, neem ik aan?

Holleeder: Ook van mijn familie. In de zaak Kolbak heb ik in de media gezegd, op verzoek van John van den Heuvel, dat ik alles zou vertellen. Op de dag van de opening van de Kolbakzaak hebben ze hier twee raketten naar binnen geschoten, daarom zal ik dat soort dingen nooit zeggen. En als je vertelt wat iemand heeft geïnvesteerd, krijgt hij morgen de Fiod aan de deur.

Rechter: Er staat voor u ook veel op het spel.

Holleeder: Ik heb die keuze gemaakt. Mensen die mij hebben mij geholpen, ga ik niet verraden.

Rechter: Had u al een afspraak over wanneer u het geld zou brengen?

Holleeder: We hebben gezegd: “Kennen we een stukje meedoen.” Dat was geen probleem.

Rechter: Op een dag bent u door een man in een vrachtwagen naar Nederland gebracht. Begrijpt u welke vraag ik ga stellen?

Holleeder: Die man is al overleden, ik zou het normaal niet gezegd hebben, maar ik heb er goed over nagedacht. Het is de vader van Ilonka, de vrouw van Leen Bosnie. Die had zijn eigen transportbedrijven.

(Leen Bosnie is een vastgoedhandelaar die goed bevriend was met Willem Endstra. Hij zei telkens tegen Endstra dat die afstand moest nemen van Holleeder. Bosnie stond op de dodenlijst van het moordcommando dat verantwoordelijk was voor een serie al dan niet geslaagde liquidaties, o.a. op Thomas van der Bijl en Cees Houtman. Bosnie, woonachtig in Abcoude, ontkwam door een toeval aan liquidatie, toen het moordcommando hem bij zijn huis had opgewacht)

Rechter: Hoe ging dat contact?

Holleeder: We hadden telefonisch contact met iemand, wij belden vanuit telefooncel uit Parijs naar Nederland, toen kwam hij en toen zag ik hem voor het eerst. Ik ben bij het Sheraton Hotel van vliegveld Charles de Gaulle opgepikt en daar vandaan meegegaan. De volgende dag was ik daar terug.

Rechter: Met wie had u telefonisch contact?

Holleeder: Dat soort namen ga ik niet zeggen.

Rechter: Het sneeuwde, bij de grens bent u opgepikt door een andere man.

Holleeder: Die is met mij meegegaan voor het opgraven in Lage Vuursche.

Rechter: U zegt: “Het was zoeken naar de boom, het geld is gevonden, in de kofferbak gelegd en hij heeft u teruggebracht naar de vrachtwagenchauffeur, die u terugbracht naar Parijs. Het geld is in de kofferbak gebleven.”

Holleeder: Het is naar de man gebracht die dat verder zou verwerken en investeren.

Rechter: Wist u hoeveel geld het was?

Holleeder: Nee, we hebben het niet geteld. We wisten wel dat het miljoenen waren.

Officier van justitie Tammes: De man die u geholpen heeft, was dat een associé van de man die geïnvesteerd had voor u?

Holleeder: De jongen die mij geholpen heeft zat in drugs.

Tammes: Was dat een Amsterdammer?

Holleeder: Dat was een Amsterdammer.

Tammes: Waar kende u die van?

Holleeder: Van het milieu.

Rechter: Er is een verificatieonderzoek gedaan, nadat het embargo van uw verklaring was. Thomas van der Bijl verklaart dat hij het losgeld heeft opgehaald in Parijs, gewisseld bij het grenswisselkantoor (GWK) en aan Grifhorst gegeven heeft. Daarnaast is er de verklaring van Sonja. Zij zegt dat Thomas het samen opgegraven heeft met Ad van Hout, de broer van Cor. Sonja heeft een kaart gekregen van Cor, iets met een boom, dat slaat op het park op die boom in Parijs. Ad zegt: “Cor heeft mij verteld welke boom het was, daar heeft Thomas mij afgezet.” Kan het allebei waar zijn? Ieder voor zich, dat Cor zijn geld in Parijs had begraven?

Holleeder: Dat is absoluut niet zo. We hebben het samen in Lage Vuursche begraven. Als Thomas het had opgegraven, had ik het wel gezegd. Wij hebben het begraven omdat we het niet meegenomen hadden, omdat we ervan uitgingen dat we aangehouden zouden worden. Je kunt er niet mee gaan rondzeulen.

Rechter: Thomas heeft er wel een verhaal over

Holleeder: Dat klopt niet. Hij zegt ook dat hij het bij het GWK heeft gewisseld. Er zijn drie bedragen bij het GWK gewisseld, maar dat was niet van ons. Dat zijn drie bedragen van 500.0000 gulden. Thomas zegt: “Ik heb 40 of 50.000 per keer gewisseld,” maar dat is nooit boven water gekomen.

Rechter: En wat Ad van Hout daarover zegt?

Holleeder: Hij zegt dat in het boek van Cor en daar hebben Sonja en Astrid het van.

Rechter: Waarom staat het in het boek van Cor?

Holleeder: Beetje stoer doen, napraten wat Thomas zegt. Dat kan ik ook aantonen. Ik heb het opgegraven. Dat geld in Frankrijk was in duizendjes. Dat heb ik geregeld bij het afgeven van het geld: dat ik 300.000 gulden in duizendjes zou krijgen.

Rechter: Van de man die u geholpen had.

Holleeder: Ik had 300.000 gulden gekregen. Dat was niet van het losgeld. Het losgeld was betaald in honderdjes, dit was in duizendjes. Dit heeft in de piano gezeten, dat heeft niemand in de gaten gehad. Ook als je op de vlucht bent, heb je niks aan losgeld. We gingen in buitenwijken kleine dingetjes kopen met 500 franc om honderdje te krijgen. Voor ons het was zaak zo snel mogelijk geld te krijgen dat niet van het losgeld was. We wilden niet in Parijs blijven, als we normaal geld hadden. We hadden best al wat uitgegeven in Parijs.

Rechter: Wat Thomas en Ad zeggen is niet waar? Thomas heeft het verteld. Sonja en Astrid.

Holleeder: Justitie heeft in Goudsnip de zaak niet door kunnen zetten, omdat het verhaal van Thomas niet waar was. Thomas had dat wel verklaard, maar ze kwamen er niet verder mee.

Rechter: Ik kan nog wel meer redenen bedenken waarom het in de Goudsnipzaak niet naar boven is gekomen.

Holleeder: Zoals?

Rechter: Dat u niet heeft verteld hoe het zat.

Sander Janssen: Er is van alles aan onderzoek gedaan. Ad van Hout is uitvoerig gehoord. Ik pik daar één puntje uit. Als Ad van Hout vertelt dat Thomas geen schep bij zich had, dat zijn kleren niet vies waren, moeten we dat nu allemaal bespreken? Een ander voorbeeld: als het verhaal van Thomas klopt moet hij 30 of 40 keer bij het GWK zijn geweest, dat kan niet kloppen. Moeten we dat nu allemaal bespreken?

Rechter: Nee. We komen er nog op terug.

Lars Stempher: Gelet op het openingsbetoog ben ik wel benieuwd waarom u nu meent dat u wel de persoon benoemt die u naar Nederland heeft gereden. Waarom?

Holleeder: Omdat Sonja heeft verklaard dat ik regelmatig bij Leen Bosnie langsreed en dat ze daarom verhuisd zijn. Ik denk dat Sonja dat verkeerd begrepen heeft. In de zomer van 2014 zat ik met een groep mensen te eten op het terras van De Viersprong. Toen kwam Ilonka binnen met een hele groep mensen, ook met Leen Bosnie. Hij vroeg of hij me even kon spreken. “Hebben wij een probleem?” Ik zeg: “Nee.” Hij zegt: “Ja, je rijdt regelmatig met je brommer in Abcoude.” Ik had een vriendinnetje in Utrecht, dan reed ik daar langs. Dat heb ik hem uitgelegd. In die context dacht ik: dan kan ik het toch beter zeggen. Er gaan verhalen dat ik betrokken zou zijn het feit dat Leen Bosnie iets aangedaan zou worden. Cor en ik weten allebei dat Leen Bosnie de lokker is geweest, maar we hebben allebei gezegd: ’t Is niet anders en die vader heeft ons echt geholpen.

Stempher: Vlak voordat u die vader benoemde hoorde ik u zeggen: “Dat doe ik niet, uit principe, ik wil het ze niet lastig maken, het is een openbare zitting, aandacht van de media en veiligheid.” Waarom nu dan toch? U bent meermalen uitgenodigd om het in de beslotenheid van de rechter-commissaris te doen en dan was het niet zo bekend als nu het vandaag bekend wordt.

Holleeder: Dat klopt. Omdat het verhaal van Bosnie ook nog op zitting komt.

Stempher: Maar dat was ook al bekend in september, toen ik u daar expliciet over vroeg.

Holleeder: Ik heb maandag al gezegd dat meneer was overleden, toen heb ik nog getwijfeld. Ik heb er nu twee dagen over nagedacht en gedacht: nu doe ik het wel.

Lars: Met alle respect meneer Holleeder, maar dat argument doet toch geen opgeld? Als u het bij de rechter-commissaris had genoemd, was het niet zo in de media geweest.

Holleeder: Toen had ik nog niet besloten om het te zeggen.

Stempher: En het argument dat deze mensen daar wellicht last van krijgen? Waarom speelt dat nu niet?

Holleeder: Die mensen krijgen daar geen last van, dat verhaal van Bosnie zou hier toch sowieso besproken worden.

Sander Janssen: Als meneer de naam niet noemt is het niet goed, als hij hem wel noemt ook niet. Dat verbaast mij. Damn if you do, damn if you don’t.

Stempher: Meneer is meerde malen daartoe uitgenodigd

Janssen: Om een hele serie namen te noemen. De Allesweter. Meneer legt uit waarom hij er toen voor heeft gekozen waarom hij het niet doet en nu waarom wel en nu valt u hem er heel erg op aan dat hij naam noemt, alsof u het vervelend vindt dat hij een naam noemt.

Stempher: Het wordt nu wel heel erg: die wel en die niet.

Holleeder: Mag ik nog één ding zeggen? Ik hoor het OM nu dan wel zo tegen mij tekeergaan, maar betekent dit dat ik alles wat ik bij de rechter-commissaris niet heb gezegd, hier ook niet mag zeggen?

Rechter: Natuurlijk niet. U zegt: Cor kwam met het plan het geld dat via Zuid-Amerika was gekomen te investeren via Grifhorst. Hoe kwam het geld terug uit Zuid-Amerika?

Holleeder: Het is aan Grifhorst afgegeven

Rechter: Hoe ging dat?

Holleeder: Ik zat vast, dat weet ik niet. We hebben gezegd: geef het geld maar aan Grifhorst.

Rechter: Had u rekening gehouden met het scenario dat u vast zou zitten?

Holleeder: Nee, dan hadden we het wel beter georganiseerd.

Rechter: U zat vast, het plan liep door.

Holleeder: Die mensen zijn ermee gaan werken en hebben het geld bij Grifhorst gebracht.

Rechter: Ze wisten wat ze moesten doen.

Holleeder: Die man wist dat we geld zouden investeren, maar niet dat het van het losgeld was.

Rechter: Welke man?

Holleeder: Die het zou investeren in Zuid-Amerika. Toen hij wist dat het losgeld was, wilde hij het eerst niet doen, maar hij heeft het alsnog gedaan.

Rechter: Wist u in wat voor transport het werd geïnvesteerd?

Holleeder: Als je met iemand meedoet, geef je gewoon je geld af. Dat is een kwestie van vertrouwen. Die man kende Grifhorst. Grifhorst wist niet dat het van het losgeld was.

Rechter: Cor had Grifhorst door het gaatje laten kijken, zodat hij wist waar u en Cor mee bezig waren. Klopt dat?

Holleeder: Ja.

Rechter: Was u daarbij?

(in zijn verklaring schrijft Holleeder dat Cor tijdens de ontvoering Grifhorst heeft meegenomen naar de loods op de Heining en hem door een kijkgat liet kijken en toen heeft gezien dat Heineken daar zat)

Holleeder: Ja.

Rechter: U zegt dat Grifhorst geen idee had van losgeld.

Holleeder: Die man heeft niet tegen hem gezegd dat het van het losgeld was. Wat hij gedacht heeft weet ik niet.

Rechter: Heeft Grifhorst het ooit geweten?

Holleeder: Dat denk ik wel, ik denk wel dat Cor het gezegd heeft. Grifhorst wist wel dat Cor en ik in drugs zaten.

Rechter: Zat u toen al in de drugs?

Holleeder: Niet zo groot, een beetje

Rechter: Grifhorst dacht dat hij alleen met geld van Cor te doen had, omdat hij niet met u te maken wilde hebben.

Holleeder: Ik kende hem niet goed, ik had geen contact met hem, hij wilde met mij niks te maken hebben. Toen hij door het gaatje moest kijken is hij erg geschrokken, hij wilde wegrennen. Cor heeft dat bewust gedaan, om hem afhankelijk te maken. Het was een trucje van Cor, ik was ook verrast.

Rechter: Grifhorst zat in de tang.

Holleeder: Zo moet u dat zien.

Rechter: Waarin heeft Grifhorst geïnvesteerd?

Holleeder: Dat was aan Robbie. Fitnessapparatuur. Onroerend goed in de Peperstraat in Zaandam. Onroerend goed bij Endstra.

Rechter: Waarom hoefde u dat niet precies te weten?

Holleeder: Ik ben heel makkelijk. Grifhorst was al gestopt met Endstra voordat wij vrij waren. Hij heeft een boot gekocht en is gaan varen in Spanje en Italië. Hij had een seksclub in Spanje. Toen wij vrij kwamen was dat allemaal al gerealiseerd. Cor heeft Robbie verweten dat hij te luxe heeft geleefd van geld dat ook van ons was. Daar heeft hij ruzie over gemaakt. Ik kijk altijd onder de streep, ik ben heel makkelijk in die dingen. Cor is altijd op de penning geweest, ik niet.

Rechter: U kwam in contact met Edith de Vries, de eigenares van Buddy Beach en panden op de Wallen.

Holleeder: Ik was met verlof, ik was op het strand met een toenmalige vriendin. Dat was een vriendin van Edith. Die kwam bij ons zitten en zei: “Ik ben het zo zat, ik wil alles verkopen.” Ik: “Ik weet wel iemand.”

Rechter: Grifhorst

Holleeder: Wij. Maar Edith heeft nooit geweten dat ik erbij betrokken bij was, zij dacht dat het een eerlijke zaak was, dat ik gewoon commissie zou krijgen. Het was allemaal legaal geld.

Rechter: Zij is er niet achter gekomen dat het van u was?

(er worden panden aangekocht in Amsterdam: Casa Rosso, de Bananenbar, het seksmuseum, en twee gokhallen. In Alkmaar prostitutiepanden op de Achterdam. In Spanje is er seksclub Selecta. Een groot deel van de winst wordt zwart uitbetaald, een andere deel wit, om legaal te kunnen investeren. Vrienden en familieleden krijgen baantjes. Thomas van der Bijl, en goede vriend van Cor, doet de schoonmaak van alle bedrijven, Holleeder is bedrijfsleider. Iedereen kreeg geld. Broer Gerard Holleeder had ook een baantje)

Rechter: U zegt: “Op die manier verdienden we allemaal goed geld. Sonja…”

Holleeder: Die verdiende natuurlijk geen geld, die kreeg gewoon geld.

Rechter: U zegt: “Ik had niet gedacht aan Astrid.” Daar gaan we ’t straks over hebben. U zegt: ik wilde gewoon lekker wit werken.

Holleeder: Dat je langzamerhand zelf dingen op je naam krijgt. Zoals ik het met Robbie wilde doen, heb ik het later geprobeerd bij Endstra. Dat je gewoon wit kunt leven. Robbie was best een slimme kerel. Toen was er nog geen witwassen, het was een heel andere wereld. Robbie wist al dat het zou gaan veranderen, hij was er toen al mee bezig dat alles op naam moest.

Sander Janssen: Witwassen was toen nog geen strafbaar feit, Kun je je nu haast niet meer voorstellen.

Holleeder: Als koppelbaas ben ik een keer aangehouden met mijn Mercedes, die kreeg ik gewoon terug.

Rechter: Er zijn wel altijd verschillen geweest tussen onderwereld en bovenwereld, tussen wit zakendoen en zwart zakendoen.

Holleeder: Ik praat niet over u, ik praat over mezelf.

Rechter: Laat dat dan wel duidelijk zijn.

(Het gaat verder met seksclub Satyricon in de Roompotstraat, in de Amsterdamse rivierenbuurt. Cor wist dat die te koop kwam, Grifhorst kocht hem aan; Cor zei dat Holleeder mee ging doen, dat was geen probleem)

Rechter: U zegt “Ik had het voor iedereen goed geregeld.” Sonja zegt dat u ook aan Astrid moest denken. Cor kwam op het idee de toenmalige man van Astrid, Jaap Witzenhausen, strandtent Buddy Beach in Zandvoort te laten exploiteren. Dat gebeurt één zomer, dat loopt niet zo goed, dan wordt hij weer verkocht.

Holleeder: Dat was de aanleiding voor die strandtent, dat Astrid ook wat geld binnenkreeg.

Rechter: Bij Satyricon was dat hetzelfde idee. Hij wilde dat wel, om wat geld te verdienen voor Astrid en hun dochter.

Holleeder: Ja.

Rechter: In zijn verklaring zegt Witzenhausen: “Ik ging die seksclub doen, maar zoveel werd daar niet verdiend.” Daar moet u om lachen.

Holleeder: Ja. Omdat het een hele goede seksclub was, waar heel goed werd verdiend. Ik begrijp wel dat hij het zegt, omdat het om zwart geld ging. Hij werkte daar elke dag. We kregen een gedeelte zwart van hem en hij moest pacht betalen.

Rechter: Waarom zegt hij dan dat het niet goed liep, dat het een plek was voor u en Cor en Grifhorst en Endstra om bij elkaar te komen?

Holleeder: Endstra is er toen nooit geweest. Later één keer met een zakenrelatie, toen het op zijn naam stond, na 1996. Grifhorst kwam alleen overdag langs om even te kijken. Cor zat er regelmatig. Al die mensen die gaan verklaren, worden eerst door Astrid geïnstrueerd. Jaap Witzenhausen is er ook zo een van.

Rechter: U heeft tegen Astrid gezegd dat ze haar rechtenstudie af moest maken, die moest ze niet opgeven om in dat bedrijf te gaan werken. Daar was ze boos over.

Holleeder: Dat gaat over de Achterdam. Witzenhausen werkte in Satyricon. Toen kochten we de Achterdam en zij wilde die gaan runnen en haar studie daarvoor opgeven. Dat wilde ik niet.

Rechter: U vertelt hoe het fout loopt, met Witzenhausen, in Satyricon en met het huwelijk van Astrid. Ze was boos op u, omdat u hem daar had laten werken, ze wilde niks meer met u te maken hebben. Het enige dat Astrid nog wilde was dat u Jaap zou waarschuwen.

Holleeder: Ik weet niet of dat van Astrid moest, ik heb wel tegen hem gezegd dat hij Astrid moest blijven betalen.

Rechter: Uit het verificatieonderzoek blijkt dat u vanaf 1992 die club exploiteerde. Kan dat kloppen?

Holleeder: Nee, toen zijn we vrijgekomen en het was na de strandtent en dat was die zomer daarna. Het zal 1993 geweest zijn.

Rechter: Hij zegt: de club was van Grifhorst, later van u.

Holleeder: Endstra had het overgenomen, ik heb het later van Endstra gekocht.

Rechter: Wie exploiteerde het dan?

Holleeder: Jaap. Op het moment dat Jaap wegging, is de club dichtgegaan, hij had hem zo leeggestolen dat er niks meer binnenkwam. Het was nog van Endstra of van mij. Ik heb het toen gekocht, ik wilde de club eruit halen en er appartementen van maken. Het verkopen is niet gelukt: hij had de club leeggestolen en vernield.

Rechter: U heeft de club gekocht met een lening van Maike

(Dijkhuis, toenmalige vriendin. De club stond op naam van een Antilliaanse firma)

Holleeder: Hij is verkocht en niemand weet waar het geld is.

Rechter: Cor kwam op het idee de Achterdam te kopen.

Holleeder: Hij had op de paardenkoersen in Alkmaar gehoord dat die te koop was. Ik zei: gaan we doen. Hij heeft Grifhorst ingeschakeld, we hebben het met zijn drieën gedaan.

Rechter: Vroeg Grifhorst niet hoe u aan uw geld kwam?

Holleeder: Nee, hij zei: “Je kan meedoen en wat je moet betalen regel je met Cor.” Ik was voor een derde eigenaar.

Rechter: Thomas van der Bijl ging de Achterdam runnen.

Holleeder: Cor wilde dat Astrid laten doen, dat wilde ik niet, wat moet dat meisje met die ellende. Toen kwam hij met Thomas.

Rechter2: U zegt: “Wat moet dat meisje met die ellende”?

Holleeder: Uw wereld is anders. Ik vond dat Astrid in uw wereld moet blijven.

Rechter: Wat was die wereld dan? U was juist op weg om een gewoon leven te gaan leiden.

Holleeder: Juist daarom. Astrid was bezig gewoon normaal in de bovenwereld geld te verdienen. Ik wilde van de onderwereld naar bovenwereld. Als zo’n meisje die prostitutie moet runnen, ze wil advocaat worden, het lijkt allemaal leuk en aardig, maar uiteindelijk zijn we alleen maar bezig geweest om in die bovenwereld terecht te komen, dat gun je een ander niet.

Rechter: Dat zegt u achteraf.

Holleeder: Nee, daar zijn we altijd mee bezig geweest, de bedoeling was al om met losgeld alles wit te doen. We zouden een groot onroerendgoedproject kopen in Amsterdam-Noord.

Rechter: U zegt: “Astrid moest niet in de wereld komen waarin ik zat. Het heeft mij niks opgeleverd.”

Holleeder: Ik ben niet gek, het is niet voor niks dat ik ook in de bovenwereld wilde komen. In de onderwereld is het allemaal leuk en aardig, vroeger kon je nog een auto en een klokkie kopen, tegenwoordig ken dat al niet meer, dat kwam er al aan. Grifhorst zag dat ook aankomen, dat alles wit moest. Ik probeerde mij aan die onderwereld te ontworstelen. Daarom is die verdeling geweest. Toen heb ik gedacht: dan ga ik het nog een keer met Endstra proberen. Mijn doel is altijd geweest om een normaal bestaan op te bouwen.

Rechter: Er waren nogal wat hindernissen op uw weg.

Holleeder: Er waren elke keer hindernissen.

Rechter: Ik kom weer bij De Allesweter. Ik probeer het nog een keer.

Holleeder: Sorry, ik ben zoals ik ben, die man heeft mijn leven gered. Dat Cor is neergeschoten is omdat hij eigenwijs was en toch weer naar dat huis wou.

Rechter: Die Allesweter was iemand uit de onderwereld?

Holleeder: Ja.

Rechter: Was hij ook in de bovenwereld?

Holleeder: Nee.

Rechter: In welke onderwereld?

Holleeder: Dat weet ik niet, hij deed alles.

Rechter: Was het iemand waar tegenop gekeken werd?

Holleeder: Er zijn bepaalde mensen – dan kunnen we Hillis nemen, die is toch dood – die weten heel veel. Het was iemand in die context, die alles weet.

Rechter: Hillis was het niet.

Holleeder: Nee.

Rechter: Een van de mensen die voorbijkomt in al die zaken?

Holleeder: Dat ga ik niet zeggen, ik ga niks uitsluiten

Rechter: U heeft nog nooit gezegd wie het is?

Holleeder: Ik heb het nooit gezegd. Er zijn mensen die het weten, ik heb het nooit gezegd, ook niet tegen Sam en John.

Rechter: Bas van Hout weet het ook?

Holleeder: Ja.

Rechter: Is dat dezelfde Allesweter?

Holleeder: Ja.

Rechter: Bas van Hout weet het. Hij zegt: “Ik heb met De Allesweter gesproken, die heeft mij veel verteld over het milieu.” Hij heeft ook veel aan Bas van Hout verteld over u en uw positie. Hij zegt later: “Ik ben naar Holleder gegaan en heb gevraagd of het klopt.”

Holleeder: Ja.

Rechter: Dus Bas van Hout gaat u vertellen: “Dit zegt De Allesweter.” Hoe weten wij nou dat wat u vertelt niet het verhaal van Bas van Hout is?

Holleeder: Om te beginnen: de term Allesweter komt bij Bas van Hout vandaan. Zo is het in het dossier terechtgekomen.

Rechter: U noemde die man niet zo.

Holleeder: Nee. Ik heb wel tegen Cor gezegd wie het was. Cor wist precies wie het was. Wij noemden hem geen Allesweter, wij noemden hem gewoon bij naam

Rechter: Hoe kan ik weten dat u niet vertelt wat Bas van Hout vertelt maar dat u dit zelf meegemaakt heeft?

Holleeder: Iedereen weet dat ik dat miljoen heb betaald. Heel veel mensen in de onderwereld weten dat er problemen waren, er zijn ook heel veel mensen die weten wie De Allesweter is.

Rechter: Wie wist dat dat miljoen is betaald?

Holleeder: Iedereen in Amsterdam wist dat.

Rechter: De Allesweter zei: “Er zijn problemen met Klepper en Mieremet, er is een schuld bij Cor. Het ging om een hasjtransport. Of ook harddrugs?”

Holleeder: Het ging om een drugstransport. Ik heb gewoon aangenomen wat ze gezegd hebben. Klepper en Mieremet waren op dat moment één van de gevaarlijkste mensen in Nederland.

Rechter: Dat wist u?

Holleeder: Dat heb ik gehoord van De Allesweter.

Rechter: Dat wist u daarvoor niet?

Holleeder: Nee.

Rechter: U zegt: “Ik wist het niet want ik had vastgezeten.”

Holleeder: Cor kreeg een waarschuwing van Klepper bij König (exclusieve herenmode)in de PC Hooftstraat. Daar was hij naar binnen gestormd, daar stond ik bij. Hij waarschuwde, hij liep weg, en hij zei: “Maar je bent er nog niet vanaf, jongen.” Daarna bij ik bij De Allesweter geweest en die heeft gezegd: je moet het oplossen.

Rechter: In de PC Hooft: wist u toen al over dat conflict met drugs?

Holleeder: Nee.

Rechter: Wist Cor het?

Holleeder: Cor heeft gezegd dat hij het niet wist. Maar Cor had wel vaker wat geript met drugs en gezegd dat hij het niet wist. Ik wilde niet met drugs. Ik had maar één doel: we hadden veel bezittingen op straat staan, ik wilde de bovenwereld in. We wisten dat justitie dag en nacht bezig is geweest om dat omver te trekken. We kregen in gokhallen razzia’s, iedereen werd gefouilleerd, als ze wat zouden vinden, ging de tent dicht.

Rechter: U doet er verontwaardigd over.

Holleeder: Ik probeer het u uit te leggen. Dat is toch het spel? Daar hebben we speciaal iemand voor genomen om dat soort dingen te voorkomen.

Rechter: Ik ben even de draad kwijt. Wist u dat Klepper en Mieremet gevaarlijk waren?

Holleeder: Dat wisten we niet op het moment dat we bij König waren. Toen we eruit kwamen, heeft Cor gezegd: “Ach, die twee leipies.” Klepper wilde een keer een wapen verkopen bij café Arie, dat was nog voor de ontvoering, toen hebben we hem uitgelachen. Toen hebben ze nog op die poppen geschoten bij König, omdat ze te weinig korting kregen. Hebben ze die poppen aan gort geschoten. Dat zei Cor, dat hebben die twee gedaan.

Rechter: U leefde in de onderwereld. U was sinds 1992 vrij. Wat had u dan in die vier jaar opgepikt over Klepper en Mieremet? Eigenlijk niet veel.

Holleeder: Pas toen de problemen begonnen, die waarschuwing in de PC Hooftstraat, toen is dat gaan spelen. Zonder De Allesweter had ik dat niet geweten.

Rechter: Heeft u zich ooit afgevraagd of het waar was, van die schuld?

Holleeder: Dat heb ik maandag al gezegd: ik ben rationeel. Heel simpel. Er is een probleem: of het wordt een bloedbad, of je betaalt. Cor zegt: “Het is niet zo.” Hun zeggen: “Het is wel zo.” Het maakt mij niet uit wat ze zeggen, ik wilde van het gezeur af.

Rechter: Hoe had u contact met De Allesweter?

Holleeder: Er was een jongen die naar me toe kwam.

Rechter: De Allesweter vertelde dat Klepper en Mieremet u en Cor samen wilden pakken. Het probleem was met Cor, maar als ze u zouden laten leven, zou u wraak nemen.

Holleeder: Daarom wilden ze ons samen in één auto.

Rechter: Het advies van De Allesweter was: niet meer samen in één auto. Cor nam dat niet serieus, u wel.

Holleeder: Cor deed laconiek, zoals Cor was: “Ach, die leipies.”

Rechter: U heeft Sonja gewaarschuwd dat ze niet met Cor in één auto moest gaan, zeker niet met de kinderen.” Wat deed ze daarmee?

Holleeder: Sonja was op de hoogte van wat er gebeurde, het was natuurlijk stom dat ze met Cor Richie is wezen halen bij school, maar ze zal er niet onderuit hebben gekund, Cor had Sonja onder de duim. Ze wist wel dat ze gevaar liep. Ik heb veel geweten, maar als ik die tapgesprekken lees weet ik nog geen tiende van wat er toen gaande was. Sonja had echt geen mogelijkheid om te doen wat ze wilde. Ze kon niet zeggen: Ik rij niet mee.” Hij zat al een tijd in Buitenveldert, toen is hij toch terug gegaan naar de Deurloostraat, toen hebben ze hem gepakt.

(Dit gaat over de eerste aanslag op Cor, in 1996, toen hij samen met Sonja en Richie naar de woning in de Deurloostraat reed en hij door een schutter onder vuur werd genomen. Dat deze aanslag grotendeels mislukte kwam mede doordat ze langer in de auto waren blijven zitten dan normaal, omdat er een liedje van Guus Meeuwis op de radio was en Richie dat nog graag even wilde horen. De schutter was daardoor vermoedelijk wat van zijn à propos)

Rechter: Dan moet u weer bij De Allesweter komen, die zegt: “Sam heeft besloten Cor alleen te pakken.” Het lukte niet met u samen. Toen u Cor dat vertelde, nam hij dat niet serieus.

Holleeder: Hij zei letterlijk: “Je moet Cor op vakantie sturen, hij moet een tijdje wegblijven ze gaan hem nou alleen pakken.” Dat heb ik tegen hem gezegd: “Je moet op vakantie.” Cor zei: “Slap gelul.”

Rechter: De aanslag is op 27 maart 1996, Cor belandt in het ziekenhuis, realiseerde zich toen uit welke hoek het kwam. U zegt: “Ik zit er niet achter, ik heb de woning niet aangewezen.” U zegt dat vanwege wat er in de computer van John van den Heuvel is aangetroffen, dat Mieremet dat had gezegd.

Holleeder: Niet omdat het in de computer stond, ik zeg het met name omdat mijn zussen dat nu beweren. Het is echt onzin. Als ik de Deurloostraat aangewezen zou hebben, zou ik het ook aangewezen hebben in Buitenveldert.

Rechter: De zussen zeggen dat: “Kijk maar in de computer van John van den Heuvel.” U noemt hem Peter Jood, maar zijn echte naam is Peter B. Uit het verificatieonderzoek blijkt: die woonde inderdaad in hetzelfde blok van de Deurloostraat. De politie had hem graag willen spreken, maar dat is niet gelukt. Hij was ook bij Klepper toen die op 10 oktober 2000 werd doodgeschoten.

Sander Janssen: De politie geeft het in de verklaring verkeerd weer, alsof die Peter B. in de Deurloostraat woonde, maar het is in een andere straat, maar de achterkant van hetzelfde blok.

Rechter: Peter B. zat in het kamp van Klepper.

Holleeder: Etienne Urka had er ook gewoond, dat was een vriend van Klepper, die heeft het overgedaan aan Sonja, en Leen Bosnie was ook een vriend van Klepper.

(Volgens Holleeder was Leen Bosnie de ‘lokker’, degene die het adres in de Deurloostraat had doorgegeven)

Rechter: U zegt: “Cor en ik deelden alles door twee. Waarom zou ik hem vermoorden om dan alles met Sam en John door drie te moeten delen?”

Holleeder: Astrid en Sonja beweren dat ik het geld van Cor wilde afpakken, met Klepper en Mieremet. Dat is absoluut niet waar. Waarom zou ik het met Klepper en Mieremet doen? Waarom moet ik afpakken wat ik al heb en wat goed op de rit staat? Als Cor niet was neergeschoten in de Deurloostraat had ik hier zeker niet gezeten, dan had ik nu al mijn doel bereikt. Ze zeggen eerst dat ik alles van Cor af wilde pakken. Maar hoe moet ik dat met hun delen? Het slaat helemaal nergens op.

Rechter: U zegt: “Ik had helemaal geen motief om Klepper en Mieremet te helpen.”

Holleeder: Voor wat? We hebben een goed bedrijf, het loopt allemaal goed, Cor is vervelend, maar die doet zijn dingen en ik ook.

Rechter: Sam en John hebben u later verteld dat zij de aanslag hebben gepleegd. Dat ze het al eerder hadden geprobeerd, het was de bedoeling dat Leen Bosnie Cor zou lokken. U zegt: “Ik was keer met Cor in de auto, voor een afspraak met Leen in Buitenveldert.”

Holleeder: In het Novotel.

Rechter: U zou toch niet meer samen met Cor in één auto zitten?

Holleeder: We moesten ergens naar toe, toen heb ik hem opgepikt. We zouden meteen de stad uitgaan, toen zei hij: “Ik heb nog een afspraak met Leen.” Ik heb achteraf van Sam gehoord dat Leen Bosnie toen de boel had gelokt. Het was vóór de tijd dat De Allesweter mij had verteld wat er aan de hand was, maar ze waren toen al met ons bezig. Sam Klepper vertelde later, toen Cor was neergeschoten, dat we geluk hadden gehad omdat we waren doorgereden.

(over de periode na de aanslag)

Holleeder: Cor wilde het eigenlijk anders oplossen.

Rechter: Hoe dan?

Holleeder: Hun neerschieten natuurlijk.

Rechter: In uw verklaring zegt u: Cor wilde het in het begin ook zonder geweld oplossen.

Holleeder: Ja, maar dat ging niet. Cor zei: “Los het op!” Toen heb ik betaald en zei Cor: “Rot maar op.”

Rechter: U zegt: “Ik ben vanuit Frankrijk naar Nederland gegaan om advies te vragen aan De Allesweter en op advies van Cor ben ik met Stanley Hillis gaan praten.

Holleeder: Cor had met Stanley in Scheveningen gezeten. Daarna was Stanley bij mij in Alkmaar gekomen. Toen we verlof hadden gingen we altijd bij Hillis in de Warmoesstraat een biertje drinken, hij had daar een paar cafés en coffeeshops. Hillis had een bepaalde positie in de onderwereld. Hij was een grote baas, hij was de enige waar Klepper en Mieremet ook bang voor waren. Cor zei: “Ga naar De Allesweter en ook naar Hillis.”

Rechter: Wist Cor dat Klepper en Mieremet bang waren voor Hillis?

Holleeder: Nee, maar hij wist wel dat Hillis hun goed kon. Ze zaten bij Bruinsma en Hillis is ook bij Bruinsma gaan zitten en heeft heel veel geld verdiend. Dat Klepper en Mieremet bang voor hem waren heb ik later van ze gehoord. Dat merkte je. “Uitkijken dat Hillis er niet wat van denkt.”

Rechter: U bent naar Hillis geweest.

Holleeder: Ja. Daar is een observatie van.

Rechter: Hillis zei: “Je moet niet bij mij zijn.”

Holleeder: Hillis zei: “Ik ben ze ook zat, ik ben er klaar mee, ik heb geen trek dat ze hier weer voor de deur komen.” Toen ben ik weggegaan. Die deur was dicht. Toen ben ik alleen met De Allesweter verder gegaan

(het gaat verder over de betaling van 1 miljoen, De Allesweter stond garant)

Rechter: Hoe ver ging zijn macht?

Holleeder: Heel ver.

Rechter: Dus Klepper en Mieremet luisterden naar De Allesweter.

Holleeder: Ja.

Rechter: Hoe werkte dat dan?

Holleeder: Ik heb hem gevraagd: “Als ik dat miljoen betaal, sta jij garant?” Hij zei: “Ik sta garant, maar betrek Mink Kok er ook bij, dan heb je een dubbel slot op een slotje.”

Rechter: Stond Mink Kok ook garant?

Holleeder: Ja.

Rechter: Wat houdt zo’n garantie in?

Holleeder: Als je dood bent ben je dood, dan heb je pech, dan heb je ook niks aan je geld. Je weet dat je je geld afgeeft, het enige wat je kan doen: krijg ik een garantie. Mink is mee geweest naar Wildschut. Een man een man, een woord een woord. Als hij betaalt, doen jullie niks. Doen jullie wel wat, dan doen wij jullie wat aan.

Rechter: De garantie is dat u weet dat als u wat wordt aangedaan, dat anderen wraak nemen.

Holleeder: Dat weet je nooit, maar dat is de garantie die wordt gegeven en als op dat niveau die garantie wordt gegeven, dan is dat ook wel zo.

Rechter: U vertrouwde erop

Holleeder: Ik kon niet anders. Ik had twee keer een garantie, maar wat je eraan hebt weet je niet. Als je dood bent, ben je dood.

Rechter: U wilde eruit komen.

Holleeder: Ik ben best wel bekend in onderwereld, ken veel mensen, daar drink ik een kop koffie mee, maar ik doe mijn eigen ding, hun doen hun eigen ding.

Rechter: U had wel een idee van de verhoudingen. U achtte de kans groot dat u in leven zou blijven?

Holleeder: Ja, zo is dat.

Rechter: Cor was heel boos. Cor wilde betalen met lood.

Holleeder: Ja.

Rechter: Cor zegt dat u terug moet gaan om het Sam en John te vertellen, maar dat heeft u niet gedaan.

Holleeder: Nee, dat had geen enkele zin, ik hoopte dat hij zou bedaren en bij zinnen kwam. Dat hij niet wilde betalen begrijp ik ook nog, maar kom op zeg, je wil toch geen bloedbad, het moet toch een keer afgelopen zijn met dat gezeik. Ik heb ook tegen Robbie gezegd: “We hebben allebei betaald voor het leven van Cor, hij kan geen mooier cadeau hebben.” Het is aan hem hoe hij daar verder mee om zal gaan. Het heeft geen enkele zin te gaan schreeuwen: “Ik ga met lood betalen.” Hij had niet hoeven betalen, want er was al voor hem betaald. Hij bleef schreeuwen. Op een bepaald moment heeft Klepper gezegd: “We hebben een afspraak gemaakt. Die geldt niet meer voor Cor, hij blijft schreeuwen dat hij ons gaat aanpakken.” Dat was de afspraak met Mink: als Klepper ons wat aan zou doen, zou Mink ingrijpen met de groep. Maar andersom ook: als wij Klepper of Mieremet wat aan zouden doen. Toen Cor bleef schreeuwen: ik betaal met lood, zeiden hun: die afspraak geldt niet meer voor Cor, want die blijft het zeggen. Zo is dat gebeurd.

Rechter: Dit was ook de tijd dat Grifhorst met alles wilde stoppen.

Holleeder: Ja. Toen hij niet wilde betalen. Cor was weer wat in de drugs gegaan, ik heb daar afstand van genomen, met name omdat ik op de Wallen liep, dan zou het helemaal een probleem worden met die vergunningen. Daar kwam Robbie ook achter, die zei: ik ben er klaar mee, ik stop ermee. En als Robbie stopt, moet alles stoppen, hij had alles op zijn naam.

Rechter: De zoon van Robbie, Marcel, vertelde dat zijn vader geen zaken meer met Cor wilde doen om de drugs en het alcoholgebruik.

Holleeder: De zaak Citypeak ging om drugs, daar is Cor voor gearresteerd, ik niet. Justitie was met alles bezig en hij bleef zo leven dat het vanzelf een keer zou gaan gebeuren. Robbie heeft hem nooit meer gezien.

Rechter: Wat was er gebeurd als u had gezegd: dit is Cor zijn probleem, ik trek mij terug.

Holleeder: We waren compagnons in bezittingen. Ik heb ook met mijn zussie te maken, het oplossen was niet alleen voor mijn leven, ook dat van de familie. Een bloedbad is een bloedbad. In de Deurloostraat was dat al bijna fout gegaan. Ik heb het ook voor zusje en broertje opgelost en voor iedereen. Ik heb de verantwoording genomen. Ik heb alle shit over me heen gekregen. Dat ik een overloper ben. Ik hoopte dat Cor op een normale manier verder zou gaan, hij bleef toch mijn vriend, zwager, met de kinderen. Geld interesseert mij helemaal niet, dat is voor mij als een hamer voor de timmerman: aan de ene kant win je, aan de andere kant verlies je.

Rechter: Dat is nogal wat. Iemand die dat zegt, die anderen ontvoert om miljoenen te krijgen.

Holleeder: Dat klopt. Maar je moet toch ergens beginnen. Ik geef het net zo makkelijk weer uit. Ik ben wel een boef, ik zeg niet dat ik de liefste jongen van de klas ben, ik ben altijd wel met geld bezig geweest om te verdienen, maar als ik moet betalen, dan betaal ik. Ik los het op die manier op.

Rechter: Ik kom weer op het geld in de Deurloostraat. U kon meebetalen aan dat miljoen omdat u een kluis had in een huis in de Deurloostraat. U zegt: “Dat was een ander huis dan waar Sonja woonde, ik wil de naam van dat vrouwtje niet geven. Sonja kan altijd bij die kluis, Sonja vervoerde geld, Sonja heeft niet meebetaald aan Mieremet, ik hoefde maar 165.000 gulden meer bij te betalen aan Grifhorst.”

Holleeder: Dit gaat erover dat Sonja zegt dat ze mij geld heeft gegeven omdat ze bang was dat het anders thuis gepikt zou worden. Dat is onzin, ze kon bij dat kluisje.

Rechter: In Kolbak hebt u gezegd dat u dat geld voor dat miljoen hebt geleend. Wat zegt u nu?

Holleeder: Ik heb het gewoon gepakt van mezelf. Ik heb dat toen gezegd, anders had ik er een fiscaal probleem van gekregen. Ik had niet verwacht dat ik veroordeeld zou worden in Kolbak.

Rechter: U zei dat u minder dan een miljoen had betaald. Een symbolisch bedrag en twee klokkies.

Holleeder: Het was ook minder en die klokkies heb ik ook betaald.

Rechter: Bent u tegen uw wil weer een onderwereld in getrokken?

Holleeder: Twee keer door Mieremet. Als dat in de Deurloostraat niet gebeurd was, had ik hier niet gezeten. Dat was met Endstra ook zo, dat was ook Mieremet. Je wordt er weer ingetrokken.

Rechter: Had u het gevoel dat u terug zou kunnen, dat er een pad naar boven was?

Holleeder: Ja. Ik heb gedacht: ik probeer het via Endstra.

Rechter: Dan komt die verdeling. U zegt: “Grifhorst wilde stoppen, alles werd verkocht. De gokhallen en Satyricon werden aan Endstra verkocht. De Achterdam ging naar Cor, de bezittingen in Spanje naar Grifhorst. Ik wilde alleen geld. Ik wilde niet al mijn geld op één kaart.” Justitie heeft altijd gedacht dat de gokhallen van u waren?

Holleeder: Dat heeft Endstra pas gezegd in de achterbankgesprekken, dat heeft hij samen met Mieremet in elkaar gezet.

Rechter: Dat was niet waar.

Holleeder: Nee. Ze dachten ook dat ik de Achterdam had, dat is elke keer hetzelfde.

Rechter: U heeft 11,5 miljoen gehad. Hoe ging dat?

Holleeder: Endstra moest een deel van Grifhorst hebben, dat liet ik staan, dat was dan mijn investering bij Endstra. Endstra moest Cor betalen. Dat ging allemaal met verrekenen.

Rechter: Weet u waar uw miljoenen in zijn gegaan?

Holleeder: In heel veel projecten.

Rechter: Wist u welke?

Holleeder: Het waren onderdelen van een pakket, dan zei hij: “Je doet daarin mee.” Dan verkocht hij weer een pakket. Daar werd regelmatig over gesproken.

Officier van justitie Lars Stempher: Hoe is u meegedeeld wat het bedrag was dat bij Endstra bleef staan? Hoe wist u dat dat kon kloppen, want u laat u niet alles op de mouw spelden.

Holleeder: In de onderwereld gaat het heel anders dan in bovenwereld. Je kan er wel argwanend over doen, maar dan kom je er nooit uit. Op een bepaald moment komen er bedragen uit en daarmee ben je tevreden, of niet.

(Stempher wil details weten over de bedragen die werden geïnvesteerd. Holleeder legt uit dat het ingewikkeld is omdat er van alles verrekend moest worden met Cor en Grifhorst. Als Holleeder uitvoerig heeft uitgelegd hoe dat ging, doet Stempher alsof hij het niet snapt en probeert hij het te versimpelen en zegt dan: kunt u dat eens concreet maken voor mij?)

Holleeder (geïrriteerd): “U probeert mij vast te pinnen op cijfertjes, daar trap ik echt niet in. Het is heel simpel, ik ga het nog één keer zeggen.” (Hij legt het opnieuw uit, met de verrekeningen). “Ik heb gezegd: dan neem ik het geld van Endstra wel, dan kan ik vragen of ik bij hem kan blijven. En ik heb er geld bij gedaan, zo is het acht miljoen geworden. Van de 11,5 miljoen heb ik 3,5 miljoen overgehouden.”

Stempher: Het is dus niet volledig met gesloten beurzen gegaan. Hoe heeft u dat andere geld gekregen?

Holleeder: Dat was het contante geld dat we hadden.

Stempher: Dus Cor heeft u een tas met geld gegeven. Heeft u dat geld gekregen bij Wildschut, of ergens anders?

Holleeder: (verbaasd) Bij Wildschut niet.

Stempher: Dat weet ik niet, ik vraag u: waar heeft u dat geld gekregen.

Holleeder: Dat weet ik niet. Gewoon ergens, zo: hier heb je geld. Misschien ook niet in één keer, maar in twee keer.

Stempher: Het gaat om miljoenen, dat is niet zo’n envelopje.

Holleeder: Dat ligt eraan. Een miljoen is een flinke envelop. Dat is zo’n pakkie.

Stempher: Waar heeft u dat gekregen, dat kreeg u toch niet dagelijks.

Holleeder: Dat weet ik niet meneer, ik ga me daar ook niet op vastpinnen, het is zo lang geleden. Het was in 1996. Weet u wat het is? Ik ben voornemens – want ik weet hoe het werkt nou, u probeert mij op hele kleine dingetjes ongeloofwaardig te maken – dus als ik dingen niet absoluut zeker weet ga ik ze zeker niet zeggen.

Stempher: Dat is de reden dat ik open vragen stel, meneer Holleeder.

Holleeder: Ja, en dat is de reden dat ik een open antwoord geef.

(uitbundig gelach op de tribune)

Rechter: Hoe waren de verhoudingen tussen u en Cor. Het lijkt er wel op dat u zich op pad sturen door Cor?

Holleeder: Cor wilde altijd bepalen wat er gebeurde. Voor iedereen. Maar ik bepaalde zelf wat ik deed. Ik had dat miljoen betaald, ik wist donders goed wat er ging gebeuren, dat hij ging zitten zeiken en zeuren als ik het vooraf tegen hem zou zeggen, dus heb ik eerst betaald. Hij kan niet bepalen wat ik doe.

Rechter: Na 1996 waren de verhoudingen sowieso slechter.

Holleeder: Cor was geen makkelijke man. Ik liep in die tijd gewoon op de Wallen. Dan moest ik weleens op vrijdag komen en dan moest ik ook meedrinken, maar als ik geen zin had, dan ging ik niet.

Rechter: Het woord bloedgabbers komt regelmatig voor, u was vrienden. Cor kon bepalen wat u deed?

Holleeder: Nee, zo erg is het niet, maar hij ging wel zeuren. Cor was een moeilijke man, maar hij bleef wel mijn vriend. Het was een moeilijke situatie, ook met Sonja, ik kon daar niet voor kiezen, dat is een heel moeilijke tijd gewest. Cor was ’s ochtends een hele gezellige man, een hele lieve man. Als hij dronken was, was het een heel groot probleem.

Rechter: Klepper en Mieremet. U kreeg het advies van De Allesweter om af en toe een kop koffie met hun te drinken.

Holleeder: Ik het gewoon gedaan omdat ik dacht dat ik het moest doen. In het begin is het geen pretje geweest.

Rechter: Wat was uw beeld van die twee mannen?

Holleeder: Onbetrouwbaar. In het begin moest ik voorin de auto zitten, je wist niet waar je naar toe ging. Soms heb je geen keus.

Rechter: Wat is dan de bijdrage aan de veiligheid?

Holleeder: Het contact. Dat je inzicht krijgt in hun en hun in mij.

Rechter: Wie was u voor hen?

Holleeder: Niemand. Een ontvoerder. Meer niet.

Rechter: En een vriend van Cor? Vertrouwden ze u?

Holleeder: In het begin niet. Ik moest voorin zitten, dan zaten zij achterin, gewapend, er was van beide kanten spanning. De eerste keer ga je ernaar toe, weet je niet waar je naar toe gaat, je weet niet hoe het afloopt. Het enige wat ik in mijn zak had was de toezegging van De Allesweter en van Mink dat het opgelost was, maar dat moet je eerst nog maar zien. Je kan ook zeggen: ik ga niet, maar dan maak je de spanning groter. Er was altijd een moment: nu kunnen ze mij wel heel gemakkelijk opruimen. Later heb ik wel begrepen dat zij daar ook voorzichtig in waren.

Rechter: Voorin zitten?

Holleeder: De eerste keer is het koffie drinken, dan nog een keer, dan: rij even mee. Zo gaat dat.

Rechter: Waar ging u dan heen?

Holleeder: Ergens anders wat drinken, of een broodje eten. Van hun kant was het uittesten. Om te kijken of ik wat zou doen, of ik iets zou ondernemen. Dat was best heel spannend. Ik heb die risico’s voor mezelf genomen, ik had geen andere keuze.

Rechter: Spannend?

Holleeder: Nee, eng.

Rechter: U zegt: “Ze vertrouwden mij ook niet.” Wat gebeurt er dan?

Holleeder: Dan ga je steeds meer koffie drinken, je gaat steeds vaker ergens naar toe, op een bepaald moment mag je achterin zitten. Ik kan niet in hun hoofden kijken. Zij hebben achteraf wel gezegd dat ze op hun qui-vive waren. Dan spraken we af in de PC bij Broodje Anton, zeiden ze: we gaan naar Wildschut. Zo is dat opgebouwd.

Rechter: Waar had u het zoal over?

Holleeder: Van alles. Toen werd het nog gekker. Toen mocht ik achterin zitten en mocht ik een wapen hebben. Later bleek dat ze de haan eraf hadden gevijld, zodat hij niet kon schieten.

Rechter: Dat was een test.

Holleeder: Dat mag je wel zeggen. Ik ben met dat wapen blijven lopen, het is een paar keer uit mijn zak gevallen, toen dacht ik: die neem ik niet meer mee.

Rechter: Hoe vaak was dat koffiedrinken?

Holleeder: Dat bouwt zichzelf op. Ik heb het broodje eten niet opgezocht. Ze belden: kom even een broodje eten.

Rechter: Broodje Anton.

Holleeder: Daar is het begonnen.

Rechter: Vroegen ze niks over Cor?

Holleeder: Altijd dollen. “Hoe is het met je zwager.” Ze vroegen ook of ik Cor kon lokken. Maar dat was heel simpel, ik heb gezegd: “Als ik Cor lok, kunnen jullie mij ook niet vertrouwen. Ik lok Cor niet en ik lok jullie niet.”

Rechter: Dat zegt niet zoveel.

Holleeder: Dat zegt in de onderwereld wel veel. Als je in de onderwereld mensen gaat lokken, zijn mensen wel klaar met je.

Rechter: Cor was een gabber, Cor was boos, Cor zag het als verraad. U zegt: “Dat vonden we allebei moeilijk.” Is dat ooit uitgesproken tussen u?

Holleeder: In het begin niet, later wel. Ik vond het egoïstisch hoe hij ermee om is gegaan. Ik heb die keus gemaakt, ze noemden me een overloper, maar ík moest voorin die auto zitten. Ik heb mijn best gedaan. Laten we eerlijk zijn, Sam en John dat was niet niks, dat waren gevaarlijke mensen.

Rechter: Vindt u het niet vervelend wat anderen ervan vonden?

Holleeder: Ik ben rationalistisch. Het is makkelijk oordelen over een ander, maar als ze er zelf voor staan, doen ze hetzelfde. Er wordt zoveel over mij gezegd, het maakt me niet uit.

Rechter: Er kwam een eind aan het gezamenlijk optrekken van u en Cor. Sprak u elkaar in het geniep?

Holleeder: We spraken meestal af bij Zilverzand, of gingen wat drinken in een café. IK ben wel voorzichtig geweest. Als Sam en John het zouden zien, zou het gevaarlijk zijn. Zij gingen op vrijdagmiddag naar België (ze hadden allebei een villa in Neerpelt, over de grens bij Valkenswaard). Op maandagmiddag kwamen ze terug. In het weekend kon ik Cor wel zien.

Rechter: Waren er geen andere personen die u konden verklikken?

Holleeder: Dat weet je nooit. We hebben vaak in het Amsterdamse Bos afgesproken, daar kun je ook iemand tegenkomen. Soms is het niet anders.

Rechter: U had niet het gevoel dat u in de gaten werd gehouden?

Holleeder: Ik heb vanaf 1996 wel veel geleerd. Ik sluit niks uit. Als ze me wat aandoen, dan is het gebeurd, maar ik pas niet mijn hele leven aan. Ik heb Cor meerdere keren kunnen waarschuwen.

Rechter: Voelde u zich dan niet een verrader richting Mieremet en Klepper?

Holleeder: Het verschil tussen Mieremet en Klepper en mij is heel anders dan tussen Cor en mij. Ik ben heel principieel in dingen. Als ik een vriend heb, ga ik niet met zijn vrouw om, dan kom ik niet eens binnen. Maar ik ben wel met Sandra gegaan. Dat zegt genoeg over de vriendschap. Sam was niet zo’n vriend als Cor. (Sandra den Hartog was de vriendin van Sam Klepper. Na zijn dood had Holleeder een relatie met haar)

Rechter: Dat hoor ik u zeggen. Als Cor dronken was, zei hij vervelende dingen over u tegen anderen. Dat hoorde u dan van Sonja?

Holleeder: Van Sonja, maar het meeste van Astrid. Cor heeft dit gezegd of dat gezegd.

Rechter: U heeft dat geld nooit teruggevraagd.

Holleeder: Ik heb dat miljoen betaald, die zaak was klaar, ik hoef dat niet terug, streep eronder.

Rechter: Sam en Klepper hadden tegen u gezegd dat zij achter de aanslag zaten?

Holleeder: Sam heeft dat tegen mij gezegd. Ik heb gezegd: laten we er een streep onder houden. Ik vind het fijn dat je het gezegd hebt, klaar.

Rechter: Heeft u de aanslag met mensen in de bovenwereld besproken?

Holleeder: Weinig. Met Endstra.

Rechter: Met de politie?

Holleeder: Nee! (lacht). Cor ook niet. Die wist het ook.

Rechter: Waarom wilden Mieremet en Klepper contact met u?

Holleeder: Omddat ik bij Endstra was.

Rechter: Dat wisten zij?

Holleeder: Mensen als Hillis en Mieremet en Klepper, die hadden echt een informatiepositie, die wisten wat er gebeurde in Nederland. Zij kenden Endstra al, van een container met drugs, daar was Endstra bij betrokken, daar konden ze elkaar van. Later zijn ze gaan investeren en daar ben ik bij betrokken geweest.

Rechter: U kende Mieremet al langer?

Holleeder: Ik kende Mieremet van de sportschool. Toen ik 16 jaar was. Ik heb hem toen voor het eerst weer gezien bij König.

Rechter: U heeft nooit met hen gesproken over uw eigenlijke bedoeling van het contact?

Holleeder: Nee, dat hebben ze nooit geweten. Denk ik.

Rechter: U zegt: John was een gezellige gozer.

Holleeder: Ja. Goeie humor.

Rechter: “Sam had altijd problemen.”

Holleeder: Ja, altijd ellende. Sam was de geweldsman, John was de boekhouder.

Rechter: Eerst zag u John vaker alleen. Later toen u met de Hells Angels omging zag u Sam ook vaker alleen, toen kwam u ook in het clubhuis.

Holleeder: Ja.

Rechter: En toevallig hebben Sam en John later een flat gehuurd in hetzelfde complex waar u ook huurde.

Holleeder: Ja.

Rechter: Toen werd Sam geliquideerd. U zegt: Daarna werd het contact tussen John en mij niet anders.

Holleeder: Nee.

Rechter: U vond het wel vervelend dat hij Sandra bijna het hele bedrag aan Jocic liet betalen. Dat vond u onterecht. U zegt: “Ik werd wel flauw van John.”

Holleeder: Dat Sandra de helft moest betalen was reëel, maar John was altijd vervelend met geld en gezeur bezig.

Rechter: Sandra moest het hele bedrag betalen.

Holleeder: Ik moest van Mieremet geld aan Hillis geven, ik weet niet wat hij daar bijgelegd heeft, maar Sandra zegt dat ze alles heeft betaald.

Rechter: Na het interview in De Telegraaf (augustus 2003) heeft u elkaar niet meer gesproken.

Holleeder: Nee.

Rechter: U zegt: John was erg veranderd na de dood van Sam, hij was helemaal paranoia. Na dat interview had hij 25 miljoen gekregen van Endstra.

Holleeder: Ja.

Rechter: U zei: U was bang voor Klepper. Hij had Van Essen neergeschoten.

Holleeder: Klepper was iemand voor wie je altijd op moest letten. Hij heeft wel meer mensen neergeschoten die dachten dat ze vrienden van hem waren. Bang is een groot woord. Voorzichtig.

Rechter: U zei ook: Klepper en Mieremet waren leugenaars. Ze logen de hele dag.

Holleeder: Ja. Met name in het spelen van spelletjes.

Rechter Somsen: De Allesweter had u verteld welke moorden Klepper en Mieremet hadden gepleegd. Wie waren die slachtoffers?

Holleeder: Michael Vanenburg, bijvoorbeeld en een zwager van hem, best wel veel. Sam heeft ook bepaalde liquidaties bekend aan John van den Heuvel.

Rechter: Welke zwager?

Holleeder: Die ging met de zuster van Ria Eelzak.

(Op 03 november 1993 werden de verkoolde resten van ‘Kleine Michael’ Vane (29) in recreatiegebied Spaarnwoude bij Halfweg aangetroffen in een uitgebrande auto. Hij was voor zijn dood gemarteld. Op 12 november 1995 werd lijfwacht Jean Marcel Mehagnoul in Diemen voor zijn woning geliquideerd. Hij had  vastgezeten voor een partij hasj. Hij kon niet terugkeren als lijfwacht omdat een relatie had met een zus van Ria Eelzak, dat had tot hooglopende ruzie geleid)

Officier van justitie Tammes: Ik hoorde u iets zeggen over uw contacten met Astrid, dat u verhalen van Cor van Astrid hoorde.

Holleeder: Ook van Astrid.

Tammes: O, ook van Astrid. U heeft gezegd: het meeste over Cor hoorde ik van Astrid, zij kwam altijd met verhalen.

Holleeder: Dat klopt.

Tammes: Hoe vaak kwam ze met verhalen?

Holleeder: Dat weet ik niet, mevrouw.

Tammes: Hoe vaak zag u haar?

Holleeder: Dat weet ik ook niet.

Tammes: Ongeveer? U zegt hier: ze kwam altijd met verhalen.

Holleeder: Ze heeft het regelmatig gezegd, maar wanneer en precies op data, dat ga ik niet doen.

Tammes: Wat waren dat dan voor verhalen?

Holleeder: Dat heb ik toch gezegd? Dat ik Cor vóór moest zijn, omdat Cor Sonja wilde vermoorden.

Tammes: Ik vraag het omdat u eerder heeft verklaard dat u vóór 2013 haast geen contact met Astrid had.

Holleeder: U heeft het nu over telefoontaps?

Tammes: Nee, over uw verklaring, u zei…

Holleeder: U moet het zo zien…

Tammes: Nee, u moet mij laten uitpraten. Er was een kantelpunt in 2013 en dat u daarvoor geen contact had met Astrid. Nu hoor ik u iets heel anders zeggen.

Holleeder: Ik heb natuurlijk wel contact gehad met Astrid, het is wel mijn zuster. Als ik die afzet tegen die met Sonja, dan is het heel weinig.

Tammes: U zegt dat u helemaal geen contact met Astrid had.

Sander Janssen: Waar zegt hij dat?

Tammes: In de handgeschreven verklaring.

(advocaat Malewicz kijkt het in de handgeschreven verklaring en dan blijkt dat de officier hier liegt: Holleeder schrijft een paar keer dat hij in die periode weinig en nauwelijks contact had met Astrid)

Holleeder: Het is onzin te denken dat ik helemaal geen contact heb met mijn zuster. Ik heb geschreven dat Astrid een ander geval was en er niet bij hoorde.

Tammes: Oké.

Officier van justitie Stempher: U zei: u zag Cor ook weleens in een café, in het weekend waren Sam en John naar België. Waarom zou u het risico lopen om met Cor in een café te gaan zitten?

Holleeder: Ik ben iemand die wel risico’s neemt, ik laat me niet leiden door angst en als ik Cor wil zien ga ik naar Cor.

Stempher: Waarom zegt u dan dat u vaak naar Zilverzand ging?

Holleeder: Daar zetten we de auto neer, daar heb je een paadje, naar het Amsterdamse Bos. Dat was een keuze van Cor. Dan ging hij ook even bij Sonja langs.

Stempher: Sam en John mochten daar niet van op de hoogte raken.

Holleeder: Dus?

Stempher: Dan is mij niet helder dat u in een café gaat zitten. In Amsterdam?

Holleeder: Ik zei tegen Cor: zeg jij maar waar.

Stempher: Wat voor café?

Holleeder: Een paar keer in het Dorint Hotel in Badhoevedorp.

Stempher: Dat was een risico dat u wilde nemen.

Holleeder: Ja.

Stempher: Oké, helder.

 

(Over het contact met Willem Endstra: Holleeder kende hem vanaf 1995, pas na de verdeling van 1996 werd het contact intensief en introduceerde hij ook Klepper en Mieremet, die hadden aangegeven interesse te hebben)

 

Holleeder: Endstra nam geld van iedereen aan. Hij wist wel wie Klepper en Mieremet waren. Ik heb gezegd dat hij zover mogelijk van hen af moest blijven. Voor mij gaf het een veilig gevoel, dat zij afhankelijk waren van mij. Endstra vond het prima, het maakte hem niks uit, en voor mij was het handig, ik werd het wagonnetje, dat was een stukkie veiliger.

Rechter: Hoe weet u hoeveel zij hebben geïnvesteerd?

Holleeder: Dat werd op de cent bijgehouden. Dat was het probleem met Mieremet, alle criminelen zeiden “het is goed” als Endstra zei wat ze zouden krijgen. Maar Mieremet schreef alles op. Aan het eind van de rit telde hij alles op en dan was hij een rijk man.

Rechter: Dat was 35 miljoen. Dat liet hij u zien. Endstra hield niks bij?

Holleeder: Die deed maar wat. Als je wat opschrijft, kan er alleen maar wat gevonden worden. Als Mieremet terugkwam uit België was het eerste wat hij wilde bespreken zijn bezittingen.

Rechter: Er kwam iedere maandag meer bij?

Holleeder: Hij wilde weten of Endstra wat had verkocht, of hij had een pandje gezien.

Rechter: U zegt: “Sam had de petten.” Dat was voor Endstra een voordeel. Wat zijn petten?

Holleeder: Platte functionarissen die informatie leverden. Dat was een voordeel voor Endstra. Als zij informatie voor Endstra hadden, moest ik dat doorgeven.

Rechter: U kreeg best veel te horen

Holleeder: Ik weet ook heel veel.

Rechter: Waarom deelden mensen dat met u? Kennis is macht.

Holleeder: Ik zie kennis niet als macht, maar als iets waar je niet door verrast kunt worden. Geen macht, macht interesseert me niet, macht is niks. Vandaag heb je macht, morgen niks. Ik heb wel heel veel kennis. Mensen vertellen me dingen. Ja, ik weet heel veel. Echt heel veel. Mensen gaan automatisch dingen vertellen.

Rechter: Gaat het om veiligheid?

Holleeder: Je weet nooit waar iets vandaan komt. In 1996, dat had je toch niet kunnen bedenken dat die twee Cor wilden doodschieten? Dat heb ik wel door de jaren heen geleerd. Hoe Klepper en Mieremet met mensen omgingen, daar heb ik wel van geleerd. Mensen vertellen het me zelf.

Rechter: Mensen vertellen u veel.

Holleeder: Ik ben al bijna zestig.

Rechter: Kon u zien waar Endstra in investeerde?

Holleeder: Endstra gaf Johnny brochures mee, waarin hij investeerde. Bijvoorbeeld van dat bungalowpark aan de Utrechtseweg. Endstra zei al gauw: “Daar doe je aan mee.” Endstra was het gauw vergeten, Mieremet wist het nog wel.

Rechter: Er liep een witwasonderzoek tegen Endstra. Sam wist via zijn petten dat het niks werd. Niemand wist wie dat waren. U zegt: na het gesprek in Wildschut hield ik de contacten met Klepper en Mieremet aan de zijkant.

Holleeder: Ik weet niet wat ik bedoeld heb. Ik had ze een tijd niet gezien, tot ik te horen kreeg dat ik beter een broodje met ze kon eten.

Rechter: Toen u hoorde dat Endstra geld had aangenomen van Sam en John begon u zich zorgen over te maken.

Holleeder: Ik heb tegen Endstra altijd gezegd: je moet van die mensen af, je moet ze hun geld teruggeven. Een boef gaat denken dat alles van hem is, aan het eind van de rit wordt het toch ruzie. Endstra was een hele slimme man, maar één ding heb ik nooit begrepen: dat hij geld aan bleef pakken, terwijl iedereen kon zien dat fout afliep. Het houdt een keer op, je kunt die boeven niet hun geld afpakken. Ergens gaat er een keer wat fout. Hij kende Hillis ook al heel lang. Hij had al veel meer met die mensen te maken gehad. Als Endstra gewoon eerlijk had onderhandeld, waren ze geen gevaar, maar als hij niet terugbetaalt, is hij wel een gevaar voor hun.

Rechter: Endstra vroeg u als spreekbuis.

Holleeder: Hij wilde niemand op kantoor hebben. Ik was de enige, en Mink is er één keer geweest. Mink heeft ook gezegd dat hij van die mensen af moest.

Rechter: U ging met Endstra mee voor de gezelligheid. Wat vonden de zakenrelaties daar van?

Holleeder: Gezellig.

Rechter: Wisten zij wie u was?

Holleeder: Ja.

Rechter: Het klinkt een beetje kinderachtig: gezelligheid. Meegaan met iemand als Endstra, die toch een grote naam had. En dan voor de gezelligheid meneer Holleeder meenemen.

Holleeder: Ik kan van mijn eigen zeggen dat ik wel gezellig kan zijn. Het was een andere tijd. Zo goed was ik al op weg om in de bovenwereld te komen.

Rechter Wieland: Werd door die zakenrelaties niet gevraagd naar de Heinekenontvoering?

Holleeder: Ja, dat werd wel gevraagd.

Rechter: Er was niemand die dat maar dubieus vond?

Holleeder: In die tijd niet.

Rechter: “Dit is de Holleeder van de Heinekenontvoering,” zei Endstra, en dan zeiden de mensen: leuk.

Holleeder: Ja, leuk, gewoon uit eten gaan, niemand had er last van. Ik had best al een hele grote stap gedaan.

Rechter2: U wilde bij Endstra het vak leren

Holleeder: Als je met iemand omgaat, daar leer je van. Of het nou een boef is of een zakenman, of een advocaat: daar leer je van. Het vak is niet zo moeilijk, onroerend goed is niet zo moeilijk, maar het zit ook in de relaties: hoe je met banken bent, in totaliteit, om het wit te krijgen. Dat was mijn plan. Dat is mislukt.

Rechter: Op wat voor termijn dacht u?

Holleeder: Haastige spoed is zelden goed. Het vervelende is dat dat met Mieremet er tussendoor is gefietst, anders had ik hier niet gezeten.

Rechter: Bij Endstra kwam u in een andere wereld.

Holleeder: Iemand vinden als Robbie Grifhorst is voor weinigen weggelegd. Dan heb je mazzel, dat is het gouden ei. Dat ging stuk, ik dacht dat ik het opnieuw bij Endstra kon vinden. Weer een gouden ei. Maar je hebt niet alles in de hand.

Rechter: U was liever een nieuwe Grifhorst tegengekomen, maar die was er niet.

Holleeder: Ik heb ook altijd tegen Endstra gezegd dat hij het geld moest teruggeven. Hij bleef maar aanpakken.

Rechter: Na het interview met Mieremet, moest Endstra hem eerst betalen. U besefte dat uw geld risico liep. Had u nog vertrouwen in Endstra?

Holleeder: Ik ben er vanuit gegaan dat het wel goed zou komen. Endstra was een hele slimme man, ik had hoop dat het goed zou komen. Er was ook geen andere keus.

Rechter: U zegt: “Ik heb Endstra vaak om mijn geld gevraagd.”

Holleeder: Hij moest eerst Mieremet betalen. Hij zat ook in de ellende. Hij zei: “Het is ons probleem.”

Rechter: Had hij zorgen, nam hij u in vertrouwen?

Holleeder: Ja.

Rechter: Na het artikel veranderde het contact, het was beter dat u niet meer op kantoor kwam.

Holleeder: Ja. We hadden vaste afspraken. Als hij of ik verhinderd was, maakten we een nieuwe afspraak. Dat was in het Amsterdamse Bos of zo.

Rechter: Ging u nog mee voor de gezelligheid?

Holleeder: Nee, hij ging alleen nog naar boeven. Toen het artikel in de krant stond trokken alle banken hun rekening in, alle zakenpartners wilden hun geld terug, het was één drama. Als hij dan ook nog eens met mij ging rondlopen. Het plan was om Mieremet te betalen en al die andere mensen een beetje te betalen om ze rustig te houden.

Rechter: Wat was uw bijdrage?

Holleeder: Bij die boeven langs gaan.

Rechter: U zegt: “Pas toen hij overleden was, wist ik dat ik niks meer kreeg.”

Holleeder: Dat is altijd met erfenissen. Haico (broer van Willem Endstra) heeft iedereen weggestuurd. We hebben één afspraak gemaakt met Haico, toen was het al duidelijk

Rechter: U wist niet dat hij met de CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid, tegenwoordig TCI: Team Criminele Inlichtingen) sprak.

Holleeder: Nee.

Rechter Wieland: Waarom kwam Endstra zijn afspraken niet na?

Holleeder: Dat heb ik nooit begrepen.

Rechter: Het imperium van Endstra verbrokkelt in 2002. Voor die tijd kwam hij zijn afspraken al niet meer na.

Holleeder: Niet naar mij.

Rechter: Nee, maar had u enig zicht op waarom hij met anderen zijn afspraken niet nakwam?

Holleeder: Nee, hij was een hele slimme man, dat was niet te begrijpen, hij kwam niet tot actie, hij ging gewoon weer bijlenen.

Rechter: Dan kun je toch je dagen gaan tellen, als je met criminelen op die manier in het vastgoed zaken doet?

Holleeder: Daarom ben ik hem gaan beveiligen. Dat is iets dat ik tot de dag van vandaag niet kan begrijpen. Hij was zo slim, hij heeft vaak gezegd: “Je hebt gelijk, we gaan eraan werken.” Dan kwam er iemand langs en dan pakte hij weer een tas met geld aan. Ik zag wel aankomen dat het fout ging. Dat is niet te begrijpen.

Rechter: Hoeveel mensen had hij om zich heen?

Holleeder: Stuk of tien man op kantoor.

Rechter: U kon niet naar iemand toestappen?

Holleeder: Nee.

Rechter: Heeft u enig idee wat de erfenis van Haico omvatte? Heel veel vastgoed, denk ik.

Holleeder: Ook heel veel contant geld. Als ik geld aanpakte van een crimineel, ging hij eerst even naar een juwelier, kocht hij voor al zijn vriendinnen klokjes. Hij was zo slim, maar een klein kind kon begrijpen dat dit niet goed zou gaan.

Rechter: Je kunt niet zo slim zijn dat je niet ergens je poker laat vallen. Maar als er zoveel vastgoed was, dan zijn er toch allerlei mensen bij die Haico op bezoek gegaan?

Holleeder: Zijn ze ook.

Rechter: Maar Haico leeft nog.

Holleeder: Haico belt meteen de politie.

Rechter: Dat is de oplossing: als je wordt bedreigd, de politie bellen?

Holleeder: Dat is wel wat vaak gebeurt in de onderwereld.

Rechter: En dat werkt?

Holleeder: Ja.

Rechter: Dat is misschien een mooi punt om te stoppen vandaag.

Officier van justitie Tammes: Kunt u een project noemen waarin Endstra heeft geïnvesteerd met uw geld?

Holleeder: Dat weet ik niet meer, mevrouw, dat zijn allemaal deelprojecten, die heb ik niet één twee drie paraat.

Tammes: Noemt u eens een deelproject.

Holleeder: (niet te verstaan)

Tammes: Kunt u een voorbeeld noemen van informatie die Sam via zijn petten had?

Holleeder: Het feit dat er een onderzoek liep dat niks werd, volgens mij het onderzoek Mercurius.

Tammes: Dank u wel!

Advocaat Robert Malewicz reageert op de opmerking van officier van justitie Tammes dat Holleeder geschreven zou hebben dat hij nooit contact had met Astrid. Dat klopt niet: het was minder, en weinig, en minder dan met Sonja.

Rechter: Ja, ik had het ook even opgezocht.

 

Viewing all 166 articles
Browse latest View live