Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all 166 articles
Browse latest View live

Gerard Meesters: dood om zus

$
0
0

Het is een even unieke als gruwelijke moord in de Nederlandse misdaadgeschiedenis. In november 2002 wordt onderwijzer Gerard Meesters, die nooit een vlieg heeft kwaad gedaan, in de hal van zijn huis doodgeschoten. Niet door een misverstand, maar omdat ze eigenlijk zijn zus moesten hebben. Haar konden ze niet vinden, dus moest er maar iemand anders boeten. Haar broer. Getrouwd, vader van twee kinderen.

Het geeft aan hoe ongekend wreed de Engelse drugsbende te werk ging waar de zus in verzeild was geraakt. Het zal toeval zijn, maar kort nadat in april 2018 in Amsterdam Reduan Bakkali is vermoord omdat zijn broer zich heeft gemeld als kroongetuige, meldt het Openbaar Ministerie dat de moord op Gerard Meesters opnieuw wordt onderzocht. Het is zoals het Hof Leeuwarden in het arrest schreef: dat het neerschieten van een onschuldige burger getuigt van een in ons land tot dusver nog zelden getoonde wreedheid.

Janette Meesters

Op donderdagavond 28 november 2002 wordt in Groningen de 52-jarige onderwijzer Gerard Meesters in de hal van zijn huis doodgeschoten door een Britse crimineel. De bende waar de Brit deel van uitmaakt had iets te verhapstukken met zijn zus Janette (46), die samen met een vriendin de bende zou hebben bestolen van een partij drugs.

Janette en vriendin Madeleine (Brussen) waren met een busje aan het rondtrekken in Frankrijk en Spanje en hadden zich ingelaten met een Britse drugsbende, waarschijnlijk zonder te beseffen met wat voor loodzware criminelen ze te maken hadden. Ze zetten zich in voor het vervoer van een partij hasj en op een gegeven moment moeten ze op het idee zijn gekomen een partij achterover te drukken, of ze zijn slachtoffer geworden van anderen die hun de schuld gaven.

Madeleine Brussen

Hoe dan ook, de wraak was hard. Bendeleden hadden op een of andere manier het telefoonnummer en adres van een familielid van Janette in handen gekregen, broer Gerard in de Uranusstraat in de Groningse wijk Paddepoel.

Op 24 november 2002 komt er een viertal mannen bij Gerard Meesters aan de deur. Het zijn Amsterdammers, onder aanvoering van een man die later nog veel in het nieuws zou komen: Gwenette Martha. Hij gaat om met andere bekende jongens, zoals Dino Soerel, inmiddels veroordeeld tot levenslang in het Passageproces. Gwenette Martha is naderhand geliquideerd, maar in 2002 loopt hij vrij rond. Hij heeft net als Dino kennelijk contacten in Britse drugskringen.

Zelf heeft Gwenette niks met de affaire van Janette en Madeleine te maken, hij fungeert slechts als boodschappenjongen voor zijn Britse kennissen. Gwenette is in het gezelschap van drie kennissen. Eén van hen is een broer van Boneke Belserang. Deze Boneka is in februari 2009 bij Leiderdorp geliquideerd. Hij was een jeugdvriend van Gwenette.

Hoe dan ook, de vier mannen bellen aan bij Meesters. Gwenette doet het woord. Hij vraagt of Meesters weet waar hij zijn zus Janette en diens vriendin Madeleine Brussen kan bereiken. Meesters weet het niet, hij heeft al geruime tijd geen contact meer met Janette. Gwenette haalt dan een vloeitje (Mascotte) te voorschijn en schrijft daar een Spaans telefoonnummer op waarop Meesters hem kan bereiken. Dat nummer moet hij bellen om te vertellen waar Janette zit. Als hij dat niet doet komen ‘ze’ terug en dan zal het niet bij praten blijven.

Meesters belt de politie en gaat voor alle zekerheid die nacht met vrouw en twee kinderen uit huis: ze voelen zich niet veilig. De politie doet niet veel, behalve een keer extra rondrijden in de buurt. Dat het gevaar zo groot zou zijn had niemand verwacht.

Maar ‘ze’ komen terug.

Niet Gwenette en de broer van Boneka, dit keer zijn het twee Engelsen. Leden van de beruchte Britse bende van Robert Dawes. Het zijn Steve Barnes en Daniel Sowerby. Op donderdagavond rond zeven uur komen ze bij Meesters aan de deur en schieten hem dood, met acht kogels. Ze hebben hun slachtoffer niet eens meer de kans gegeven informatie te verstrekken, het is een pure liquidatie. Niet lang daarna luistert de politie een telefoongesprek af waarin een van de bendeleden zegt: “Ja, we hebben met diegene afgerekend. Niet met haar persoonlijk, maar we hebben wraak moeten nemen op iemand in haar nabijheid. We wilden het niet doen, maar we hadden geen andere keus.”

Huurbusje

Wat had Janette misdaan? Janette is het zwarte schaap van de familie. In het najaar van 2002 trok ze met vriendin Madeleine Brussen door Spanje, in een huurbusje. Bij een alcoholcontrole werden ze aangehouden. Beide dames hadden stevig gedronken, ze mochten niet verder rijden en het busje werd in beslag genomen en ging terug naar de verhuurder. Daar bleek dat er in het busje 350 kilo softdrugs zat. De huurmaatschappij schakelde de politie in, Janette en Madeleine waren al ondergedoken: die zagen de bui al hangen. Probleem was dat er volgens de eigenaar van de drugs geen 350 kilo in het busje had gezeten, maar 1500. Waar waren de andere 1150 kilo’s? Hadden de Groningse dames de boel een beetje belazerd?

Tijdens het proces tegen een aantal verdachten van de liquidatie van Meesters, dat in 2005 bij de rechtbank in Groningen diende, werden heel wat achtergronden duidelijk. Zo bleek dat het telefoonnummer dat Meesters op 24 november kreeg terug te leiden is tot Tony Spencer, een belangrijke pion in de beruchte criminele familie Dawes uit Nottingham. De drugs die Janette en Madeleine in Spanje hadden gestolen waren van Rob Dawes, die Tony inschakelde om de boel te regelen. Tony schakelde twee Britse criminelen in: Steven Barnes(29) en Daniel Sowerby(47). Steven had ruzie gehad met de familie Dawes: hij zou een kleine hoeveelheid drugs hebben gestolen. Hij werd gruwelijk mishandeld en verbannen naar Nederland, waar hij blindelings alle bevelen vanuit Engeland moest opvolgen.

Gestuntel

Daniel Sowerby was in 1978 in Engeland tot levenslang veroordeeld wegens moord. In 2000 wist hij te ontsnappen en dook hij onder in Nederland. In 2003 werden ze aangehouden voor de moord op Meesters. Steven bleek een maand na de moord in Spanje op het matje te zijn geroepen bij Robert Dawes waar hij helemaal in elkaar was geslagen. Door zijn gestuntel was de politie hem op het spoor gekomen. Na zijn arrestatie legde Steven Barnes een bekentenis af. Daniel Sowerby niet, maar er viel weinig te ontkennen: zijn vingerafdrukken waren gevonden op het briefje dat hij aan Meesters gaf, met het telefoonnummer. Bovendien waren ze een kwartier eerder met hun auto geflitst op de ringweg van Groningen, wegens te hard rijden.

Korte metten

Barnes verklaarde dat hij Daniel op de dag van de moord wel naar Groningen had gereden, maar dat hij in de auto was blijven zitten. Daniel verklaarde bij de politie dat hij onmogelijk een bekentenis kon afleggen: als hij dat wel zou doen zou het leven van al zijn familieleden in gevaar zijn, de Dawes-familie maakt niet alleen korte metten met ‘verraders’ maar ook met hun familieleden. Zoals ook blijkt uit de moord op de volkomen onschuldige Gerard Meesters: “Als je crimineel bent, moet je je altijd zorgen maken over je familie.”

De uitvoerders werden aangehouden en berecht. Steve Barnes kreeg acht jaar, Daniel Sowerby – de schutter – werd voor de tweede keer tot levenslang veroordeeld. Baas Robert Dawes wist de dans nog geruime tijd te ontspringen, maar ook hij werd opgepakt: in juni 2008, in Dubai.  Waar Janette en Madeleine zijn en of ze nog leven is niet bekend. De politie heeft na de moord op Gerard Meesters wel contact met hen gehad, maar daarna zijn ze met onbekende bestemming vertrokken.

Koen en Annemarie

Rob Zijlstra, rechtbankverslaggever van het Dagblad van het Noorden, heeft deze zaak als geen ander gevolgd. Hij sprak erover met Koen en Annemarie Meesters, zoon en dochter van Gerard. Hij is erbij als Daniel S. terechtstaat in de bunker in Osdorp. Hij vraagt begrip voor zijn situatie. “Jullie moeten begrijpen dat ik niet kan bekennen, dan heb ik geen leven meer. Dit dossier zal gebruikt worden voor de vervolging van de opdrachtgever. Als mij niets overkomt, dan mijn broers wel of neven of nichten.”

Het dossier wordt niet gebruikt. Het Openbaar Ministerie beschuldigt Robert Dawes van het geven van een opdracht tot moord, maar merkt hem niet aan als verdachte omdat ze niet de link zien tussen de moord en Robert Dawes. Er zijn andere prioriteiten.

In november 2015 is Dawes vrij, maar dan wordt hij op verzoek van Frankrijk gearresteerd in Spanje, in zijn villa in Benalmádena. Voor de smokkel van 1300 kilo cocaïne van Venezuela naar Frankrijk.

Belazerd

Rob Zijlstra sprak met de gepensioneerde politieman Roelf Wessels die het onderzoek naar de moord op Gerard Meesters leidde. “Voor ons was het klip en klaar dat we Robert D. moesten hebben. Zijn werkwijze: pak je wat van mij af, 1500 kilo drugs, dan pak ik wat van jou en dat was het leven van een mens, van Gerard.” Dochter Annemarie en zoon Koen voelden zich “belazerd en machteloos.” Ze bezochten de toen 59-jarige Daniel S. in de gevangenis. Hij was ziek: kanker, zonder kans op genezing. Hij toonde geen emotie en ontkende dat hij de schutter was geweest.

Hun hoop op enige openheid was dat Daniel toch niet veel meer te verliezen had, vanwege zijn dodelijke ziekte. Dat bleek mee – of tegen – te vallen: enige tijd later bleek Daniel wonderbaarlijk genezen.

In november 2017 doen Koen en Annemarie aangifte tegen Dawes. In april 2018 laat het OM weten dat er opnieuw naar het dossier is gekeken, dat er vervolgens nieuwe informatie binnen is gekomen en dat dit aanleiding is voor een nieuw onderzoek. Meer wil het OM hierover voorlopig niet kwijt.

 

 


Peter R. versus Willem H.: DWDD 2012, Bunker 2018

$
0
0

Tijdens zijn verhoor als getuige in de Holleeder-zaak op maandag 9 april in de Bunker komt Peter de Vries ineens op de proppen met een door Holleeder getekende verklaring waarin hij afstand doet van alle rechten op het boek en de film over de Heinekenontvoering. Zowel Peter de Vries als Astrid Holleeder hadden al een keer tegen Willem gezegd dat deze verklaring er was, maar hij had ‘m nooit gezien en kon zich ook niet voorstellen dat hij zoiets had getekend.

Er is hier hoe dan ook een merkwaardig spelletje gespeeld. Voor de Amerikaanse verfilming was het van cruciaal belang een afstandsverklaring te hebben van Holleeder. Het leidt weinig twijfel dat deze op enigszins slinkse wijze is verkregen: Peter de Vries had een voorbeeldbrief aan Sonja gegeven en haar precies laten zien hoe en waar Willem moest tekenen. In de veronderstelling dat hij papieren tekende voor zijn ziektekostenverzekering, moet hij zijn handtekening, zijn naam, de plaatsnaam en de datum hebben gezet.

Het lijkt erop dat Holleeder zich terecht in de maling genomen voelde. Toen hij dat ontdekte en erover tekeerging tegen Sonja, werd dat gesprek stiekem opgenomen. Heel Nederland heeft dat inmiddels vele keren kunnen horen, in nieuwsprogramma’s en talkshows.

Dit speelde allemaal in de periode dat Holleeder vrijkwam uit de gevangenis. Op de dag van zijn vrijlating, 27 januari 2012, zit Peter de Vries bij De Wereld Draait Door, met als tafelheer Marc-Marie Huijbregts. Hij heeft ’s middags een ontmoeting gehad met Holleeder en ‘de eerste foto’ gemaakt. Het is om allerlei redenen een gedenkwaardig gesprek.

Het staat hier nagenoeg compleet uitgewerkt, met aanvullingen uit dossiers en van het verhoor van maandag 9 april, waarbij Peter en Willem elkaar in de haren vliegen en Willem Peter ‘een smerige oplichter’ noemt en zegt dat hij eringeluisd is. Een aardig detail aan het eind is dat Matthijs van Nieuwkerk vraagt of Peter het met Willem nog heeft gehad over de film. Voor de goede orde: het gesprek staat als fragment op Youtube. Daar kom je uit als je op bovenstaande afbeelding klikt. Vreemd genoeg stopt het gesprek als het over de film gaat, wie het hele gesprek wil zien moet de complete aflevering terugkijken (dat kan via deze link)

DWDD, 27 januari 2012:

Matthijs van Nieuwkerk kondigt aan dat iemand erin is geslaagd Holleeder op te sporen, een foto van hem te maken en een gesprek met hem te voeren “en dat is Peter R. de Vries. Peter, gefeliciteerd. Waarom is het jou gelukt?”

Peter: Mjah, misschien een beetje geluk en misschien ook een kwestie van dertig jaar dit vak beoefenen en altijd heel consequent doen en ja, dan bouw je relaties op.

Matthijs: Wanneer wist je dat hij vrijkwam?

Peter: Toen iedereen dat hoorde, eigenlijk. Deze week wist ik dat het deze week zou plaatsvinden.

Matthijs: Het zou dinsdag gebeuren. Vandaag. Wist je dat al?

Peter: Ik had wel indicaties dat het eraan zat te komen.

Matthijs: Dan moet je hem bellen, denk ik, je moet een afspraak maken?

Peter: Ja, maar hij heeft geen telefoon, natuurlijk.

Matthijs: Kan je ons vertellen hoe dat gaat?

Peter: Ik heb kenbaar gemaakt,  dat werd eigenlijk veroorzaak door DWDD, die zei: als Holleeder vrijkomt, zou je dan bij ons in de uitzending willen zitten, om daar over te praten. Van de week heb ik in heel veel uitzendingen mensen zien zitten die daar ook hun licht over lieten schijnen. Dan merk je dat het voor een heel groot gedeelte speculeren is. Ik heb toen kenbaar gemaakt: “Ik word ook gebeld, ik heb niet zo’n zin om te speculeren, kan ik Willem niet spreken?” Toen heeft een familielid ervoor gezorgd dat ik wist waar hij was en daar ben ik vanmiddag naar toe gegaan.

Matthijs: In een bos.

Peter: Ja, in een bos.

Matthijs: Waar?

Peter: Een kilometer of dertig, veertig van Amsterdam af.

Matthijs: Spanderswoud, Hilversum?

Peter: Nee.

Matthijs: Geheimzinnig. Daar staat achter boom drie…

Peter: Hij zei eigenlijk van: “Ik had wel even behoefte aan wat frisse lucht.” Daar kon ik me ook wel wat bij voorstellen, als je zes jaar binnen hebt gezeten en alleen op een luchtplaats hebt rondgelopen.

Matthijs: Was hij alleen?

Peter: Er waren familieleden bij.

Matthijs: Oké, laten we even kijken naar het laatste nieuws (overzicht met nieuwsberichten van de afgelopen jaren)

Matthijs: Waar heb je ’t over gehad?

Peter: Voor het grootste deel over zijn gezondheid. Hij maakte mij keer op keer duidelijk dat als ik meer inhoudelijke vragen stelde over waar hij nou ging wonen en hoe hij tegen bepaalde zaken aankeek, dat hij geen interview wilde geven, dat hij ook absoluut de komende weken, maanden, jaren niks met de media zal doen, hij zegt: “Ik ga nergens zitten, ik ga niemand een interview geven, dus ik ga ook niet inhoudelijk op dingen in.” Dat was wel jammer, ik heb het natuurlijk wel linksom en rechtsom geprobeerd, maar hij wilde voornamelijk antwoord geven op vragen over hoe het met hem ging, zijn gezondheid.

Matthijs: Je mocht twee foto’s nemen?

Peter: Nou, mocht, mocht. Ik heb foto’s genomen.

Matthijs: Met je telefoon.

Peter: Gewoon met mijn telefoon.

Matthijs: Ongevraagd?

Peter: Hij liep en kwam op mij toelopen.

Matthijs: Hij zei niet: Wat doe je nou?

Peter: Ik zei:”Ik moet wel foto’s hebben als bewijs, natuurlijk.” Hij zei: “Wat doe je?” Ik zei: “Wat denk je?” “Nee, maar geen foto’s.” Ik zei: “Ja, kom op, Willem, de hele pers zit achter je aan, je kan geen krant openslaan of er staat een foto van je in, kom op zeg.” Nou, toen liet hij dat erbij.

Matthijs: De laatste foto, laten we maar kijken

(De foto wordt getoond).

Tot zover even DWDD. Gaan we naar het getuigenverhoor in de Bunker, donderdag 15 februari

Rechter Frank Wieland: Sonja en Astrid hadden een huisje gehuurd bij Apeldoorn.

Holleeder: Ja.

Rechter: Daar bent u naartoe gegaan? Hoe lang heeft u daar gezeten?

Holleeder: Een paar weken. Toen ben ik een paar dagen bij Sandra geweest en daarna heb ik een woning geregeld in Huizen

Rechter: U hebt met Peter de Vries afgesproken dat hij een foto van u zou maken, de eerste na de vrijlating. Dat is niet helemaal lekker gelopen? U had met hem een prijsafspraak gemaakt.

Holleeder: Ik heb gezegd: dan delen we wel.

Rechter: Weet u wat er is verdiend?

Holleeder: 10 ruggen.

Rechter: Hoe gaat dat dan?

Holleeder: Dat zijn hun dingen.

Rechter: Was er een afspraak over percentages?

Holleeder: We zouden delen.

Rechter: Ik zou zeggen: Ik ben Willem Holleeder, ik wil 80 procent.

Holleeder: Gewoon samen delen.

Rechter: U zegt: ik heb er niets van gekregen?

Holleeder: Jawel. Hij heeft 3000 euro aan Sonja gegeven. Als het goed is.

Rechter: U zegt: “Ik had aanvankelijk niets gekregen, toen heb ik Peter erover aangesproken bij SBS, bij de Arena voor de deur, we kregen woorden.”

Holleeder: Hij zei dat hij het niet van de bank kon halen. Dat is natuurlijk raar, je kan toch gewoon je geld van de bank halen?

Rechter: “Later zei Sonja dat Peter echt geen geld van de bank kon halen, toen werd ik boos op Sonja. Peter zei later dat ik 3500 zou krijgen. Ik heb gezegd dat hij het geld aan Sonja moest geven. Ik heb 3000 van Sonja gekregen.” 

Holleeder: Ja.

Rechter: Dan denk ik: 10.000 ruggen min 3500 is 6500, waar is de rest gebleven?

Holleeder: Ik denk dat hij de belasting eraf gehaald heeft.

Rechter: Het is…

 Tot zover dit verhoor.

Peter de Vries had het over ‘familieleden’ die erbij waren bij dat eerste gesprek, de rechter noemt expliciet Sonja en Astrid. In een eerdere verklaring zegt Holleeder dat zij een huisje voor hem hadden gehuurd bij Apeldoorn en hadden geregeld dat Peter de Vries hem die dag heeft gezien in de bossen bij Zeist. Holleeder zegt dat hij de foto met Peter heeft geregeld om af te komen van alle fotografen die de eerste foto wilden maken en dat ze de opbrengst zouden delen.

Verder bij DWDD, nadat de foto is vertoond.

Matthijs: Wat moeten we zeggen? Sterk vermagerd, denk ik toch?

Peter: Ja, hij is behoorlijk afgevallen, hij ziet er en beetje tanig uit, gelijnd. Hij heeft wel een jas uitgedaan, maar hij was voor mij – ik had hem jaar of vijf niet gezien – toch wel de oude Holleeder, de manier waarop hij sprak.

Matthijs: Het feit dat hij jou gedoogt, jou uitnodigt…

Peter: Hij heeft mij niet uitgenodigd, ik heb hem gevraagd.

Matthijs: Maar dat doet-ie niet voor niks. Word jij ook een beetje gebruikt?

Peter: Nou, gebruikt. Ik ken hem en hij kent mij. Op het moment dat ik dan voor zijn neus sta, want zo is dat gegaan met dat familielid, dan is hij niet zo dat hij zich op dat moment omdraait. Naar mij toe was het ook wel zo, dat als ik dan blijf vragen: “Nou Peter, nou moet je ophouden, niet zeiken, ik heb je net gezegd dat ik niet inhoudelijk op dingen wil ingaan.” Daar is hij dan echt wel gedecideerd in, hij is niet met een natte vinger te lijmen.

Matthijs: Hij is niet vervolgd, ze hebben zes jaar de tijd gehad om de liquidaties rond te maken, dat is niet gelukt. Veel mensen zeggen: schande, raar, dat die man op vrije voeten is, dat hoort niet. Wat vind jij?

Peter: Er spelen twee dingen. Aan de ene kant moet je vaststellen dat Willem Holleeder niet uit het Leger des Heils komt. Aan de andere kant heeft een leger van rechercheurs – en dat waren bepaald geen Bromsnorren of veldwachters-  zich de afgelopen zes jaar op hem gestort. Hij is in de gevangenis zes jaar lang 24 uur per dag onder observatie geweest. Elk telefoongesprek, elk bezoek werd afgeluisterd. Als je dan na zes jaar, met zoveel mankracht, niet genoeg hebt om hem terecht te laten staan…

Matthijs: Dus het is denkbaar dat hij met al die liquidaties waarmee zijn naam in verband is gebracht – die kennen we allemaal inmiddels – dat hij daar niets mee te maken heeft gehad.

Peter: Daar is in ieder geval geen bewijs voor en je moet ervoor uitkijken dat het geen self fulfilling prophecy wordt. Omdat iedereen er maar over schrijft, dus is het zo. Zelfs de politiek zei: “De politie moet dan maar beter zoeken, als ze niks hebben gevonden.” Dat vind ik wel een beetje over de grens gaan, bijna.

Matthijs: Wat denk je zelf?

Peter: Hij komt niet uit het Leger des Heils en het is natuurlijk opvallend dat een behoorlijk aantal mensen uit zijn omgeving niet meer leeft.

Matthijs: Hij had recht op verlof. Dat heeft hij niet genomen, omdat hij dacht: buiten de gevangenis krijg ik de kogel, van links of rechts.

Peter: Dat is niet waar. Dat is een van de dingen die hij vanmiddag dan wel tegensprak, dat zat hem hoog. Hij zegt: “Ik word in de kranten afgeschilderd als een soort lafaard, maar ik heb wel degelijk verlof aangevraagd, maar ik heb het niet gekregen, ik heb er zelfs beroep tegen aangetekend.” Als je in de gevangenis zit wordt er een soort van profiel van je opgemaakt en als dat verhoogd, hoog of extreem is, kom je niet voor die privileges in aanmerking en Holleeder had het predikaat extreem. Hij zegt: “Ik wilde dolgraag naar buiten, ik heb het aangevochten, maar het mocht gewoon niet.” Nou ja, dat was een puntje waar hij dan wel op inging.

Matthijs: Dus dat mag je dan namens hem wel zeggen?

Peter: Nou ja, mag, mag.

Matthijs: Nou ja, hij gaat geen interviews meer geven.

Peter: Nee, nee.

Matthijs: Hoe gezond is hij? We horen: een kwart van zijn hart doet het nog. Hij is niet alleen bedreigd door kogels van links of rechts, maar ook door zijn eigen hart. Klopt dat?

Peter: Ja, die hartkwaal is vrij ernstig, daar zit-ie ook wel mee, daar heb ik vanmiddag wel vrij uitvoerig met hem gesproken.

Marc-Marie: Hoe lang heb je hem gesproken?

Peter: Ik denk: een half uurtje. Daarin heeft hij voornamelijk over zijn harttoestand gesproken. Dat werkt 20 tot 25 procent. Hij zegt zelf: dat hart is helemaal kapot, hij heeft een lage levensverwachting, dat realiseert hij zich ook. Aanvankelijk zeiden de artsen: je hebt nog twee jaar. Nou, die twee jaar zijn er al vijf geworden, maar hij zegt: ik heb geen garantie tot volgende week. Hij moet aan een heel streng dieet, hij  mag absoluut geen zout eten. Dat is ook een van de redenen dat hij zelf kookt. Zodat hij kan zien wat erin gaat. Ja, sommige dingen moet je soms met een korreltje zout nemen, maar dat mag dus niet bij hem.

Matthijs: Flauwe grap zeg (gelach)

Peter: Hij liet mij ook zijn pillen zien, die had hij in zijn jaszak zitten. Dat was een hele apotheek. Het vervelendste van alles is, zegt hij, dat ik door die pillen snel moe ben. Als hij ’s middags  geen twee uur slaapt, komt-ie de dag niet door.

Matthijs: Lekker rustig, denk ik dan.

Peter: Een middagdutje.

Matthijs: Eerst de Jakhalzen, dan praten we verder. Wat hij gaat doen, of hij nog gevaarlijk is etcetera en of we hem niet verheerlijken.

Marc-Marie: En hoe het afscheid was. Loopt hij het bos in en zegt hij: ‘Dáág!’ Dat vind ik wel interessant.

Peter: Dat is nog wel een grappig verhaal.

De Jakhalzen: Jakhals Erik was in de Jordaan, waar Holleeder een huis zou hebben geregeld. Er zijn een paar straatinterviews met Jordanezen, die wordt gevraagd waar het feest is. Dan een interview met Ben Cramer. Hij trad op het feest in het Marriott Hotel, na de vrijlating van Cor van Hout, nadat Cor en Willem hun straf hadden uitgezeten. In een van de verhoren in de Bunker zei Holleeder overigens dat hij daar weinig mee te maken had gehad: het was het feestje van Cor.

Ben Cramer: “Ik kan het me herinneren als de dag van gisteren. Ik hoorde in één keer de band een tune spelen en dat ging als volgt (Ben zingt: “Heerlijk helder Heineken!”) Wat een raar begin van de avond, dacht ik bij mezelf. Het was voor mij gewoon een feest, ja, weet ik veel.

Vervolgens met Auke Kok (‘Biograaf Holleeder’) voor het café in de Jordaan waar Cor en Willem opstonden van de tafel, tijdens de ontvoering, en zeiden: “Kom, we gaan Heineken even zijn chineesje brengen.”

Auke Kok: “Iedereen lachen: ‘haha, die gekke jongens toch.’ Een week later sloegen ze De Telegraafopen en daar stond dat ze het inderdaad waren.”

Ben Cramer: Heineken heeft mij een paar dagen daarna gebeld.

Erik: Freddy!

Ben Cramer: Ja. Hij zei: “Ben, maak je er niet druk om, ik vind het helemaal niet erg, Maar by the way, mag ik je wat vragen (en het is echt waar wat ik nou zeg hè), hij zegt: wat voor bier werd er geschonken?” Ik zeg: Heineken. Hij zegt: “Nou, dan is er toch niks aan de hand?”

Erik loopt met Auke Kok door de Jordaan: “Dit was de weg die hij naar school liep, toen hij nog Wimpie heette.”

Oud-buurvrouw Tante Rietje had een supermarktje. Erik vraagt of het een slechte jongen was. “Nee hoor, volgens mij niet.”

Erik: Liep Willem daar ook al te jatmozen dan?

Tante Riet: Dat zeg ik: bij mij niet.

Erik aan Ben Cramer: Als jij gevraagd wordt, treed je dan weer op?

Ben: Ja hoor.

Erik: Of het nou voor Khadaffi is of voor de Heinekenontvoering…

Ben: Nounou, we moeten het een beetje beperkt houden natuurlijk.

Auke Kok: Of hij nou vanavond ergens  in de Jordaan op de tafel gaat dansen… Hij heeft een heel zwak hart, dan valt hij er zo af.

Erik: Nou en? Dat is een crimineel minder.

Auke: Nee, ik gun iedereen het beste.

Tot zover De Jakhalzen.

Matthijs: Peter, voor je het weet vinden we het een toffe gozer. Zie ook de Jakhalzen, Het is gewoon een gangster, toch?

Peter: Er wordt steeds geroepen: “We moeten oppassen dat we hem niet verheerlijken en: toffe gozer,” maar als ik de publiciteit zie, zie ik alleen maar dat die man in verband gebracht wordt met zware criminaliteit, liquidaties, aanslagen en noem maar op, ik zie eerlijk gezegd die verheerlijking niet.

Marc-Marie: Er is wel een fascinatie toch?

Matthijs: Er is een fascinatie, die deel ik ook wel. Moet hij vrezen voor zijn leven? Een kogel uit een pistool?

Peter: Nou… Ik zou niet met hem willen ruilen, wat dat betreft.

Matthijs: Moet hij achterom kijken?

Peter: Een aantal van zijn veronderstelde vijanden zijn er niet meer, die zijn dood. Maar ik denk dat hij echt wel moet uitkijken. Als je de geschiedenis kent…

Matthijs: Maakt niet uit waar hij is. Waar ook ter wereld. Zuid-Amerika, China, Japan.

Peter: Nederland is wat dat betreft natuurlijk het meest gevaarlijke terrein dan.

Matthijs: Blijft hij in Amsterdam?

Peter: Ik weet niet of hij in Amsterdam is,

Matthijs: Men zegt: hij is een Amsterdammer, hij is verknocht aan die stad.

Peter: Ik denk van niet. Daar wilde hij overigens niet op antwoorden, ik vroeg natuurlijk ook waar hij ging wonen. Dat wou hij niet zeggen. Ik heb de indruk dat-ie wel begrijpt dat-ie zich in Amsterdam bijna niet kan vertonen. Hij vanmiddag letterlijk tegen mij, daar maakte hij zich een beetje zorgen over:  “Ik moet wel een keer naar Albert Heijn eerdaags, en kan dat dan wel?”

Matthijs: Maar Peter, hij gaat toch nooit naar Albert Heijn?

Marc-Marie: Nee!

Peter: Dat zal die wel moeten.

Matthijs: Ze kunnen toch ook langskomen?

Peter: Hij moet natuurlijk toch wel een keer ergens komen, gewoon over straat.

Matthijs: Hij ging toch nooit naar Albert Heijn?

Marc-Marie: Maar nou wil-ie er graag naar toe! Maar heeft-ie nog heel veel geld?

Peter: Ik weet het niet. Hij heeft een ontnemingsvordering van 17 miljoen in de zaak van Paarlberg. Er is overigens nooit aangetoond dat hij dat geld heeft, er is nooit één euro van in zijn richting gevonden. Justitie heeft wel die vordering ingesteld. Mja.

Matthijs: Gaat-ie zelf weer terug de misdaad in?

Peter: Ja, kijk, dat is iets waar hij natuurlijk geen antwoord op geeft.

Matthijs: Jij met al je kennis…

Peter: Ik denk van niet.

Matthijs: Kan-ie iets anders?

Peter: Hij kan niet echt iets anders, maar het is niet raadzaam voor hem om dat te doen en gezien zijn gezondheidstoestand denk ik dat hij wel iets anders aan zijn hoofd heeft.

Marc-Marie: Maar is hij ooit iets geweest, iets anders, zeg maar: een beroep? En dan later crimineel, of is hij altijd crimineel geweest?

Peter: Hij heeft in de aannemerij gezeten, maar ook daar gingen de dingen natuurlijk altijd wel zwart.

Matthijs: Heb je het gehad over je film? Jij gaat de Heinekenontvoering verfilmen.

Peter: Nee.

Matthijs: Er is veel te doen geweest over de film van Maarten Treurniet.

Peter: Daar hebben we helemaal geen woord over gewisseld.

Matthijs: Heeft hij jou een vraag gesteld?

Peter: Hij vroeg wel hoe het met mij ging, maar…

(tot zover het fragment op YouTube, maar het gesprek gaat nog wel even door)

Matthijs: Waarom heb je het niet over die film gehad, eigenlijk?

Peter: Eigenlijk begin jij er nu over, dat ik me realiseer dat we het er met geen woord over hebben gehad. Er waren eigenlijk zoveel andere dingen te bepraten. Ik wilde van hem voornamelijk dingen weten, dus eh, die kant ging het gesprek steeds op. Dat ik wat vroeg.

Achteraf is vast te stellen dat Holleeder al vrij snel van gedachten is veranderd: diezelfde week nog had hij een ontmoeting met misdaadjournalist Bas van Hout en de week erna sprak ik hem in Laren, op mijn verzoek, omdat ik bezig was met een boek over Cor van Hout. In oktober van dat jaar was hij gast in de College Tour van Twan Huys en in de loop der jaren ontwikkelde hij zich tot ‘knuffelcrimineel’ en werd hij veelvuldig in Amsterdam gesignaleerd, in tal van horecagelegenheden. Hij liet zich fotograferen met bekende en onbekende Nederlands. Meestal in het gezelschap van fotograaf Ferry de Kok. Hij schreef een wekelijkse column in Nieuwe Revu.

Als hij vanaf maart 2018 in de Bunker in Osdorp terechtstaat, komen sommige details uit dit gesprek bij DWDDin een heel ander daglicht te staan.

Holleeder die zelf zou gaan koken?

Hij at nóóit thuis.

Over zijn hartproblemen heeft niemand hem ooit nog gehoord. Zijn zussen Astrid en Sonja beweren dat hij hen – en eigenlijk zijn hele familie – al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw heeft geterroriseerd. Het lijkt erop dat ze er meteen al van alles aan hebben gedaan om hem weer terug de gevangenis in te krijgen, wat uiteindelijk ook is gelukt. Met hulp van Peter de Vries.

Dat de film niet ter sprake is gekomen, is niet zo vreemd: daar lag een heel gevoelig punt. Het was natuurlijk al bekend dat Holleeder zich zou verzetten tegen een film – dat had hij eerder gedaan tegen de hier besproken Nederlandse verfilming van Maarten Treurniet, waar zijn personage min of meer uit gehaald is en ingenomen door Martin Erkamps. Voor de Amerikaanse verfilming, met Anthony Hopkins, moest er een afstandsverklaring worden overlegd.

In de zitting van maandag 9 april kwam Peter de Vries ineens met een door Holleeder getekende verklaring op de proppen. Getekend op 4 april 2012, in Amstelveen. Hij doet hierin inderdaad afstand van alle rechten. Peter de Vries leest het stuk voor. Holleeder en zijn advocaat lijken volledig overdonderd. Volgens Holleeder had Sonja hem allerlei papieren voor de ziektekostenverzekering laten tekenen en had hij zijn leesbril niet bij zich. Hij had dit stuk nooit gelezen, “ik ben geen gekke Gerritje, zo’n brief zou ik nooit tekenen. Wat hij nu opleest, alleen een gek tekent dat.”

Het verhoor van donderdag 9 april

Advocaat Sander Janssen: We hebben het eerder gehad over het boek en de film. Over het boek is een afspraak gemaakt tussen u en Cor, de andere ontvoerders hebben nooit aanspraak gemaakt op de opbrengst daarvan.

Peter: Klopt.

Janssen: Op een gegeven moment komt Thomas van der Bijl in beeld.  Hoe is dat gegaan?

Peter: Is dat relevant? Toen we dat boek aan het schrijven waren, was de ontvoering heel recent. Er was vrees bij mij dat Heineken beslag zou kunnen leggen op het boek. Ik wilde niet dat ruim een jaar werk in de prullenbak zou verdwijnen. In overleg met een fiscalist is besloten een contract te maken waarbij Thomas het levensverhaal overnam, daar een betaling voor heeft gedaan, en hij dus eigenaar werd van het levensverhaal van Cor van Hout, waardoor er moeilijker beslag op te leggen zou zijn. Het was een soort constructie.

Janssen: Hij heeft de opbrengst niet zelf gekregen.

Peter: Ik heb elk jaar de opbrengsten naar Thomas overgemaakt.

Janssen: Hij heeft het afgestaan.

Peter: Dat was aan hem. Dat is ook in overleg met de belasting zo gegaan.

Janssen: Daarna komt de film. Dit speelt in 2011. Er was een vraag in hoeverre Boellaard en Meijer en hij het eens waren met die film en of ze zouden meedelen. U hebt daar ook met Boellaard en Meijer zelf over gesproken.

Peter: Ja.

Janssen: Was het eerst Holleeder die contact zocht, of eerst Boellaard en Meijer?

Peter: Willem heeft meerdere keren zich daar tegenaan probeerde te bemoeien. Bij Astrid en Sonja en bij mij.

Janssen: Boellaard en Meijer zijn wel bij u geweest.

Peter: Dat kan ik in mijn agenda wel terugvinden,

Janssen: Wat was hun lezing?

Peter: Zij wilden meedelen in de film, ze vonden dat ze er recht op hadden.

Janssen: Hebben ze zich uitgesproken over het verschijnen van de film?

Peter: Het verschijnen was geen probleem, ik had de indruk dat ze dat wel mooi vonden.

Janssen: Wat was de reden voor hen om te denken dat ze zouden moeten meedelen?

Peter: Omdat ze ervoor gezeten hadden.

Janssen: Waren er afspraken over gemaakt?

Peter: Nee, die afspraken zijn niet gemaakt.

Janssen: Dat weet u?

Peter: Dar weet ik. Ze hebben niet aannemelijk gemaakt dat ze er wel waren, ik heb er veelvuldig contact met Cor over gehad, Cor heeft altijd bevestigd dat er geen afspraken over waren. Hij stopte Frans Meijer en Jan Boellaard weleens wat toe. Boellaard is voor een ander misdrijf veroordeeld, het doodschieten van een douanier, Cor stortte af en toe geld op zijn gevangenisrekening. Maar niet omdat dat moest.

Janssen: Zeiden ze in het gesprek met u dat er wel een afspraak was?

Peter: Nou… ’s Even denken. Zij claimden dat ze vonden dat ze er recht op hadden. Ik heb gezegd: de opbrengsten van het boek vallen in de erfenis van Cor van Hout en Cor heeft in zijn testament bepaald wat er moeest gebeuren. Als hij wilde dat er wat anders mee gebeurde, had hij dat wel aangegeven. Dat heb ik ook de familie van Cor meegedeeld, die na de dood van Cor bij mij aan bel trokken. Cor zou gewild hebben dat zij ook in de erfenis deelden. Adje en zijn zus vroegen of ik daarin wilde bemiddelen, dat ze een aandeel zouden krijgen. Toen heb ik gezegd: “Het spijt me verschrikkelijk, maar Cor heeft een testament en daar staat het niet in. Anders had hij het wel anders gedaan.” Die boodschap heb ik ook aan Meijer en Boellaard gegeven. Ik heb ook gezegd: “Sonja en de kinderen staat het vrij jullie daar wat van te geven, maar bij mij ben je aan het verkeerde adres.”

Janssen: Op die opnames hebben we kunnen horen dat er met Willem Holleeder een hoop gedoe was over die film, hij was boos om dezelfde reden als: “Ik wil die film niet, mijn kind zit op school, het komt weer in de media.” Heeft u daar met hem over gesproken?

Peter: Ja, daar hebben we over gesproken en dat heeft ertoe geleid dat er een verklaring door Willem Holleeder is getekend waarin hij uitdrukkelijk toestemming geeft tot het maken van de film en bevestigt dat hij geen aandeel daarin hoeft te hebben en dat er nooit een afspraak over is gemaakt. Die verklaring is klip en klaar en het verbijstert mij dat hij loopt te chicaneren daarover. Die verklaring is 100 procent duidelijk, er staat in dat die film er komt, dat hij er geen bezwaar tegen heeft, dat hij nooit in het boek heeft meegedeeld en dat dat ook voor de film geldt. What more is there to say?

Rechter: Een handtekening misschien? Heeft hij iets getekend?

Peter: Natuurlijk heeft hij getekend.

Rechter: Waar is die verklaring?

Peter: Die zit in mijn map.

Officier van justitie Sabine Tammes: Wij hebben hem ook.

Rechter: U heeft een fijne neus voor het selecteren van wat u nodig heeft vandaag.

Peter: Sommige dingen zijn belangrijk, meneer de voorzitter.

Holleeder: Mag ik wat zeggen, meneer de voorzitter? Ik heb het net gezien, ik heb alle aantekeningen van Peter de Vries. Het is niet mijn handschrift, pertinent niet, ik schrijf schuin.

Tammes: Uw handschrift zit in het dossier, meneer Holleeder.

Peter: Ik hecht er wel aan om dit misverstand op te helderen. Meneer Holleeder slaat de plank helemaal mis. Hij beschikt over een kopie die inderdaad niet door hem is getekend, dat is zijn handtekening niet. Hij heeft een kopie gekregen waar mijn handtekening op staat, omdat ik heb getekend, omdat ik aan Sonja heb duidelijk heb gemaakt: kijk, hier moet Willem Holleeder tekenen en op deze manier. Dat heb ik haar uitgelegd omdat ze dat niet begreep, ik heb een soort van pro-formahandtekeningetje gezet. Maar ik heb hier de verklaring die door Willem Holleder is ondertekend, hier staat gewoon zijn handtekening onder.

Tammes: Die hebben wij niet.

Peter: Dit is ondertekend en hij heeft erbij geschreven:  Amstelveen, 4 april 2012. Precies zoals ik ook had gevraagd of hij dat wilde doen, omdat ik wilde voorkomen dat hij achteraf zou verklaren dat het niet door hem geschreven of getekend was. Dit is gewoon de verklaring die Willem Holleeder op 4 april 2012 heeft ondertekend. Als u mij toestaat zou ik de inhoud wel willen oplezen.

Holleeder: Mag ik wat zeggen?

Janssen: Wie heeft dit opgesteld?

Peter: Dit heb ik opgesteld.

Janssen: Wat ik hier heb zijn de kopieën hoe het ondertekend moet worden.

Peter: Dit is mijn handschrift, waarbij ik Sonja uitleg dat hij niet alleen zijn handtekening moet zetten, maar ook de datum, zodat later altijd door deskundigen kan worden vastgesteld: dat is onmiskenbaar Willem Holleeder.

Janssen: Heeft Sonja u nog verteld hoe het verder gegaan is?

Peter: Dat Willem dit getekend heeft.

Janssen: En het origineel aan u teruggegeven.

Peter: Vindt u het goed dat ik het u voorlees? Er is al veel gezegd en geschreven, misschien is het voor alle betrokkenen goed om te weten waar hij voor getekend heeft. 

(leest voor)

Ondergetekende, Willem Frederik Holleeder, geboren op 29 mei 1958 te Amsterdam, thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, verklaart: in 1986 zat ik samen met Cor van Hout gedetineerd in Frankrijk in verband met de Heineken-ontvoering. Wij hebben samen enkele maanden hotelarrest doorgebracht in Frankrijk. Ik was er getuige van dat Cor van Hout samen met misdaadjournalist Peter R. de Vries afspraken maakte over een boek over het leven van Cor en de ontvoering van Alfred Heineken en Ab Doderer. De beslissing is genomen door Cor van Hout zonder medezeggenschap van de anderen. Ik was geen voorstander van het boek en heb het Cor afgeraden, maar hij nam zijn eigen beslissing. Op mijn verzoek is in het boek benadrukt dat het om het verhaal van hoofddader Cor van Hout ging. Om die reden heb ik in de loop der jaren nimmer meegedeeld in de opbrengst. Ik weet dat Cor een deel van de opbrengst heeft besteed aan Jan Boellaard en Martin Erkamps die gedetineerd zaten. Hij betaalde kleding, kantinegeld en sportartikelen. Dit heeft hij puur uit vriendschap cadeau gedaan. Zover ik weet is nimmer door Cor met een van de andere ontvoerders een afspraak gemaakt dat opbrengsten onderling verdeeld zouden worden. Ik zou dat zeker hebben geweten. Aanspraken van Boellaard, Meijer of Erkamps kunnen derhalve niet op waarheid berusten, dan had ik zelf ook meegedeeld. Tot slot wil ik verklaren dat ik weet dat over het boek van Peter de Vries en Cor van Hout een Amerikaanse verfilming wordt gemaakt door Informant Media uit Los Angeles. Ik heb hier geen bezwaar tegen en verklaar mij daarmee akkoord. Was getekend: Willem Frederik Holleeder, Amstelveen, 4 april 2012.

Rechter: Dank u wel. Meneer Holleeder, om de puntjes op de i te zetten: u verklaarde bij de politie: “As heeft gezegd dat ik getekend heb voor akkoord met de film.” Bij de rechter-commissaris zegt u: “Het rare is dat ze zeggen dat ik geen rechten heb op de film, maar ik vraag me af waarom ik moest tekenen dat ik geen bezwaar had tegen de film. Ik weet niet dat ik heb getekend, ik hoop dat dit in het proces bekend wordt, ik wil dat stuk dat ik getekend heb wel zien.”

Holleeder: Ja.

Rechter: Toen ik het las, dacht ik: hij zegt niet dat hij het niet getekend heeft.

Holleeder: Het is zo: in 2012 is die ruzie begonnen over dat ik recht heb op die film. Ik ben geen gekke gerritje, zo’n brief zou ik van m’n leven nooit tekenen. Wat hij nu opleest, alleen een gek tekent dat. In de nieuwe opname van een gesprek met mij en Sonja zeg ik tegen Sonja: “Ik heb niks getekend.” Sonja zegt: “Jawel.” Ik vraag: “Wanneer dan?” Ik ben bij Sonja gekomen, voor de ziektekostenverzeering, toen heeft ze mij dingen laten tekenen, maar ik had geen bril bij mij. Als ik heb getekend, is het omdat Sonja zei: “Teken effe hier.” Ik heb het niet gelezen. Ik weet sowieso niet dat ik het getekend heb.

Peter: Wel knap dat je zonder bril kan opschrijven: Amstelveen 4 april 2012.

Holleeder: Da’s niet zo moeilijk.

Rechter: Heeft u daar een kopie? Mag ik ‘m even zien?

Peter: U mag ‘m wel even zien.

Holleeder: Je hebt me gewoon opgelicht jongen, met Astrid en Sonja.

Rechter: Laten we het daar een andere keer over hebben.

Holleeder: Ja, dit is mijn handschrift.

Rechter: Is dit uw handtekening? Dan bent u er misschien ingeluisd.

Holleeder: Als ik dit nou getekend zou hebben, zou ik toch niet al die tijd ruzie hebben lopen maken.

Peter: Dat is nou juist precies jouw persoonlijkheid. Dat je iets tekent en mee akkoord gaat en daarna overal weer dwars gaat voorliggen. Dit is precies Willem Holleeder ten voeten uit.

Holleeder: Weet je wat het is? Dit is precies wat Peter de Vries is. Je bent gewoon een smerige oplichter.

Peter: Jij hebt gewoon getekend. Punt uit. Het is een hele duidelijke verklaring, klip en klaar. Je hebt getekend en geschreven waar het was en wanneer.  Het is heel vervelend voor je, Willem, maar dit is hoe het is.

Rechter schorst voor overleg, daarna: “Er zijn een paar kwesties. Ten eerste de map die u heeft, daar is de rechtbank zeker geïnteresseerd in en hoopt dat u met de fijne neus die u heeft getoond met het OM wilt overleggen wat u wilt delen met ons. Dan kunnen we ons kunnen beraden op de stukken.”

De tweede verhoordag van Peter de Vries was gepland voor donderdag 12 april, maar De Vries is dan verhinderd omdat hij zijn tv-programma De Raadkamer dan moet voorbereiden.

Rechter: Aanvankelijk zei u: ik ben er. Later: dat komt verrekte slecht uit. De rechtbank was not amused, het is een kostbare zaak om hier te zijn, die dag is naar de bliksem. Dat was een probleem waar u ons voor stelde. Hoe gaan we dat oplossen? De gedachte is nu dat we afmaken waarmee we begonnen zijn, meneer Janssen heeft voor nog ongeveer vijftien minuten aan vragen en dan gaan we kijken naar een volgende datum.

Peter: Als het dus maar geen donderdag is.

Janssen: In de verklaring maakt hij geen aanspraken op de verdiensten van het boek en verklaart hij dat hij geen bezwaar tegen verfilming door een bedrijf uit Los Angeles. Ik lees niet dat er afstand wordt gedaan van eventuele opbrengsten van een film.

Peter: Ik denk dat helder naar voren komt dat hij meedeelt dat hij nooit enige aanspraak heeft gemaakt of kon doen gelden op een vergoeding, ook niet voor de film, er staat klip en klaar dat hij geen aanspraak heeft en zal hebben.

Janssen: Daarna is er een hoop gedoe geweest over de film. Heeft u hem die verklaring weleens voorgehouden? Zo van: je hebt toch getekend?

Peter: Ik heb het hem niet laten zien, ik had het niet bij me, hij heeft mij een jaar later bedreigd. Toen hebben we er op het kantoor van Stijn Franken ook nog een gesprek over gehad: wat zit je nou te kletsen, je hebt er gewoon voor getekend.

Janssen: Heeft hij toen gevraagd om dat stuk te mogen zien?

Peter: Nee, hij wist gewoon dat hij het getekend had, hij hoefde het niet te zien, het was niet nieuw voor hem.

Holleeder: Helemaal niet!

Janssen: U hoort hem nu, en eerder…

Peter: Ja…

Janssen: Dat neemt u niet serieus.

Peter: Dat heeft u goed geformuleerd.

Rechter Benedicte Mildner: Meneer Holleeder heeft exemplaar waar op geschreven is waar getekend moest worden. Hoe komt hij aan dat exemplaar?

Peter: Dat weet ik niet. Of hij dat heeft.

Rechter: Is het in tweevoud met Sonja meegegaan?

Peter: Ik heb van Sonja één getekend exemplaar retour gekregen.

Rechter: Hoeveel had u aan haar gegeven?

Peter: Ze had er een paar. Ik weet niet wat zij daar verder mee heeft gedaan.

Tammes: Wij hebben dat exemplaar van Astrid gekregen, ik neem aan dat dat exemplaar bij de zusters is gebleven.

(In eerdere verklaringen had Holleeder zich duidelijk uitgelaten over hoe het volgens hem is gegaan met de boek- en filmrechten. Toen hij vastzat in de Kolbakzaak waren er berichten dat Peter de Vries een film wilde maken. Holleeder besprak dat met Sonja, toen ze op bezoek was. Sonja zou hebben gezegd dat de geruchten over een film onzin waren: er zou helemaal geen film komen. Dat gesprek zal nog wel ergens op een tapeje staan, dus het is gemakkelijk na te gaan of dit klopt.

Ook na zijn vrijlating bleef Sonja – volgens Holleeder – beweren dat er geen film zou komen. Toen bleek dat dat wel degelijk het geval was, kreeg hij daar ruzie over met Sonja. Vervolgens had hij het er met Astrid over gehad en die zei dat Sonja precies wist hoe het zat en dat hij er zelf voor getekend had dat hij het goed vond. Hij kon zich dat niet herinneren en hij had nooit een papier gezien met zijn handtekening. Dat kwam pas tijdens de zitting in de Bunker tevoorschijn, toen Peter de Vries het hem liet zien.

Het standpunt van Holleeder – en de anderen – was altijd: géén film. Cor wilde dat beslist niet. Maar als ze er ooit anders over zouden gaan denken, zouden ze daar met z’n vieren van moeten profiteren. Volgens Holleeder wist Sonja dat ook en had Cor het ook zo aan Jan en Frans verteld, maar Sonja vond dat de rechten bij haar en de kinderen hoorden. Dat leidde tot het boze gesprek dat heel Nederland inmiddels tienbtallen keren in allerlei talkshows heeft kunnen horen.)

Janssen: Over de bedreiging bij u aan de deur: klopt het dat er gebeld was voordat hij kwam?

Peter: Volgens mij niet.

Janssen: Ik dacht dat Astrid had verklaard, of Sonja zelf…

Peter: Sonja zelf.

Janssen: Dat ze eerst had gebeld, dat er eerst een discussie was geweest tussen haar en Holleeder over het boek en dat hij boos was en dat hij bij u in de buurt was en dat u tevoren gebeld zou zijn.

Peter: Dat staat mij niet bij.

Janssen: Niet zo lang daarvoor had u contacten gelegd met het Openbaar Ministerie over de verklaring van de dames.

Peter: Ja.

Janssen: In februari 2013 waren de eerste contacten, in april 2013 is het incident. Heeft u ten tijde van de boze aanwezigheid van meneer Holleeder misschien gedacht dat hij op de hoogte zou zijn?

Peter: Dat kwam wel op enig moment bij mij op.

Janssen: Heeft die gedachte mogelijk verdere invulling gegeven aan de ernst van de bedreiging?

Peter: Dat is echt ridicuul, ik weet wat er gebeurd is meneer Janssen, ik ben een misdaadverslaggever die 40 jaar actief is, ik ben menigmaal bedreigd en geïntimeerd, dat kan ik over het algemeen prima handelen, ik doe bijna nooit aangifte, maar de bedreiging die avond – in aanwezigheid van mijn echtgenote – ging alle perken te buiten, en was van dien aard, het was een levensbedreiging, buitengewoon ernstig en heftig, dat had niets te maken met of ik in mijn achterhoofd had dat het misschien te maken had met de verklaringen van zijn zussen.

Janssen: U kende elkaar al 35 jaar, waren er eerder momenten dat hij lelijke dingen tegen u zei?

Peter: Er zijn wel momenten geweest dat hij buitengewoon narrig en nijdig kon zijn, ik herken ik dat aan zijn lichaamstaal, hij gaat rollen met zijn ogen als hij opgewonden raakt, er is wel eens eerder iets geweest, maar dat was niet van dien aard.

Janssen: Niet eerder dat u dacht: nu loop ik echt gevaar.

Peter: Nee, ik had echt het idee; over 30 seconden lig ik hier op de grond voor mijn leven te vechten.

Janssen: Omdat hij u fysiek te lijf zou gaan?

Peter: Hij had motorkleding aan, helm op, handschoenen aan, zware kleding, ik had net gesport, was op blote voeten, hij was in vol ornaat en hij was woest, ik dacht echt: dit is helemaal foute boel, de verbale bedreigingen logen er niet om. Mijn echtgenote is daar oor- en ooggetuige van geweest, die heeft dat meegekregen en precies hetzelfde als ik beleefd.

Janssen: Er zijn videobeelden, geen geluid?

Peter: Nee.

Aldus de zitting. Terug naar DWDD:

Matthijs: Auke Kok heeft ‘de jongensjaren’ geschreven. Er is nu meer te vertellen. Zou jij dat boek willen schrijven?

Peter: Nou ja, dat hangt er dan vanaf wat het verhaal is.

Matthijs: Je hebt toch wel een vermoeden?

Peter: Als dat het verhaal is van: ja maar, ik heb het allemaal niet gedaan, of ik ben nergens bij betrokken geweest. Als dat de pleitnota van zijn advocaat nog eens in soepel Nederland is, daar heb ik niet zoveel belangstelling voor.

Matthijs: Wat zal de sfeer in Nederland zijn? Hij moet een keer op straat. Naar een restaurant. Wordt hij toegelaten?

Peter: Ik denk niet dat hij geweigerd al worden en ze moeten hem natuurlijk wel herkennen. Op het moment dat je ergens binnenkomt, dan zit je vaak al voordat je geweigerd kan worden.

Marc-Marie: Hij heeft toch gewoon zijn straf uitgezeten?

Matthijs: In Amerika werd O.J. Simpson vrijgesproken van iets waarvan iedereen dacht dat hij het had gedaan, er is ook nooit meer onderzoek geweest…

Marc-Marie: Dat is toch anders?

Matthijs: Toch dat veel mensen denken: hij heeft het misschien wel gedaan, maar hij komt er toch mee weg.

Peter: Ik denk niet dat hij geweigerd wordt.

Matthijs: Hoe heb je afscheid genomen? Dat wilde Marc-Marie weten. Je staat in het bos…

Marc-Marie: Hoeveel mensen had hij bij zich?

Peter: Een paar familieleden. Het was wel vermakelijk. Op een gegeven moment liep ik met hem een beetje op, zeg maar…

Matthijs: Geen bodyguards?

Peter: Nee, absoluut niet. Liep ik met hem een beetje op, paadje op, heuveltje over, een beetje in gedachten ook en op een gegeven moment was het gesprek klaar en we hadden eigenlijk al afscheid genomen, ik liep naar mijn auto en hij wilde terug naar zijn familie, toen bleek dat we niet goed hadden opgelet waar we waren. Waren we verdwaald. Ik was de speurneus, zei hij, we hebben daar echt even lopen ronddwalen: waar was het nou ook alweer?

Matthijs: Dus daar liepen twee mannen in een bos…

Peter: Ja, toen waren wij… Hij was al de meest gezochte man van Nederland…

Marc-Marie: De meest verdwaalde.

Peter: …maar toen waren we zelf het spoor bijster.

Matthijs: Peter, bedankt.

Het volgende item is een mini-opera over Holleeder. De tekst is van Tommy Wieringa: Larmento voor een Jordanees.

De jas van staal en steen

glijdt van mijn moede schouders.

Buiten is het licht,

hart, mijn hart, je slagen zijn geteld,

wie leeft met het zwaard,

zal door het zwaard vergaan.

Daar komt het.

Daar komt het aan.

 

Natalee Holloway Memorial Tour

$
0
0

Op zaterdag 28 mei 2005 verdween de Amerikaanse scholiere Natalee Holloway (17) spoorloos op Aruba. Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink volgde de zaak vanaf het begin, maar was nooit zelf op Aruba. Tot voor kort. Hij volgde de voetsporen van Natalee en besprak het scenario met goed ingevoerde Nederlanders op Aruba.

 

Beschermd opgevoed, misschien wat naïef, nooit drank en drugs gebruikt en maagd. Dat is zoals moeder Beth Twitty haar dochter Natalee beschrijft. Het tegenovergestelde van Natalee’s gedrag op Aruba: uitdagend, zwaar aan de drank, drugs gebruikt en met een voor haar onbekende jongen ’s nachts mee naar het strand voor een vrijpartij. Medestudenten die haar zien wegrijden in een auto met drie jongens roepen: “Kom uit die auto, ben je gek geworden?” Maar Natalee gilt lachend uit het raampje: “Oehoe, I stay with him, I love Aruba!”

Alabama

Op donderdag 26 mei 2005 was Natalee’s vijfdaagse reis naar Aruba begonnen, samen met medestudenten van de eindexamenklas van de Mountain Brook Highschool uit Alabama. Ze verblijft met twee vrienden in het Holiday Inn Resort, aan het meest toeristisch stukje strand van Aruba. Vanaf het begin gaat Natalee – meer dan de anderen – los met alcohol. Dat begint ’s morgens om tien uur al. Natalee drinkt red fires, een mix van extra sterke Bacardi rum met cola light. Na een middagslaapje wordt het feestvieren ’s avonds voortgezet.

Op zaterdag 28 mei is Natalee met vriendinnen in het Excelsior-casino van het hotel. Employee Sandy Dirks wordt geciteerd in het boek Jorans Moordmysteries van John van den Heuvel en Bert Huisjes, uit oktober 2010: “Volgens mij was ze alcoholiste.” Die avond vraagt ze om een volle beker met rum met een scheutje cola om een beetje kleur aan de rum te geven. Ze krijgt niet meer dan een dubbele rum. Dirks: “De hele groep waarmee Natalee was dronk veel, maar zij dronk het meest.”

Pokertafel

Op zondagavond 29 mei rond half tien ontmoet ze Joran van der Sloot, een vaste gast aan de pokertafel van het Excelsior Casino. Ze is dan samen met vier vriendinnen. Ze vragen of hij meegaat naar Carlos ’n Charlie’s, een bar in de Weststraat, in het centrum van Oranjestad. Een afstand van zo’n zeven kilometer. De meisjes zijn daar overdag ook al geweest en hebben toen flink gedronken. “Het is onze laatste nacht op Aruba,” zeggen ze uitnodigend. Ze hebben zin in een spetterend afscheid van het eiland, waar alles zo anders is dan in het brave Alama, het ‘Staphorst van de States’. Joran heeft er wel oren naar, ook al moet hij er eigenlijk de volgende morgen vroeg uit, vanwege een tentamen. Maar hij gaat eerst naar huis. Hij is met zijn vader in het casino. Vader Paul wilde weleens weten hoe dat nou ging, dat pokeren.

De Weststraat, waar destijds Charlie’s zat. Die is allang weg

Terwijl zijn vader denkt dat Joran naar bed is, belt Joran met zijn Surinaamse vriend Deepak Kalpoe, of die hem wil ophalen. Deepak komt een poosje later voorrijden, met zijn opgepimpte Honda Civic, samen met zijn broertje Satish. Ze rijden naar Carlos’ n Charlie’s en arriveren daar rond half één. Natalee en haar vriendinnen zijn er dan al een paar uur. Dj Martin had “all the people from Alabama” speciaal welkom geheten en Sweet Home Alabama van Lynyrd Skynyrd gedraaid. Als Joran binnenkomt, is Natalee aan het dansen. Als ze hem ziet, bestelt ze een bodyshot. Ze gaat op de bar liggen, Joran mag de shot van haar buik likken.

Laatste woorden

Om goed één uur gaat Carlos ’n Charlie’s dicht. Natalee stapt met Joran in de auto van Deepak. Ze rijden langs de bushalte waar de andere studenten staan. Een jongen schreeuwt: “Kom uit die auto, ben je gek geworden?” Natalee gilt lachend uit het raampje: “Oehoe, I stay with, I love Aruba!” Het zijn de laatste controleerbare woorden van Natalee, buiten haar conversatie met Joran.

Ze rijden naar het huis van Van der Sloot, aan de Montaña. Een ritje van tien minuten. Bijna op de route naar het hotel, dus niet een heel andere kant uit, al is de vraag of Natalee überhaupt nog richtingsgevoel had op dat moment. Joran vertelt later dat Natalee gezegd heeft dat haar moeder ‘de zus van Hitler’ is. Met andere woorden: ze geniet van haar vrijheid, even weg bij een bemoeizuchtige controlfreak die haar dochter had met veel tegenzin had laten gaan.

We moeten maar aannemen dat het klopt dat Natalee dit heeft gezegd, het is Joran die het vertelt en hij geldt niet als de meest betrouwbare bron. In hoeverre dit is gecheckt bij Deepak en Satish is onduidelijk.

Borsten

Het zal Jorans bedoeling zijn geweest Natalee mee te nemen naar zijn kamer. Dat kan gemakkelijk zonder dat zijn ouders daar iets van merken. Dat ziet Natalee niet zitten: ze wil naar het strand. Deepak start de auto. Satish zit naast hem, op de achterbank beginnen Natalee en Joran hartstochtelijk te zoenen. Volgens het boek masseert ze Jorans kruis, pakt hij haar bij haar borsten en masturbeert hij haar.

De vuurtoren California Lighthouse, een eindje verder naar de Noordpunt, is wederom nog zo’n tien minuten rijden. Het is een toeristische attractie. Overdag krioelt het er van de dagjesmensen, maar ’s nachts is het een bepaald unheimische plek, waar in de verste verte geen levend wezen te bespeuren is. Waarom ze hier naartoe zijn gereden?

Vrijen

Wellicht had Joran gedacht hier even ongestoord met Natalee te vertoeven, terwijl de broers zich zouden terugtrekken, maar Natalee heeft haar zinnen gezet op het strand. Ze rijden terug. Zo’n vijf kilometer. Deepak zet hen af bij Palm Beach, niet ver van Natalee’s hotel. Deepak zegt tegen Joran dat hij moet bellen als hij wil worden opgehaald. Hand in hand gaan Joran en Natalee het strand op. Ze passeren Fisherman Huts. Een plek voor surfers. Je bent geneigd te denken aan een hut van een visser: er staat een houten gebouwtje, inderdaad niet veel meer dan een hut. Een eindje verderop gaan ze op het zand liggen en beginnen ze te vrijen.

Fisherman Huts met op de achtergrond het Holiday Inn

Het is overdag moeilijk voor te stellen: het is bepaald niet afgelegen en je kijkt zo naar de hotels aan Palm Beach. Maar ’s nachts is het een ander verhaal: dan is het hier totaal verlaten.  Het is toch anders als je hier loopt, dan wanneer je er alleen over leest. Hier eindigde het leven van Natalee, dat staat wel zo’n beetje vast. Maar hoe?

Masturberen

De enige die het weet, is Joran. Hij vertelt dat ze geen van beiden een condoom bij zich hadden en dat het daarom bij wederzijds masturberen is gebleven. Waaruit je de conclusie zou kunnen trekken dat Natalee er anders mee ingestemd zou hebben hier te worden ontmaagd. Pas veel later, tijdens de undercoveractie met Patrick van der Eem voor het programma van Peter R. de Vries, vertelt Joran dat Natalee op een gegeven moment was beginnen te trillen en dat ze daarna niet meer bewoog. Zou kunnen: een combinatie van allerlei factoren. Veel alcohol, drugs, opwinding. Een natuurlijke doodsoorzaak, dus. Destijds werd dat als aannemelijk beschouwd: waarom zou Joran haar hebben vermoord? Het was duidelijk dat ze uit vrije wil was meegegaan en in was voor een vrijpartij en dat ze alle remmen al had losgelaten.

Daar is inmiddels wel wat op af te dingen. Bij de politie op Aruba zijn meldingen binnengekomen van meisjes die vertelden dat Joran tegenover hen agressief was geworden toen ze niet meer wilden dan zoenen. En John van den Heuvel meldde dat Joran een opvliegend karakter had, thuis moeilijk te hanteren was, gedragsproblemen vertoonde en onder behandeling stond van een psychiater.

Agressie 

Vijf jaar na de dood van Natalee Holloway, sterft er opnieuw een jonge vrouw in het bijzijn van Joran: Stephany Flores (21) wordt dood aangetroffen op zijn hotelkamer in Peru, met een gebroken nek. Volgens Joran hadden ze ruzie gekregen omdat Stephany stiekem in zijn laptop aan het snuffelen was geweest. Dat kan, maar er is duidelijk sprake van dodelijke agressie. Het is niet zo’n vreemde gedachte dat Natalee toch enigszins bij zinnen kwam toen Joran meer wilde dan zoenen en masturberen. En dat hij ook tegenover haar agressief was toen hij zijn zin niet kreeg.

Er is maar één reden waarom hij haar spoorloos moest laten verdwijnen: omdat uit de sporen zou kunnen blijken dat het anders is gegaan dan hij vertelt. Als Natalee inderdaad een natuurlijke dood was gestorven, dan was dat gemakkelijk te constateren geweest bij een lijkschouwing en had Joran weinig tot niets te vrezen. Het ergste dat hem verweten zou kunnen worden zou zijn dat hij haar al dan niet met haar instemming drugs had toegediend, maar het is zeer de vraag of dat inderdaad zo is. Daar blijkt verder niks van.

Derde man

Er is feitelijk maar heel weinig bekend over wat er is gebeurd. Joran vertelde tegen Patrick van der Eem dat hij samen met een derde, wiens naam hij nooit zou noemen, het lichaam van Natalee heeft laten verdwijnen. Patrick en Peter de Vries hebben daar nooit een vinger achter kunnen krijgen: had Joran het over zijn vader, of over een onbekende vriend of kennis? J

Patrick van der Eem in het programma van Peter de Vries

e kunt er van alles over bedenken, maar je mag aannemen dat als zijn vader die nacht in touw is geweest, zijn moeder daar toch ook iets van moet hebben meegekregen. Dat is even onwaarschijnlijk als dat Joran het in zijn eentje heeft gedaan. Zijn vader is overleden, van hem zullen we geen antwoord meer krijgen. Als hij er inderdaad niet bij is geweest, moet er behalve Joran nog één persoon zijn die weet wat er die nacht op Aruba is gebeurd, maar de kans een van beiden het gaat vertellen is nogal klein,

Keihard

Wat zijn de opties om in het nachtelijk duister van Aruba zo onopgemerkt mogelijk een lichaam spoorloos te laten verdwijnen? Je kunt denken aan de ruige kust bij San Nicolas. Bij de containerhaven, bij het hondenkerkhof, bij de gevangenis. Een tamelijk verlaten gebied, waar je een lijk kunt dumpen in de rotskloven. Misschien in het water, maar de kans is groot dat er dan wel iets van aanspoelt op een van de stranden. Er is maar één ding dat je nagenoeg kunt uitsluiten: begraven. Er is op het vasteland van Aruba geen plek te vinden waar je met alleen een paar scheppen binnen een paar uur een voldoende diep graf kunt graven om iemand in te stoppen. De bodem is keihard. Onbegonnen werk.

Golfstroom

Op een zandstrand dan? Dat zal niemand die enigszins thuis is op het eiland in zijn hoofd halen. Dan moet je een onmogelijk diep gat graven en dan nog is de kans dat het binnen de kortste keren wordt ontdekt levensgroot. Even onwaarschijnlijk als begraven in de rotsbodem. Er is eigenlijk maar één optie: met een boot richting Venezuela. Daar kom je na een paar kilometer in een soort golfstroom, die alles wat daarin terechtkomt meesleurt naar de oceaan. Vissers en andere zeelui van Aruba weten dat. Als Joran door zo iemand is geholpen – en dat is het meest waarschijnlijk – is het zo gegaan. Toeristen op Aruba – en de andere eilanden – hoeven niet bang te zijn voor haaien. Verderop in de oceaan is het een ander verhaal. Het is geen prettige gedachte voor de nabestaanden, maar de mensen die de Caribische zee kennen hebben weinig twijfel of dit is wat er is gebeurd. Dat Natalee letterlijk en doelbewust naar de haaien is gegaan.

Fisherman Huts

Wat kun je er verder nog over zeggen? Dat het alcoholvrije, cleane, beschermde opvoeden van Natalee nogal averechts heeft gewerkt? Dat het misschien verstandiger is als jongeren in een veiliger omgeving, met vrienden en vriendinnen of familie in de buurt, hun eerste – misschien vervelende – ervaringen hebben met seks & drugs en rock & roll? De meeste ouders zullen toch de – wellicht ijdele – hoop hebben dat hun kind niet dronken en in z’n eentje met een stel wildvreemde jongens in een auto stapt, met onbekende bestemming. Of had Natalee gewoon de pech dat ze een potentiële moordenaar tegen het lijf liep?

 

 

Moord Martin Kok: de Colombia-connectie

$
0
0

Op donderdagavond 8 december 2016 wordt Martin Kok geliquideerd als hij seksclub Boccaccio in Laren verlaat. Eerder die dag is er een mislukte aanslag geweest. Inmiddels is er een verdachte aangehouden, maar of dit de echte dader is, is nog erg onduidelijk. Laat de politie kansen liggen om de zaak op te lossen? Een wat geheimzinnige Nederlander die in Colombia woont, had op de dag voor de moord een afspraak met Martin, maar hij kwam niet opdagen. Nu beweert die man dat justitie hem niet wil horen als getuige omdat ze hem ‘onbetrouwbaar’ vinden.

“Dan steekt hij de straat over naar zijn auto, die geparkeerd staat op de Bernard Zweerskade. Zich verheugend op de avond in zijn favoriete bordeel. Later die middag na de lunch pikt Martin om 17.00 uur Chris H. op. Deze Chris, ook wel Scotty genoemd, verblijft in het CitizenM Hotel in Amsterdam-Zuid.”

Donderdag 8 december 2016 was de laatste dag in het leven van Martin Kok. Veroordeeld voor twee moorden, later vooral bekend geworden door zijn website Vlinderscrime waar hij alle mogelijke en vooral ook onmogelijke berichten over criminaliteit plaatste. Het fragment aan het begint komt uit Kokkie, het boek dat journalist Timo van der Eng over hem schreef. Timo was al geruime tijd bezig met het levensverhaal van Martin, toen zijn onderwerp werd geliquideerd. Het boek werd enige tijd na de dood van Martin uitgebracht.

Over de toedracht van de moord was toen nog niet veel bekend. Geruime tijd later werden camerabeelden vrijgegeven van het hotel en kwamen er meer feiten en omstandigheden aan het licht. Er werd een verdachte aangehouden en in mei 2018 trok een getuige aan de bel, die vond dat hij gehoord moest worden door justitie, maar die had daar weinig oren naar. Wat is daar aan de hand?

Even terug naar die donderdag 8 december. Vanaf een uur of twaalf ’s middags was Martin in de Harbour Club aan de Apollolaan, voor een lunch met een aantal misdaadjournalisten. Een initiatief van Martin: het stak hem dat sommige media – vooral grote kranten – berichten van hem overnamen zonder aan bronvermelding te doen. Hij wilde met collega’s proberen om één blok te vormen. De meeste bekende misdaadverslaggevers waren daarbij aanwezig, behalve die van de kranten waar de problemen mee waren.

Autobom

Tijdens deze lunch kwam dit aspect overigens amper ter sprake, het was vooral een ongedwongen bijeenkomst waarin de verslaggevers wat ervaringen uitwisselden. Er werden wat grapjes gemaakt over of ze daar wel veilig waren. Niet zo gek: op 2 juli 2016 had er een zware bom gezeten onder de auto van Martin, bij restaurant Klein Kalfje aan de Amstel. Dat er toen geen doden zijn gevallen, is achteraf een mirakel. Het bleek een uiterst zwaar explosief, dat als het was ontploft grote schade zou hebben aangericht, waarbij mensen die in de directe omgeving waren weinig kans op overleven hadden.

Martin had een kleine auto (op naam van zijn vader), je kon de bom van buiten zo zien. Vermoedelijk was er iets fout gegaan bij het aanbrengen. De bom was voorzien van een zeer sterke magneet. Zo sterk dat hij meteen al tegen het chassis werd getrokken: hij had verder onder de auto moeten komen. Maar het lukte waarschijnlijk niet meer om hem los te krijgen. Eerder al was de auto van Martin beschoten, toen deze bij zijn woning aan de Marianellastraat in Sloten geparkeerd stond.

Dat Martin onder vuur lag, was bekend. Er waren enkele journalisten om die reden niet aanwezig bij de bijeenkomst: die vonden het te gevaarlijk om bij Martin in de buurt te zijn. Achteraf hadden ze gelijk: Martin werd die dag geobserveerd door een moordcommando. Of dat al bij de Harbour Club was, is niet bekend, maar een paar uur later in elk geval wel.

Achterhoofd

Om half vier vertrok Martin bij de Harbour Club. Om kwart voor vijf kwam hij aan bij het CitizenM hotel, ook in Amsterdam-Zuid. Dat is dicht in de buurt, wat hij in de tussentijd heeft gedaan is niet bekend. Martin had hier afgesproken met Scotty, van het bedrijf dat met pgp-telefoons adverteerde op zijn website. Terwijl zij achter in de bar zaten, kwam er bij de ingang, aan de bar, een jonge man zitten met een capuchon over zijn hoofd.

Toen Martin en Scotty om vijf voor half zeven naar buiten liepen, stond deze man hen buiten op te wachten. Eenmaal buiten haalde hij een vuurwapen tevoorschijn en richtte dat van dichtbij op het achterhoofd van Martin. Waarom hij toen niet heeft geschoten, is onduidelijk. Er wordt gezegd dat het wapen haperde, maar dat had geluid gemaakt, dat zou Martin hebben gehoord. Logischer is dat de schutter het toch te druk vond, dat er net iemand in de buurt liep en hij besloot het er nu bij te laten.

Seksclub

Martin en Scotty vertrekken naar seksclub Boccaccio in Laren, een vaste plek voor Martin. Daar vermaken ze zich een aantal uren prima. Martin stuurt vanaf een bed in het bordeel foto’s van zichzelf naar kennissen. Kort daarna, als ze naar buiten lopen komt er een schutter achter de bomen vandaan, die naar de auto van Martin loopt. Martin zit er net in, Scotty staat verderop te wachten. Hij wordt van dichtbij door zijn hoofd geschoten en heeft geen enkele kans op overleven. De schutter verdwijnt ongezien, er is geen vluchtauto gesignaleerd. Scotty gaat ervan door en wordt pas later door de politie gehoord.

Mocromaffia

Waarom deze professionele huurmoord? Er komen al snel twee mogelijke motieven naar voren. Martin had een aantal kopmannen van de zogenaamde Mocromaffia behoorlijk tegen de haren in gestreken. Beschuldigd van van alles en nog wat, belachelijk gemaakt. Hij was van alle kanten gewaarschuwd dat dit in verkeerde aarde viel en dat hij hier beter mee kon stoppen, maar hij liet zich op dit punt niet van de wijs brengen en ging onverdroten door. Dat is één.

Vergismoord

De andere mogelijkheid: Martin was bezig met onderzoek naar de zogenaamde Rotterdamse Douanegate, over de corrupte douanier Gerrit G., die drugstransporten uit Zuid-Amerika doorsluisde en die daarmee in problemen was gekomen. Een heftige affaire, waarin verschillende liquidaties werden gepleegd. Waaronder de bekende vergismoord op Rob Zweekhorst uit Berkel, op 1 januari 2016, die de pech had dat een verdachte in die drugszaak bij hem in de buurt woonde, een beetje op hem leek en op dezelfde tijd zijn honden uitliet. In die zaak speelt een informant uit Colombia een rol. Hij noemt zich Paul en Cornel de Jaeger, komt oorspronkelijk uit Amsterdam en woont al jaren in Colombia. Hij zegt dat hij voor de Amerikaanse narcoticabrigade werkt, en ook goede contacten heeft met Colombiaanse drugskartels.

Stiekem

Deze Paul had vertrouwelijke dossierstukken van de Douanegate in handen gekregen, door zijn samenwerking met de TCI, Team Criminele Inlichtingen. Paul was in Rotterdam geweest en had stiekem gesprekken opgenomen met de corrupte douanier. Die had hij aan het TCI moeten geven, maar hij had kopieën gemaakt en die had hij aan Martin Kok gestuurd, met de bedoeling dat die ze op zijn website zou zetten. Dat liep allemaal een beetje anders, doordat een Nederlandse informant die gesprekken ook in handen had gekregen en ze had doorgesluisd naar andere media, waardoor Martin deze primeur had gemist.

Maar Paul had meer: bij een inbraak bij een officier van justitie uit deze zaak was een usb-stick buitgemaakt met vertrouwelijke informatie. Paul was bereid dit aan Martin te geven. Hij zou daarvoor naar Nederland komen. Martin betaalde 1000 euro voor een ticket en reserveerde een kamer in hotel Krasnapolski in Amsterdam.

Oponthoud

Op 7 december, de dag vóór de moord, zou Paul op Schiphol aankomen, na een tussenlanding in Spanje. Martin reed naar Schiphol om Paul op te halen, maar die bleek niet te zijn gearriveerd met de doorgegeven vlucht. Paul had geen telefoon bij zich, via zijn Colombiaanse vrouw in Colombia konden er wat berichten worden uitgewisseld. Paul zou in Spanje niet door de douane zijn gekomen vanwege bepaalde problemen en was teruggevlogen naar Colombia. Later vertelde hij dat hij samen met een reisgenoot naar Spanje was gevlogen, dat de reisgenoot geen visum had en niet door de douane mocht en dat ze toen maar met z’n beiden waren teruggegaan.

Het is nooit duidelijk geworden of Paul echt in Spanje is geweest en of hij serieus van plan is geweest naar Nederland te komen, of dat hij zich op het laatste moment had bedacht. Achteraf was hij blij dat hij niet gegaan is: Martin had hem mee willen nemen naar Boccaccio en het is de vraag of hij er dan ongeschonden vanaf was gekomen. Scotty had het geluk dat hij zelf met de auto was, Paul zou ongetwijfeld bij Martin in de auto hebben gezeten en als getuige uit de weg zijn geruimd.

Pizzakoerier

Het wordt dan een hele tijd stil rond deze Paul. Intussen gaat het onderzoek verder en wordt er een verdachte aangehouden: Zakaria A. (24) uit Utrecht, die daar bekendstaat als ‘de schietende pizzakoerier’. In juli 2014 had hij het als pizzakoerier aan de stok gekregen met een 22-jarige man en op hem geschoten, in 2015 werd hij hiervoor veroordeeld. In de zomer van 2016 werd in Overvecht Ranko Skecic geliquideerd. Zakaria werd hiervoor aangehouden, maar vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs.

In een videoclip van de Maarssense rapper Lijpe speelt Zakaria A. een rol als figurant

In april 2018 wordt deze Zakaria aangehouden voor betrokkenheid bij de moord op Martin Kok, maar er wordt niet bekendgemaakt wat zijn rol zou zijn geweest. Was hij de schutter die achter Martin aanliep bij het CitizenM Hotel? Was hij de schutter bij Boccaccio? Of wordt hij verdacht van contact met een opdrachtgever, tussenpersoon of een uitvoerder?    

Onbetrouwbaar

In mei 2018 duikt Paul uit Colombia ineens weer op, in een interview met NRC Handelsblad.Hij blijkt dan al geruime tijd in Nederland te bivakkeren, op uitnodiging – en kosten – van de advocaten van enkele verdachten in de Rotterdamse douanezaak. De rechtbank wilde hem niet als getuige toevoegen omdat ze hem ‘onbetrouwbaar’ vinden. Hij blijkt een heel verleden te hebben als informant waaruit hij inderdaad niet als erg betrouwbaar overkomt.

Ook het doorsluizen van de stiekem opgenomen gesprekken met corrupte douanier Gerrit G. werd hem door het Openbaar Ministerie en de rechtbank niet in dank afgenomen. Op dit moment dient deze douanezaak in hoger beroep. De advocaten zijn van plan hem hoe dan ook als getuige te laten opdraven, in de hoop dat hij zoveel twijfel kan zaaien over het onderzoek dat dit gunstig uitpakt voor hun cliënten.

In het interview zegt Paul dat hij voor zijn dood veel contact had met Martin Kok, onder andere over de zaak rond de douanier. “Op mijn verzoek gaf een tussenpersoon Kok, op de dag van zijn dood, een usb-stick met informatie over die zaak. Toen dat uitkwam, ben ik gevraagd naar Nederland te komen om daarover te getuigen.”

Tussenpersoon

Of dit inderdaad zo is, moet nog blijken. Niemand weet wie die tussenpersoon is geweest. De enige mogelijkheid om die stick te overhandigen moet op 8 december zijn geweest, de dag van de moord. Paul zou op het vliegveld in Spanje de stick aan iemand gegeven moeten hebben, die hem de volgende dag aan Martin zou hebben gegeven. Geen van de mensen die op 8 december contact hadden met Martin, kan zich daar iets bij voorstellen. Als Martin die stick had gekregen, had hij dat ongetwijfeld gezegd. Het enige mogelijke tijdstip waarop het had gekund, was tussen half vier en kwart voor vijf. Na het vertrek bij de Harbour Club en voor de aankomst bij het CitizenM Hotel.

Informant Paul in de haven van Barranquilla

Paul beweert in het interview dat hij in de zaak van Martin Kok wél als getuige zou worden gehoord. De afspraak was gemaakt, ticket en hotel waren geboekt, maar uiteindelijk ging het niet door “omdat ze mijn veiligheid niet konden garanderen.”

Dat Paul is uitgenodigd voor een verhoor in Nederland, klopt. Vanuit justitie was dit alleen bedoeld om te voorkomen dat ze later het verwijt zouden krijgen dat ze dit losse eindje hadden laten liggen. Het was ook gewoon doorgegaan als hij niet zelf op het laatste moment meer eisen was gaan stellen over zijn beveiliging.

Of Paul inderdaad gehoord gaat worden als getuige in een van de zaken, of beide, is voorlopig nog afwachten. Zijn motief om te getuigen is wel duidelijk: in Colombia loopt hij gevaar, hij wil nu met zijn Colombiaanse vrouw en twee jonge kinderen terug naar Nederland, maar hij heeft hier nogal wat vijanden: in het criminele circuit én bij de opsporingsdiensten.

 

 

‘Klokkies’ in de onderwereld: aftikken naar de dood

$
0
0

Horloges in de prijsklasse vanaf zo’n 30.000 euro zijn in de onderwereld geliefd als ruilmiddel. ‘Klokkies’ worden ze daar genoemd. Sommigen doen er een moord voor, of worden ervoor vermoord. In het proces tegen Willem Holleeder duiken de precisie-uurwerken van veelal Zwitserse makelij te pas en te onpas op. Bijvoorbeeld bij de boete die Heinekenontvoerders Cor van Hout en Willem Holleeder moesten betalen aan de levensgevaarlijke criminelen Sam Klepper en John Mieremet. Omdat Cor in een kledingzaak in de PC Hooftstraat John Mieremet had uitgescholden voor “schele hond.”

Holleeder: “Astrid wil altijd aandacht hebben. Wat ze nu heb, maar de hoofdmoot is geld. Dat heeft ze nooit gehad. ‘Ik wil ook leven zoals jij en Sonja,’ heeft ze altijd gezegd. Nu heeft ze geld, ze zal er wel achter kommen dat dat niks waard is.”

Rechter: “Geld is een beetje de as waar alles om draait.”

Holleeder: “Dat is ook zo, het gaat om geld (…) Astrid is altijd een buitenstaander geweest, die zei: ‘Ik wil dat ook, zoals Sonja, die spulletjes, klokkies, auto’s.’ Nou ken ze dat kopen. Ik hoop dat ze er gelukkig mee is.”

Tijdens het in februari 2018 in de Bunker begonnen proces tegen Willem Holleeder, die wordt verdacht van het opdracht geven voor liquidaties, gaat het veel over geld. En over mooie dingen. Klokkies. Peperdure horloges. Zijn zussen Astrid en Sonja beschuldigen hem ervan dat hij het geld van de erfenis van Cor van Hout – de partner van Sonja – wilde inpikken. Astrid wilde ook ‘klokkies’. Zegt broer Willem. “Nou ken ze dat kopen.” Daarmee doelt hij op de boeken die Astrid schreef over de ruzie met broer Willem. Van het boek Judaszijn al rond een half miljoen exemplaren verkocht.

Veel criminelen hebben iets met peperdure horloges. Audemars Piquet, Rolexen, liefst van een ‘limited edition’. Met prijzen die in sommige gevallen oplopen tot boven de 100.000 euro per stuk. De ‘klokkies’ hebben verschillende functies. Als cadeau aan vrouw of vriendin, als betaalmiddel, als onderpand.

Grote jongen

In 1996 moesten Holleeder en Van Hout twee horloges cadeau doen aan de beruchte criminelen John Mieremet en Sam Klepper. Nadat Cor en Willem hun straf hadden uitgezeten voor de Heinekenontvoering, kwamen ze in aanvaring met dit duo, dat tijdens hun afwezigheid kans had gezien de macht te grijpen in de Amsterdamse onderwereld. Cor van Hout was bepaald niet onder de indruk. Hij kende hen nog uit de tijd dat Sam en John de hulpjes waren van maffiabaas Klaas Bruinsma en had geen enkel respect voor de twee. Cor voelde zichzelf de grote jongen. Daar kwam bij dat als hij gedronken had – wat hij veel deed – hij behoorlijk vervelend kon doen en mensen beledigde. Hij had Sam Klepper al eens belachelijk gemaakt toen die met een wapen in café Arie in de Jordaan op de proppen was gekomen. Klepper was er zo trots op als een pauw, Cor noemde het ‘een berg roest uit de Tweede Wereldoorlog.’

Schele hond

Beide duo’s waren kind aan huis bij de sjieke herenmodezaak König in de PC Hooftstraat in Amsterdam. Klepper en Mieremet waren wel klanten die hier veel besteedden – ze hadden geld genoeg – maar erg geliefd waren ze er niet. Toen ze een keer naar hun idee te weinig korting hadden gekregen, schoten ze een stel etalagepoppen aan flarden. Bij een andere gelegenheid waren ze alle vier tegelijk in de zaak en daarbij noemde Cor – die al weer een behoorlijke slok op zal hebben gehad – John Mieremet ‘schele hond’. Het is een feit dat Mieremet loensde, maar in heel Amsterdam was er niemand die dat in zijn gezicht durfde zeggen. Behalve Cor.

Niet lang daarna kregen Cor en Willem te horen dat Cor op de dodenlijst stond van Sam en John. Zogenaamd voor betrokkenheid bij een drugstransport dat fout was gegaan, maar niemand wist iets van zo’n transport, het was duidelijk dat dit alleen als stok werd gebruikt om de hond te kunnen slaan. Cor nam het niet al te serieus. Willem Holleeder wel: hij kende de reputatie van Sam en John maar al te goed. Hij had inmiddels zakelijk afscheid genomen van Cor: hij vond het te gevaarlijk worden, door al die beledigingen die Cor in dronken buien rondstrooide.

Deurloostraat

Willem had zich aangesloten bij de groep van Klepper en Mieremet, uit veiligheidsoverwegingen. Cor dook, na het bekend worden van de dreiging, wel een beetje onder, maar kwam op gezette tijden toch gewoon naar zijn vaste adres in de Deurloostraat in Amsterdam, waar Sonja met hun kinderen woonde. In maart 1996 volgt daar een aanslag op hem, die gedeeltelijk mislukt: hij wordt wel in zijn gezicht geraakt, maar overleeft. Na operaties duikt hij onder in Frankrijk.

Daarmee is de kous nog niet af. Hij krijgt te horen dat hij en Holleeder 1 miljoen gulden boete moeten betalen aan Sam en John, plus twee dure horloges.

Tijdens het proces in de Bunker zegt Holleeder hierover dat hij samen met Mink Kok – een bekende topcrimineel – bij Sam Klepper is geweest om het op te lossen. “Er is gewoon gezegd: je moet een miljoen betalen. Ik stond voor de keuze: of het wordt een bloedbad, of je betaalt. Bij een bloedbad zou iedereen in gevaar komen.”

Cor was nog altijd woedend en weigerde ook maar iets te betalen.

Holleeder: “Ik vond dat van Cor egoïstisch. Het was best vervelend dat hij neergeschoten was, maar hij had het er wel zelf naar gemaakt.”

Officier van justitie Lars Stempher vindt het de omgekeerde wereld: “Als ik iemand beledigd zou hebben, en er wordt op mij geschoten en daarna krijg ik het verzoek een miljoen af te tikken, dan zou ik daar toch serieus moeite mee hebben.”

Holleeder: “Ik ook. In eerste aanleg dacht ik dat we een miljoen zouden krijgen. Je kunt er alles van vinden. Cor wilde het niet oplossen, ik heb er niet voor gekozen er met Cor liquidaties tegenover te stellen. Het is zuur dat als je voor flikker bent geschoten, dat je moet betalen. Daar heb ik ook nog begrip voor.”

Doorzeuren

Cor en Willem hadden zakelijke belangen met Robbie Grifhorst, alias de Bouwvakker, die het losgeld van de ontvoering voor hen had geïnvesteerd in onroerend goed. Holleeder besloot samen met Grifhorst te betalen, ook het deel van Cor. Maar volgens Holleeder bleef Cor doorgaan met zeuren. Hij liet aan iedereen die het wilde horen weten: “Ik betaal alleen met lood!”

Holleeder: “Als je weet wie Klepper en Mieremet op dat moment waren… Klepper had liever gehad dat het wel geëscaleerd was, die vond het prachtig, dat soort flauwekul. Ik begrijp best dat Cor dat zuur vond, maar hij moet zich ook realiseren dat hij zich overal heeft misdragen en dat het dan een keer fout gaat.”

Holleeder had het bedrag van één miljoen in gedeeltes aan Klepper betaald. Officier van justitie Sabine Tammes vroeg: “En de klokjes, wanneer heeft u die dan gegeven?”

Holleeder: “Daarna.”

Tammes: “Wat waren dat voor klokjes?”

Holleeder: “Ik heb er twee gekocht op het Waterlooplein, de goedkoopste die er waren. Rolexjes, daar waren ze niet blij mee.”

Het ergste gevaar was daarmee geweken, maar Cor was toch nog niet veilig. In 2000 volgde er een nieuwe aanslag, die ook mislukte. Bij de derde aanslag, in 2003, werd hij uiteindelijk definitief vermoord.

DE PECHVOGEL MET MOOIE HORLOGES

In november 2014 is in Haarlem het geruchtmakende Andes-proces, tegen onder anderen Danny K. en freefighter Dick V., die worden verdacht van witwassen van crimineel geld. In hun kielzog zijn de bazen van twee Amsterdamse leveranciers van ‘klokkies’ aangehouden. Topcriminelen waren kind aan huis bij Precision Watches en Exclusive Watches. In mei 2018 liep het slecht af met Jurgen Dankers, van Exclusive Watches: hij zag geen licht meer aan het eind van de tunnel, nadat hij als gevolg van zijn arrestatie zijn bedrijf te gronde had zien gaan.

In het boek Moord, doodslag en andere zaken van advocaat Yehudi Moszkowicz, dat toen nog niet was verschenen, wordt het proces tegen Jurgen Dankers beschreven, in het hoofdstuk De pechvogel met mooie horloges. Hij noemt hem daar Mark. “Een succesvol handelaar en dat is hem aan te zien. Zijn merkkleding, gebruinde gelaat en mooie auto verraden dat het hem voor de wind gaat. Mark zit in de horloges, en dan niet het bescheiden segment. Een instapmodel heeft bij hem de prijs van een modale gezinsauto, voor zijn toppers hebben de meeste mensen een tweede of derde hypotheek nodig.”

In het hoofdstuk beschrijft hij hoe Mark/Jurgen en zijn kantoorgenoot hun klanten ontvangen in een fraai kantoortje in Amsterdam-Zuid. “Het is een bont gezelschap dat over de vloer komt. Uiteraard allemaal mensen die het nodige te besteden hebben. Maar de wereld van de dure uurwerken trekt ook wat meer ‘kleurrijke’ figuren aan. Mensen met grote vermogens maar soms geen officiële bron van inkomsten. Contact met enkele van deze heren zal Mark bijna de das omdoen. Het zal uiteindelijk zelfs leiden tot zijn arrestatie.”

Door de negatieve media-aandacht blijven klanten weg en bestaande klanten vragen hun horloges terug die ze via hem wilden verkopen. Maar dat kan niet meer. Justitie heeft zijn hele handelsvoorraad, ter waarde van enkele tonnen, in beslag genomen. “Binnen enkele weken is alles waar hij jaren aan heeft gewerkt verdampt.”

Het Openbaar Ministerie merkt hem aan als lid van een criminele organisatie, waarbij de namen van Willem Holleeder, Danny K. en Dick V. worden genoemd. Holleeder in een bijrol, het gaat vooral om de andere twee.

Het kantoor wordt 2,5 jaar afgeluisterd. Yehudi Moszkowicz, als advocaat van Jurgen, krijgt de gesprekken aangeleverd op twaalf dvd’s. Hij moet ze allemaal afluisteren. “Wat ik hoor is een eindeloze stroom Amsterdamse gezelligheid. De heren kletsen wat af op het kantoor. Over voetbal, feestjes en natuurlijk horloges. En er staan enkele kleurrijke anekdotes op de band over legendarische matpartijen waar de twee klanten naar eigen zeggen bij betrokken zijn. Tegenstanders gaan in die gesprekken uiteraard allemaal ‘gestrekt’. In een van de anekdotes wordt beschreven hoe een man in een strandtent vijf keer in het gezicht wordt geslagen met een leeg bierfust. ‘Lachen was dat.’”

Nattigheid

Mark/Jurgen heeft aanvankelijk geen idee met wie hij te maken heeft, maar na verloop van tijd voelt hij nattigheid. Een jaar voor zijn arrestatie breekt hij met zijn kantoorgenoot. Bij de rechtbank wordt hij veroordeeld tot vijf maanden.

In hoger beroep draait het vooral om één zin. Ergens in alle afgeluisterde gesprekken heeft Danny tegenover iemand gezegd ‘nog dertig ruggen van Mark te krijgen’. De rechter gaat ervan uit dat dit om ‘Mark’ (Jurgen Dankers) gaat. Net als in het vonnis van de rechtbank. De advocaat grijpt naar het zwaarste middel dat er is, om dit misverstand uit de weg te ruimen: hij wraakt het Hof. Dan geeft de rechter toe dat het een vergissing was. Het wraken gaat niet door, het hof is nu wel doordrongen van de fout. Uiteindelijk wordt Mark/Jurgen vrijgesproken. De laatste regels van het hoofdstuk: “Mark kan weer verder met zijn leven, maar zijn handel is stuk. Zoals wel vaker is dit dus een overwinning met een bijsmaak.”

Nog vóór het verschijnen van het boek blijkt de ‘bijsmaak’ erger dan iemand had kunnen bedenken.

Moord, doodslag en andere verhalen. Door Yehudi Moszkowicz. Singel Uitgeverijen

 

Meester Janssen vertelt: een college misdaadgeschiedenis

$
0
0

In het proces tegen Willem Holleeder deden de advocaten Sander Janssen en Robert Malewicz op 14 juni een verzoeking op opheffing van de voorlopige hechtenis voor zijn betrokkenheid bij de moord op Cor van Hout. De advocaten vinden op basis van de tot nu toe aangedragen verklaringen dat er geen enkel bewijs is. Het is een tamelijk formeel punt: Holleeder wordt van meer delicten verdacht, hij zal zijn cel in Vught niet verlaten, mocht het verzoek al worden gehonoreerd.  

Voor de advocaten was het een mogelijkheid een duidelijk punt te maken. Het pleidooi werd een soort hoorcollege misdaadgeschiedenis, waarin de ontwikkelingen in met name de Amsterdamse onderwereld vanaf de tijd van maffiabaas Klaas Bruinsma samenhangend en gedetailleerd wordt neergezet, op basis van tal van dossiers en zowel oude als zeer recente verklaringen. Het uiterst heldere en leerzame betoog van ‘meester Janssen’ kende in elk geval twee sceptische studenten: de officieren van justitie Sabine Tammes en Lars Stempher. Dat straalde zo van hun gezichten af dat Janssen zijn betoog onderbrak en vroeg of hij iets verkeerds zei: “Ik zie u moeilijk kijken.”

Janssen begint zijn pleidooi met erop te wijzen dat het van belang is dat de rechtbank een zo volledig mogelijk beeld heeft van de verhoudingen in de tijd waarin het zich allemaal afspeelt. Welke conflicten lagen daar welke verbanden en verbonden. “Er is één rode draad in al die dossiers: de  ongelooflijk ingewikkelde wisselwerking achter de schermen in het criminele milieu. Het gaat over het moeilijk waarneembaar contact tussen verschillende actoren, de manier waarop ze met elkaar een verbond sluiten of niet, op voet van oorlog staan, het weer goed maken of juist niet, in wisselende en soms heimelijke samenstelling.

Het beeld dat ontstaat is dat van een wereld waar je maar heel soms weet wat er achter de schermen gebeurt, welke belangen er zijn met andere clubs of juist niet. Pas als je zoals in dit geval het geluk hebt dat je een stap terug kunt zetten en van grotere afstand al die dossiers naast elkaar kunt leggen en de verbanden kunt leggen, pas dan kun je een glimp opvangen van wat er daadwerkelijk is gebeurd in die periode. Een waarschuwing die ik vaker zal doen: dit illustreert het moeilijke karakter van het zoveel jaren na dato stellige uitspraken doen. De rechtbank moet een stellige beslissing nemen; in de buitenwereld is er – onder andere door journalisten – met een grote mate van stelligheid van alles beweerd, wat op grond van de bewijsmiddelen niet terecht is. Het is niet zo duidelijk als wordt gesuggereerd.

Bruinsma

Het begint bij Klaas Bruinsma, eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Hij is dan op het toppunt van zijn macht. Hij wordt wel de grootste hasjhandelaar van Europa genoemd. In die periode is er een coterie van personen om hem die een rol spelen. In de eerste ring: Etienne Urka en Ed Sweering, daarna Sam Klepper en John Mieremet. Daarbuiten: de groep van Stanley Hillis, Mink Kok en Jan Femer. En meer losstaande groepen: Cees Houtman, met Bob Benard, Jean-Baptiste Frederique en George Van Kleef en de groep met Cor van Hout, Willem Holleeder, Frans Meijer en Jan Boellaard.

Dit zijn de Hollandse netwerken; daarnaast heb je de Joego-maffia met de groep van Paja (Maruf Mrzic) en Duja (Ljubinko Becirovic), waar Jotcha Jocic bij hoort. Wat je overal terugleest is dat de escalatie tussen deze groepen enorm veel geweld heeft opgeleverd: in tien jaar tijd zijn er zo’n twintig personen vermoord en waren er minstens zoveel pogingen tot moord.

Het begin

Iemand die een poging overleefde en daarover een verklaring heeft afgelegd, is Sasa Markovic. Hij zegt dat het begin van het conflict bij Klaas Bruinsma ligt, die een meningsverschil had met Duja. Over een partij cocaïne die door Klepper en Mieremet achterover was gedrukt of niet was betaald. Mink Kok vertelt in het boek De Kouwe Ouwe een soortgelijk verhaal, maar in zijn versie hadden niet Klepper en Mieremet, maar Stanley Hillis en Charlie da Silva problemen gekregen met een aan Duja beloofde partij cocaïne. In beide gevallen werd Klaas Bruinsma erop aangesproken en werd hem een boete opgelegd. Hierdoor werd de hele groep van Bruinsma in het conflict betrokken. Volgens getuige Ton de Graaf (een Amsterdamse politieman) had dit ertoe geleid dat beide groepen op een bepaald moment zwaar bewapend tegenover elkaar stonden in de Warmoesstraat. Bruinsma wilde zich er niet mee bemoeien en zei dat Duja en Mieremet en Klepper en Hillis het samen maar moesten uitzoeken.

Martin Hoogland

Er volgen beschietingen over en weer waarbij meerdere doden vallen. Duja en Jocic kunnen maar net ontkomen als hun auto op 27 augustus 1990 onder vuur wordt genomen op het Van Tuyll van Serooskerkenplein. Duja wordt op 24 september 1990 vanaf de straat in zijn woning aan de Hoofdweg in Amsterdam beschoten. Als opdrachtgevers worden Klepper en Mieremet genoemd. In het ziekenhuis wordt Duja bezocht door Jocic, Markovic en Martin Hoogland; Duja overlijdt op 27 oktober 1990 aan zijn verwondingen.

Er volgt bloedig wraak. In het Joegoslavische milieu wordt een groot aantal liquidaties uitgevoerd, waaronder in oktober 1991 zelfs drie in één maand. Door de contacten tussen de Hollandse netwerken aan beide kanten van het conflict slaat het geweld ook over naar die groeperingen. De moorden op meerdere prominente figuren uit de Hollandse netwerken worden met dit conflict in verband gebracht. Meest prominent: de moord op Klaas Bruinsma op 27 juni 1991. Daarvoor wordt Martin Hoogland veroordeeld.

Tijdens zijn detentie houdt hij contact met Jocic en met Mieremet, die hem op de laatste dag van zijn detentie had willen laten ophalen door Sjors Kool om naar zijn woning in België te komen. De dag daarvoor, op 10 maart 2004, wordt Hoogland doodgeschoten. Mieremet had – volgens CIE-bronnen – Hoogland gevraagd Hillis en Holleeder van het leven te beroven. Mieremet plaatst een rouwadvertentie met de tekst “Je was als een vriend voor mij” en laat bij de vriendin van Hoogland een heel mooi en groot bloemstuk bezorgen.

Stanley Hillis 

In diezelfde periode had Stanley Hillis ook contact met Joegoslavische criminelen. Sinds eind jaren zeventig met Arkan – bekend van de Arkan Tijgers – en met Slobodan ‘Kolle’ Kostovski. Arkan werd in 2000 vermoord. Hillis had ook contact met Jocic.

Na de dood van Bruinsma ontstonden er nieuwe samenwerkingsverbanden, zoals de Delta-groep met Stanley Hillis, Mink Kok en Jan Femer en het duo Klepper en Mieremet. Zij werden verantwoordelijk gehouden voor de moord op Duja en zouden nog een grote partij hasj hebben geript van Magdi Barsoum, die eigenlijk eigendom was van Jocic.

In augustus 1991 werd Ed Sweering bij zijn woning in de Hudsonstraat geconfronteerd met gewapende Joegoslaven die ‘Edje’ in zijn nek sprongen, maar eigenlijk op zoek waren naar ‘Eutje’ (Etienne Urka) en naar Klepper en Mieremet. De laatste twee wilden dat Sweering aangifte ging doen. Dat deed hij samen met Sam Klepper, maar de politie had geen zin Klepper en Mieremet te helpen in de door hen zelf veroorzaakte escalatie van geweld. Daarop tipten ze de politie dat zij in de buurt van Alkmaar reden in een auto vol wapens. Ze organiseerden hun eigen arrestatie zodat zij enige tijd veilig binnen zouden zitten. Er is niemand die twijfelt aan deze gang van zaken. De kunstgreep werkte. Ze werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en toen zij in juli 1992 vrijkwamen was Jocic uitgeweken naar Belgrado, nadat hij op leden van het arrestatieteam had geschoten toen ze hem wilden aanhouden voor de moord op Luca Pranic, op 3 oktober 1991.

Ondanks het vertrek van Jocic was nog altijd sprake van zodanig veel dreiging dat zowel Klepper als Mieremet voor de zekerheid hun gezinnen naar België verhuisden.

Kort samengevat: in de eerste helft van de jaren negentig waren er veel conflicten, met een hoofdrol voor Klepper en Mieremet, die nauw contact hadden met de groep van Paja. Jocic was hun gezamenlijke vijand, in de trant van: “Als jij dezelfde vijand hebt, zijn wij vrienden.”

Spic & Span

Klepper en Mieremet hadden een beruchte reputatie. De naam Spic & Span wordt nu misschien gekscherend gebruikt, maar het was helemaal niet lachwekkend bedoeld. Ze werden in verband gebracht met moord op Michael Vane op 3 november 1993, de moord op Erwin Tra op 20 december 1993, de moord op Jean Mehagnoul op 12 november 1995 en de moord op Bert Bons op 24 januari 1996.

Op dit punt grijpt officier van justitie Sabine Tammes in. Voor twee correcties: het moet zijn Marcel Mehagnoul en waar Janssen als woonadres van Ed Sweering de Hudsonstraat noemde, moet het volgens haar de Hectorstraat zijn. Inderdaad werd Jean Marcel Mehagnoul doorgaans Marcel genoemd, over de Hectorstraat twijfelt Janssen. In misdaadboeken staat Hudsonstraat. Hoe dan ook: in dit criminele kruitvat, waar al veel moorden waren gepleegd, kwamen Cor van Hout en Willem Holleeder ten tonele na het uitzitten van hun straf voor de Heinekenontvoering.

Janssen: “Tot dat moment spelen zij geen rol van betekenis, maar dat verandert doordat Cor het ongenoegen van Mieremet en Klepper wekt. Dat er een conflict ontstaat is algemeen geaccepteerd, de precieze oorzaak is minder eenduidig. Getuigen noemen het onhebbelijke gedrag van Cor als hij teveel gedronken had – en dat was regelmatig het geval. In een dronken bui noemde hij Mieremet schele en had hij diens bril van zijn hoofd getrokken, Klepper had hij uitgelachen bij een wapenverkoop. Thomas van der Bijl en Ariën Kaale junior denken dat de oorzaak van het conflict in de handel in verdovende middelen ligt.

Slechte mensen

Van der Bijl verklaart ook in vroege verhoren al over het drankgebruik van Cor van Hout. In 1996: “Cor drinkt veel, dat is zijn fout. Daar heb ik hem voor gewaarschuwd. Hij drinkt nog steeds veel en gaat dan mensen beledigen.” En: “Willem is bij Cor weggegaan omdat hij zo vervelend was. Cor houdt als hij zo doorgaat alleen slechte mensen over. Zijn vrouw Sonja behandelt hij ook niet best. Ik heb Cor wel eens aangesproken over zijn gedrag tegenover Sonja.”

Jan Offenberg, een goede vriend van Cor, in 1997: “Ik denk dat hij, terwijl hij dronken was, iemand beledigd heeft.” Ook uit latere verklaringen blijkt dat het drankgebruik van Cor reden was voor mensen om met hem te breken.

Marcel Grifhorst: “Hij was niet meer te handhaven. Als hij dronken was, vernederde hij mensen. Mijn vader heeft toen bewust een einde gemaakt aan de vriendschap. Ik was bij dat gesprek, dat was in 1996 in Zuid-Frankrijk. Cor was een gevaar voor zichzelf geworden. Ik denk dat zijn grootspraak in de kroeg hem het leven heeft gekost.”

Getuige Willem de Jager heeft Cor ook gewaarschuwd: “Cor, je krijgt vandaag of morgen een mes tussen je ribben, of ze slopen je helemaal of ze schieten je helemaal kapot. Want je bent zo’n vervelende teringlijder als je gezopen hebt. Stop daar nou godverdomme eens mee.’”

Ariën Kaale zei: “Hij werd sarcastisch en naar in de omgang en ging lelijke dingen zeggen over mensen.”

In het recent ingebrachte gesprek in 2011 met Sonja vertelt hij dat Cor altijd iedereen uitschold als hij gedronken had, over een brandblaar waar verband op moest nadat Cor een bitterbal op zijn kale hoofd had geslagen, een bedreiging met een pistool van Bas Vermeulen waarbij hij totaal de weg kwijt was en zei dat hij Bas ging doodschieten, het zonder reden mensen in het gezicht slaan. Gedrag dat zeker in de criminele wereld tot ernstige consequenties kan leiden wanneer je dat met de verkeerde mensen doet.

Dronken kop

Voor de aanslag in de Deurloostraat zijn Klepper en Mieremet verantwoordelijk, dat kan als vaststaand worden aangemerkt. Cor van Hout was daar zelf ook voor 100 procent van overtuigd. Er is een verklaring van Peter de Vries waarin staat dat Cor hem heeft verteld dat de twee pogingen op zijn leven gepleegd waren in opdracht van Klepper en Mieremet en dat hij vermoedde dat dit te maken had met een bijdehante opmerking die hij in de richting van Klepper had gemaakt. “Een van de dingen is geweest dat hij een keer Klepper met zijn dronken kop beledigd had. Dat kon Cor doen. Als hij dronken was, kon hij iemand echt beledigen en sneren en noem maar op. Ik heb het wel eens meegemaakt dat hij zo was, dan kon hij mensen tot de grond toe afbreken. Dan kom je aan het respect, de hiërarchie.”

Ariën Kaale: “Cor had maar met één persoon een zogenaamde vete en dat was de persoon die hem in 1996 had neergeschoten. Cor wist zeker dat de eerste en tweede aanslag op hem door Mieremet waren gepleegd.”

Mieremet zelf maakt ook geen geheim meer van zijn betrokkenheid bij de eerste aanslag. In het beruchte interview met John van den Heuvel – 28 augustus 2002 in De Telegraaf–  geeft hij toe dat hij en Sam Klepper achter de aanslag op Cor van Hout zaten. In datzelfde artikel beschuldigt Mieremet Holleeder ervan de woning in de Deurloostraat aan Mieremet en Klepper te hebben aangewezen. Astrid en Sonja nemen dat in hun verklaringen over en zeggen dat dit aanleiding was te vermoeden dat Holleeder ook betrokken was bij de moord op Cor in 2003.

Deurloostraat

Deze aantijging is een uitgelezen voorbeeld dat Mieremet nadat hij met Holleeder gebrouilleerd was geraakt hem van van alles en nog wat is gaan beschuldigen. Het is uitgesloten dat Klepper en Mieremet Holleeder nodig hadden om die woning aan te wijzen. Die was volledig bekend bij een groot aantal personen uit het Amsterdamse milieu, waaronder nauwe contacten van Klepper en Mieremet. Etienne Urka, een goed contact van Sam Klepper, had er eerder gewoond. Die was naar eigen zeggen enkele malen bij Sonja thuis geweest. Urka had die woning weer van Stanley Kai Esser, met wie Cor tenniste. Esser was ook een contact van Klepper. De lijfwacht van Sam Klepper, ‘Peter Jood’, woonde om de hoek van de Deurloostraat en had vanuit zijn eigen woning zicht op de achtertuin van Cor van Hout. Cor had regelmatig contact en tenniste met Leen Bosnie, een gekend contact van Sam Klepper. Vanuit ’t Vliegertje en andere kroegen moest Cor regelmatig in stomdronken toestand worden thuisgebracht, onder andere door Mink Kok, ook weer een goed contact van Sam Klepper.

De beschuldiging dat Holleeder de woning in de Deurloostraat zou hebben aangewezen is pas bekend geworden in 2005, uit de aantekeningen op de laptop van John van den Heuvel, van het interview met Mieremet. Van den Heuvel had dit in het artikel niet vermeld: omdat hij het niet waarschijnlijk vond?

Een onderwerp dat in de gesprekken tussen Cor en anderen vaak naar voren kwam is de betaling van 1 miljoen gulden aan Klepper en Mieremet, na de aanslag. Peter de Vries had het zowel van Cor als van Willem vernomen. Hij zegt in een verklaring: “Cor vertelde mij toen ook wel dat Willem 1 miljoen aan ze heeft betaald. Dat was eigenlijk een soort schuldbekentenis. Doordat dat betaald moest worden, dan zou het over zijn en was het af. Cor was daar kwaad over. Die had echt zoiets van: nooit van mijn leven, ik had nooit die miljoen gedokt. En hij nam het Willem dus kwalijk. Ik heb achteraf wel begrepen dat Willem dacht dat hij vond dat hij daar een goede daad mee deed. Dat dat een verstandige zet was.”

Thomas van der Bijl vertelt op 14 maart 2005 dat hij samen met Willem in Amsterdam-Noord het geld is gaan betalen aan Stanley Hillis, die er om op dat moment onduidelijke redenen tussen had gezeten. Toen zij daarna samen naar de Frans-Italiaanse grens waren gereden waar Cor van Hout aan het revalideren was en vertelden dat zij die betaling hadden gedaan, ontstak Cor in woede en stuurde hen nadat zij 14 uur gereden hadden al na vijf  minuten weg.

Don Vito

Willem Holleeder zegt dat hij er contact over heeft gehad met Hillis, maar dat die er niet bij betrokken wilde worden. Door tussenkomst van een derde die nogal ongelukkig de wat theatrale naam De Allesweter heeft gekregen, is er contact gelegd met Mieremet en Klepper én met Mink Kok. Mink zou betrokken zijn geweest bij de betaling van de boete en zou daarmee in de woorden van Holleeder fungeren als een slotje op een slotje. Mink Kok zegt over de schietpartij: “Cor was een liefhebber, een innemer. Willem had zich gedistantieerd van het milieu. Cor van Hout wilde nog steeds de Don Vito uithangen.”

Hersenspinsel

De Allesweter is een goed voorbeeld van de risico’s wanneer je je jaren na dato en zonder dat je er eigen informatie over hebt, heel stellig gaat uitlaten over wat er gebeurd is.  De Allesweter is volstrekt in het belachelijke getrokken, zowel in de procedures als in de media. Het is ook een heel onhandig gekozen naam. Als je iemand ‘allesweter’ noemt roep je over je af dat er grappen worden gemaakt. Van bijna-allesweter tot niks-weter. Er zijn gerenommeerde journalisten die zich er uiterst stellig over hebben uitgelaten. Meest vergaand is geweest John van den Heuvel die het een ‘hersenspinsel’ en ‘een goedkoop verzinsel’ noemde, dat op kolderieke wijze werd opgevoerd. Hij heeft vergaand stelling genomen tegen het bestaan van die figuur met die onhandige naam. Terwijl toch wel vast is komen te staan dat dat deze persoon wel degelijk echt bestaan heeft.

Ik heb u het Panorama—artikel doen toekomen, over de aantekeningen van Bas van Hout, van het gesprek met de persoon die door Bas De Allesweter is genoemd. Die aantekeningen komen overeen met wat Holleeder daarover heeft verklaard. Dat Sam en Wim bang waren voor elkaar. Dat Willem op geen moment oprecht is geweest naar Sam en John, maar dat dit is hoe hij het overleefd heeft. Als hij niet geluisterd had, was hij dood geweest, zegt De Allesweter tegen Bas van Hout.

Bas noteerde ook: Cor zou betalen met kogels en bloed. Dat is precies wat Holleeder heeft verklaard. Je ziet dat dit door allerlei partijen gemakkelijk aan de kant is geschoven als een onzinverhaal, een hersenspinsel, op een kolderieke manier: “Daar is-ie weer, De Allesweter!” Journalisten zijn daar veel te stellig in geweest. Je ziet het risico van zulke stelligheid, wanneer je niet kan beschikken over een enorme hoeveelheid aan bewijsmiddelen en dossierstukken, maar in plaats daarvan een naam onhandig gekozen vindt of omdat je er eigen ideeën over hebt. Zo gaat dat dus.

(In het Panorama-artikel wordt onthuld dat Paja (Mrzic) De Allesweter was)

Kouwe Ouwe

In het boek De Kouwe Ouwevertelt Mink Kok tegen de journalisten Olling en De Haas dat hij Holleeder had geadviseerd afscheid te nemen van Cor van Hout omdat hij anders zou worden meegesleept. Bovendien geeft hij aan inderdaad de bemiddelende rol te hebben gespeeld die Holleeder hem toeschrijft én geeft hij verdere details hoe dat precies gegaan is. Kok is naar eigen zeggen samen met Stanley Hillis tot de oplossing van de betaling van het miljoen gekomen.

(citaat uit het boek De Kouwe Ouwe: Die Ouwe en ik prakkiseren zo wat door en komen dan met het volgende: Willem Holleeder is degene die het wil oplossen dus die moet betalen. Er moet een miljoen gulden komen aan premie. Daar moet dan 250 ruggen vanaf voor de schutters, zoals Sam heeft bedongen. Hou je 750 ruggen over. Dat bedrag deel je door twee: 375 ruggen voor ons en 375 ruggen voor die zogenaamde Joego’s, lees: Sam en John. Zo had iedereen een garantie dat er geen geweld gebruikt werd.

Zonder expliciet te vertellen wie waar achter zit wordt aldus een oplossing gezocht voor een probleem. Kok gaat terug naar Willem en vertelt hem over het bedrag, de schutters die betaald moeten worden en de ‘verzekeringspremie’. Willem gaat dat bespreekbaar maken met Cor en hun gezamenlijke vriend Robbie Grifhorst, De Bouwvakker. Kok: ‘Die Bouwvakker en Willem zien dat voorstel wel zitten maar Cor zegt: “Ik betaal helemaal niks.” Vanaf dat moment realiseren Willem en De Bouwvakker zich ineens: we zitten hier als sitting ducks. De veroorzaker van dit alles betaalt niet en neemt ondertussen ook zijn maten mee. Want Willem was niet gek. Die zag heel goed dat-ie gevaar liep. En die Bouwvakker ook hoor. Ze waren samen. Toen heeft Willem met De Bouwvakker besloten om dat miljoen te betalen. Cash.”

Deze verklaring van Mink Kok sluit naadloos aan op wat Willem Holleeder daarover heeft verteld. Het is ook niet de laatste keer dat Stanley Hillis een belangrijke rol speelt bij het al dan niet volledig doorsluizen van grote geldbedragen.

Fabelen

Dat die boete is betaald en dat dit gegaan is zoals Holleeder heeft verklaard, is een extra argument om de beschuldiging van Mieremet dat Holleeder betrokken was bij de eerste aanslag op Cor van Hout naar het rijk der fabelen te verwijzen. Maar het Openbaar Ministerie neemt de beschuldiging, gezien de zitting van vrijdag 25 mei jongstleden, zonder enige onderbouwing, maar met ogenschijnlijk groot gemak, over. Van enige contacten tussen Holleeder en Klepper of Mieremet in de periode vóór die eerste aanslag is overigens niets bekend.

De eerste aanslag en het gegeven dat voor iedereen duidelijk was dat Klepper en Mieremet daar achter zaten is van belang omdat daarmee een vete in het leven werd geroepen die nooit meer over zou gaan. Wanneer je op deze wijze, in aanwezigheid van je vrouw en kind, wordt beschoten, zal je degene die daar achter zit nooit meer kunnen vertrouwen, en diegene zal er op zijn beurt altijd rekening mee moeten houden dat er een dag komt dat je wraak neemt. Dat is in dit geval niet anders geweest.

City-Peak

Het was groot nieuws toen de Amsterdamse politie op 8 oktober 1997 overging tot aanhouding van de groep van Cor van Hout. Er was sprake van een bijzonder uitvoerig onderzoek naar drugshandel in binnen- en buitenland. De politie hield dertigverdachten aan en werden grote partijen drugs in beslag genomen: 160 kilo heroïne, ruim 35 kilo cocaïne, meer dan 5000 kilo hasj en 1200 kilo marihuana. Ook zouden er voorbereidingen zijn getroffen voor twee liquidaties waarbij het eerste slachtoffer in zijn auto zou worden opgeblazen en het tweede zou worden doodgeschoten met een precisiewapen.

De politie meldt dat in het criminele milieu eerder plannen werden gesmeed om Cor van Hout en Willem Holleeder uit de weg te ruimen nadat de eerste aanslag in de Deurloostraat was mislukt. De suggestie is dat de voorgenomen liquidaties een reactie op die plannen kunnen zijn. Op de dag van de aanhoudingen is een groot wapenarsenaal aangetroffen in woningen en in de garage bij de woning van Thomas van der Bijl: revolvers, machinepistolen, richtmicrofoons, kogelwerende vesten, pruiken, maskers, een gepantserde auto en ruim 1700 kogels. In het zaakdossier wordt nadrukkelijk verband gelegd tussen die wapens en de aanslag op Cor van Hout in de Deurloostraat, waarna de groep zich zou zijn gaan bewapenen.

Wapenvondst

Het is opvallend dat geen van de in dit onderzoek gehoorde getuigen iets heeft willen of kunnen verklaren over deze opvallend grote wapenvondst en de vraag wat daar de bedoeling van was. Getuigen geven aan daar helemaal niets van te weten, dan wel daar nooit met Cor over te hebben gesproken. Of ze beroepen zich – mijns inziens ten onrechte – op hun professioneel verschoningsrecht: Astrid Holleeder en Rob Meerman. Het is heel duidelijk dat niemand hier iets over wil zeggen. De verdediging concludeert dat Cor van Hout wel degelijk bereid was geweld te plegen wanneer de omstandigheden hem daartoe dwongen.

Fred Teeven

Uiteindelijk wordt Cor op 1 mei 1998 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar. Niet bepaald de klapper waar de opsporingsdiensten onder leiding van officier van justitie Fred Teeven op hadden gehoopt. Nog verbazingwekkender is dat diezelfde Fred Teeven op 13 juli 1998 met Van Hout overeenkomt dat Van Hout het hoger beroep tegen het vonnis van de Amsterdamse rechtbank zal intrekken en niet in de publiciteit zal treden, in ruil waarvoor het parket de ontnemingsactiviteiten beëindigt en het dossier sluit, Van Hout direct zal worden overgeplaatst naar de door hem gewenste gevangenis in Norgerhaven, hij daar in een soepel detentieregime zal worden geplaatst en er positief zal worden geadviseerd op een ingediend gratieverzoek. Niet in de overeenkomst opgenomen, maar wel onderdeel van de deal, was de eis van Teeven dat ook de andere verdachten hun hoger beroep zouden intrekken. Dat gebeurt ook: Kaale verklaart daarover bij de rechter-commissaris dat dit misschien niet per se in het belang van al die andere verdachten was, maar wel in het belang van Cor, en dus gebeurde het.

Waarom Teeven deze overeenkomst sluit na het onmiskenbaar tegenvallende resultaat is nooit duidelijk geworden. Er wordt gesuggereerd dat in het City-Peakdossier gebruik zou zijn gemaakt van onrechtmatige opsporingsmethoden zoals de inzet van een criminele burgerinfiltrant, maar daar is geen duidelijkheid over gekomen. Het is niet ondenkbaar, met deze officier van justitie, die in dezelfde periode ook andere contacten had die op of over de grenzen van het toelaatbare zaten: de beruchte deal met Karman en Abbas in de zaak tegen Johan Verhoek, de gesprekken met Mink Kok, de onderhandelingen Cees Helman en het beroemd geworden bonnetje.

Dat op initiatief van het Openbaar Ministerie tot deze overeenkomst is overgegaan is opmerkelijk, gezien de ronkende berichtgeving bij de aanhouding van de verdachten. En ook gezien de enorme omvang van het onderzoek en de verschillende financiële zaken die in beeld waren gekomen en die ten tijde van de deal nog volop onderwerp van onderzoek waren. Kennelijk waren er voor justitie redenen zo snel en stil mogelijk een punt achter deze zaak te zetten. Het resultaat was dat Cor van Hout in het voorjaar van 2000 alweer op vrije voeten kwam.

Van Essen 

De gebeurtenissen in het City-Peakdossier en de deal met Teeven zijn een cruciale schakel in wat er volgt. Als gevolg van die deal mocht Cor zijn vastgoedbezittingen – waaronder de Achterdam in Alkmaar – houden en hij leerde in de laatste fase van zijn detentie Ronald van Essen kennen. De opmaat naar een nieuwe turbulente periode in het Amsterdamse criminele milieu: de aanslag op Ronald van Essen op 26 december 1999.

Van Essen had een grote hoeveelheid met de handel in xtc verdiend geld bij Willem Endstra ondergebracht. Endstra is Van Essen regelmatig komen bezoeken tijdens diens detentie, waarbij de succesvolle ontwikkeling van zijn bij Endstra ondergebrachte kapitaal ter sprake kwam. Van Essen gaf in de gevangenis in Heerhugowaard hoog op over de hoeveelheid geld die hij van Endstra tegoed had. Celgenoot Cor van Hout waarschuwde hem regelmatig daar voorzichtiger mee om te gaan.

In de laatste fase van zijn detentie en na zijn vrijlating drong Van Essen in toenemende mate bij Endstra aan op uitbetaling van in ieder geval een deel van zijn geld. Endstra gaf steeds niet thuis, tot oplopende frustratie van Van Essen. Diverse bronnen stellen dat hij in dat proces ook regelmatig contact had met Cor van Hout, die van Essen wel zou willen assisteren bij het terugkrijgen van zijn geld.

Op 26 december 1999 wordt Ronald van Essen in zijn auto op de Minervalaan in zijn hoofd geschoten. Hij overleeft op wonderbaarlijke wijze maar loopt wel ernstig blijvend letsel op. Cor van Hout blijft in zijn eerste verklaring van 29 december 1999 nog redelijk op de vlakte en verklaart dat Ronald is neergeschoten omdat hij bezig was met het innen van oude schulden. Een dag later noemt hij expliciet Willem Endstra en Klepper en Mieremet: volgens hem hebben zij ook belangen bij Willem Endstra en is in opdracht van hen “afgerekend met die vervelende Ronald van Essen.”

Dat ook Mieremet en Klepper geld hadden ondergebracht bij Willem Endstra is een vaststaand feit. De theorie dat Mieremet en Klepper zich door het uitschakelen van Ronald van Essen de vordering die Van Essen op Endstra had, wilden toeëigenen is min of meer algemeen geaccepteerd. Klepper heeft zijn betrokkenheid bij deze aanslag toegegeven aan misdaadjournalist Bas van Hout, die het gesprek dat hij met Klepper voerde kort na de moord een bekentenis noemde: “Hij is toen helemaal leeggelopen. Als jullie dat hadden getapt, had je de zaak rond gehad.”

Jan Femer

Op dit moment is vooral van belang dat Cor van Hout opnieuw in een conflict terechtkomt met zijn gezworen vijanden Klepper en Mieremet. Op 23 september 2000 wordt Jan Femer doodgeschoten op de Haarlemmerdijk in Amsterdam. Femer is een oude vriend van Klepper en een prominent lid van de groep rond Stanley Hillis. De meest gangbare theorie is dat Femer in opdracht van Stanley Hillis is vermoord. Vanwege het uitgavenpatroon van Femer enerzijds en zijn slordige manier van werken rondom transporten in verdovende middelen anderzijds.

De beschuldiging is met name geuit door Ferry de Kok, die bijna dag en nacht samen was met Femer en stelt dat alleen hij en Hillis op de hoogte waren van de afspraak die Femer in de Haarlemmerstraat had op het moment dat hij daar werd doodgeschoten. De Kok heeft Hillis ook geconfronteerd met die verdenkingen en uit de reactie van Hillis heeft hij opgemaakt dat zijn vermoedens juist waren. Dat bracht De Kok ertoe in te trekken bij Mieremet.

De verdediging sluit niet uit dat de moorden op Jan Femer en Sam Klepper samenhangen. Dat illustreert de ingewikkelde wisselwerking en gelijk opgaande belangen die er in de criminele wereld kunnen zijn. Als Jocic heeft besloten Sam Klepper van het leven te beroven en als er contact is geweest tussen Hillis en Jocic, kunnen met wederzijds goedvinden Femer en Klepper kort na elkaar zijn vermoord. Uit de gebeurtenissen na deze moorden blijkt dat Jocic verantwoordelijk kan zijn voor de moord op Klepper, en dat Jocic en Hillis inderdaad goed contact met elkaar hadden.

Warmoesstraat

In 1999 en 2000 laait ook het oude conflict op tussen Mieremet/Klepper en Jocic. Magdi Barsoum is daarbij betrokken geraakt. Hij hoorde bij Jocic en was er al bij met dat gewapend conflict in de Warmoesstraat. Na die confrontatie had de Amsterdamse politie een ontmoeting bij de loods van Stanley Hillis in Amsterdam Noord, waar ook Jan Femer en Mink Kok bij waren. Hillis zei dat Barsoum het op zijn leven had voorzien. Barsoum was naar eigen zeggen tussenpersoon geweest tussen Jocic en Klepper/Mieremet bij het oude conflict over de betaling van de boete. Op 3 mei 2000 is de Keniaanse drugshandelaar Ibrahim Akasha in de Bloedstraat op de Wallen doodgeschoten, toen hij onderweg was naar een afspraak met Barsoum. Hij had ook een onflict met Jocic. Of dat hiermee te maken heeft is niet duidelijk.

Politieagent Ton de Graaf heeft aan toenmalig hoofd van de CID Jan van Looijen verteld dat het conflict tussen Jocic en Klepper/Mieremet samenhing met een geripte partij hasj en met de liquidatie van Duja. Tijdens een getuigenverklaring heeft De Graaf verteld dat als er niet betaald zou worden Sam Klepper zou worden geliquideerd, waarbij zelfs het woonadres van Klepper op het Gelderlandplein werd genoemd. Klepper was meermalen door de CID gewaarschuwd. Voor de Amsterdamse CID kan het niet als een grote verrassing zijn gekomen toen Sam Klepper op 10 oktober 2000 op het Gelderlandplein werd doodgeschoten. Mede door de moord op Jan Femer twee weken eerder ontstond grote ophef, in het criminele milieu was angst dat er een hele lijst met mensen afgewerkt zou worden.

Massagesalons

Eén iemand was niet rouwig om de dood van Klepper: Cor van Hout. Die was na zijn vrijlating uit de City-Peakzaak in zaken gegaan met de uit Brabant afkomstige Lou Lap. Hij had geïnvesteerd  in massagesalons. Lap had een reputatie op het gebied van vuurwapenbezit, incasso’s en geweldpleging. In het boek Cor van journalist Hendrik Jan Korterink vertelt Lap dat dat Cor hem gevraagd heeft of hij Mieremet en Klepper uit de weg zou willen ruimen. Bij de politie verklaart Lap dat Cor de terugbetaling van de investering in de massagesalons wilde laten zitten en er een miljoen gulden bovenop wilde doen als hij Klepper en Mieremet uit de weg zou ruimen. Lap weigert, hij zegt dat het veel te riskant is omdat iedereen weet dat Cor een conflict met hen heeft en ze meteen bij Van Hout uitkomen.

Na de moord op Klepper spreekt Lap met Cor en die bezweert dat hij er niet achter zat, maar het wel prima vond. “Je bent een half miljoen misgelopen,” had Cor gezegd. Cor zei dat hij antitankwapens voor de gepantserde auto’s had klaarliggen. Daarmee doelde hij op Mieremet. (Cor had letterlijk gezegd:

“Ik doe er een miljoen bij als die twee weg gaan. Ze rijden allebei in gepantserde auto’s die jongens. Ik weet ze te wonen. Ik heb er een miljoen voor over)

Op 12 juli 2017 wordt Lap gehoord bij de rechter-commissaris. Hij bevestigt zijn eerdere verklaring en kan zich nog precies herinneren waar en wanneer het gesprek plaatsvond: op een bruggetje bij een van de grachten in Amsterdam, na een bezoek aan het kantoor van de advocaat Hammerstein, in augustus of september 2000, één of twee maanden voordat Klepper werd doodgeschoten.

Cor en Jocic

Op verschillende momenten wordt in de dossiers gesuggereerd dat Cor van Hout contact heeft met Jocic. Officier van Justitie Fred Teeven noemt het in het verhoor van Thomas van der Bijl van 26 januari 2005, als het gaat over bedreiging aan het adres van Koos Plooij, waar volgens Teeven niet Holleeder achter zit, maar Jocic, die Joegoslaaf. “Dat was trouwens wel weer een vriend van Cor hè?” Thomas zegt: “Dat weet ik niet.” Teeven: “Het was geen vriend van Willem.” Thomas: “Nee. Weet ik niet.” Teeven: “Willem is met Paja en Cor met Jotsa.”

Willem de Jager zegt over contacten tussen Cor en Joegoslaven: “Ik weet niet of hij naar die Joego’s is gegaan of die Joego’s naar hem.” De verbalisanten geven aan zij geen enkele indicatie hebben dat Holleeder iets te maken heeft met de eerste of de tweede aanslag op Cor van Hout. De Jager zegt dat hij weet dat Cor contact ging onderhouden met Alex Bulatovic, Sergio Miranovic en Mikas Vukmirovic. De laatste was een goed contact van Jocic. Ook uit de aantekeningen van John van den Heuvel van zijn gesprekken met Mieremet volgt dat Mieremet in die periode dacht dat Cor van Hout en Jocic bij elkaar hoorden. Waarbij wel bedacht moet worden dat Mieremet aantoonbaar op onderdelen niet de waarheid spreekt. Hij zegt ook dat Ronald van Essen samen met Cor van Hout Jocic heeft ingehuurd om Mieremet en Klepper te laten vermoorden.

Bas van Hout zegt over de contacten tussen Mieremet en Van den Heuvel dat Mieremet hem heeft gevraagd: “Kan ik met die Van den Heuvel praten, ik moet druk op die Endstra zetten.”

Koos Plooij

Er was de verdenking dat Jocic een aanslag wilde plegen op officier van justitie Koos Plooij en dat er plannen waren Jocic te bevrijden uit de EBI. In dat kader zijn er gesprekken opgenomen tussen Jocic en Bas van Hout. Bas zegt: “Het was één groot spel.” Jocic: “Iemand heeft Cor en mij samengebracht.” In een ander gesprek zegt Jocic dat hij niet gelooft dat Cor een moordenaar is. Jocic geeft niet aan dat hij contact had met Cor van Hout, maar er kan wel worden afgeleid dat Jocic aanneemt dat Mieremet dacht dat hij contact had met Cor van Hout.

Teletekst

Norbert Stok was geen bekende figuur in het criminele milieu, maar werd door een officier van justitie omschreven als “één van de meest talentvolle en verdienstelijke hasjhandelaren in Nederland.”

In verhoren vertelt Stok dat hij in 2000, na een misgelopen transport, te maken kreeg met Jocic die 1 miljoen gulden van hem wilde en hem behoorlijk onder druk zette. Stok liet weten dat hij niet ging betalen. Op een dag belt Jocic hem en zegt dat hij om vier uur op teletekst moet kijken, dan weet hij waartoe Jocic in staat is. Om half vijf wordt hij weer gebeld: het is uitgesteld, het wordt de volgende dag om vier uur. De volgende dag belt Jocic weer rond één uur dat hij om vier uur moet kijken. Als Stok dat doet, ziet hij dat Sam Klepper is geliquideerd. Kort daarna belt Jocic: “Zie je wel wat ik allemaal kan?” Stok schrikt en stuurt een Joegoslavische vriend op pad om daar te kijken wat hij kan doen en hij vraagt zijn advocaat naar de politie te gaan. Het was de bedoeling dat de politie zou aangeven dat zij een tap op de telefoon van Stok hadden, dan kon Stok later zeggen dat deze informatie uit de tap was gekomen, maar de politie weigert. Stok legt contact met Mieremet omdat die de volgende zou zijn en moet weten door wie zijn partner is omgebracht. Stok vertelt Mieremet wat er gebeurd is. Mieremet probeert Stok te betrekken bij de betalingen aan Jocic, daar bedankt Stok voor.

Joegoslaven

In een gesprek tussen Mieremet en Sjors Kool zegt Mieremet dat hij nagenoeg weet wie de opdrachtgever is, dat de uitvoerders wel betaald zullen worden in marken, maar dat het hem gaat om de Hollandse opdrachtgever, en die weet hij ook al. Sjors Kool zegt in een verhoor over het uitbetalen in marken dat hij natuurlijk wist dat het met Joegoslaven te maken had.

In een gesprek tussen Norbert Stok en Ed Sweering blijkt dat ze zich allebei ernstig zorgen maken over de escalatie die gaat komen. Er wordt gezegd dat degene die daar achter zit er twee in één maand heeft gedaan – waarschijnlijk Femer en Klepper – en dat hij nog verder zal gaan: “Het is niet meer te stoppen.”

Die poedel

Jan van Looijen schrijft in een proces-verbaal dat de aanslag op Klepper gepleegd is in opdracht van Jocic en dat dit te maken heeft met de moord op Duja, waar Jocic behalve Klepper en Mieremet ook Kok, Femer en Urka voor verantwoordelijk houdt. In december 2000 gaat het gerucht dat Jocic naar Amsterdam is gekomen. Paja belt op 8 december 2000 met Jan van Looijen en vertelt dat “die poedel al twee dagen in Amsterdam is.” Paja weet niet waar Jocic is, maar als hij het wel weet, gaat hij Van Looijen niet bellen: “Ik zal hem in stukken hakken als ik hem heb.”

Paja vertelde dat Jocic altijd met Magdi Barsoum werkte en Jotsa en Magdi voor 9000 kilo zijn geript en dat ze toen Jan en Sam hebben vermoord. Johnny zou niet weten van die rippartij en die zou nu aan het onderhandelen zijn met Jotsa, via Stanley. Paja noemt ook Dino: “Dino van Stanley.”

Tweede aanslag

Op 20 december 2000 vlak voor middernacht is de tweede aanslag plaats op Cor van Hout. Hij is met Bas Vermeulen teruggekomen van een avondje doorzakken in café Murk in Utrecht als hij bij de voordeur van zijn woning in Amstelveen vanuit de bosjes wordt beschoten. Met een lange afstandswapen voorzien van een telescoopvizier en een standaard, waarmee twee of drie kogels zijn afgevuurd. Beiden blijven ongedeerd. Als verdachten worden Nico V., Paja en John Mieremet aangehouden, op basis van getapte telefoongesprekken en van de verklaring van Cor van Hout. De zaak komt niet tot vervolging, het onderzoek wordt in 2007 opnieuw opgepakt. Dat leidt tot een omvangrijk onderzoek waarin Nico . en Paja worden vervolgd in een procedure die nog steeds loopt bij de rechtbank in Haarlem. Mieremet is als opdrachtgever aangemerkt, maar hij kan niet meer vervolgd worden, door zijn overlijden in november 2005. Mieremet was in de veronderstelling dat Van Hout betrokken was geweest bij de moord op Sam Klepper, als Nederlandse opdrachtgever naast Jocic.

Dubbele tong

Verbalisanten die als eerste na de melding van de schietpartij aan de Catherina van Renesselaan in Amstelveen ter plaatse komen noteren dat Cor van Hout in bijzonder opgewonden toestand in de woning wordt aangetroffen en duidelijk maakt dat het nu oorlog is en dat hij die oorlog gaat winnen. Hij zegt tegen de politie dat ze in België moeten zijn. Tegen Sonja: “Je broer gaat eraan, nu is het genoeg geweest. Morgen ga ik naar Aruba en dan pak ik Willem en die ander.” In het proces-verbaal staat: “Ik pak die twee, en weet je wat ik dan doe?” Ik zag dat Van Hout met zijn beide armen een beweging maakte alsof dat hij een wapen vasthield. Hij ging met zijn beide armen horizontaal heen en weer ging en ik hoorde hem een geluid met zijn mond maken: prrrrrt, prrrrrt. Hij zei: “Ik pak ze allebei. Ik ga naar Eindhoven, België of Aruba.”

Een verbalisant hoort dat Van Hout onder invloed was van sterke drank en met dubbele tong sprak en steeds zegt: “Enthoven.” Hij zou dat kleine vrouwtje van hem – volgens de verbalisant Holleeder – die achter de Maasstraat woont doodsteken en een mes in haar hart steken. “Holleeder en zijn zoontje maak ik ook dood, want hij is nu een stap te ver gegaan.” Van Hout probeerde steeds een weddenschap af te sluiten op het feit dat het oorlog zal worden in Amsterdam.

Anders dan de verbalisant schrijft gaat dit niet over Holleeder maar over Mieremet. Holleeder had in 2000 helemaal geen zoon, het kleine vrouwtje achter de Maasstraat is de vriendin van Barry Mieremet die daar samen met Barry een woning heeft. Het Openbaar Ministerie ziet deze uitlatingen als veronderstelling dat Cor van Hout ervan uitging dat Holleeder achter de aanslag zat, maar Van Hout heeft hierna nog meerdere malen met de politie gesproken en in geen van die gesprekken herhaalt hij de boze dronken uitlatingen. Hij riep in dronken toestand wel vaker dat hij mensen te grazen zou gaan nemen, in het bijzonder zijn zwager Willem Holleeder. Er kan niet worden afgeleid dat hij op dat moment echt dacht dat Holleeder met de aanslag op zijn leven te maken had gehad.

Onmin

Ook geen van de getuigen verklaart op enig moment dat Cor Willem Holleeder medeverantwoordelijk hield voor de aanslagen op zijn leven. Wel komt steeds terug dat hij het niet kon verkroppen dat Holleeder contact met Klepper en Mieremet bleef houden en dat hij het Holleeder kwalijk nam dat deze de aanslagen niet hadden kunnen voorkomen. Peter de Vries verklaart: “Ik kan u zeggen dat zij gebrouilleerd waren. Zij leefden in onmin met elkaar. Cor nam het Willem kwalijk dat hij omging met Klepper en Mieremet, terwijl Cor hen verantwoordelijk hield voor de aanslag op zijn leven. In zijn ogen had Willem daar kennelijk niks aan gedaan om dat te voorkomen.”

Lisette, de vriendin van Cor: “Cor heeft mij ook gezegd dat hij John Mieremet ervan verdacht opdracht te hebben gegeven voor de tweede aanslag op zijn leven. Cor heeft mij gezegd dat hij erg teleurgesteld was in Holleeder, omdat die Cor zag als zijn beste vriend en volgens Cor was overgelopen naar het kamp van Klepper en Mieremet.”

Mister John

Bijzonder aan het onderzoek naar de moord op Klepper is dat er naast het reguliere onderzoek (Calkta5) er nóg een onderzoek is geweest: Vuurwerk. Over de betrokkenheid van Jocic bij die moord. Daarbij is de telefoon van Barsoum getapt en dat levert interessante gesprekken op die niet in andere grote grote onderzoeken terecht zijn gekomen. Uit gesprekken tussen Barsoum en politieagent Ton de Graaf blijkt dat Barsoum bang is voor een escalatie en hij zegt dat hij  – als er iets gebeurt – daar niet verantwoordelijk voor is. Op 22 december 2000 om 13.12 uur is er een gesprek met Ton de Graaf over de aanslag op Cor van Hout, anderhalve dag daarvoor. Ton: “Wist jij dat er aanslag was gepleegd op Cor van Hout?” Barsoum: “Ik heb dat niet gehoord. Mister John is bezig. Hij heb wel geld op de kop van hem gezet. Hij heb een miljoen op Cor.”

Barsoum gaat navraag doen en belt een half uur later terug: “Je weet wie heb die dinges geregeld voor Cor? Dino en Stanley. Stanley is bij de dochter van hem geweest. Die hebben ’t geregeld, voor twee miljoen gulden. Die wil eigenlijk eerst mij pakken.”

Later in dat jaar geeft Barsoum te kennen dat hij ernstig bedreigd wordt vanuit de groep van Hillis en dat hij in levensgevaar verkeert omdat Stanley Hillis opdracht heeft gegeven hem dood te schieten. De dreiging geldt ook voor zijn broer Adel.

Op 26 februari 2002 geeft Barsoum in een gesprek aan dat de dreiging jegens hem weg is, waarna hij op 2 maart 2002 in de Bloedstraat in Amsterdam wordt geliquideerd. Zijn broer Adel Mounir volgt op 8 juli 2004.

Jan van Looijen

Na het overlijden van Barsoum stelt Jan van Looijen (rechercheur Amsterdam) een zeldzaam uitgebreid proces-verbaal op met in de loop van de jaren van Barsoum gekregen informatie, over het miljoen op het hoofd van Cor en de tien miljoen op het hoofd van Jocic. Er wordt gesproken over de dreiging in de richting van Barsoum en de rol van Stanley Hillis. Er wordt melding van gemaakt dat de liquidatie van Willem Endstra op handen is. Dit is in een periode dat van dreiging van Holleeder naar Endstra nog geen sprake is. Integendeel, die relatie is nog prima en het zou nog geruime tijd duren voordat Endstra plaatsneemt op de achterbank van de CIE, met Jan van Looijen.

In het proces-verbaal staat dat Stanley Hillis de onderhandelingen met de Joegoslaven heeft overgenomen. Het tapgesprek van 7 januari 2001 tussen Barsoum en Mieremet:

“Magdi, die jongen komt morgen niet naar je toe, want ik ben al een tijdje met Stanley in onderhandeling om het op te lossen.” Barsoum: “Geen probleem als je met Stanley wil doorgaan.”

Stanley Hillis rijdt een paar maanden later, op 7 mei, met Sandra den Hartog mee naar Liechtenstein om ruim 4,5 miljoen gulden op te halen. Er wordt gesuggereerd dat Holleeder dat heeft georganiseerd om Sandra haar geld afhandig te maken, maar Hillis is aantoonbaar een actieve rol gaan spelen in de contacten tussen Jocic en Mieremet.

In het onderzoek naar de moord op Magdi Barsoum wordt eerst zijn broer Mounir gehoord. Die vertelt dat een maand of vijf eerder mensen tegen Magdi zeiden dat Stanley Hillis hem wilde doodschieten en dat Stanley zijn broer bedreigde. Hij vertelt dan ook het verhaal dat ‘Jotsa’ een paar miljoen gulden van Klepper en Mieremet wilde hebben, dat Mieremet dit via Stanley aan Jotsa had betaald en dat Stanley een gedeelte van dat geld had achtergehouden. Magdi werd ook bedreigd door John Mieremet omdat Mieremet dacht dat hij was neergeschoten in opdracht van Jocic.

‘Kolle’

Verder zijn er verklaringen van de nogal onbekende Abraham K. en van een zekere Rinaldo G. die deze gang van zaken bevestigen. Rinaldo zag de dag na de liquidatie van Klepper de foto van Mieremet in De Telegraaf, Magdi zei: “Ze zullen betalen.” Rinaldo verklaart dat het geld voor een deel betaald is door de weduwe van Sam Klepper, via een Joegoslaaf van wie hij zich de naam niet kan herinneren. Volgens Magdi zou het om een geldbedrag van 11 miljoen gaan. Zes weken later vertelt Rinaldo de politie dat hij zich de naam herinnert: Kolle. Slobodan Kostovski, een nauw contact van Stanley Hillis en van Jocic.

Op 12 februari 2001 wordt een rechtshulpverzoek aan Spanje wordt gestuurd waarin Officier van Justitie Plooij schrijft: “Uit het onderzoek kwam naar voren dat Stanley Hillis contacten heeft met personen die mogelijk de liquidatie op Sam Klepper hebben uitgevoerd.”

Stanley Hillis is met Sandra meegereden naar Liechtenstein en heeft het geld overgedragen aan Kolle. Of die het aan Jocic heeft overgedragen of dat het hele bedrag of een deel daarvan in de zak van Stanley Hillis is verdwenen, is niet duidelijk, maar vast staat dat Barsoum hierna aan meerdere personen en aan de politie heeft verteld te vrezen dat hij in opdracht van Hillis zou worden doodgeschoten.

Een laatste aanwijzing: het gespreksverslag van Peter de Vries van een gesprek op 24 maart 2003 met Ariën Kaale, die hem vertelde dat Cor er achter was gekomen dat Stanley geld achterover had gedrukt dat eigenlijk voor Jotsa bestemd was.  Cor zou Stanley in een dronken bui hebben gezegd dat hij er van wist en dat hij voor een miljoen gulden zijn mond zou houden. Kaale probeerde het te sussen, maar Stanley had het hoog opgenomen.

Gemene boef

Alles bij elkaar is dit voldoende om de stelling dat Holleeder betrokken was bij de moord op Sam Klepper naar het rijk der fabelen te verwijzen. In deze periode voerde Holleeder evident niet de boventoon. De gang van zaken onderstreept de grote risico’s wanneer op grond van verklaringen van horen zeggen vele jaren na de gebeurtenissen en op het onderbuikgevoel dat Willem Holleeder een ontzettend gemene boef is die iedereen zijn geld wil afpakken, vergaande conclusies worden getrokken over moorden in het verre verleden waar hij dan óók wel bij betrokken zal zijn.

Na de tweede aanslag op Cor van Hout tot en met diens moord in januari 2003 bleef het onrustig. Op 26 februari 2002 wordt een poging gedaan John Mieremet dood te schieten als hij het kantoor van zijn advocaat Evert Hingst verlaat. Een feit dat op de tenlastelegging van Holleeder staat.

De verdenking tegen Holleeder komt doordat Mieremet daar zelf over is gaan vertellen. Mieremet was ernstig gebrouilleerd geraakt met Holleeder na het gesprek van Holleeder en Sandra met Ria Eelzak bij wegrestaurant De Lucht, met het overzicht van Jan Guyt over de bezittingen van Mieremet en Klepper. Dat had Mieremet tot grote razernij gebracht. De timing van dat gesprek was niet bepaald gelukkig, maar er was na de moord op Klepper aardig wat tijd verstreken en het was niet vreemd navraag te doen naar zijn deel van de bezittingen, die grotendeels in bezit waren van Mieremet.

Gierig

Verschillende getuigen verklaren over de relatie tussen Mieremet en geld. Sjors Kool verklaart dat Mieremet liever een been liet amputeren dan dat hij 200 euro weggaf: “Hij was zo gierig als de tering natuurlijk.” Getuige Edgar van Lent: “John gaf liever drie vingers weg dan dat hij ging betalen.”

Mieremet legt later de verantwoordelijkheid voor die aanslag bij Willem Holleeder, Stanley Hillis en Dino Soerel, maar het is de vraag of hij dat direct na de aanslag ook al dacht. Bij de politie en in de media liet hij weten te vermoeden dat Evert Hingst hem in een val had gelokt door hem voor een nietszeggende afspraak naar kantoor te halen en na het beëindigen van die afspraak de deur van het advocatenkantoor achter hem op slot had gedraaid, waarna hij was beschoten. Uit de verklaringen van Ferry de Kok blijkt dat dit laatste onzin was, omdat Hingst altijd de deur van zijn kantoor op slot deed en dat Mieremet dat heel goed wist. En dat deze beschuldiging bedoeld was om druk te zetten op het onderzoek en op Hingst.

Na de bespreking bij De Lucht raakte Mieremet ervan overtuigd dat men achter zijn geld en het geld van Sam – waar hij ook recht op meende te hebben – aanzat en vanaf dat moment beschuldigde hij Holleeder, Hillis en Soerel expliciet van betrokkenheid bij die aanslag.

Ferry de Kok

Mieremet trekt zich na de aanslag terug in zijn woning in België en krijgt daar gezelschap van Ferry de Kok, die zich in Nederland niet meer veilig voelt nadat er op 24 februari 2004 een hele serie kogels op zijn woning is afgevuurd, waarschijnlijk met een uzi en met een revolver. De Kok verklaart altijd te hebben gedacht dat Hillis achter die aanslag zat. Die zou het gevolg zijn van de moord op Jan Femer. Ferry de Kok hield Hillis hiervoor verantwoordelijk en had dat Hillis in niet mis te verstane woorden verteld. Mieremet zag in De Kok een medestander in zijn strijd tegen Hillis en vond het gezien zijn angst voor een aanslag op zijn eigen leven prettig iemand als de Kok, met ervaring in het Amsterdamse criminele milieu, bij zich te hebben. Mieremet en De Kok zijn vervolgens vrijwel onafscheidelijk tot het moment dat Mieremet op 2 november 2005 in Thailand wordt vermoord.

Gijs van Dam

Op 5 december 2002 wordt een poging gedaan Gijs van Dam junior dood te schieten. ‘Gijsje’ is de zoon van Gijs van Dam senior, van de oude penoze uit de tijd van Bruinsma. Hij was een van de vaste leveranciers van hasj. Op 31 januari 1986 is hij aangehouden toen hij samen met Sam Klepper een partij van 500 kilo Marokkaanse hasj stond over te laden. Hij had toen het telefoonnummer van Sandra den Hartog op zak. Later was senior een goed contact van Cor van Hout, ze deelden de liefde voor de paardenrace. Ze waren samen op racebanen in heel Europa, waarbij Cor van Hout grote geldbedragen inzette. Kleine Gijs raakte ook goed bevriend met Cor, het was een soort vader-zoonrelatie. Gijs veroorzaakte wel veel problemen.

Thomas van der Bijl verklaart dat het conflict tussen Cor en Klepper en Mieremet in 1996 kwam door een partij verdovende middelen die Gijs uit een container zou halen voor een niet nader genoemde Joegoslaaf. Toen er niets in de container zat kreeg Gijs de schuld en omdat Cor werd gezien als de baas kreeg hij die boete van 1 miljoen. Of dit klopt is niet duidelijk, maar er zijn aanwijzingen dat Gijs junior zich bezighield met het rippen van drugs en dat Cor daarop werd aangesproken. In het City-Peakonderzoek zit een getapt telefoongesprek van 1 mei 1997 waarin Cor wordt gebeld door een zekere Bram (niet Bram Moszkowicz) die hem vertelt dat “die kleine krullenbol” een zootje achterover gedrukt heeft en de naam van Cor heeft gebruikt. Het gaat over ‘Oostblokkelingen’.

Drie Joego’s

Gijs had goede contacten in het Joegoslavische wereldje, met Bulatovic, Vukmirovic en Miranovic. Hij verbleef enige tijd in de woning van Vukmirovic in Spanje. De partner van Vukmirovic verklaart dat deze drie heel hecht waren en dat Gijs er ook vaak bij was. Ze noemt meermalen de naam Dino: daar zou Vukmirovic problemen mee hebben.

Stefan Meijer, de stiefzoon van Vukmirovic, verklaart dat Dino de grootste vijand van Vukmirovic was. Opmerkelijk: een telefoon die vier dagen na de moord op Cor van Hout wordt aangetroffen in een auto die werd bestuurd door Fred Ros, heeft meermalen contact gehad met een telefoon die op tijdstippen rond die moord contact had met twee zendmasten rond de plek waar de rode motor in het water werd gegooid.

De telefoon belt uit naar en wordt gebeld door Vukmirovic, Bulatovic en twee onbekende personen die als contacten van Miranovic werden beschouwd. De drie Joegoslaven zijn inmiddels geliquideerd: Bulatovic op 16 mei 2003 in de PC Hooftstraat in Amsterdam, Vukmirovic op 26 november 2003 in Spanje en Miranovic op 12 januari 2006 in Montenegro.

De lokker

Duidelijk is dat Gijs van Dam junior zich bezighield met zowel de handel in als het afpakken van partijen verdovende middelen. Daar ligt naar het oordeel van de verdediging de achtergrond van de aanslag op zijn leven op 5 december 2002, en de achtergrond van de moord op Cor van Hout een kleine twee maanden later. Daar komen we later uitvoerig op terug, het enige dat ik er nu uitpik: het verhaal van ‘de lokker’, dat in de loop der jaren een eigen leven is gaan leiden. Terwijl het voortkomt uit een onjuiste veronderstelling van Sonja Holleeder: dat pas op het laatste moment zou zijn besloten bij die Chinees in Amstelveen te gaan eten en dat er dus iemand moet zijn geweest die de gewijzigde lunchplannen heeft doorgebriefd aan de schutters.

Uit stukken die al van meet af aan in het dossier zitten blijkt dat hier helemaal geen sprake is geweest. Bassie Vermeulen verklaart al op 26 januari 2003 dat de afspraak bij de Chinees de avond daarvoor bij Loetje is gemaakt en dat alleen hij, Cor en Robert ter Haak daarvan wisten. Hij herhaalt dit op 25 februari 2003, en benadrukt dat niemand anders dan hij, Cor en Robert ter Haak van de afspraak wisten, maar dat het zou kunnen dat Robert bewust of onbewust aan anderen heeft verteld van zijn afspraak met Cor.

Dommigheid

Dat laatste is ook het vermoeden van Willem L. (‘Flappie’), die verklaart dat hij van Vermeulen heeft begrepen dat de afspraak bij het Chinees restaurant verder bij niemand bekend was, “of Haak moet zo gek zijn geweest.” Hij denkt dat Ter Haak dan wel ergens bij mensen is geweest, dan wel dat het dommigheid is, dat hij gewoon ‘s avonds in de kroeg heeft gezeten of in een club terecht is gekomen en daar heeft gezegd: “Ik heb morgen een afspraak met Cor van Hout.”

In een gesprek tussen Vermeulen en Lisette zegt Vermeulen dat er geen sprake is geweest van een gewijzigde afspraak: “Nee schat, nog een keer. Alleen Cor, ik en Haak. Niemand luistert steeds. Alleen Cor, ik en Haak. Niemand wist het, niet de kinderen, niet Boelo (Holtkamp),  niet de tante niet de burgemeester, niet de kelner. Alleen Cor en ik.”

Lisette zegt: “Cor is ‘s ochtends door die Kaale opgehaald en daar zal hij het toch tegen verteld hebben?” Vermeulen: “Nee, daar heeft hij het ook niet tegen verteld. Ik weet alles zeker, anders zeg ik het niet, alleen Cor, ik en Haak, ik heb dat al dertig keer tegen die smeris verteld.”

Lisette zegt dat Peter de Vries in de veronderstelling is dat zij naar dat restaurant zijn gereden omdat dat andere vol zat.

Grote bek

Direct na de moord wordt verband gelegd met de aanslag op Gijs van Dam. Peter de Vries had een gesprek op 27 januari met Gijs van Dam, drie dagen na de liquidatie van Cor, in het ziekenhuis. In het boek Alleen huilebalken hebben spijtschrijft De Vries dat Gijs opbiecht “dat de aanslag waarschijnlijk een gevolg is van een verkeerd gelopen drugsdeal, waar hij enkele tonnen in had gestoken. Het ging om een container van twintigduizend kilo, die een jaar eerder was binnengetrokken en die voor het Oostblok was bestemd. Uit de container was een paar duizend kilo hasj verdwenen en daar was met de medefinanciers, drie Marokkanen, fikse bonje over ontstaan.

Toen Van Dam desondanks aanspraak maakte op zijn deel, was hem botweg gezegd dat er ‘niets van jou bij zit’. Heineken-ontvoerder Cor van Hout, met wie Gijs vanuit zijn jeugd vriendschappelijke contacten onderhield, had nog geprobeerd te bemiddelen. Van Dam kon uiteindelijk nog vijfhonderd kilo krijgen, maar had dit geweigerd. Alles of niets. Over wat er toen gebeurde, is hij vaag: ‘Ik heb niet gedreigd en geen geweld gebruikt,’ zegt hij. Maar na een korte stilte, met een ietwat verwrongen glimlach: ‘Maar ik heb natuurlijk wel een grote bek opgezet.’” En dan komt het: “In deze zaak zijn meer moorden gepleegd en ook mensen spoorloos verdwenen,” vertelt Van Dam, “vooral in de regio Utrecht. Nee, het heeft niets te maken met die zogenaamde vete in de Amsterdamse onderwereld.” Ik kan dit niet anders lezen dan, ervan uitgaande dat De Vries waarheidsgetrouw heeft opgeschreven wat Gijs van Dam hem vertelt, dat Gijs drie dagen na de moord op Cor vertelt over een mislukte deal in de drugswereld, waarbij moorden zijn gepleegd en mensen spoorloos zijn verdwenen in de omgeving van Utrecht. Er staat niet bij dat dit gekoppeld wordt aan de zaak van Cor van Hout, maar gezien de timing…

(Janssen onderbreekt zijn betoog, kijkt naar de officieren van justitie): Of zeg ik iets verkeerd, ik zie u allebei moeilijk kijken.

Sabine Tammes: “Ik vind het nogal vergaande conclusies.”

Janssen: U vindt het een vergaande conclusie dat als Peter de Vries drie dagen na de moord op Cor met Gijs van Dam hierover spreekt, dat het niet over Cor van Hout gaat?

Tammes: Ja, nou ja. (zwijgt)

Rechter Wieland: Het OM houdt het kruit droog.

Janssen: Dat is misschien wel verstandig. Ik wacht het kruit af. Blijkens zijn verklaring ter zitting zag De Vries zelf het verband ook, anders dan het OM. Hij heeft nader onderzoek gedaan, maar dat leverde kennelijk niets op. Dat wil niet zeggen dat het niet juist kan zijn. De recherche ging er ook vanuit dat er een conflict was over een geripte partij. Er is destijds een heel onderzoek genaamd Fregat geweest dat zich richtte op de betreffende verdwijning en de samenhang met de handel in verdovende middelen, waarbij in het bijzonder werd gekeken naar de families Chengachi en Azouagh die in die handel betrokken zouden zijn en die een hooglopend geschil hadden.

‘Gluiperd’

Over die hele theorie en alles wat daaromtrent is onderzocht is in het onderzoek Viool opvallend genoeg helemaal niets te vinden. De naam Gijs van Dam komt daar helemaal niet voor,  terwijl in de loop der tijd getuigen allerlei verklaringen hebben afgelegd die duiden op een verband tussen de aanslag op Van Dam en de moord op Cor van Hout. Lisette en Bas Vermeulen praten over een waarschuwing die zou zijn gegeven door John van den Heuvel en die via Peter bij Cor terecht is gekomen. Bas vertelt dan over “die gluiperd van De Telegraaf” want die had Bas gewaarschuwd dat Cor op moest passen. Lisette vond het wel een beste vent: die had Cor tenminste wel gewaarschuwd. Lisette zegt dat het eigenlijk geen toeval kan zijn. Hij waarschuwt Cor en even later is Cor dood. Bas zegt: ja, dat was ongeveer twee weken daarvoor.

Peter de Vries verklaart dat hij met Cor heeft gesproken over de aanslag op Gijs omdat John van den Heuvel hem had gebeld en verteld dat hij van een informant had gehoord dat Gijs was neergeschoten als een waarschuwing aan het adres van Cor. “Cor vertelde mij dat dit onzin was, dat hij niets met de zaken van Gijs te maken had, maar dat Gijs wel een soort van zoon voor hem was.”

John van den Heuvel heeft bevestigd dat hij informatie had ontvangen dat er een dreiging op het leven van Cor van Hout zou zijn, dat dit zou samenhangen met de aanslag op Gijs van Dam, en dat hij de waarschuwing aan Peter de Vries heeft overgebracht. Behalve de toevoeging dat die informatie niet zag op betrokkenheid van Willem Holleeder wilde Van den Heuvel er met een beroep op bronbescherming niets over zeggen.

Jack Stroek, die in de ochtend nog een afspraak met Cor van Hout had gehad op de dag van de moord: “Jullie moeten maar kijken naar de dood van Gijssie van Dam. Misschien ligt daar wel een link. Gijssie en Cor waren gabbers van elkaar.”

Flappie heeft het over een partijtje wiet dat Gijs zou hebben geript en dat Cor weer een gedeelte van die partij zou hebben gehad. Dat had hij van Cor gehoord. In de periode tussen de aanslag op Gijs van Dam en de moord op Cor voelde hij zich minder veilig in de omgeving van Cor. “Ik ging met Cor naar het ziekenhuis toen Gijssie de eerste keer voor zijn flikker was geschoten. Ik liep altijd 25 tot 30 meter voor of achter Cor. Hij zei: ‘Wat is er aan de hand?’ Ik zei: ‘Je bent mij te heet nu.’ Ik dacht: ze hebben Gijssie gepakt, Cor komt ook aan de beurt.”

Ariën Kaale: “De laatste week had ik het idee dat er geen dreiging meer was in de richting van Cor. Daarvoor wel en dat had te maken met het neerschieten van Gijs van Dam.”

Ad van Hout krijgt van de politie de vraag: “Er is een verhaal over een rip die gepleegd zou zijn door Gijs en Cor op een groep Marokkanen uit de omgeving Utrecht.” Ad: “Ze hadden af en toe gewoon truken. Die kleine heeft mij verteld dat hij een ripdeal had gepleegd. Dat was uitgesproken. Gijs heeft bescherming gezocht bij Cor. Hij is in die tijd bij Cor in Nigtevecht geweest. Ik dacht dat de rip te maken had met Chong en met Mieremet.” Ad zegt dat hij van Gijs heeft gehoord dat Mieremet achter de aanslag op hem (Gijs) had gezeten.

Opmerkelijk is dat Cor van Hout als hij wordt gehoord over wie achter de aanslag op Gijs zou kunnen zitten, antwoordt: “Het is volgens mij honderd procent níet Willem Holleeder.” Als Cor echt zo gebrouilleerd was met Holleeder, zoals met name door Astrid en Sonja wordt gesuggereerd, zou hij zich dan zo stellig uitspreken over diens onschuld? Het was heel gemakkelijk om met een beschuldigende vinger te wijzen.

Chinese Eddy

In andere onderzoeken is gezocht naar het scenario dat de aanslag en moord op Gijs samenhangt met de moord op Kan Man Chong, ‘Chinese Eddy’, op 1 april 2002 op het Buikslotermeerplein in Amsterdam. Volgens CIE-informatie is die moord gepleegd door Albano A., de broer van Graziella A., de ex van Chinese Eddy en inmiddels samen met Gijs van Dam. De opdracht tot de moord zou van Gijs van Dam komen, om een conflict met Eddy over verdovende middelen. Van Dam had niet betaald en dat was aanleiding voor de aanslag, die door of namens Albano was gepleegd.

In andere CIE-informatie staat: “Cor van Hout is geliquideerd in opdracht van dezelfde personen die ook verantwoordelijk zijn voor de liquidatie van Gijs van Dam junior. Reden is dat Cor van Hout partij had gekozen voor Gijssie en samen met Gijssie in het milieu een partij Thai weed ver onder de marktprijs te koop aanbood. Dit was geript van een in Amsterdam-Noord geliquideerde Chinees.”

Gijs van Dam senior verklaart dat hij gehoord had dat Chong in het bezit was van een partij wiet die hij mogelijk geript had. Albano A. wist waar die partij opgeslagen was en had daarop Van Dam junior benaderd. Van Dam en Albano hadden toen de afspraak gemaakt dat Van Dam die partij zou verkopen en dat het geld bestemd zou zijn voor de zoon van Chong. Cor van Hout zou ook een deel van de partij wiet in zijn bezit hebben gehad.”

Julietbende

Op 30 maart 2018 legt John Jansen, verondersteld voormalig leider van de Julietbende, een opzienbarende verklaring af bij de rechter-commissaris. In een interview op internet had hij gezegd honderd procent zeker te weten dat Willem Holleeder niet achter de moord op Cor van Hout zit. Cor van Hout had hem verteld dat hij op een liquidatielijst zou staan van Marokkaanse mensen in Utrecht. Hij had goede contacten in de Marokkaanse wereld. Jamal Azouagh uit Breda was lid van Julietbende en zat in de hasjhandel. Jansen vertelt dat er een grote partij hasj was verdwenen en dat Mimoun Chengachi was verdwenen.

Eén van de laatsten die contact had met Mimoun was Jamal Azouagh. Jamal werkte samen met Gijs van Dam junior, John Jansen was hem een enkele keer tegen gekomen in Breda. Gijs en Jamal hadden een deel van de geripte partij op de markt gebracht, Gijs werd door de familie Chengachi verdacht van betrokkenheid bij de geripte partij drugs en bij de verdwijning van Mimoun. Gijs had steun gezocht bij Cor en vertelde John Jansen dat hij op de liquidatielijst stond. Cor wilde een front vormen met Jansen tegen de Marokkaanse groep uit Utrecht. Jansen heeft zelf de Marokkaanse familie benaderd en uitgelegd dat hij al jaren niks meer van doen had met Jamal. Hij had nog geprobeerd te achterhalen wat er met Mimoun was gebeurd. Dat was niet gelukt. Kort daarop was Cor geliquideerd. Jansen hoorde van de Utrechtse Marokkanen dat het te maken had met de actie die Cor wilde ondernemen.

Schoenpoetser

Jansen vertelt over de liquidatie van Jamal Azouagh op 15 juli 2002 in Tanger; zijn broer Youssef had het overleefd door een schoenpoetser als schild te gebruiken. Youssef is later geliquideerd in de Oranjeboomstraat in Breda.

Op 28 september 2002 raakt Omar Chengachi ernstig gewond bij een aanslag op coffeeshop Cobra in de Amsterdamse Jordaan, eigendom van de familie Chengachi. Ook zijn broer Allal Chengachi raakt gewond maar overleeft. Hij wordt op 24 december 2002 opnieuw beschoten in Utrecht, waarbij hij verlamd raakt.

Precies in deze periode is de aanslag op Gijs van Dam, een week of zes daarna de liquidatie van Cor van Hout.

In een CIE-verbaal uit juni 2004 staat:

“Gijs van Dam junior en Cor van Hout hebben een paar jaar geleden samen met een Marokkaan genaamd Mihoe een partij softdrugs binnengetrokken. Mihoe was eigenaar van een coffeeshop genaamd Cobra, hij werkte voor een Marokkaanse organisatie. Gijs en Cor hadden van deze partij een hoeveelheid voor zichzelf achtergehouden. Na het binnenhalen van de partij is Mihoe spoorloos. De Marokkaanse groep hield Gijs en Cor aansprakelijk en heeft opdracht gegeven aan een groep Marokkanen uit de omgeving van Utrecht om Cor en Gijs om te brengen. Dit heeft geresulteerd in de dood van Cor van Hout en de eerste en later dodelijke aanslag op Gijs van Dam junior.”

Holleeder heeft op 11 februari 2003 met Peter de Vries over dit scenario gesproken. Hij heeft steeds verklaard te denken dat Mieremet verantwoordelijk was voor de moord op Cor.

Sjaak Burger

Sjaak Burger is recent opnieuw als verdachte aangehouden nadat Astrid Holleeder op de zitting van 16 maart had verklaard dat hij de motor zou hebben bestuurd bij de liquidatie van Cor. Dit zou blijken uit een gesprek met Ariën Kaale, maar daarin staat juist níet dat Sjaak de bestuurder was.

Ook als je aanneemt dat Sjaak Burger of Jesse Remmers een rol speelden bij de moord op Cor, zegt dat nog niets over wie de opdracht gaf. Holleeder had geen contact met Remmers en Burger. Pieter en Edgar van Lent verklaren beiden dat ze van Mieremet hebben gehoord dat hij verantwoordelijk was voor de moord op Cor.

Lou Lap

Een belangrijke verklaring over de betrokkenheid van Mieremet is die van Lou Lap. Hij vertelt dat hij Cor in de weken voor zijn dood heeft gewaarschuwd dat hij gevaar liep, nadat hij van een crimineel contact uit het zuiden had gehoord dat er een prijs op het hoofd van Cor stond en dat hij ‘weg’ zou gaan. Daarbij was ook de naam van Mieremet genoemd. In tweede instantie vertelt Lap van wie hij dit heeft gehoord: Dennis Smolders, een enkele jaren geleden om het leven gekomen Brabander die verdacht werd van xtc-handel. Smolders had dit van Mieremet zelf gehoord op een feest in het zuiden van het land.

In zijn verhoor bij de rechter-commissaris vertelt Lap in detail hoe hij Cor in het restaurant waar ze aten wilde waarschuwen. Dat ze naar buiten liepen via de vluchtuitgang waar vitrage voor hing, dat het koud was buiten en dat hij op straat aan Cor heeft verteld dat hij van een serieuze jongen had gehoord dat het weer ging beginnen tegen hem. Eén of twee weken daarna is Cor geliquideerd.

Het komt overeen met andere bronnen dat er vanuit verschillende hoeken waarschuwingen zijn gekomen. John van den Heuvel had iets dergelijks opgevangen, de CIE heeft kort voor de moord met Cor gesproken en hem gewaarschuwd.

Lap is zeer stellig dat hij nooit heeft gehoord dat Cor zich over Willem Holleeder uitliet zoals over Mieremet en Klepper. Die laatsten wenste hij dood, over Holleeder had hij nooit zoiets gezegd. Andere getuigen verklaren ook dat de relatie helemaal niet zo slecht was en dat zij contact zijn blijven houden. Cor was boos over wat hij zag als het verraad van Holleeder, maar dat hij dacht dat het wel weer goed zou komen.

Gitzwart

Het bewijst niet dat Holleeder niet betrokken kán zijn bij de moord op Cor van Hout, maar het is heel anders dan het gitzwarte beeld dat van die relatie is geschetst door Astrid, Sonja en Sandra den Hartog. Bij hen valt op dat er een duidelijke evolutie is in hun verklaringen: met het verstrijken van de tijd wijzen ze in toenemende mate met een beschuldigende vinger naar Willem Holleeder. Ad van Hout zei in zijn eerste verhoren dat Holleeder niet achter de moorden op Cor en Gijs zat, maar Mieremet. Hij verklaart: “Na de eerste aanslag op Gijs vertelde Gijs mij dat hij erg bang was voor John Mieremet en dat hij dacht dat die er achter zou zitten. Toen mijn broer Cor was vermoord vertelde Gijs mij dat Mieremet achter de aanslag op zijn leven zat en dat Mieremet ook verantwoordelijk was voor de dood van Cor. Holleeder zit niet achter de dood van Gijs. Ik vind Willem een lafaard. Volgens mij zit Mieremet er achter.”

In een latere verklaring: “Ik weet wie de opdrachtgever is. De opdracht is gegeven door twee partijen die een belang ontwikkelen samen. Die kanker-John is er één van.”

Thomas van der Bijl is er na de dood van Cor van overtuigd dat Mieremet erachter zit. Pas later – nadat hij met Peter de Vries had gesproken – begint hij rond te bazuinen dat Holleeder erachter zat. Peter de Vries is dat zelf óók pas na 2012 gaan verklaren, nadat hij eerder expliciet uiteen zet waarom hij denkt dat Holleeder er niét bij betrokken is.

Het is opvallend dat meerdere getuigen in eerste instantie overtuigend verklaren te weten dat niet Holleeder maar Mieremet achter de liquidatie op Cor van Hout zit, en dat dit in de loop van de jaren, wanneer Holleeder meer en meer wordt geframed als ‘spin in het liquidatieweb’, verandert.

Een potje

Hoe verhoudt de vete tussen de families Chengachi en Azouagh zich tot de zelfverklaarde betrokkenheid van Mieremet en de waarschuwingen van Lou Lap? Het kan een goed voorbeeld zijn van het mechanisme in de zware criminaliteit dat de belangen van meerdere partijen gelijk opgaan en er in samenspraak kan zijn besloten tot – in dit geval – de liquidatie van Cor en dat er door meerdere partijen ‘een potje is gemaakt’ zoals Fred Ros dat noemt.

Of Hillis daar een rol bij heeft gespeeld is niet goed vast te stellen. Opvallend is wel dat getuigen uit die tijd Mieremet en Hillis noemen. In het gesprek tussen Ariën Kaale en Sonja Holleeder vertelt Kaale dat hij er regelmatig bij was als Cor contact had met Hillis, dat hij Hillis een psychopaat vond, dat Cor Hillis beledigde en uitschold en zei: “Ouwe vieze stinkkerel ben je.”

Naar aanleiding van het boek van Korterink wordt gesproken over een ontmoeting tussen Cor en Hillis waar ook Dino bij was en waar Cor zich ‘negatief zou hebben uitgelaten’ over Hillis. “Ja, daar is hij heel boos over geweest”, aldus Willem Holleeder.

Bitterbal

Kaale en Sonja herinneren zich hoe Cor in dronken toestand een bitterbal op het hoofd van Kaale kapotsloeg met een brandwond als gevolg, hoe hij op een avond in een hotel Bassie Vermeulen met een pistool onder schot hield en dreigde hem dood te zullen schieten, hoe hij uit het niks mensen in hun gezicht sloeg wanneer hij teveel gedronken had. Als waar is wat Kaale heeft verteld over de poging tot afpersing van Hillis door Cor en over de beledigingen van Hillis, dan komt daar nog een stevig motief van de kant van Hillis bij.

Zet dat eens af tegen het motief dat Willem Holleeder zou hebben gehad: het inpikken van bezittingen van Cor van Hout waar hij in een eerdere fase nooit aanspraak op had gemaakt en die hij na de dood van Cor ook nooit heeft gehad, noch zich bijzonder voor heeft ingespannen.

Alleen om die Achterdam, waar hij na de verdeling in 1996 nooit interesse in had getoond en die door Sonja en Astrid van de hand is gedaan waarna hij er óók niet meer naar omgekeken heeft, zou hij zijn overgegaan tot een zeer geruchtmakende en risicovolle moord op zijn zwager, de vader van zijn neefje en nichtje?

Dat is gewoon niet geloofwaardig.

Holleeder had voor die moord op Cor geen enkel motief, en tot het moment dat Willem Endstra hem op de Achterbank ging beschuldigen was er niemand die hem daarvan verdacht. Ook de verklaringen van de kroongetuigen La Serpe en Ros hebben er in eerste instantie niet toe geleid dat hij als verdachte werd aangemerkt. Dat is pas anders geworden na de verklaringen van Sonja en Astrid en Sandra.

Kop van Jut

La Serpe heeft over Cor van Hout een nogal wisselend verhaal over dat Jesse Remmers had gezegd dat hij Cor zou mogen doen en dat hij ‘de power van Holleeder’ achter zich had. Fred Ros heeft nooit contact gehad met Holleeder en heeft Holleeder en Soerel ook nooit samen gezien. Hij zegt te weten dat zij goed met elkaar omgingen en denkt dat daarmee het probleem van de één ook het probleem van de ander werd, maar hij weet niet wie het grootste probleem had met Van Hout. Ros verklaart ook over Holleeder dat die mooi als Kop van Jut kon fungeren voor de ‘serieuze mensen’ en noemt hem ‘een clown die opgeofferd mocht worden.’

Dan resteren alleen Astrid, Sonja en Sandra. Astrid heeft ter zitting gezegd over de beschuldigingen die Holleeder deed naar anderen dat het heel makkelijk is iemand te beschuldigen als het één op één contacten betreft en dat het voor de beschuldigde vrijwel onmogelijk is dat te weerleggen.

Dat is precies wat er gebeurt wanneer zij Willem Holleeder belasten: dat zijn ook één op één contacten, wat voor Holleeder vrijwel niet te weerleggen is. Daarom zijn de tapgesprekken tussen Holleeder en zijn familieleden van belang voor een beoordeling van de verhouding tussen hem en zijn familie. Ik stel vast er geen opname is waarin Holleeder zich in voor hemzelf belastende zin uitlaat over de moord op Cor. Uitlatingen die hij volgens de getuigen te pas en te onpas zou doen als “Je weet wat ik met Cor heb gedaan” zijn niet één keer te horen. Het enige is dat hij op het hoogtepunt van zijn boosheid en frustratie sist dat Sonja ‘ook’ gewild zou hebben dat Cor dood zou gaan.

Diabolisch

De verklaringen van deze getuigen zijn terug te brengen tot de stelling van Astrid en Sonja dat Holleeder sinds de eerste aanslag op Cor zou zijn blijven jagen en van Sandra dat ze blijdschap had waargenomen bij Holleeder op de dag van de moord. Het enige concrete van dat jagen, waardoor Holleeder bij uitstek als diabolisch wordt neergezet, zijn de beschuldiging dat Sonja de lamellen op een bepaalde manier moest zetten en dat Astrid verklaart dat Willem een vuurwapen op het hoofd van zijn neefje Ritchie had gericht om de verblijfplaats van Cor van Hout te achterhalen.

Juist deze meest vergaande beschuldiging, die een gitzwart beeld van hem schetst, is objectief als onwaarschijnlijk aan te merken. Niet alleen om de praktische onuitvoerbaarheid van zo’n lamellen-methode, waarbij je doorlopend zicht op die lamellen zou moeten hebben om te weten wat de stand van zaken is, maar omdat Sonja Cor naar eigen zeggen op de hoogte hield van alles wat er met Willem gebeurde. Dat zij hem verteld heeft van die lamellen en ook van die bedreiging.

Het is volstrekt onaannemelijk dat Cor van Hout, die als een serieuze speler in het criminele milieu werd beschouwd, dit over zijn kant zou hebben laten gaan. Nog  veel onaannemelijker is dat hij met deze wetenschap én nadat hij in december 2000 werd beschoten, geen enkele reactie in de richting van Willem Holleeder heeft gegeven en helemaal niemand heeft verteld dat hij Holleeder aansprakelijk hield voor die aanslag. Dat Van Hout het zou pikken dat er een vuurwapen op het hoofd van zijn kind is gezet, is naar ons oordeel ondenkbaar. Het kan niet anders worden gezien dan als een voorbeeld van een onjuiste beschuldiging. Over het waarom komen we later nog te spreken, op dit moment geldt dat deze verklaringen onvoldoende zijn om de ernstige bezwaren tegen Holleeder in de zaak Viool aan te nemen.

Aldus het pleidooi. Op 26 juni reageert het Openbaar Ministerie

 

Holleederproces: de vijfde dag

$
0
0

Donderdag 15 februari, dag 5, verhoor van Willem Holleeder. President van het Hof is Frank Wieland, de andere rechters zijn Benedicte Mildner (aangeduid als ‘oudste rechter’) en Margo Somsen (‘jongste rechter’). De officieren van justitie zijn Sabine Tammes en Lars Stempher. De advocaten van Holleeder: Sander Janssen en Robert Malewicz.

Dit verslag is een weergave aan de hand van mijn aantekeningen. Zo letterlijk mogelijk, maar dat was lang niet altijd mogelijk. Soms ging het te snel, en herhalingen en minder relevante opmerkingen zijn ook weggelaten. Bij twijfel heb ik hier en daar de tweets van collega’s gecheckt. Waar in het verhoor staat “gelach” of iets dergelijks: dat is vooral het gelach van de collega’s en het publiek op de tribune. De zittingszaal is afgescheiden met dik glaswerk, achter dat glas is een tafel met een rijtje stoelen (een stuk of twaalf) voor de schrijvende pers. Daarachter is de publieke tribune.

Het zicht op wat er in de zaal gebeurt is zeer beperkt, de rechters zijn amper waarneembaar en als de vrouwelijke rechters of officier van justitie Sabine Tammes aan het woord zijn is haast niet te zien wie er spreekt. De stem van Tammes onderscheidt zich nadrukkelijk van die van de andere vrouwen en is gemakkelijk herkenbaar aan een licht bekakt accent en een vrijwel altijd neerbuigende toon. Ook de stem van Lars Stempher onderscheidt zich nogal van die van rechter Wieland: de laatste heeft een goedmoedige bromstem, Stempher lijkt altijd op hoge toon snerpend in de aanval.

Om het geheugen op te frissen: Holleeder stond eerst terecht voor het afpersen van zakenmensen (onder wie Willem Endstra en Dirk-Jan Paarlberg). Dat staat bekend als het Kolbak-dossier. Daarin is hij veroordeeld tot een straf van negen jaar. Toen hij na zes jaar buiten kwam, in januari 2012, werd hij opgewacht door zijn zussen Astrid en Sonja, die hem naar een schuiladres op de Veluwe brachten. Op de eerste dag had hij een ontmoeting met Peter de Vries, die een foto van hem maakte, die in alle media kwam. Hiermee was ‘de jacht op de eerste foto’ in de kiem gesmoord.

Ik had de week erna een gesprek met Holleeder, op mijn verzoek: om te vragen of hij wilde meewerken aan mijn boek over Cor van Hout. Dat komt in veel verhoren ter sprake: ik heb een groot deel van het manuscript vóór publicatie toegestuurd aan de toenmalige advocaat van Holleeder, Stijn Franken, voor eventuele correcties. Ik heb daarover telefonisch contact gehad met Holleeder, maar toen gaf hij aan dat hij het niet had gelezen en dat hij het wel goed vond, als er maar geen onzin in stond.

Later – nadat Astrid haar boek Judashad gepubliceerd – werd mij pas duidelijk dat Astrid – naar haar zeggen op verzoek van Willem – het manuscript minutieus had doorgespit. Astrid heeft veel gesprekken over het bespreken van het boek met Willem stiekem opgenomen. Dat komt in de verhoren vaak terug. In dit verhoor van 15 februari komt het zijdelings ter sprake. Daarin wordt ook iets gezegd over een bedreiging vanuit Thailand, aan mijn adres. Dat heb ik nooit thuis kunnen brengen en het is mij nog altijd een volstrekt raadsel waar dit vandaan komt.

Als Holleeder in 2012 vrijkomt, schuwt hij de media niet. Hij groeit uit tot ‘knuffelcrimineel’, schrijft een column in Nieuwe Revu en treedt op in de College Tourbij Twan Huys. Intussen zijn Astrid en Sonja Holleeder en Holleeders vriendin Sandra den Hartog samen met Peter de Vries bezig Holleeder veroordeeld te krijgen voor betrokkenheid bij liquidaties. Eerder was dat niet gelukt, al werd hij wel verdacht van met name betrokkenheid bij de moorden op Thomas van der Bijl en Cees Houtman.

Met Peter de Vries komt het tot een aanvaring bij diens huis, als Holleeder verhaal komt halen over het feit dat De Vries samen met Sonja bezig is met de verfilming van het boek van De Vries over de Heinekenontvoering, met Anthony Hopkins in de hoofdrol. De Vries doet aangifte van bedreiging en daarmee verspeelt Holleeder zijn v.i.: vervroegde invrijheidstelling, waarbij iemand vrijkomt na het uitzitten van tweederde van de straftijd, op voorwaarde dat er in die periode geen overtredingen worden gemaakt. Het gevolg was dat Holleeder in februari 2016 opnieuw werd aangehouden. Sindsdien is hij niet meer vrij geweest.   

In het verhoor komt het Andes-dossier ook nog even ter sprake. Hierbij werd Holleeder verdacht van betrokkenheid bij een criminele groep met o.a. Danny K. en Dick V., die zakenmensen afperste. Hiervoor werd hij vrijgesproken.

Elk verhoor begint met de opmerking van de rechter: “U bent Willem Frederik Holleeder” en dan zijn geboortedatum, plaats en huidige verblijfplaats (Vught), dat hij niet verplicht is antwoord te geven en dat hij goed op moet letten.  Zo ook op 15 februari.

Rechter Wieland: Hoor ik een zucht?

Holleeder: Nee.

Rechter: Dan was ik het zelf misschien

Rechter: We gaan het vandaag hebben over de jaren na Kolbak. U bent drie jaar op vrije voeten geweest. In december 2014 bent u in voorlopige hechtenis genomen, in januari 2012 kwam u vrij. Een van de dingen was dat u met columns bent begonnen, via Ferry de Kok, een fotograaf

Holleeder: Revu had het via Ferry aan mij gevraagd.

Rechter: U had hem nooit met Mieremet gezien, er was geen relatie met De Kok.

Holleeder: Nee.

Rechter: Na uw vrijlating was het clubhuis van de Hells Angels weg. Daar kwam u voor die tijd. U zegt: “Via mij kon Willem van Boxtel bij No Surrender terecht. Harry Stoeltie kende ik ook. Ik heb het nooit met anderen in het clubhuis over Mieremet gehad.”

Holleeder: Het is ook belachelijk dat dat gezegd wordt, iedereen ging ervan uit dat het clubhuis afgeluisterd werd.

Rechter: Dan keek je wel uit wat je zei. Of je bracht opzettelijk verkeerde informatie naar buiten, dat zou wel een uitdaging voor u zijn. Sonja en Astrid hadden een huisje gehuurd bij Apeldoorn.

Holleeder: Ja.

Rechter: Daar bent u naartoe gegaan? Hoe lang heeft u daar gezeten?

Holleeder: Een paar weken. Toen ben ik een paar dagen bij Sandra geweest en daarna heb ik een woning geregeld in Huizen

Rechter: U hebt met Peter de Vries afgesproken dat hij een foto van u zou maken, de eerste na de vrijlating. Dat is niet helemaal lekker gelopen? U had met hem een prijsafspraak gemaakt.

Holleeder: Ik heb gezegd: dan delen we wel.

Rechter: Weet u wat er is verdiend?

Holleeder: Tien ruggen.

Rechter: Hoe gaat dat dan?

Holleeder: Dat zijn hun dingen.

Rechter: Was er een afspraak over percentages?

Holleeder: We zouden delen.

Rechter: Ik zou zeggen: Ik ben Willem Holleeder, ik wil 80 procent.

Holleeder: Gewoon samen delen.

Rechter: U zegt: ik heb er niets van gekregen?

Holleeder: Jawel. Hij heeft 3000 euro aan Sonja gegeven. Als het goed is.

Rechter: U zegt: “Ik had aanvankelijk niets gekregen, toen heb ik Peter erover aangesproken bij SBS, bij de Arena voor de deur, we kregen woorden.”

Holleeder: Hij zei dat hij het niet van de bank kon halen. Dat is natuurlijk raar, je kan toch gewoon je geld van de bank halen?

Rechter: “Later zei Sonja dat Peter echt geen geld van de bank kon halen, toen werd ik boos op Sonja. Peter zei later dan ik 3500 zou krijgen. Ik heb gezegd dat hij het geld aan Sonja moest geven. Ik heb 3000 van Sonja gekregen.”

Rechter: Dan denk ik: 10.000 ruggen min 3500 is 6500, waar is de rest gebleven?

Holleeder: Ik denk dat hij de belasting eraf gehaald heeft.

Rechter: Het is… U heeft Grifhorst opgezocht in het verzorgingshuis, na uw vrijlating. Hij schrok wel, zegt u. Waar schrok hij van?

Holleeder: Dat weet ik niet, dan ben ik niet van hem gewend, maar er was niks aan de hand.

Rechter: Hij vertelde dat hij in het Goudsniponderzoek had verklaard, om de zussen te helpen, dat hij de Achterdam had teruggekocht, voor de dood van Cor.

Holleeder: Dat stond ook in zijn verklaring.

Rechter: Misschien schrok hij daarom, dat hij dacht dat u daarmee niet blij zou zijn.

Holleeder: Op dat moment was dat niet aan de orde.

Rechter: Wat heeft u verder gedaan in die drie jaar?

Holleeder: Rustig aan doen. Columns geschreven.

Rechter: Hoe lang?

Holleeder: Een half jaar.

Rechter: Hoe eindigde het?

Holleeder: Elk half jaar gingen ze het bekijken. Het werd niet verlengd. Het was te duur.

Rechter: Wat vroeg u?

Holleeder: 2000 euro. Dat schijnt veel te zijn. Anderen kregen een paar honderd euro.

Rechter: Waar leefde u van?

Holleeder: Van geld dat ik nog had.

Rechter: Hoeveel was dat?

Holleeder: Het was 1.4 toen ik vast kwam te zitten

Rechter: Waar was dat?

Holleeder: Het lag bij familie van Sandra. Zij haalde het op als ik geld nodig had.

Rechter: We zijn op Sandra gekomen, uw zusters, als u hoort over hun verklaringen. “Het was een donderslag bij heldere hemel, ik was totaal verbijsterd, ik dacht ik droomde.”

Holleeder: Klopt. Ja, het is nogal wat.

Rechter: Zeg daar eens wat op?

Holleeder: Ik heb wel ruzie gehad met Sonja, maar dat ze leugens gaan vertellen: onbegrijpelijk. Ik heb best veel meegemaakt, maar dit is wel het ergste.

Rechter: Waarom het ergste?

Holleeder: Omdat het je familie is waar je altijd alles voor gedaan hebt en dan word je zo’n smerige streek geleverd, tot de dag van vandaag heb ik het daar echt moeilijk mee, maar het is niet anders.

Rechter: Heeft u gezocht naar verklaringen?

Holleeder: Het gaat voor 100 procent alleen maar om geld en aandacht bij Astrid. Sonja had het geld al.

Rechter: U zegt: “Astrid is altijd op geld uit geweest. Zij heeft aandelen in de Heinekenfilm.”

Holleeder: Ja, dat is ook belachelijk. Er is een duidelijke afspraak geweest, dat zeg ik ook in die opnames van Sonja, die afspraken zijn er echt geweest. Als er gezeur is over de film, als Astrid dan aandelen heeft, maar Frans en Jan en ik hebben niks, dat is toch te gek voor woorden. Dat rippen ze gewoon. Iedereen verwachtte heel veel van die film. Dat ze zo’n smerige streek leveren om geld. Astrid heeft Judasgeschreven. Dat heeft ze vooraf bedacht. Ze heeft altijd tegen mij gezegd: “Wim, je moet een boek schrijven, daar ken je geld mee verdienen.” Ik heb altijd gezegd; ik doe het niet. Nou doet zij het en er komt een Amerikaanse televisieserie.

Rechter: Een serie zelfs! Ja, je kan het niet in één deel vangen misschien, ik hoorde ervan

Holleeder: Het gaat allemaal om geld.

Rechter: U zegt: “Het is allemaal bedacht, één kongsie, als ik mij samen met zus tegen Willem keer, dan krijgen we een geweldige rel en als we wat ophef maken kunnen we het omzetten in geld.”

Gaat u dat boek nog schrijven?

Holleeder: Nee.

Rechter: Waarom niet?

Holleeder: Waarom wel?

Rechter: Dan heb je 1,4 miljoen liggen als je buiten komt. Het is misschien wel curieus, zoals u zegt: “Door die ontvoering van Heineken waren we ineens een crimineel gezin en later heb je aandelen in een film over dat verhaal.”

Holleeder: Justitie heeft ons altijd als één familie gezien. Dat Astrid verklaringen in elkaar zet, dat is echt triest, dat ze dat voor geld moet doen.

Rechter: De verwachtingen over de film waren hoog. Die is inmiddels geflopt.

Holleeder: Die film van Peter.

Rechter: U wilde dat de opbrengst tussen Sonja, Jan en Frans en u verdeeld zou worden.

Holleeder: De film zou niet doorgaan. Dat had Cor met Peter afgesproken. Dat was ook mijn idee. Maar als hij er toch moest komen, zouden we delen. Waarom moet je dat weggeven? Dat is altijd de afspraak geweest: met z’n vieren. Als Cor er niet meer is, dan is het vierde deel voor Sonja. Peter zou vijfentwintig procent van de opbrengst krijgen, dat wordt ineens vijftig procent. Voor wat dan? Hij zegt: “Ja, dat heeft Cor gezegd.” Bullshit. Cor heeft gezegd: “Die film gaat niet door.” Dan zegt hij niet: je krijgt vijftig procent.

Rechter: Weet u iets van de film, is er geld op toegelegd?

Holleeder: Nee, maar hij heeft gewoon niet veel opgebracht. Daar weet ik niks van.

Rechter: U zegt: u had cash geld, in een kluis waar alleen Astrid bij kon. “Ik denk dat ze het verhaal over Sandra en de Fiod heeft verteld om mijn geld te kunnen inpikken. Ze praatte toen al met de politie.”

Holleeder: Klopt. Ik had 700 ruggen bij Astrid liggen, dat was een potje waar ik op terug kon vallen. In de zomer van 2013 zei ze: “Sandra krijgt invallen, je kunt het beter weghalen.” Ik vond het niet nodig, maar dan haal ik het toch weg, en heb ik het bij haar gelegd. Dat was voorbedachte rade. Dat kon ik toen niet weten, ik dacht dat ze het goed bedoelde.

Rechter: U zegt: “Ze praatte toen al met politie. Ze doet dit voor 1 miljoen en de opbrengst van de film die miljoenen zou kunnen zijn geweest en dat ze niet verder vervolgd zou worden in de Goudsnipzaak.”

Holleeder: Het gaat niet alleen om het geld van de film, ook om het geld van de Achterdam, om mijn geld, de tv-serie, het boek. Ze is met geld bezig. Daarnaast heeft ze ook iets met aandacht. In het verleden was er altijd ruzie omdat moeder teveel aandacht gaf aan Sonja en de kinderen, dat is een drama voor haar. Astrid wil altijd aandacht hebben. Wat ze nu heb, maar de hoofdmoot is geld. Dat heeft ze nooit gehad. “Ik wil ook leven zoals jij en Sonja,” heeft ze altijd gezegd. Nu heeft ze geld, ze zal er wel achter komen dat dat niks waard is.

Rechter: Geld is een beetje de as waar alles om draait.

Holleeder: Dat is ook zo, het gaat om geld.

Rechter: In uw verklaringen staat 485 keer het woord geld. Als de stroop op de pannenkoek, het druipt overal doorheen.

Holleeder: Ik heb mijn geld op een oneerlijke manier verdiend, daar heb ik voor moeten zitten. Maar wat Astrid nu doet, gaat ook om geld. Het zit misschien in de familie.

Rechter: Toch niet in de tijd dat u opgroeide, behalve dat er te weinig van was. Waar kantelt het?

Holleeder: Geld is niet belangrijk, maar je wil ook wat verdienen.

Rechter: U zette de eerste stap.

Holleeder: Ik heb de dingen voor mezelf gedaan, hun hebben er van meegeprofiteerd. Astrid is altijd een buitenstaander geweest, die zei: “Ik wil dat ook, zoals Sonja, die spulletjes, klokkies, auto’s.” Nou ken ze dat kopen. Ik hoop dat ze er gelukkig mee is.

Rechter: We kunnen het haar binnenkort zelf vragen. Over de film zegt u: “Sonja en Astrid hebben met Frans Meijer een afspraak gehad aan de Amstel bij ’t Kalfje, nadat Frans en Jan hadden laten weten dat ze aanspraak maakten op de filmrechten. Daar hebben Astrid en Sonja lopen schreeuwen dat ze zich niet lieten afpersen.”

Holleeder: Dat speelde in 2011. Astrid vindt dat afpersen. Iedereen die haar naar geld vraagt is aan het afpersen. Jan en Frans zeiden: “We hebben een afspraak over de film.” Astrid zei: “Oprotten, we laten ons niet afpersen.”

Rechter: Waarom vond zij dat afpersen?

Holleeder: Ze wilde niet betalen.

Rechter: U zegt: “Astrid heeft dat aan mij duidelijk gemaakt. Ze is dus helemaal niet bang voor mij.”

Holleeder: Ze is helemaal niet bang voor mij. Als je bang voor mij bent, ga je dat toch allemaal niet opnemen. Ze is naar allerlei mensen gegaan om te zeggen: “Willem gaat je vermoorden.” Maar ze kan nooit weten dat die mensen dat niet tegen mij zeggen, ze kent die mensen toch niet?

Rechter: Ze denkt misschien dat u iedereen gaat vermoorden

Holleeder: Zij gaat naar mensen: “Hij gaat je vermoorden.” Dan ben je toch niet bang? Als je dat risico neemt, weet je toch dat je helemaal niet bang hoeft zijn?

Rechter: Ik begrijp wat u bedoelt. In uw verklaring bij de rechter-commissaris zegt u: “Astrid probeert nu alles dicht te timmeren, ook over geld dat Sandra van haar rekening in Liechtenstein heeft gehaald, ze doet nu heel emotioneel over Cor, maar de eerste dag na zijn dood was ze al met de Achterdam bezig. Ze weet dat Grifhorst en ik allebei vijf ton hebben betaald, dat Cor niet wilde betalen en dat Leen Bosnie de lokker is geweest.” Voor wie?

Holleeder: Voor Cor, in de Deurloostraat.

Rechter: “Nu zit ze met hem en zijn vrouw in de sportschool lekker drankjes te drinken. Astrid zegt dat ze pas in de zomer van 2013 met Sandra contact had, maar daarvoor was ze al met Sandra naar de fiscalist geweest.”

Holleeder: Ze had al heel lang daarvoor contact met Sandra. Astrid heeft dat hele traject met belastingen en de Fiod voor Sandra geregeld. Zij kon het allemaal zo goed, zoals ze altijd alles zo goed ken. Ik heb gezegd: “Je kan beter inkeren.” Astrid zei: “Je moet het geld van de rekening halen.” Uiteindelijk is het allemaal een drama geworden, net als met de Achterdam. Ik heb geen hoge hoed op van Astrid. Alles wat ze aanraakt begint goed, maar eindigt in ellende.

Rechter: Wie was de boekhouder?

Holleeder: Bergwerf.

Rechter: En de fiscalist?

Holleeder: Dat weet ik niet.

Rechter: Het was wel een belastingdeskundige. Merkwaardig dat er zoveel zwart geld is en dat er wel een boekhouder en fiscalist wordt bezocht. Ging dit over de film?

Holleeder: De fiscalist gaat over het erfenisverhaal en de boekhouder voor het legale geld.

Rechter Mildner: Had Astrid daar ook bemoeienis mee voor u?

Holleeder: In het begin misschien wel, zij kent die man. Ik ben via haar aan die Bergwerf gekomen, Jaap Witzenhausen (de partner van Astrid)zat bij hem. Zij deed incasso’s voor Bergwerf.

Rechter Mildner: Astrid deed ook weleens wat voor u bij Bergwerf?

Holleeder: Op een bepaald moment is er een fiscalist geregeld over de aangifte, iemand die het voor weinig kon doen en iemand die mij ook weleens met NV’s had geholpen.

Rechter: U zegt over het bezoek aan de fiscalist: “Ze zegt dit omdat Astrid had geadviseerd geld uit Liechtenstein op te nemen.”

Holleeder: De rechter-commissaris stelde de vraag aan Sandra of Astrid haar had geadviseerd over het geld in Liechtenstein. In het volgende verhoor probeerde ze alles dicht te timmeren, ze wist dat het aan de orde was geweest. Ik heb tegen de rechter-commissaris gezegd, dat ze aan het dichttimmeren was.

Sander Janssen: Op dat moment lag de verklaring van meneer nog onder embargo.

Rechter: U zegt: “Astrid en Peter manipuleren de media door elk wissewasje naar de media te lekken.”

Holleeder: Ik word al drie jaar door Astrid en Peter in de media door het slijk gehaald. Met knippen en plakken. Dat begint vervelend te worden.

Rechter: Het brengt veel geld op.

Holleeder: Voor hun wel. Peter de Vries krijgt elke keer geld als hij ergens zit, ik ben de lul. Hij is groot geworden met het Heinekenboek, nu mag ik de lul zijn. ik begrijp niks van wat Peter doet en waar hij mee bezig is.

Rechter: U verklaarde: “Mijn advocaat heeft niets te maken met de 85.000 euro die ik van Lucas Boom zou krijgen.”

Holleeder: Ik heb op zitting gezegd dat Sonja dat zou aanpakken. Vervolgens gaat Astrid zeggen: dat heeft Stijn gehad. Onzin. Dat is wat Astrid doet: elke keer als ze wat hoort, draait ze het om en verzint ze er wat anders bij. Dat gaat ze ook doen met wat ik nu doe..

Rechter: We hebben natuurlijk haar eerdere verklaringen. Ik kom op uw schriftelijke verklaring. “Ik heb nooit zoveel met Astrid gehad.” Dat had te maken met het leeftijdsverschil. “Ik had er niet aan gedacht haar in het geld laten delen. Astrid kwam ook nooit veel op bezoek toen ik vastzat voor de ontvoering. Met Sonja ging ik veel om, met haar kon ik het goed vinden, tot we begonnen te praten over film. Astrid had een relatie met Rob Meerman, een oud-politieman, dat vonden Cor en ik niet leuk.”

Holleeder: Klopt

Rechter: “Wij werden er dagelijks op aangesproken door alle boeven die dagelijks bij Cor over de vloer kwamen.” (gelach). U moet erom lachen.

Holleeder: Ja, iedereen zei: hoe is het met je zwager?

Rechter: Wat zei u?

Holleeder: Ja, goed. Het was ook lachend bedoeld, iedereen stak er de draak mee.

Rechter: Astrid had haar eigen leven, zegt u. Sonja mocht van Cor niets meer aan Astrid vertellen.

Holleeder: Toen ze met Meerman ging. Dat is toch logisch?

Rechter: “We waren gelukkig tot 1996, daarna ging het mis.”

Holleeder: Ja.

Rechter: U zegt: “Ik kan me niet herinneren dat ik Astrid voor 1996 ooit heb gebeld.”

Holleeder: Ik heb Astrid vaker gebeld, dat heeft het OM laten zien. Dat heb ik ook even nagekeken in het dossier. Het gaat over die stukken die ze moesten hebben voor die fiscalist. Ik heb haar gebeld, maar zij belde mij ook. Ik haar iets meer gebeld dan zij mij. Ze kon mij ook piepen. Ik heb haar meer gesproken dan ik zelf dacht, maar in mijn beleving heb ik dat niet meegekregen. Ik heb zelf al die tapgesprekken op een rijtje gezet. Ze hebben allemaal een reden. Er is meer contact geweest dan ik mij realiseerde.

Sander Janssen: Er zijn ook gesprekken meegeteld die niet tot stand gekomen. Als je alle niet beantwoorde eruit haalt, heb je al de helft minder.

Rechter: Je kan vijf keer bellen en één keer contact maken.

Janssen: Er is een veelheid aan contacten over één ontmoeting.

Holleeder: Ik had meerdere telefoons en meerdere piepers.

Rechter: Ik zou er helemaal gek van worden.

Rechter Mildner: Waarom had u zoveel piepers en telefoons?

Holleeder: Dat heb ik altijd gehad. Omdat ik veel verschillende vriendinnen had. Voor als ze me terug zouden bellen, neem ik de telefoon mee.

Rechter: Waarom meerdere telefoons en piepers?

Holleeder: Als een vriendinnetje piept, bel ik terug, dan bel ik haar met het nummer dat ik voor haar heb leggen. Als ik met een ander vriendinnetje in de auto zit en ik bel haar vanaf mijn normale telefoon, dan gaat ze op mijn normale telefoon bellen.

Rechter: Zo kon u een verborgen leven leiden voor uw vriendinnetjes.

Holleeder: Onder andere.

Rechter: Voor wie nog meer?

Holleeder: Voor familie. Ik heb meerdere toestellen, voor vriendinnetjes. Als je bij een vriendinnetje zit, en ze gaan steeds bellen allemaal, dat is vervelend.

Tammes: Dan kunt u ze toch ook op dat nummer terugbellen, ik begrijp het niet helemaal.

Holleeder: Ik heb de telefoon niet altijd bij me, ik heb het liefst een pieper, ik heb een hekel aan die telefoon, die ligt meestal in de auto.

Stempher: Die piepers, dat begrijp ik nog. Maar je kunt er ook voor kiezen dat ze je nummer niet zien als je terugbelt.

Holleeder: Zo handig ben ik niet. En ik neem die telefoons toch niet mee?

Stempher: Waarom heeft u dan meerdere telefoons nodig?

Holleeder: Dat heb ik net uitgelegd.

Stempher: Ik snap het niet.

Holleeder: Als ik een vriendin terugbel met de telefoon waarvan iedereen het nummer heeft, dan heeft ze dat nummer. Dan hoeft ze me ook niet meer te piepen. Als ik met iemand anders zit, bellen ze op dat moment en dat is vervelend.

Stempher: Dat geldt toch voor alle telefoons?

Holleeder: Ja. Daarom heb ik diverse telefoons voor iedereen.

Stempher: Was het niet omdat u het politie en justitie lastiger wilde maken met afluisteren?
Holleeder: Dat is niet aan de orde. Als ze één telefoon afluisteren kan ik er wel tien bij hebben, maar dan hebben ze automatisch die tien andere ook. Als iemand van telefoon verwisselt, wordt hij toch meteen ook al weer afgeluisterd?

Stempher: Ik hoor het u zeggen.

Rechter Mildner: Aan wat voor aantallen moet ik denken?

Holleeder: Vijf piepers en vijf telefoons.

R1: En vijf vriendinnen. (uitbundig gelach)

Holleeder: Als ik verwachtte dat iemand zou piepen, dan nam ik die pieper mee. Ze kennen me wel de hele dag piepen.

Rechter: U kunt zich niet herinneren Astrid ooit vóór 2006 te hebben gebeld. Ook niet voor de afhandeling van de erfenis van Cor?

Holleeder: Nee, daar heb ik mij niet mee bemoeid.

Rechter: Toen u vastzat voor Kolbak is Astrid op bezoek geweest. “Toen ik vrijkwam in 2012 kwam ze me halen met Sonja. Daarna heb ik best vaak met haar afgesproken. Ik ben nooit op haar nieuwe kantoor geweest, wel op de Stadhouderskade, om te dollen en te lachen en te luisteren.”

Holleeder: Dat was bij de buurman, dat was een waarzegger, daar ging ik af en toe een biertje drinken en ook wel eens met Astrid een broodje eten.

Rechter: Hoe zag die waarzegger uw toekomst?

Holleeder: Hij had zelf aids, hij had zelf een korte toekomst. Is onzin natuurlijk, die nemen iedereen in de maling. Als ik vroeg: “Hoe weet je dat?” zei hij: “Och, ik zeg maar wat.”

Rechter: Dat is het geheim. U zegt: “Met Astrid had ik contact vanaf januari 2013, toen de deal met justitie was gesloten, ze nam steeds vaker contact met mij op en deed of ze het helemaal met me eens was over de film. Astrid kwam elke keer met een ander verhaal. Dan werd ik weer boos.” Deed ze het erom?

Holleeder: Daarmee heeft ze mij geprovoceerd. Ik ken hun net zo oud als ze zijn, hun weten dat ik best kan schreeuwen en doen, daar hebben ze mij in geprovoceerd. Ik schreeuw, hun schreeuwen ook. Peter de Vries heeft het er op radio en tv over dat ik over Sonja zeg kankerhoer. Het woord kanker is verschrikkelijk. Maar als ik met Sonja praat zegt ze over de familie van Cor: die kánkerfamilie.

Rechter: Zoals het vogeltje gebekt is.

Holleeder: We komen uit één nest, zo zijn alle vogeltjes gebekt. Astrid heeft opnames gemanipuleerd, zij weet dat alles opgenomen wordt.

Rechter: U zegt: “Ik sprak met Astrid over de film en het boek en vroeg naar de opbrengst van de Achterdam.”

Holleeder: Ja, het is een discussie. In die opnames ziet u ook dat ik niet de waarheid heb gesproken. Dan ziet u dat ik dat voor Sonja heb gedaan. Dan ben je overal bij betrokken geweest, dan weet je overal van, ik weet precies hoe gegaan is, hoe ze het verkocht hebben en hoe ze het recht wilden trekken. En dan zeggen ze tegen mij: “Cor had de Achterdam al verkocht omdat jij al met hem bezig was.” Dat is zó raar. Maar dat is omdat hun weten dat het opgenomen wordt. Ik denk: “Wat is dat nou?” Dat zijn de gekste leugens, ik was er zelf bij betrokken, daar werd ik boos om, ik dacht: “Hoe kén dat nou?” Astrid loog over de Achterdam, ze is bij mij op bezoek geweest met het in elkaar zetten, met het geld en het huis.

Rechter: U zegt iets over het autootje van Ritchie en Peter de Vries.

Holleeder: Het zit erin dat ze liegen. Dat begint met de Achterdam en de deals die ze gesloten hebben. Dat ik denk: “Er klopt iets niet.” Dat autootje van Ritchie: als ik geen auto heb, en het regent, dan zegt Sonja automatisch: “Neem de auto van Ritchie mee.” Zo hebben we dat altijd gedaan. Op het moment dat ze dat niet doet, is het al raar. Dan krijg je daar een discussie over. Dan denk ik: “Hoe ken dat nou dat dat veranderd is, wat je je hele leven al met mekaar hebt, en ineens in 2012 wordt dat anders.” Terwijl ze ook al die jaren op bezoek is geweest, ik ken dat niet plaatsen. Daar maak ik die ruzie over. Het gaat niet om dat autootje, maar: “Wat is er nou gebeurd dat dit gebeurt?” Ik heb nooit kunnen bedenken dat dit het spel was dat Astrid nu speelt. Ik dacht wel: “Er klopt iets niet.” Ik zeg: “Praat je met de politie?” Dat is geen rare vraag. Waarom doe je zo? Dat is wat er met die opnames gebeurt, dat ik er niet uitkom en dan ga ik dreigen. Sonja praat gewoon recht in mijn gezicht terwijl zij weet dat het anders is. Dan ga ik schreeuwen. Maar zij schreeuwt ook tegen mij. Die opnames: dat is knip- en plakwerk. Er zijn ook andere gesprekken geweest. Sonja zei: “Natuurlijk krijg je het geld van de film, waar je recht op hebt.” Kom ik bij Astrid en die zegt: “Ze gaat het toch niet geven.” Als je het zo leest is het niet netjes, de werkelijkheid is dat ik probeer erachter te komen wat er aan de hand is. Ik heb één fout gemaakt. Ik heb elke keer gezegd: “Neus, niet paranoia worden, het is je familie.”

Rechter: Astrid belde u na de ruzie met Sonja om de ruzie met Sonja uit te praten.

Holleeder: Dat is van de Willemsparkweg

Rechter: Vanaf toen kreeg u met contact met Astrid. Ze is nooit uw adviseur geweest.

Holleeder: Welnee. Ik heb altijd goeie advocaten gehad. Astrid kan mij echt niks leren, ik heb Astrid nergens voor nodig.

Rechter Mildner: Er is een gesprek van 18 november 2004. U belt Astrid of ze een afspraak kan regelen bij Bram (Moszkowicz)op kantoor. “Bergwerf en die andere malloot moeten er ook bij zijn.” Een gesprek van 8 december: Astrid zegt dat ze met Bergwerf zit, u komt ook langs, Astrid moet alles kortsluiten.

Holleeder: Zij kent de mensen die het regelen. Zij had het beste contact met Bergwerf, zij deed incasso voor Bergwerf, daar kon ze mij wel mee helpen, maar strafrechtelijk-juridisch was zij niet mijn adviseur. Soms met fiscale dingen. Zij heeft me ook voorgesteld aan Bergwerf, dat was al in de periode dat ik het museum pachtte.

Rechter Mildner: U zei: Astrid adviseert mij nooit.

Holleeder: Dan bedoel ik strafrechtelijke dingen. Ik had misschien voorzichtiger moeten zijn met mijn verklaringen, als ik praat over “nooit geadviseerd” had ik er bij moeten zeggen: strafrechtelijk

Rechter Wieland: Soms is het misschien niet verstandig met je advocaat alles te bespreken, terwijl dat met je zus die advocaat is wel kan.

Holleeder: Dat heb ik niet gedaan. Er was niks te bespreken.

Rechter: U heeft regelmatig gesproken met Astrid en Peter.

Holleeder: Over de ruzie bij Peter aan de deur over de film.

Rechter: “Ik vond het fijn dat ze aan mijn kant stond, later bleek dat ze deed alsof. Ik wist dat ik Astrid niet helemaal kon vertrouwen, omdat ze zei dat ze niks wist over de erfenis van Cor, terwijl ze de verkoop van de Achterdam had geregeld. Dat had Sonja mij gezegd.” Heeft u dat ooit van Astrid zelf gehoord?

Holleeder: Er is nooit gezegd dat Astrid het niet gedaan heeft, Astrid heeft ook de afwikkeling gedaan met Goudsnip.

Rechter: U zegt: “Sonja heeft bij een ruzie gezegd dat Astrid met Peter de film had geregeld. Ik wist niet dat ze een aandeel in de film had en deelt in de opbrengst van de Achterdam.” Wanneer hoorde u dat?

Holleeder: Ik heb ruzie gehad met Sonja over de film, op een keer zei ze: “Je geeft mij de schuld, maar Astrid heeft het met Peter geregeld.” De volgende dag kwam ze terug: “Nee, dat ik heb verkeerd gezegd.”

Rechter: “Astrid is de kwade genius en ze heeft Sonja overgehaald verklaringen af te leggen die niet waar zijn. Ze willen al het geld van de film en de Achterdam zelf houden.” U had toch geen recht op de Achterdam?

Holleeder: Dat wilde ik ook niet. Wel op de film. Het gaat niet om geld van de Achterdam, maar dat ze liegen over alles, het gaat erom dat er niks van klopt.

Rechter: “Ze zijn nooit van plan geweest geld aan de familie Van Hout, Jan en Frans en mij te betalen.”

Holleeder: Ik heb alleen gesproken over de film. De ruzie is begonnen over de film.

Rechter: “Ze hebben deze stap gezet om van mij af te komen en de anderen ook af te schrikken.”

Holleeder: Zoals ze zegt, ook tegen Marcel Grifhorst: “Wij zijn met de politie.”

Rechter: “Astrid heeft ook mijn cash geld ingepikt. Van de verdeling uit 1996. Ik had 8 miljoen gulden bij Endstra en 3,5 miljoen apart gehouden. Het was meer geworden doordat ik met rente uitleende en door cash geld van Endstra. Ik kreeg sleutelgeld van nieuwe huurders.” Van wie moesten ze dat betalen?

Holleeder: Van Endstra. Dat is standaard. Als ze een beetje betaalden, konden ze een woning krijgen.

Rechter: Konden ze dat terugkrijgen?

Holleeder: Nee, het was zwart geld. Je koopt de sleutel. Die woningen waren makkelijk te verhuren. Dat deed niet Endstra alleen, dat deden ze allemaal.

Rechter: Dat zal best. “Ik had een deel bij Sandra neergelegd en een deel bij Astrid. 700.000 euro. In 2013 zei Astrid dat ik het geld bij Sandra weg moest halen.” Toen was ze wel uw adviseur?

Holleeder: Nee. Ze zei dat ik het weg moest halen. Ik denk: “Ze lult maar wat.” Maar ja, als er wel een inval komt… Ik ben gaan twijfelen. Laat ik het maar doen.

Rechter: “Ze zei dat ik het beter bij haar kon brengen, omdat er bij haar als advocaat geen inval plaats kon vinden.” Dat lijkt mij een vergissing.

Holleeder: Ze heeft wel een keer een inval gehad. Ze zei dat ze het bij een andere advocaat zou leggen. Daar had ze een sleutel van.

Rechter: Weet u wie?

Holleeder: Ja, maar die ga ik niet noemen, dan staat hij ook op internet.

Rechter: U heeft toen 850.000 euro gegeven.

Holleeder: Bovenop die 7 ton.

Rechter: In december 2014 lag er 1,4 miljoen bij Astrid. In de kluis van die advocaat. U noemt alleen de voornaam.

Holleeder: Ja. Het moet ook nog maar waar zijn. Astrid zegt wel dat ze het daar heeft neergelegd, maar het is misschien niet waar.

Rechter: “Toen ze met Meerman was, ging ik af en toe bij haar kantoor langs. Puur sociaal. Ik heb Astrid nooit om advies gevraagd om wat te lezen, ik heb nooit papieren van John van den Heuvel naar haar toegebracht. Ik heb bij Endstra wel een uitdraai van de laptop van John van den Heuvel gelezen, die bij een inbraak was gestolen. De inbreker had de laptop bij Hingst gebracht. Toen ik vastzat in Kolbak is Astrid in 2008 en 2009 vaak op bezoek geweest in verband met Goudsnip.” Eerder zei u: een enkele keer.

Holleeder: Voor mij is dat een enkele keer. Ik zit zes jaar vast. Sonja kwam om de week.

Stempher: Het is niet helemaal waar wat u zegt. U zegt: “Nu ik de stukken heb gekregen, is ze vaker geweest dan ik bedoelde.”

Holleeder: Ik heb die stukken toch al veel eerder gekregen?

Stempher: Toen heeft u uw verklaringen iets aangepast: ze is blijkbaar vaker geweest dan ik eerst dacht.

Holleeder: Dat heb ik toch gezegd?

Stempher: U zei het nu iets anders.

Holleeder: Wat zei ik verkeerd dan?

Stempher: Het is mij helder.

Holleeder: Dan wil ik wel weten: wat heb ik verkeerd gezegd?

Stempher: Voor mij is het helder.

Holleeder: Legt u dat mij nu eens uit, u beschuldigt mij steeds dat ik niet correct ben. Het is elke keer maar een grammetje hier en een grammetje daar.

Stempher: U geeft aan: ze komt niet vaak op bezoek. Waar de voorzitter aan refereert is dat ze vaker op bezoek komt. U heeft eerder gezegd dat ze bijna niet op bezoek kwam. U paste uw verklaring aan toen u de bezoekerslijst zag.

Holleeder: Het is toch logisch dat ik het aanpas als ik het lees?

Stempher: Dan hebben we nu de duidelijkheid die er moet zijn. Dank u wel.

Rechter: Begrijpt u het nou?

Holleeder: Dat het zo’n punt is?

Rechter: De officier staat er bij stil. U praat tegen juristen, dat is een vak apart. U zegt: “Ik heb na mijn vrijlating niet met Astrid gesproken over Hillis en niet tegen Astrid gezegd: ‘We hebben ze allemaal vermoord.’ Dat is een vieze smerige leugen.”

Holleeder: Dat is ook een smerige leugen. Ze zegt maar wat. Lekker makkelijk. Zelfde als dat ze verklaringen in elkaar zet. Van Witzenhausen en Meerman, van mijn broertje. Die misselijke verklaring dat ik wraak ga nemen. Maar bij de rechter-commissaris zegt hij niks. Ik wil mijn broertje niet afvallen, dat is een lieve jongen, maar: “Hij pakt alles van je af, we hebben nooit wat van hem gehad.” Dat zijn echt misselijke verklaringen, gewoon door Astrid in elkaar gezet, niemand wil het zien, dat begrijp ik wel, want ik ben Willem Holleeder. Zo’n verklaring van Meerman, in 2018, dan vragen ze niet: “Ben jij naar die Vermeulen geweest?” Waarom staat dat er niet in?

Rechter: U vertelt over dat u met Astrid Het Parool ging kopen, dat in de Scheldestraat de beste hamburgertent zou staan. Astrid woont daar, het is zondag, de dag van de marathon. Toen u Het Paroolwilde afrekenen kwam Astrid met twee boeken aanlopen. Die hoefde ze van u niet te kopen. Het ging over de jacht op criminele erfenissen en over de betrokkenen in Goudsnip. “Ik was al veroordeeld, voor mij was het niet interessant. Voor Astrid wel: zij had de besmette erfenis van Cor behandeld. Ook voor Sonja. Daarom had Sonja mij gevraagd om met Korterink te praten. Ze wilde niet dat hij schreef over Cor en de erfenis. Mij kon dat niet schelen, ik weet dat de familie van Cor zegt dat ik dat heb ingepikt. Ik vind het interessant dat Korterink schrijft dat Hillis achter de moord op Cor zat. Ook dat mijn naam eens een keer niet wordt genoemd. Astrid heeft ook Koud Bloedgekocht. Niet voor mij. Er stonden een paar bladzijden in over Endstra. Dat kan ik zelf ook wel lezen. Het was interessant voor Sandra omdat er iets over Sam werd geschreven. Als ik iets wil lezen heb ik Astrid daar niet voor nodig.” U zegt dat Astrid nooit heeft gezegd dat Frans op bezoek wilde komen. Een van de smerigste dingen die ze heeft gezegd is dat ik Ritchie als kleine jongen een pistool op zijn hoofd heb gezet.”

Holleeder: Dat is een vieze smerige leugen, ik hou van die kinderen, ik ben er altijd voor die kinderen geweest.

Rechter: U zegt: “De woning van mijn moeder heeft een open keuken, mijn moeder zou het gezien hebben.” Die vind ik niet zo sterk. Ze had ook net een kopje kunnen afwassen.

Holleeder: De kans is groot dat ze het gezien zou kunnen hebben. In een open keuken zet je toch iemand niet een pistool op het hoofd, dat slaat helemaal nergens op.

Rechter: Tenzij je geschift bent.

Holleeder: Dat ben ik niet.

Rechter: “Ook haar verhaal dat ik dat in de Scheldestraat met Ritchie heb gedaan kan niet kloppen. Dat daar een getuige bij was. Dat zou wel heel dom zijn.”

Holleeder: Heb ik niet gedaan.

Rechter: U weet dat dat verhaal hangt, over dat vuurwapen. Dat was voor mensen reden om te gaan praten: nou is Holleeder over de grens gegaan.

Holleeder: Het is niet waar. Ze heeft het bedacht om een reden te vinden om te gaan verklaren, het is echt een misselijke leugen.

Rechter: Ook haar verklaring over Ros: “Waarom zou ik mij druk maken over de lokker? Ik heb niet gezegd dat Vermeulen de lokker was. Misschien was er geen lokker en zijn ze gevolgd.”

Holleeder: Dat weet je toch niet?

Rechter: In een verhoor zegt Vermeulen (‘Bassie’) dat u tegen hem heeft gezegd dat hij Cor gedaan heeft.

Holleeder: Sonja zei tegen mij, toen was het net gebeurd: “Bassie zit erachter.” Ik ben naar Bassie gegaan, heb hem daarmee geconfronteerd, dat had ze mij gevraagd.

Rechter: Later zei u dat u Vermeulen geloofde dat hij het niet was. Vermeulen heeft in de Bulldog een keer een tik van u gekregen. U zei: “Jij met je Cor.”

Holleeder: Daar weet ik niks van

Rechter: “Over de opname van het gesprek met Beckers (de advocaat van Ria Eelzak)vertelt ze veel onzin, het was allang uitgezonden toen ik vastzat voor Kolbak. De dvd’s zijn gebrand op 9 december 2008, toen zat ik al vast. Alles wat ik van Endstra had, had ik aan Peter de Vries gegeven. Astrid neemt dingen over uit de Achterbankgesprekken om te verankeren. Ze zou tegen Sonja hebben gezegd: ‘Je huilt drie maanden om Cor en dan is het over.’ Astrid heeft het altijd over verankeren.

Dat doet ze nu door te liegen en aan te sluiten bij dingen die ze heeft gelezen.” Over de aankoop van nepgoud in de Santé-gevangenis: “Er zat een joodse jongen bij Cor op cel waar Cor het goed mee kon vinden. Sonja kreeg een goede band met de vrouw van die jongen. Cor heeft van die jongen gestolen goud gekocht.”

Holleeder: Het was nepgoud. Hij heeft een partij gekocht en achteraf bleek dat er een laagje overheen zat.

Rechter: U wilde niet meedoen. Dat staat op de opname. “Bram is de laatste jood die van mij heeft gepikt.” Dat slaat niet hierop.

Holleeder: Nee. Dat gaat over een andere jood. Sonja had een vriend, die kerel had een vriendin, daar ging hij al heel lang mee, die heette ook Sandra, die ken ik al heel lang, die kwam steeds naar me toe: “Jouw zus heeft mijn man afgepikt.” Rot op. Dat meissie was met die man dingen aan het verdelen, toen kwam Sonja ineens met het verhaal: “Ze perst hem en af en ze gebruikt je naam.” Daarover heb ik een beetje ruzie gemaakt met dat meissie. Zij zei dat het niet zo was. Die man is joods, dat ging over die man.

Rechter: U zegt dat u veel voor Sonja heeft gedaan. Op haar verzoek heeft u Bassie in elkaar geslagen. Dat is niet helemaal zo bedoeld, neem ik aan?

 

(In zijn verklaring zegt Holleeder dat Sonja na de dood van Cor bij hem was gekomen met het verhaal dat Bassie Vermeulen de lokker moet zijn geweest, omdat hij de afspraak met Ter Haak zou hebben verzet van Broodje Aad naar het Chinese restaurant. Sonja had hem gevraagd Bas Vermeulen in elkaar te slaan. Dat had hij gedaan. Bassie had hem gezworen dat hij er niets mee te maken had en Holleeder geloofde hem)

 

Holleeder: Dat heb ik in mijn emotie opgeschreven op die manier. Ik had op dat moment nogal wat meegemaakt. In die context heb ik dat opgeschreven.

Rechter: Sonja had u ook gevraagd met Korterink te spreken over het boek dat hij aan het schrijven was over Cor. “Ze wilde niet dat er over haar en over de erfenis zou worden geschreven. Dat heb ik voor haar geregeld.”

Holleeder: Ik heb met Korterink gesproken. Of dat erin stond. Hij zei dat het er niet in stond.

Rechter: Hij zelf heeft daar op 25 november 2015 een verklaring over afgelegd waarin hij zegt dat Willem heeft gezegd dat ik geen onzin over zijn familie moest schrijven, verder niks.

 

(op 29 oktober 2015 ben ik gehoord door twee rechercheurs uit Amsterdam, hoe de rechter aan de datum 25 november komt is mij niet duidelijk, of ik heb het verkeerd verstaan. Dat Holleeder hier zegt “dat het er niet in stond” komt mij vreemd voor: het boek was nog niet geschreven toen ik Holleeder sprak en in het boek gaat het zeer uitvoerig over Sonja, de Achterdam, de erfenis, de schikking en alles wat ermee te maken heeft)

 

Holleeder: Dat heb ik gezegd omdat de familie van Cor dat boek ging schrijven en er veel rancune was over de erfenis. Ik heb met hem gesproken en gezegd: “Luister, die Rem en zijn familie zijn allemaal leugenaars, dat je er rekening mee houdt dat dingen niet zo zijn.” Het is een normaal gesprek geweest.

Rechter: “Volgens mij was Sonja altijd eerlijk tegen mij. Pas tijdens mijn Kolbak-detentie kwam ik erachter dat ze loog over de film en dat ze nog niets had gegeven aan de familie van Cor en aan Frans. We kregen steeds ruzie over de film en de Goudsnipzaak.”

Holleeder: Ja. Die ruzie was met name in 2012.

Rechter: “Op 28 april 2013 werd mij door iemand de zoveelste keer gezegd Peter en Sonja een relatie hadden.” Wie was dat?

Holleeder: Dat was Ferry de Kok.

Rechter: “Ik was al geïrriteerd omdat er die dag geld bij mij in beslag was genomen. Ik was niet vrolijk. Ik had wat gedronken bij iemand die bij Peter om de hoek woonde.” Wie was dat?

Holleeder: Dat wil ik niet zeggen.

Rechter: “Ik belde Sonja om te vragen hoe het zat met haar en Peter.

Ze ging tegen mij tekeer en ik tegen haar.” Waarom was dat? Waarom reageert ze zo, als u vraagt: “Hoe zit het met jou en Peter?” Dan kan ze gewoon antwoord geven. Maar ze gaat tekeer, zegt u.

Holleeder: Precies wat u zegt. Waarom schreeuwen?

Rechter: Voor u net zoveel de vraag als voor mij, begrijp ik.

Holleeder: Ja. Voor mij was dat meer een bekentenis.

Rechter: Mocht er niet wat zijn dan?

Holleeder: Van mij wel. Maar als je de beste vriend van Cor bent, vind ik niet dat je dat hoort te doen.

Tammes: Hoezo dan? Ik begrijp het niet, sorry dat ik u interrumpeer, het gaat u helemaal níets aan of zij een relatie heeft met Peter.

Holleeder: Ik mag vinden wat ik vind.

Tammes: Dat houdt u dan fijn voor u zelf.

Holleeder: Dat spreek ik gewoon uit, zo ga ik met mijn familie om. U mag het doen op uw manier, ik doe het op mijn manier. Ik mag toch wel wat vinden?

Tammes: U mag van alles vinden, maar u heeft toch helemaal geen reden om dat tegen haar uit te spreken, het is haar leven en dat van Peter de Vries, daar heeft u toch niets mee te maken?

Holleeder: Wij bespreken de dingen zoals ze zijn. Ik mag dat gewoon zeggen. U maakt er heel punt van. Het is niet meer dan normaal dat ik zeg; wat is dat?

Tammes: U vindt het normaal.

Holleeder: U vindt het niet normaal.

Rechter: U zegt: “Cor was mijn beste vriend, Sonja mijn zuster, in die tijd had ik niet zo’n goede relatie, die zat bij Sonja, daar was ik niet zo blij mee.”

Holleeder: In 2003 nadat Cor overleden was heb ik contact gehad met Peter. Ik vind: je gaat niet met je vriend zijn vrouw, ook niet als hij er niet is.

U: U bent boos naar het huis van Peter gegaan. “Ik heb ruzie gemaakt en gezegd dat ik die film niet wilde.”

Holleeder: Sonja ging schreeuwen en vervelend doen, toen heb ik gezegd: “Ik ga naar Peter en die film gaat ook niet door, ik ben nou klaar met dat gezeik.”

Rechter: “Ik wist niet dat Sonja al had gebeld dat ik eraan kwam. Nu begrijp ik waarom zijn vrouw erbij was.”

Holleeder: Ja. Jacqueline was er anders nooit bij, nu stond ze er wel. Ik heb haar gezien en heb gezegd: “Blijf maar staan.”

Rechter: “Hij was meteen al van plan aangifte te doen, hij had een getuige nodig. Hij weet dat ik normaal de volgende dag alles kom uitpraten, maar hij wilde aangifte doen.” Ziet hij dan aankomen dat u bonje maakt?

Holleeder: Sonja belt: “Hij komt bonje maken.” In Andes (het Andes-proces, over afpersing, waarvoor hij is vrijgesproken)heeft hij verklaard dat hij niet wist dat ik eraan kwam, terwijl hij dat wel wist. Sonja heeft gezegd: “Hij is kwaad, hij komt bonje maken.” In die context heeft hij zijn vrouw erbij gehaald. Hij dacht ik misschien al wist dat ze verklaringen hadden afgelegd. In die context maakt hij er een verhaal van. Toen hebben ze gedacht: “We douwen hem er meteen met zijn v.i.(vervroegde invrijheidstelling)erin.” Sonja zegt ergens: “Het is toch te gek dat hij weer vrij is?” Daar hebben ze gebruik van gemaakt. Ik heb gezegd: “Zal ik het meteen doen?” Ik bedoelde: een paar klappen geven. Daar hebben hun van gemaakt: met de dood bedreigd. Het is bewust gedaan om mij van de straat te halen.

Rechter: U was niet op uw hoede toen Jacqueline er bij stond. U zegt: ze stond er anders nooit bij. Denkt u dan niet: hé, wat is dit nu?

Holleeder: Nee. Ik ken Peter al zo lang, ik heb niet gedacht: waarom staat ze erbij. Op dat moment heb ik mij dat niet gerealiseerd. Later hoorde ik dat ze net daarvoor verklaringen hadden afgelegd.

Rechter: “Ik heb haar niet aangesproken over Sonja omdat zijn vrouw erbij was. Opvallend is dat Peter mij bleef provoceren.”

Holleeder: Dat was wel opvallend. Ik had het gezegd, ik ging weg en als ik bij mijn motor was, zei hij weer wat. Dan ging ik weer terug om door te praten, dan weer naar de motor, dan zei hij weer wat. Daar ben ik ingetuind, niet wetend wat er speelde,

Stempher: Wat ik proef is dat het wel altijd aan een ander ligt.

Holleeder: Wat is dit nou voor vraag?

Stempher: Mijn zussen hebben dit in elkaar gezet, er is van tevoren gebeld, er was een getuige bij, u bent geprovoceerd, u kunt er niet veel aan doen

Holleeder: Dat is altijd zo als mensen dingen in elkaar zetten. Dat zie je achteraf.

Stempher: Misschien was hij wel doodsbang omdat hij zwaar werd bedreigd.

Holleeder: Ik ken hem al 35 jaar, hij weet hoe ik ben, het is een spelletje geweest.

Stempher: U bent twee keer veroordeeld tot aan de Hoge Raad voor bedreiging

Holleeder: Nou en? Hij kent me toch? Schei toch uit. Het begint een beetje flauw te worden.

Stempher: Misschien spreekt u flauwekul. Ik laat het hierbij.

Holleeder: Dat doet u steeds. Ik snap wel wat u aan het doen bent, maar dan stop ik met vragen beantwoorden. Ik vertel gewoon hoe het is, maar als het elke keer van die kinderachtige vragen zijn om aan te tonen dat ik de slechterik ben, daar heb geen zin in, dan ga ik die vragen van het OM niet meer beantwoorden, ik ben er klaar mee. Elke keer suggesties wekken, dat wordt een beetje flauw.

Rechter: Het sterkste is als je ook op kinderachtige vragen een volwassen antwoord geeft.

Holleeder: Dat doe ik, maar dan blijven ze doorzeuren.

Rechter: We zullen kijken wie dit het langst volhoudt.

Sander Janssen: Holleeder is regelmatig verbaasd over de vraagstelling door het OM.

Stempher: Het gaat om een onherroepelijke veroordeling, hallo!

Janssen: U heeft geen hallo tegen mij zeggen. U hoeft niet zo geagiteerd reageren, ik constateer een waardeoordeel in uw vraagstelling.

Rechter: “Het laatste halfjaar voor mijn aanhouding was het uit met Sandra omdat we ruzie hadden over haar zoon. Sonja deed toen weleens de was voor mij.” Wie deed dat nog meer?

Holleeder: Sonja deed het in de periode dat ik nog een andere flat had, waar Sandra niets van wist. Vriendinnen waar ik mee was, die deden gewoon de was.

Rechter: IJmuiden?

Holleeder: Dat deed mijn moeder.

Holleeder: “Sonja haalde weleens geld voor mij bij Astrid. Vanaf 2013.” Wie deed dat nog meer?

Holleeder: Sandra.

Rechter: “Ik ging misschien een keer naar de wc bij haar, maar dat deed ik meestal bij mij moeder. Daarvoor deed Sandra de was. We waren toch samen? Ze kreeg geld van mij, ik heb Sandra en Sonja niet als voetveeg gebruikt.”

Holleeder: Zeker niet.

Rechter: “Ik heb nooit geld van Sonja zelf bij Endstra ondergebracht. Voor 96 deed ik geen zaken met Endstra.” Over haar verklaring zegt u: “Sonja zegt dat mijn moeder niet wilde dat ik na mijn vrijlating bij haar ingeschreven stond. Dat klopt, dan werd ze gekort op haar bijstandsuitkering.” Hoe oud was ze dan?

Holleeder: Dat zei mijn moeder, en dat wist ik ook

Rechter: Dat is niet bij AOW. Maar goed. ’t Is ingewikkeld.

Holleeder: “Ik heb nooit een foto van Thomas van der Bijl aan Cor gevraagd. Ik kan aantonen dat het niet waar is dat ik tijdens een bezoekuur Sonja in haar oor heb gefluisterd of ze de foto hebben gevonden en of die in het dossier zat.”

Holleeder: Toen zat ik al in de EBI.

Rechter: “Thomas is op 20 april 2006 vermoord, op 27 april ben ik overgeplaatst naar Vught. Toen was er nog niemand aangehouden, dus was er nog geen dossier. Op die afdeling is bezoek achter glas. Ik kan nooit iets in een oor hebben gefluisterd.” In het verificatieonderzoek is nagegaan hoe de situatie was. Er zijn foto’s van de bezoekersruimte, waar te zien is dat er 30 centimeter hoog glas is op de tafels. Kun je daar niet overheen?

Holleeder: Dat is niet de EBI. Dat is de gewone. De EBI is gewoon glas. Mag je elkaar niet aanraken, helemaal niks.

Rechter: U zegt: dat verificatieonderzoek is aardig, maar heeft niks met de EBI te maken.

Holleeder: Nee, en ook niet met de landelijke afzondering.

Rechter: Van 28 april 2005 tot 1 juni 2006 zat u in landelijke afzondering, daarna in de EBI tot u op 24 december 2007 naar de PZ Scheveningen ging. Op 13 januari 2008 weer naar de EBI in Vught, op 4 februari 2008 naar De Schie in Rotterdam.

Holleeder: In De Schie heb je gewoon bezoek, maar wel onder toezicht en dat wordt ook opgenomen.

Rechter: “Ik heb nooit tegen Sonja gezegd dat ik iemand had in de Houtmangroep die heeft gezegd dat George van Kleef zou worden vermoord, dan had ik hem wel laten waarschuwen.” Waarom?

Holleeder: Waarom niet? Als ik dat had gehoord, had ik wel gezegd dat hij op moest letten. Het is een heel aardige jongen.

Rechter: “Sandra heb ik leren kennen via Sam Klepper. Ze kwam met Ria Eelzak in broodjeszaak Anton in de PC Hooftstraat. Ik sprak daar ook weleens af met Sam en John en ik zag Sandra ook weleens bij Maike Dijkhuis. De dag na de dood van Sam heb ik haar gezien bij de vader van Sam voor de deur en in het clubhuis van de Hells Angels. Daarna heb ik haar een aantal keren gesproken samen met Johnny. Ik kreeg een relatie met Sandra doordat ik af en toe bij haar op bezoek ging op verzoek van Endstra en John. Soms ging het over Jocic. Sandra is een knappe vrouw en dan gebeuren zulke dingen. Ik heb vóór 2006 niet met Sandra samengewoond. Ze was wel regelmatig bij mij, ik niet bij haar, vanwege haar kinderen. Ze maakte mijn huizen schoon en deed de was. Ze had niet de sleutel van de flat in IJmuiden. Het is niet waar ik Sandra’s geld van Endstra heb. Toen ik vastzat in Kolbak pakte Sandra elk jaar ongeveer 100.000 euro van mij. Vanaf 2006 gaf ik Sandra elke maand 6000 euro.” In het verificatieonderzoek zegt ze in haar verklaring bij de rechter-commissaris van 11 mei 2017 dat ze niet op regelmatige basis geld van u kreeg, maar dat u weleens de boodschappen betaalde. Elizabeth Klepper, de zus van Sam zegt, dat in haar huis nooit geld van Sam gelegen heeft.

Holleeder: Ik heb Sandra altijd die 6000 euro per maand gegeven, dat ging door toen ik vastzat, en daar heeft ze ook boodschappen van gedaan. Het is flauw, maar wel begrijpelijk dat ze dit zegt, ze wil niet nog een aanslag hebben.

Rechter: Waarom deed u dat?

Holleeder: Ze moet toch ook eten?

Rechter: Had u nog een relatie met haar?

Holleeder: Ze kwam langs elke week. Ik belde elke dag met haar.

Rechter: Sonja en Astrid regelen een huisje voor u in Apeldoorn als u vrijkomt, waarom bent u niet bij Sandra in getrokken?

Holleeder: Ik wilde het eerst even op mijn gemak hebben, de media, alles, eerst de kat uit de boom kijken.

Rechter: Kwam Sandra bij dat huisje?

Holleeder: Ze is er ook een keer geweest, maar het was best ver weg.

Rechter: “Sandra heeft altijd geweten welke liquidaties door Sam en John zijn gepleegd, bijvoorbeeld Erwin Tra. Die is doodgeschoten omdat hij Sandra had beledigd. Dat is mij verteld door Sam, door John, de Allesweter en door Sandra zelf.”

(Erwin Tra is geliquideerd op 20 december 1993 in de Scheldestraat in Amsterdam)

Holleeder: Dat klopt.

Rechter: Dat is nogal iets, iemand omleggen omdat hij iemand heeft beledigd.

Holleeder: U kent het verhaal van Friedlander. Die wilden ze omleggen alleen al om dat hij aan de deur had gebeld. Dat was Spic en Span.

Rechter: Er zijn in 1993 twee Joegoslaven vervolgd voor de moord op Tra. Die zijn vrijgesproken in 2009. Volgens het OM was Klepper de opdrachtgever. Tra had veel vijanden. “Sandra wist van de aanslag op Ronald van Essen, dat Sam en John dat hadden gedaan. Ik heb ruzie met haar gehad over haar zoon Mitri, die kwam in Excalibur, waar Hoekman werkte. Ik had een contactverbod met Hoekman en mocht niet via anderen contact met hem hebben. Ik heb Mitri gezegd dat hij daar niet meer mocht komen. Hij begreep dat, maar hij hield zich er niet aan. Sandra loog daarover tegen mij.”

Holleeder: Ja. Ik heb Mitri gezegd: “Als je daar komt, moet je het tegen mij zeggen, want dan kom ik hier niet meer.” Ik wist niet dat hij er werkte, alleen dat hij er weleens ging biljarten. Hij zei: “Ik ga er niet meer naar toe.” Ik hoorde achteraf van Astrid dat hij daar werkte. Sandra wist dat ook. Het was een voorwaarde van mijn schorsing in Andes.

Tammes: Waarom zou hij daarover tegen u liegen?

Holleeder: Dat weet ik niet, maar dat heeft hij gewoon gedaan. Ik had liever gehad dat hij het eerlijk zou zeggen.

Rechter Mildner: Waarom heeft hij het verzwegen?
Holleeder: Mitri liegt altijd over alles. Daarover heb ik ruzie gehad. Het is ook niet meer dan dat. Astrid is naar me toegekomen, die heeft dat verraden. Ik vond het ook een rotstreek.

Rechter Mildner: Was die voorwaarde zo streng?

Holleeder: Ik mocht geen contact hebben met de mensen die erbij betrokken waren. Dus ook niet met Hoekman, ook niet via derden. Daarom heb ik gezegd: dit wil ik niet. Ik heb dat direct tegen Sandra gezegd.

 

(R2 gaat er nog ver op door, Robert Malewicz legt uit dat het er helemaal niet om ging dat Mitri daar niet mocht komen, maar dat Mitri en Sandra erover hadden gelogen)

 

Rechter: Contactverbod gaat niet zover dat je een derde niet mag zien.

Holleeder: Dat begrijp ik, maar ik wilde dit risico niet, ik heb dit duidelijk besproken met meester Franken en met Sandra: ik moest dit vermijden om de schijn te vermijden.

Rechter: Over de verklaring van Sandra, over het schelden op haar zoon, zegt u: “Dat klopt. Anders gaat hij liggen zoals ik zijn vader heb laten liggen. Het kan zijn dat ik loop te schelden en te tieren, maar dat maak ik later weer goed. Het kan best dat ik die dingen heb gezegd. Ik heb tegen Sandra gezegd dat ze mijn spullen moest pakken. Ik wil wel zeggen dat ik niet betrokken ben bij de liquidatie van Sam Klepper.”

Holleeder: Klopt.

Rechter: “Sandra vond het ook niet leuk dat ik andere vriendinnen had. Het is niet netjes, maar zo ben ik altijd geweest. Ik denk dat Astrid en Sonja van alles tegen haar hebben verteld om mij tegen haar op te stoken.”

Holleeder: Ik kan daar wel een voorbeeld van geven. Niet nodig?

Rechter: Doe het maar. Gooi het er maar uit!

Holleeder: Een vriendinnetje woonde in de Jordaan, vlakbij mijn moeder, die kon zo die straat in kijken. Ze woonde in een oud schoolgebouw waar appartementen van waren gemaakt. Astrid was bij mijn moeder, ik zei: ik ga even de Jordaan in. “O, dan loop ik effe met je mee.” Dan vraagt ze: “Waar woont dat meisje nou?” Ik zeg: “Wat maakt dat nou uit?” Ze zegt: “Nee, als er met mama wat is en ik ken je niet bereiken.” Ik zeg: “Die woont hier.” Bij het hek staan brievenbussen. Ze zegt: “Welk nummer dan?” Ik zeg: “Wat maakt dat nou uit?” Ze zegt: “Voor mama, je weet het toch?” Dus ik zeg het nummer. Een week later was op de brievenbus geschreven, met verf: slet. Het meisje zegt: “Dat zal wel door jou komen.” Ik zeg: dat ken niet, niemand weet dat ik daar kom. Ze had iemand die haar vaak belde, die haar lastig viel, ik dacht: dat zal die knakker wel zijn. Een week later lag er stront in de brievenbus. Toen heeft dat meisje aangifte gedaan, maar die man was het niet. Achteraf weet ik dat Astrid en Sandra verraaien hebben welke vriendinnetjes ik had. Dat is typisch Astrid. Op die manier trekt ze Sandra erin. Dat was mijn voorbeeld.

Tammes: U weet het niet, u denkt het. Dat Astrid dat aan Sandra heeft laten zien.

Holleeder: Dat klopt.

Tammes: Dank u.

Holleeder: Ik denk het.

Rechter: De Fiod is achter haar geld in Liechtenstein gekomen. Ze heeft tien miljoen opgehaald met Hillis, de rest die ze moest betalen had ze cash in Nederland liggen. 1 miljoen voor de beveiliging van Mieremet heeft ze aan mij gegeven in de PC Hooftstraat.

Holleeder: Ik heb dat miljoen afgegeven aan Mieremet. Hij heeft er auto’s met pantserglas voor gekocht.

Rechter: Sandra begreep uit de verhoren dat de Fiod achter haar geld in Liechtenstein was gekomen. U heeft Sandra geadviseerd van de inkeerregeling gebruik te maken. “Sandra heeft op advies van Astrid geld van de rekening in Liechtenstein gehaald en in een kluis gelegd, om de twee of drie jaar moet ze daar naar toe om de huur van de kluis te verlengen. Ze heeft nu een groot probleem, ze riskeert gevangenisstraf en komt nooit meer van haar belastingschuld af. Ik ben ervan overtuigd dat Astrid haar heeft overgehaald om mee te liegen zodat justitie haar problemen kan oplossen.”

Holleeder: Zitten is één ding, maar als je de belasting op je nek hebt, is je leven over, daar kom je nooit meer vanaf, dat is echt een straf.

Rechter: U zegt: “Sandra’s verklaring, over wat ik gezegd zou hebben toen ik dronken was, is haar door Astrid ingefluisterd. Dat moet ondersteuning zijn voor de verklaring van getuige Q5. Maar het is niet waar. Ik praat nooit over dingen waar ik mee bezig ben, zeker niet als ik dronken ben. Ik ben niet gek. Ik sprak nooit binnen.”

Holleeder: Dat klopt.

Rechter: Dan heb ik ook een flauwe. Een paar dagen geleden, toen ik u dat in de mond legde, zei u: “Ik ben een buitenmens.” Nu zegt u: ik sprak niet binnen, je moet voorzichtig zijn.

Holleeder: Het is niet zo dat ik alleen een buitenmens ben omdat iets niet gehoord mag worden, ik ben altijd buiten, dat vind ik lekker.

Rechter: Er klinkt door dat er iets verborgen moest blijven.

Holleeder: Dit is een voorbeeld dat ik nooit binnen zou praten. Als ik over Goudsnip praat, met Sonja, praat ik ook buiten, dan zeg ik tegen Sonja: leg je telefoon even weg.

Rechter: “Toen Klepper was geliquideerd heb ik voor mijn veiligheid samen met John geslapen in de woning van Nicky Visser in de Van Eeghenstraat. Nicky Visser wist dat niet. Na die nacht ben ik daar nooit meer geweest. Het is onzin dat Sandra mij in de Van Eeghenstraat eten heeft gebracht na de liquidatie van Cor en dat ik toen blij was en heb gezegd: ‘Weet je wel hoe lang dit heeft geduurd?’”

Holleeder: Dat is logisch ook dat ik daar niet ben geweest. Mieremet heeft mij altijd willen vermoorden, nadat hij dat in 2002 in De Telegraafhad gezegd. Ik zou daar na die tijd nooit meer in die buurt komen.

Rechter: U heeft dit niet gezegd?

Holleeder: Nee natuurlijk niet, het is gewoon een smerige leugen.

Rechter: U zegt: “Ik had toen zelf een flat in Amstelveen.”

Holleeder: Die had ik in januari 2002 voor een jaar gehuurd, in juni 2002 had ik een flat in Den Haag en ik had die flat in IJmuiden.

Rechter: Volgens het verificatieonderzoek kon u tot ver in 2003 terecht in het appartement van Moniek K. in de Van Eeghenstraat.

Holleeder: Daar had ik de sleutel nog van, maar ik ben er niet meer geweest.

Rechter: Nicky Visser verklaart dat u tot 2004 de sleutel had en het appartement kon gebruiken.

Holleeder: Ja, maar ik heb het niet gebruikt.

Rechter: “Astrid heeft Sandra ook ingefluisterd dat ik met de vrouw van Flap naar bed ben geweest, toen Flap vastzat.” Dan zegt u: “Sandra kent Flap helemaal niet.” Wat doet dat ertoe?

Holleeder: Zij zegt dat zij dat weet. Sandra kent die Flap helemaal niet. Dat kan ze alleen maar van Astrid of Sonja hebben.

 

(na berichten over dit item op internet reageert de vrouw van Flap: ze is geschokt, ze is al tientallen jaren gelukkig getrouwd met Flap, is oma, heeft nooit een relatie met een andere man gehad en heeft Holleeder nog nooit gezien)

 

Rechter: Over de communicatie met de zussen. Wat Astrid zegt over gebaren die ik maakte, is onzin. “Als ik buiten loop, kunnen die geobserveerd worden.” Dan denk ik: wat zegt dat nou? Als ik zó doe, doe ik dan iets aan mijn kraag of suggereer ik dat een ander zijn hals moet worden afgesneden?

Holleeder: Als je zó doet, kan het ook zijn dat je geen drank meer hoeft (gelach). Ik heb het nog niet gezien, ik heb gehoord dat ze pistoolgebaren maakte. In Kolbak is mij verweten, bij Thomas van der Bijl, dat ik zó deed. Toen ik in 2012 in een kroeg zat en zó deed, kwam ik erachter: hé, dat is dat. Het gebaar met de hand voor de hals: ik hoef niet meer. Dat pistoolgebaar is een ander verhaal.

Rechter: Wat Astrid zegt: twee vingers en een duim.

Holleeder: Dat heb ik nooit gedaan, dat is onzin. Als je dat doet, dat slaat helemaal nergens op.

Rechter: “In het algemeen was ik gewend nooit binnen over zaken te spreken. Ook niet over legale dingen.” Dan heb je niet veel te bespreken binnen, denk ik dan. (gelach)“Met mijn zussen ging ik naar buiten als het over de Achterdam ging of over de film.” Over de fluistertape zegt u: “Ik praat weleens zacht, maar dan gaat het altijd over de Achterdam.”

Holleeder: Onder andere.

Rechter: Ook over de lokker.

Holleeder: Nee. Astrid kwam binnen met het verhaal over de lokker. Daar zat een meisje bij. Zij begon te fluisteren. Zij maakt er Ter Haak van. Dat heb ik helemaal niet gezegd. Stel dat ik dat nou gezegd zou hebben: ze weet toch dat ze het opneemt? Dan had ze de naam van Ter Haak toch een keer kunnen herhalen? Dat heeft ze niet gedaan. Zo heeft ze dat bij Thomas van der Bijl ook gedaan. Zij zegt wat over Thomas, ik zeg niks. Zij weet wat haar doel is met die opnames, ik heb de naam van Thomas nooit in de mond gehad en ik heb ook geen Ter Haak gezegd.

Rechter: U zegt: “Astrid begon meestal te fluisteren. We zijn allemaal gesloten, we praten nooit over zakelijke dingen waar anderen bij zijn. Dan legden we de telefoon weg, dat deden we automatisch.” U zegt: “Ik erken niet dat ik dwingend was naar mijn zussen, met Astrid in ieder geval niet, met haar vrijwel nooit contact. Ik vroeg Sonja wél dingen voor mij te doen. Die zei het echt wel als ze iets niet wilde. Als de Rem zegt dat ik dominant was in de familie: dat is onzin, ik heb altijd mijn eigen leven geleid en gewerkt, iedereen heeft ervan geprofiteerd.” Hoezo?

Holleeder: Als ze geld nodig hadden, kregen ze het.

Rechter: Met Cor had u goed contact tot 1996, daarna niet meer dagelijks.

Holleeder: Sonja bleef ik gewoon zien.

Rechter: Over Peter de Vries zegt u: “Gaandeweg maakte Peter Cor warm voor een boek over de Heinekenontvoering. Iedereen was erop tegen, maar Cor zette zijn zin door. Ik zag aankomen dat dit ons ons hele leven zou achtervolgen. Ik heb toen met Cor wel een aantal afspraken gemaakt. Bijvoorbeeld dat wij konden bepalen wat er wel en wat er niet in het boek komt te staan. Ook hebben we toen afgesproken dat de opbrengst van het boek naar Sonja zou gaan. Cor heeft aan Peter het verhaal verteld dat we kwijt wilden. Peter moest opschrijven wat Cor zei. Als Peter kritische vragen stelde verzon Cor gewoon een antwoord. Met name als het om ons geld ging. Ik heb bij de gesprekken met Peter gezeten, omdat ik wilde opletten dat Cor niet door Peter zou worden bespeeld.” Toen u wist dat u zou worden overgeplaatst naar Sint Maarten belde Cor met Peter en Peter vroeg om de vluchtnummers te achterhalen. Dan konden ze in hetzelfde vliegtuig mee. U had nog wat geld en u wist niet of u dat bij de douane in Sint Maarten kwijt zou raken. “Cor zei toen dat dit iets was voor Peter, en dat Peter zich dan gelijk kon bewijzen. Peter twijfelde en vroeg nog of het losgeld was. Cor zei: “Ja, het komt uit die zak.” Peter heeft toen tegen Wim Hofland gezegd dat die het geld mee moest nemen in de tassen waarin de camera’s zaten. Hofland wilde het niet doen.”

Het ging om wat De Vries wist over het losgeld. De primeur had hij toch al?

Holleeder: Dat boek heeft hij pas daarna geschreven. Hij wilde de primeur met het meevliegen. Dan had hij de beelden en de foto’s.

Rechter: Bent u het begin van zijn carrière geweest?

Holleeder: Ik denk wel dat de Heinekenontvoering het begin van zijn carrière was. Ik niet, Cor heeft hem erbij betrokken.

Rechter: Cor zei daarna over De Vries: “Die hebben we aan een touwtje.” U zegt: “Het was geen losgeld, het was geld van Grifhorst. Peter en ik hebben elkaar daarna lang niet gezien, pas nadat ik niet meer met Mieremet omging, zag ik Peter weer een enkele keer. Toen heb ik hem ook de opnames gegeven, waarvan Endstra heeft gezegd dat die bij Bram Moszkowicz op kantoor zouden liggen. Later heeft Peter die opnames ook uitgezonden.” Dat ging over die inkijkoperatie?

Holleeder: Ik heb al die opnames, ook van Beckers (de advocaat van Ria Eelzak), en van Ronald van Essen met Willem de Jager, aan Peter de Vries gegeven

Rechter: Wat heeft hij ermee gedaan?

Holleeder: Bewaard en het is in mei 2006 uitgezonden.

Rechter Somsen: In het voorjaar van 2015 werd bekend dat uw zussen een verklaring hadden afgelegd. Uw schriftelijke verklaring is van een half jaar later. U zegt dat u het heeft opgeschreven vanuit emotie. Maar als je schrijft, kun je goed over iets nadenken?

Holleeder: Ik ben sowieso niet zo’n schrijver, de emoties zitten er tot de dag van vandaag nog in. Wat mij gebeurd is, is voor iedereen onbegrijpelijk, we waren zo’n hechte familie, ik vind het best moeilijk.

Rechter Somsen: Het zijn 127 pagina’s, op papier. Daar bent u een hele tijd mee bezig geweest. Schreef u emoties weg, of zijn het feiten?

Holleeder: Ik heb antwoord willen geven op wat ze allemaal gezegd hebben. Daar zitten automatisch emoties bij.

Rechter Wieland: U zegt: “Ik was totaal verrast, we waren zo’n hechte familie.” Heeft u weleens nagedacht over de vraag of dat echt zo was? Mannen die elke dag hun vrouw in elkaar slaan en dan stomverbaasd zijn dat ze wegloopt.

Holleeder: Ik denk nog steeds dat het om geld gaat. Er is nooit iets anders dan een goeie relatie geweest tussen mij en mijn familie.

Rechter: Kan het zijn dat u dat verkeerd heeft gezien?
Holleeder: Nee, absoluut niet, ik heb nog steeds dat goeie gevoel over Sonja.

Rechter: U bent niet de vos die de passie preekt.

Holleeder: Nee, ik ben gewoon eerlijk.

Rechter: Ik moet oppassen met uitdrukkingen, ik weet het.

Sander Janssen: De vos die de wat? Dat ken ik niet.

Rechter: Ik zei het al: ik had het niet moeten doen.

 

(Er volgt een schorsing, daarna wil Holleeder graag iets toelichten over zijn geschreven verklaring: dat was niet zijn initiatief geweest, de rechtbank had geopperd dat het handig was als hij zijn eigen verhaal op papier zou zetten voordat de zussen gehoord zouden worden)

 

Rechter Mildner: Ik ga met u de opnames bespreken van opgenomen gesprekken met Astrid en Sonja. Ik begin met een gesprek waar geen opname van is, alleen een uitwerking. Het is van 5 maart 2013 en het gaat over petten. Astrid vertelt u dat ze een cursus heeft met iemand van de politie en die zei: “Bel me weer eens.” U zegt dan: “Nu weet hij dat ik met hem omga, dat we samen zijn met een motorclub.”

Holleeder: Ik ga om met een motorclub. Dat zou No Surrender kunnen zijn.

Rechter: U zegt dat ze maar naar die man moet gaan om te luisteren wat hij te zeggen heeft, of misschien ook maar niet. Astrid moet maar tegen hem zeggen, als ze vraagt naar petten, dat u dan echt bang voor die petten bent, omdat ze informatie kunnen geven, maar ook informatie kunnen maken. Platte petten kunnen informatie geven verkopen of laten maken. Petten die plat zijn kunnen heel ver gaan. Hoe weet u dat?

Holleeder: Ze heeft mij aangesproken. Dat klopt. Ook: doe maar niet. Dat verhaal gaat de ronde, dat weet ik van Sam Klepper. Mink heeft ook gezegd: die petten geven door waar je woont. Zo wordt erover gepraat in de onderwereld.

Rechter: Dus niet uw eigen ervaring?

Holleeder: Nee, ik heb geen petten, ik zie er niks in, ik heb er nooit mee te maken gehad.

Rechter: Als afnemer kun je bepalen: verzin iets.

Holleeder: Ik ken ook geen petten, wat ik weet dat dit wel gezegd is in de tijd van Mieremet en Klepper, die deden dat zo.

Rechter: Ze hadden tegen Astrid gezegd dat ze benieuwd waren hoe u het had opgelost. Gaat dat over de klap van Dick Vrij?

Holleeder: Ik weet niet waar het over gaat.

 

(het gaat verder over telefoons, Holleeder zegt dat hij nooit een pgp-telefoon heeft gehad)

 

Holleeder: Ik heb ook nooit een iPhone gehad, ik heb nooit een laptop gehad, nu pas voor het eerst, van justitie, en dan is het nog met één vinger. Als de politie weet met wie ik afspreek, dat is omdat ik gewoon bel. Gewoon zo’n goedkope Nokia van tien euro.

Rechter: 29 april 2013. U zegt: “Kijk As, als ik drie jaar moet zitten…” Dan is er een fragment waar iets wordt gefluisterd, waar Thomas in voorkomt en dan zegt u: “Hier kunnen alleen maar verliezers uit voortkomen.”

Holleeder: Dat is uitgeluisterd. ‘Thomas’ is helemaal niet gezegd. Kunnen we dat niet uitluisteren voordat het OM begint, dat het duidelijk is dat dat daar niet gezegd wordt? Ook voor de tribune en de media. Anders krijg je vragen en moeilijk gedoe.

Rechter: Dat kan ik niet beloven. Wel dat we ook naar dit stukje gaan luisteren.

R1: Ook voordat het in de zittingzaal ter sprake komt. Uiterlijk donderdag willen we die fragmenten hebben.

Holleeder: Ik heb die banden al gehoord, ik weet dat het niet te horen is. Als het OM mij daar vragen over gaat stellen, is het belangrijk dat mensen zich realiseren dat die dingen niet te horen zijn.

Rechter Mildner: Ik denk dat niet dat de doorslag zal geven, wat mensen oppikken.

Holleeder: Ik word al drie jaar lang geconfronteerd met dat gezeur.

Rechter: Wat zei u dán?

Holleeder: Dat weet ik niet, maar ik heb zeker Thomas niet gezegd, dat wordt er ingefietst.

Rechter Mildner: We gaan verder. “Sonja heeft mijn leven verkankerd en dat van de familie van Cor en al die mensen die dachten dat ze geld kregen.” Wie zijn dat?

Holleeder: De familie van Cor; Jan en Frans; en Thomas, daar denk ik net aan, daar heeft Thomas ook over geklaagd: hij zou drie ramen krijgen als Cor iets overkwam. Dat heeft hij verklaard. Dat wist ik niet, dat heb ik gelezen, in een proces-verbaal van Thomas.

Rechter: Deze opnames heeft Astrid gemaakt vlak na de bedreiging van Peter de Vries, 30 april 2013. Het begint dat u tegen Astrid zegt: “Loop even met me mee.” U bent dan in het huis van Sandra. “Zij is echt bang, en hij ook” zegt u tegen Astrid.

Holleeder: Dat is niet waar.

Rechter: Het ging over meneer en mevrouw De Vries.

Holleeder: Het was naar aanleiding van het gesprek met Peter. Astrid probeert dat te koppelen aan een gesprek over Thomas, wat niet te verstaan is. En wat ik ook niet begreep.

Rechter: Astrid zegt: “Zij is echt bang, Wim.” U zegt: “Hij was ook bang.”

Rechter Mildner: U zegt: “Als ik drie jaar moet zitten, dan ga ik…

Holleeder: Ik ben heel boos.

Rechter: Over de film. “Kijk, ik heb mijn zin, ik pak 50 ruggen en als Sonja vervelend is krijgt ze niets meer. Dan pak ik alles. Wat hij heeft gedaan is onvergeeflijk.” Wie is hij?

Holleeder: Peter de Vries.

Rechter: Wat is onvergeeflijk?

Holleeder: Ik heb met Sonja gesproken. Zij zegt tegen mij: “Jij krijgt 25 procent van die film.” Ik heb gezegd: “Oké.” Dan komt Astrid de dag erna: “Nee hoor, ze gaat het weer anders doen.” Dan word ik boos. Ik weet niet dat ze al valse verklaringen hebben afgelegd. Peter weet het wel. Als ik ruzie heb, kan ik best schreeuwen, maar daarna is het weer over. Ik kon niet begrijpen waarom hij naar de politie is gegaan.

Rechter: Onvergeeflijk. U wist wel dat hij bang was.

Holleeder: Het is ook onvergeeflijk als je zo met elkaar omgaat. Meteen naar de politie. Dat heeft mij verwonderd. Ik ben een simpele jongen uit de Jordaan, ik ben geen jurist, iets kan op een normale manier onvergeeflijk zijn. Tot op de dag van vandaag is dat nog steeds onvergeeflijk. Normaal ga je niet naar de politie als je ruzie hebt.

Rechter: Ik ga verder. Meijer en Boellaard. U vindt dat ze een deel moeten krijgen.

Holleeder: Astrid fokt mij de hele tijd op. Ze komt mij provoceren.

Rechter: U zegt dan: “Als Sonja vervelend blijft, geef ik alles aan mijzelf en Meijer en Boellaard.”

Holleeder: Ja, dat zeg ik dan.

Rechter: U gaat het terugpakken, en dan zegt u: “Mijn broer heeft mijn geld weggegooid, Sonja en hij zijn hetzelfde.”

Holleeder: Wat mijn broer betreft: hij heeft zogenaamd nooit wat gehad, ik kan dat zo aantonen, maar ik beroep mij op mijn verschoningsrecht, hij is een lieve jongen die wel een misselijke verklaring heeft afgelegd, maar hiermee wil ik hem niet belasten.

Tammes: Dat belasten, over welk strafbaar feit hebben we het dan?

Holleeder: Als ik dat ga zeggen, ken ik het net zo goed helemaal gaan zeggen.

Tammes: Het verwondert mij, voor mij is dit compleet nieuw, volgens mij is hij nooit verdachte geweest. Misschien kunt u mij een beetje op weg helpen.

Holleeder: Nee, ik ga mijn broertje niet in de ellende brengen.

Tammes: Volgens mij verzint u het gewoon.

Holleeder: Dat zeiden ze vroeger ook tegen kleine kinderen.

Tammes: Ik stel een vraag aan meneer, maar hij wil geen antwoord geven.

Rechter Mildner: U zegt: ze wilde u afschepen met 12,5 procent, u wilde 25 procent. U zegt dan: “Ze mag die 50 procent houden, je zal zien wat ze doet, haar kinderen zullen niet één euro krijgen. Ik zal weleens klap in donker uitdelen, dat zweer ik op mijn eigen zoon.”

Holleeder: Dat zijn bedreigingen geweest, in die gesprekken schreeuw ik ook, soms ben ik ten einde raad, ik werd gek van die leugens, ik heb niet geweten dat het bedoeling was dat ik zou schreeuwen. Ik heb bedreigingen geuit, dat is niet correct, had ik niet moeten doen, maar ik ben gewoon Willem, ik ben een jongen van de straat, ik heb niks ondernomen. Het zijn verbale dreigingen. Dat mag niet, maar ik wist niet wat er speelde, ik ben er niet trots op en het hoort niet, maar ik ben Willem, een simpele jongen, ik had het niet moeten doen.

Rechter: “Dan schiet ik die zoon van Sonja als eerste dood.” U zegt: “Dat is mijn woede waarin ik dat zeg.”

Holleeder: Dat zijn dingen die ik tegen Astrid zeg, om haar onder druk te zetten. Ik heb dat niet bij Sonja gedaan.

Rechter: “Ze heeft al die tijd gezopen en gevreten van dat boek, denk je dat Cor de baas is? Wie is de baas?” Dan zegt Astrid: “Jij.”

Holleeder: We zijn allemaal de baas over het boek.

Stempher: Mag ik daar één vraag over zeggen? Cor ging over het boek, Cor was de baas over het boek. Over de film zou de verdeling zijn.

Holleeder: De discussie hier gaat niet over het boek maar over de filmrechten van het boek.

Rechter: U bent heel erg boos, Astrid merkt op dat ze u nog nooit zo boos had gezien over Sonja en de kinderen, omdat u die drie jaar boven het hoofd hangt.

Holleeder: Ja. Ze zegt het omdat ze weet dat ze het opneemt.

Rechter: Als Sonja niet doet wat u wil, zal u tossen wie het eerst van de twee, u bent er klaar mee.

Holleeder: Klopt

Rechter: Het gaat u om wat u zich op de nek heeft gehaald met Van der Bijl en al die mensen.

Holleeder: Al die mensen – Rem, Thomas, Adje- haatten mij omdat ze dachten dat ik de Achterdam had en dat ik die had ingepikt.

Rechter: Tegen Astrid: als u één dag binnenzit, gaan die kinderen het eerst. Dan bedoelt u de kinderen van Sonja. Er is nog een andere opname: Astrid komt in het huis van Sandra en zij vraagt dan of u een abonnement op haar heeft.

Holleeder: Dat zal een geintje zijn.

Rechter: Het gaat over Stijn Franken, dat die excuses van u aan Peter de Vries heeft gestuurd. Dan zegt Astrid dat zij het ook willen voorkomen want ze zijn echt bang.

Holleeder: Ik heb het met Peter de Vries uitgesproken, vervolgens gaat hij een spelletje spelen met Astrid, dat is gewoon een misselijke streek.

Rechter: Een volgend gesprek met Astrid. U bent nog steeds heel boos op Sonja, “als ik haar vanavond tegenkom, sla ik haar het ziekenhuis in.” Dan is er een fluisterpassage: “Endstra heeft me ook willen pikken, daarom heb ik het gedaan.”

Holleeder: Het woord Endstra is niet te horen. Ik kan bedoeld hebben: regel het nou zelf maar. Het gaat over Boellaard en Meijer.

Rechter Mildner: U zegt: “Ik sla haar harstikke dood, sla haar tanden eruit, ik breek haar neus en haar kaak, ze neemt jou ook in de maling.”

Holleeder: Ik zeg steeds wat anders, ik verzin maar gewoon wat, het is niet zo dat ik één ding zeg en dat steeds herhaal, ik zeg steeds wat anders omdat ik toch aan het zoeken ben. Het is niet goed dat ik dat gezegd heb, maar er was wat en dat wilde ik weten.

Rechter: Een gesprek van 17 oktober 2013: Ferry heeft gebeld, over Korterink in Thailand. Astrid vraagt u of u had gelezen – en dan is er iets niet te verstaan – “motor had bestuurd.”

Holleeder: Dat gaat over Fred Ros.

Rechter: Dan zegt u: “Dat heeft in al die boekjes gestaan. Maar dat is niet zo. Zal ik jou een geheimpje vertellen?” Dan zegt u iets dat niet is te verstaan en dan zegt Astrid: “Dat was ‘m, dat was ‘m, dat wist ik niet.”

Holleeder: Ik heb tegen haar gezegd dat ik het niet weet. Ik heb helemaal niet gezegd dat Fred Ros niet op de motor heeft gereden.

 

(Er ontstaat een discussie over wat er wel of niet op de tapes staat. De rechter maakt gebruik van een oud dossier waar veel nieuwe gegevens niet in opgenomen zijn. Officier van justitie Tammes vindt het vreemd dat Holleeder zich bepaalde dingen niet herinnert)

 

Holleeder: U bent iets aan het maken dat helemaal niet te  horen is, dat is toch te gek voor woorden.

Advocaat Malewicz: Er zijn heel veel dingen die niet kloppen (…) Er is een heel andere uitwerking dan die u nu voorhoudt.

 

(kennelijk is er iets fout gegaan in de communicatie van het OM en maakt de rechtbank gebruik van achterhaalde stukken, Tammes zal proberen een en ander boven tafel te toveren. Holleeder schampert iets over “een goede computer”)

 

Rechter: Een gesprek van 3 november 2013, tussen Astrid en u. Astrid zegt tegen u dat Sonja tegen haar heeft gezegd: “Waarom denk je dat Cor zo lang geleefd heeft? Ik heb hem altijd gewaarschuwd.” Dan zegt u: “Wat een hoer, hè?”

Holleeder: Dat gaat over de Achterdam. Omdat het niet klopt. Omdat het onzin is.

Rechter: Ze heeft hem niet gewaarschuwd.

Holleeder: Natuurlijk niet, er was toch niks.

Rechter: “Als ze praat over Cor, heeft ze een probleem.”

Holleeder: Ik en Cor hebben twee overvallen gepleegd, die zijn wel verjaard, maar witwassen is een voortdurend delict, als ze over Cor gaat praten, over die overvallen, dan heeft ze een probleem. In Goudsnip wilden ze ook die overvallen inbrengen.

Rechter: Het gaat niet over dat u achter de moord op Cor zit.

Holleeder: Zeker niet, want daar zit ik niet achter.

Rechter: U zegt: “Dan moet ik het oplossen, meteen. Ik kan er niet mee leven.”

Holleeder: Ja. En dan stuur ik Meijer en Boellaard op ze af. Het is allemaal leuk en aardig, maar in die film zit ook een overval,

iedereen heeft er last van, behalve Astrid.

Rechter: Meijer en Boellaard wisten toch al lang dat ze bij haar moesten zijn.

Holleeder: Maar niet over die overvallen.

Rechter: U zegt dat u denkt dat Sonja met de politie praat. Mij klinkt het heel dreigend. Alsof u haar gaat vermoorden en dat Astrid zegt: doe dat nou niet, het is je familie.

Holleeder: Astrid weet precies wat er speelt. Ik erken alle bedreigingen. Had ik niet moeten doen. Maar Sonja vermoorden? Ik heb nog nooit iemand vermoord. Ik dreig, maar als u het laatste gesprek hoort, daar dreig ik in het begin ook, maar aan het eind van het verhaal zeg ik: “Maak je niet druk, het is klaar, niet meer liegen.”

Rechter: U zegt tegen Astrid: “Je moet tegen Sonja zeggen: ‘Hij weet het kenteken van de auto van Ritchie, dan gaat hij die Marokkanen laten zoeken.’” Die hij: dat bent u zelf? Sonja had tegen Astrid gezegd dat ze de auto had verkocht.

Holleeder: Dat van die Marokkaan heb ik wel gezegd, omdat de jongen die erin rijdt een Marokkaan is. Die jongen waar ze mee gaat.

Rechter: Welke Marokkanen bedoelt u dan?

Holleeder: Weet ik veel, ik zeg maar gewoon wat. Ik heb geen Marokkanen. Ik ken genoeg Marokkanen: van hallo, hé Willem, hoe is het?

Rechter: Astrid zegt daar wat anders over.

Holleeder: Ja, dat weten we nou wel. Ik heb geen Marokkanen die dingen voor mij doen, alleen van “Hé, hallo” en ik ben ze weleens tegengekomen met Puk (Lucas Boom), maar dit is gewoon een dreigement dat ik op dat moment verzin.

 

(Stempher heeft intussen de versie van de uitgewerkte tapes die de rechtbank had moeten hebben, maar kennelijk niet heeft gekregen)

 

Rechter: 5 november, een gesprek met Astrid, die vertelt dat Sonja gestresst is. Dan zegt u dat het nog maar even duurt, dan stapt ze in een hel. “Die knapen hebben ook stress.” Dan zegt Astrid: “Ik weet het niet, ik spreek hem eigenlijk nooit.”

Holleeder: Welke knapen?

Rechter: Dat weet ik niet. U zegt dan: “Ze weten dat er een moment kan zijn dat ik gek ben.”

Holleeder: Het gaat over het autootje van Ritchie, over dat soort flauwekul. Ik dreig alles, niet elke keer met hetzelfde, elke keer verzin ik wat.

 

Rechter: Het gaat ook over een nieuw horloge, daar zit condens in, dan zegt u: “Het zal toch niet zijn dat ze er wat in hebben gedaan.” Dat klinkt achterdochtig.

Holleeder: Er zat ineens vocht in.

Rechter: Wat dacht u dat erin zou zitten? Een camera?

Holleeder: (lacht)Een camera! Nee, dat niet.

Rechter: Gps, iets met afluisteren?

Holleeder: Zoiets.

Rechter: U zegt dat als u uw geld niet krijgt, dit het laatste is wat Sonja heeft gedaan. “Als Sonja gaat kloten, schiet ik haar dood à la minute.” U waardeert het erg dat Astrid hetzelfde is als u.

Holleeder: Ik dacht dat ze mij steunde, maar ze heeft mij er gewoon ingeluisd.

Rechter: U zegt dat Gerard in de stront kan zakken. Gaat dit over hetzelfde?

Holleeder: Ja.

Rechter: “Er komt 1 miljoen procent zeker een vervolg. Als je me op je af ziet stormen, dan weet je dat het klaar is.”

Holleeder: Er staat geen “me”. Ik heb geen vuurwapen, ik meen niet wat ik zeg, ik probeer alleen uit te zoeken hoe of wat.

Rechter: Een opname van 8 november 2013. U bent boos op Sonja, over haar deal met justitie. U zegt dat u Sonja bijna had doodgeslagen, het was maar goed dat Astrid er was.

Holleeder: Als je een deal sluit met justitie, denk ik dat je naar me toe komt. Dan had ik gezegd: “Goed gedaan.” Dat ze het verzwegen heeft, klopt niet. Het gaat om de film en een beetje respect.

Rechter: Het gesprek van 9 december, waarvan een deel is uitgezonden bij Pauw. U zegt dat u voor Sonja een kogelvrij vest gaat kopen. “Boellaard is een psychopaat,” zegt u. U zegt: “Gisteren was je niet zo stoer.” De avond ervoor was Luana Xavier in Amstelveen doodgeschoten, er was even sprake van dat het Sonja was. U was heel boos op Sonja, u loopt de horecagelegenheid uit, er is een enorme scheldpartij. Wat opvalt: Sonja wil een paar keer iets zeggen, ze krijgt geen kans, u zegt dat ze niet zo moet schreeuwen. U zegt: “Meijer en Boellaard zijn net zo kwaad als ik.” De familie van Cor is tegen u, dat komt door Sonja. “Er is gezeik met

Boellaard en Meijer, die hebben Deene er al op aangesproken.”

Hoe wist u dat?

Holleeder: Van Richard Deenen. Hier gaat het weer alleen over de film. Boellaard is geen kleuter, die heeft ook die douanier doodgeschoten, ik heb mij daar zorgen over gemaakt, ik heb gezegd: “Je weet niet wat er gaat gebeuren.”

Rechter: U zegt tegen Sonja dat ze ook doodgeschoten kan worden, “net als dat vrouwtje gisteren.” Ze heeft de boel in de maling genomen. Dit gesprek is de dag voordat u voor moet komen, voor de bedreiging van Peter de Vries. Sonja oppert dan om Meijer en Boellaard geld te geven. U zegt: “Die tijd is over.”

Holleeder: Ik vind dat hun een deel moeten krijgen. Ik zeg maar wat. Ik wil de boel onder druk zetten, ik verzin het op dat moment.

Stempher: Dat u in uw dreiging allerlei woorden gebruikt, daar wil ik best in meegaan. Het principiële punt was dat er betaald moest worden. Waarom nu niet meer?

Holleeder: Ze had elke keer een ander verhaal. Ik heb dat gezegd, ik weet ook niet waarom, ik plaag haar een beetje. Ik ben aan het dreigen en ruzie aan het maken. Als ik boos ben zeg ik dingen, waarom ik dit verzonnen heb, dat weet ik ook niet.

Rechter: Astrid loopt met u naar buiten. U zegt over Meijer en Boellaard: “Laat ze de kanker krijgen,” u bent niet bang voor ze. Dan zegt u tegen Astrid dat u dat tegen Sonja heeft aangedikt met dat kogelvrije vest.

Holleeder: Als ze een kogelvrij vest nodig had, had ze die al gehad, maar ik heb het verzonnen aan de hand van wat er de vorige dag was gebeurd. Met aandikken bedoel ik: als ik er 100 procent vanuit zou zijn gegaan, had ik dat vest gegeven.

Rechter: Die avond ging even rond dat het Sonja kon zijn.

Holleeder: Ik zag wel zo’n autootje staan als Sonja had, maar ik heb snel contact met haar gehad.

Rechter: U zegt tegen Astrid dat u even dacht dat het Sonja was. Het kon Astrid niet zijn, in de onderwereld hoorde u alleen goede dingen over haar. Welke onderwereld?

Holleeder: Waar zij mee omgaat, dat het een goed vrouwtje was, met boodschappen doen. Ik hoorde het van mensen die ik kende en die haar ook kenden. Ik heb niet zelf meegemaakt dat ze goed is voor criminelen.

Rechter: Waar denkt u aan?

Holleeder: Er was een Marokkaan aangehouden op het politiebureau, die had nog een dure klok om, die had zij mee teruggenomen.

Rechter: Sonja zegt: “Die man vindt jou gewoon aardig.” Dan zegt u: “Iedereen die mij niet kent en zoiets zegt, die is bang. Ik ben helemaal niet aardig, ik ben nooit aardig.”

Holleeder: Dat is plagen. Sonja probeert mij voor een karretje te spannen, zij gaat met die vriend naar dat meissie. Dat die man haar niet hoeft betalen. Voor de rest zeg ik maar wat.

Rechter: U zegt dan: “Ik ga je dit zeggen Box, weet je waarom ik hier nog sta? Omdat ik altijd heb geloofd in mezelf, ze liggen allemaal op de grond.”

Holleeder: Dat is de manier waarop ik het doe. Als mensen ruzie met elkaar hebben, kies ik geen partij.

Rechter: Over die vrouw die is doodgeschoten zegt u: “U weet precies waar het voor is, er is geen probleem.”

Holleeder: Ik heb er wel iets over gehoord. Van horen zeggen.

Rechter: Op 26 december heeft u een gesprek met Sonja. Ze is naar Amerika geweest, naar de filmset, daar bent u heel boos over.

Holleeder: Klopt.

Rechter: U wil meer respect, “die man speelt een spelletje.” Dat gaat over Peter de Vries?

Holleeder: Ze wil Boellaard en Meijer geen geld geven. Ze is een keer naar België geweest met Peter voor opnames. Toen heb ik gezegd: “Doe dat nou niet, dan krenk je die mensen nog meer.” Ze gaf me gelijk, “dat zal ik niet doen.” Dan gaat ze toch naar Amerika en als klap op de vuurpijl zet ze op Facebook een foto van haar en Anthony Hopkins. Dat vind ik flauw. Waarom moet je die mensen krenken? Ze had ook afgesproken met mij om het niet te doen.

Rechter: “Die man speelt een spelletje, je weet hoe ik ben, voor je ’t weet ligt hij op de grond, klaar, patsboem.”

Holleeder: Dan geef ik hem een paar klappen, dat had ik aan de deur ook willen doen, toen heb ik gezegd: “Moet ik het meteen doen?”

Rechter: U zegt ergens: “Ik blijf altijd bij mezelf.” En dan heeft u het over mensen die op de grond liggen, maar die zijn dan dood.

Holleeder: Ja, die zijn dood. Dat is wat anders dan een pak klappen geven.

Rechter: De film begint met overvallen, “daar komen praatjes van.”

Holleeder: Ja, daar krijg je een hoop gezeur mee. Die overvallen hebben we niet in het boek laten zetten. Peter wist wat we er niet in wilden hebben.

Rechter Wieland: Wie zijn die mensen waar u het over heeft?

Holleeder: De media, justitie, belasting, iedereen. Het slaat toch ook nergens op.

Rechter: Die overvallen, dat was toch geen onzin?

Holleeder: Nee, het ging met name over media. Je krijgt er alleen gezeik door. Dat boek blijft je al achtervolgen, zo’n film is één drama. Iedereen denkt dat dat maar normaal is, als je je straf uitgezeten hebt, dat ze een film van je maken en een boek over je schrijven, langzamerhand ben ik het nu ook wel zat.

R1: Zijn dat die overvallen waarover iedereen al het idee had dat u daarbij hoorde? Boten…

Holleeder: Daar doe ik geen uitspraken over.

Rechter: Cor was er wel bij?

Holleeder: Ik en Cor waren erbij betrokken

Rechter: Andere mensen?

Holleeder: Daar doe ik geen uitspraak over.

Rechter: Tegen Sonja zegt u dat u en Meijer en Boellaard in de hoek moeten staan omdat Sonja en Peter de Vries dat hebben besloten. Hij verdient de kogel. Misschien ga ik dat wel tegen Boellaard zeggen: “Geen geld? Schiet hem dood!”

Holleeder: Op dat moment heb ik dan weer wat nieuws verzonnen. (gelach)

Rechter: “Als Thomas zijn mond had gehouden was ik niet veroordeeld geweest, dan was er niks aan de hand geweest.”

Holleeder: Als Thomas niet had gedacht dat ik de Achterdam had gehad, had hij nooit een verklaring tegen mij afgelegd. Als Sonja gewoon geld aan iedereen had gegeven, was het nooit zover gekomen.

Rechter: Sonja zegt: “Cor had al twee jaar ruzie met hem.”

Holleeder: Thomas is een lang verhaal. Je kunt ruzie hebben, maar als je tegen Thomas zegt: “Als mij wat gebeurt, krijg jij drie ramen,” dan is die jongen daar vanuit gegaan. Ik weet dat Cor iedereen wat heeft beloofd. Daar zou een kern van waarheid in kunnen zitten. Thomas denkt: “Die Neus heb de Achterdam gestolen, die heb van mij die drie ramen.” Hij denkt dat ik Cor daarom heb vermoord. Thomas was al paar keer bij Sonja aan de deur geweest. Dat heeft Sonja verteld. Toen Cor overleden was, is Thomas met Rem aan de deur geweest en zijn ze zelfs naar Tangenberg geweest, de boekhouder.

Rechter: Sonja zegt: “Ik heb geen tering met iedereen te maken, ik heb helemaal geen geld.” Dan zegt u: “Boxer, je had het moeten regelen toen je het nog wel had.” Dan zegt zij: “Cor had het al verkocht aan Grifhorst.” U zegt dat u het gaat navragen bij Grifhorst.

Holleeder: Ik hoefde het niet bij Grifhorst na te vragen, ik wist wel hoe het zat. Ik ben wel naar Grifhorst geweest, maar omdat hij heel slecht lag. Ik heb een pondje paling meegenomen, dat heeft hij opgegeten, en ik had een paar haringen meegenomen.Rechter: Grifhorst schrok.

Holleeder: Cor, Robbie en Frans hadden met z’n drieën de Peperstraat in Zuid. Dat is overeind gebleven omdat Robbie er op tijd bij was geweest met het losgeld. Hij heeft er twee stukken Peperstraat bij gekocht en dat heeft hij verkocht aan Zweden. Frans had wel recht op geld. Ik niet. Robbie en Cor hebben besproken dat Frans 1 miljoen zou krijgen. Robbie heeft Cor 500 ruggen voor Frans betaald, Cor zou dat verder regelen. Cor heeft inderdaad geld naar Frans gebracht, dat is het verhaal.

Rechter: Ik vroeg waarom Grifhorst schrok toen hij u zag.

Holleeder: Omdat Frans bij hem aan de deur was geweest. Misschien dacht hij dat ik daar ook voor kwam.

 

(Dit is voor buitenstaanders moeilijk te volgen. De suggestie die Holleeder hier doet is dat Cor geld voor Frans had aangenomen en dat naar Frans had gebracht, die in Paraguay ondergedoken zat. Maar het lijkt erop dat Cor niet alles heeft betaald en dat Frans daar veel later, toen hij terug in Nederland was, Grifhorst op had aangesproken. Een paar jaar geleden was er inderdaad een verhaal dat Frans Meijer en Jan Boellaard hadden geprobeerd Netty Grifhorst af te persen. Toen lag Robbie al in dat verzorgingshuis)

 

 

Rechter: Waarom zou Grifhorst denken dat u daarvoor kwam?

Holleeder: Dat weet ik toch niet? Ik kom binnen, hij schrok, ik zeg: “Hé, hoe is het?” Ik heb wat met hem rondgereden, wat gedronken, klaar.”

Rechter: Sonja zegt tegen u: “Cor had het voor zijn dood al verkocht. Hij had ruzie met jou.” Dan zegt u: “Ophouden nou!”

Holleeder: Ik wist dat het niet waar was.

Rechter: U was boos omdat ze in Amerika was geweest. Dan zegt ze dat ze het niet heeft gezegd omdat u haar bedreigt. Dan zegt u: “Ik dreig niet.” Dan zegt Sonja: “Je dreigt niet, ik weet dat je doet.”

Holleeder: Dat heeft niks met liquidaties maken, ik kan wel iemand een klap geven.

Rechter: U legt Sonja uit dat ze niet naar Amerika moet gaan. Meijer en Boellaard mogen haar doodschieten, u gaat haar niet beschermen.

Holleeder: Wat ik natuurlijk niet meen.

Rechter: Het wordt een vervelend gesprek, u dreigt en schreeuwt: “Eén fout, één fout!”

Holleeder: Klopt.

Rechter: U zegt: “Er zijn veel mensen die bang voor me zijn.”

Holleeder: Dat is gewoon dreigen, stoere praat, ik verzin gewoon wat, maar er zit geen enkele lijn in, ik zeg maar gewoon wat. Het gaat hier om de laatste anderhalve bladzij.

Rechter: U zegt: “Ik trek ze aan een oor en zet ze een pistool op het hoofd. Zeg maar: hoe hebben jullie betaald?” Dan zegt Sonja: “Het was toch Cor zijn geld, en toen toch mijn geld, wie gaat mij afpersen, het is van de kinderen.” Dan zegt u: “Cor heeft iedereen wat beloofd.”

Holleeder: Dat is ook zo. Normaal gesproken had Sonja daar geen probleem van gemaakt. Als ik met Sonja de Achterdam had geregeld, had zij gewoon betaald. Dit is een Sonja die ik niet ken.

Rechter: U zegt: “Als jij je aan de afspraak had gehouden, was er niemand aan de deur geweest.”

Holleeder: Dat was de afspraak van Amerika, dat ze niet zou gaan. Ze had gezegd dat ze niet zou gaan.

Stempher: U was boos omdat u een afspraak heeft met Sonja die ze niet nakomt. In hoeverre was er überhaupt ruimte voor haar om wel te gaan?

Holleeder: Als ze gezegd had: “Ik wil wel” had ik wel oké gezegd. Die gesprekken moet je niet letterlijk te nemen. Hun hebben alles gelogen. Ik heb Peter ook van tevoren gezegd: “Ik wil niet dat Sonja daar moet jou naar toegaat.” Jan en Frans hebben recht op geld van de film, maar ze krijgen niks en dan ga je mensen nog even ogen uitsteken in het buitenland. Ik vind dat je dat niet moet doen, dat is bijdehand provoceren. Ik heb het met haar afgesproken, niet voor mezelf en niet omdat ik het haar niet gun, ik ben iemand die probeert problemen te voorkomen. Als Sonja iets niet wil, doet ze echt niet. Ze is harder dan u denkt. Het is een heel lieve vrouw, maar ze komt uit hetzelfde nest, net als ik. Astrid ook, alleen: Astrid is daar gemeen bij, dat is een gluiperd, dat zijn wij niet. Sonja heeft wel voor hetere vuren gestaan met Cor.

Sander Janssen: Wat meneer steeds vertelt is dat het hem steekt dat er een film wordt gemaakt over hem, waarbij hij niets te zeggen heeft en dat het ook weerslag heeft op de kinderen.

Rechter: U vindt Sonja een verrader omdat de film begint met een overval.

Holleeder: Ja. Ik praat eroverheen, ik realiseerde me dat ze het er moeilijk mee had, toen heb ik eerlijk gezegd: “Boxer, maak je niet druk, en maak je niet druk om de kinderen.”

Rechter: Er is een opname van 15 september 2014 met Astrid. Of u last heeft van de verklaringen van Fred Ros. Dan zegt u: “Je kunt het een beetje over Haak hebben.”

Holleeder: Het woordje Haak wordt niet gezegd.

Rechter: U bent blij hoe er verklaard is, dan zegt Astrid dat een voordeel is dat met Dino geen dealtje meer kan worden gesloten, dat dat in uw voordeel is. Dan zegt u: “Dat is precies wat ik nodig had.”

Holleeder: Ik beroep me op mijn zwijgrecht. Ik wil het niet over Dino hebben.

Rechter: Komen we bij de opname in de p.i., het gesprek tussen u en Astrid.

(Astrid beschrijft in Judas uitvoerig hoe ze die opnames heeft gemaakt, bij een bezoek aan de p.i. in Alphen aan den Rijn, samen met Sonja. In de zitting van 26 juni 2018 vertelt ze daar ook nog het een en ander over. Het gaat er hier vooral om dat Astrid zegt dat Holleeder hier de naam van Robert ter Haak heeft genoemd als ‘de lokker’: via hem zouden de daders hebben geweten waar Cor van Hout die fatale middag van zijn dood ging eten)

Holleeder: Ter Haak is niet gezegd.

Rechter: Er wordt veel gefluisterd.

Holleeder: Ik heb het allemaal uitgeluisterd. Het gaat over dat Cor is doodgeschoten. Er zit een vriendinnetje van mij bij, Astrid begint met fluisteren, dat gaat dat meisje niks aan.

Tot zover de behandeling op 15 februari. Op 28 juni kwam dit bezoek aan de p.i. (in Alphen aan den Rijn) uitvoerig ter sprake. Astrid vertelt dan gedetailleerd hoe ze de opname-apparatuur binnensmokkelde. Zie hier

 

 

Kogelregen op de A73

$
0
0

In de nacht van dinsdag 9 op woensdag 10 september 2008 is er op de A73 een van de meest geruchtmakende liquidaties uit de Nederlandse geschiedenis: de moord op Hans van Geenen (33) uit Oss. De daders zijn nooit gevonden. Maar in 2015 gebeuren er vreemde dingen: twee hoofdrolspelers van toen lijken op het nippertje te zijn ontsnapt aan een poging tot liquidatie.

Donderdag 1 januari 2015. Martien Reuvers ligt om half negen ’s avonds op de bank, in zijn woning in Oijen. Zijn zoon belt dat hij zo even langs komt. Zijn vrouw is boven aan het strijken. Ze is dan ook niet verbaasd als ze even later een witte BMW stationcar aan ziet komen. In zo’n auto rijdt hun zoon. Ze loopt naar beneden en zet de voordeur vast open. Vreemd genoeg komt er niemand binnen, pas veel later meldt hun zoon zich.

Martien: ‘Vreemd, natuurlijk. Ik heb camera’s hangen, ik heb de beelden teruggehaald en dan zie je dat er eerst twee mannen in precies net zo’n witte BMW stationcar langs het huis rijden, terugrijden, parkeren. Je ziet hen uitstappen. Eén heeft een hand in zijn zak en draagt een kogelwerend vest. Ze lopen naar de voordeur, maar lijken verrast doordat die ineens opengaat. Je ziet hen overleggen en weglopen. Ik denk dat ze iets op touw wilden zetten.’ Martien is ervan overtuigd dat de mannen een aanslag op hem in de zin hadden. Sindsdien gaat hij zelden nog de deur uit zonder kogelwerend vest.

Woensdag 1 april 2015. Bianca van der Heijden, weduwe van Hans van Geenen, heeft een autorijschool in Oss. Ze heeft een afspraak met een nieuwe klant. Hij had de vorige avond gebeld en zal nu langs komen om de papieren te tekenen en te betalen.

Bianca: ‘Hij klonk wel wat raar, alsof hij een stemvervormer gebruikte, of zijn neus dichtkneep.’ Hij had nogal haast: hij wil het hele pakket en alles in één keer vooruit betalen. Bianca vertrouwt het niet helemaal en vraagt voor alle zekerheid of haar moeder erbij wil zijn. De jongen belt aan. Hij draagt een petje, kijkt naar beneden en praat onduidelijk. Bianca laat hem binnen en loopt zelf meteen door naar boven om papieren te halen. De woonkamer is direct na een kleine hal. De jongen blijft in de woonkamer staan wachten, bij de moeder van Bianca. Zodra Bianca terugkomt van boven, richt de jongen zijn wapen op haar. In een reflex duikt ze weg en draait ze haar arm naar voren. De kogel schampt haar onderarm en slaat in de bank. ‘Daarna haalde hij de trekker nog een paar keer over, ik denk een stuk of vijf keer, maar er gebeurde niets. Ik voelde elke keer bij mijn buik een soort luchtdruk. Toen rende hij weg. Ik rende achter hem aan. Hij ging rechtsaf de straat uit, ik kon hem tot de hoek volgen. Hij rende achter de speelplaats langs, de woonwijk in.’

Terug in huis ziet Bianca op de grond iets liggen. Ze denkt eerst dat het een mobiele telefoon of zoiets is, maar dat blijkt het magazijn van het vuurwapen. Dat is blijkbaar na het eerste schot er uitgevallen en dat is haar redding geweest.

Het lijkt appeltje-eitje. De jongen die zo geïnteresseerd was in rijlessen, had een naam en adres opgegeven. In de straat achter die van haar. Hij wordt dan ook al snel aangehouden als verdachte. Alleen: zijn voornaam klopt niet en Bianca herkent hem ook niet als de schutter. Het lijkt erop dat de echte schutter de identiteit van iemand anders heeft gebruikt om bij Bianca binnen te komen.

Toeval, deze twee vermoedelijke pogingen tot liquidatie? Zowel Martien als Bianca zijn beiden hoofdpersonen uit de A73-moord. Martien heeft er lang voor vast gezeten en is pas in hoger beroep vrijgesproken. Bianca is de weduwe van Hans van Geenen. Politie en justitie hebben vanaf het begin geen middel onbenut gelaten om zowel Martien als Bianca de zwarte piet toe te spelen, ook nadat Martien al is vrijgesproken.

‘Durf te tunnelen,’ was het devies van zaaksofficier A. van Veen. Het hele politieonderzoek was alleen gericht op Martien en zijn neef Toon, alle andere opties werden niet onderzocht en ook na de vrijspraak van Martien en Toon ondernamen politie en justitie geen enkele poging alsnog de werkelijke opdrachtgevers en uitvoerders te achterhalen. Anno 2015 lijkt de geest van justitie en politie in elk geval een engel der wrake te hebben geïnspireerd.

Hoe kijkt Martien terug op de gebeurtenissen, op de liquidatie van zijn vriend en compagnon Hans van Geenen? Eerst een korte terugblik op wat er toen gebeurde, op dinsdagavond 9 september 2008. Hans van Geenen (33) uit Oss was samen met een vriend, Olaf van F.(24) naar het Holland Casino in Cuijk geweest. Toen ze ’s nachts terugreden in de Ford Escort van Hans – met Olaf achter het stuur – werden ze op A73 onder vuur genomen.

Peilbaken

Hans belde naar 112 en naar iemand van wie hij dacht dat die hier weleens wat mee te maken zou kunnen hebben. Enige tijd later werd stond de Ford Escort op de vluchtstrook. Hans lag dood op de bijrijdersstoel en had kennelijk nog geprobeerd weg te komen: de deur aan zijn kant was open. Olaf was ongedeerd. In totaal waren er zo’n zeventig kogels afgevuurd. Het eerste aanknopingspunt voor de politie was dat er onder de Ford een peilbaken – een tracer –  werd aangetroffen. In de drugswereld  niet ongebruikelijk: soms is het handig even te weten waar een vriend of vijand zich bevindt. Al is het maar om te achterhalen waar iemand een wietplantage heeft. In dit geval lijkt het een logisch spoor naar de daders, al is het vreemd dat die de tracer niet weghalen. Wie laat er zo’n duidelijk spoor achter? Vanaf het begin kun je al vermoeden dat deze tracer misschien wel toevallig, voor een heel andere zaak, onder deze auto was geplakt.

Spyshop

De politie kan achterhalen waar het eerste signaal van de zender is opgevangen: aan de Posjesweg in Amsterdam, in de buurt van de Spyshop van Dick Offringa, om zeven uur ’s avonds op de dag van de moord. Alle klanten worden met een videocamera opgenomen. De politie bestempelt Offringa even als verdachte en neemt de videobeelden in beslag. Dan blijkt dat de mannen die de bewuste peilzender op die dinsdag hebben meegenomen uit de Spyshop de neven Martien en Toon R. zijn. Vanaf dat moment wordt het onderzoek in alle andere richtingen gestaakt en wordt er volop ingezet op de neven: ‘Kopen is plakken, plakken is schieten.’

‘Wij hebben dat ding daar inderdaad opgehaald,’ zegt Martien. ‘Ik had er in juni of juli eentje ingeleverd die niet goed werkte, die zou worden gerepareerd, ik moest ‘m nog op gaan halen, maar ik had er zelf helemaal geen haast mee. Op zondagmorgen, drie dagen voor de moord, had ik een gesprek met Hans. Hij vroeg of hij mijn setje mocht lenen. Ik wist wat hij ermee van plan was, ik vond het wel goed. Eerst zou ik ’s maandags gaan, maar toen was ik de hele dag met de auto bezig, toen was ik het vergeten. Op dinsdagmorgen heeft Hans mij minstens tien keer gebeld en ge-sms’t om mij eraan te herinneren dat hij het setje beslist vóór donderdag moest hebben. Aan het eind van de middag heb ik Hans gesproken en gezegd: “Luister, ik ga vanavond wel naar Amsterdam en dan geef ik het wel bij jou af.” Maar dat kon niet omdat hij die avond naar het casino zou gaan. Hij zei: “Dan stuur ik wel iemand naar jou toe.” Ik ben met Toon naar Amsterdam gegaan, maar het ding was nog steeds niet klaar. Toen heb ik tegen Offringa gezegd: “Daar ligt net zo’n setje, dan neem ik die wel mee.” Daar was hij niet zo blij mee, maar ik wilde niet met lege handen naar huis. Toen ik terug was uit Amsterdam ben ik naar mijn oude woning gegaan, op het kamp in Berghem. Daar had ik nog wat werk liggen en toen kwam er iemand aan de deur die ik totaal niet had verwacht en die heeft dat ding bij mij opgehaald. Toen was de vraag van de politie: wie was dat?’

Dit klinkt wat vaag en vergt enige toelichting. Het gedoe met deze tracer heeft te maken met buitenechtelijke relaties. Hans wilde het apparaat gebruiken om in dat kader de gangen van iemand na te gaan, maar in plaats daarvan werd het tegen hem gebruikt: iemand gebruikte het om hem te volgen.

De politie ontdekt de tracer meteen, mar houdt dat nog zo lang mogelijk geheim. Martien wordt op 15 september, zes dagen na de moord, als getuige gehoord bij de politie.

Martien: ‘Ik heb pas veel later ontdekt dat ik toen eigenlijk geen getuige was, maar verdachte. Als ze mij toen naar mijn alibi hadden gevraagd, had ik hen zo verteld over dat zendertje en mijn bezoek aan de Spyshop en dan had ik ook gerust de naam genoemd van degene die het bij mij thuis was komen halen. Maanden later word ik met veel geweld uit huis gerukt en naar het politiebureau gebracht. Daar krijg ik na drie dagen steeds meer informatie en dan krijg ik te horen: “Luister, we hebben een foto van jou in de Spyshop en die peilzender heeft mogelijk te maken met een schietpartij.” Toen ben ik voor mezelf dingen op een rijtje gaan zetten. Ik heb direct al gezegd: “Ik heb hier geen flikker mee te maken, dit is helemaal uit zijn verband gerukt.” Ik heb tegen die politieman gezegd: “Luister vriend, waarom heb jij mij op 15 september niets gevraagd over mijn dagindeling, mijn alibi, waarom is geen kruitspooronderzoek gedaan? Als je zoveel schoten lost moet je zwart van het kruit zijn. Waarom hebben jullie mij niet meteen opgesloten en vragen gesteld?” Ze hadden meteen moeten vragen over die dinsdag: “Hoe is jouw dag gegaan?” Dan had ik gewoon spontaan antwoord gegeven.’

Martien wist waar Hans de zender voor wilde gebruiken, ‘dat was eerst helemaal geen geheim, maar toen ik was opgepakt kon ik het natuurlijk niet meer zeggen. Dan gaan ze er namen aan verbinden en dan denk ik dat ik zelf mijn langste tijd wel heb gehad. Ik heb een vrouw en twee kinderen, die wil ik ook niet in gevaar brengen.’  

De advocaat van Martien is Jan-Hein Kuijpers. Bij de rechtbank veegt hij de vloer aan met de redenatie van de officier van justitie. Kuijpers: ‘Volgens hem bellen Martien en Toon met hun eigen altijd traceerbare telefoon naar de Spyshop, waar ze zich vervolgens open en bloot laten filmen door de videocamera’s die daar hangen. De zender die ze daar ophalen plakken ze onder de auto die ze een paar uur later gaan beschieten. Als dat zo is, zouden ze de domste boeven op aarde zijn. En dat zijn ze niet.’ Niettemin eist officier van justitie 23 en 20 jaar gevangenisstraf tegen Martien en Toon en zo worden ze ook veroordeeld. Pas in hoger beroep worden ze vrijgesproken.

Grof geschut

Daarmee is de zaak niet afgelopen, zou je denken: de echte opdrachtgever is dus nog op vrije voeten. Maar er wordt verder geen onderzoek meer gedaan: politie en justitie en de familie van Hans blijven ervan overtuigd dat Martien en Toon de schuldigen zijn. In 2014 komt dat wel heel nadrukkelijk naar buiten in een onderzoek van Bureau Beke: ‘Met Grof Geschut’. Daarin erkent de officier van justitie dat er voor is gekozen bewust een tunnelvisie toe te passen. ‘Ik heb tegen het team gezegd: “Durf te tunnelen.” Het is duidelijk dat dit betrekking heeft op de verdachten Martien en Toon en dat dit het enige scenario is dat is onderzocht.

Tussen Martien en zaaksofficier Van Veen boterde het meteen al niet. Martien: ‘Bij onze eerste ontmoeting over de A73-zaak zei hij: “Ik ben de zaaksofficier, de zaak is opgelost.” Ik heb hem een hand gegeven en gefeliciteerd: “Mooi! Dan kan ik naar huis.” “Nee,”  zei hij, “jij hebt het gedaan.” Ik zei: “Dan ben jij niet goed bij je hoofd.” Daarna is het nooit meer goed gekomen.’

Wat herinnert Martien zich nog van de dag van de aanslag, 10 september 2008?

Martien: ‘Ik was thuis in Oijen. Ik werd ’s morgens gebeld door een kennis, die beelden had gezien op televisie. Hij had de Ford Escort herkend, er lag iemand dood onder een laken, via de tam-tam ging dat dat Hans van Geenen zou zijn. Ik sms’te meteen: “Dat kan niet, dan had zijn vader mij allang gebeld.” Later bleek dat die mijn nummer niet meer had, maar die wist het om zeven uur ’s morgens al. Ik ben aan het bellen gegaan, hoorde dat het mis was en ben naar de ouders van Hans gegaan.’ De familie is bij elkaar in de woning van de zus van Hans, in Oss. ‘Later kwam Olaf daar ook naar toe. Die had zijn overall nog aan, die kwam van zijn werk. De zus van Hans en haar man kwamen net terug van het politiebureau. Die waren ’s morgens al gebeld, en met de politie mee geweest naar de snelweg, waar het gebeurd was. Eerst werd gedacht dat Olaf ook slachtoffer was. Op dat moment heb ik daar helemaal niet aan gedacht, maar achteraf is het toch wel heel vreemd: het eerste wat Olaf en de vader van Hans deden, ’s morgens, was met een laptop aan de gang om te proberen de pokerrekening van Hans leeg te halen. Daar stond 45.000 dollar op. Dat is niet gelukt omdat Hans net de code had veranderd. Daar is later nog heel veel over te doen geweest, over dat geld, dat staat allemaal in het proces-verbaal.’

Martien is ’s middags tot een uur of drie bij de familie. Er zijn huiszoekingen bij Hans, bij zijn ouderlijk huis, bij zijn zus. Martien: ‘De moeder van Hans zei: “Hans heeft vorige week nog over zijn begrafenis gepraat. Hij wil een witte kist met bloemen. Maar wij hebben het geld niet.” Dat vond ik vreemd, maar ze zei: “Ik kan er niet over praten.” Toen heb ik die begrafenis betaald. Later bleek dat ze gewoon verzekerd waren.’

Wat was de eerste gedachte, toen: waar kwam dit vandaan?

Martien: ‘Ik had in die tijd weinig contact met Hans. Ik wilde weg uit dat wietwereldje, daar waren zoveel problemen. Er waren veel mensen boos op Hans. Hij zat met wat jongens in een kring: voor 5000 euro kon je meedoen in een kwekerij, dan kreeg je een sleutel. Op die manier had hij zo’n 35.000 euro binnengehaald. Daarmee was hij naar het casino gegaan. Sommigen had hij terugbetaald, anderen niet. Voor die tijd was Hans altijd netjes gekleed, zat hij elke dag bij de kapper. De laatste tijd was hij een soort zwerver geworden, hij had nergens zin meer in. Met ‘Oom Wimke’ had hij veel gesprekken over de dood. Die zei ook: “Hans was niet meer wie hij was, hij was heel erg veranderd.”’

Horloge

De familie hoort aanvankelijk weinig over het onderzoek. ‘Op een gegeven moment belt de vader van Hans mij op: de politie wilde wat weten, maar hij durfde dat niet vertellen. Hij vertelde mij toen dat Hans hokken aan rippen was, dat hij er een vriendin bij had, met veel problemen; een berg ellende met mensen die hij niet had betaald en dat ging om flinke bedragen. Ik ben toen met dat verhaal, uit naam van de vader van Hans, naar de politie gegaan. Dat is de grootste fout van mijn leven geweest. Dat ik me heb laten meeslepen, omdat we die zaak graag opgelost wilden hebben. Het eerste wat de rechercheur tegen mij zei was: ‘Van jou had ik een ander horloge verwacht.’ Wat dan? ‘Een Cartier met stenen.’ Ik had een stalen Santos 100, met een leren band, zonder steentjes. Dat werd in beslag genomen, heb ik nooit meer teruggezien. Ik kon dat toen niet plaatsen. Later bleek dat er een horloge van Hans was afgepakt, voor een schuld. Dat had zijn vader aan de politie verteld. Ze dachten blijkbaar dat ik dat horloge had.’

Stiekem

Achteraf blijkt dat toen Martien vrijwillig naar de politie ging om het verhaal van de vader door te geven, hij zelf al als verdachte stond geregistreerd. De politie had de gegevens van de Spyshop allang, maar tijdens het gesprek op het politiebureau zeiden ze daar niets over. Martien: ‘Ze waren volop aan het rechercheren. Ze hebben toen ook stiekem dna-materiaal van mij genomen. Ik kwam elke dag bij de Délifrance in Oss. Later blijkt dat ze toen ik naar de wc ging en ging afrekenen, ze mijn mes en vork hebben meegenomen. Normaal gesproken ben ik heel erg oplettend, maar dit had ik niet gemerkt.’

Er zat een dna-spoor op de simkaart van de tracer die onder de Ford Escort was aangetroffen en op de auto zelf. Dat dna was niet van Martien en niet van Toon. Dit spoor is niet uitgezocht. In het kader van de tunnelvisie: Martien was de dader, het dna was niet van hem, dus was dit verder niet interessant. Martien: ‘De officier van justitie heeft bij de eerste pro forma zitting een smerig spelletje gespeeld. Hij beweerde dat er een honderd procent dna-match was met de hoofdverdachte. Dat was ik. Ik zei: ‘Dat kan niet.’ De officier bedoelde het dna op de mes en vork uit de Délifrance, die ze in dat café hadden gestolen. Ze beweerden dat die in een hennepkwekerij waren gevonden. Dat klopte niet, maar dat is dus pas bij de behandeling in hoger beroep naar voren gekomen. Dat is geen foutje, dat is misleiding.’

De cruciale vraag en misschien de sleutel naar de oplossing: van wie is het dna op de tracer? Martien: ‘Dat heb ik de officier van justitie gevraagd. Het was bekend dat er dna-sporen van een man en van een vrouw waren gevonden. De officier zei: ‘Het is niet van jou, daar heb je niks mee te maken.’ Ik heb gevraagd: ‘Is het soms van Olaf en een vrouw?’ Dat wilde de officier niet zeggen, alleen dat degenen van wie het was niet in de dna-bank voorkwamen. Het was in elk geval ook niet van Toon en ook niet van zijn broers, van wie ze ook op een achterbakse manier dna hebben afgenomen.’

Er zou meer uit te zoeken zijn, zou je zeggen. Op beelden van de bewakingscamera’s van Holland Casino in Cuijk zie je Olaf en Hans ’s avonds rond tien uur aankomen. Ze parkeren in de berm. Kort daarna rijdt er een auto voorbij; die keert en wordt dan naast de Ford Escort geparkeerd. Er stappen twee mannen uit, die naar de ingang van het casino lopen en naar binnen gaan. Even later stapt er nog iemand uit de auto. Hij loopt rond de auto’s, je ziet hem door zijn knieën zakken, daarna stapt hij in zijn eigen auto, doet de motorkap open, gaat daar wat zitten rommelen, met de kofferklep open. Hij is aan het treuzelen, lijkt het. Dan gaat hij ook naar het casino. Vervolgens gebeurt er een hele tijd niks, tot Olaf en Hans rond twee uur ’s nachts het casino uit komen lopen. Ook de drie mannen uit de andere auto komen naar buiten. Hans en Olaf lopen snel naar hun auto en rijden weg. De andere auto rijdt er vrijwel meteen achteraan.

In de berichten over de schietpartij staat dat de Ford beschoten is vanuit een BMW. Dat verklaart Olaf. Martien: ‘De auto die hen volgde bij het casino was beslist geen BMW. De auto van waaruit geschoten is, was ook geen BMW. Er is een ooggetuige, een automobilist, die het heeft gezien en die beschrijft een heel andere auto. Een Volkswagen Passat of een Audi A6, van het model 2004, 2005. Olaf zegt: “Ik zag ringen in de koplampen.” Hij dacht aan een BMW uit de 5-serie. Maar dat kan helemaal niet, zo’n BMW heeft geen xenosverlichting.’

Hypnose

De getuige is een vrachtwagenchauffeur die in een personenauto reed. Hij is drie keer onder hypnose gehoord. Hij hoort geen knallen, ziet geen mondingsvuur. Hij ziet wel de Escort van Olaf en Hans en een andere grote donkere auto. Zijn eerste gedachte is dat het om een straatrace gaat en dat ze elkaar van de weg willen rijden. De grote donkere auto rijdt door, een andere kleine middenklasser blijft bij de Escort rijden. Martien: ‘Daar is nooit onderzoek naar gedaan, naar die auto’s. Volgens deze getuige was er helemaal niet geschoten. Op een gegeven moment zag hij mist en rook hij een benzinelucht. Hij reed met het raam open, hij was aan het roken. Toen reed hij de Escort voorbij: die was op de vluchtstrook gestopt. Hij zag twee mannen in de auto zitten. De ruiten zaten er nog in, uit niets blijkt dat er toen al geschoten was. Ik denk dat de eerste schoten al waren gevallen voordat die vrachtwagenchauffeur bij Haps de A73 op reed.’

Olaf zegt dat ze al rijdend beschoten zijn. Dat klopt waarschijnlijk wel: dat waren die eerste schoten, nog voor de afslag Haps. Daarna is de Escort nog een hele tijd achtervolgd. Volgens Olaf zijn alle schoten afgevuurd terwijl ze reden, maar dat is uiterst onwaarschijnlijk. De Escort had vier lekke banden.

Martien: ‘Je kunt met 150 km/u geen vier banden lekschieten. In het laatste telefoontje hoor je Hans praten, maar je hoort geen schoten. Olaf maakt er een heel verhaal van. Dat hij is omgedraaid, tegen het verkeer in is gaan rijden, om te ontsnappen. Een forensisch onderzoeker, Ruben Poppelaar, heeft dat op verzoek van mijn advocaat uitgezocht. Er klopt geen snars van dat verhaal. Ze zouden kilometers lang beschoten zijn, met 150 km/u. Maar de kogelhulzen lagen bij elkaar in een cirkeltje. Eén huls stond rechtop achter de auto. Dat paste niet in het plaatje van de politie, dat hebben ze in het onderzoek aan de kant geschoven. Het is duidelijk wat er wel is gebeurd: de auto is stilgezet, Olaf is uitgestapt. Toen is Hans van dichtbij doodgeschoten. Hij probeerde nog te ontsnappen, door de deur open te doen. Dat doe je niet met 150 km/u, onder het rijden. Uit de reconstructie van de kogelbanen blijkt dat Olaf nooit en te nimmer in de auto kan hebben gezeten toen Hans is beschoten. Er waren 35 schoten dwars door de auto heen, van buiten door het raam bij de bestuurderskant.’

Vernietigd

Nader onderzoek was niet meer mogelijk: de auto is direct na het onderzoek vernietigd. Het is niet zo dat de politie helemaal niks heeft gedaan: overal staan camera’s langs de wegen. Veel van die beelden zijn bekeken. Martien: ‘Bijna alle trajecten zijn nagegaan, maar één niet. Het traject Oss-Heesch. Aan die afslag wonen mensen die ook in het dossier voorkomen, maar juist die beelden zijn nooit opgevraagd. Ze hebben alleen routes gevolgd die met mij te maken konden hebben. Toen dat niks opleverde, zijn ze met dat onderzoek gestopt.’

De politie beweert dat Martien de avond voor de moord de tracer die onder de Escort zat, bij de Spyshop heeft gekocht, voor 3400 euro.

Martien: ‘Klopt niet. Je ziet mij ook niet betalen. Je ziet dat ik ruzie maak met de eigenaar, Dick Offringa. Mijn tracer was daar in reparatie. Maar dat kwam de politie niet uit. Als je het verhoor met Offringa beluistert, merk je dat er elke keer pauzes zijn, omdat het opnameapparaat zogenaamd steeds vastloopt. Je kunt zo nagaan dat er tijdens die pauzes is besproken wat Offringa moest verklaren. Ze hebben hem bang gemaakt en onder druk gezet en gezegd dat hij medeverdachte is. Hij slaat wartaal uit. Op een gegeven moment zegt hij:  “Wat u zegt, kan ik mij wel in vinden.” Wat daar op papier staat, is het verhaal van politie. De politie heeft daar ook zo’n ding gekocht, om mij erin te luizen, maar ze hadden niet in de gaten dat er een unieke Imei-code in die dingen zit. Die stond op de rekening van het apparaat dat ze zelf hadden gekocht.’

Druiven zuur

In totaal zit Martien 39 maanden vast voor ‘de A73’. Als hij wordt vrijgelaten zijn voor justitie en politie de druiven zuur. De politie onderhoudt warme contacten met de familie van Hans, aan wie ze duidelijk laten merken dat er wat hen betreft maar één verdachte is, ook al is die vrijgelaten.

Martien: ‘Ze hebben mij bij alles gevolgd. Ze zagen mij uitgaven doen, en trokken de conclusie dat dat met zwart geld moest zijn gedaan. Terwijl ik aantoonbaar zes ton wit geld had, door de verkoop van onroerend goed. Uiteindelijk hebben ze er drie jaar van weten te maken, voor witwassen en leidinggeven aan een criminele organisatie. Van die hele zogenaamde criminele organisatie ben ik als enige veroordeeld en er loopt ook nog steeds een ontnemingsvordering. Het enige concrete wat er lag was een zaak met 35 wietplanten in een loods. Die van iemand anders was, maar ik was volgens hen katvanger. Daar staat normaal een werkstraf op van 240 uur.’

In februari 2014 komt Martien vrij. Kort daarna raakt hij in een nieuw avontuur verzeild: hij wordt door een arrestatieteam aangehouden op bevel van dezelfde officier als in de A73-zaak. Dat heeft hij te danken aan de beruchte broers Edgar en Pieter van Lent uit Nijmegen. Ze zijn eerder in het nieuws geweest als kroongetuigen, maar tot twee keer toe als fantasten afgeserveerd. Eerst kwamen ze met een onzinverhaal over de moord op Cor van Hout, later beweerden ze dat ‘Big Willem’ van Boxtel met een bom een aanslag had willen plegen op Willem Holleeder, in het clubhuis van de Hells Angels. Van Boxtel werd hiervoor gearresteerd en ‘in bad standing’ uit de Hells Angels gegooid. Later bleek dat kroongetuige Edgar het hele verhaal uit zijn duim gezogen had.

Martien: ‘Een maand voordat ik vrijkwam hadden Edgar en Pieter van Lent bij een autobedrijf in Wijchen een Porsche gehuurd, voor 3000 euro per maand. De eerste termijn hadden ze betaald, toen hadden ze schade veroorzaakt en niet meer betaald.”

Martien raakte erbij betrokken omdat hij de gedupeerde goed kent, met als gevolg dat de Van Lents aangifte tegen hem doen. En erbij zeggen dat het gaat om ‘de Martien R. van de A73-moord.’ Hij zou hen persoonlijk hebben bedreigd, maar als ze hem moeten beschrijven gaat dat nogal mank: er klopt geen hout van. Het is duidelijk dat ze hem nooit hebben gezien. Ze beschrijven iemand die ze op een foto op internet hebben gezien. In elk geval niet Martien: van hem is op internet geen foto te vinden. De Van Lents willen opname in een getuigenbeschermingsprogramma, maar dat gaat justitie een stap te ver. Niettemin krijgt Martien twaalf maanden gevangenisstraf voor mishandeling van de man van herstelbedrijf en bedreiging van de gebroeders Van Lent. De zaak loopt nog in hoger beroep. De Van Lents hebben aangegeven dat ze niet op zitting willen worden gehoord: ze willen geen confrontatie met Martien R.

Tijdens de inhoudelijke behandeling verklaarde Martien ten overstaan van de rechters dat hij de zaak als een wraakactie van de officier beschouwt. Zijn advocaat in die zaak, Peter van Zon (kantoorgenoot van Jan-Hein Kuijpers) zegt dit niet als juridisch standpunt in te nemen, maar hij ‘kan het gevoel bij Martien wel begrijpen.’

Tot zover de reportage uit juli 2015. In juni 2017 aandacht voor de ontvoering van zakenman Ronald Maurits in Nunspeet. Daar was een connectie met Brabant. Bianca is hiervoor enige tijd aangehouden. Meer over die reportage staat hier 

 


Sonja Holleeder: het verhoor (dag 6)

$
0
0

Op dinsdag 19 februari wordt Sonja Holleeder, weduwe van Cor van Hout, voor het eerst in de Bunker gehoord als getuige in het proces tegen broer Willem. Ze moest er om tien uur zijn, de zitting begon om twaalf uur, maar het was al half drie voor het verhoor kon beginnen. De eerste uren werd er gesteggeld over de vraag of getuige en verdachte elkaar wel of niet mogen zien en of de stemmen van Sonja – en later Astrid – vervormd moeten worden. Advocaat Sander Janssen vindt dat hij en zijn cliënt de getuige in de ogen moeten kunnen kijken, “na al die jaren dat hij door deze getuigen in de media op ongekende wijze door het is slijk gehaald.” De non-verbale communicatie is in het belang van de waarheidsvinding. Officier van justitie Sabine Tammes vindt het “een ongelooflijk slecht idee.” Bij de verhoren bij de rechter-commissaris was dat zichtcontact er ook niet en alleen de aanwezigheid van de verdachte was toen al ‘intimiderend en belastend.’

De advocaat heeft bezwaar tegen stemvervorming. In het Passageproces zijn Astrid, Sonja en vriendin Sandra den Hartog gehoord zonder stemvervorming, waarom moet dat nu ineens wel? Bovendien hebben ze zelf opnames gelekt naar de media waarop hun stemmen te horen zijn.

Advocaat Willem Jebbink voert aan, namens de getuigen, dat ze allemaal gehoord moeten worden met gesloten deuren, buiten de aanwezigheid van publiek en media. Volgens Jebbink heeft het Openbaar Ministerie erkend dat de verdachte een dusdanige machtspositie heeft dat de kans reëel is dat hij getuigen zou laten vermoorden. Het besluit van de getuigen om te gaan getuigen is ingegeven “door burgerplicht van de hoogste orde.” Daar was veel moed voor nodig “en de gevolgen voor hun verdere levens zijn nauwelijks te overzien.” Volgens Jebbink zijn er voldoende aanwijzingen voor concrete dreigingen: Holleeder is in april 2016 in zijn cel aangehouden voor het beramen van moordaanslagen. Dat Astrid, nadat ze het boek Judas het licht had laten zien, de media heeft gezocht om aan te kondigen dat ze zou gaan getuigen, “was een overweging van veiligheid.” Jebbink schermde nog met een nieuwe dreiging, maar die werd behalve door het Openbaar Ministerie door niemand serieus genomen. Het OM steunde het verzoek om alles achter gesloten deuren te houden: het is niet uit te sluiten dat er op de tribune of daarbuiten zich iemand bevindt die getuigen iets zouden willen aandoen. Dat werd afgewezen; besloten werd wel dat er geen zichtcontact tussen getuigen en de verdachte zal zijn, dat de advocaten de getuige wel kunnen zien, pers en publiek niet en dat alleen bij Sandra stemvervorming zal worden gebruikt.

Het verhoor wordt gedaan door rechter Benedicte Mildner. 

Rechter: U bent mevrouw Sonja Holleeder?

Sonja: Ja.

Rechter: Meer gegevens ga ik niet vragen.

(ze legt de belofte af dat ze de waarheid zal spreken)

Rechter: U kunt zich op uw verschoningsrechten beroepen. U hoeft geen vragen over uw familie beantwoorden, niet over de inhoud van de beveiligingsmaatregelen en ook niet over de transactieovereenkomst.

(de rechter vat samen dat Sonja vanaf 2013 is gaan verklaren bij de politie, dat ze eerder als getuige is gehoord in het Passageproces, in december 2015; dat ze tien keer is gehoord bij de rechter-commissaris, waarvan acht keer onder ede. In 2003 en in 2007 heeft ze ook al verklaard en in 2011 in een brief die door Jebbink was opgesteld).

Rechter: U heeft vanaf 22 maart 2016 onder ede verklaard. Vervolgens is er een overeenkomst gekomen. Heeft u vanaf dat moment volledig naar waarheid verklaard? U had over de zaak Goudsnip niet naar waarheid verklaard..

Sonja: Daarna wel.

Rechter: Hoe heeft u zich voorbereid?

Sonja: Niet echt.

Rechter: Heeft u het er met uw zus over gehad?

Sonja: Jazeker. Maar ik kan niet meer verklaren als wat ik heb meegemaakt.

Rechter: Heeft u stukken uit het dossier gelezen of uw eigen verklaring?

Sonja: Nee.

Rechter: Heeft u die wel gekregen?

Sonja: Nee.

Rechter: Heeft u het vanaf 5 februari in de media wel gevolgd?

Sonja: Ja. Via televisie en kranten.

Rechter: Uw gezondheid is niet optimaal.

Sonja: Nee.

Rechter: U zit hier al vanaf vanmorgen 10 uur. Houdt u het vol?

Sonja: Ja.

Rechter: U begrijpt dat het van groot belang is dat wat u zegt de waarheid is en als u zegt: “Ik ben moe, ik zeg maar wat,” daar hebben we niks aan. Eerst een algemene vraag: u bent gaan verklaren. Wat was de reden?

Sonja: Ik dorst het niet eerder, ik was heel bang om het te doen, je weet niet of iets uitlekt, maar ik heb het gedaan omdat mijn broer veel te ver ging. De moord op Cor, daar moet-ie voor boeten, die gerechtigheid wil ik zeker voor mijn kinderen. Het dreigen. Door de jaren heen. Dat ik over Cor moest zeggen waar hij was. Om raketten naar binnen te schieten als ik niet zei waar hij was. Het is opgelopen tot een tikkende tijdbom. Als ik geen geld zou geven, ging hij tossen om een van de kinderen dood te schieten. Hij had andere mensen op het lijstje staan, het houdt een keer op.

Rechter: Tussen de dood van Cor, 2003, en het afleggen van de verklaringen, zitten tien jaar.

Sonja: Het begon al in 1996, met de eerste aanslag. Het ging maar door, het hield niet op, je bent murw, je kan gewoon niet meer.

Rechter: U zei eerder dat u had gehoopt dat hij zou veranderen.

Sonja: Dat hoopte ik de laatste keer nog, voor Kolbak, maar het werd alleen maar erger.

Rechter: “Hij moet boeten voor wat hij heeft gedaan.”

Sonja: Absoluut.

Rechter: Voor de kinderen.

Sonja: Ja. De angst. Het feit dat hij zegt dat hij petten heeft, dat is wel een dingetje geweest: zullen we het wel of niet doen?

Rechter: “Hij moet krijgen wat hij verdient. Daarna kwam het afpersen, maar dat speelde niet mee, toen was de beslissing al genomen.”

Sonja: Ja.

Rechter: U zegt: “Het is gek dat Willem nooit is aangeslagen voor het losgeld en ik wel en Astrid ook.” Heeft dat meegespeeld?

Sonja: Dat heeft niet meegespeeld met dit, het gaat erom dat hij door de jaren heen doorging en dat het alleen maar erger werd.

Rechter: Geld speelt in het hele dossier een grote rol. Ook in uw verklaring wordt er veel over geld gepraat.

Sonja: Ik niet, hij.

Rechter: Over de film, de Achterdam, wat zijn de financiële gevolgen nu hij vastzit?

Sonja: Voor mijn veiligheid kan ik daar niet op antwoorden.

Rechter: De ruzies op de tape gaan over geld. Uw broer zegt: het gaat om zijn aandeel in de film, u wil hem dat niet geven. Is die druk nu gestopt?

Sonja: Voor mij niet.

Rechter: Angst was voor u de reden om eerst niet en nu wel te verklaren. Er was een omslagpunt. Het overlijden van Cor: dat was toen 10 jaar geleden. Wanneer begon die angst?

Sonja: Die angst is er altijd geweest, vanaf 1996.

Rechter: Het ingewikkelde is dat u de zus bent. U kent elkaar al vanaf dat u geboren bent. Waar was u bang voor?

Sonja: In 1996 heb ik die aanslag gehad, waar ik zelf bij zat, met mijn kind. We zijn weggegaan naar Frankrijk en hij is daarheen gekomen, Cor vroeg: “Kun je kijken wie erachter zit?” Er waren heel veel ruzies. Hij zei: “Het zijn Mieremet en Klepper.” Dat zijn zware mensen, daar ben ik ook bang voor. Hij zegt dat er een miljoen betaald moet worden. Hij ging daarvoor al met Klepper en Mieremet om. Dan die boete van 1 miljoen. Cor moest eigenlijk dood, ze hebben een conflict. Dan neem ik aan dat je ‘m niet doodschiet. Cor moest gewoon dood, hij was niet dood, en dan moet hij ineens een boete betalen en daar gaat hij dan in bemiddelen. Dan praat hij met de tegenpartij omdat hij zo bang en laf is. Ik vind het nogal wat.

Rechter: Wat was uw angst? Vanwege het milieu? De reputatie van Mieremet en Klepper? Waarom bent u niet naar de politie gegaan?

Sonja: Dat zal ik u eerlijk zeggen. Als ik naar de politie had gegaan, had ik hier niet gezeten. Thomas praat met de politie, die wordt doodgeschoten. Denkt u dat ik blijf leven? Hij wist alles, hij had petten. Waar hij alles van wist.

Rechter: De politie was een groter risico.

Sonja: Daar ben ik zeker van overtuigd.

Rechter: Heeft u die angst overwonnen?

Sonja: Die is nooit weggegaan. Maar ik ben medicijnen gaan slikken om er makkelijker mee om te gaan. Anders is het niet vol te houden.

Rechter: Wat was uw angst: verlies van vermogen?

Sonja: Nee, geld speelt geen rol. Maar je moet niet Cor dood laten schieten en het dan af willen pakken. Als-ie er recht op had, had ik het gegeven. Het was mijn geld, niet van hem. Ik weet niet wat probleem is, dat hij altijd geld moet hebben. Dat is het laatste wat ik hem gunde.

Rechter: U zei: “Als je niet met me bent, ben je tegen mij.”

Sonja: Hij wilde bij mij inwonen, omdat hij geen adres had. Ik weet het nog zo goed, het was bij de lift, ik zei: “Ik kan het niet doen.” Hij zei: “Boks, als je niet met me bent, ben je tegen mij.”

Rechter: Hij wilde een week bij u wonen in de tijd van de zaak Kolbak?

Sonja: Nee, het was niet dat moment.

Rechter: U heeft gezegd: “Je kunt tegen Willem geen nee zeggen.” Het effect dat hij op u heeft: “Het was nooit gezellig, ik begin vaak te huilen door hem.”

Sonja: Als hij begon over Cor, vindt-ie mij een mongool en een debiel. Ik hoopte dat ik het goed kon krijgen tussen die twee. Ik verdedigde Cor, dat het niet zo bedoeld was. Dan werd hij zó kwaad! Dan begon hij te schelden en te schreeuwen, hij kon met mij niet communiceren, ik sla dicht.

Rechter: Die gespreksopnames. Een op Tweede Kerstdag. Als je het leest, klinkt het alsof u niet zo bang bent.

Sonja: Toen praatte ik al met de politie. Die heeft mij gegarandeerd dat het niet uit zou komen.

Rechter: Uw broer werd steeds bozer, u bood wel weerstand. U zegt: “Dat was omdat ik met de politie praatte.”

Sonja: Als hij zo’n familieman was, had hij me geholpen

Rechter: Met wat?

Sonja: Met alles. Toen Cor overleden was zat hij ’s middags bij mij op de bank te huilen, ’s avonds moet ik een rondje lopen en moet hij de aandelen van de Achterdam hebben. Cor lag nog boven de grond hè? Dan ben je voor mij gewoon een vieze hond.

Rechter: U wilde opnames maken, omdat u bang was niet geloofd te worden.

Sonja: Hij is zo lief en aardig en charmant, hij kan iedereen inpakken. Hier is hij heel gezellig. Ik kan u verzekeren: dat is echt niet zo. Iedereen denkt: “Wat een joviale jongen.” Het is echt niet zo.

Rechter: U en Astrid waren één. U kreeg uw eerste kind, vanaf dat moment was Astrid regelmatig bij u thuis. U bent dan nog heel erg jong, Astrid is nog jonger. Vanaf welk moment was u één?

Sonja: We zijn altijd bij elkaar, ik was er altijd voor mijn kinderen, we zijn altijd samen.

Rechter: Besprak u alles met Astrid?

Sonja: Nee, in het begin niet.

Rechter: 1996 is een markeerpunt, dan verandert er iets. U heeft verklaringen afgelegd. De vraag is: wat heeft u zelf waargenomen? Ziet u iets voor zich, hoe roept u herinneringen op?

Sonja: Wat ik heb meegemaakt is zo heftig dat je dat niet zo snel vergeet.

Rechter: Over Endstra zegt u dat hij op dat moment bij u op de wc zat.

Sonja: Ik zie hem nog zo zitten. Hier de wc, daar de douche, daar de wasbak, daar stond ik.

Rechter: Nu staat alles in de media. Heeft u dat altijd bijgehouden?

Sonja: Nee.

Rechter: Bij de rechter-commissaris wordt er iets gevraagd en dan zegt u in een volgend verhoor: “Wat ik gisteren had verklaard, daar heb ik nog een aanvulling op.” Hoe gaat dat dan? Vult de herinnering zich nog aan?

Sonja: Dan lig ik in bed: ”O ja, wat was dat?” Hij past zijn verklaring aan aan die van ons. Dat is prima, het gaat over 30 jaar, je kunt je nooit op één moment alles herinneren.

Rechter: Het is een hele periode. Heeft u de laatste keer alles verteld wat belangrijk is?

Sonja: In ieder geval wat me gevraagd is.

Rechter: Er is een soort beperking in wat u weet. Af en toe krijgt u dingen te horen, dan kon je niet doorvragen.

Sonja: Je kan hem niks vragen, hij zegt alleen dingen die hij wil zeggen. Als je hem iets vraagt, zegt hij niks.

Rechter: Als u een klein stukje informatie krijgt, wat doet u daar dan mee?

Sonja: Niks.

Rechter: U heeft uw kinderen eigenlijk alleen opgevoed.

Sonja: Met mijn moeder en mijn zus was er altijd.

Rechter: Als Cor vrij was, was er dan een rolverdeling?

Sonja: Nee, niet echt

Rechter: Besprak hij dingen met u?

Sonja: Soms, ligt eraan.

Rechter: Nam hij weleens vrienden mee naar huis.

Sonja: Ja.

Rechter: Over de verdeling: dat is bij u thuis besproken?

Sonja: Ja.

Rechter: Het gebruik van gebaren: was dat ook te begrijpen voor anderen die dat zagen?

Sonja: Nee, dat deden wij automatisch. Als het niet gehoord mag worden, dan fluistert hij. Als het wel gehoord mag worden, dan schreeuwde hij.

Rechter: Geloofde u uw broer?

Sonja: Na 1996 niet, daarvoor wel.

Rechter: De dag nadat Luana was geliquideerd, maakte hij zich zorgen. (Op 8 december 2014 was in Amstelveen Luana Luz Xavier doodgeschoten, er was even een gerucht dat Sonja het slachtoffer was)

Sonja: Toen moest ik komen, moest ik een kogelvrij vest hebben.

Rechter: Vertrouwde hij u?

Sonja: Nou, ik denk het niet helemaal.

Rechter: Wanneer veranderde dat?

Sonja: Mijn zus was echt zijn vertrouwenspersoon, bij mij kwam hij alleen maar tieren, ik moest dingen voor hem doen.

Rechter: “Ik was gewoon zijn bezit.”

Sonja: Ik kon nooit met andere mensen omgaan.

Rechter: Ook toen Cor nog leefde?

Sonja: Nee. Daarna.

Rechter: U heeft verklaard: “Het klopt dat Willem onware verhalen over anderen verspreidde om te zorgen dat die een eigen leven gingen leiden.”

Sonja: Klopt.

Rechter: Heeft u een voorbeeld?

Sonja: Dat ik niet naar Boellaard moet gaan, dat die me dan kapotschiet. Als er mij wat gebeurt, heeft een ander het gedaan.

Rechter: U zegt: “Willem bemiddelde bij problemen tussen personen. Dan wierp hij zich op als redder, dan ging hij het probleem oplossen en dan pakte hij het geld af.” Waarop baseert u dat?

Sonja: Zo doet hij dat met iedereen.

Rechter: De manier van omgaan met uw andere broer, en met Astrid en uw moeder: belde u gewoon met elkaar?

Sonja: Ja.

Rechter: Werden er dingen besproken over de telefoon?

Sonja: Nee, nooit.

Rechter: Als u uw broer Gerard zag, ging u dan naar hem toe?

Sonja: Ja. Koffiedrinken.

Rechter: Kwam hij bij u over de vloer?

Sonja: Weinig.

Rechter: Astrid wel?

Sonja: Natuurlijk.

Rechter: Sprak u weleens af op ontmoetingsplekken, met Gerard, Astrid of uw moeder?

Sonja: Nee, meestal thuis.

Rechter: Was dat met uw broer anders?

Sonja: Hij kwam te pas en te onpas.

Rechter: Of op bepaalde plekken.

Sonja: Met hem wel.

Rechter: Buiten rondjes lopen?

Sonja: Ja. Dat was alleen met hem. Dat deed hij met iedereen. Als hij wat wil vertellen.

Rechter: Zocht u ook wel contact met hem?

Sonja: Liever niet. Ik had altijd de zenuwen als hij belde dat ik moest komen.

Rechter: Zijn er ook positieve dingen?

Sonja: Voor 1996 kon hij weleens gezellig en aardig zijn, daarna was het over.

Rechter: Hij heeft twee keer kleding voor u gekocht en een keer een woning voor u geregeld. Beschermde hij u?

Sonja: Absoluut niet. Was het maar waar.

Rechter: Hij zegt dat hij van uw kinderen houdt.

Sonja: Zegt hij dat? Sorry hoor. Aan mijn zoon heppie helemaal een hekel, mijn dochter had-ie ook niets mee.

Rechter: Cadeautjes voor de kinderen?

Sonja: Na de eerste aanslag heb ik een leren jasje van hem gehad.

Rechter: Het was een vriend van Cor.

Sonja: Ik dacht dat ze bloedgabbers waren. Achteraf dus niet.

Rechter: Kent u andere vrienden van Willem?

Sonja: Nee, ik ken zijn vrienden niet.

Rechter: Vóór 1996 was het leven redelijk normaal.

Sonja: Ja. (huilt)

Rechter: Het veranderde toen Willem overstapte naar Mieremet en Klepper.

Sonja: Ja. (huilt)

Rechter: Wat veranderde er?

Sonja: (nog huilend)Ik kan me niet voorstellen dat als je zulke bloedgabbers bent, dat je dan iemand gewoon, waar ik bij was, met mijn kind, dat je overstapt naar degene die geschoten heeft op je vriend en op je kind.

Rechter: Dat raakt u. Nu weer. Destijds, toen het later duidelijk werd, zag u dat net zo als nu?

Sonja: Ja.

Rechter: Hoe bent u daarmee omgegaan?

Sonja: Gewoon doorgaan, je hebt geen keus.

Rechter: U gaat naar Frankrijk, Cor gaat revalideren, uw broer gaat uitzoeken wie erachter zit? Heeft Cor gezegd wie erachter zat?

Sonja: Nee, dat wist Cor ook niet.

Rechter: De verdeling: dat werd openlijk besproken bij u thuis.

Sonja: Wim wilde dat er verdeeld ging worden.

(Dit gaat over de verdeling van de gezamenlijke investeringen in onroerend goed van Cor, Willem en Robbie Grifhorst)

Rechter: U zegt: “Toen Cor vrijkwam voor Citypeak in 2000 werd het contact met Willem anders.”

Sonja: Hij heeft mij zo onder druk gezet, dat ik moest zeggen waar Cor zat. Dat was zo heftig. Cor was niet altijd bij mij. Ik heb Cor wel op de hoogte gehouden, Cor was daar nog wel nuchter over, zo van: laat maar. Als ik het niet doe, wordt er een raket naar binnen geschoten. Ik lig daar met mijn kinderen. Ik kan er niet van slapen. Cor zeg: “Het komt wel goed.” Dan moet ik de luxaflex open en dicht doen. Hij kan wel zeggen dat het niet zo is, ik zweer op alles wat me lief is dat het wel zo is gegaan. Als ik het niet doe, zegt hij: “Je hebt nog één kans.” En dan is de aanslag. Het is te krankzinnig voor woorden, je kan niet bedenken dat dit bestaat.

Rechter: U moest de lamellen open en dicht doen, als signaal.

Sonja: Luxaflex.

Rechter: Dat was een signaal.

Sonja: Hij wilde weten waar Cor was.

Rechter: U heeft verklaard dat Cor ook wilde weten wat Willem deed.

Sonja: Nee. Ik heb gezegd wat er speelde. Daarom heeft Cor op de dag van de tweede aanslag tegen de politie gezegd: “Het is Willem.”

Rechter: U heeft ook verklaard: “Daarna vroegen Willem en Cor om dingen door te geven en op te letten.”

Sonja: Cor heeft altijd gezegd dat ik bij Wim moest blijven om te kijken wat er speelde.

Rechter: U heeft niet gedaan wat uw broer zei. Hoe kwam u daarmee weg?

Sonja: Ik heb het gewoon niet gedaan. Hij heeft lopen tieren en schreeuwen. Op een gegeven moment ben je zo murw dat je denkt: het kan me ook niet meer schelen. Ik weet waar-ie toe in staat is.

Rechter: Dat wist u ook in 2000?

Sonja: Ja. Hij zegt ook altijd: ik dreig niet, ik doe.

Rechter: Op 24 januari 2003 wordt Cor doodgeschoten. U bent er snel bij. Die middag zit er familie bij u thuis, een van kinderen wordt opgehaald. Dan komt Willem ook.

Sonja: Dan zit hij half te janken op de bank dat hij het zo erg vindt. En ’s avonds moet ik buiten met hem lopen en vraagt hij naar de aandelen van de Achterdam. Ik zei: “Dat weet ik niet.” Die moest ik zoeken.

Rechter: Na de tweede aanslag zei Cor: daar zit Willem achter. Dan wordt hij doodgeschoten. Heeft u daar toen over nagedacht?

Sonja: Hij heeft het zelf tegen mij gezegd: je weet wat ik met Corretje gedaan heb.

Rechter: Dat is later. Maar op de dag zelf?

Sonja: Voordat Cor doodgeschoten was, zei hij wel eens: “Corretje gaat er toch aan.”

Rechter: Ik probeer me dat voor te stellen, die middag: hoe gaat dat dan?

Sonja: Hij komt binnen, dan zit-ie half te janken, dan weet je wel hoe laat het is. Ik weet dat hij het heeft gedaan, ik weet wat de reden was. Vanaf dag één heeft hij achter de Achterdam aan gezeten. Hij heeft altijd gezegd: eerst dit en dan dit (gebaar: eerst dood en dan afpakken)

Rechter: Op de dag van de dood van Cor: explodeert u niet?

Sonja: Nee, ik was kapot, ik kon niet nadenken.

Rechter: U zei: “Ik was een soort zombie.” Dan zijn er drie momenten waarop Willem wat aan u vraagt. Die avond: het rondje lopen.

Sonja: Gelijk, van huis uit: over de Achterdam.

Rechter: Na de begrafenis moest u naar het Amsterdamse Bos.

Sonja: Ik moest mijn huis in Spanje aan Hillis afgeven, om de schutters te betalen. Maar dat had ik in december 2002 al samen met Cor verkocht.

Rechter: U heeft tegen Willem gezegd dat het in termijnen betaald zou worden. Toen moest u nog een keer komen, in Zuid-Oost.

Sonja: Ja. Dat was bij zo’n bandenjongen. Hij zei: “Die Joego’s zijn niet blij, die moeten geld hebben.” Hij zegt het op een dreigende manier.

Rechter: Heeft hij het woord schutters gebruikt?

Sonja: Nee. Alleen: die Joego’s waren niet blij, die moeten geld hebben.

Rechter: U verklaarde dat hij wel had betaald.

Sonja: Dat weet ik niet, wel dat hij ergens geld opgehaald heeft.

Rechter: U wilde niet verklaren waar hij dat geld gehaald heeft.

Sonja: Nee.

Rechter: Willem Endstra. Wat kunt u daarover zeggen?

Sonja: Dat hij bij me kwam en op de wc ging zitten en dan zet hij eerst de douche aan, en dan gaat-ie poepen, dat doet-ie bij iedereen, bij mijn zus en bij Sandra, dan zegt hij “Kom even bij me zitten.” Ja. ’t Is een raar praatje, maar dan zei hij dat Endstra met de CIE sprak en dat-ie er aan zou gaan. Hij wist van zijn petten dat Endstra met de CIE sprak.

Rechter: Dat was op dat moment?

Sonja: Ja.

Rechter: U heeft daar eerder over verteld, over dat douchen, en toen is u ook gevraagd: hij zei toch nooit dit soort dingen binnen?

Sonja: Dan zet hij de douche aan, of de droger. Of de kraan. Dit kan ik me nog goed herinneren.

Rechter: Cees Houtman.

Sonja: Dat was een beetje een combinatie met Sjors van Kleef, die heeft een zoontje van de leeftijd van mijn zoontje. Sjors was de broer van mijn vriendin. Daar ging ik mee om. Die is geliquideerd na Cees. Wim belde. “Kom even naar Nieuwegein, naar de benzinepomp.” Ik was nog helemaal van slag van Sjors, ik vond het zo’n lieve jongen. Ik moest niet zo janken, het was gebeurd. Hij kon niet waarschuwen, want in de groep van Cees zat iemand die hem alles vertelde en die had ook vertelde dat Cees hem om wilde leggen. “Het was hij of ik.”

Rechter: U was erg geëmotioneerd. Dit was bij een benzinepomp. En nadat Endstra was geliquideerd?

Sonja: Ik moest naar de carpoolstrook in Abcoude komen. Hij stond daar. Maike was bij hem, hij was net op vakantie geweest. Ik kende het verhaal van Natasja, de vriendin van Endstra. Hij wilde weten of ik van Natasja nog wat had gehoord. Hij wist dat Endstra een aanslag op hem wilde plegen. Dat was precies hetzelfde, ik zie hem nog zo lopen op die parkeerplaats: “Het was hij of ik.”

Rechter: Van der Bijl?

Sonja: Thomas was een lieve jongen.

Rechter: Dat hoor ik iedereen zeggen.

Sonja: Wim kwam bij mij thuis, hij wilde een foto van Thomas en Cor hebben. Er zijn zo vaak foto’s opgehaald door de politie, dat was één puinhoop, in eerste instantie heb ik gezegd: “Ik heb hem niet.” Ik had er geen zin in. Maar hij stond erop. De volgende morgen heeft hij een foto opgehaald. Ik kan hem niet vragen: waar heb je dat voor nodig? Daarna heb ik hem niet meer gehoord, totdat Thomas doodgeschoten was.

Rechter: Dat was een foto van een kinderfeestje.

Sonja: Dat was een wat oudere foto.

Rechter: En toen?

Sonja: Ik ging bij hem op bezoek in Vught, dat herinner ik me nog heel goed. Linksaf naar de bezoekzaal, met zo’n ding ertussen, waar iedereen naast elkaar zit. Ik begon over Thomas, hoe erg ik het vond. Hij begon meteen al nee te schudden: niet over praten. Er zaten mensen naast ons te luisteren. Later, als je opstaat fluistert hij in je oor. Of ik in de wandelgangen nog wat gehoord heb over een fotootje, of die in het dossier zat. (maakt een gebaar alsof je kleine pasfoto omkadert).

Rechter: Hoe weet u zo zeker dat hij Cor gedaan heeft?

Sonja: Als jij bij mij komt om te weten waar Cor moet zijn, dan ben je ergens mee bezig.

Rechter: U heeft het ook over een lijstje gehad.

Sonja: Dat wist ik van mijn zus, dat andere mensen er ook aan gingen.

Rechter: U kijkt nu steeds terug. De aanslagen op Cor. Dan Willem Endstra. Uw broer zei: “Die gaat eraan.” Cees Houtman, Thomas van der Bijl. Veranderde dat in hoe u met uw broer omging?

Sonja: Ik weet waartoe hij in staat is. “Ik dreig niet, ik doe. Je kan tossen om je kinderen.”

Rechter: U bent onder ede gehoord. Vanaf het moment dat er een overeenkomst was over Goudsnip kon u overal vrij over verklaren,

Sonja: Dat wilde meneer Sander ook, dat ik open kan verklaren. Dat is voor mij een hele opluchting. Dat ik alles kan vertellen. Als ik het losgeld moest verklaren: dat hele Goudsnipverhaal gaat over Achterdam. Ik had een schikking, ik was overal klaar mee, het was mijn geld, ik was klaar. Als ik moet verklaren over het losgeld, moest ik ook verklaren over de Wallen en de Hallen. Het waren zijn Hallen. Toen het uitkwam, over de Achterdam, ben ik bij hem op bezoek gegaan, met lood in mijn schoenen. Kwam ik daar, was het enige: “Ik moet geen problemen hebben.” Ik moest alles weghouden zodat zijn Hallen niet in de problemen kwamen. Ik kon niet verklaren over het losgeld. Snapt u?

Rechter: U moest uw broer erbuiten houden, anders kwamen zijn  Hallen in gevaar. Hoe lang heeft dat gespeeld?

Sonja: Tot ik kon verklaren bij de rechter-commissaris. Toen Cor overleden was en de Achterdam bij mij bleef, was dat alleen maar een probleem. Cor had een deal met Teeven, financieel en strafrechtelijk. Voor zijn dood zei hij: hij mocht de Achterdam gewoon opgeven van Teeven. Dat wilde ik ook het liefst, maar ik kon het niet opgeven, dan moest ik verklaren over het losgeld en de Wallen en de Hallen.

Rechter: Uw angst was groter dan uw ongemak om het stiekem te doen.

(er volgt een schorsing. Na de heropening zegt rechter Wieland dat er iemand is weggestuurd met een persaccreditatie: die had een geluidsopname gemaakt. Het blijkt te gaan om een actrice die zich via RTL Boulevard had aangemeld)

Rechter Frank Wieland: Getuige Willem de Jager is bij de rechter-commissaris gehoord. U kent hem.
Sonja: Ja.

Rechter: Toen Willem met hartfalen in het ziekenhuis lag, bent u samen met hem bij hem op bezoek geweest. Hij zegt: “Sonja deed alles voor hem, ze was bezorgd. Als je wordt geterroriseerd, doe je dat niet.” En uw broer zegt: “Astrid en Sonja zijn niet bang, ze zijn hard, dat ben ik ook.”

Sonja: Je kan sowieso naar de buitenwereld nooit zeggen hoe het zit. Willem de Jager ken ik al zo lang. Ik begrijp niet dat hij dit zegt. Ik had hem nooit kunnen vertellen hoe het echt zit. Je kan aan anderen niet laten zien dat het anders is, dan heb je een ander gedrag. Als ze mij met Wim zagen lopen was het vier handen op één buik, omdat je voor de buitenwereld gewoon doet.

Rechter: Wanneer heeft u hem bezocht?

Sonja: Toen hij in het ziekenhuis lag. Zo gaat het altijd. Hij gaat ervan uit dat je komt, dat je alles doet.

Rechter: Had hij gevraagd of u kwam?

Sonja: Je gaat er altijd heen. Je kan niet wegblijven.

Rechter: Het andere deel is dat uw broer zegt: “Astrid en Sonja zijn niet bang, maar hard.”

Sonja: Dat liegt-ie dat-ie barst, hij zet je onder druk. Zou u niet bang zijn als je kinderen bedreigd worden? Ik wel.

Rechter: Dat is een retorische vraag. U vertelde daarstraks dat uw broer voor de liquidatie al gezegd had dat Cor eraan zou gaan. Is dat voor u nooit aanleiding geweest om dat tegen Cor te zeggen?

Sonja: Ik heb het altijd tegen hem gezegd, Cor zei: maak je niet druk. Ik weet dat hij Cor nog gezien heeft voor de liquidatie. Hij had gezegd: “Niet druk maken, alles is goed.” Als hij dat gaat zeggen dan is het koud, even later lag-ie.

Rechter: Wie zei dat tegen u?

Sonja: Dat Cor hem gezien had in de Maanstraat? Dat zei Wim tegen Cor.

Rechter Mildner: Over dat laatste: geloofde Cor dat?

Sonja: Daar heb ik hem niet over gesproken, maar hij heeft hem daar wel gezien.

Rechter: U heeft niet gemerkt of hij ontspannen was?

Sonja: Nee.

Rechter: Vóór de eerste aanslag: heeft u toen gemerkt dat Cor problemen had met mensen?

Sonja: Nee. Hij had in de loterij gewonnen, van de balletjes, toen had hij al ruzie met Wim. Iedereen kreeg wat, behalve hij, toen was hij zopissed off, er was toen al wrijving.

Rechter: Heeft u van Willem gehoord dat er gevaar was, voor die eerste aanslag? Dat u niet met Cor in de auto moest gaan zitten?

Sonja: Absoluut niet, daar heeft hij mij nooit voor gewaarschuwd. Nooit.

Rechter: Toen het kwam, overviel het u.

Sonja: Het is niet iets wat je opzoekt.

Rechter: Het was geen dreiging die er al was.

Sonja: Nee.

Rechter: Heeft u ooit gehoord over De Allesweter?

Sonja: Nee, geen idee.

Rechter: Dat zegt u niets.

Sonja: Nee.

Rechter: Willem heeft daar ook nooit met u over gesproken?

Sonja: Nee.

Rechter: Niet van Cor over gehoord?

Sonja: Nee.

Rechter: Uw broer Gerard. Er is een opname van uw broer met Astrid, van 30 april 2013. Dan zegt uw broer tegen Astrid: “Zeg maar tegen Sonja dat ze voor mij hetzelfde is als Gerard.” Begrijpt u dat?

Sonja: Hij heeft een hekel aan mijn broertje, hij zal ook een hekel aan mij hebben.

Rechter: “Zeg maar dat ze nergens meer mag komen?”

Sonja: Dat gaat over mij. Dat was altijd al zo.

Rechter: Hij zegt ook tegen Astrid: “Mijn broer heeft mijn geld afgepakt.”

Sonja: Dat weet ik niet.

Rechter: Over Endstra: Willem is bij u op bezoek, de kraan gaat aan, de droger gaat aan. Waarom vertelde hij die dingen aan u?

Sonja: Hij wil altijd praten over dingen die hij doet. Ik weet niet waarom. Hij vertelt het gewoon.

Rechter: Omdat u vertrouwd bent?

Sonja: Ja. Hij zegt het. Dat hij mij laat zeggen waar Cor moet zijn. Als hij iets tegen je zegt: hij maakt je monddood. Je mag nergens over praten, dat is Wim. Hij weet dat ik het toch niet vertel. Als je ergens wetenschap van hebt, trekt hij je ergens in mee. Als je over Cor praat: “Dan regel ik het gelijk met hem.” Je kan niks zeggen, je mag niks zeggen.

Rechter: “Dan trekt hij me in zijn wereld.”

Sonja: Als hij wat vertelt, weet je dat je het nooit mag zeggen. Dat doe je ook niet.

Rechter: Nog even over Thomas. Na de dood van Cor werd het met Thomas van der Bijl moeilijk. Hij kwam bij u, hij wilde geld.

Sonja: Hij zei dat Cor hem twee ramen op de Achterdam beloofd had. Daar weet ik niks van. En voor goud. Thomas was niet echt een bedreiging.

Rechter: Hij heeft de rechten op het boek aan uw kinderen overgedragen.

Sonja: Ik had met Thomas geen probleem. Hij kwam net als de hele familie omdat ze de Achterdam wilden hebben.

Rechter: Heeft u ooit met Willem geprobeerd een afspraak te maken dat u andere mensen zou betalen?

Sonja: Niemand had recht op mijn geld, ze hadden een verdeling gemaakt. Waarom heeft hij recht op mijn geld van Cor? Hij helemaal niet, hij heeft zijn Hallen. Waarom komt hij bij mij voor de Achterdam? Hij zegt dat ik nergens recht op heb. Hij draait het om. Martin, zijn broertje, kwam ook. (Martin Erkamps, de halfbroer van Cor)

Rechter: Ariën Kaale. U vertelt over Marcel Grifhorst, Frans Meijer en Jan Boellaard. U moest Marcel ophalen bij Mark, de broer van Richard Geisterfer. U zegt: “Het was één kliek in Spanje, Ariën Kaale zit daar ook bij.” Ik dacht dat Ariën Kaale bij Cor zat.

Sonja: Richard zat vroeger ook bij Cor, Wim wurmt zich daar in.

Rechter: Peter Jood?

Sonja: Die ken ik alleen van gedag zeggen.

Rechter: Over de benedenwoning van Cor aan het Gelderlandplein. U zegt: “Leen Bosnie en Peter Jood kwamen daar niet.” Leen Bosnie was een vriend van Cor. Was Peter Jood ook een vriend van Cor?

Sonja: Niet dat ik weet.

Rechter Wieland: Op de dag van de dood van Cor kwamen er mensen aan de deur. Wist u iets van een testament?

Sonja: Klopt.

Rechter: Wat was zijn wens?

Sonja: Alles wat van hem was, was voor de kinderen

Rechter: De Achterdam?

Sonja: Nee, die had hij aan mij gegeven. Die was niet voor de kinderen.

Rechter: De Achterdam voor u, de rest voor de kinderen? Ook iets voor zijn familie?

Sonja: Absoluut niet.

Rechter: Daarom heeft u de familie weggestuurd.

Sonja: Ja.

Rechter: Willem zegt dat Achterdam verkocht zou zijn.

Sonja: Klopt.

Rechter: Vertelt u eens.

Sonja: Willem kwam eerst voor de aandelen. Hij heeft veel druk gezet, hij wilde het geld ook hebben. Robbie Grifhorst kwam ook bij mij, dat is een goede vriend, hij wist dat de Achterdam van Cor was. Hij kent alles. Voor mij was de Achterdam een probleem, iedereen kwam voor de Achterdam. Grifhorst kwam bij mij om te kijken hoe het met mij ging. Hij zei: wat doe je met de Achterdam? Ik zei: dat weet ik niet, ik ben er nooit geweest, ik weet niet wat eruit komt. Robbie zei: “Wat als ik het overneem?” Dan kon het gewoon doorgaan. Hij heeft het toen van mij overgenomen. Gekocht. Toen is alles zo doorgegaan. Ik kon niet zeggen dat ik het verkocht had, ik heb tegen Wim gezegd dat Cor het al had verkocht en het geld voor 10 jaar vastgezet had. Dat had ik verzonnen.

Rechter: Willem zegt dat u 1 miljoen had, dat er nog 9 moesten komen.

Sonja: Dat is absoluut niet waar. Dat kan niet. Ik heb het aan Grifhorst verkocht, er is niks veranderd.

Rechter: Is er wel een eigendomsoverdracht geweest?

Sonja: Daar hoef je niks voor te doen, dat is simpel, dat zijn papiertjes. Toonderaandelen.

Rechter Mildner: U zegt: “Ik ben helemaal niet hard.” Toch?

Sonja: Echt niet.

Rechter: Maar wel stevig als het moet.

Sonja: Als het moet wel ja.

Rechter: Over de gebaren: Willem maakt een gebaar, over de lokker. (degene die bij de liquidatie van Cor de locatie zou hebben aangewezen)Hoe ging dat?

Sonja: Ik zat hier, mijn zus zat met hem zo te praten, wij dachten dat het Bassie was, we dachten dat de lokker in beeld heen en weer liep. Toen zag je Bassie lopen. Wij zijn naar Wim toegegaan, dat hebben we opgenomen. Astrid zei: “Bassie is de lokker.” Hij lag helemaal achterover, hij zei lachend: “Het is Bassie niet, het is Ter Haak.” Hij leunde achterover, met zijn handen wijd, dat was het gebaar.

Rechter: U dacht dat het Bassie was. U heeft gezegd dat hij Bassie klappen moest geven.

Sonja: Absoluut niet. Waarom?

Rechter: Omdat hij de lokker was.

Sonja: (lachend). Nee nee nee, absoluut niet, dat kunt u ook aan Bassie vragen.

 

 

 

 

Jantje O. vs Hans Lip

$
0
0

In april 2018 vliegen twee Rotterdamse zwaargewichten in de vechtsport elkaar in de haren over een oude moord. Jan Oosterbaan (‘Jantje O.’) beweert dat hij zes jaar celstraf heeft opgeknapt voor een moord die Hans van der Meer (‘Hans Lip’) heeft gepleegd. Stank voor dank, zegt Jan. Onzin, zegt Hans, die niet begrijpt waar hij deze late aanval aan te danken heeft. Aanleiding was het pas verschenen boek over Jan Oosterbaan. Toen leek het met een sisser af te lopen, maar in juli 2018 doet Bradly, de zoon van Hans, aangifte tegen Jordy Oosterbaan, zoon van Jan, wegens openlijke geweldpleging. Dit is de reportage uit april 2018, het bericht over de aangifte staat hier

“Hans Lul van der Meer vs Jan Oosterbaan. Imperium 1989, Moment of truth” Ik trapte die Lul alle kanten op, had nog medelijden met hem, ik heb ‘m nog gespaard ook…”

Zo. De toon is gezet. Een Facebook-bericht van Jan Oosterbaan, kort voordat op 12 april 2018 het boek over hem verschijnt. ‘Jantje O’ is het levensverhaal van de Rotterdamse sportschoolbaas, maar het gaat in het boek en in de publiciteit eromheen prominent over de bonje met zijn vroegere gabber Hans van der Meer, alias Hans Lip. In het boek wordt hij aangeduid als ‘Hazelip’. Zogenaamd een pseudoniem, maar er is niemand die ook maar enige twijfel kan hebben over wie er wordt bedoeld. Hans had dit bericht niet gezien. Hij is niet zo thuis op internet “en ik heb nog een telefoon uit de tijd van de Titanic.”

Zijn zoon zag het wel. Die sms’te aan Oosterbaan: “Hey vies mietje, wie denk jij wel niet dat je bent? Geloof dat jij al je belangrijke wedstrijdjes heb verloren hè. Ben je daar zo ziek van, ouwe wereldkampioen van de veteranen! Voor wie wil jij je uitsloven, sukkeltje. Beetje me vader belachelijk maken op internet, je weet al 22 jaar waar we wonen. Zo een held ben je dus niet.”

Waarop Oosterbaan reageert met: “Heerlijk als ik je tegenkom binnenkort, ff kijken of je m’n scheenbeen terug kan koppen, lul en koop het boek binnenkort ff, ik heb die homo van je vader Hazelip genoemd ipv Hanslip, lees het ff pannekoek!”

Als gezegd: de toon is gezet. Dit is een verbaal moddergevecht. Je zou zeggen: zet ze allebei in de ring en laat ze het op hun eigen manier uitvechten, maar Hans Lip heeft al jaren last van reuma, dat gaat ‘m niet meer worden. Hans: “In mijn goeie tijd had ik ‘m alle hoeken laten zien.” Hans is 63, Jan is 59. Beiden hebben hun sporen wel verdiend. Hans werd vijf keer Nederlands kampioen, Europees kampioen en tweede van de wereld. De laatste keer dat ze officieel tegen elkaar vochten was die wedstrijd in het Imperium, waar Oosterbaan in het eerste bericht aan refereert.

Hans: “Dat was mijn afscheidswedstrijd. Ik had toen al jaren niet meer getraind. Mijn vrienden van de sportschool vonden dat ik een afscheidswedstrijd verdiende.” Toen waren hij en Jan nog op goede voet met elkaar. Wie was er beter? Ze hebben allebei grote prijzen gewonnen, maar volgens Hans heeft Jan nooit gewonnen van de grote kampioenen. “Hij pakte zijn titels tegen het tweede garnituur.”

Daar moeten de echte kenners maar over oordelen, of dit meer is dan kinnesinne tussen twee kemphanen, de echte bonje is veel serieuzer van aard. In het boek en in de publiciteit eromheen beweert Oosterbaan dat hij zes jaar celstraf heeft opgeknapt voor Hans. Dat hij heeft gezeten omdat hij Hans niet wilde verraden, maar stank voor dank heeft gekregen: Hans had zijn vrouw Linda geen geld willen geven.

Kruimeltje

Het gaat om de moord op een andere bokser, John Smit (36), in april 1995. Er is weinig twijfel over dat die door een groepje Joegoslavische huurmoordenaars om zeep is geholpen, in café Kruimeltje in Rotterdam. Voor het motief is vanaf het begin vooral gewezen naar een bekende Rotterdamse gokbaas, Henk S.; John Smit zou zich aan diens vrouw en dochter hebben vergrepen én de kluis hebben leeggehaald. De liquidatie moest worden uitgevoerd met drie kogels: één voor zijn vrouw, één voor zijn dochter, één voor de centen. Het waren ook precies drie kogels, in het damestoilet van café Kruimeltje, waar John Smit zich even had afgezonderd voor zijn gebruikelijke snuifje coke.

Opdrachtgevers zijn doorgaans moeilijk te vervolgen: dat blijft haast altijd bij ‘van horen zeggen’ en het geruchtencircuit. Maar wie was de moordmakelaar? Twee Joegoslaven noemden de naam van Jan Oosterbaan, die een maand na dato werd aangehouden. Bij de rechtbank werd hij veroordeeld tot twaalf jaar, in hoger beroep werd het negen jaar. Effectief: zes jaar zitten. Oosterbaan is altijd blijven ontkennen dat hij bij de moord betrokken is geweest.

Wegrotten

Waar en wanneer komt Hans Lip in dit spel? In een bericht op internet, van 18 mei 2011, windt Linda, de vrouw van Jan, er geen doekjes om: “Lip is die vieze flapdrol en een ripper, die vrienden besteelt en vrienden zes jaar in de bajes laat zitten wegrotten. Hij moet nu met zijn reumavingertjes uit de prullebak vreten omdat hij van de honger geen ontlasting heeft. Ik hoop dat hij 150 jaar wordt onder deze omstandigheden, whahahahaha.” Even later noemt ze hem “een laag aan de wal geraakte oplichter huurmoordenaar ripper verklikker bangepoepert lafaard huilebalk. Ik hoop eigenlijk dat hij onder de brug ergens slaapt en dat het dalijk ga vriezen, goed voor zijn reuma!! Huilebalk!! Doet die alleen maar zodat die bolle vieze vette plof varkenskop van hem er niet afgetrokken wordt. Vieze bloedhond.”

Bovenlip

Dit is héél anders dan zoals Hans Lip het zelf vertelt. Maar hoe is dit allemaal zo gekomen, waarom werden de bloedgappies vijanden voor het leven? Hans van der Meer is op 11 maart 1955 in Rotterdam geboren. Zijn bijnaam dankt hij eraan dat hij soms een bepaalde beweging maakte met zijn bovenlip. Op school gaven ze hem de bijnaam Hans Lip en die is nooit meer weggegaan. Voetbal is wel een passie van hem, maar daar is hij geen uitblinker in. Wel in vechtsport.

“Toen ik zestien was ben ik begonnen bij Martin Borneman. Die gaf taekwondo, in het wijkgebouw. In Amsterdam was Tom Haring toen net begonnen.” Eerst heette het freefight, daarna ‘volcontact karate’ en later kickboksen. Hans bouwt zijn carrière op bij sportschool Maeng-Ho van Martin Borneman, in Rotterdam-Zuid. “We deden veel wedstrijden in Amsterdam en Rotterdam. En in het buitenland.” Zoals in juli 1978 in Monaco, voor het oog van de koninklijke familie: prins Rainier en prinses Gracia. “Toen was ik 23. Het was in het Stade Louis 2. Dat is nu het voetbalstadion.” Een heel ander publiek dan in Amsterdam: daar was de bekende rechercheur Jan van Looyen scheidsrechter en zat de later in opdracht van maffiabaas Klaas Bruinsma vermoorde kickbokser André Brilleman vooraan in het publiek.

Jan van Looijen als scheidsrechter

In de vechtsport is in die tijd nog niet zoveel te verdienen als tegenwoordig. “Ik heb bij een sportzaak gewerkt, voor negen tientjes in de week, daarna in de haven voor 180 gulden.” Portier in een discotheek, in zijn geval ochtendzaak The Key in de Witte de Withstraat, tikte beter aan: op een goede avond 3000 gulden.”

In 1987 wordt Hans samen met de bekende bokskampioen Rudi Koopmans en kickbokser Nickie H. opgepakt. Ze hadden een zakenman uit Dinteloord geholpen met een incasso: de man was opgelicht voor meer dan een ton en probeerde wat van dat geld terug te krijgen. Dat was deels gelukt, maar het ‘incassobureau van de zware jongens’ was bij de politie in beeld gekomen. Rudi Koopmans werd veroordeeld tot een jaar celstraf, Hans kreeg vier maanden.

In november 1996 wordt Hans gepakt voor de smokkel van een partij van 20 ton wiet uit Colombia, met de groep van de tegenwoordig veel in het nieuws zijnde Henk E., maar Henk zelf was de dans ontsprongen. “Henk zou het transport doen, maar hij werd opgepakt. Met een paar andere Rotterdammers hebben wij het toen door laten gaan.” Dat ging fout. De anderen waren zwaargewichten in dit soort transporten, Hans was de nieuwkomer, “ik heb toen als enige drie jaar aan mijn broek gekregen.”

Overvallen

Jan Oosterbaan was het intussen niet veel beter vergaan. Vanaf 1986 had hij overvallen gepleegd op juweliers in Rotterdam en Amsterdam en was hij daarvoor veroordeeld. In 1990 was hij weer vrij. Hans: “Hij zat later ook bij Maeng-Ho. We trainden met elkaar en mijn afscheidswedstrijd op 26 november 1990, in het Imperium in Rotterdam, was tegen hem. Ik was al vijf jaar gestopt, ik deed niet meer aan kickboksen, mijn benen waren kapot. Vrienden vonden dat ik een afscheidswedstrijd moest krijgen. Als eerbetoon aan mij, het ging er niet om wie zou winnen.”

In 1992 wordt Oosterbaan in Duitsland opgepakt voor een gewapende overval. De verstandhouding met Hans is nog altijd goed. Hans: “Ik heb zijn Duitse advocaat betaald, ik ben in Duitsland bij hem op bezoek geweest.” In een brief van 22 februari 1992 schrijft Oosterbaan, vanuit de gevangenis in Mannheim (‘Cel 4317’): “Ook nog bedankt voor de Mollem die je bij Jan Lems gebracht had voor m’n rekening hier, klasse Hans…”

Op vrijdag 1 mei 1992: “Hallo Gap, bedankt voor je bezoek met Ger en voor de besomme.”

Besomme is ook een bargoens woord voor geld.

John Smit

Op 20 april 1995 wordt in café Kruimeltje in Rotterdam John Smit vermoord. In het boek vertelt Jan Oosterbaan dat hij een paar maanden eerder, in februari, onverwacht bezoek had gekregen van Hans Lip, die hem om hulp had gevraagd: zijn vrouw was in elkaar geslagen door John Smit. Hij wil wraak. Oosterbaan heeft op dat moment poolcafé Goodfellas, waar geregeld Joegoslaven komen. Hans zou hebben gevraagd naar de Joegoslaaf Darko en daar inderdaad een afspraak mee hebben gemaakt. Als John Smit op 20 april in het damestoilet van café Kruimeltje wordt vermoord, gaat er bij Oosterbaan een lampje branden: “Zouden die Joego’s en Hazenlip?”

Dat is nog niet echt een probleem, maar als Jan in juni wordt aangehouden wegens betrokkenheid bij deze moord en ervoor wordt veroordeeld, wordt het een ander verhaal. Althans: als we moeten geloven wat er in het boek staat, waarbij Hans Lip met terugwerkende kracht in de schoenen krijgt geschoven waarvoor Oosterbaan is veroordeeld. Hans Lip: “Ik kwam wel in Goodfellas, ik ging goed met Oosterbaan om, hij was mijn gap voor het leven. Ik heb die Joegoslaven daar misschien ook wel eens gezien, die kwamen daar. Darko was een vriend van Jan, maar ik heb nooit een gesprek met hem gehad. Ik kende John Smit, maar ik had totaal geen contact met hem. En hij heeft mijn vrouw ook nooit in elkaar geslagen.”

Rolex

Hans stond erom bekend dat hij gemakkelijk geld uitgaf. Als iemand wat nodig had, kreeg-ie het ook zo. Hans: “Ik had Jan Oosterbaan tien ruggen geleend en hij had een Rolex van mij, van 15.000 gulden. Hij zou dat allemaal afbetalen, maar toen kwam hij vast te zitten. In april 1995 ben ik bij Jan in Duitsland op bezoek geweest en heb ik 1500 euro op zijn bajesrekening gestort en later ook nog vanuit Nederland. Op 20 november 1996 kwam ik zelf vast te zitten, voor die wiet.”

De verstandhouding tussen Jan en Hans is dan nog altijd uitstekend. Getuige ook tal van brieven van Oosterbaan vanuit de gevangenis in Scheveningen.

Op 25 februari 1997 is de aanhef “Yo Bro Lippensteijn!” en hij sluit af met “All the best gappie, ik hou van je. Jantje.”

Zaterdag 15 maart 1997 noemt hij zich Janus Oosterbanus. Hans is dan net veroordeeld tot ‘drie kerstbomen’, dat valt zwaar tegen. “Groetjes aan Marilyn en de kids en ik zie je volgende brief wel weer tegemoet! Hou je appie gappie… groeten van je bloedgappie Jantje O!!!”

Henk S.

In de zomer van 1997 staat er een groot interview met Oosterbaan in Panorama, waarin hij vertelt dat hij ten onrechte vastzit. Door verklaringen van Joegoslaven die jaloers op hem waren. Hij wijst naar Henk S. als opdrachtgever. In een brief van 5 oktober, vanuit de gevangenis, schrijft hij erover aan Hans Lip: “Hoe vond je het artikel in de Pano? Was het positief gap? Ik hoor enkeld maar goeie berichten erover! En het is wat hé, dat ik overal vandaan hoor dat die S. een ton per jaar geeft aan die joego’s wanneer ze d’r muil houden.”

Geen woord van verwijt aan het adres van Hans.

Hans: “Ik kwam er in 1998 uit. Hij zat nog vast. Er was nog steeds niks aan de hand. Ik ben met andere jongens en met Linda bij hem op bezoek geweest toen hij in Overloon zat. Ik bleef hem geld geven. Anderen waren wat minder gul geworden. Dat kwam ook doordat Jan een dure jeep had gekocht, met zijn naam erop en met weekendverlof kocht hij schoenen van 400 gulden. Ik heb al die tijd nooit gehoord dat hij mij iets kwalijk nam. Hij zei zelf dat hij erin gelegd was door Joegoslaven. Het verhaal dat de ronde deed was dat iemand Jan had ingehuurd en dat Jan het contact had gelegd met die Joegoslaven.”

Antieke klok

Dat er iets loos is, merkt Hans als Jan Oosterbaan op 19 november 2001 bij het Novotel in Schiedam wordt aangehouden voor een akkefietje met een antieke klok. Hans: “Een vriend van Oosterbaan vroeg of ik 5000 gulden wilde geven voor de advocaat. Toen heb ik gezegd: ik kijk wel, maar ik dacht: het wordt nou te gek. Kort daarna hoorde ik dat Jan net 6 ton gehad van rippartij van een van zijn beste vrienden.”

Dat gaat over een partij olie – voor synthetische drugs – met een waarde van ongeveer 4 miljoen euro. De benadeelde partij was een goede vriend van Jan Oosterbaan, de rippers waren vrienden van Jan, van de beruchte Brabantse Julietbende.

Crisis

Uit wat er later gebeurt, blijkt dat als Oosterbaan uit de gevangenis komt, hij het idee heeft dat hij geld tegoed heeft van Hans Lip. In het boek staat een passage over Linda, de vrouw van Jan, die tijdens de detentie van haar man erachter zou zijn gekomen dat Jan zijn straf uitzit voor iemand anders. Voor Hans. In de zomer van 1999 zit Linda in geldproblemen. Ze kan de elektriciteit niet meer betalen. Jan zegt dat ze naar ‘de Eneco-man’ moet gaan. Ze gaat met de acceptgiro van het nutsbedrijf naar die man, en dat blijkt Hans Lip te zijn. Hij betaalt de rekening zonder morren. Daarmee zijn Linda’s financiële problemen uiteraard niet structureel opgelost, maar als ze weer bij Hans aanklopt, geeft die niet thuis. Hij vindt het wel mooi geweest en Jan is hem ook nogal wat schuldig. Linda wil het naadje van de kous weten en zet Jan in de gevangenis flink onder druk: wat is er aan de hand? Hij ‘bekent’ dan dat hij eigenlijk de straf uitzit voor Hans. Linda is woedend. Op Hans, maar ook op Jan. Het leidt tot een flinke crisis in hun relatie, maar op den duur leggen Jan en Linda het weer bij. Jan en Hans niet.

In het boek gaat het vervolgens over Joegoslaven die Linda bedreigen en Hans Lip die een afspraak maakt met Linda en dan begint te huilen en zegt: “Ik heb zo’n spijt!” Later staat hij bij haar op de stoep met een ton contant geld. Voor haar. “Dan moet je die en die uit het leven laten schieten. Weet jij iemand? Je kan er nog een cabrio bij krijgen. Heb ik net ook voor mijn vrouw gekocht.”

Tikkie

Totale nonsens, zegt Hans Lip. “Ik heb nooit met Linda afgesproken, dit zuigt ze uit haar duim. Het enige dat klopt is van die cabrio. Ik had een tikkie gemaakt en mijn vrouw een cabrio gegeven. Dit was in de tijd dat Oosterbaan die 5000 gulden voor de advocaat vroeg, ze waren kwaad dat ik mijn vrouw een cabrio gaf van 60.000 gulden en hij die 5000 niet kreeg. Toen hij vrijkwam, wilde hij 50.000 voor een tandartspraktijk. Heb ik ook niet gegeven. Hij had zelf net die 6 ton gehad van die rippartij met de Julietbende.”

In de tijd dat de affaire met de antieke klok speelt, in 2001, laat Hans aan Jan weten dat hij dit verhaal over de rippartij en de 6 ton kent. “Vanaf dat moment is al dat gezeik begonnen. Ik begrijp het wel: mensen kijken hem schuin aan, omdat hij voor moord heeft gezeten, dat kan hij niet gebruiken in zijn sportschool, iemand anders moet de schuld krijgen. Dat is volgens mij ook de opzet van dat hele boek: zichzelf schoonpraten, ten koste van mij.

Doodschieten

In het slotwoord van het boek schrijft Oosterbaan: “thnx fucking Hazenlip, voor het niet zorgen voor mijn vrouw en kinderen terwijl ik voor jou mijn muil dichthield en vijftien jaar trotseerde.”

Hans: “Thanks, meneer en mevrouw echte pannenkoek. Jullie zijn bezig met een campagne antipesten. Mooie ambassadeur! Het charmeoffensief is je duidelijk niet gelukt: mijn zoon bedreigen en hooligans naar het voetbalveld sturen met de mededeling dat je zijn vader gaat doodschieten…”

 

Reactie Jan en Linda Oosterbaan:

 “Ik word platgebeld door mensen die hun verhaal over ‘Hazenlip’ willen doen en dat zijn echt geen fijne verhalen. Maar dan kun je aan de gang blijven. Ik sta honderd procent achter alles wat in het boek staat en heb overal mensen voor die het kunnen bevestigen. Wat erin staat zuig je echt niet uit je duim natuurlijk. Van de 24 hoofdstukken komt Hazenlip in ééntje naar voren, de rest gaat over kickboksen, motorclubs, liquidaties, portier staan, overvallen en de illegale gokwereld. Hij is echt niet de hoofdpersoon. Wat betreft die bedreigingen: ik hooligans sturen om zijn zoons te bedreigen? Wat een onzin. Alsof die jongens zich laten sturen. Netzomin als dat ik iemand dood zal schieten of dat aankondig als bedreiging. Dat is mijn eer te na en dat weet iedereen die mij ook maar een beetje kent. Hazenlip, er is in het hele verhaal maar één grote pannenkoek en dat ben ik niet. Een moordzaak verjaart niet. Lees het boek en desnoods gaan we voor heropening van de zaak.”

In juli 2018 doet Bradly van der Meer (22), zoon van Hans, aangifte tegen Jordy Oosterbaan, zoon van Jan, wegens openlijke geweldpleging. Zie hier

 

Coke-eiland Urk: smokkelaars naast God

$
0
0

“die N. weet niet ik heb granaten liggen ik gooi op die kanker huis van hem” Op Urk schrikken ze niet zo snel, maar dat ze zich met het oppikken van een partij cocaïne in zulk gevaarlijk vaarwater zouden begeven, zullen Hans N. en Leen R. niet hebben verwacht. In juni 2017 liepen ze met viskotter Z181 in Harlingen tegen de lamp. Hans N. is inmiddels veroordeeld, Leen ontkent elke betrokkenheid en wacht nog op zijn proces. Ze zijn er allebei inmiddels wel achter gekomen dat ze banger moeten zijn voor hun opdrachtgevers – direct gelieerd aan de beruchte Mocromaffia – dan voor justitie. Hoe heeft het zover kunnen komen?

Als je op Urk vraagt naar hoe het erbij staat met de visserij, krijg je van iedereen antwoord. En ja, ze zijn boos op de regering, en op Europa, omdat het zogenaamde pulsvissen is verboden, nadat de Franse vissers erover hebben geklaagd. Eén onderwerp is niet bespreekbaar. Dan vallen die anders toch best spraakzame Urkers stil. Wat ze vinden van de verhalen in de pers over het smokkelschip van Johannes (‘Hans’) N., de viskotter Z181. En over Leendert (‘Leen’) R., die ervan wordt verdacht te hebben samengespannen met Hans. Dan stokt de conversatie en kun je beter vertrekken. Want Hans en Leen zijn boeven, maar wel “onze boeven”. Urk kent maar twee fronten: eigen volk en de anderen.

 

Niet dat Hans (31) en Leen (50) populair zijn in het rustieke vissersdorpje, het voormalig eiland in de Zuiderzee, waar je nog altijd over de kerken struikelt en de zondagsrust nog hoog in het vaandel staat. De schepen leggen niet meer aan bij de Urker kade: die blijven in Harlingen of Scheveningen buitengaats. De vissers zelf zijn wel elk weekend thuis, bij moeder de vrouw. Vanaf vrijdagavond halen ze in wat ze door de week tekort komen, met mannen onder elkaar, op volle zee. Waar maar weinig tijd is voor andere zaken dan de visserij: het is hard werken. Belangrijkste man aan boord: de kok. Goed eten, daar houden ze wel van.

 

Grijs gebied

 

De Urkers kennen hun bijbel. “Geef de keizer wat des keizers is”. Met andere woorden: gehoorzaam de overheid en betaal belasting. Doen ze ook wel, maar op hun eigen manier. Er is altijd een grijs gebied, met wat meegenomen partijtjes vis die onderhands worden verhandeld. Voor eigen gebruik en een beetje voor vrienden, die toevallig een restaurant of een eettentje hebben. Dat gaat niet om grote bedragen, het is ‘speelgeld’. Hetzelfde geldt voor drank en sigaretten. Buitengaats is dat belastingvrij. Dan wil er weleens een flesje of een slofje tussen wal en schip raken. Dat weten ze allemaal van elkaar en zelfs de dominee staat het oogluikend toe. Natuurlijk is er wel eens een donderpreek, over ‘God en de Mammon’ (de god van het geld), maar het moet niet al te specifiek worden, dan vinden de broeders het niet leuk meer en kan de predikheer zijn biezen pakken.

 

Drijvende fabrieken

 

Dat Hans N. met zijn viskotter Z181 niet goed bezig was, dat vermoedden ze op Urk al heel lang. Hans was niet echt een succesvol vissersman. Als je in de visserij het hoofd boven water wil houden, moet je van goeden huize komen. De moderne vissersschepen zijn drijvende fabrieken, die miljoeneninvesteringen vragen. Je moet een goed ondernemer zijn en dat was Hans niet. Toen hij met de kotter Z181 in de weer ging, waren de collega’s nogal verbaasd. Dat het hem zo voor de wind leek te gaan. Waren de goden hem zoveel gunstiger gezind dan anderen? Nu geloven ze op Urk bijna alles. Was het hier niet dat de replica van de Ark van Noach aanlegde? De Urkers geloven heilig dat die ark ooit echt heeft bestaan. En misschien ook nog wel dat, toen in 2018 bij een storm de ark van zijn anker sloeg en grote schade opliep en aanrichtte in de Urker haven, dat misschien wel een straf van God was, voor de zonden van het dorp. Maar het succes van Hans en zijn kotter: daar vermoedden ze toch een duivelse streek. Niet dat hele erge, dat het later bleek te zijn. Eerder dat het om wat grootschaliger smokkel van drank en sigaretten zou gaan.

 

Gekraakt

 

In juni 2017 liep Hans in Harlingen tegen de lamp. Wat hij en zijn handlangers niet wisten was dat justitie erin geslaagd was versleutelde berichten van zogenaamde PGP-telefoons te ontsleutelen, nadat er een server in Canada was gekraakt. Tal van Nederlandse criminelen maakten gebruik van een PGP-netwerk waarvan ze dachten dat het veilig was, maar de aanbieder van de telefoons had een potje gemaakt van de beveiliging. Het bleek een goudmijn voor justitie. Een suikerpot, waar men nog jarenlang uit kan snoepen en die inmiddels al heeft geleid tot het ontmaskeren van opdrachtgevers voor tal van liquidaties in het criminele milieu en waardoor er al straffen van levenslang zijn uitgedeeld.

Dat criminele milieu: dat is in hoofdzaak de zogenaamde Mocromaffia, met als broedplaatsen Amsterdam en Utrecht. Precies met die groep was Hans N. in zee gegaan. Wellicht zonder helemaal te beseffen hoe gevaarlijk dat was en dat er meteen al een prijs op zijn hoofd was gezet voor als er iets fout zou gaan: het potje met geld om hem te laten liquideren was al gevuld.

 

Containerschip

 

Het lijntje naar Urk begon met het berichtenverkeer van ‘Mocromaffiaman’ Naoufal (‘Noffel’) F.(37) en de Pakistaanse Amsterdammer Muhammed S. (31). Op 30 juli 2015 stuurde Muhammed een bericht aan Noffel met de vraag of hij iemand kende met een boot om coke op te vissen. Het is een bekende smokkelmethode: een containerschip vanuit Zuid-Amerika vaart naar Nederland, een paar kilometer voor de kust worden pakketten met cocaïne overboord gezet en in het water gegooid. Ze blijven drijven en worden door een kleinere boot opgevist. Dat kunnen speedboten zijn, maar ook vissersschepen: die vallen minder op. Het contact tussen de ‘lossers’ van het containerschip en de ‘opvissers’ gaat per satelliettelefoon. Uit het ontsleutelde bericht valt op te maken dat het alleen kan van maart tot oktober, omdat het water dan rustig is.

 

Kustwacht

 

Er gaat wat tijd overheen, maar twee jaar later, in juni 2017, is het zover. De politie heeft al die tijd het berichtenverkeer tussen betrokkenen in de gaten gehouden en de verdachten geobserveerd. Zo zien ze op 9 juni dat Muhammed S. in Amsterdam de Montenegrijn Dalibor D. (37) oppikt en dat ze samen naar Harlingen rijden. De kotter van Hans N. is allang in het vizier en de kustwacht volgt elke beweging van dit ‘scheepje onder Jezus’ hoede’. Ze zien hoe de kotter als een loopse hond de volgende dag minutenlang achter het Panamese containerschip MSC Krystal vaart. Dat er pakketten uit het water worden gevist, wordt niet waargenomen. Maar met gewoon vissen heeft dit niets te maken: kort na de achtervolging van het containerschip zet de kotter koers naar de haven van Harlingen.

 

Natte tassen

 

Daar wacht een warm onthaal door een forse eenheid van politie en justitie. De opvarenden moeten even binnenblijven en een zoekploeg wroet in de krochten van het gevaarte. Het duurt niet lang voor er dertien natte tassen met in totaal 261 pakketjes cocaïne worden gevonden achter de machinekamer, in een moeilijk te bereiken ruimte. De schipper, drie bemanningsleden en de op de wal wachtende Hans N. worden gearresteerd.

 

Hans is geen doorgewinterde crimineel, hij slaat meteen door. Hij zegt dat hij drie ton heeft gekregen om de drugs op te pikken. Twee ton heeft hij aan de schipper gegeven en 25.000 euro aan een Pools bemanningslid. Over de anderen is hij vager. Een beginnersfout: even later doet Hans er het zwijgen toe. Niet zo gek: justitie ontdekt dat hij in de gevangenis zwaar bedreigd is om verklaringen in het voordeel van Muhammed S. af te leggen. Een van de dreigementen was dat ze zijn kind iets zouden aandoen. Dan wil je wel je mond houden. Zeker als blijkt dat de opdrachtgevers weinig scrupules hebben ten opzichte van de mannen die ze inhuren voor klussen. In ontsleutelde PGP-berichten uit september 2015 overleggen Noffel en Muhammed al over eventuele represailles.“Ik zeg de vissers leg voor we beginnen met werken met hun 600 K klaar voor het geval iets fout gaat kan gelijk team pikieuw ingeschakeld worden!”  Tijdens het proces zegt officier van justitie Koos Plooij dat met ‘team pikieuw’ een ‘moordcommando’ wordt bedoeld en dat daar zes ton voor beschikbaar zou zijn. Dat is overigens buitensporig veel: voor liquidaties binnen de Mocromaffia zou doorgaans slechts een fractie van dit bedrag worden betaald.  

 

Granaten

 

Muhammed S. had sowieso niet het beste voor met Hans N., in november 2015 stuurde hij aan een compagnon dit bericht: “Truste, die N. weet niet ik heb granaten liggen ik gooi op die kanker huis van hem als mijn hoofd moe wordt! Afff bro.”

Met N. wordt dan Hans N. bedoeld. Waarom de verstandhouding in 2015 al zo slecht was, is niet duidelijk. Hans heeft dat waarschijnlijk nooit geweten. Na de arrestaties werd het een ander verhaal en was er serieuze dreiging. Volgens justitie moesten er getuigen worden opgeroepen om verklaringen ten gunste van Muhammed af te leggen. “Als iemand niet wil komen, moet je het aan mij doorgeven. Ik haal ze wel uit huis.”Waarop Hans er het zwijgen toe deed.

In mei 2018 staan de mannen van de kotter terecht bij de rechtbank in Amsterdam. De meesten ontkennen: hun advocaten voeren aan dat ze vanuit hun positie op de kotter niks hebben kunnen zien van het opvissen van de tassen. De rechtbank gelooft er niet veel van. Hans N., eigenaar van de boot, krijgt vier jaar gevangenisstraf, maar hij mag zijn vaartuig houden. Montenegrijn Dalibor D. krijgt zes jaar. Hij was de verbindingsman en was speciaal ingevlogen voor het smokkelen van deze partij.

Schipper Tiemen Klaas W. (39) krijgt 3,5 jaar, bemanningslid Marcin R.(42) drie jaar, bemanningslid Klaas Willem F. vijf jaar. De laatste stond in direct contact met de organisatoren van de drugssmokkel.

Na het onderzoek in Harlingen werd de Z181 naar Urk gevaren, waar iemand op de kade het woord DRUGS kalkte

‘GOKAUTOMATENMAN’ LEEN: MAN ACHTER DE SCHERMEN

In december 2017, een half jaar nadat in Harlingen de viskotter tegen de lamp is gelopen, wordt Leen R. aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de cocaïnesmokkel. De naam van de voormalig speelautomatenhandelaar zong al langer rond, maar het duurde kennelijk even voor justitie vond dat er voldoende bewijs was om hem op te pakken. Leen R. staat bekend als de horecakoning van Urk en is eigenaar van drie uitgaansgelegenheden. Justitie verdenkt hem ervan Hans N. te hebben aangestuurd. In het dossier staat het zo: “Kennelijk behoorden zij tot de vissers over wie S. en anderen konden beschikken voor transporten over zee. R. en K. zijn ook daadwerkelijk gezien: op 10 juni 2017 ’s avonds op de parkeerplaats Waddenhal in Harlingen, toen S. daar met N. vermoedelijk stond te wachten op de terugkeer van de Z-181. N. had ook meermalen telefonisch contact met hen.”

Op 10 juni stonden de Pakistaan Mustafa en Hans N. in Harlingen samen te wachten op de aankomst van de coke-kotter. Tegelijk met Leen R. en een andere man uit Urk, een zekere K., die niet als verdachte is aangemerkt. Leen R. ontkent elke betrokkenheid bij de zaak, maar zal toch moeten kunnen uitleggen waarom hij uitgerekend die avond in Harlingen stond te wachten. Weliswaar niet in het gezelschap van Mustafa en Hans, maar wel op dezelfde locatie. En er was volgens justitie ook telefonisch contact tussen Leen en Hans.

Wat wellicht ook nog een rol speelt: Leen is op het gebied van drugssmokkel niet van onbesproken gedrag. In 2005 ontdekte de politie in een loods in Tollebeek 5000 kilo hasj na een tip van de Franse politie. Leen, nog een Urker en een man uit Harlingen werden opgepakt. Toen werd hij wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. De chauffeur zou hem erbij hebben gelapt in ruil voor strafvermindering en zijn enige betrokkenheid bij de loods zou zijn dat hij daar een plezierbootje had opgeslagen. Daar kwam hij toen goed mee weg. Dit keer moet hij net zo overtuigend proberen uit leggen waarom hij op 10 juni toevallig in Harlingen was.

 

Frank ging een petje kopen

$
0
0

Op een zaterdagmiddag in oktober 2014 vertrekt Amsterdammer Frank Kater (42) uit een afkickkliniek in Zuid-Afrika voor een bezoek aan Kaapstad om een petje te kopen. Het is al vreemd dat hij daar toestemming voor krijgt, maar nog vreemder: hij komt nooit meer terug. Ondanks intensieve zoekacties in Kaapstad, waar hij in dat weekend nog verschillende contacten had, is er nooit meer iets van hem vernomen.

“Zelfs de minister-president uitte in een tweet zijn bezorgdheid over de vermiste man,” schrijft een Zuid-Afrikaanse krant. Die tweet is niet een-twee-drie terug te vinden, maar het zou zomaar kunnen: Amsterdammer Frank was niet van de straat. Had een topfunctie bij een Brits telecombedrijf, en verkeerde in de betere kringen. Ook in de gayscene. Daar ergens ging het mis. Na een bezoek aan New York was hij verslaafd geraakt aan crystal meth, het spul dat we in Nederland vooral kennen van de serie Breaking Bad. Hij zou het toegediend hebben gekregen zonder dat zelf te weten. Iedereen weet: als je dat blijft gebruiken, ga je eraan onderdoor. Afkicken was het devies, en dan kom je haast vanzelf of in Thailand of in Zuid-Afrika terecht. In zijn geval werd het de kliniek Stepping Stone, zo’n 25 kilometer van Kaapstad, in het onooglijke kustplaatsje Kommetjie aan de Westkaap.

“U moet die foto verwijderen, anders krijgt u problemen,” zegt de resolute directrice van afkickkliniek Stepping Stone in Kommetjie. Hier was het dat Frank Kater ruim drie jaar geleden verdween. De kliniek valt nu onder een andere instelling, de naam van de overkoepelende organisatie is veranderd en moet vooral niet in verband worden gebracht met Frank Kater. Mocht er op enige wijze worden gezinspeeld op de huidige instelling, dan zal de juridische dienst maatregelen nemen.

De gevoeligheid is te begrijpen: de gang van zaken met Frank Kater roept heel veel vragen op. Hoe kan het dat hij na een verblijf van amper vijf weken in z’n eentje een bezoek aan Kaapstad kon brengen? Als er werk van zou zijn gemaakt, had de kliniek een serieuze schadeclaim tegemoet kunnen zien. Op publiciteit zitten ze sowieso niet te wachten: een opname hier kost zo’n 5500 dollar (5000 euro) per maand. De verzekering betaalt, maar je mag toch verwachten dat cliënten met een ernstige verslaving serieus worden behandeld. Frank was hier terechtgekomen via SolutionS in Barneveld. Ook daar is weinig behoefte aan commentaar: privacy. Bovendien: de banden met Stepping Stone zijn al enige tijd verbroken en SolutionS doet sowieso niks meer met verslaafden. Afgesproken was dat Frank twee keer vier weken in Stepping Stone zou blijven, waarvan de tweede vier weken in het Beach House, met meer vrijheden. Wat ook al een uiterst dubieus uitgangspunt lijkt.

De kliniek in Kommetjie

Er is zowel in Nederland als in Zuid-Afrika aardig wat aandacht geweest voor deze ongewone spoorloze verdwijning. De toenmalige partner van Frank reisde vijf weken na de vermissing naar Kaapstad, met nog een vriend. Ze staan op foto’s in Zuid-Afrikaanse kranten, om aandacht te vragen voor hun zoektocht. Tal van anderen werden ingeschakeld: privédetectives, de plaatselijke politie, de ambassade; er volgden intensieve zoektochten in de krochten van Kaapstad, waarbij wel het een en ander boven tafel kwam dat in de kranten niet of nauwelijks werd vermeld. Misschien omdat het toen nog niet bekend was, of omdat er een goede reden was bepaalde details niet naar buiten te brengen.

Het bezoekje aan Kaapstad van die zaterdagmiddag was niet zo onschuldig als afgespiegeld. Er was wel wat meer aan de hand dan dat Frank die middag een petje wilde kopen. In de dagen ervoor had hij kans gezien contacten te leggen in de Kaapse gayscene en dáár ging hij naar toe. Daar was hij op verschillende locaties aanwezig, het was ook daar dat hij verdween.

‘Ziekte’

Op 5 september 2014 was Frank naar de afkickkliniek in Kommetjie gegaan. Hij hield met Whatsapp en telefoongesprekken contact met zijn partner. Ze hadden al ongeveer drie jaar een relatie en het ging het allemaal buitengewoon goed.

De partner, in de Kaapse krant Cape Argus:“Op donderdag 9 oktober sprak ik hem voor het laatst. Op vrijdag stuurde hij een Whatsapp waarin hij zegt dat hij mij zondag zou bellen. Hij voelde zich goed en gaf aan dat hij aan het vechten was tegen zijn ‘ziekte’” Overigens: dat ‘ziekte’ is een term die de krant gebruikte, Frank noemde het beestje gewoon bij de naam: verslaving.

Op zondag 12 oktober krijgt de partner inderdaad een telefoontje, maar niet van Frank: het is iemand van de kliniek die zegt dat Frank niet is teruggekeerd van een uitstapje.

Niemand weet wat er aan de hand is. Er komt nog wel een brief, maar die is op de post gedaan op 31 september, ruim voor de vermissing. Frank schrijft daarin dat hij kan merken dat zijn partner trots op hem is dat het zo goed gaat, dat het hem heel goed bevalt, dat het erg mooi is en dat hij walvissen heeft gezien. Het lijkt hem leuk daar ook nog eens samen naar te kijken. De partner beschrijft Frank als een vriendelijke, zorgzame man die er altijd voor je is als je hem nodig hebt. Humoristisch, prettig gezelschap, zeker niet iemand die weg zou blijven zonder iets te zeggen, dat past helemaal niet bij hem. “Dat is helemaal niet zoals ik Frank ken. Het is een nachtmerrie.”

Of dit het hele verhaal is, is de vraag. Er waren ook wel wat signalen dat Frank Kater zich niet meer helemaal gelukkig voelde. Dat hij er ook andere contacten op nahield, was overigens geen geheim: op die manier had hij ook zijn verslaving opgelopen. Hij was eerder dat jaar naar New York geweest en daar was hij verslaafd van teruggekeerd. Ook bij hem waren alle alarmbellen afgegaan. Op donderdag was hij terug in Nederland, op maandag stelde hij zich al onder behandeling bij SolutionS.

In Nederland was crystal meth zeker toen nog onbekend, in de Verenigde Staten was het populair als partydrug. Het wordt de gevaarlijkste drug ter wereld genoemd: één keer gebruiken kan genoeg zijn om iemand totaal afhankelijk te maken. Berucht zijn de series foto’s die destijds de ronde deden, na vijf jaar gebruik: totaal uitgemergeld. Frank vertelde dat iemand het in zijn drankje had gedaan en dat hij het niet bewust had gebruikt. In theorie kan dat, maar de gebruikelijke manieren van innemen zijn snuiven, roken of spuiten.

Het staat bekend als de moeilijkste verslaving om vanaf te komen. Dat maakt de gang van zaken rond zijn verdwijning zo merkwaardig: je zou haast denken dat ze bij Stepping Stone niet wisten waarvoor hij daar zat. Het is moeilijk te verklaren waarom hij na vier weken al naar het Beach House ging, de open afdeling van de kliniek.

Gayscene

Op de zaterdag van zijn verdwijning is er in de kliniek een ‘terugkeerdag’. Genezen ex-cliënten komen daar bij elkaar. Achteraf blijkt dat Frank in de voorgaande dagen vanuit de kliniek al allerlei contacten heeft gelegd in de gayscene in Kaapstad en dat hij van plan was zich daar in het weekend te melden. Hij krijgt van zijn begeleiders toestemming om te gaan lunchen met een van de bezoeksters van die ochtend, maar hij weet haar kennelijk te overreden hem een lift te geven naar Kaapstad. Tegen haar had hij gezegd dat hij alleen even naar de stad wilde om een petje te kopen. Hoe en wanneer hij terug wilde komen is onduidelijk. Dat zou alleen per taxi kunnen en dat zou dan een behoorlijk kostbare aangelegenheid worden.

Kommetjie is een afgelegen plaatsje aan de kust. Wie daar niks te zoeken heeft, blijft er weg. De kust is populair bij kreeftenvissers en dankzij de hoge golven wordt er weleens een surfer gesignaleerd, maar het water is ijskoud, het brede uitstrekte ruige strand is allesbehalve fraai en er is verder niks te beleven. Het zal niet voor niks zijn dat de afkickkliniek hier is gevestigd: de kans om in dit gat verkeerde figuren tegen te komen is gering, daarvoor moet je echt naar de bewoonde wereld.

Dubbele agenda

Kortom: een meth-verslaafde krijgt na vier paar weken ‘behandeling’ de kans in z’n eentje naar Kaapstad te gaan, de metropool die bekend staat om zijn gay- en drugsscene. Uit alles blijkt dat Frank weloverwogen van plan was zich daar vol in te storten. Wat hij ook deed. Maar dat blijkt pas veel later. Op welk moment zijn partner op de hoogte komt van de dubbele agenda van Frank is niet duidelijk, maar er zal het een en ander zijn gaan dagen toen hij vijf weken na de verdwijning samen met een goede vriend naar Kaapstad ging om te gaan zoeken.

Ze hebben contact met de Nederlandse consul, de SAPS (de politie) en een lokale privédetective. Iedereen maakt zich ernstig zorgen: Frank heeft aan niemand iets laten horen, zijn paspoort en bankpasjes zijn nog in de kliniek, hij heeft niks bij zich waaraan hij geïdentificeerd kan worden.

Er is één troost: de politie van Kaapstad kent haar pappenheimers aardig en gaat ervan uit dat er een goede kans is dat Frank nog leeft. Als hij was vermoord, hadden ze hem wel gevonden. In Kaapstad ligt elke week een lijk op straat, het is daar niet de gewoonte om die ergens te dumpen, dat is nergens voor nodig. De daders zijn toch niet te achterhalen.

 

Green Point

In Nederland wordt de zoektocht gevolgd. Het Parool meldt dat “Frank Kater uit Amsterdam voor het laatst werd gezien in een Kaapse buitenwijk waar hij naar toe was gelift” en dat de zoekers vrezen dat hij tegen zijn wil wordt vastgehouden. Frank zou zijn afgezet door iemand die hem een lift had gegeven. De locatie was specifiek: bij de speeltoestellen in Green Point. Verder zijn er weinig aanknopingspunten. Alles wat hij bij zich had waren de kleren die hij droeg, zijn zonnebril, 140 euro aan Zuid-Afrikaans geld en zijn mobiele telefoon. Zijn creditcard en paspoort waren in de kliniek gebleven.

De zoekers keren onverrichterzake naar Nederland. Dan wordt er contact gelegd met Dick Steffens van recherchebureau Interludium Investigations International in Apeldoorn. Oud-rechercheur van de Amsterdamse politie en bekend als de losgeldrijder bij de Heinekenontvoering.

Steffens: “Ik was erg onder de indruk van wat die jongens in Kaapstad hebben gedaan. Ze zijn in de homoscene daar geweest, hebben veel contacten en heel veel kanalen aangeboord om informatie te krijgen. Ze hebben flyers uitgedeeld, hebben in de luxe gayscene alle bars bezocht, zijn bij de kliniek geweest, hebben een privédetective ingehuurd.”

Als de gegevens van zijn computer en telefoon worden uitgeplozen, blijkt dat Frank vanuit de kliniek de mogelijkheid heeft gehad contacten te maken in de homoscene en daar ook gebruik van heeft gemaakt. Steffens: “Daar mocht hij eigenlijk ook niet de beschikking over hebben.”

Seksfeest

Uit de naspeuringen blijkt dat Frank die zaterdag in Kaapstad contact heeft gehad met blanke Zuid-Afrikaanse mannen. Ook verslaafd. Niet direct een geschikte omgeving voor een afkickende cliënt. Steffens, die in januari 2015 samen met zijn vrouw zelf op zoek ging in Kaapstad, volgde dat spoor. “We zijn bij een van die mannen thuis geweest. Geen arme sloeber, wel een excentrieke man, met één arm. Hij vertelde dat er een seksfeest was geweest met meerdere mannen. De partner van Frank was ook bij hem geweest, die vond het een vriendelijke man, maar toen wij aanbelden was hij niet bepaald toeschietelijk. Hij wilde ons niet binnenlaten.”

Op zondag was Frank bij dat seksfeest geweest, daarna was hij met een van de andere mannen in de auto meegereden. Die had hem op zijn verzoek afgezet bij Green Point. Steffens: “Die man hebben we ook gesproken. Frank had gezegd: ‘Zet me er hier maar uit.’ Hij had gevraagd: ‘Waar ga je naar toe?’ Waarop Frank had gezegd: ‘Dat is voor jou een vraag, voor mij een weet.’ Daarna loopt het spoor dood.” Opmerkelijk: de man die hem hier had afgezet, had kort daarna zijn auto verkocht. Syeffens: “Hij zei tegen ons dat hij elke dag nog naar Frank uitkeek, of hij hem ergens zag.”

Het lijkt erop dat Frank nog een afspraak had en doelbewust naar Green Point was gegaan, maar niet iedereen is openhartig. Steffens: “Het zijn allemaal mensen met goede functies, er was een getrouwde man bij, ze zijn allemaal bang voor publiciteit.”

In tien dagen tijd spreken Dick en zijn vrouw tal van mensen en instanties. “We hadden goed contact met twee rechercheurs van de Nationale Politie. Hele goeie mensen, heel toegankelijk, met een realistische kijk op de zaak. Ze konden niet veel geven, maar wat ze hadden, hebben ze verstrekt.” Zo is de telefoon van Frank uitgepeild in Khayalitza, een township van Kaapstad. Een no-go-area voor iedereen die daar niet thuishoort. “Daar is het signaal twee keer getraceerd, bij een liquor store, maar de politie vond het te riskant daarheen te gaan. De kans dat het iets zou opleveren, was ook erg klein. Niemand denkt dat Frank daar zelf is geweest, het toestel zal ergens gevonden of gestolen zijn en doorverkocht, daar kom je nooit achter.”

Township

Steffens is in Kaapstad in het gezelschap van een Zuid-Afrikaanse privédetective die door de partner is ingehuurd, maar ook die ziet het niet zitten om naar de township te gaan voor onderzoek. Steffens: “Een van de politiemannen vertelde dat ze bijna elke dag bezig zijn met moordzaken, dat heeft meer prioriteit dan de vermissing van een meerderjarige buitenlander. De medewerking was goed, wat ze konden doen hebben ze gedaan en ook vanuit de ambassade was er volop steun, maar je kunt niet verwachten dat ze er een bataljon militairen voor inzetten. Volgens de politiemensen ligt het niet zo voor de hand dat Frank vermoord is. Als het een roofmoord om de telefoon was geweest, hadden ze hem op straat laten liggen, dan was hij wel gevonden.”

Steffens is ook bij het grootste mortuarium in Kaapstad geweest, maar daar  – en in de andere mortuaria in Kaapstad – waren geen onbekende blanke lijken afgeleverd. Het DNA van Frank is bekend. Dat is vergeleken met dat van ongeïdentificeerde lijken, maar ook dat leverde geen match op.

Johannesburg

Wat zijn de mogelijkheden? Leeft Frank nog? Steffens: “Eén optie is dat hij weer verslaafd is geraakt en dan is de vraag of hij zich daar heeft kunnen handhaven. Er zijn in Kaapstad heel veel shelters, met ontzettend veel verslaafden en daklozen, hij zou meegegaan kunnen zijn in die stroom. Frank was een heel ijdele man, die zichzelf goed verzorgde. Het kan zijn dat hij zich zo schaamt dat hij niet meer terug durft. Wij hebben ons gefocust op Kaapstad, maar hij kan ook naar Johannesburg zijn gegaan.”

In Kaapstad is alles op alles gezet om Frank te traceren. “We hebben tientallen daklozen gesproken, we zijn van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat op de bekende plekken geweest. We hadden een foto bij ons, er was een kleine beloning uitgeloofd in de hoop op tips van daklozen. Er waren erbij die zeiden dat ze ‘m hadden gezien, maar je weet nooit hoeveel waarde je daaraan kunt hechten.

Verpleger

Via dit kanaal komt er wel één serieuze tip binnen. Een verpleger van een ziekenhuis in Kaapstad is ervan overtuigd dat hij Frank heeft gezien. Steffens: “We hebben die verpleger op 4 januari gesproken. Er was een dakloze binnengebracht die de flyer met de vermissing van Frank in zijn broekzak had. Hij herkende hem meteen: hij was kort daarvoor bij Green Point aan het fitnessen geweest en toen had iemand – naar zijn stellige overtuiging was het Frank – hem gevraagd hoeveel push-ups hij had gedaan. Volgens hem zag de man er goed uit. De verpleger was meteen naar de politie gegaan om er melding van te maken.”

Frank, of iemand die op hem leek? Ook een andere vraag is nog niet beantwoord: heeft Frank dat petje nog gekocht?

 

“Ik was 14 en werd seksslavin”

$
0
0

In Engeland werd het in 2017 verschenen Please, let me go van Caitlin Spencer een bestseller. Ze vertelt hoe ze als meisje van veertien werd geronseld en sindsdien jarenlang stelselmatig gedwongen werd tot seks met duizenden mannen. Het is nu op de Nederlandse markt verschenen. Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink las het en constateert dat er heel wat overeenkomsten zijn met Echte mannen eten geen kaas. Van de Zwolse Maria Mosterd die beweerde dat ze jarenlang was misbruikt door een Afrikaanse loverboy die ze Manou noemde. Korterink ging op onderzoek uit, traceerde Manou en ontdekte dat het verhaal van Maria grotendeels verzonnen was. In Engeland is er nog geen serieus onderzoek gedaan naar het waarheidsgehalte van het boek van Caitlin dat slim aanhaakt bij een wel degelijk bestaand maatschappelijk probleem: grootschalig misbruik van jonge blanke meisjes door Pakistaanse moslimmannen. Zoals dat van Maria Mosterd in even vruchtbare aarde landde: het ook wel degelijk bestaande probleem met loverboys.

“Weet je wat, Caitlin? Ik denk dat ik wel een geschikt baantje voor jou heb – nou ja, als je het juiste meisje ervoor bent, dus. Ik lever modellen voor zeer respectabele catalogi, weet je, geen rotzooi, maar we moeten even kijken of jij bent wat ik zoek. Er is alleen één probleem.” De moed zonk me in de schoenen.

“Er zijn ontzettend veel meisjes die dit graag willen doen – ik zou je op heel korte termijn moeten zien. Denk je dat dat mogelijk is? Kunnen we dat regelen? Er is een oplossing,” zei Gordon. “Maar dat moet je wel willen. Je weet het tegenwoordig niet met meisjes, maar als je een formulier zou willen ondertekenen dat je achttien bent: wie doet je dan nog wat?”

Een fragment uit Alsjeblieft, laat me gaan. Caitlin is niet haar echte naam, voor de rest zou het boek op waarheid zijn gebaseerd. De manier waarop ze in een heel fout verhaal belandt, is haast onvoorstelbaar. Ik was 14 en ik had geld nodig of Ik was 14 en ik verveelde mij waren betere titels geweest. Caitlin reageert op een advertentie op internet voor modellenwerk. Er komt een man van in de dertig langs, ene Gordon. Ze is op dat moment alleen thuis, in het huis waar ze met haar moeder en haar jongere broer Sam woont. ‘Gordon’ laat haar tijdens de fotosessie steeds meer kleding uittrekken.

“Ik vond het doodeng. Ik was verlegen en een wildvreemde vertelde me dat ik mijn shirt moest uittrekken – maar ik deed het wel. Ik deed alles wat hij zei, omdat ik alleen in huis was met een volwassen man die me een ongemakkelijk gevoel gaf, en om het allemaal nog wat erger te maken, zaten we nu ook nog in mijn moeders kamer. Dit was een heel slecht idee en ik voelde me totaal niet aantrekkelijk.”

Eerst blijft ze staan zonder shirt, dan zegt hij dat ze op bed moet gaan liggen. Hij haalt een paar hold-up kousen uit zijn tas, die moet ze aantrekken. Dat doet ze. Gordon maakt nog wat foto’s en zegt: “Trek alles uit.” Ze voelt zich bang en misselijk, maar doet het wel. Dan komt haar broertje Sam de woning binnen met een paar vrienden, voor de lunch. Ze roept: “Niet naar boven komen, Sam, waag het niet! Ik kom net uit bad!”

Naaktfoto’s

Als ze zich omdraait, staat Gordon zijn kleren uit te trekken. “Ik had nog nooit een naakte man gezien – ik schrok me rot. ‘U moet gaan!’ siste ik. ‘U moet nu meteen gaan!’
‘ Je kunt maar beter stil zijn, want anders hoort je broer je en zal je moeder ontdekken wat je hebt gedaan. Hou je mond en doe wat ik zeg.’ Als je in zo’n situatie belandt – dat je een vreemde man bij je thuis hebt uitgenodigd en naaktfoto’s van je hebt laten nemen – hoe red je je daar, als veertienjarige, weer uit? Onmogelijk.”

Gordon verkracht haar op het bed.
 Hij gebruikt geen condoom.  “Ik had nog nooit seks gehad en dat wist hij. Vanaf dat moment dissocieerde ik snel – ik huilde niet, maar ik wist dat het pijn deed.”

Ze maakt de boel schoon en als Sam en zijn vrienden vertrekken, gaat Gordon er ook vandoor. Hij zegt: “Je wil toch niet dat je moeder erachter komt wat een verdorven kind jij bent, hè? Dat je een vreemde hebt opgebeld? Dat je me hier hebt uitgenodigd? Dat je me binnen hebt gelaten, hebt meegenomen naar deze kamer, je kleren hebt uitgetrokken, mij foto’s hebt laten maken – en de rest. Wat zou ze daar wel niet van zeggen? Je moet goed onthouden dat ik een heleboel foto’s heb die ik haar kan laten zien, die ik wie dan ook kan laten zien trouwens.” Hij gooit haar achteloos een tientje toe: “Koop wat beter ondergoed voor de volgende keer.”

 

In februari 2008 verscheen Echte mannen eten geen kaas van Maria Mosterd. Het kreeg positieve recensies van onder meer Vrij Nederland, NRC Next en Trouw en op televisie werd haar verhaal in De Wereld Draait Door en in programma’s van Andries Knevel en Paul Rosenmöller als waarheidsgetrouw gebracht. Het was het best verkochte boek van 2008. Het was in de periode dat Nederland in de ban was van loverboys. Maria’s verhaal (“Vier jaar in handen van een loverboy”) landde als Gods Woord in een ouderling.

In het boek van Maria is Manou de loverboy en bendeleider die haar verkracht, misbruikt en aanzet tot prostitutie. In werkelijkheid bleek Manou een asielzoeker uit Guinee, die nooit seks heeft gehad met Maria. Ze had tegen hem gezegd dat ze achttien was. Toen hij ontdekte hij ze nog maar vijftien was, maakte hij de prille verkering uit. Vanaf die tijd ging Maria ‘helemaal los’ met tamelijk foute Antilliaanse jongens en mannen.

Ze beweert dat ze tijdens schooltijd  vanuit Zwolle naar adressen in Rotterdam werd gebracht waar mannen tegen betaling seks met haar hadden. Daar was niets van te achterhalen en logistiek gezien vrijwel onmogelijk. Haar meest schokkende relaas uit het boek, dat veel aandacht kreeg in De Wereld Draait Door, gaat over de mishandeling met een rat: het beest was in een emmer op haar buik gezet, waarna met een aansteker de emmer was verhit en het beestje in paniek raakte. Deze scene bleek ze te hebben ‘geleend’ uit een film. Van de mishandelingen was niets te zien.

Ook Caitlin Spencer werd mishandeld. 

Ze verandert in een heel korte tijd van een klein meisje in een werkend meisje. Gordon doet regelmatig een beroep op haar en slaat en schopt haar als ze ergens over klaagt of bang is om naar mensen toe te gaan. “Meestal zorgde hij ervoor dat hij me niet op de plekken raakte waar mensen het konden zien, maar niet altijd. Ik weet nog dat ik mijn ribben had gekneusd, waardoor ademhalen erg pijnlijk was.”

Ze belt hem soms op. “Waarom deed ik dat? Het was al erg genoeg dat hij mij opbelde, dus waarom trok ik vrijwillig zijn aandacht naar me toe? Dat heb ik me vaak afgevraagd. Ik denk omdat hij zoveel macht over me had vanwege de foto’s, vanwege de verkrachting, maar volgens mij ook omdat ik gewoon ontzettend zwak was. Ik ben nooit echt voor mezelf opgekomen, en dat had ik daarvoor ook nooit gedaan.”

Op een gegeven moment is ze het zat, na wederom seks met Gordon. “Ik wil dit niet meer!” schreeuwt ze. Hij gaat even weg en komt terug met een grote, dikke ketting. “Hij zwaaide het ding rond en keek me met een grijns aan. Het enige wat ik kon denken was: zwaar. Dat gaat pijn doen, Caitlin.
Je bent heel erg dom geweest.”

De eerste klap komt op haar rug, de volgende op haar zij en arm. “Toen van voren af aan: rug, zij, arm, rug, zij, arm.” Als hij klaar is, zegt hij: “Heb je nu je lesje geleerd, stom, klein kreng?” Hij geeft haar nog een schop en zegt: “Jij bepaalt niet wanneer dit is afgelopen. Jij doet gewoon wat ik je zeg. Begrepen?”

Zwanger

Anders dan Caitlin raakt Maria niet zwanger. De Antilliaanse mannen vertellen later dat Maria zelf altijd condooms bij zich had.  De eerste zwangerschap van Caitlin wordt bëeindigd in een abortuskliniek. Dan is ze nog maar vijftien en inmiddels een volleerde seksslavin: Gordon brengt haar in contact met tientallen mannen. Met Pasen gaat ze van school. “Inmiddels dissocieerde ik heel erg, en ik weet dat mijn herinneringen gefragmenteerd zijn, maar ik vraag me ook af hoe die mannen het volhielden. Hoe lukte het hun om niet na te denken over wat ze deden? Raakten ze opgewonden van de wetenschap dat ik er nooit voor zou hebben gekozen of dachten ze er gewoon niet over na? Vaders, echtgenoten, broers, grootvaders.”

De klanten zijn overwegend moslimmannen. “Pakistaanse mannen en ze verkrachtten mij omdat ik voor hen niets anders was dan ‘wit uitschot’. Gordon wachtte op me en bracht me naar huis als ik klaar was. Het is onmogelijk dat mijn ouders er niets van wisten, maar ze zagen het bewust door de vingers dat een oudere man, een veel oudere man, mij erg vaak een lift gaf en zeer regelmatig een beroep op me deed. Hij bracht me nu ook vaker naar zijn huis in Oxford, waar hij met twee andere mannen leek te wonen. Het is me goed gelukt om hen uit mijn geheugen te bannen, ik weet dat ze me nooit hebben aangeraakt en dat ik nooit met ze heb gepraat, maar ze leken altijd meisjes om zich heen te hebben – meisjes als ik, jong, minderjarig, verloren. Ik zag die meisjes vaak met verschillende mannen in kamers en op dat punt kreeg ik het idee dat Gordon en zijn huisgenoten als het ware onze werkgevers waren. Niet dat ik geld van hem kreeg – alleen af en toe een tientje – maar ik zag dat de mannen hem betaalden als hij me naar de flats bracht, en ik wist dat er een systeem moest zijn waarmee hij mijn lichaam verhuurde.

Dagboek

Het wordt Caitlin te veel. Ze schrijft wat haar is overkomen in een dagboek en zorgt ervoor dat haar moeder dat onder ogen krijgt. Ze heeft niet alles opgeschreven, wel veel details over Gordon en wat hij had gedaan.

“Een paar dagen nadat ze het had gevonden kwam ze eerder van haar werk naar huis en daar, op een stoel in onze woonkamer, zat de man die Gordon die dag had gestuurd om mij op te halen. Hij droeg een rood shirt, met een dikke gouden ketting – hij was een grote vent en er was geen logische verklaring waarom hij daar zat. ‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg ze. Hij deed niet eens de moeite om een goede leugen te verzinnen. In plaats daarvan kwam hij met een onzinverhaal over dat hij me naar Londen moest brengen voor een klusje als achtergrondzangeres. Ze wist natuurlijk meteen dat dat complete onzin was omdat ik geen muzikaal gehoor heb, ik kan totaal niet zingen. Toen stond hij op en probeerde mij mee te nemen, maar dat liet mijn moeder niet gebeuren en hij had geen andere keus dan weg te gaan.”

Een paar minuten later belt Gordon. Haar moeder neemt op en schreeuwt: “Vieze klootzak! Ik ben er klaar mee, het is genoeg geweest – ik bel de politie!”

Ze belt inderdaad de politie. De agent die bij hen thuis komt, zegt: “We weten alles van hem – ze zal niet de eerste zijn en ook niet de laatste. Met zijn smerige foto’s.” Maar de politie kan niks doen: “Niemand wil tegen hem getuigen. Zonde van onze tijd.” Caitlin wil ook niet getuigen, de agent vertrekt. “Mam is niet gevoelig, dat is ze nooit geweest. Ze troostte me niet, ze zei op geen enkele manier dat zij me wel zou helpen.” Het enige wat haar moeder zegt: “Niet aan je vader vertellen.”

Bij Maria Mosterd is de biologische vader (een Surinamer van een onenight stand) nooit in beeld geweest, haar moeder voedde haar grotendeels alleen op. Extreem beschermend. De band met haar moeder was ook allesbehalve warm.  

Caitlin staat op haar zeventiende bij de politie al bekend als prostituee. “Hun psychiater zei dat ik het me allemaal inbeeldde en overspannen was. Een van de weinige mensen die heeft geprobeerd me te helpen was een sociaal werker die ik rond die tijd kreeg toegewezen. Ze probeerde de politie zelfs te vertellen wat er allemaal gebeurde, maar ik was slechts een van de velen op haar lijst, het zoveelste verknipte meisje dat ze maar negeerden. Het leek alsof niemand mijn verhaal wilde geloven, en toen mijn volgende zelfmoordpoging tot niets leidde, besloot ik dat ik Gordon dood wilde hebben.”

Volgens het boek willen hulpverleners Caitlin jarenlang niet geloven. De psycholoog die haar behandelde toen ze op haar zeventiende een zenuwinzinking kreeg, meldt dat ze niet weet wat feit en wat fictie is en dat Caitlins verhaal te vergezocht is om waar te kunnen zijn. “Nu er in de Britse media verhalen opduiken die angstaanjagend veel overeenkomsten hebben met dat van Caitlin, wordt overduidelijk dat ze al die jaren de waarheid heeft verteld.”

Bij Maria was het probleem dat ze een hulpverleenster trof die haar stimuleerde haar verhaal van zich af te schrijven in een soort dagboek. De hulpverleenster ging ermee naar een uitgever en zo kwam die bal aan het rollen. Het was in beginsel helemaal niet Maria’s opzet geweest een boek uit te brengen.  Maria kwam in de hulpverlening terecht en werd ondermeer ondergebracht in een opvanghuis in India. Bij Caitlin ging het misbruik door tot haar negenentwintigste. Zij zou door de verkrachtingen elf keer zwanger zijn geweest. Zeven eindigden met een abortus, twee met een miskraam. Twee meisjes zijn wel levend ter wereld gekomen.

Met deze twee dochters woont ze in een rustige straat met de school op twee minuten loopafstand. Ze brengt en haalt hen elke dag. In Engeland maken scholen vaak gebruik van taxibusjes. De chauffeurs hebben speciale passen en halen de kinderen thuis op en brengen ze naar school. “Afgelopen december herkende ze een van de taxichauffeurs als een leider van een van de seksbendes. Hij zag haar ook en herkende haar. Deze man heeft Caitlin met haar twee dochters gezien en weet waar ze woont. Hij heeft meerdere keren geprobeerd binnen te dringen in haar flat. Eén keer wist hij haar te overrompelen en via de voordeur binnen te komen.”

Degene die dit in het boek vertelt, vraagt of haar dochters toen thuis waren. Dat niet. “Toen vroeg ik haar wat er daarna was gebeurd. Ze schaamt zich dat ze niet sterk genoeg was om terug te vechten. Ze werd opnieuw verkracht. Ze is door middel van herhaaldelijke verkrachtingen en afstraffingen onderdanig gemaakt.”

Caitlin “ziet nu dat meisjes al vanaf een leeftijd van vijf of zes jaar worden ontvoerd, waarbij Aziatische groomingbendes de belangrijkste verdachten zijn.” Dit ‘Aziatische’ wordt in Engeland gebruikt om Pakistaanse en Indiase moslimmannen aan te duiden. In 2017 was in Newcastle grote ophef over verkrachtingen door Pakistaanse mannen. In totaal zouden er 278 slachtoffers zijn, sommige verkrachte meisjes waren nog maar dertien jaar. Tegen achttien verdachten werd een rechtszaak aangespannen. Volgens Caitlin zijn dat er veel te weinig. “Ik weet niet hoeveel mannen mij verkracht hebben, maar het moeten er duizenden geweest zijn. Ik zie nog heel wat belangrijke daders opduiken in mijn buurt.” Behalve de taxichauffeur heeft ze nog iemand herkend, die in de lokale politiek zat. “Ik was geschokt dat iemand met een invloedrijke positie zoiets doet. En boos natuurlijk, want hij lijkt onaantastbaar.”

In Engeland heeft geen enkele journalist of onderzoeker de moeite genomen haar verhaal te controleren. Bijvoorbeeld bij ‘Gordon’. De enige instantie die haar verhaal min of meer serieus neemt is het National Crime Agency Human Trafficking Centre (UKHTC). Over mensenhandel. Caitlin schrijft: “In het verleden had niemand van een officiële organisatie me ooit geloofd, en ik verwachtte niet dat dat nu anders zou zijn.”

Ze moet een formulier invullen met negentien ‘indicaties’. Caitlin voldoet aan achttien van de negentien. Het gaat over wantrouwen naar autoriteiten, uitingen van angst of spanning, tekenen van psychologisch trauma, handelen op instructies van een ander, verwondingen, beperkt sociaal contact, beperkt contact met familie, bedreigingen, plaatsing in een afhankelijke situatie. Op basis van wat ze hier invult krijgt ze in september 2014 een brief “die meer voor me betekende dan ik ooit had kunnen bedenken.” De instantie heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat ze een slachtoffer is van mensenhandel. “Dat was het. Slechts één zin, maar die zei zoveel. Ze geloofden me. Ze hadden mijn verhaal bekeken, naar het bewijs gekeken en ze geloofden me.”

Newcastle

In augustus 2017 is in Newcastle een proces tegen zeventien mannen en een vrouw wegens vrouwenhandel en misbruik van tientallen tienermeisjes en jonge vrouwen. Dergelijke zaken deden zich eerder voor in Oldham, Derby, Oxford en Rotherham. Het gaat met name om mannen van Pakistaanse komaf. Tijdens vier verschillende processen blijkt dat de mannen het hadden gemunt op kwetsbare blanke meisjes uit opvanghuizen, die een gemakkelijke prooi waren voor loverboys. Ze werden naar woonhuizen vervoerd, waar drugsfeesten plaatsvonden. Dat bleken dekmantels voor groepsverkrachtingen. De bendeleden werden via een jonge vrouw, Carolann Gallon, in contact gebracht met de meisjes. De politie gaf na de rechtszaak toe dat ze niet alert genoeg was geweest. Er is overigens geen direct verband met de zaak van Caitlin aangetoond.

Het boek Please, let me go van en over Caitlin Spencer verscheen in augustus 2017 in Engeland. Inmiddels is het in een Nederlandse vertaling verschenen onder de titel Alsjeblieft, laat me gaan bij uitgeverij Just Publishers.

 

 

Holleeder-proces (dag 7): Sonja in het nauw

$
0
0

Woensdag 20 februari, vervolg van het verhoor van getuige Sonja Holleeder in de Bunker in Osdorp.

Rechter Frank Wieland: We gaan vandaag praten met mevrouw Sonja Holleeder. Dag mevrouw.

Sonja: Goedemiddag.

Rechter: Gisteren heb ik tegen u gezegd dat de verdediging vandaag de verdediging gelegenheid krijgt u vragen te stellen. U kunt zich beroepen op uw verschoningsrecht.

Advocaat Sander Janssen: Mevrouw Holleeder, ik heb een aantal korte vragen naar aanleiding van wat gisteren is besproken. U zei gisteren: “Het was nooit gezellig met hem.” Dat zegt u ook in andere verklaringen, dat heeft u ook bij de politie gezegd. “Hij was altijd onaardig, hij deed nooit normaal tegen mij.”

Sonja: Klopt.

Janssen: Was dat altijd al zo of is dat ingrijpend veranderd in 1996?

Sonja: Vóór 1996 kon hij ook wel leuke dingen doen, maar als hij er was, was er altijd wel wat. Jaloers op een vriendin, ruzie, niet gezellig. Hij sloeg zijn vriendinnen toen ook al heel erg, dat was niet leuk.

Janssen: Sprak u vertrouwelijk met hem?

Sonja: Nee.

Janssen: In uw huwelijk had u problemen, bespreekt u dat met familie, eventueel met uw broer?

Sonja: Nee.

Janssen: U zei dat u liever geen contact met hem zocht. “Als het uitkwam deed ik het wel, maar liever niet. Het contact ging altijd van hem uit.”

Sonja: Klopt.

Janssen: Als het zo uitkwam?

Sonja: Nee, hij kwam altijd bij mij.

Janssen: Eenrichtingsverkeer?

Sonja: Zo kan je ’t wel zeggen.

Janssen: U zei: “Hij presenteert zich als familieman, maar hij heeft niks met mijn zoon en mijn dochter.”

Sonja: Hij zegt: “Ik hou van die kinderen,” ondertussen gaat hij tossen over wie het eerste gaat.

Janssen: Hoe was het daarvoor? Was het toen wel goed?

Sonja: Nee, niet echt.

Janssen: Hij had een hekel aan uw zoon?

Sonja: Ik denk dat hij veel op Cor lijkt. Toen hij bij me sliep, hij heeft geen idee, toen heb ik hem naar het buitenland gestuurd omdat het te erg was. Hij zei tegen mijn zoon: “Ga mijn voeten masseren.” Die werd om vijf uur ’s morgens het bed uitgetrokken, om oefeningen te doen. Dat kind was gesloopt, die kon niet eens meer tennissen. Dat vind ik niet normaal.

Janssen: Dat was in de periode dat Willem bij u woonde.

Sonja: Wim was toen een paar dagen bij mij.

Janssen: Andersom: uw zoon vond Willem ook niet aardig.

Sonja: Nee, die heeft wel gezien hoe hij met mensen omging.

Janssen: En uw dochter?

Sonja: Ook niet.

Janssen: Er is een tapgesprek van 29 december 1995, 5 over half 5. Willem belt voor zijn vriend, die is er niet. Wim heeft hard gewerkt, er wordt gezegd dat Wim samen met broer Gerard voor Cynthia een nieuwe Fiat Panda heeft gekocht. Herinnert u zich dit?

Sonja: U had gezegd dat dat lief van hem was?

Rechter: Ze schudt nee.

Janssen: 18 januari 1996. U praat over problemen die u met Cor heeft. U belt met Wim. Zou dat kunnen?

Sonja: Ik weet niet dat ik problemen met Cor had. Wim misschien. Er was wel vaak onenigheid, maar daar sprak ik zelf niet over. Het was: hard de deur dichtgooien en weggaan.

Janssen: 5 februari 1996: Sonja wordt gebeld door Willem, die zegt dat hij uw salaris uitbetaalt. Het lijkt erop dat Willem uw salaris betaalt.

Sonja: Ik heb even op de loonlijst gestaan.

Janssen: U zei: “Ik kreeg helemaal nooit geld van hem.”

Sonja: Dat zit heel anders. Toen was hij nog met Cor ook, hun hebben dat samen zo geregeld.

Janssen: Kan het zijn dat hij uw salaris betaalde?

Sonja: Dat kan.

Janssen: “Ik kreeg nooit wat van hem.”

Sonja: Daar ga ik niet op in.

Janssen: U denkt: het is van Cor.

Sonja: Hij is niet zo met betalen, dat kan ik u wel zeggen. Het was misschien wel van Cor. Als hij dit betaald heeft, is het in samenwerking met Cor geweest.

Janssen: Februari 1996: Willem wordt gebeld door Sonja. Of hij Cor nog heeft gezien. Hij heeft hem vroeg naar huis gebracht, u wil niet naar huis, ze gaan bij Stien (hun moeder) wat eten. Herkent u dit?

Sonja: Nee.

Janssen: Paar dagen later: u belt Willem.

Sonja: Dat was nog 1996.

Janssen: “Willem vraagt hoe het nu is. Sonja is bang dat Cor weer lam thuiskomt.” Het lijkt mij toch wel dat u met Willem over Cor praat.

Sonja: Luister, waar heb jij ’t nou over? Gaat dit nou over mijn relatie met Cor?

Janssen: Ja, daar gaan we ’t ook over hebben. Maar dit gaat over de relatie met Willem. U zei net: “Ik belde hem eigenlijk nooit.”

Sonja: Hallo! 1996 hè?

Janssen: 15 april 1996: na de aanslag. Willem Holleeder belt u. “Boxertje (bijnaam van Sonja), ik heb je steeds gebeld. Ik heb een woning voor je, aan de Haarlemmerweg, met kogelvrije ramen, spiksplinternieuw verbouwd, vijf ton, een tuin, een kamer voor Richie (zoon van Cor en Sonja), een bubbelbad, alles erop en eraan, met marmer beneden.”.

Sonja: Top!

Janssen: Hij heeft die woning voor u geregeld.

Sonja: Ja. Geweldig. Dat was in 1996. Dat was ook voor Cor. Het is wel handig dat hij weet waar Cor woont. Het heeft altijd wel een dubbele bodem als hij wat doet.

Janssen: Het lijkt erop dat Cor daar helemaal niet kwam wonen.

Sonja: Hij kwam in weekenden, Cor zat in België.

Janssen: 4 september 1996. Sonja belt Willem. Willem heeft kleding meegenomen voor Francis (dochter van Cor en Sonja) . Willem belt wel even als hij in de buurt is?

Sonja: In 1996 heeft hij na de aanslag kleren voor mij gekocht. Een jasje van Versaci en een truitje.

Janssen: Dat was na de verdeling.

Officier van justitie Sabine Tammes: Meneer Janssen, ik hoor u steeds namen noemen.

Janssen: Ja. Dat ga ik blijven doen ook. Ze staan in de taps en ze worden in het boek van Astrid ook steeds genoemd, het is raar om dat voor te lezen zonder ze te noemen.

Tammes: U kunt het ook een beetje beperken.

Janssen: 13 september 1996. Willem heeft een leuk rokje voor de dochter gehaald. Ik heb niet de indruk dat er grote problemen zijn tussen u en Willem. Dit is een half jaar na de aanslag.

Sonja: Ik heb altijd normaal tegen Wim moeten blijven doen. Nee is er niet bij, je moet altijd alles accepteren zoals het is.

Janssen: Deed u dan alsof?

Sonja: Ja, absoluut. Ik heb zelf een aanslag gehad, met Klepper en Mieremet. Hij loopt over naar de tegenpartij, moet ik dan denken dat hij het meent? Hij kwam steeds langs: “Boxer, heb je nog wat nieuws?” Je doet wat hij zegt.

Janssen: U belt ook met hem.

Sonja: Als dat op dat moment zo is, dan is dat zo.

Janssen: U belt hem. Een paar dagen: u zoekt contact met Willem, vraagt of hij thuis is, “dan kom ik even langs met Francis.”

Sonja: Daar zal een reden voor zijn geweest.

Janssen: In uw verklaringen schetst u een gitzwart beeld. Het lijkt erop dat de verhoudingen op dat moment niet zo slecht waren als dat u verklaart.

Sonja: Dat kan. Er gebeuren dingen waardoor je in zijn verhaal mee moet gaan. Of het nou leuk is of niet.

Janssen: Dezelfde dag belt u nog een keer. Over een kapot metertje in de auto. Er moet een leenauto komen, Willem zorgt ervoor. Sonja wil de auto voor het weekend terug hebben. Als ik dit lees, dat uw auto kapot is en uw broer dit regelt…

Sonja: Dat kan.

Janssen: Snapt u dat dat een wat ander beeld is?

Sonja: Toen was het nog 1996.

Janssen: Ja. Maar we schuiven wel steeds verder op. 17 september 1996. Misschien is dat nog net in die periode dat het goed ging. U belt Willem. “Ik moet wat kopen, dat wordt een beetje moeilijk.” “O, ik ben bij Gerard. Hoeveel heb je nodig?” “Eentje of zo?” “Ik geef het wel aan Gerard mee.” Dat lijkt 1000 gulden. Weet u dat?

Sonja: Geen idee.

Janssen: U kreeg nooit geld van hem, zegt u.

Sonja: Als ik iets moest kopen, dan zal het wel voor hem geweest zijn.

Janssen: Dus dan was het voor hem.

Sonja: Ik denk het wel.

Janssen: Dan gaan we een stukje terug in de tijd. 24 augustus 1996. Cor belt Sonja. Cor heeft 200 gulden betaald, Sonja zegt dat-ie maar met Boello moet gaan, ze heeft geen zin om zo’n eind te rijden. Cor belt weer. Ze hebben ruzie over geld. Ze heeft pas geld gehad. En ruzie over dat Cor nooit meer komt. Herkent u dat?

Sonja: Nee, dit kan ik me niet herinneren.

Janssen: Had u geen ruzie met hem over geld?

Sonja: Nee.

Janssen: Geen ruzie over geld, weet u dat heel zeker?

Sonja: Ja, ik kon krijgen wat ik wilde.

Janssen: Hier niet.

Sonja: Iedereen heeft weleens een meningsverschil.

Janssen: Een uur later belt u met Willem. U vraagt of hij tijd heeft. U moet maar naar de Nieuwmarkt komen. Je zou kunnen denken dat u Willem benadert om geld, omdat u het van Cor niet krijgt.

Sonja: Dat kan ik me niet herinneren.

Officier van justitie Sabine Tammes: Ik zie niet waar u geld leest in de laatste gesprekken. Hoe komt u daaraan?

Janssen: Ik ben aan het voorhouden wat er staat. Daar zou je uit kunnen afleiden dat ze om geld vraagt.

Officier van justitie Lars Stempher: Waar leidt u dat uit af?

Janssen: Uit de volgorde van de gesprekken en uit hetgeen mijn cliënt mij vertelt.

Stempher: O.

Janssen: Een kleine sprong in de tijd: 16 februari 2000. U belt Willem, hoe het is. Ze moeten weer eens broodje eten, zegt Willem. Niet lang daarna wordt hij gebeld door een meisje die hem oompie noemt. Haar broertje is morgen jarig. Willem krijgt Boxer (bijnaam van Sonja)aan de lijn en feliciteert haar met Richie (zoon van Cor). Het lijkt erop dat u contact zoekt met Willem en dat uw dochter contact heeft met hem en hem oompie noemt

Sonja: Klopt. Ik kan één ding zeggen, ik zal u uit de brand helpen, met al die tapjes. Ik moest contact blijven houden van Cor. Ik moest het contact goed houden van Cor. In 2000 is ook de tweede liquidatie geweest, dat hij elke keer aan de deur kwam waar Cor was, daar hoor ik u niet over.

Janssen: Dat komt nog, mevrouw.

Sonja: Gelukkig. Dan wacht ik nog even. Top.

Janssen: Willem moet naar de Rozengracht, u krijgt een cadeautje.

Sonja: Ja, hartstikke lief.

Janssen: Ik heb niet de indruk dat er problematische familieverhoudingen onder liggen

Sonja: Misschien móest ik het contact wel goed houden. Misschien begrijp je dat je altijd een Warmoesstraatje moest doen bij hem. Ik kan mijn gedrag niet veranderen, want dan denkt hij dat ik met de politie praat.

(een Warmoesstraatje: mogelijk een uitdrukking voor ‘de schijn ophouden’)

Janssen: U zegt: “Ik doe alsof het goed is, maar het is niet goed.”

Sonja: Natuurlijk is het niet goed, als hij je man wil vermoorden.

Janssen: Zo kun je dat lezen. Maar ook als: dat u heel goed ‘alsof’ kan doen.

Sonja: Ik had geen keus. Als je bij Wim zegt: “Rot op, ik moet je niet meer,” dan ben je niet met hem, maar tegen hem.

Janssen: Maart 2000: Willem sprak af met Cor in 2000. Weet u daarvan?
Sonja: Nee.

Janssen: Weet u hoe het contact was tussen Wim en Cor in die periode?

Sonja: Ze hadden geen contact. Hij zegt dat hij Cor waarschuwde. Hij haatte Wim zó erg dat ze echt geen contact hadden. Ík heb Cor gewaarschuwd.

Janssen: Er is een gesprek van maart 2000 waar Cor Willem wil zien. Sonja belt Willem terug. Dat is vóór de tweede aanslag.

U zegt: “Hij haatte hem, ging nooit met hem om.” Snapt u dat u een beetje voorzichtig moet zijn als u zegt…

Sonja: Ik ben niet voorzichtig. Ik zeg hoe het is.

Janssen: Nee. U zegt iets dat niet blijkt uit de taps.

Sonja: Weet je waarom ik altijd ruzie met Cor had: door hém. Je broertje, je broertje! Ik probeerde het altijd goed te maken.

Janssen: Cor was ook niet zo gemakkelijk.

Sonja: Nee, maar ik heb mijn leven met Cor, ik bemoei me toch ook niet met zijn leven als hij zijn vriendinnen in elkaar slaat?

Janssen: Ik lees hier dat Cor met Willem wil afspreken.

Sonja: Dat is vóór de tweede aanslag, dat weet ik niet.

Rechter Wieland: Mevrouw, laat u zich niet op de kast jagen.

Sonja: Ik word er boos om, dat je niet nee kunt zeggen.

Rechter: Dat vertelt u en dat komt over, pas op, laat u zich niet meeslepen. Wees wie u bent en u staat nog onder ede.

Sonja: Ik zal niks anders dan de waarheid zeggen.

Janssen: 9 januari 2001. Willem wordt gebeld door de dochter van Cor van Hout. Willem noemt haar schattekind. Een paar dagen later wordt hij weer gebeld, dan gaat ze een zonnebank nemen bij All Sport. “Dag oompie.”

Sonja: Ook zij moet normaal blijven doen. Uit angst.

Janssen: Zij belt hem. Als je zo bang bent, neem je dan een zonnebank?

Sonja: Ook mijn kinderen zijn bang voor hem.

Janssen: Dat zegt u.

Sonja: Dat is zo.

Tammes: Mag ik één vraag tussendoor stellen? U zegt dat ook uw dochter normaal moest doen. Is dat ooit besproken?

Sonja: Zij wist al hoe het zat met Wim en Cor. Cor zei toen al dat Wim erachter zat, maar wij moesten normaal blijven doen, hij ging wel met heel zware jongens om. Ze is normaal contact blijven houden, alsof er niks aan de hand is.

Tammes: Geldt dat voor uw zoon en dochter?

Sonja: Mijn zoon was later, hij probeerde mijn zoon aan zijn kant te trekken. “Wil je wat verdienen? Dan moet je effe iemand in elkaar slaan, daar krijg je geld voor.” Mijn zoon zei alles tegen hem, die was niet bang. Die zei: “Wacht maar tot je slaapt, Wim.” Hij had het besef niet. Dan zei Wim: “Jongen, wacht maar tot jij slaapt.”

Tammes: Wat heeft u dan besproken?

Sonja: Dat hij gek is.

Rechter: Uw dochter belt met uw broer. Houdt normaal doen ook in dat zij contact met hem zoekt?

Sonja: Ja.

Rechter: Ging dat ook van haar uit, of kreeg zij instructies?

Sonja: Ik weet de voorgeschiedenis niet.

Janssen: In dezelfde periode, wat minder duidelijk: Willem gaat langs bij Stien, kennelijk logeert uw zoon daar. Willem moet spullen ophalen, hij moet bellen als hij bij Astrid is.

Sonja: Geen idee, dit zegt me niks.

Janssen: Ik blijf het moeilijk vinden dit te combineren.

15 januari: “Hoi oompje!” Ze vraagt of hij in de buurt is, ze spreken over een kwartiertje af bij Aad en Stien. 18 januari: Ze bedankt hem voor de Swarovski-steentjes. Over twee weken wordt ze achttien en wil ze haar rijbewijs halen. Als ze slaagt krijgt ze een mooie auto van hem, dan kan ze naar hem toekomen en kunnen ze uit eten. “Hij houdt van haar en zij van hem.” Mevrouw, dit is nog geen maand na de tweede aanslag. Gaat u mij nou echt vertellen dat ze uit zichzelf contact zoekt met uw broer, uit angst voor hem? Dat vind ik erg moeilijk te geloven.

Sonja: Het is ook een hele abnormale situatie dat je zo met elkaar omgaat. Dat je broer je man omlegt.

Janssen: “Hij houdt van haar en zij van hem.”

Sonja: Ach, hou toch op.

Rechter: Meneer Janssen, misschien kunt u vragen stellen, in plaats van poneren.

Janssen: Ik poneer niks, ik lees voor wat er staat en daar stel ik vragen over. 20 december 2000, de tweede aanslag, gesprekken over de beer, logeren, oompje, houden van, de auto, allemaal nog geen maand daarna!

Sonja: Dat is voor ons heel normaal. Weet je dat Cor zelf gezegd heeft: “Het is je broer?” Hij zei tegen de politie dat hij het heeft gedaan. Als hij dit al van plan is, weet je nooit wat hij nog meer van plan is.

Janssen: Waarom bel je iemand dan en zoek je contact?

Sonja: Wij moeten altijd normaal blijven doen, het gaat de komende jaren altijd zo blijven, ik ben altijd alles voor hem blijven doen.

Janssen: Hij is ook dingen voor u gaan doen.

Sonja: Wat dan?

Janssen: 2 februari 2001. Uw dochter heeft wat voor Willem gekocht. Of ze wat gaan eten. U belt. Sonja vraagt of het gezellig is. Paar dagen later: het hondje is ziek, ze is bij Stien met mama en Richie en vraagt of Willem in de buurt is.

Sonja: Ik blijf het zeggen: wij zijn altijd normaal tegen hem blijven doen, ook na de tweede aanslag, omdat je nooit weet waar je aan toe bent. Het is wat Cor zei: je moet je vijand dichtbij houden.

Janssen: Ik begrijp dat u dat zegt. U zegt dat iedereen zo bang is, maar ik houd u voor dat dat uit de gesprekken niet blijkt.

Sonja: Dat vind ik niet zo raar. Dat kunt u niet begrijpen, zolang jezelf niet in zo’n situatie bent. Voor niemand in de hele wereld is het te begrijpen, dat zo iemand als hij bestaat. Als mijn kind niet op bezoek kwam, denkt hij dat ze boos is. Het is een keer gebeurd dat mijn kind tegen een vriendinnetje zei, met een slokkie op, dat hij achter de moord op Cor zat. Dat heeft het vriendinnetje tegen hem gezegd. Dat is een hele toestand geweest. Ik moest naar haar toe komen en als het nog één keer gebeurde, zou hij maatregelen nemen, daar mocht nooit meer over gesproken worden.

Janssen: U heeft nog een kind. Buiten de twee die we besproken hebben. Ook daarover is geschreven in dat boek.

Sonja: Mag ik wat zeggen? Hij is daarmee begonnen in een boek, om Cor slecht neer te zetten. Wat ik er niet uit mocht halen. Hij is daarmee begonnen. Niemand wist het van mijn kindje, maar hij moest het in een boek zetten(huilt), die vieze hond, ik mocht het er niet uit laten halen, iedereen moest weten dat Cor een slechte man was, ik mocht het er niet uit laten halen omdat ik dan een probleem met hem kreeg. Hij is erover begonnen!

Janssen: Het staat in het boek van Astrid.

Sonja: Het stond eerst in het boek van Korterink. Dat heeft hij laten doen, ik mocht het er niet uit laten halen.

Janssen: Dat kunnen we altijd nog aan Korterink vragen, maar dat lijkt me niet nodig.

Sonja: Dat lijkt me wel nodig, want het is zo. Dat hij het erin heeft laten zetten. Ik weet precies hoe het gegaan was, ga nou niet beginnen over mijn andere kindje, je probeert alles maar in mijn schoenen te schuiven, godverdomme.

Rechter Wieland: Mevrouw, heeft u daar een glas water?

Janssen: Mevrouw, ik probeer het omzichtig te benaderen.

Sonja: Hij is ermee begonnen!

Janssen: Ik had het ook anders kunnen aanvliegen, mevrouw, dat heb ik niet gedaan. Mijn vraag is of u iets wil zeggen over de contacten tussen Willem en dat andere kindje.

Sonja: Nee.

Janssen: Wat hij heeft gedaan voor haar kindje.

Sonja: Nee, daar wil ik niet over praten, ik vind het vuiligheid.

Janssen: Ik heb hier een heel aantal gesprekken, die zal ik nu niet voorlezen, waaruit je kan afleiden dat er een normale of zelfs warme relatie blijkt te zijn waaruit blijkt dat hij allerlei dingen regelt voor haar en voor de mensen bij wie ze is.

Sonja: Ik wil er niet over praten.

Officier van justitie Stempher: over welk jaargetijde hebben we het?

Sonja: De periode 1995/1996.

Rechter: Vindt u het wenselijk deze gesprekken met ons door te nemen?

Janssen: U krijgt ze sowieso, misschien op een later moment. Ik wil er nog één ding over zeggen: uit de gesprekken blijkt dat hij het hele gezin naar Eurodisney laat gaan. Klopt dat?

Sonja: Ja, dat klopt. Dat was in 1996. Toen was het nog goed hè?

Janssen: November 1996, toch wel een tijdje na de aanslag.

Sonja: Ja.

Janssen: Er zijn veel gesprekken in het dossier die over Cor gaan. U belt met Maike, de vriendin van Willem, 14 december 1995. Cor was zo dronken dat hij niet meer kon lopen, Wim kan er niet meer tegen. Boello (Boello Holtkamp, een goede vriend van Cor)is door Cor geslagen, Sonja wil weglopen. Een gesprek verderop belt u naar Willem: ze hoeven haar niet ophalen, Cor is weer lam, hij is met Gijssie (Gijs van Dam junior)weg, wat drinken, heeft haar weer geknepen. Ik zeg het niet om u het leven zuur te maken.

Sonja: Mag ik weten wat de context is?

Janssen: Een hele serie gesprekken in december 1995 waarin het kennelijk slecht gaat tussen u en Cor.

Sonja: Dan wil ik die context zien. Als ik dat kan lezen, kan ik er wat beter op ingaan.

Janssen: Een van die gesprekken is met iemand die Mary heet. “Sonja weet niet wat ze moet doen, ze is doodsbang voor hem.” Was u bang voor Cor?

Sonja: Ik was niet bang voor Cor, maar als hij gedronken had kon hij lastig zijn. Die keus heb ik zelf gemaakt.

Janssen: Bedreigde hij u?

Sonja: Nee, hij kon heel lastig zijn, maar echt bedreigen, zo heb ik het niet ervaren.

Janssen: U belt Astrid op 30 december 1995 over Cor, dat hij zo lastig is, dat hij haar ging vermoorden, dat hij heel ver wegging en Richie meenam. Uw dochter zegt dat haar vader jaloers is op Willem en Maike. “Dit is niet vol te houden.”

Sonja: Daar kan ik me niks van herinneren.

Janssen: Kort daarna belt u Willem, uw dochter is aan de telefoon. Cor is jaloers op Willem en Maike en dat alles niet goedgaat. Zei u toen al tegen uw dochter dat ze gewoon moest doen?

Sonja: In 1995 was alles gewoon.

Janssen: “Sonja zegt dat hij haar gisteren ging vermoorden waar de kinderen bij waren, met handschoenen aan. Hij is gestoord. Knettergek.”

Sonja: Het is mijn leven toch? Als ik dat accepteer…

Janssen: U en uw zus hebben een beeld neergezet dat met Cor alles koek en ei was en dat Willem een tiran was die u het leven zuur maakte.

Sonja: Dat is-ie nog.

Janssen: Hier lijkt het omgekeerd.

Sonja: Nee, hij heb een tweede agenda.

Janssen: Lippenstift. U spreekt met Nancy. “Hij heeft altijd gezegd: als ik bij hem wegga, maakt hij me dood.”

Sonja: Kan ik me niks van herinneren.

Janssen: Verderop: “Hij is gek, hij is gevaarlijk, ze meent het echt.” Ik zou veel meer gesprekken kunnen voorhouden, maar dat heeft niet veel zin.

Sonja: Denk het ook niet.

Janssen: Kunt u zich voorstellen dat dit voor meneer Holleeder een vreemde gewaarwording is?

Sonja: Mag ik wat zeggen? Dat vindt hij helemaal niet vreemd, Cor was zo en hij accepteerde Cor ook zo. Hij stond erbij en keek er naar, hij heeft nog nooit gedaan: “Hé Cor, doe normaal en blijf van me zussie af.” Dat heeft hij nog nooit gedaan.

Janssen: Dat had hij wel moeten doen?

Sonja: Als je een man bent. Blijf van haar af!

Janssen: Dat maakt nog niet dat hij u terroriseert.

Sonja: Hij heeft Cor vermoord, ik moest altijd zeggen waar Cor zat, met lamellen, in de voor- en achtertuin, wat denk je dat ik moet zeggen? “Rot op?” Wim kun je niet tegenspreken. Ik ben in die jaren normaal blijven doen, ik moest van Cor bij hem blijven om te horen wat-ie van plan was. Dat kom je elke keer tegen. Dat kun je wel honderd keer zeggen.

Janssen: Ik heb er wel 1000 gesprekken van. Ook van later.

Sonja: Klopt.

Janssen: Die lamellen hadden we het net al over. Het gesprek met de dochter, “Ik hou van je,” was na de lamellen.

Sonja: Klopt. Maar toen wist ze het al.

Janssen: 29 mei 2004. Willem belt met uw dochter. Of ze het naar de zin heeft, ze zijn dolfijnen aan het trainen. Richie feliciteert Willem. Dit is een gesprek na het overlijden van Cor.

Sonja: Ook zij is normaal blijven doen.

Janssen: Toen hoefde u van Cor niet meer normaal blijven doen.

Stempher: Het is de verjaardag van verdachte. Belde u altijd op de verjaardag of moesten de kinderen bellen?

Sonja: Als Willem jarig was? Ja. Wij konden niet uit de rol vallen.

Stempher: Wat zou er gebeuren als u dan wel Francis of Richie niet zouden bellen?

Sonja: Dan denkt hij: wat is er aan de hand.

Janssen: Een dag later. “Boxer, ik zet mijn auto bij jou voor de deur neer.” Was het gebruikelijk elkaars auto te gebruiken?

Sonja: Dat kan ik me niet herinneren, alleen dat ik hem gereden heb.

Janssen: Niet dat u van hem een auto kreeg. Of anderen.

Sonja: Ik heb nooit een auto van hem gehad.

Janssen: En de kinderen?

Sonja: Cor heeft dat altijd betaald. Mijn zoon heeft het van zijn eigen spaargeld betaald.

Janssen: Willem zegt dat je elkaars auto kon gebruiken, u die van hem en andersom.

Sonja: Daar kan ik me niks van herinneren hoor.

Janssen: 2 juni 2004. Willem belt met Sonja. Hij was naar de kapper geweest om kaartjes te betalen. Gerard de kapper. Enig idee waar het over gaat?

Sonja: Geen idee.

Janssen: Weer een paar dagen later. U belt hem, hij is bij de McDonald’s aan de Wenckebachweg: “Ik kom zo naar je toe, kind.” Ik val een beetje in herhaling, maar als buitenstaander…

Sonja: Dan denkt u: ze zijn gek.

Janssen: Juist niet. Ik denk: ze gaan normaal met elkaar om.

Sonja: Het lijkt heel vriendelijk en normaal, maar dat was ook de bedoeling.

Janssen: Juni 2004. Gijs van Dam wordt doodgeschoten. Er wordt gezegd: “Sonja ging wel weer lekker. Vanaf dat Gijsje begraven is, zit ze weer aan de pillen. Ze heeft het bij Cor niet zo erg gehad als bij Gijs.”

Sonja: Nee, dat had ik al een tijd. Dat klopt niet.

Janssen: Sms’je op 19 juli 2004: “Lieve Wim, wil je een bandje voor me bestellen, dezelfde die Francis ook heeft? Groetjes Richie, kus kus kus.”

Sonja: Die wist toen nog van niks. Mijn zoon wist het pas eigenlijk heel laat, die heb ik nooit wat verteld.

Janssen: Hij had een wapen op zijn hoofd gezet gekregen.

Sonja: Het gebaar van een wapen. Ik heb nooit gezegd: een echt wapen. Wel dat hij een wapen bij zich had.

Janssen: Uw zoontje heeft dat nooit geweten?

Sonja: Hij deed het achter zijn rug. Onder het viaduct bij de RAI moest ik stoppen, ik moest uitstappen, het ging weer over geld.

Rechter: U maakt een gebaar met uw hand.

Janssen: Een paar dagen later: de bandjes zijn besteld. Dan een gesprek op 18 augustus 2004: uw zoon belt dat Cor jarig is, dat ze om 12 uur met Peter naar het kerkhof gaan, Willem vraagt of ze ook bloemen voor hem willen meenemen. Willem zal langskomen, om een uur of één. Dat vind ik zó niet passen…

Sonja: Dat is de manier waarop hij met mijn zoon omgaat. Mijn zoon wist dat toen nog niet. Dat hebben we hem echt heel laat verteld. Ik kan het 200 keer zeggen: wij zijn altijd normaal blijven doen, we hebben het laat verteld.

Rechter Mildner: Hoe oud was uw zoon toen?

Sonja: Pas toen hij uit Amerika kwam, een jaar of 22.

Rechter Wieland: Het moet even indalen bij mij. Hoe lang geleden is dat?

Sonja: Hij is in 1993 geboren, hij was tien toen Cor doodgeschoten werd. We hebben nooit duidelijk gezegd hoe of wat.

Rechter: Dan werd hij 22 in 2015.

Sonja: Ja. Hij heeft wel dingen meegekregen, maar niet hoe of wat, het was toch een gevaar. Als hij iets loslaat…

Rechter: Is het mogelijk in deze tijd, met 13 in een dozijn aan blogs en crimesites: is hij er nooit vragen over gaan stellen?

Sonja: Eigenlijk hebben we er nooit met hem over gesproken. Hij was altijd aan het tennissen en onderweg. Hij heeft bijna 2,5 jaar in Amerika gezeten.

Janssen: “Wij spraken al met de politie en toen wist hij nog van niets.”

Sonja: 2013? Ik zou het echt niet meer weten.

Janssen: Er zijn veel meer gesprekken met Richie, maar dan zegt u: hij wist het allemaal niet.

Sonja: Als mijn zoon op stap gaat en hij heeft een slok op en gaat zeggen: Willem heb mijn broer vermoord.

(bedoeld zal zijn: mijn vader)

Janssen: U zegt: hij had een hekel aan mijn zoon.

Sonja: Zeggen en doen is heel wat anders. Hij zegt dat hij van ze houdt, geeft ze cadeautjes, maar hij haat ze. Ik mocht tossen om welk kind. Dat doe je niet als je van iemand houdt. Hou je van dat kind als je het dood wil schieten?

Janssen: Daar heeft hij een uitgebreide verklaring over afgelegd.

Sonja: Hij heeft het wel gezegd hè? Het zijn zijn woorden.

Janssen: Ik zie ook wat er in al die gesprekken staat. Er zijn duizenden gesprekken. Niet alleen waarin hij u lastigvalt, ook een grote hoeveelheid waarin u hem belt en dingen aan hem vraagt.

Sonja: Ga ik je weer zeggen: we moesten altijd normaal blijven doen. Als je niet met hem bent, ben je tegen hem. “Je weet wat ik met Corretje gedaan heb, hè?” Dan stond het schuim op zijn mond.

Janssen: Francis moet naar Lowlands, de navigatie doet het niet. Dan spreken ze af bij Willem, kan ze zijn auto meenemen.

Sonja: Ik ga het weer zeggen: we zijn altijd normaal blijven doen.

Janssen: Hij doet ook normaal tegen u.

Sonja: Je hebt geen keus. Ik was met mijn moeder onderweg. Moest hij onderweg poepen. Moest ik terug omdat hij moest poepen, ik mocht niet verder, omdat hij moest poepen. Je hebt geen gesprekken waarin hij zo achterlijk doet. Je gaat nu zeggen dat hij zo’n familieman is, maar dat gaat ‘m echt niet worden. Als je niet met hem bent, ben je tegen hem en daarom zijn we altijd normaal blijven doen.

Janssen: Er zijn allemaal getuigen. Willem de Jager. Dat is iemand die wel tegen Cor durfde zeggen: “Doe eens normaal.” Hij zegt ook: “Ik herken Sonja op geen enkele manier.”

Sonja: Als iemand iets zegt om Wim niet te belasten, is alles prima, maar iemand die mij echt kent weet hoe het was.

Janssen: Een mand met een hondje, september 2004; een cadeau voor Francis; de velgen van een auto, Willem gaat het regelen voor Sonja. 21 november 2004: “Hoe gaat het met Richie? Hij vond het helemaal te gek.” December 2004: een mooi cadeau van Willem voor Francis. 11 december 2004: of de dochter naar een optreden op de Miljonairsbeurs wil. Willem gaat drie kaartjes regelen. 15 december: gaat het over deurkrukken; 23 december: “Oompie, bedankt voor het vuurwerk.” 25 december: Francis belt met Willem, “fijne kerst!”

Rechter: Komt er ook nog een vraag?

Janssen: 28 november 2004: Richie moet spelen, kan wel bij hem blijven slapen. Ik snap echt niet…

Sonja: U zit niet in onze situatie.

Janssen: U heeft het idee dat Richie bij Wim zou komen slapen. Dat u hem daar afzet. Dat doe je dan toch niet?

Sonja: Dat is nooit gebeurd. Richie heeft nooit bij hem geslapen. Ik wil eerst de context lezen.

Janssen: Het is steeds het hele gesprek.

Sonja: Je kan zeggen wat je wil, wij zijn normaal blijven doen, anders: dan hebben we een probleem!

Janssen: Dus wat wij hier lezen, is allemaal geacteerd.

Sonja: Klopt.

Janssen: Mensen die contact met u hadden, hebben het ook allemaal nooit gemerkt. Ongelooflijk.

Sonja: Ja, absoluut, dat is ook zo. Je kon een ander er niet mee belasten. Als ik wat tegen De Jager zou zeggen, heb ik hem in de nek. Wij waren monddood gemaakt.

Janssen: Dit gaat in 2005 nog zo door. Een verjaardagscadeau voor Richie, een feestje waar Peter (vermoedelijk: Peter de Vries)ook is, dan komt hij ook langs, over dure lampen voor uw auto. Als uw auto stuk is, belt u hem. Een gesprek met Francis over kaartjes voor Sensation, vuurwerk voor Richie in december 2005. 3 januari 2006: er wordt een auto opgehaald in Rotterdam, een paar weken later wordt hij opgepakt voor Kolbak.

Sonja: Dat heeft hij niet geregeld, dat heb ik zelf betaald.

Janssen: Hij had een goede inruilprijs geregeld.

Sonja: Omdat hij die man goed kende. Maar dit verandert echt niks. Ik ben alles blijven doen, alleen om maar niet van gedrag te veranderen. Het is voor een ander niet te begrijpen.

Janssen: Inderdaad.

Sonja: Nu gaat het alleen over lieve dingetjes, maar waar zijn de bedreigingen en aanslagen?

Janssen: Die komen aan zeker aan bod, maar die hebben we ook al besproken. U ziet dat allemaal in verhouding met uw broer en u ziet dat inktzwart. Wij hebben tapgesprekken vanaf 1995. Er wordt weleens geruzied en gescholden, maar als je de grote lijn leest, lijkt het op z’n minst alsof er normaal contact is. De relatie met uw kinderen lijkt uitstekend.

Sonja: Dat is allemaal niet waar. Hij ging met mensen om die gevaarlijk waren, dan ga je hem niet in het harnas jagen voor een klein dingetje. Luister: hij heeft die aanslag op Cor gepleegd in 2002.

Janssen: Dat zegt u nou steeds….

Sonja: Ga er niet overheen praten. Cor zei het zelf. Daar hoor ik jou niet over. Denk je dat ik daarna nog iets negatiefs durf zeggen?

Janssen: In het proces-verbaal staat niet dat Cor zegt dat uw broer het gedaan heeft. Cor zegt: “Nou gaat je broertje eraan.”

Sonja: Het staat er wél in! Je broertje heb het gedaan!

Rechter: Zullen we zo eens even pauzeren?

Stempher: Er was geen mogelijkheid om niet normaal te doen. Waar was u bang voor?

Sonja: Dat hij mij onder druk zette over waar Cor was en dat ik mijn gedrag niet kan veranderen, dan was-ie klaar met me. Dan vermoordt ie me gewoon. Hij heeft ook gezegd dat de opdracht voor mij al was gegeven. Hij kan het zó mooi vertellen. Als ik in 2002 al weet dat hij achter de aanslag op Cor zit, zit ik al in de tang. Ik kan niet zeggen: dat heeft Wim gedaan! Ik moest de gordijnen open doen, hij maakt je deelgenoot van zijn daden, je kán nooit wat zeggen.

Rechter: Dank u wel. We gaan even schorsen, mevrouw, dan kunt u even op adem komen (Sonja was de laatste minuten vooral boos en was flink tekeer gegaan)

Janssen: Bij de rechter-commissaris zegt u over de woning in Spanje: “Dat was mijn huis, in december 2002 heb ik dat aan Hassing overgedragen met aandelen aan toonder. Ik weet niet of er daarna nog gebruik is gemaakt van dat huis.” Er is dan nog sprake van dat Cor een keer alleen met Francis naar dat huis zou gaan.

(Dit gaat over de woning van Cor in Benalmádena, dichtbij Torremolinos. Het huis heette Villa Francis, genoemd naar hun dochter)

Sonja: Ik denk dat je je vergist. Na de eerste aanslag heb ik gezegd dat Cor en Francis naar Spanje zouden gaan, dat was in 1996.

Janssen: In 2003 zou dat ook het geval zijn. U zegt: “In december 2002 was het huis al verkocht. Ik zou er met Cor naar toe gaan om het schoon te maken.”

Sonja: Nee, om spullen op te halen. Schoonmaken doen we niet daar.

Janssen: In het onderzoek Viool zit een document, met kopieën van tickets. De eerste op de naam Cor van Hout, de tweede op naam van uw dochter. Datum: 27 januari 2003. U zegt: dat was om spullen op te halen uit het verkochte huis. De tickets lagen in de auto van Cor. Bassie (Bas Vermeulen, een geode vriend van Cor) zou ook meegegaan zijn.

Sonja: Dat weet ik niet.

Janssen: Klopt het dat hij er met uw dochter heen zou gaan? Of herinnert u zich dit niet?

Sonja: Nee, helemaal niet.

Holleeder: Dat weet je niet?

Sonja: Nee.

Holleeder: O.

Janssen: Het huis was verkocht aan Hassing, die zou in delen betalen: 680.000 euro. Een deel contant. Grifhorst zou ook wat betalen. U stond toen niet onder ede. Klopt dat verhaal?

Sonja: Ja.

Janssen: In dossier Goudsnip is een document van 7 april 2005 over de Panamese rechtspersoon Cascabel.

Sonja: Die naam komt me bekend voor.

Janssen: Heeft u daar zeggenschap over?

Sonja: Nee. Ik weet het niet.

Janssen: De Zwitsers noemen u als beneficionary owner.U zou de eigenaar zijn van die rechtspersoon.

Sonja: Ik weet het niet meer, dat wil ik effe zien.

Janssen: Het staat nu op uw scherm

Sonja: (lange stilte)Ik kan het me nu niet herinneren.

Janssen: Het bijzondere is dat er andere stukken zijn waaruit blijkt dat u onroerend goed heeft verkocht aan een andere klant, en dat u van die klant daar drie jaar lang elke drie maanden 90.000 euro voor krijgt en dat de levenspartner in 2003 is gestorven en dat er twee kinderen zijn. Heeft u in Basel gesproken over het verkopen van onroerend goed, een erfenis en een uitkering drie jaar lang?

Sonja: Nee. Ik heb wel gezegd dat ik het huis verkocht heb.

Janssen: Wat hier staat, heeft u dat besproken?

Sonja: Dat weet ik niet meer. Ik zeg niet: ik weet het niet. Ik kan het me nu niet herinneren.

Janssen: Dat is toch bijna hetzelfde?

Sonja: Vind ik niet.

Janssen: U weet het nu niet.

Sonja: Nee.

Janssen: Met wie was u daar?

Sonja: Ik was daar met mijn dochter en een keer met Astrid.

Janssen: Met Astrid was eerder?

Sonja: Dat kan ik me niet goed herinneren.

Janssen: Er wordt verwezen naar een andere klant, met een bankrekeningnummer, degene die dat onroerend goed heeft gekocht. Weet u wie?

Sonja: Kunt u het iets gemakkelijker uitleggen?

Janssen: Er komt geld van een andere klant. Wie zij bedoelen als de koper van het onroerend goed.

Sonja: Bertus Hassing.

Janssen: Nee. Dat is Rob Grifhorst.

Sonja: Dat is daarna geweest. Grifhorst heeft het van Hassing gekocht.

Janssen: Dat heeft hij verklaard.

Sonja: Het is zo. Marcel (zoon van Rob Grifhorst)heeft er gewoond.

Janssen: Het is opvallend dat de mensen in Basel opschrijven dat Grifhorst het van u zou kopen. Elke 3 maanden 90.000 euro, 3 jaar lang.

Sonja: Dat is niet gebeurd. In december 2002 heeft hij 40.000 euro contant aan ons gegeven.

Janssen: Dit gaat over 2005.

Sonja: Er is één keer een bedrag van 50.000 geweest en omdat hij toen al bezig was met mij afpersen heeft hij 680 betaald. Daarna heeft Robbie het overgenomen.

Janssen: Tegen de bank is verteld dat Rob Grifhorst de komende drie jaar elke maand 30.000 euro zou betalen.

Sonja: Hassing zou elke drie maanden 90.000 euro betalen. Ik heb het aan Hassing verkocht.

Janssen: Dat zegt u.

Sonja: Dat is zo. Dat kun je zien aan de bankrekening.

Janssen: Daar staat wel geld op, maar dat hoeft niet van die woning zijn.

Sonja: Dat zie je toch, dat Grifhorst het heeft overgenomen en dat Marcel er is gaan wonen.

Janssen: Zeker. Die koopsom komt precies overeen met de 1,8 miljoen euro die u heeft genoemd als koopsom voor de woning.

Sonja: Klopt.

Janssen: Het verschil: hier is niet Hassing de koper, in 2002, maar Grifhorst in 2005.

Sonja: Dan heb je het toch fout. Ik was eerst met Hassing bij zijn bank, niet bij Grifhorst.

Janssen: Ik lees u voor wat er opgeschreven is.

Sonja: Ik zeg u hoe het gegaan is.

Janssen: U zegt dat de woning is overgenomen door Marcel Grifhorst.

Sonja: Robbie heeft het overgenomen, hij moest zijn vader 500.000 euro betalen. Hij moet hem nóg betalen. Maar dat hoeft niet meer, die is overleden, hij had nog een schuld.

Janssen: Marcel verklaart dat het via zijn vader is gegaan, dat Grifhorst het heeft gekocht van u en dat die woning tot dat moment in uw bezit was. Niet van Hassing.

Sonja: Dat is niet waar.

Janssen: Hij heeft het beheer gedaan in die periode, die drie jaar, het zwembad schoon gehouden.

Sonja: Ik had een tuinman.

Janssen: Heeft Marcel hier een rol in gespeeld?

Sonja: Weleens wat met betalen, maar hij heeft er niks mee te maken gehad.

Janssen: Marcel zegt: “Ik heb het beheer gedaan voor Sonja totdat mijn vader het kocht, toen mocht ik er wonen.”

Sonja: Dat is niet waar. Hij heeft de tuinman wel eens betaald, maar er is niks aan dat huis om te beheren. De zwembadman Richard kon ik ook. Dat was een Nederlandse man.

Janssen: U zei gisteren dat Robbie Grifhorst een goede vriend was van Cor. Uw zus zei: ze zijn altijd goede vrienden geweest.

Sonja: Dat is altijd wel goed gebleven. Dat weet ik van Cor.

Janssen: Wat zei Cor?

Sonja: Niks. Wat zou hij moeten zeggen? In ieder geval was er geen ruzie.

Janssen: Cor en Rob waren samen met Willem Holleeder in Spanje actief geweest. Heeft u na de verdeling nog meegemaakt dat er goede contacten waren tussen Grifhorst en Cor? Er zijn veel getuigen die – anders dan u en Astrid – zeggen: na de verdeling wilde Grifhorst niets meer met Cor te maken hebben en ze hebben nooit meer contact gehad.

Sonja: Rob heeft voor mij dat huis geregeld in de Deurloostraat. Ik kan het me niet voorstellen.

Janssen: De verdeling was na de aanslag. Dan zit er nog zeven jaar tussen, tot 2003.

Sonja: Wel apart dat andere mensen dat zeggen. Hij was de peetvader van mijn dochter. Ik ben bij hun in Spanje geweest.

Janssen: Heel veel getuigen zeggen dat relatie tussen Robbie en Cor ernstig was bekoeld. Dat er helemaal geen contact meer was na de verdeling.

Sonja: Dat is helemaal niet waar.

Janssen: Weet u dat zeker?

Sonja: Ja.

Janssen: Stamt die verklaring dat alles nog goed was niet uit de tijd dat u vertelde dat Grifhorst de Achterdam had teruggekocht van Cor in 1998. Toen had u hem nog nodig.

Sonja: Ik begrijp de vraag niet.

Janssen: U heeft in Goudsnip verteld dat Rob Grifhorst de Achterdam van Cor had teruggekocht in 1998.

Sonja: Ja. Maar dat was niet waar. Toen was ik nog verdachte. Dat heb ik verzonnen om mijn broer van mij af te houden.

Janssen: Ja. Maar dat betekent dat er toen wel contact moet zijn geweest met Cor. Anders kan hij de Achterdam niet terugkopen. Had u die leugen over hun goede contact daarvoor nodig?

Sonja: Ik begrijp de vraag niet. In 1997 – je kan wel een snoet trekken – heeft Cor de Achterdam willen verkopen. Gerrit deed toen de Achterdam voor Cor. Cor vond dat Thomas er een zootje van had gemaakt, toen wilde hij het verkopen. Dat is niet doorgegaan. Het frappante is wel dat daarna Mieremet en Klepper bij meneer Hassing aan de deur zijn geweest, waarbij Wim achter een boompje stond, om te zeggen dat hij de Achterdam niet mocht kopen omdat die van hun was. De Achterdam was vanaf de verdeling van Cor.

Janssen: Heeft u er toen niet bij verzonnen dat de verhouding van Grifhorst met Cor nog goed was omdat u Grifhorst nog nodig had?

Sonja: Helemaal niet waar.

Janssen: Getuigen zeggen: “Als Cor met die getuigen in Spanje was, wees hij naar het appartement van Grifhorst en zei hij: ‘Zolang ik hier zit durft die laffe hond niet naar buiten komen.’” Anderen zeggen dat Grifhorst een blokje omliep als hij Spanje was om Cor niet tegen te komen.

Sonja: Dat is niet wat ik weet. Er zal wel wat geweest zijn.

Janssen: Wat weet u dan wel?

Sonja: Toen ik in Spanje was, had ik hem aan de telefoon. Ik zei: “God, ik ga met Robbie wat eten.” Dat vond hij goed.

Janssen: Heeft u iets meegekregen van contacten tussen Robbie en Cor?

Sonja: Nee, niet echt.

Janssen: 1,8 miljoen en een bankrekening. Op 26 februari 2003 is door E. Customer een bedrag van 680.000 euro overgemaakt. U zegt: dat komt van Hassing. De Fiod zegt: dat heeft te maken met de Achterdam.

Sonja: Dat is niet waar.

Janssen: En dat het opvallend is dat dat bedrag precies overeenkomt met anderhalf miljoen gulden, dat genoemd wordt voor de Achterdam.

Sonja: Het was echt het huis.

Janssen: Is het niet gek dat Hassing het geld overmaakt voor het huis en dat de zoon van Grifhorst, die het beheert, hem daar nooit gezien heeft?

Sonja: Hij heeft het niet beheerd, dat is niet waar.

Janssen: Hij zegt: “Ik heb Hassing daar nooit gezien, die heeft er niks mee te maken.”

Sonja: Dat liegt-ie. Zijn vader heeft het van Hassing gekocht. Maar dat weet hij niet. Als hij wat anders zegt, dat is mijn probleem niet.

Janssen: Er komt 574.000 euro binnen van mevrouw Van Eenbergen. De Fiod zegt: dat hangt samen met de Achterdam.

Sonja: Dat is niet waar.

Janssen: U zegt: dat ging om goud. 40 kilo?

Sonja: 60 kilo. Ik had 20 van Cor, 40 voor de Achterdam en de rest contant. Totaal 60 kilo.

Janssen: De belastingdienst vraagt naar stukken, die zijn niet te vinden.

Sonja: Ik heb alles overlegd, alles is via de bank gegaan. Ik had het ook handje contantje kunnen nemen.

Janssen: 5,5 ton contant, dat is wel veel.

Sonja: Ik had van Grifhorst ook contant gehad

Janssen: Ja, dat zegt u. Nog twee betalingen: op 11 mei 2004 en 15 december 2004.

Sonja: Van Robbie. Dat was de verdere betaling, wat Hassing nog moest betalen van het huis.

Janssen: Waarom moest hij in 2005 daarover alsnog betalen? Het is precies de aankoopprijs van het huis?

Sonja: Ik snap je niet.

Janssen: In 2005 staat u in Basel, als eigenaar van een Panamese rechtspersoon. Er zal drie jaar lang elke drie maanden 90.0000 euro worden overgemaakt van de rekening van Grifhorst.

Sonja: Dat was helemaal niet met Grifhorst, ik ben met Hassing naar een heel andere bank geweest.

Janssen: De Fiod zegt: “Het verhaal over het huis is niet waar, het is helemaal niet verkocht in 2003, de Achterdam is verkocht aan Hassing en Van Eenbergen in 2003 en pas veel later, in 2005, is dat huis verkocht aan Grifhorst. Dat is ook wat de zoon zegt. Dat blijkt ook uit de formulieren van die bank.

Sonja: Dat is helemaal niet waar.

Janssen: Welk huis heeft u dan verkocht dat 1,8 miljoen euro waard is?

Sonja: Het huis in Spanje.

Janssen: Dat is 2005.

Sonja: Dat is niet waar. Ik ben naar de bank gegaan. Ik vind het allemaal prima, het huis was van mij, ik heb ermee gedaan wat ik wilde. Daar zijn papieren van. Ik weet niet of u die toevallig heeft gezien.

Janssen: Ja. Dat het huis op uw naam stond.

Sonja: Cor en Gijs van Dam en Marcel Grifhorst zijn er ook bij geweest.

Janssen: Zeker. Maar het gaat nu niet over de aankoop van het huis, maar over de verkoop.

Sonja: Het huis stond op mijn naam.

Janssen: Gaat u nou doen alsof het is zoals het op papier staat, in al deze dossiers?

Sonja: Het is gegaan zoals ik het zeg en zoals het daar staat.

Janssen: Gisteren zei u over het testament: “Alles voor de kinderen, behalve de Achterdam, die is voor mij.” Dat stond niet in het testament.

Sonja: Nee.

Janssen: Wat is dat testament dan waard?

Sonja: Een testament is toch rechtsgeldig? Mijn broer wilde toch de bovenwereld in, of is het in zijn wereld een vodje?

Janssen: In uw wereld ook, als u zegt dat de Achterdam van u was terwijl dat niet in het testament staat.

Sonja: Er staat niks in het testament. Het huis in Nigtevecht was voor de kinderen.

Janssen: Daar zat een hypotheek op. Ik zet het op een rijtje. 24 januari 2003 was de liquidatie. Twee weken daarna was er een bijeenkomst op het kantoor van Tangenberg, met u, Hassing, Grifhorst en Astrid.

Sonja: Dat weet ik niet zo goed.

Janssen: Er is gesproken over de verkoop van de Achterdam. Klopt dat?

Sonja: Dat kan ik me niet herinneren.

Janssen: U zegt dat u het met Grifhorst heeft besproken bij u thuis.

Sonja: Ja. Nadat Cor doodgeschoten was. Ik zie hem nog met ons tweeën op het witte bankje zitten. Hij zegt: “Son, hoe ga je dat doen?”

Janssen: Een andere getuige zegt dat er in dat kantoor is gesproken over de verkoop van de Achterdam.

Sonja: Kan ik me niet herinneren.

Janssen: Kort daarna wordt er een rekening geopend in Zwitserland, op 17 februari 2003. Bent u met Astrid in Zwitserland geweest?

Sonja: Dat weet ik niet.

Janssen: Dat heeft u eerder wel verteld. De week erna was er een betaling van anderhalf miljoen gulden: 680.000 euro.

Sonja: Omdat Hassing dat snel kon betalen. Dat ik het veilig op de bank had.

Janssen: Even later 575.00 vanuit Marbella, van mevrouw Van Eenbergen. Dat is van Verhoek.

Sonja: Als ik het onder de pet wilde schuiven, zou ik het niet via een bankrekening laten doen.

Janssen: Misschien wel via een Panamese rechtspersoon.

Sonja: Helemaal niet. Cor had in december aan Hassing gevraagd of het in Zwitserland kon, daar zijn goeie banken. Dat had hij met Hassing al overlegd, dat is gewoon voortgezet.

Janssen: Het was niet een reguliere bankbetaling. Vanaf februari 2003 zijn er allerlei betalingen geweest. De conclusie van de Fiod is dat die samenhangen met de Achterdam, die in bezit is gebleven van Hassing en Verhoek en dat de woning veel later is verkocht en dat u dat hebt verteld omdat u de geldstromen van de Achterdam wilde verklaren.

Sonja: Ik had in 2003 de aandelen aan toonder.

Janssen: U had eerder verteld dat u niet had.

Sonja: Ik had toen verschoningsrecht. Ik ben pas na Goudsnip gaan verklaren, toen het klaar was, toen ik 1,1 miljoen had betaald. Als ik eerder de waarheid had verteld, moest ik over het losgeld vertellen, dan kwamen Robbie en Wim in gevaar.

Janssen: Dat begrijp ik niet. Dit zijn verhoren bij de politie waarin u meneer Holleeder beschuldigt van liquidaties. Maar dan kunt u niet praten over de Achterdam, “want dan raak ik aan zijn Halletjes.” Dat is toch gek?

Sonja: Je wil het niet snappen hè, ik ga het nog één keer uitleggen. Hij komt aan de deur voor de Achterdam.

Janssen: Nee. We zijn nu veel later in de tijd. U kon eerder niet vertellen over de Achterdam, dan had u een probleem met hem. Dan gaat u naar de politie om een boekje over hem open te doen. U noemt hem een psychopaat, hij maakt mensen dood, maar u vertelt niet hoe het zit met de Achterdam. Dan blijft u bij het leugenachtige verhaal uit Goudsnip.

Sonja: Omdat ik anders moest verklaren over het losgeld.

Janssen: Nou en? U beschuldigt hem al van moorden, wat kunnen u die Hallen en dat losgeld nog schelen?

Sonja: Heel veel.

Janssen: Dat begrijp ik echt niet.

Rechter: Deze discussie boeit, maar het is de bedoeling dat u vragen stelt.

Janssen: Ik probeer antwoorden te krijgen. U mag het overnemen.

Sonja: Ik had helemaal geen belang, ik had al een deal over Goudsnip. Het gaat mij niet om geld. Jij hebt tegen de rechtbank gezegd: “Ga open verklaren.” Toen heb ik het gedaan.

Janssen: Ik begrijp nog steeds niet waarom u die extra toezegging nodig had als het alleen maar ging over de relatie van uw broer met het losgeld.

Sonja: Ik had mijn schikking. Toen het uitkwam in 2007, toen hij zo para werd in de gevangenis omdat de Achterdam ineens tevoorschijn kwam, ging ik met lood in mijn schoenen. Hij zei: “Ik waarschuw je.” Met schuim op zijn mond. Wij hebben hem buiten de Achterdam moeten houden, omdat ze anders aan zijn halletjes kwamen.

Janssen: U heeft uzelf ook buiten de Achterdam gehouden.

Sonja: Hij had een deal met Teeven gesloten. Als de belasting tegen mij had gezegd: “God mevrouw Holleeder, waar komt dat geld vandaan?” En ik had gezegd: van de Achterdam. Wat denk je dat er gebeurd was als hij dat geweten had?

Janssen: Niks.

Sonja: Dat heeft toch met de verdeling te maken? Mijn zus heeft alles gedaan om hem erbuiten te laten.

Janssen: In 2013, in een verklaring in Vandros, beschuldigt u uw broer van liquidaties. En dan blijft u jokken over de Achterdam.

Sonja: Ik heb het weggehouden in zijn belang.

Tammes: Ik hoef helemaal niet te weten wat er in de overeenkomst stond.

Rechter Wieland: Welke?

Tammes: Van de Achterdam met de belastingdienst. Stond er een bepaling in dat de overeenkomst werd opengebroken als u met nieuwe feiten kwam en heeft dat meegespeeld?

Sonja: Dat klopt.

Tammes: Heeft dat meegespeeld om niet over het losgeld te verklaren?

Sonja: Ik mocht nooit over het losgeld praten.

Tammes: Dat heeft u ook niet gedaan. Toen is er een overeenkomst gekomen. Als u daarna met dat losgeld op de proppen was gekomen, was dat een nieuw feit geweest waardoor de overeenkomst onder druk kwam staan?

Sonja: Ik kon niet verklaren. Als ik zou verklaren dat ik de Achterdam had, moest ik ook vertellen dat Wim de Roompot (seksclub Satyricon in de Roompotstraat)de Hallen had.

Rechter Mildner: U ging in 2013 met de politie praten, pas in 2017 vertelt u het echte verhaal. Waarom niet meteen in 2013?

Sonja: Dat kon niet, dan kwamen zijn Hallen in gevaar.

Rechter: Meneer Janssen vraagt zich af waarom u wel aan de politie vertelt dat uw broer achter allerlei liquidaties zat. Wat maakte dat nog uit, van de Hallen, u belastte hem toch al heel erg?

Sonja: Dat was na mijn schikking.

Rechter: Maar toen heeft u volgehouden dat u nooit de Achterdam heeft gehad. Waarom hield u dat toen nog vol?

Sonja: Omdat ik niet over het losgeld kon praten. Dan moest ik verklaren dat hij de Roompot en de Hallen had.

Rechter: Wat kon u dat schelen? U zei al dat hij doden op zijn geweten had, wat kan u dat losgeld schelen?

Sonja: Het ging ook over mijn schikking.

Rechter: U zei: “Ik moet nu het verhaal volhouden, maar dan spreek ik niet de waarheid.” Toen is er een nieuwe ronde gekomen.

Sonja: Toen kon ik de waarheid vertellen, waar ik heel blij mee was.

Rechter: U wilde eerder de vragen van Franken (toenmalig advocaat van Holleeder, Stijn Franken)niet beantwoorden.

Sonja: Dan moest ik alles vertellen, ook over het losgeld waar we nooit over mochten praten.

Rechter: Dat is zo moeilijk te begrijpen. U praat in het geheim met de politie, over de liquidaties van uw broer. Dan had u toch ook in het geheim kunnen vertellen hoe het met het losgeld was?

Sonja: Nee, hij heeft de petten zitten. Ik was bang alles te vertellen. Hij wist alles.

Rechter: Stel dat die petten uw broer vertellen dat u verklaart wie hij allemaal heeft doodgeschoten, is dat minder erg dan wanneer ze vertellen over het losgeld?

Sonja: Omdat ik anders onder de groene zoden had gelegen. De Hallen waren zijn kindje.

Rechter: Maar wat u over hem zegt over Endstra en Thomas, dat was toch ook gevaarlijk?

Sonja: Ik liep sowieso gevaar.

Rechter: Wat maakte dat u onderscheid maakte tussen het geld en de liquidaties? Dat is voor ons niet goed te begrijpen.

Sonja: Het gaat mij niet om het geld. De Achterdam is de aanloop geweest, voor de moord op Cor. Dat hij Cor dood heeft laten schieten en er toch met de Achterdam vandoor zou gaan, dat wilde ik niet laten gebeuren.

Rechter: Maar waarom kon u dat niet vertellen?

Sonja: Omdat ik niet durfde.

Rechter: Ik zou het begrijpen als u zegt: “Ik wil het niet vertellen omdat ik net een schikking had getroffen en als ik eerlijk zou zijn over de Achterdam, zou ik zelf in problemen komen.”

Sonja: Dat kan er bijkomen. Het feit is dat ik in het hele Goudsnipverhaal mijn broer er buiten moest laten, omdat ze anders aan zijn spulletjes zouden komen.

Rechter: Het blijft moeilijk te begrijpen.

Sonja: Mag ik nog één ding zeggen alsjeblieft: het is mij nooit om geld gegaan, never nooit, het enige dat mij interesseerde is dat hij moet boeten en dat hij niet de Achterdam in handen zou krijgen.

Rechter Mildner: Ik heb het idee dat we elkaar nog steeds niet begrijpen.

Janssen: U bent eerder gehoord door Stijn Franken. Toen zijn Malewicz en ik gekomen. Op 20 juli 2016 bent u bij de rechter-commissaris gehoord. U wilde niets zeggen over alles wat met Goudsnip te maken had. Ik heb gezegd: “Regel het met getuige dat ze naar waarheid kan verklaren.” Er is langdurig overleg geweest. In februari 2017 wordt u gehoord en dan vertelt u hetzelfde als nu. Wat is er in de tussentijd veranderd?

Sonja: Ik snap je vraag niet. Ik heb nooit verklaard over het losgeld. Ik vond dat niet relevant.

Tammes: Daar kan getuige niets over zeggen, dit is iets van de overheid. Ik vind dit niet relevant.

Janssen: Of ze met de overheid praat, maakt strafvorderlijk niet uit. Heeft ze verschoningsrecht?

Rechter: Over de inhoud hoeft u niets te zeggen. De vraag van meneer Janssen was of er iets veranderd is tussen 2016 en 2017 waardoor u nu wel kon verklaren.  

Sonja: We hebben besproken dat ik nu kon verklaren en dat dat geen consequenties had. Ik snap het af en toe niet.

Rechter Mildner: Ik ook niet. U bent in 2013 gaan verklaren over uw broer. De verhoren waar meneer Janssen het over heeft, waren al bekend bij de hele wereld, dat u verklaringen had afgelegd. In 2016 zegt u dan: hier wil ik niet over verklaren. In 2017: nu wel. Als reden: dat u bang was voor uw broer. Dat is moeilijk te begrijpen, omdat hij al wist dat u aan het verklaren was.

Sonja: Het hele Goudsnipverhaal gaat over de Achterdam. Stijn heeft alles gedaan om mijn broer buiten Goudsnip te houden.

Rechter: Wat dacht u dat er zou gebeuren als uw broer alleen wist over liquidaties maar niet over de Achterdam? Zou dat erger zijn? Of zegt u: het zit in mijn systeem dat je niet over de Achterdam praat.

Sonja: Híj zit in mijn systeem. Hij mocht geen last hebben dat hij in het verhaal van de Achterdam kwam. Wij mochten nooit ergens over praten.

Rechter Wieland: Maar ook niet over liquidaties.

Sonja: Nee, natuurlijk niet. Als hij dacht dat ik iets zou zeggen, dan is het gebeurd met me.

Tammes: In 2017 is een punt bereikt dat ze zonder gevolgen voor haarzelf kon verklaren. Dat is het belangrijkste.

Janssen: Is het zo dat u toen of nog steeds niet helemaal open over de Achterdam zou willen verklaren omdat u andere mensen in problemen zou kunnen brengen?

Sonja: Dat is absoluut niet waar, uitgesloten.

Janssen: Dan kijk ik naar de rechtbank. Ik vind dat ze die vragen over de overeenkomst wel moet beantwoorden. Mevrouw is getuige. Op dit punt heeft ze geen verschoningsrecht. De andere vraag is: is het relevant? Ze legt het verhaal van Achterdam in het hart van de beschuldiging over de moord op Cor van Hout. Het ging vanaf dag één maar om één ding: de Achterdam. Zij zegt: dat was het motief om Cor te vermoorden. Dat staat in alle stukken, wat ook altijd op straat heeft rondgezworven. Holleeder zegt: ik heb de Achterdam nooit had gehad en dat is ook wel gebleken. Sonja heeft niet naar waarheid verklaard, het is een voortzetting van het leugenverhaal dat in februari 2003 de Achterdam aan Hassing en Verhoek is verkocht.

Sonja: Dat is niet waar!

Janssen: Er vonden onderzoeken plaats. Het verhaal over de verkoop van de villa in Spanje dateert uit een eerder stadium, toen zij nog een verklaring moesten geven voor de Fiod over de Achterdam. Het verhaal over het huis en het goud: dat geloven wij niet. Dus het motief voor Holleeder klopt niet, want hij had de Achterdam nooit. Het motief om hier niet waar waarheid over te vertellen: het is nog steeds anders dan in werkelijkheid is gebeurd. Deze getuige is van groot gewicht, ik vind dat er duidelijkheid moet komen: zit de getuige te jokken of niet.

Sonja: Ik zit niet te jokken.

Janssen: Ik vind dat ze de vragen over de afspraken met het Openbaar Ministerie moet beantwoorden.

Rechter: Kunt u nog verder uitleggen hoe dat relevant zou zijn?

Janssen: Als het zo zou zijn dat ze niet de waarheid spreekt, lijkt me dat van belang voor de vraag hoe u haar betrouwbaarheid waardeert. Bovendien: ik denk niet dat ze op één moment heeft besloten haar broer te belasten. Dit komt uit de koker van Astrid, die vanaf 2003 nauw betrokken is bij het hele gebeuren rond de Achterdam en de financiële geldstromen. Dit deel van het geld, waar het volgens iedereen om gaat, moet niet half verborgen blijven.

Sonja: Ik hoef geen geld.

Rechter: Wat maakt het van belang?

Janssen: Wij gaan er vanuit dat de Achterdam in februari en maart is verkocht. In de overeenkomst is neergelegd dat de opbrengsten daaruit niet zouden worden ontnomen. Daar is een bevestiging te vinden van het werkelijke verhaal. We zijn al anderhalf jaar bezig, met al die verklaringen, ik zou de waarheid willen weten.

Sonja: De Achterdam was gewoon van mij en niet van hem.

Janssen, na overleg met Holleeder: In het proces-verbaal met mevrouw Wind (officier van justitie)was dit ook al een thema voor getuige, de situatie Goudsnip, de andere betrokkenen. Het is evident: als er een overeenkomst is met deze getuige uit 2016: “Wij fiscus zullen geen financiële stappen zetten in uw richting als u toegeeft dat de verkoop in 2003 is gegaan zoals wij altijd al denken, namelijk aan Hassing en Verhoek, en als u dat verklaart verbinden wij daar geen gevolgen aan.” Dat is toch de bevestiging van het vermoeden dat ze niet naar waarheid verklaart? Alles gaat maar om dat losgeld.

Rechter: Als dat in de overeenkomst staat, zou ze dat toch vertellen? Anders krijgt ze de fiscus op haar dak.

Janssen: Maar u zegt dat ze het niet hoeft vertellen.

Rechter: Wat kan er in die overeenkomst staan dat u helpt? Dat ze eerlijk moet zijn over de andere betrokkenen? Dan zou ze dat nu toch zeggen?

Janssen: De deal is in 2011, 1,1 miljoen, en zij en andere betrokkenen hoeven niet verklaren. In 2013 verklaart ze bij de politie niet naar waarheid. In 2016: bij de rechter-commissaris beroept ze zich op haar verschoningsrecht. Dat wordt toegekend. Tot mijn verbazing. Dan wordt er een oplossing bereikt en kan ze wel naar waarheid vertellen. Dan komt ze met dit verhaal. Ik mis een schakel. We kennen nog steeds niet de waarheid. Ze vertelt nog steeds een ander verhaal dan wat de Fiod denkt. Ook volgens de Fiod heeft ze de Achterdam in februari 2003 verkocht aan Hassing. Zij zegt nog steeds: dat klopt niet.

Stempher: Ook ons is het niet volledig helder. Bij de rechter-commissaris wil ze geen vragen beantwoorden over Goudsnip; dan komt er een verzoek van de verdediging, dat ze vrijuit kan verklaren, en dat ze niet zullen zeggen dat ze is omgekocht. Dan volgt er een traject buiten ons om: mevrouw kan vrij verklaren. Daarna komt er een ander verhaal over de Achterdam. Wij zien alleen een verandering over wat mevrouw dan vertelt. Er is geen enkele reden om dieper in te gaan op een eventuele overeenkomst.

Janssen: In snap niet dat het Openbaar Ministerie niet zegt: “Leg maar op tafel.” Waarom zou je dit niet willen weten? We hebben zeven maanden moeten wachten op deze verhoren omdat ze niet verder wilden met verklaren. Het zijn niet mijn conclusies, het zijn conclusies van de Fiod. Ik wil graag eens gewoon de hele waarheid en niet een stukje niet.

Sonja: Ik weet het zeker. Jebbink heeft mij bijgestaan in Goudsnip, die kan het allemaal zo vertellen, dan is meneer Janssen misschien blij. Jebbink heeft mijn schikking gedaan.

Jebbink: In de overeenkomst staat niets over een verdere verklaring jegens uw cliënt. Er staat dat er een transactie is voor Goudsnip: 1,1 miljoen om vervolging van mevrouw Holleeder af te kopen, verder staat er niets in over verklaringen jegens de broer.

Janssen: Daar ga ik ook niet vanuit, geen officier is zo sloom om dat op te schrijven. Heeft u het over de eerste of over de tweede schikking?

Jebbink: Over de eerste.

Janssen: Dat is geen oplossing. Het gaat over de tweede.

Jebbink: Daar wil ik van alles over zeggen, dat moet ik even met cliënte overleggen. In die tijd was ik niet haar advocaat.

(Er volgt een schorsing)

 

Stempher: Er is kort overleg geweest met Jebbink. Hij zit in een lastig parket: hij is er niet bij betrokken geweest en de vraag is of wij vinden dat er iets over gezegd moet worden. Het Openbaar Ministerie vindt dat de relevantie onvoldoende is aangetoond. De raadsman heeft wel een voorbeeld gegeven, maar dat is wat de verdediging wíl horen. We willen eerst een beslissing van de rechtbank over de relevantie.

Janssen: Ik wil gewoon de waarheid horen, verder helemaal niks.

Rechter: Wilt u er nog iets over zeggen, mevrouw? Het hoeft niet. Meneer Holleeder, u mag vragen stellen aan de getuige. U kunt opmerkingen maken, wilt u daar gebruik van maken?

Holleeder: Ik ga er op dit moment gebruik geen gebruik van maken, op dit moment is het niet nodig.

Op vrijdag beslist de rechtbank of Sonja openheid van zaken moet geven. De beslissing: dat hoeft niet.

 

Tbs-moordenaar Henk: een stilgehouden verkrachting

$
0
0

Op Tweede Paasdag 24 april 2000 wordt het lichaam van de zestienjarige Ankie Blommaert uit Lelystad gevonden in een sloot. Een maand eerder, op vrijdag 24 maart, was ze niet thuisgekomen. Haar zestienjarige kennis Henk van der V. wordt aangehouden als verdachte en veroordeeld tot jeugd-tbs. Op 9 december 2016 is Henk vrij en verkracht hij in Limburg een 21-jarige vrouw. Pas na de gruwelijke moord op Anne Faber door tbs’er Michael P. komt dit slachtoffer met haar verhaal naar buiten. De politie en de kliniek hadden hen verzocht de zaak stil te houden. Erger nog: in eerste instantie geloofde de politie het verhaal niet en moest het slachtoffer een schofterig verhoor doorstaan.

 

De Rooyse Wissel is een tbs-kliniek in het dorpje Oostrum bij Venray, in Noord-Limburg. De forensisch-psychiatrische kliniek kwam de afgelopen jaren een paar keer lelijk in het nieuws. In mei 2018 toen een medewerkster door een patiënt werd aangerand en mishandeld in het dagactiviteitencentrum. Volgens een woordvoerster van de kliniek was het “een ingrijpend incident waar men enorm van geschrokken is.” Mededelingen over de leeftijd van de patiënt werden niet gedaan.

In oktober 2016 werd er ook een medewerkster ernstig mishandeld en aangerand door een tbs-patiënt, eveneens in het dagactiviteitencentrum. Naar aanleiding van die gebeurtenis nam de kliniek extra veiligheidsmaatregelen. De tbs-patiënt die zich in 2016 aan een medewerkster vergreep, werd veroordeeld tot vier jaar cel. Er liep nog een voorwaardelijke straf voor een eerdere aanranding van een tbs-medewerkster elders in het land.

Daar is verder niet veel meer van vernomen. Wie dit waren, hoe het de slachtoffers verder is vergaan. De kliniek houdt deze dingen graag onder de pet. Dat blijkt ook als in augustus 2018 een slachtoffer van een verkrachting uit 2016 samen met haar ouders een interview geeft aan de Volkskranten ze vertellen dat ze het eigenlijk geheim hadden moeten houden. De politie en de kliniek hebben er alles aan gedaan om de privacy van de moordenaar en verkrachter, Henk van der V. uit Lelystad, te waarborgen en als het aan de politie had gelegen, had het slachtoffer nooit aangifte gedaan.

Uitkleden

Slachtoffer van de verkrachting is de 21-jarige Susanne. Haar vader had drie jaar lang in de Rooyse Wissel gewerkt als projectmedewerker. Ze wonen er drie kilometer vandaan. Op 9 december 2016 fietst ze van haar werk – een bijbaantje in Venray – naar huis als er onder een viaduct een man naast haar komt fietsen en zegt: “Dit is een overval.”

Vader Rob had zijn gezin gewaarschuwd: hij had dossiers ingevoerd en van tbs’ers en zag wat ze allemaal op hun kerfstok hadden: moorden, verkrachtingen. Hij lag er nachten wakker van. De bewoners moeten op den duur weer de maatschappij in. Dat begint met begeleid verlof, in een latere fase onbegeleid. In eerste instantie meestal in de omgeving van de kliniek.

De man zegt dat hij een mes heeft en dwingt Susanne mee te gaan naar een bedrijventerrein. Ze moet haar fietslamp uitdoen, en haar kleren. Hij praat rustig. Hij prikt met iets scherps in haar rug. Zijn handen omklemmen haar keel. Ze voelt dat ze dit alleen zal overleven als ze doet wat hij zegt. Ze krabt over zijn arm: voor dna-materiaal. Als er voorbijgangers langskomen, drukt hij haar tegen zich aan: “Even doen alsof we bij elkaar horen.” Uit het zicht van de grote weg verkracht hij haar. Als ze haar mond niet houdt, “dan schiet ik een kogel door je kop.”

Verhoor

Susanne vertelt het meteen aan haar ouders. Vertelt over de telefoon die afging tijdens de verkrachting: een ouder model zwart toestel, geen smartphone. Als haar vader dat hoort, weet hij het bijna zeker: een tbs’er met een afdelingstelefoon. Ze kan pas vijf dagen later officieel aangifte doen. Twee zedenrechercheurs verhoren haar, maar ze geloven haar niet. Het verhoor duurt zesenhalf uur, Susanne wordt zwaar onder druk gezet. “Als dingen anders zijn gebeurd dan dat je nu vertelt, dan kun je het nu beter zeggen,” zegt de rechercheur. “Als blijkt dat iets niet klopt in je verhaal, dan ben ik bang dat dat echt consequenties heeft voor jou, maar ook voor het onderzoek.”

Suzanne had verteld dat de man zijn geslachtsdeel met zijn rechterhand vasthield, later twijfelt ze daaraan. Een rechercheur zegt: “Soms is dit ook een schreeuw om aandacht,  of dat er geestelijk iets aan de hand is. Of dat er andere dingen zijn gebeurd.”

Even later: “Wat voor ervaring heb je met pijpen? Je zegt dat de penis slap was, maar je gaat toch kokhalzen. Doe eens voor? Hoe kokhals je dan?”

De rechercheurs blijven maar vragen of ze haar aangifte wil doorzetten. Huilend zegt Susanne dat ze dat wil. Ze durft nauwelijks meer over straat omdat ze bang is dat hij nog rondloopt. Volledig overstuur komt ze uit het verhoor.

Match

Er zijn sporen van sperma op en in Susannes lichaam aangetroffen. Op 10 maart 2017 krijgt vader Rob een telefoontje van de politie: er is een dna-match met een tbs’er. Uit de Rooyse Wissel. De politie wil verder niks zeggen, vanwege de privacy van de verdachte, en vraagt hen stil te houden dat het om een tbs’er gaat. Later vinden ze via het dossier dat het gaat om Henk van der V., die op dat moment al zeventien jaar in de tbs zit, voor de moord op Ankie Blommaert (16). Hij werd in 2000 veroordeeld tot jeugd-tbs. In 2005 werd hij opnieuw veroordeeld, voor een poging tot moord op een mede-tbs’er. En opnieuw kreeg hij tbs.

Susanne en haar familie zwijgen, omdat de politie hun dit vraagt. De kliniek nodigt hen uit voor een gesprek, maar de  politie zegt vooraf dat ze geen vragen mochten stellen en dat Susanne niet mee mag. Dat weigeren ze. Pas drie maanden later maakt de Rooyse Wissel bekend dat er een tbs’er is opgepakt die wordt verdacht van ‘een zedenmisdrijf’. Het bericht komt pas als blijkt dat een regionale krant die week een artikel aan de zaak zal wijden.

In juli 2018 staat Henk terecht. “Hij kijkt ongeïnteresseerd. Zojuist heeft hij de rechter via zijn advocaat verteld dat Susanne er zelf om vroeg. Dat ze dit allemaal zelf wilde.” Hij wordt veroordeeld tot drie jaar cel en tbs voor de verkrachting en bedreiging van Susanne. Daarnaast moet hij een flinke schadevergoeding betalen. Susanne heeft PTSS opgelopen en staat onder behandeling van een psycholoog.

 

Op de foto boven: in maart 2018 was Beau van Erven Dorens in de Rooyse Wissel: Five Days Inside, voor RTL. Volgens hem ‘de engste’ uit de serie. Waarom de titel engelstalig was, is niet bekend. Misschien omdat er meer buitenlanders dan Nederlanders in die instellingen vertoeven? 

 

DE MOORD OP ANKIE BLOMMAERT

Op vrijdagavond 24 maart 2000 komt Ankie Blommaert (16) uit Lelystad niet thuis na een ritje achter op de scooter van een vriend. Op zaterdagavond registreert de politie haar landelijk als vermist en – gezien de omstandigheden waaronder ze verdwenen –  zet de politie al snel een onderzoeksteam van tien personen op de zaak. Ankie heeft een tenger postuur en rossig-blond haar, ze droeg een zwart bomberjack en zwarte schoenen met plateauzolen.

Een maand later, op Tweede Paasdag 24 april, wordt haar stoffelijk overschot gevonden in een sloot langs de Torenvalkweg, bij de Oostvaardersplassen, een paar kilometer buiten Lelystad. Zij is met geweld om het leven gebracht; het is niet meer na te gaan of ze seksueel is misbruikt. Kort na de vondst wordt Henk van der V. (16) opgepakt. Ankie had bij hem achterop de bromscooter gezeten. Henk ontkent en zal dat altijd blijven doen. Hij kende Ankie goed, hij houdt vol dat hij haar in de buurt van haar ouderlijk huis heeft afgezet.

Wurgpoging

Tijdens het proces wordt er zes jaar celstraf tegen hen geëist. Wegens doodslag. Volgens de officier van justitie vormen kleine puzzelstukjes samen het overtuigend bewijs. Het gaat om leugenachtige en inconsequente verklaringen, een vermeende eerdere wurgpoging, vreemde dreigbriefjes die bij hem thuis in de prullenbak zijn gevonden en een voetafdruk. In december wordt hij door de rechtbank veroordeeld tot twee jaar jeugddetentie en tbs. In hoger beroep blijft dat zo. In september 2005 wordt de dan 21-jarige Henk veroordeeld tot één jaar cel en tbs voor poging tot moord op een mede tbs’er. Wanneer de behandelaars en de rechters het vertrouwd vinden hem met proefverlof te laten gaan, is niet bekend, hierover worden geen mededelingen gedaan. Feit is dat hij zich in 2016 vrij kan bewegen in de omgeving van de kliniek.

Prikkels

In tbs-kliniek de Rooyse Wissel worden 172 mensen behandeld vanwege hun persoonlijkheids- of psychotische stoornissen. Door hen op verlof te laten gaan, moeten ze wennen aan de prikkels van de samenleving om te voorkomen dat ze opnieuw in de fout gaan. Vooral met zedenmisdadigers gaat dat vaak fout. Ze zien vaak kans hun behandelaars – van psychologen tot psychiaters en maatschappelijk werkers – een rad voor ogen te draaien. Als ze goed meewerken aan het programma, komt er op den duur een fase waarin de tbs niet meer met twee jaar, maar met één wordt verlengd.

De eerste proefverloven zijn begeleid. Winkelen met een beveiliger en een sociotherapeut, later alleen door één of meer sociotherapeuten. Als dat goed gaat, volgt er onbegeleid verlof. In het begin een paar uur, later tot maximaal zes overnachtingen. Een belangrijke voorwaarde is dat er een min of meer stabiele privésituatie is. Het is een pré als ‘de patiënt’ een relatie heeft. In veel gevallen lukt het mannen om vanuit de tbs-kliniek via correspondentie in contact te komen met een vrouw.

Vrachtwagenchauffeur

Er zijn enkele voorbeelden van tbs’ers die tijdens begeleid verlof de benen nemen. Afhankelijk van de ernst van hun delict en stoornis wordt er al dan niet meteen alarm geslagen. Wat vaker voorkomt is dat als de periode van onbegeleid verlof goed lijkt te verlopen, ze in deze fase opnieuw overgaan tot delicten. Dat geldt vooral voor zedendelinquenten die veroordeeld zijn voor verkrachting en moord. Ze kunnen hun ware aard lang verbergen, maar slaan uiteindelijk toch weer toe. De beruchte Belgische seriemoordenaar Michel Stockx, die in Nederland twee Duitse jongens vermoordde en Jessica Laven uit Hoorn, valt in deze categorie. De vrachtwagenchauffeur was eerder veroordeeld voor seksueel misbruik van jonge kinderen. Dat ging zonder fysiek geweld: Stockx was een ‘echte pedo’ die zich seksueel alleen aangetrokken voelde tot kinderen. Nadat hij jarenlang in een tbs-kliniek had gezeten en was behandeld, ging hij tijdens proefverlof in de fout. Terwijl op het oog alles goed ging: hij had vast werk als chauffeur en een vaste relatie met een vrouw in Assen. Zonder dat iemand ook maar enigszins in de gaten had dat zijn ware aard weer naar boven was gekomen, vermoordde hij slachtoffers en dumpte hun lichamen aan de kant van de weg. Naar eigen zeggen was dat om herkenning te voorkomen: hij wilde nooit meer naar een tbs-kliniek.

Anne Faber

Michael P., de moordenaar van Anne Faber, sloeg net als Henk van der V. toe in de directe omgeving van de kliniek, in zijn geval in Den Dolder. In september 2017 dwong hij Anne Faber van haar fiets. Michael was eerder veroordeeld voor de gruwelijke en gewelddadige verkrachting van twee jonge meisjes. Deskundigen en rechters schatten de alarmerende signalen en de grote kans op herhaling totaal fout in, waardoor Michael al snel op vrije voeten kwam. Hij zal waarschijnlijk nooit meer vrijkomen: hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 jaar plus tbs. Of Henk van der V. de rest van zijn leven in een kliniek door zal brengen is niet duidelijk, maar gezien zijn verleden is de kans dat hij op korte termijn opnieuw met onbegeleid proefverlof zal gaan, niet al te groot.

Tros Vermist hield een flyeractie voor Ankie Blommaert, maar toen was ze al vermoord

 


Anouschka vermoord: het zwijgende dorp

$
0
0

Op maandag 22 januari 1990 om half zeven ’s avonds gaat de net vijftien geworden Anouschka Weezenbeek uit Budel van huis. Om een brief op de post te doen. In werkelijkheid heeft ze een afspraak met een vriendje, waar haar ouders niks van weten. Die avond komt ze niet thuis. Nooit meer. Precies drie weken later ziet een schipper haar lichaam drijven in de Zuid-Willemsvaart. De politie denkt dat er dorpelingen zijn die meer weten, maar om een of andere reden hun mond houden. Reden om de zaak te heropenen en nieuw onderzoek te doen.

Budel-Dorplein, de warme zomer van 2018. Door de zinderende hitte van de afgelopen weken en de droogte laten de herfstkleuren zich eerder zien dan andere jaren. Het dorpje is een oogstrelend paradijs van rust. Dit is het dorpje van Anouschka Weezenbeek. Hier heeft ze gelopen, gefietst. Maar Anouschka is er niet meer. Het is al bijna dertig jaar geleden dat ze hier voor het laatst langs de kerk fietste, langs de molen, langs het sportpark.

In het dorp zijn ze Anouschka niet vergeten: telkens opnieuw wordt haar naam genoemd, als het over onopgeloste misdrijven gaat. In 2004 was er weer een opleving: een coldcase-team boog zich over de zaak, Opsporing Verzochtbesteedde er weer aandacht aan, maar het leek voor de zoveelste keer dood te bloeden. Tot er in de eerste week van mei 2005 bekend werd gemaakt dat er een 34-jarige inwoner van de gemeente Cranendonck was aangehouden, op verdenking van de moord op Anouschka. Het was een zekere Patrick, die destijds ook in beeld was geweest, maar die toen ook wegens gebrek aan bewijs was vrijgelaten.

Dat gebeurde ook nu, ondanks de overtuiging bij de rechercheurs dat ze de juiste man te pakken hadden. Zo werd toen bekend dat Anouschka op de avond van haar verdwijning gezien was toen ze stond te praten met een man met een bruine Opel Omega. Diezelfde auto was gezien op de plek waar het lichaam van Anouschka vermoedelijk in het water van de Zuid-Willemsvaart was gedumpt. Patrick beschikte over zo’n auto en hij gaf toe dat hij een seksuele relatie had met Anouschka, maar hij had het uitgemaakt omdat zij hem had verteld dat ze er ook nog andere vriendjes op nahield. Zelf had Patrick overigens ook een andere vriendin. En voor de avond waarop Anouschka verdween gaf hij als alibi op dat hij met vrienden had zitten kaarten, maar geen van die vrienden kon of wilde dat overtuigend bevestigen.

 

Toen, in 2005, leverde het hernieuwde onderzoek niets op. Zal het in 2018 anders gaan? “De rechercheurs van toen bekroop het gevoel dat de mensen in Budel wel meer wisten, maar nooit het achterste van hun tong lieten zien,” zegt Jeroen Snellen, wiens coldcaseteam zich opnieuw gaat verdiepen in de moordzaak van Anouschka Weezenbeek. In een interview in het Eindhovens Dagbladvertelt moeder Ria Weezenbeek dat Anouschka die laatste avond op bezoek zou gaan bij een vriendinnetje en eerst nog een brief voor verzekeraar Ohra op de post zou doen, voor haar vader. “Ik zie haar nog in de hal staan. De brief klemde ze tussen haar kin en borst zodat ze met twee handen de rits van haar jas dicht kon maken. Ze had zich opgemaakt, ze was vrolijk. Het zou zoveel pijn schelen als we wisten wat haar is overkomen.”

Wat ze niet wisten, was dat hun dochter – die er ouder uitzag dan haar leeftijd deed vermoeden – helemaal niet van plan was naar een vriendinnetje te gaan, maar een geheime afspraak had met Patrick. Daar wist bijna niemand van. Het was een geheime relatie. Omdat beiden ook andere relaties hadden.

Donker

Om even over half zeven die avond verlaat Anouschka het ouderlijk huis: een vrijstaande, in het bos verscholen woning aan de Lindenlaan. De afspraak is net buiten de bebouwde kom, op de St. Barbaraweg, een afstand van iets meer dan een kilometer. Dat niemand haar heeft gezien, is niet zo verwonderlijk: het was donker en ze hoefde om op de Barbaraweg te komen maar een paar huizen te passeren.

Anouschka had beloofd voor tien uur weer thuis te zijn. Als ze er om elf uur nog niet is, beginnen haar ouders ernstig ongerust te worden. Ze bellen met de ouders van de vriendin waar Anouschka heen zou gaan. De vriendin zegt van niets te weten: ze hadden helemaal niet afgesproken.

Tegen half twaalf stapt moeder Ria in de auto om te gaan zoeken, even later gevolgd door vader Ad. Op de Sint Barbaraweg richting het Belgische Hamont ziet hij een fiets langs de kant van de weg liggen. Anouschka’s fiets. “Alsof je van binnen dood gaat. Zo voelde het toen ik die fiets herkende,” zegt hij in het interview.

Telefoontje

Twee dagen later, op woensdag, komt er een merkwaardig telefoontje binnen op de redactie van dagblad De Limburger. Een man met een Limburgs accent vertelt dat hij zijn vriendin Anouschka Weezenbeek heeft vermoord en haar lichaam in de Zuid-Willemsvaart heeft gedumpt. Een morbide grappenmaker met een vooruitziende blik, of de echte dader? Hij wordt nooit getraceerd, maar een dag later – op donderdag – vindt een voorbijganger Anouschka’s jas, in de berm van de Kempenweg, op enkele tientallen meters van de Zuid-Willemsvaart. De ritssluiting was aan de onderkant gescheurd, alsof iemand die open had gerukt. Moeder Ria: “Toen wist ik dat ze dood was.”

De kans is groot dat Anouschka hier in het water is gegooid, maar het duurt nog tot 12 februari voor haar lichaam wordt gevonden bij de enkele kilometers stroomafwaarts gelegen Sluis 16, bij Weert. Die maandag ziet een schipper op die plek het lichaam van Anouschka boven water komen. Als doodsoorzaak wordt vastgesteld: verdrinking. Vermoedelijk is ze gewurgd, maar daar zijn geen sporen van te vinden. Er zijn ook geen sporen die wijzen op een zedenmisdrijf.

In november 2009 besteedt misdaadverslaggever Peter R. de Vries aandacht aan de zaak en dan blijkt dat Patrick een hele geschiedenis heeft met mishandeling van vrouwen. Na de dood van Anouschka raakt hij zwaar verslaafd aan drugs en komt hij ettelijke keren in aanraking met de politie wegens mishandeling. Verscheidene vrouwen blijken maar net op het nippertje te zijn ontsnapt aan zijn agressie. Ze worden zwaar mishandeld, met één opvallend kenmerk: ze worden gewurgd tot ze bijna dood zijn.

Patrick ontkent dat hij Anouschka op de avond van haar verdwijning heeft gezien, maar uit het dossier waar Peter de Vries over beschikt blijken tal van eigenaardigheden. Zo zou hij al eens een zelfmoordpoging hebben willen doen maar was dat door de politie op het nippertje voorkomen. Ook zou hij in paniek zijn geraakt toen in 2004 in Opsporing Verzocht de foto’s van de roestbruine Opel Omega werden getoond en zelfs tegenover een vriend zou hij hebben toegegeven dat hij Anouschka had vermoord. Maar ook dat was niet voldoende om hem veroordeeld te krijgen wegens moord.

Bewijsmateriaal

Bij het onderzoek van toen focusten de rechercheurs zich met name op deze auto, die door meerdere getuigen was gezien op de Sint Barbaraweg rond het tijdstip dat Anouschka verdween. De zoektocht leidde naar Patrick. Het bedrijf van zijn vader had in die jaren een bruine Opel Omega. Het bleek uiteindelijk niet genoeg om hem langer dan twee weken vast te houden.

Of het nieuwe onderzoek veel zoden aan de dijk zal zetten, is de vraag. Een probleem is dat veel van het destijds verzamelde bewijsmateriaal, zoals de fiets en de jas, zijn verdwenen toen het Budelse politiebureau werd opgeheven. In die tijd kon men nog niet bevroeden dat er later met DNA-technieken wellicht veel meer aan het licht zou kunnen komen. Er is nog een beetje hoop dat het materiaal toch nog ergens in een archiefkast ligt.

EEN SPOOR VAN MISHANDELDE VROUWEN

Drugsmisbruik, handel in cocaïne, verdacht van betrokkenheid bij een (mislukte) roofoverval, ernstige geweldsmisdrijven tegen vrouwen: alle vriendinnen die Patrick had sinds 1990 werden diep vernederd en zwaar mishandeld. Toen Peter de Vries in november 2009 het doopceel lichtte van de man die verdacht werd van de moord op Anouschka Weezenbeek, bleek hij heel wat agressieve delicten jegens vrouwen op zijn naam te hebben.

Maria

Maria is de vrouw die verkering had met Patrick ten tijde van de moord op Anouschka. Maria had vier jaar lang een relatie met Patrick en woonde drie jaar met hem samen. Ze vertelde een huiveringwekkend verhaal. Zo waren ze een keer met vakantie naar Tunesië geweest, waar Patrick op een avond met een ander meisje uitging. Maar toen hij terug kwam in het appartement beschuldigde hij Maria van vreemdgaan. Hij zette haar naakt naar buiten, ze zat een uur in de bosjes, toen ze weer naar binnen mocht sloeg hij haar met zijn volle vuist in gezicht en op haar lichaam. Maria noemt hem ‘ziekelijk jaloers’, ze werd continu door hem gevolgd en gecontroleerd. Tijdens het klaarmaken van het eten werd ze regelmatig aan het aanrecht verkracht, waarna Patrick het eten weggooide en voor zichzelf friet ging halen, Maria kon uit de vuilnisbak gaan eten.

Toen ze aan het eind van een relatie nog één keer een afsluitend gesprek voerden, werd dat Maria bijna fataal, er was van de kant van Patrick een explosie van geweld. Ze werd bijna gewurgd en raakte bewusteloos, maar hij kwam nog net op tijd  tot bezinning. Maria was een redelijk sterke vrouw, tot ze verkering met Patrick kreeg: er bleef maar een schim van haar over, “een wrak van 44 kilo.” Maria omschrijft Patrick als “extreem jaloers en bezitterig.” Tegen haar had hij gezegd: “Als ik je niet kan krijgen zal niemand je krijgen.” Hij had haar hond dreigend over de rand van het balkon gehouden en haar meerdere keren de keel dichtgeknepen. Ze is ervan overtuigd dat Patrick bij  Anouschka niet op tijd met loslaten was.

Erika

Een andere vriendin, Erika, had anderhalf jaar een relatie met Patrick. Zij vertelde aan De Vries dat ze beiden verslaafd waren aan cocaïne, dat Patrick ook tegenover haar gewelddadig en ziekelijk jaloers was: ze werd mishandeld, haar keel werd dichtgeknepen. Ze was het huis uit gevlucht, maar daarmee nog niet  van hem af: hij zocht haar op bij haar werk, reed haar met zijn auto achterna, zette zijn auto bij haar voor de deur, ze was maandenlang door hem gestalkt.

Nellie

Met de acht jaar oudere Nellie had Patrick vanaf 2001 een relatie. Ook tegenover haar gebruikte hij zwaar geweld: ze was met haar gezicht tegen een boom geslagen, tegen rug en borst geschopt, uitgescholden voor ‘vieze hoer, slet’. Ze was naar zijn huis gesleurd, waar ze uit de woonkamer wist te ontsnappen. In de hal had hij haar te pakken gekregen, maar er belde iemand, ze wist van de gelegenheid gebruik te maken om naar buiten te vluchten. Daar werd ze weer gepakt en naar zijn auto gesleept: “Ik ga je voor de trein gooien”. Hij had een bijzondere, vreemde blik in zijn ogen, Nellie had duidelijk het gevoel dat ze dit niet zou overleven. Ze wist haar eigen huis te bereiken en om hulp te roepen, haar dochter belde de politie. Nellie deed aangifte in 2001.

In het voorjaar van 2003 werd Patrick bij de spoorbaan in Maarheeze opgepikt door de politie, hij had een afscheidsbriefje in zijn auto en wilde zelfmoord plegen: hij wilde zijn vrienden en zijn ouders niet meer tot last zijn.

Hetty

Maar hij bleef leven en ruim een jaar later was het weer helemaal mis, dit keer met Hetty, die in paniek 112 belde toen hij een steen door de ruit had gegooid en via het gat naar binnen kwam. De alarmcentrale hoorde hoe ze werd mishandeld, ze hoorden haar kreunen en gillen. Na twee minuten werd de verbinding verbroken. Ook Hetty was bij haar keel gegrepen, ze overleefde het doordat de politie net op tijd ingreep.

Marina

Ook zijn toenmalige vriendin Marina moest het ontgelden: in de zomer van 2009 werd ze zwaar mishandeld. Ze deed aangifte. Voor die zaak moest Patrick zich nog verantwoorden. Toen Peter de Vries in november 2009 met zijn verborgen camera bij Marina aan de deur kwam, bleek Patrick daar ook net aanwezig. Tegenover de misdaadverslaggever bagatelliseerde hij de mishandelingen en hij ontkende wederom elke betrokkenheid bij de dood van Anouschka.

 

WIES HENSEN: ANOUSCHKA SCHREEF EEN BRIEF

Op 30 augustus 1989 wordt Marie-Louise (Wies) Hensen uit Budel (32) dood gevonden in een greppel langs een landweggetje in Dommelen. Ze is naakt. Haar kleren liggen bij haar lichaam en een aansteker van de Lucky Bar uit Budel. Ze droeg een spijkerbroek en rood-wit geblokte blouse. Er zijn geen sporen van seksueel geweld. Ze is ook niet beroofd: haar portemonnee is er nog. Het enige wat ontbreekt is een laars. Wies was de avond ervoor voor het laatst gezien op de kermis in Budel.

Een half jaar later verdwijnt Anouschka. Is er verband? De politie had een anonieme brief gekregen waarin de kroegbaas van de Lucky Bar en zijn stiefzoon werden aangewezen. Nadat Anouschka vermist wordt, meldt een van haar vriendinnen zich op het politiebureau. Ze vertelt dat de bewuste brief op haar computer is getypt, Anouschka was de schrijfster.

Dat blijkt te kloppen. Anouschka’s moeder bevestigt het. Anouschka was te werk gegaan als in een detectiveroman van Agatha Christie. Ze tikte de brief met handschoenen aan en deed hem ook met handschoenen aan op de bus. Ze wilde anoniem blijven, “want als ze weten wat ik gezegd heb, word ik vermoord,” schreef ze. Ze had verkering gehad met de stiefzoon. Beiden werden opgepakt en zaten enkele weken vast, maar er was onvoldoende bewijs.

 

De liquidatie van Eric Wassink

$
0
0

(reportage uit Panorama, 2012)

Op 17 juli 2000 wordt Eric Wassink (41) geliquideerd op de stoep van zijn massagesalon in Den Bosch. Heel even gaat het gerucht dat het Cor van Hout is die hier dood op straat ligt. Dat is niet zo vreemd: Cor was voor de helft eigenaar van de salon en als er iemand op een dodenlijst stond, dan was hij het, niet Wassink. Maar waarom moest Wassink dood? Twaalf jaar later is er nog steeds geen verdachte in beeld.

 

Mei 2000,locatie: kantoor advocaat Oscar Hammerstein Amsterdam. Rond het middaguur hebben Eric Wassink uit Almere, Cor van Hout uit Amsterdam en Lou Lap uit Eindhoven hier een afspraak. Wassink is in 1994 begonnen met een erotische massagesalon aan de Blauwkapelseweg in Utrecht. Het blijkt een gat in de markt en in enkele jaren tijd is het uitgegroeid tot een keten met tien zaken in het hele land, met een miljoenenomzet. ‘Hij heeft van zijn hobby zijn beroep gemaakt,’ zeggen kennissen. In september 1997 komt er een kink in de kabel. Wassink heeft een relatie met een jonge Marokkaanse vriendin, die hem -volgens zijn vrienden- het bloed onder de nagels vandaan haalt. Tijdens een hevige ruzie krijgt Wassink een ‘blackout’ en steekt hij haar neer. Hij wordt gearresteerd en veroordeeld en zal pas dertien maanden later vrijkomen.

Groeneweg

Dat leidt tot problemen met compagnon Jan Groeneweg uit Groningen, die ook bepaalde belangen heeft in de salons en de eigendomsrechten naar zich toetrekt. Als Wassink in oktober 1998 vrijkomt ziet het er allemaal somber uit: salons kwijt en een miljoenenschuld bij de belasting. Er volgen juridische procedures en in die situatie komt gewezen Heinekenontvoerder Cor van Hout in beeld. Hij is dan al geruime tijd bezig belangen te verwerven in de prostitutiebranche. Via stroman Benno H. (niet zijn echte naam) wil hij Wassink helpen met de massagesalons. Van Hout schakelt advocaat Hammerstein in om de eigendomsrechten terug te krijgen bij Wassink.

De eerste ontmoeting tussen Wassink en Van Hout zal zich afspelen ten kantore van Hammerstein. Wassink, van origine een boekhouder, is helemaal niet thuis in de criminele wereld en neemt als ‘back-up’ Lou Lap mee, een Brabantse jongen uit de wereld van de incasso’sen beveiliging. Wel iemand om rekening mee te houden: hij werd in 1999 verdacht van het gooien van vijf handgranaten in het kader van een grote incasso in het drugscircuit en één granaat in de hoofdingang van het politiebureau in Den Bosch en heeft verder ook wat antecedenten met geweld.

Lap: “Ik keek natuurlijk wel op tegen Van Hout. Hij was een legende, een instituut, maar die eerste kennismaking was een behoorlijke afknapper. We kwamen aanrijden, staan er vier zogenaamde bodyguards voor de deur. Jongens met leren jasjes aan, oortjes in, heel opzichtig. Dat was blijkbaar om indruk te maken op ons. Ik dacht: ‘Dat heeft zo’n van Hout toch niet nodig?’ Het was een belachelijke vertoning, het was tien keer niks.”

Rare smaak

Eenmaal binnen verloopt het gesprek niet al te soepel, Wassink wil niet tekenen, Cor bemoeit zich ermee, Hammerstein stuurt Lap en Van Hout naar buiten: hij wil alleen zakendoen met de officiële gemachtigden en dat zijn Benno H.* en Eric Wassink.

Lap: “Ik ging met Cor naar buiten, we liepen wat rond, praatten wat. Cor liep wat te snoeven, als een soort generaal, dat hij vijfhonderd man rond had lopen. Daar kreeg ik een beetje een rare smaak van in mijn mond, het was kinderachtig gepraat, beneden alle niveau. Hij zei: “Ik ken jou wel, waarom gooi je handgranaten op een politiebureau, dat levert toch geen geld op? Als je criminele dingen doet, doe je dat toch in de eerste plaats voor geld, zo’n handgranaat, daar heb je toch niks aan.” Ik heb gezegd dat ik daarvan was vrijgesproken en dat ik dat niet had gedaan. Toen begon hij over Wassink. Dat hij er zoveel ton in had zitten. Hij zei: “Die man is gek.” Was ik het niet mee eens, Wassink had ook zo zijn belangen natuurlijk. Maar het gesprek is verder wel goed verlopen, we hebben afgesproken een keer wat te gaan drinken samen. Toen we weggingen heb ik nog wel gevraagd: “Die jongens daarbuiten, staan die er nou nog? Zijn die van jou? Die vallen echt niet op hè?” Hij zei: “Ja, die zijn van mij.” Het lag op mijn tong om te zeggen: “Ik heb er ook een paar meegebracht, maar die zie je niet.” Het was eigenlijk een beetje een tegenvaller, het was niet de Van Hout die ik had verwacht tegen te komen.’

Er volgen meer ontmoetingen. Lap: ‘We hadden toch wel een klik. Cor keek in het begin ook een beetje tegen mij aan, zo van: enge jongen, handgranaten, iets met een autobom, maar we konden het eigenlijk direct goed met elkaar vinden. Ik was ingehuurd door Wassink, maar ik zag de belangen van Cor ook wel.’

Met de dames

Van Hout bezoekt geregeld Den Bosch. Meestal met chauffeur Bassie en zijn ‘bodyguards’, maar er is ook een etentje ‘met de dames’: Benno H. met vriendin, Lou met vriendin en Cor met Sonja. Wassink is daar niet bij, maar het gaat wel over de zaken. Met Wassink gaat het eigenlijk niet zo goed.

Lap: ‘Hij gedroeg zich vreemd. Cor had hem een ton gegeven om zijn schuld bij de belasting af te lossen, het eerste wat-ie doet is naar de BMW-dealer stappen voor de nieuwe 3-serie, met tv. Ging hij bestellen. Toen Cor dat hoorde was hij laaiend. Cor had zelf een Mercedes-sport, maar hij kon zich dat veroorloven, hij had inkomsten, maar Wassink verkeerde helemaal niet in zo’n positie, die moest schulden aflossen. Toen heb ik Wassink wel even bij zijn lurven gepakt: ‘Dit  gaat zo niet, dat je dat zelf niet snapt.’ Er waren meer van die vreemde dingen. Zaten we bij Hammerstein op kantoor, vroeg Hammerstein: “Heren, de agenda’s. Over twee weken op dinsdag, kan iedereen dan?” Zei Wassink: “Nee, dan komt mijn tuinman, die gaat het gras maaien en daar wil ik bij zijn.” Hij had toen net een villa in België gekocht, of gehuurd. Dan denk je ook: “Waar is zo’n man mee bezig?” Je zit met Van Hout en  Hammerstein, die mensen helpen jou, er moesten nog wat dingen worden geregeld, contracten getekend. Als je dan een begrafenis hebt, of iets met je kind, dan ben je verhinderd, maar toch niet omdat de tuinman komt?”

Donkere wolken

Ook in het privéleven van Wassink dreigen donkere wolken. In de periode dat dit zich afspeelt is hij net in Turkije getrouwd met de Turkse Aleyna. Ze is zwanger van hem, maar echtelijke trouw is aan Wassink niet besteed: hij houdt er een Joegoslavische minnares op na. Een week voor zijn dood komt Aleyna daar achter. Lou Lap: “Wassink is op maandag 17 juli vermoord, de zondag ervoor kwam hij samen met zijn Joegoslavische vriendin in paniek bij mij, in Eindhoven. Hij zei: “Aleyna weet het. Ze zei: ‘Ik schiet je door het waterbed heen.’”

Wat is er op die maandagavond precies gebeurd en hoe wist de moordenaar dat Wassink in Den Bosch was? Lap: ‘Ik had zelf Eric zondagmiddag nog gesproken, in een grand café in Eindhoven. Hij zou maandag de hele dag in Bredaen Den Bosch zijn, voor sollicitatiegesprekken met masseuses en receptionistes voor de vestigingen in Den Bosch en Eindhoven. Maar hij was die nacht ervoor aan het stappen geweest, hij voelde zich absoluut niet in staat maandag te gaan werken. Hij heeft toen geregeld dat zijn vrouw die gesprekken ging voeren. Ik heb maandag een aantal keren telefonisch contact met hem gehad. Hij is die dag in Soest geweest, in Utrecht en in Breda. Tegen een uur of acht kwam hij aan in Den Bosch. Daarvandaan belde hij. Ik vroeg: “Heb je al gegeten?” Hij zei dat hij een broodje had gehaald bij de shoarmazaak naast de salon in Den Bosch. Dat is mijn laatste gesprek met hem geweest.’

Posten

Het staat vast dat de moordenaar heeft staan posten om de hoek van de Oude Engelenseweg -waar de salon is gevestigd- en de Ossenstraat. Of hij heeft Wassink de hele dag gevolgd en heeft hem opgewacht vanaf het moment dat hij bij de salon naar binnen ging, of hij wist dat Wassink op dat tijdstip daar aanwezig was. Door het raam van een witgoedwinkel op de hoek kon de schutter de grijze BMW van Wassink onopvallend in de gaten houden. Vanaf dat punt was het maar enkele tientallen meters. Opmerkelijk is dat de auto van Wassink, die recht voor de deur van de salon stond geparkeerd, helemaal klem stond tussen twee andere auto’s. Volgens de politie hebben die andere auto’s er niets mee te maken, maar het kwam de schutter in elk geval erg goed uit. Gezien het feit dat Wassink op het trottoir is neergeschoten, lijkt het erop dat hij bij de auto is geweest en terug wilde lopen naar de salon om te vragen wie hem had klemgezet. Op dat moment ontmoette hij zijn moordenaar.

De pistoolschoten worden in de hele buurt gehoord. Een café-eigenaar denkt aan vuurwerk en hoort een motor wegrijden. Veel buurtbewoners raken in paniek. Er is actie gevoerd tegen de salon, maar dit was nou ook niet de bedoeling. De bejaarde echtgenote van een actievoerder duikt voor alle zekerheid enkele dagen onder bij een zus.

Vijanden

In de dagen na de moord duiken verschillende theorieën op. Wassink had zowel privé als zakelijk nogal wat vijanden gemaakt. Zo zijn er in mei 2000 aanslagen zijn gepleegd op Paul Wassink, de jongere broer van Eric, die wel wat hand- en spandiensten verleende, maar op papier niets met het bedrijf te maken had. Eerst was diens bij huis geparkeerde auto in brand gestoken, twee weken later werd de woning met kogels doorzeefd. Er raakte niemand gewond, het werd opgevat als waarschuwing, bestemd voor broer Eric, omdat die zelf vaak moeilijk te traceren was.

Na de dood van Wassink ontstaat er een merkwaardige situatie.

Lap: ‘Toen Cor en ik elkaar spraken, keken we elkaar allebei een beetje aan van: heb jij soms… Maar het was wel snel duidelijk dat wij er geen van beiden wat mee te maken hadden. Cor wilde er vanaf, hij zei: “Jammer van het geld dat ik erin heb gestoken.” Hij wilde niet de verdenking op zich hebben dat hij belang had bij de dood van Wassink.’ Broer Paul lijkt de aangewezen opvolger, maar zijn ouders vinden dat helemaal geen goed idee, ze zijn bang dat de liquidatie te maken heeft met de salons en dat Paul ook aan de beurt komt als hij het overneemt.

Erkamps

Uiteindelijk neemt Lou Lap een aantal salons over, andere blijven eigendom van Aleyna, de Turkse weduwe van Wassink. Zij heeft de salons in Apeldoorn en Utrecht. Om die in Apeldoorn ontstaat een merkwaardig conflict, waar de halfbroer van Cor van Hout, Martin Erkamps, zich om mee bemoeit: Aleyna had hem benaderd. De salon wordt een aantal dagen ‘bezet’ door een paar Joegoslavische gangsters, kennelijk in opdracht van Erkamps, met de bedoeling de salon over te nemen. Met dat plan wordt krachtdadig korte metten gemaakt. Ook opmerkelijk: weduwe Aleyna laat haar belangen in de salons behartigen door haar nichtje Nimeth, die daar op geheel eigen wijze inhoud aan geeft. In elk geval anders dan Aleyna had bedoeld. Nimeth knoopt een relatie aan met Jan Groeneweg, de ex-compagnon met wie Wassink zo overhoop had gelegen. Die relatie is geen lang leven beschoren, Nimeth belandt later in de armen van tv-presentator Jeroen Pauw. In 2010 heeft Lap zijn belangen in de salons verkocht. Uiteindelijk heeft Cor van Hout geen schade geleden van zijn massage-avontuur.

Lou Lap: “Ik heb zelf het geld dat hij erin had gestoken contant teruggegeven. Een A4-envelop vol. De afspraak was bij een restaurant in de buurt van Vinkeveen, vlak aan de snelweg. Cor vertelde dat die plek ook een rol had gespeeld bij de Heinekenontvoering. Iets met de losgeldoverdracht. ‘Toen ik die envelop gaf zei Cor tegen Bassie: “Ga maar naar de wc om het te tellen, of het klopt.” Toen Bassie terugkwam, kuste Cor het geld. Dat deed hij wel vaker, Cor was gek op geld. Maar hij gaf het ook graag uit. Toen we met de vrouwen erbij in Den Bosch hadden gegeten, had ik afgerekend. Dat kreeg je bij Cor niet snel voor elkaar, hij stond er altijd op dat hij betaalde, hij wilde mij het geld beslist teruggeven, maar dat heb ik geweigerd: ‘Onder de rivieren betaal ik.’”

In totaal duurde de samenwerking tussen Eric Wassink en Cor van Hout zo’n driekwart jaar, van najaar 1999 tot de zomer van 2000. De eerste aanslag op Van Hout was toen al wat weggezakt: in 1996 was hij in de Deurloostraat in Amsterdam voor zijn huis beschoten. Hij overleefde ternauwernood. Hij dook onder in België, maar in 2000 voelde hij zich betrekkelijk veilig. Ten onrechte. In december 2000 volgde de tweede aanslag, dit keer bij zijn huis in Amstelveen, toen hij ’s avonds laat thuiskwam. Ook deze overleefde hij. Beide keren was voor hem duidelijk uit welke hoek het kwam: uit het kamp van John Mieremet. In 2003 was het wel raak, na een lunch bij een Chinees restaurant in Amstelveen.

Theorieën over het motief voor de moord op Cor van Hout zijn er volop en justitie is nog steeds bezig verdachten achter de tralies te krijgen. Het onderzoek naar de moord op Wassink is al na enkele maanden een stille dood gestorven.

 

VAN BOEKHOUDER TOT SALONBAAS

In 1994 begon Eric Wassink -tot dan een keurige accountant bij een boekhoudkantoor in het Gooi- voor zichzelf met een massagesalon. De eerste salon, naar Thais model, was aan de Blauwkapelseweg 19 in Utrecht. Hij werkte samen met twee goede vrienden: Ton Verkoelen uit Limburg en Jan Groeneweg uit Groningen. De formule werd een doorslaand succes en in snel tempo worden nieuwe salons geopend: in Utrecht een tweede vestiging uitsluitend voor heren (‘Men Only’), gewone salons in Groningen, Nijmegen, Eindhoven, Den Bosch, Breda, Lelystad, Soest en later Apeldoorn. In 1996 hield Verkoelen ermee op: hij heeft een andere visie op de zaken dan Wassink en begon voor zichzelf in het zuiden, met evenveel succes, onder de naam ‘Massagewereld’.

Steekpartij

Nadat Wassink in 1997 door een steekpartij met zijn vriendin in de gevangenis belandde, begonnen de problemen met compagnon Jan Groeneweg. Op papier was alles van Wassink, maar er waren wat contracten met Groeneweg die in Groningen een aantal BV’s had op horecagebied, onder anderen Entertainment International, waarvoor hij als privéadres de massagesalon aan de Blauwkapelseweg in Utrecht opgaf. Groeneweg had het inrichten van de interieurs verzorgd en was eigenaar van enkele panden. Hij genoot nog enige tijd landelijke bekendheid toen hij het oude Veronicaschip opkocht om er een horecaboot van te maken, maar dat is niks geworden. Groeneweg wilde na de steekpartij niks meer met Wassink te maken hebben, vanwege ‘ethische bezwaren’. Hij spande een proces aan om het beheer van de salons naar zich toe te trekken. Hoewel hij daar op papier niet veel recht op leek te hebben gaf de rechtbank hem gelijk. Dankzij de inzet van advocaat Oscar Hammerstein werd dat grotendeels teruggedraaid, maar er bleven treiterijen over en weer. Zo kreeg Wassink in december 1999 een schadeclaim van 5,2 miljoen gulden aan zijn broek, van Groeneweg, die zijn faillissement aanvroeg. Ook dit keer won Wassink, die op zijn beurt een claim van 2 miljoen gulden indiende wegens wanbeheer.

Zeiljacht

Op 15 februari 2000 vloog het bedrijfspand annex woonhuis van Groeneweg, aan de Paradijsvogelweg in Groningen, in brand. De schade liep in de miljoenen. Groeneweg en zijn vrouw waren op dat moment op vakantie in Oostenrijk. De grootste financiële en emotionele strop was het verlies van een 30 meter lang zeewaardig zeiljacht dat zich in een loods bevond en waarmee Groeneweg al acht jaar lang mee aan het werk was. De waarde van het niet- of nauwelijks verzekerde jacht werd geschat op bedragen tussen de vijf en achttien miljoen gulden.

FIETSVRIENDEN

Hoe kwamen ‘de boekhouder’ en ‘de crimineel’ bij elkaar? Wassink had in 1999 kapitaal nodig en via een fietsvriend maakte hij kennis met Benno H., de stroman van Cor van Hout. Toen Cor van Hout in 1996 na de aanslag in de Deurloostraat onderdook koos hij domicilie in het viersterrenhotel Le Manoir du Lac in het Belgische plaatsje Genval. Op 14 september liet hij zich daar inschrijven onder de naam… Benno H. Tot juli 1998 bivakkeerde Van Hout hier samen met een select gezelschap potige heren.

Het hotelpersoneel was uitermate te spreken over de royaal fooien gevende Nederlanders, die zich zeer correct gedroegen. De verbazing bij de Belgen was dan ook groot dat de Nederlandse justitie later uitgerekend in dit appartement huiszoeking kwam doen, op jacht naar de vermeende spin in het web van een wijd vertakte drugsorganisatie: niemand minder dan Heineken-ontvoerder Cor van Hout. Uit veiligheidsoverwegingen had hij de naam gebruikt van Benno H., die toen al bekendstond als een soort stroman van Van Hout. Op 7 februari 2000 lieten Wassink en H. zich inschrijven als directeuren van Marnanda BV, die het beheer voerde over alle tien vestigingen van de massagesalons. Zulks tot ongenoegen van de vorige eigenaren van Marnanda BV. Toen deze naam in de publiciteit kwam, na de liquidatie van Wassink, bleek dat Marnanda BV ooit was opgericht als beleggingsmaatschappij door de Amsterdamse zakenman Smuling. Toen deze in 1996 overleed kwam de BV op naam van zijn dochter te staan. Deze Wendelien Smuling reageerde ‘verbijsterd’ toen haar naam in verband werd gebracht met een liquidatie, massagesalons en een Heineken-ontvoerder. De verklaring was simpel: Wendelien Smuling had Hammerstein als advocaat ingeschakeld en toen die voor zijn cliënt Wassink een lege BV zocht, was de deal snel rond. Het heeft een aantal voordelen een bestaande BV over te nemen in plaats van een nieuwe op te richten. Formeel had er wellicht een statutenwijziging moeten plaatsvinden: een beleggingsmaatschappij is geen massagesalon, maar de doelstelling van Marnanda BV was nogal ruim geformuleerd.

*In deze reportage is de naam Benno H. gebruikt voor Boelo H.

Zwarte weduwe Els (‘oordopjesmoord’): berooid overleden

$
0
0

In de nacht van pinkstermaandag 1 juni 1998 wordt in Meerle, net over de grens bij Breda, de rijke zakenman Ran Biemans (58)  in het echtelijk bed vermoord. Zijn vrouw Els ligt naast hem, maar heeft er niets van gemerkt. Dat vindt de politie verdacht. Zij en haar geheime minnaar Wilco I. worden aangehouden. De zaak is ook bekend als ‘de oordopjesmoord’.

In 2018 zijn er een paar actuele aanknopingspunten: in het voorjaar overlijdt de weduwe, in augustus mag haar toenmalige advocaat Pol Vandemeulebroucke zijn werkzaamheden weer hervatten na schorsing (hij was een affaire begonnen met zijn cliënte) en in een interview zinspeelt advocaat Gerard Spong op een zaak waarbij een man ‘s nachts met een mes in zijn borst in het echtelijke bed werd aangetroffen, terwijl de naast haar liggende vrouw niets had gemerkt. Zie dit bericht. In november 2006 was bij het Hof van Assisen in Antwerpen het proces tegen de twee Nederlandse verdachten. Dit is een verslag van toen.  

Hof van Assisen, november 2006, met Wilco en Els. Links vooraan advocaat Mark Teurlings

 

Twaalf gewone Belgische mannen en vrouwen moeten beslissen over het Nederlandse liefdeskoppel Wilco I. (40) en Els (45) L.: guilty or not guilty. Net als in Amerikaanse films, maar dit is werkelijkheid: het hof van assisen in Antwerpen is vier weken lang in de ban van de zaak-Biemans. De arme juryleden weten niet wie ze nog kunnen geloven: beide verdachten liegen tegen de klippen op, maar betekent het ook dat ze wisten van de moordaanslag op de schatrijke Ran Biemans?

“Hij had graag dat je als een opgetut poppemieke rondliep?” vraagt de voorzitter van het hof van assisen aan verdachte Els.

“Ja, dat vond Ran wel leuk,” zegt ze.

Kijk, dat is nog wel duidelijk, daar kunnen de negen mannen en drie vrouwen van de jury wel wat mee: Els was bloedmooi en pas 17 toen ze de 22 jaar oudere Nederlandse zakenman Ran Biemans tegen het lijf liep en een relatie met hem begon. Zeer tegen de zin van haar ouders en broers en zussen: wat moest ze met zo’n oude vent, die toen ook nog niet eens gescheiden was? Een goudzoekstertje, alleen uit op luxe, dat was Els. Maar de relatie houdt stand, de twee gaan trouwen en iedereen die hen kent spreekt positief over de band tussen die twee: Ran gaf Els alles wat haar hartje begeerde, ze reed in een Mercedes CLK 430 en een Jeep Grand Cherokee en als het hier te koud was gingen ze op vakantie naar een warm land. “Zolang hij goed verzorgd werd, hoefde ik mij geen zorgen maken,” zei ze zelf. Els zorgde op haar beurt goed voor haar man, ze was er voor hem als hij thuis was, dat vond hij prettig.

Haarscheurtjes

Er waren een paar haarscheurtjes. Els wilde graag een kind, Ran absoluut niet. Hij had in 1996 zijn enige zoon, uit zijn eerdere huwelijk, verloren, dat was een klap die hij nooit meer helemaal te boven kwam. Op seksueel gebied kwam Els hem ook niet helemaal tegemoet: Biemans had een voorkeur voor sm, maar daarvoor kwam hij in Amsterdam aan zijn betaalde trekken. Aan de andere kant kneep Biemans een oogje dicht toen Els een stiekeme relatie begon met Wilco I., een stoere ex-marechaussee. Ze leerden elkaar kennen tijdens een zakenreis op Gran Canaria, begin 1998. Wilco was er als bodyguard van een Amsterdamse zakenman, die iets te bespreken had met Biemans.

Pinkstermaandag

Dit is dus de situatie op het moment dat het drama zich afspeelt, in de nacht van pinkstermaandag 1 juni 1998. Ran en Els wonen tijdelijk in een appartement in Meerle, net over de grens bij Breda. Een paar kilometer verderop laat Biemans een gigantische villa bouwen, maar die is nog niet klaar. Eerder hebben ze in Brasschaat gewoond, maar daar voelde Biemans zich niet thuis: te ver van zijn vrienden en van de cafés in Nederland.

Op deze Pinkstermaandag zijn ze ’s avonds uit eten geweest. Zoals gewoonlijk: zelf koken was een uitzondering. Als ze om elf uur thuiskomen, gaat Biemans meteen naar bed. Els kijkt nog even naar tv (Melrose Place) en gaat ook slapen. In de loop van de nacht, ergens tussen drie en vier uur, wordt ze wakker, zoals ze zelf later beschrijft: door een sterke en indringende geur en omdat ze zo ongemakkelijk lag. Haar voeten waren vastgebonden met tape, haar handen op de rug ook met tape vastgebonden, ogen en mond waren dichtgeplakt. “Ik kon mijn handen bevrijden en voelde dat mijn man Ran Biemans niet meer naast me in bed lag. Ik ben in het donker in de living gaan kijken, maar vond hem daar niet. Terug in de kamer deed ik het licht aan en zag ik Ran liggen naast het bed, badend in een grote plas bloed.”

Stroomstootwapen

Ze begint hysterisch te gillen en huppelt met vastgebonden benen naar de overbuurman die de politie alarmeert. Er moet in de slaapkamer een behoorlijke vechtpartij zijn geweest. Biemans is gemarteld, waarschijnlijk met een stroomstootwapen. Hij moet met een enorme klap tegen de slaapkamerdeur zijn gevallen: zijn hoofd sloeg er een gat in. Daarna is zijn keel met een mes doorgesneden. Uit de sporen blijkt dat Els pas na de moord is getaped, in elk geval gedeeltelijk, omdat er bloedsporen aan de binnenkant van het plakband zitten.

Er zijn meer vreemde dingen: de dader of daders hebben na de slachtpartij klaarblijkelijk in alle rust de handen gewassen in de badkamer. Hoe zijn ze eigenlijk binnengekomen? Er zijn geen sporen van inbraak gevonden. Of ze hadden een sleutel of een van de twee heeft zelf de deur opengedaan voor het nachtelijk bezoek. En wat het motief ook mag zijn: roof is het niet. Een portemonnee met geld ligt pontificaal op een kastje, er zijn kostbare sieraden, maar er wordt niets meegenomen. Biemans was een succesvol zakenman, hij handelde op zeer grote schaal in sportprijzen en er was een vaag gerucht dat hij misschien wel iets meer importeerde dan onderdelen voor zijn handelswaar, maar daar is niets concreets van gebleken. En liquidaties in het criminele milieu zien er meestal iets anders uit.

Oordopjes

Ga er maar aan staan, als jurylid. Els zegt dat ze oordopjes droeg en niks van de hele heisa heeft gemerkt. Dat is zelfs met heel veel goede wil moeilijk te geloven. Ze zegt dat ze bedwelmd is geweest, ze dacht aan ammoniak, maar de deskundigen achten dat vrijwel uitgesloten: dan hadden ze er sporen van moeten vinden. En als ze echt bedwelmd was geweest, had ze niet zo snel huppelend naar de buren kunnen gaan: dan had ze veel langer tijd nodig gehad om bij te komen. Bovendien vindt de buurman het vreemd dat als Els bij hem aanklopt, ze tape aan haar voeten heeft, als ze later in het appartement is heeft ze ook tape aan haar handen. Nog zoiets: de deskundigen kunnen ook geen enkel spoor ontdekken dat erop duidt dat er tape om haar handen of haar gezicht heeft gezeten.

‘Ollanders’

Voor de Belgische politie is het geen onderzoek in de A-categorie. Ze hebben het toch al niet zo op die ‘Ollanders’ die in de grensstreek hun mooiste plekjes inpikken, die ‘diknekken’. Brandweer en politie stampen vrijelijk door het appartement. En hoezo ammoniaklucht? De brandweer plaatst een enorme ventilator, de schuifdeur van de woonkamer wordt opengezet en alle ‘kwalijke lucht’ wordt uit het huis geblazen. Er worden een paar verdachte dna-sporen, van twee onbekende personen, veiliggesteld: mogelijk van de moordenaars, maar die zijn nog steeds niet gevonden.

Het gedrag van Els mag verdacht zijn, het is niet genoeg om haar vast te houden en ze lijkt de dans te ontspringen. Maar je kunt het ook te gek maken, zelfs in België. Zodra de nieuwe villa klaar is, trekt Els erin, samen met haar minnaar Wilco Ietes. In augustus 1999, krap dertien maanden na de dood van Biemans, wordt hier hun zoontje Beau geboren. De liefde tussen Els en Wilco is dan al tanende en bij de Belgische justitie begint men ook wat argwaan te krijgen over de rijke weduwe en haar nieuwe minnaar. Els wordt aangehouden en zal in januari 2004 terecht moeten staan bij het assisenhof in Antwerpen, als enige verdachte.

Een brief

Inmiddels had misdaadverslaggever Peter R. de Vries een duit in het zakje gedaan met een spraakmakende uitzending, waarin korte metten is gemaakt met het Belgische onderzoek. Ook heeft zich een getuige bij hem gemeld, ene Goran S., een Amsterdamse Joegoslaaf die Wilco kent van louche zaakjes en die beweert dat Wilco de moord heeft gepleegd, samen met twee kompanen. Els komt met een soortgelijk verhaal: ze beweert nu ineens dat Wilco aan haar heeft toegegeven dat hij inderdaad in de nacht van de moord met twee kompanen naar het appartement was getrokken om Ran Biemans te vermoorden. Zonder dat zij er iets van wist, uiteraard. Ze had zo lang gezwegen omdat ze bang was van Wilco.

Advocaat Pol

Wat blijkt? Els had een Belgische advocaat in de arm genomen, de bij onze zuiderburen tamelijk bekend Pol Vandemeulebroucke, die zich vol overgave stort op de verdediging. Misschien iets te vol: ze krijgen een intieme relatie. Tijdens het proces blijkt dat de nieuwe verhaallijn van Els uit zijn koker komt. Aanvankelijk maakt het Wilco niet veel uit: hij zegt dat hij ervan overtuigd is dat Els onschuldig is en zolang hij zich niet in België laat zien voelt hij zich betrekkelijk veilig. Hij geeft ook toe dat hij een opzetje heeft bedacht met Goran S. om Els te ontlasten. Hij heeft Goran 23.000 euro betaald om de schuld te geven aan twee Joegoslavische huurmoordenaars. Helaas voor hem bedenkt Goran zich later een beetje, wellicht ook onder invloed van de advocaat Vandemeulebroucke, en beweert hij ineens dat Wilco hem heeft verteld dat hij zélf bij de moordaanslag aanwezig is geweest.

Plassen

In november 2006, tijdens het huidige proces, is het voor de jury niet moeilijk Goran te ontmaskeren als een leugenaar: als de man in het nauw wordt gedreven en zich helemaal vast dreigt te praten, zegt hij dat hij suikerziekte heeft en moet plassen. Hij komt niet meer terug.

Wilco heeft nog iets doms gedaan: hij heeft een vriendin ertoe aangezet een anonieme brief te schrijven naar Peter de Vries met allerlei zogenaamde daderinformatie. Om twijfel te zaaien. Duidelijk is dat de schrijfster – of degene die haar dicteerde – veel details kent, bijvoorbeeld over de kamerjas die Biemans droeg. Maar ook dit opzetje komt al snel aan het licht. De reden voor Wilco om dit te doen is dat hij wilde dat Els zo snel mogelijk uit de gevangenis zou komen, om voor haar zoontje te kunnen zorgen.

Liegen

Over liegen gesproken: Els kan er ook wat van. Ze blijft langdurig glashard ontkennen dat ze een relatie met Wilco had toen Biemans nog leefde. Pas als de bewijzen overduidelijk zijn geeft ze eindelijk toe en zegt ze dat ze gelogen heeft omdat ze zich schaamde voor haar familie: ontrouw paste niet in haar woordenboek. Liegen dus wel.

Els en haar advocaat doen nog meer domme dingen. Als het eerste proces, in 2004, abrupt wordt afgebroken omdat de voorzitter vindt dat Wilco ook in het verdachtenbankje thuishoort, wordt Els voorlopig vrijgelaten uit de gevangenis. Haar relatie met de advocaat bloeit hevig op. Het is haast niet voor te stellen dat een advocaat van het kaliber Vandemeulebroucke niet in de gaten heeft dat hun gesprekken worden getapt. Of het kan hem niet schelen, maar zijn collega’s hebben met rooie oortjes zitten luisteren naar de pikante seksconversaties tussen hem en Els, in de meest platvloerse pornotaal.

Schunnig

Het dossier meldt: “Bij beluistering van deze gesprekken is gebleken dat mevrouw Leemans een relatie onderhield met haar raadsman, Mr. Vandemeulebroucke, een relatie die zij tot heden steeds is blijven ontkennen. Reeds van zeer kort na haar invrijheidsstelling nemen de gesprekken tussen beide een erotische tint aan, waarvan onder meer het gesprek dd. 15/11/2004 getuige, terug te vinden in stuk 50 van het tapdossier. In totaal werden 42 sexueel geladen gesprekken getapt. Daar deze gesprekken te schunnig zijn om voor te lezen worden een aantal in bijlage gevoegd.”

En hoe betrouwbaar zijn de getuigen die het voor Wilco opnemen? Aanvankelijk gaf een van zijn vele vriendinnen hem direct een alibi: ze wist zeker dat hij in de nacht van de moord bij haar was geweest. Later trekt ze dat min of meer in. Onder druk van de politie, zegt ze. Uiteindelijk blijft ze bij haar eerste verklaring: Wilco was echt bij haar. Nu is dat niet heel erg relevant: er is van Wilco geen enkel spoor gevonden in het moordhuis, als hij al bij de aanslag betrokken is heeft hij die niet zelf uitgevoerd.

‘Guilty’

De juryleden zijn gewone burgers, die via het bevolkingsregister worden uitgeloot. Vier weken lang moeten zij dit soort details aanhoren en voor zichzelf uitmaken wie er liegt en wie niet, wat wel belangrijk is en wat niet. De advocaten van de verdachten doen er alles aan om twijfel te zaaien. Er komen getuigen op de proppen die verklaringen afleggen over iemand die op zijn sterfbed de moorden heeft bekend, er wordt een mist van details en vraagtekens gecreëerd die het zicht op de werkelijke gang van zaken moet ontnemen. Net als in de film: een jurylid dat twijfelt, mag niet het ‘guilty’ uitspreken. Voor Els en Wilco hangt alles af van dat vonnis, dat naar verwachting begin december wordt geveld. Het wordt een dubbeltje op zijn kant en op dit moment waagt niemand zich aan een voorspelling.

Tot zover de reportage uit 2006.

Els wordt veroordeeld tot 25 jaar gevangenisstraf. In 2011 is ze vrij gekomen. In het voorjaar van 2018 is ze aan een slepende ziekte overleden. Wilco I. is vrijgesproken.

Advocaat Pol Vandemeulebroucke is in juni 2018 door een arrestatieteam opgepakt. Hij werd ervan verdacht dossiers te hebben gelekt naar de Marokkaanse drugscrimineel Hassan B.; de advocaat ontkent en zegt Hassan niet te kennen. Na verhoor bij de onderzoeksrechter wordt hij onder voorwaarden vrijgelaten. Hij is  twee keer eerder ervan beschuldigd informatie te hebben gelekt naar criminelen.

 

Astrid Holleeder, het verhoor (dag 9, deel 1)

$
0
0

In het proces tegen haar broer Willem komt Astrid Holleeder op 12 maart 2018 voor het eerst als getuige aan het woord. Het is de negende dag. Ze zit in een hok waardoor ze alleen te zien is voor de officieren van justitie, de rechters en advocaat Sander Janssen. Er is geen oogcontact mogelijk tussen broer en zus. Het verhoor wordt gedaan door rechter Benedict Mildner. Voorzitter van de rechtbank is Frank Wieland. De officieren van justitie zijn Lars Stempher en Sabine Tammes. Bij de introductie wordt volstaan met het noemen van de naam Astrid Holleeder. Gebruikelijk is de volledige voornamen en de leeftijd te vermelden, dat wordt hier achterwege gelaten. Als adres kiest ze domicilie bij advocaat Jebbink, die ook naast haar zit. Ze legt de belofte af. De rechter geeft aan dat ze verschoningsrecht heeft ten opzichte van de verdachte, zichzelf, haar zus, andere familieleden zoals haar zus Sonja en broer Gerard en vanwege haar beroep als (voormalig) advocaat met betrekking tot wat haar in die hoedanigheid is toevertrouwd. Op vragen over beschermingsmaatregelen hoeft ze geen antwoord op geven, op vragen over de totstandkoming van het getuigenbeschermingsprogramma wel.

Rechter: Mijn eerste vraag aan u is: dit verhoor heeft lang op zich laten wachten, langer dan we allemaal hadden voorzien, hoe kijkt u er tegenaan?

Astrid: Ik ben blij dat ik aan de beurt en met u in gesprek kan.

Rechter: U zegt: ik ben er klaar voor.

Astrid: Ja.

Rechter: De eerste kluisverklaring was op 21 april 2013, in totaal zijn er 22 geweest, tot 25 juni 2013. Uw broer is op 13 december 2014 aangehouden. Op 23 maart 2015 zijn uw verklaringen uit de kluis gehaald, u bent door het onderzoeksteam gehoord. Er zijn acht verhoren geweest, tot 12 september 2016. U bent in het onderzoek Passage gehoord op 30 november 2015 en negen keer bij de rechter-commissaris, tot 5 april 2017. Op 11 mei 2017 is het embargo op de verklaringen van uw broer opgeheven. In totaal zijn er 40 verklaringen van u. U heeft een boek geschreven, een familiekroniek (Judas), en Dagboek van een getuige. Heeft u tot  u toe naar waarheid verklaard?

Astrid: Ja.

Rechter: Ook over het Heinekenlosgeld en de erfenis?

Astrid: Absoluut.

Rechter: Hoe heeft u zich voorbereid?

Astrid: Ik heb vooral getracht het rustig te ondergaan. Ik heb een  acute ontsteking aan mijn schouder, dat maakt dat ik wat rustiger ben.

Rechter: U heeft minder bewegingsruimte?

Astrid: Ik word wat gedempt door pijnstillers, dat is wel prettig. En ik heb me wel voorbereid, ik heb gevolgd wat er allemaal gezegd is en naar aanleiding daarvan heb ik gezocht naar bewijsmiddelen. Ik denk nu eenmaal zo, ik ben advocaat. Ik heb het gevolgd via de twitterfeeds van Belleman en andere journalisten. Mijn verhaal is toch al herhaalde keren verteld. Ik wilde de reacties vernemen, het blijft mijn woord tegen het woord van de ander. Ik heb gezocht naar punten waardoor ik in ieder geval meen mijn woorden kracht bij te kunnen zetten.

Rechter: Heeft u een proces-verbaal van uw verklaringen?

Astrid: Nee. Ik ben 40 keer gehoord. Dat klinkt als vaak, maar ik heb dat niet zo ervaren.

Rechter: Heeft u het met Sonja besproken?

Astrid: Wel wat er met haar emotioneel is gebeurd, met name…

Rechter: Met name?

Astrid: Dit emotioneert mij (stil). Sommige dingen zijn wel heftig, ik snap het wel, vanuit de verdediging, hoe ze geconfronteerd wordt. Gelukkig kan ik er een en ander over zeggen. Bepaalde opmerkingen steken heel erg, ook bij de kinderen.

Rechter: Heeft u nog met Peter de Vries gesproken?

Astrid: In zoverre omdat hij wel iemand is die heel veel te zeggen heeft en hij heeft samenvattingen van gesprekken met Wim en Martin Erkamps, daar heb ik het wel met hem over gehad.

Rechter: Op welke manier?

Astrid: Zoals Wim het op zitting vertelt, wat ik vanuit twitter lees, dat hij Leen Bosnie naar voren schuift als iemand die te maken heeft met moord op Cor, of: “Ik heb Ter Haak niet gezegd”, dan ben ik wel geneigd duidelijker uit te leggen of dat wel kan kloppen. Hij ontkent dat hij tegen mij gezegd heeft dat Ter Haak de lokker was.

Rechter: Heeft u gevraagd of hij daar iets van in zijn aantekeningen heeft?

Astrid: Ik heb twee verhuizingen meegemaakt. Tijdens de verhuizingen heb ik meer geluidsmateriaal gevonden. Een aantal heb ik opnieuw uitgeluisterd – eigenlijk wel helemaal – en verstrekt aan het Openbaar Ministerie. Wat mij stak is hoe hij spreekt over Cor, alsof hij een goede band en vriendschap met hem had. Dat steekt de kinderen ook. Er is een opname waarin ik een boek doorspreek met Wim, over Cor. Martin Erkamps vertelt dan dat Ter Haak voor hem bemiddelde en dat Cor daar was omdat hij bemiddelde voor Martin Erkamps. Op het moment dat hij dat vertelt, zegt hij dat het hem niet zoveel deed dat Cor doodging. Van Ter Haak vond hij het wel erg. Dat is ook vreselijk. Maar dan zit Wim te gieren van de pret toen hij daarover praatte. Als je dat hoort, daar spreekt daar geen liefde uit voor Cor, geen vriendschap. Dit zijn elementen die ik belangrijk vind, omdat je iemand hoort in zijn natuurlijke habitat. Dat zijn aspecten die mij triggeren. Dan ga ik wel uitzoeken hoe dat zou kunnen zitten.

Rechter: Wat was de reden om te gaan verklaren?

Astrid: Tal van redenen, met name het bedreigen van mijn zusje, neefje en nichtje en dat hij niet stopt. Na de Heinekenontvoering denk je: “Oké, hij heeft zijn straf uitgezeten.” Je probeert met zijn allen opnieuw verder te gaan, er gebeurt er van alles. De zaak Kolbak, dan denk je: misschien valt het kwartje nu. Dan is hij weer buiten en gaat het gewoon door, het houdt niet op, het is iets dat in hem zit, hij leert niet van vorige straffen. Het was niet meer te doen, de mate waarin hij zich richtte op Sonja en de kinderen. Ik was zelf in gevaar, doordat mensen een hekel hadden aan hem. Er was mij verteld dat de zus van Holleeder vermoord zou worden. Je kan afwegen wat je wil, maar hoe los je dit op? Naar de politie gaan was nooit een optie. Hij had zijn petten, er was de angst dat het met Wim gecommuniceerd zou worden, hij hoorde altijd wie er met de politie sprak. Doordat ik met het rechtssysteem werk, weet ik dat je het voordeel van de twijfel gokt. Het was zuiver in de persoon van CIE-officieren dat het goed is gegaan, had heel anders kunnen gaan, het is echt een gok geweest, we hebben er helemaal geen steun aan ondervonden. Het is sinds kort wel opgelost. Het is een hele stap om iemand daarin te vertrouwen. Je blijft altijd aardig doen en je ligt op de grond. Je houdt van iemand, je hoopt altijd.

Rechter: “Het is toch mijn broer?”

Astrid: Ja, zeker.

Rechter: Sonja durfde niet eerder. Het was belangrijk om het samen te doen?

Astrid: Zeker. Ik zou het nooit alleen kunnen doen, ik moest ook veel vertellen over Sonja. Het is meer Sonja’s probleem dan mijn probleem. Als ik niet kan vertellen dat zij bedreigd wordt, als ik niet kan vertellen over Cor, omdat zij bang is, dat zijn afwegingen. Het heeft effect op iedereen. De kinderen, kleinkinderen, iedereen die met je omgaat. Ik vind nog dat ik die beslissing lichtvaardig heb genomen, als ik zie wat het allemaal teweeg heeft gebracht. Het is erger dan ik me kon voorstellen.

Rechter: Sonja durfde niet. Het had ook consequenties voor haar.

Astrid: Sonja is gewoon doodsbang voor de kinderen. Dat ben ik ook. Het feit dat wij hier zitten en dat Wim binnen zit, maakt niet zoveel uit. Ons zwakste punt is de kinderen, dat weet hij ook. Kinderen zijn je grootste risico, die kun je niet zo even een leven afpakken. Zo’n beslissing gaat zoveel verder dan je zelf. Sonja had al meegemaakt dat Richie was beschoten. Ze heeft veel meer direct meegemaakt dan ik. Ik ben ook heel bang, daar praat ik ook over met mijn dochter, maar soms moet je gewoon doen wat je moet doen.

(Sonja zegt later in haar verklaring over het ‘beschieten’ van Richie dat Holleeder een gebaar van schieten heeft gemaakt)

Rechter: Daarom heeft u het gedaan.

Astrid: Ja. En niemand deed het. Er zijn zat mensen die genoeg weten.

Rechter: Toen Stanley Hillis overleed, is er toen een opening ontstaan?

Astrid: Het was een gevaar minder. Met Stanley buiten was het niet zo moeilijk om iets te regelen. Het is sowieso niet moeilijk om iets te regelen.

Rechter: Wat waren de momenten: zullen we het doen, en dat u het niet heeft gedaan?

Astrid: De eerste keer dat hij over Cees Houtman begon, dacht ik: het wordt steeds gekker. Als hij praat over een raket naar binnen schieten: in de  onderwereld is dat normaal, maar een raket naar binnen schieten in een huis waar vrouw en kinderen liggen? Ik ken ze niet, ik ken ze allemaal niet. Sonja kent Cees Houtman wel, Wim ook, ik niet. Ik ging mee met mijn zusje omdat ze altijd ziek, zwak en misselijk was. Het zijn niet mijn vrienden en mijn mensen. Ik vind het wel leuk, maar ik kende hem niet, ik kende ook geen Maria Houtman.

Rechter: U wist wel wie het waren. Kende u Thomas van der Bijl?

Astrid: Ja. Goed.

Rechter: Is dat ook een moment geweest?

Astrid: (huilt)Thomas was gewoon niet nodig. Dat was gewoon een jongen die altijd alles voor iedereen deed, ook voor Wim, hij liep ook achter Wim aan. Het was wel een boeffie, maar niet slecht. Thomas deed ook dingen in strijd met de wet, maar niet dat je beschikt over andermans leven. Ik vond het wel heel heftig

Rechter: Heeft u overwogen naar de politie te gaan?

Astrid: Wim zat vast toen het gebeurde. Ik wist dat hij wist dat Thomas met de politie sprak, maar ik dacht: “Oké, hij zit binnen.” Later kwam er erachter dat het anders geregeld was. Dan heb je helemaal het gevoel dat je niks kan doen.

Rechter: Uw broer zegt over Sonja dat ze u napraat wat u haar influistert.

Astrid: Ik ben blij dat ik de tapes heb gemaakt, ik kan niet iemand voor een karretje spanen, dat veronderstelt een hele verkeerde morele instelling, die heb ik nooit laten zien. Op het moment dat iemand zoiets over mij zegt, dan veronderstel je een hele foute moraal bij iemand. Binnen het rechtssysteem waar ik al 20 jaar werk, weet ik wel wat mijn normen en waarden zijn. Je kunt iemand niet een leven laten verzinnen. Ik kan zeggen wat ik met hem meemaak en wat ik met Sonja meemaak. Als je hebt over regisseren: hij doet het, ik moet naar Sonja om te zeggen: “Je moet tossen, tussen de een of de ander.” Ik kan zoiets niet eens bedenken. Het zal wel een spelletje zijn, dat snap ik, je moet wat bedenken. Het is aan u om dat te beoordelen.

Rechter: U zegt: onzin, Sonja vertelt haar eigen verhaal. Als er iemand regisseert is het uw broer.

Astrid: Ik moest naar Sonja, om te tossen, of ze dit of dat moest doen. Ik probeerde de boel zo goed mogelijk te sussen en op te lossen, dit was het enige dat overbleef. Het moet een keer ophouden.

Rechter: Uw broer zegt over de redenen die u en Sonja en Sandra hebben dat geld uw drijfveer is. Het ging om de opbrengst van de film die in Amerika gemaakt werd, dat u de opbrengst veilig wilde stellen.

Astrid: Ik ken dit verhaal, ik heb maanden met hem rondgezeuld over dit gezeik. Ik heb net nog een opname ingeleverd. “Ik hoef jouw 6 procent niet, dat is  mij te weinig.” Mij interesseert die film niet. Ik was gekomen omdat Sonja het zo wilde. Als er iets met haar zou gebeuren, dat ik het voor de kinderen zou regelen. Mij zegt het niks. Wim heeft het de hele tijd over de bovenwereld en geld verdienen. Ik leef mijn hele leven al in de bovenwereld, ik verdien mijn geld normaal. Hij heeft auto’s en appartementen op naam van vriendinnetjes. Ik heb die sores niet. Ik had een riant inkomen als advocaat, met werk dat ik leuk vind. Ik hoef geen dure auto en dure klokkies. Bij hem is geld verdienen: het afpakken van mensen die het met werken hebben verdiend. Ik heb het over werken voor mijn geld. Werken, dat is wat iedereen hier, met uitzondering van mijn broer, dag en nacht doet. Iets betekenen voor mensen waar je mee werkt. Ik heb een praktijk opgebouwd, twintig jaar. Ik heb cliënten mijn leven lang bijgestaan: vriendinnetjes zien krijgen, zien trouwen, kinderen krijgen. Hun moeder en vader ken ik. Dat is werken voor je geld. Om mijn legale bovenwereldbestaan in te ruilen voor zijn zielige zwarte bestaantje, waarbij je moet leuren om een broodje te kunnen kopen, dat stoort mij. Er is een gesprek op het Gelderlandplein, dan is hij aangehouden met 3000 euro contant op zak. Moest hij inleveren. Witwassen. Lekker leven heb je dan hè? Het zijn zijn waardes die hij op mij projecteert. Hij liegt daarover, dat heeft niks met filmrechten te maken, dat heeft alleen te maken met een reden om af te persen.

Rechter: (probeert er hele tijd tussen te komen, maar dat lukt niet; uiteindelijk slaagt ze erin en vat ze een paar dingen samen)

Astrid: Dat is toch normaal, 99 procent in de zaal doet dat, dat je werkt voor je geld en doet waar je plezier in hebt? Mag ik één dingetje afmaken? Meijer en Boellaard. Hij heeft een schriftelijke verklaring afgelegd in 2012 bij Peter de Vries. Die heb ik aan het OM gegeven. Daarin staat dat Meijer en Boellaard helemaal geen recht hebben op geld. Het switcht heen en weer, het is wat ze zeggen: je kan een leugen niet onthouden. Dat heb ik toegevoegd.

Rechter: Uw broer zegt dat het u gaat om het veiligstellen van de opbrengst van de Achterdam en de erfenis van Cor, dat daar niemand aan kan komen.

Astrid: Onzin, het enige Goudsnip-probleem was dat er over het losgeld moest worden gesproken, dat was het familiegeheim. Alle vermogens zijn daarop gebaseerd. Er is maar één conclusie: ze hebben het niet over hun geld, ze hebben het over het losgeld van Heineken. Dan moeten ze het aan meneer Heineken geven, daar hoort het thuis. Enige reden waarom wij er niet over hebben gesproken, is omdat hij zijn belangen op de Wallen veilig moest stellen. Dat zijn vergunningen niet in gevaar kwamen. Ik kwam bij hem voor Kolbak en het veiligstellen van zijn Hallen. Ik moest het oplossen en dan gaat-ie lopen zeiken. Dat is altijd zo, als je hem helpt: hij maakt je deelgenoot en je mag voor hem lopen rennen en doe je dat niet, dan heb je een probleem. Het geld van de Achterdam: Sonja heeft het verkocht, over de waarde moet u niet bij mij aankomen, dan moet hij lekker de boekhouder gaan horen. Dat is makkelijk gezegd, het bekt zo lekker, hij weet als geen ander dat als je een gestolen klokje hebt, dan kun je niet naar de juwelier om er een batterijtje in te zetten. Het Heineken-losgeld: daar kun je niet zomaar wat mee. Moreel is de waarde nul en financieel is de waarde nul.

Rechter: Hij zegt dat hij zeven ton bij u in de kluis heeft gelegd. Dat is hij kwijt.

Astrid: Als hij het kwijt is, moet hij zoeken. Hij bewaart zijn eigen ding, ik bewaar geen geld voor hem.

Rechter: Geld bij de buurvrouw?

Astrid: Wie zegt dat? U bedoelt handgeld, 70.000 euro?

Rechter: 8,5 ton in de bergplaats bij Sandra. Hij had dat bij u in bewaring liggen.

Astrid: Oké, dan stel ik voor dat u die hoort. Dat is best een behoorlijke aantijging. Ik heb niet verteld dat het bij Maike lag. Het lag bij Maike’s moeder in het washok. Daar lag het eerst altijd. Maike ging op vakantie. Ik heb nog gezegd: “Laat het daar liggen, ze weet het toch niet.” Toen ben ik naar de CIE getippeld: je kan het ophalen. Ze zeiden: “Dat kunnen wij niet.” Ik zei: “Doe op z’n minst een inkijkoperatie.” Nee, dat kon niet. Dat is de truc. Hij zegt: “Ik noem geen namen van mensen,” maar hij gooit mensen erin, onthoud dat goed hè? Als hij mensen gaat beledigen, dan ga ik ook dingen zeggen. Dat is een truc van hem. Hoe meer mensen ik ga noemen, hoe onveiliger het wordt voor mij, dat vindt hij leuk. Als hij wil dat we namen gaan noemen, gaan we namen noemen. Als hij namen wil, kan hij namen krijgen.

Rechter: U heeft ook gezegd, over de reden om naar de politie te gaan: “Ik zit in de tang, dat wil ik niet langer.” Die tang komt in alle verklaringen terug. Keurslijf, tang, dreigen, bangmaken, de boel op stelten zetten.

Astrid: De hele manier van leven die wij hebben is gericht op het bewaken van zijn geheimen. Dat is een keurslijf. Alles is zwijgen. Sommige dingen wil je niet eens weten. Maar als je het weet, zit het in je hoofd, in je systeem, en dan moet ik daarmee dealen. Als u moet leven met het feit dat iemand iemand anders vermoord heeft, daar wil je geen deelgenoot van zijn. Dat is moeilijk voor te stellen. Als ik weet waartoe iemand in staat is, heb ik minder babbels. Het is een totaalplaatje. Het is altijd gericht op zijn positie. Je wordt altijd uitgespeeld tegen mensen. Als ik naar mijn zusje moet, is dat een hele vervelende positie. Dat is geen feestje. Op het laatst dacht ik: “Lul maar en doe maar, ik ben toch met de politie in gesprek.” Maar het duurde lang. Nog eens twee jaar.

Rechter: U heeft het over angst, verbaal dreigen, veel spanning. Was het tegen u?

Astrid: Als je bruikbaar bent, heeft hij dat niet. Voor mij gaat het dan over de laatste zes jaar. De angst voor zijn onberekenbaarheid was er altijd, je weet nooit wat hij doet en of je aan de beurt bent.

Rechter: In de periode voor Kolbak, was het toen minder?

Astrid: Nee, wat er toen gebeurde met Endstra vond ik ook een enorme spanning. Je weet dat het over en weer gaat. Endstra kwam ook met die aanslag in het clubhuis. Dat gaf wel veel spanning, maar het ging altijd over anderen. Maar als het over mijn neefje en nichtje gaat (Richie en Francis, de kinderen van Cor en Sonja) , vind ik het wel heel direct.

Rechter: Naar uw neefje waren er al eerder bedreigingen?

Astrid: Ik ben in 2012 al in gesprek gegaan met de politie, ik wilde dat hij nooit meer vrij zou komen, omdat ik wel wist  waar het heen zou gaan. Hij bleef buiten het liquidatieonderzoek. Op het moment dat ik erover zou gaan praten, zou hij meegenomen zijn in dat onderzoek. Dat liep al. Ik ben gesprekken aangegaan met de CIE, maar dat is niks geworden, dat heeft er alleen in geresulteerd dat ik iemand  informeerde over wat Wim aan het doen was en die daar dan actie op ondernam, zoals de gesprekken op Schiphol. Daarbij zitten, data doorgeven. Ik was wel met ze bezig, maar ik had nog niks over liquidaties gezegd. Ik vertrouwde ze niet. In 2013 werden de bedreigingen van Sonja steeds heviger, dat heeft de boel in een versnelling gezet.

Rechter: En daarvoor? Toen hij anderen bedreigde.

Astrid: Dat lijkt mij heel eenvoudig. Als iemand nu meneer Jebbink bedreigt, dat raakt mij. Cor was er onderdeel van, het beheerst je leven. Ik heb nooit gezegd: ik kan niet. Want ik wilde niet dat hij mijn kantoor binnenkomt en de secretaris neerslaat omdat hij niet door mag lopen. Hij is grenzeloos.

Rechter: U zegt: “Over het losgeld hebben we gezwegen. Niet uit criminaliteit.”

Astrid: Het is niet natuurlijk om je eigen familie te verraden. We hebben veel meegemaakt, ik gun hem een beter leven. Nu nog. Al is het met het geld van Heineken. Als ik hem verraad, gooi ik hem weer in de gevangenis. Wat ik nu doe. Had ik het toen moeten doen? Ik heb daarin ook een morele opvoeding gehad. Als je mij vroeger een klap gaf, gaf ik een klap terug. Al is hij een boefje, dan is hij nog welkom, maar het zou niet moeten gaan over levensdelicten.

Rechter: U heeft het over de boel op stelten zetten. ’s Nachts bij u aan de deur.

Astrid: Je sociale omgeving. Ik ken ook mensen uit andere sociale omgeving, dan komt hij binnenzetten, gaat hij mij als een klein meisje vernederen. Dat verstoort je eigen sociale leven.

Rechter: Er is een strontkar over u leeggestort.

Astrid: Ik weet hoe hij in elkaar zit, hij zal er wel van alles bij verzinnen. Over mij weten mensen al veel. Ik schaam me nergens voor. Die insinuaties zijn wel vervelend: je instrueert Sonja. Ik kan nu tegen u zeggen dat ik met mevrouw Tammes gisteren in het Vondelpark ben geweest. Ja, gaat u zich nou maar eens verdedigen! Dat kan niet. Je kunt het opnemen en dan vind ik dat ik mijn steentje heb bijgedragen.

Rechter: U heeft het over dreigen je mee te nemen in zijn val. Chantabel?

A; Dat verzint-ie. Er zijn geen dingen waarin hij mij mee kan nemen in zijn val. Hoe kan Leen Bosnie zich verdedigen? Hij zegt het, hoe moet die jongen zich verdedigen? Het zijn simpele tactieken om mensen de mond te snoeren. What the fuck is Goudsnip, in vergelijking met zes moorden? Dat mag meneer Janssen mij uitleggen. Denkt u echt dat het motief is: voor geld voor de Achterdam, en dan ga je dit op je nemen, “ik ga Willem Holleeder aan de schandpaal zetten.” Nu gaat er een spook doorheen, ik hoor geen logisch argument.

Rechter: Hij dwingt u dingen te doen, met een vriendin van hem naar een confectiecentrum.

Astrid: Dat is mijn zus. Die is voor onderhoud van de dames, ik ben meer zijn klankbord, “ga effe naar die,” hij had altijd wel wat. En contact onderhouden met zijn advocaat. Als je drie keer in de week naar de grachtengordel moet, je kan er niet parkeren, dan ben je drie dagen kwijt. “Ga even dit uitzoeken.” Erover praten is ook belangrijk, dat vermindert de stress. Het enige wat je kunt doen is het opnemen.

Rechter: U heeft het over uw broer en zus: een band als een tang.

Astrid: Ja natuurlijk (huilt). Ik hoor hem toch, ik zit hem dit hier aan te doen, ik vind het vreselijk, het vooruitzicht dat hij vast moet zitten.

Rechter: Hij is aan de ene kant hard, en zielig.

Astrid: (huilend)Het is heel zielig voor hem, dat hij dit moet doormaken, verraden door je eigen familie, dat is niet niks en dan ook nog eens zo heftig. Opgenomen door je eigen zusje, als je het hebt over verraad, dit is het ultieme verraad. Ik had liever gehad dat een ander het had gedaan. Ik kan er niet mee leven. Ik heb mijn leven niet anders gedaan dan van mensen houden die ik niet leuk vond. Ik had geen leuke vader, geen leuke… Ik houd nog steeds van hem, ik begrijp heel goed wat hij doet, daar is hij heel ambitieus in, maar er zijn grenzen. Het ontluisterende is: ik vind hem zielig. Als hij in een situatie is die voor hem levensbedreigend is. Het vooruitzicht is dat hij de rest van zijn leven vastzit. Als ik een gebakje eet, denk ik: dat kan hij niet meer. Mevrouw, als ik hem nu mee zou kunnen nemen, als hij niks meer zou doen… Ik ben niet kwaad op hem, ik heb geen rancune, hij is ziek, het enige medicijn is vier muren. Hij kan niet anders dan hij doet. Waarom zijn mensen zo? Dat kun niemand verklaren. Als je een hele lieve hond hebt, die kinderen bijt, die moet je laten inslapen. Dat is het ergste. Je kunt moeilijk tegen hem getuigen, je weet dat hij heel goed kan manipuleren, wat heb ik eraan als hij vastzit, menselijk gezien?

Rechter: Over het contact met uw broer vanaf de Heinekenontvoering. U bent dan nog jong.

Astrid: Zeventien.

Rechter: Hoe keek u er toen tegenaan, wat vond u ervan?

Astrid: Het was een enorme schok, omdat we totaal niets in de gaten hadden. Ik sliep die nacht bij mijn zusje toen de inval kwam. Ik was niet erg op mijn familie gericht, ik ging mijn eigen weg, ik was een ander kind. Mijn broertje waste zijn auto, ging met hem naar de film, ik had heel andere interesses. Hij was veel ouder dan ik. Dat ze ’t gedaan hadden, was wel apart, meneer Heineken kwam weleens bij ons op bezoek, mijn vader was helemaal idolaat van zijn baas. Meneer Heineken, dat leefde bij ons thuis. Het gevoel dat je iemand kende die het overkwam was op zich al een schok. Pas in het celletje, toen werd verteld dat het ging om de Heinekenontvoering. Ik geloofde het niet, ik dacht: ik zit in een verwisseling, de verkeerde film. Ik wilde eerst niet tekenen. Er werd niet gezegd: je broer en Cor. Later komt de impact, de zorgen omdat ze gevlucht zijn.

Rechter: Kunt u zich herinneren wat u er echt zelf van vond?

Astrid: Het is niet zo dat we voor galg en rad zijn opgegroeid. In ons gezin was de sfeer: als we een tientje vonden op straat, moesten we dat naar de politie brengen. Vader was in alles extreem, we mochten niks doen wat niet kon, we waren allemaal hele brave kinderen, mijn broertje en zus ook. Wim had kennelijk een andere manier om geld te verdienen, het was zeker niet normaal dat je zoiets deed. Moeder was wel de drijvende kracht, ze ging haar zoon niet laten vallen. Wat doe je nou op het moment dat je  broer zoiets doet? Zijn er dan maar twee reacties: bij hem blijven of weggaan? Dat is nu nog zo: wat zijn de omstandigheden? We kwamen meteen al in de maatschappelijke veroordeling terecht. In het gezin werd continu gevolgd wat er met Heineken en Doderer gebeurde. Ik vond het vreselijk. Meneer Heineken kwam heel trots naar buiten, op de film, heel sjiek, je kon niet echt zien wat hen is aangedaan. Later was er een artikel in een Duits tijdschrift, met foto’s hoe ze eraan toe waren, hoe ze vastgebonden waren. Dat gaf een totaal ander beeld. Hoe ze aan muur zaten. Dat heeft een heel sterke impact op mij gehad. Dat komt veel te erg binnen, die beelden had ik vrij snel gezien. Als je dat zo duidelijk ziet, dat gaat niet meer weg. Dat is voor mij de ontvoering, dat ze waren vastgeketend en in doodsangst.

Rechter: Een sprong in de tijd. Uw broer en Cor beginnen op de Wallen. U ging achter de kassa werken. U studeert rechten. Was er een afweging, om in die sfeer van uw broer en Cor geld te gaan verdienen?

Astrid: Die sfeer was: de gelederen hebben zich gesloten. Los van het feit dat je de daad afkeurt. Ik weet dat hij de crimineel is, maar ik ken hem ook anders. Cor ook. Ik ken vooral de mens. Pas gaandeweg mijn werk ben ik gaan begrijpen: dit kan wel, dat kan niet. Ik had niet het gevoel: dit kan niet. Ik had mijn eigen leven. Ik wist wel: als ik hier instap, zit ik in de wereld van mijn broer en Cor. Die is niet leuk, warm, hartelijk ontwikkeld, dat is een beetje rauw, dat heeft ook zijn charmes, daar voelde ik me ook thuis. Niet: nu doe ik het van het Heinekenlosgeld. Ik wist wel dat er van alles speelde, maar nooit zo: ik ben bezig bij te dragen aan een misdrijf, dat heb ik pas later opgepikt. Ik ging verder met mijn studie en strafrecht. Dat moreel besef heb ik niet zo van huis uit meegekregen, meer: we zijn bij elkaar, iedereen draagt mee. Ik had meer contact met Sonja en Cor. Hij kwam daar. Ik ging nooit naar zijn huis. Ik ben daar nooit geweest.

Rechter: Was er wel een band?

Astrid: Natuurlijk wel. Ik ben niet veel op bezoek geweest in de Santé. Ik was bezig met sport en studie, niet zo met hem. Ik was wel met hem begaan.

Rechter: Uw partner runde een strandtent, later een bordeel. Nog steeds onder dezelfde noemer van brood op de plank?

Astrid: Ja. En een keuze. Ik heb op zich niet zo heel veel tegen een bordeel. Het is niet mijn sfeer, het is familie die het binnenbrengt. Ik ging er niet werken, had voor mij niet gehoeven, ik wist wel wat de consequenties zouden zijn.

Rechter: In het verlengde van in de gokhallen werken: besefte u dat u met geld bezig was met een criminele herkomst?

Astrid: Nee, dat was veel later. Dat zag ik niet als mijn pakkie-aan.

Rechter: Gemak?

Astrid: Er was niks gemakkelijks aan, meer een soort van erbij willen horen, bij je familie. Ik voelde me wel verbonden met mijn familie en de sfeer die er hing. Ik hoorde ook niet echt thuis aan de andere kant. Ik voelde me niet erg geaccepteerd. Je bent waar je ’t kent. Bij ons in de familie werd nooit gesproken, maar als ik er ben voel ik me thuis. Met mijn zusje heb ik nooit een gesprek, alles wat ik leuk vind, vindt zij afschuwelijk. Maar ik voel me wel met haar verwant. Ik ben er nooit uitgestapt.

Rechter: U wordt advocaat. De eerste twee plekken liepen via uw broer: Bram Moszkowicz en Vincent Kraal?

Astrid: Moszkowicz werd mijn buitenpatroon. Dat was lief van hem. Die achternaam droeg ik mee, dat was niet eenvoudig. Hij was goeie een advocaat.

Rechter: Waarom deed hij het?

Astrid: Door Wim en Cor. Ik was een outcast, dat was mooi van hem, dat hij dat durfde. Ik ben eerst bij een klein kantoortje gaan werken; die heeft me ook nooit veroordeeld op mijn achternaam. Van daaruit ben ik naar Vincent gegaan, hij was de advocaat van Wim, die heeft het contact gelegd. Dat was ook heel fijn. Het is nooit mijn intentie geweest strafrecht te gaan doen, ik ben opgeleid in Duits ondernemingsrecht, maar dit paste beter, hier werd ik meer geaccepteerd. In het ondernemingsrecht niet, en dat snap ik wel. Als mijn dochter met een jochie binnenkwam en je weet: dat doet de vader, dit liever niet. Dat vind ik niet vreemd en niet erg, dan zoek je een andere mogelijkheid. Via Wim kwam ik bij Vincent uit.

Rechter: Moest u iets voor hem doen?

Astrid: Wim doet iets voor jou als hij dat wil. Het draait niet om mij.

Rechter: Uw derde kantoor, Bos en Lommer. Dan is de eerste aanslag op Cor geweest, dan verandert het contact.

Astrid: Bij Vincent Kraal had ik al dingetjes gehad. Dat was ook al vervelend. Toen had hij een schadevergoeding, dan spreekt hij mij aan. Je moet dit, en Vincent moet dat. Hij had ook een klant aangebracht, die stond ook privé voor de deur. Dat werkt niet. Zo gaat het niet als je een praktijk hebt. Niets voor niks en altijd zo heftig: “Nu, onmiddellijk!” Het kan nooit vijf minuten wachten. Ik kan ook niet met een man als Vincent werken, dat was een halve autist. Die kun je niet dwingen. Dat werkte niet. Bij Bos en Lommer waren het prettige mensen.

Rechter: Had u na de eerste aanslag op Cor meer contact met uw broer?

Astrid: Toen ik naar Bos en Lommer ging, stond hij met Mieremet voor de deur. Ik heb gezegd: “Dat wil ik niet.” Het was moeilijk. Balanceren. Ik wil ook niet werken met jongens die het voor je bepalen in het strafrecht, dat is helemaal niet leuk.

Rechter: Wat wist u van zijn contacten met Klepper en Mieremet?

Astrid: Snel na de aanslag werd bekend dat hij zich bij hun kant had aangesloten. Dat was… Je zusje, neefje en zwager zijn  beschoten en met die mensen ga je aan tafel zitten. Ik begrijp dat je ver gaat, als je bang bent. Wij zijn ook naar Mieremet geweest, met Richie in het zwembad. Deden we of er niks aan de hand was. “Doe maar gewoon aardig,” noemen wij dat. Je gaat niet tegen Pablo Escobar zeggen: “Je bent een klootzak,” dan zeg je: “Goh, wat zit uw haar leuk.” Waarom ga je met ze op vakantie, met ze eten? Ik weet voor wie hij kiest. Dat is zijn goed recht hè?

Rechter: Weet u wie de Allesweter is.

Astrid: Geen idee.

Rechter: U kreeg op het kantoor Bos en Lommer Mieremet een keer aan de telefoon.

Astrid: Misschien is dat één keer gelukt. Maar gezien wat ik van hem wist denk ik niet dat ik hem geweigerd had, als hij voor de deur had gestaan. Dan had ik gewoon aardig gedaan.

Rechter: Afstand nemen is maar betrekkelijk

Astrid: Hoe hij dat bepaalt. Zo is het contact bepaald. Ik zocht het niet op. We doen niet iets gezelligs met de familie.

Rechter: U zegt: “We doen nooit gezellige dingen, wij nemen nooit contact met hem op, je weet dat je dood kan vallen. Als je op een bepaald moment niet belt, wordt hij boos. Je moet familierespect tonen.

Astrid: Hij is de pater familias, zoals mijn ex altijd zei: de baas van de familie. We moesten hem uitnodigen en betrekken bij dingen. “Kom je?” Hij is niet echt geïnteresseerd. Er is een tap bij met een nichtje dat bevallen is. Die heeft hem niet gevraagd, dan is het huis te klein. Het is niet dat hij wil komen, maar je had het moeten vragen. Respect tonen, hij is de baas, hij is de oudste, hij vindt dat heel normaal. Tot op zekere hoogte is dat ook zo, maar er zit bij hem een heel andere lading achter: dat respect dat je moet tonen. Het is niet gewoon gezellig, het wordt altijd weer ellende, dat weet je ook (lacht). We zijn er voor hem, we zijn zijn bezit. Ik heb nog wel eens geprobeerd met normale mensen om te gaan. Dan gaat hij Richie zijn t-shirt kapotknippen. Dan zitten er twee mensen bij zoals jullie. Dan schaam ik mij. Dat is altijd al zo geweest. Ik ben de afwijkende kant van de familie. Ik vond het leuk dingen te leren. Ik had een kunstenaar als man en een smeris, ik deed alles wat zij niet gewoon vinden. Hij weet dat ik zijn belangen in het oog houd. Als ik bel, is er iets. Dan moeten we wat bespreken. Dat is niet zomaar bellen zoals bij jullie, ik ga eens gezellig mijn broer bellen, nee: “Zullen we een bakje doen?” Dan weet je dat je elkaar moet zien. Hij kan een keer honger hebben tussendoor, dan gaan we wel een broodje eten, maar dan is het niet om een broodje te eten. Of ik moet mee omdat hij geen zin heeft om met Sandra alleen te zitten.

Rechter: Waren er ook mensen van wie hij het niet accepteerde?

Astrid: Het is: “Wanneer kan ik je gebruiken, dan moet je komen.” Dat kon variëren van dat hij wilde weten waar Cor was tot de periode met Endstra dat hij bij mij moest pissen omdat hij om de hoek bij Endstra moest zijn.

Rechter: Waren er anderen die zich dat niet konden permitteren?

Astrid: Ik kon dat ook niet. Dan ging hij mij zoeken. Je moet hem niks over je sociale leven vertellen, want dan gaat hij daar ook langs.

Rechter: U vertelt de politie hoeveel uw broer u verteld heeft, in alle zaken. De moord op Cor, Houtman, Van der Bijl, Mieremet. Wat drijft hem om zo openhartig tegen u te zijn?

Astrid: Omdat wij altijd alles geheim houden. Dat is al vanaf de ontvoering. Een voorbeeld: Sonja krijgt tapjes te horen uit uit Citypeak. Er is een tap waarin hij zegt: “Die en die mag niks zeggen over ons.” Dat was iemand die net bij ons in de familie kwam, die moest dat nog leren. Zo was ik verantwoordelijk voor Jaap.  

Rechter: Gebruikt hij u als klankbord?

Astrid: Soms moet hij dingen kwijt. Het zijn situaties. De druk is hoog, bijvoorbeeld in de periode met Cees Houtman, dan is hij op de vlucht.  

Rechter: U zegt: “Er is een bepaald vertrouwen. Hij liep weleens leeg. Stoom afblazen.”

Astrid: Dat maakt het verraad zo groot; we zijn meer dan 30 jaar verder. Dan gaat je eigen zussie, de enige die je wat kon vertellen, je verraden. Dat heb ik ook uitgelegd, over 2013, met dat boek (het boek over Cor),dat hij gaat praten. Als hij over Peter zegt: “Dan gaat–ie net zoals Thomas, dan regel ik het van binnen.” Zo gaat dat door. Zoals u misschien weet dat u al 30 jaar getrouwd bent.

Rechter: Het is op vertrouwen gebaseerd.

Astrid: Ik kan rustig, als ik morgen iets vreselijks zou doen, dan zou ik Sonja vertrouwen.

Rechter: U zegt: “Hij bedreigt mij niet, perst mij niet af, praat alleen maar over dingen, hij wil weten hoe ik erover denk.”

Astrid: Ik heb net twee dingen teruggevonden, en dat vind ik… (lang stil, ineens met huilende stem verder) waarin hij zegt dat hij zo bang is dat Dino gaat praten. Ja, dat bespreek je. Wat ik daarvan vind. Dat is naar aanleiding van het moment dat Dino op de zitting wilde gaan verklaren.

Rechter: Wat maakt u nu zo emotioneel?

Astrid: (nog steeds huilend)Omdat hij nu weet dat het gewoon voor hem klaar is. (stil, snikt)

Rechter: U heeft met hem gesproken over dat Dino op een zitting wilde gaan verklaren.

Astrid: Dat hij bang was dat Dino zou gaan praten.

Rechter: (dit kon ik niet goed volgen, de rechter was ’s morgens slecht te verstaan door problemen met het geluid. Ik ving alleen iets op over ‘verklaringen’ en iets als: “Daarvoor bent u bij de officier geweest”)

Astrid: Er zijn twee dagen van gesprekken geweest waarin dit uitgebreid is besproken.

Rechter: In die gesprekken zegt hij tegen u: “Jij hoeft je geen zorgen te maken.”

Astrid: Dat ik niet geliquideerd zou worden. Dat is wat anders.

Rechter: U heeft verteld dat u veel voor hem deed. Er zijn heel wat contacten geweest… Gaat het…?

Astrid: Ja hoor (snikt)

Rechter: Er zijn gesprekken uit 2004 tussen uw broer en u. Uw broer belt u op (Astrid huilt nog), u moet stukken ophalen bij iemand en naar iemand anders brengen. De volgende dag is er een observatie, het gaat over 22 en 23 september 2004, dan staat u samen met Sandra voor de deur van advocatenkantoor Vink & Partners (Astrid snikt nog steeds). Een half uur later komt u naar buiten en dan gaat u naar Bergwerf.  (er worden wat telefoongesprekken aangehaald waarin het over dit onderwerp lijkt te gaan). Waar gaat dit over?

Astrid: Ik weet dat ik Sandra heb ondergebracht bij die boekhouder. Ik heb haar daar geïntroduceerd. Als het om mannen gaat, ging ik altijd mee, Wim houdt er niet van als zijn vrouwen naar mannen gaan. Ik zal ongetwijfeld van alles hebben gedaan. Misschien de boekhouding gebracht. Hij heeft daar zelf ook gezeten. Ik heb haar daar aangebracht. Persoonlijk. Ik ging gewoon mee: “Dit is Sandra.” Of ze toen bij Vink zat? Er was iets met de erfenis van Klepper en haar kinderen. Er was ook een keer gedoe, met een pand, de Roompotstraat, dat was ook gezeik met Bergwerf, er was ook gezeur, misschien weet hij het, het kan van alles zijn.

Rechter: Is dit dan een voorbeeld van hoe dat dan ging?

Astrid: Ja.

Rechter: Deed u dit voor hem of voor Sandra?

Astrid: In principe niet voor Sandra, ik was niet zo dol op Sandra, omdat zij de vrouw van Klepper was. Ik doe dat omdat hij dat zegt. Later is het contact wel gegroeid. Ik ben ook met haar op bezoek geweest, naar Wim. Sandra moest een boekhouder hebben, ze had allerlei fiscale problemen. Ik weet dat we gezeik hebben gehad bij Bram (Moszkowicz)op kantoor, over het pand in de Roompotstraat, waar dat bordeel (seksclub Satyricon)in zat, daar was een hoop gedoe mee. Ik moest er druk op houden. Van hem.

Rechter: U heeft mappen gemaakt. Dat is weken werk geweest.

Astrid: Dat is heel normaal, hè, dat je dat voor je  broertje doet. Rechter: U had een baan.

Astrid: Ik had twee banen: mijn familie en mijn gewone werk.

Rechter: De mappen gaan over Houtman, de Heinekenontvoering, Hillis, Soerel, Gijs van Dam, Sjaak B., Ali A.; wat was het criterium om een map te maken?

Astrid: De liquidaties. De vraag was: kun je duidelijk maken dat alles wat er is gezegd afkomstig is uit de media.

Rechter: Was daar ook nog eigenbelang bij, in verband met het Goudsniponderzoek waar u bij betrokken was?

Astrid: Het is ook het totale plaatje. Thomas, de erfenis.

Rechter: Het lijkt alsof u serieus aan zijn verdediging werkt. (Astrid zwijgt)Zie ik dat goed?

Astrid: (zucht, lang stil)Daar was het me niet om begonnen, maar het is wel zo gegaan, dat ik hem ben gaan helpen. Als ik het niet goed doe, dan heb ik het gedaan. Ik kan er niet een potje van maken. Ik zit ook nog met een andere advocaat, Stijn (Franken), die is ook niet achterlijk.

Rechter: Zag u daar nog voordeel in voor hem, dat hij niet vervolgd zou worden?

Astrid: Nee, ik ga niet voor niks in 2012 al praten met justitie. Rechter: Dit was toch daarvoor?

Astrid: Ik denk in 2009. Het is begonnen in de periode van Jan-Hein(Kuijpers), het heeft vorm gekregen toen Stijn het ging doen.

Rechter: Toen kregen die mappen echt vorm.

Astrid: Dat ik van mijn broer houd betekent niet dat ik wil dat hij niet gestraft wordt. Je ziet al die mensen in al die processen, die worden allemaal vervolgd, hij niet.

Rechter: U zei net: als ik zou weten dat hij niks meer zou doen, zou ik hem zo meenemen.

Astrid: Ik vind nu al dat hij heel erg gestraft is.

Rechter: Wilde u hem toen helpen?

Astrid: Nee. Na het gebeuren met Kolbak wist ik: dat komt nooit meer goed. Daar zit geen bewustzijn bij, hij realiseert zich niet wat hij doet. Bepaalde dingen heeft hij in zijn hoofd. Als hij het in zijn kop heeft, zoals mijn moeder zegt, dan heeft hij het niet in zijn kont. Het is heel moeilijk om dat stukje gevoel, hoop en liefde, af te zetten tegen wat hij doet. Dat is ook mijn gevecht.

Rechter: U had contact met Auke Kok over een boek. Namens uw broer?

Astrid: Ja.

Rechter: Hoe ging dat dan? Uw broer zat vast.

Astrid: Het verzoek kwam bij mij via Chrisje (Zuur, compagnon van Stijn Franken)en die vroeg of ik met hem wilde praten. Mijn broer zei dat het moest. Klaar. Normaal praat ik daar niet mee. Wat heb ik te winnen? Ik wist wel wat de bedoeling was. U vraagt en wij draaien.

Rechter: Was er contact tussen Auke Kok en uw broer?

Astrid: Niet toen hij vastzat.

Rechter: U zei: Sonja heeft gezegd op de zitting… Ik haal dingen door elkaar. U had ook contact met Korterink.

Astrid: Ik had met Korterink ook contact gehad.

Rechter: Over het boek van Cor?

Astrid: Nee, dat was daarvoor. Sonja mocht niet met Auke Kok praten, die was te stom, die zegt verkeerde dingen, je weet nooit wat ze verkeerd zegt. Dat was een duidelijke boodschap: Sonja mag niet met hem praten, ik wel. Dat heb ik gedaan. Met Korterink heb ik in het kader van de verklaringen van Thomas van der Bijl een artikel gemaakt – hij heeft dat geschreven – over mogelijke andere…

 (dat is een reportage geweest voor Panorama, in april 2009: Thomas van der Bijl: ik heb iets doms gedaan)

Rechter: Sonja heeft op zitting gezegd dat uw broer aan Korterink had verteld over Bo. (Bo is het dochtertje van Cor en Sonja met het syndroom van Down)

Astrid: Nee, zo is dat niet gegaan. Ik heb met hem (Willem) het boek van a tot z doorgenomen, het boek van Korterink, voordat het uit zou komen. Daar stond iets in over Bo. Dat vond ik niet zo leuk en Sonja vond het vreselijk. Ik had dat gedeeld met Sonja. Sonja vroeg: “Zeg tegen Wim: vraag of het eruit mag.” Toen heeft Wim gezegd: “Het gaat er pertinent niet uit, ik wil dat iedereen ziet wat voor klootzak Cor was.” Hij kon aangeven wat hij wilde dat eruit kon, uit het boek. Ik dacht: wat heeft het voor zin daar weer de nadruk op te leggen, dat kindje. Het ging hem om het beeld van Cor. Dus dat moest erin blijven. Dat heb ik tegen Sonja gezegd dat ik het er niet uit heb gekregen. Hij heeft ook gezegd dat hij heeft geprobeerd dat over de erfenis eruit te krijgen. Ik heb ook een gesprek ingeleverd waarin hij in gesprek is waar ik bij zit. Dan hoor je hem aan de telefoon met Korterink praten, maar dan heeft hij het niet over de erfenis, alleen maar over zichzelf. Dat hij niet wil dat er iets belastends in komt en dat ze anders een probleem hebben. Ik snap wel dat hij Cor zo neerzet, vanuit zijn belang, maar als je kijkt naar dat aspect is dit het enige onbaatzuchtige wat Cor in zijn hele leven heeft gedaan: het kindje te laten verzorgen door iemand die dat wel kon.

Rechter: Over uw contact met Sonja: toen Sonja en Cor in Dubai ondergedoken zaten in een hotel, heeft u voor hun kinderen gezorgd. Wist u hoe de relatie was tussen Cor en Sonja?

Astrid: Daar kon niemand omheen. Mijn zusje was gewend aan mijn vader. Er is een kans dat je iemand kiest als je vader. Een alcoholist. Cor had joie de vivre, dat hadden wij allemaal niet. Dat is het leuke wat hij had. Het was een relatie zoals er duizenden zijn, maar niet mijn relatie. Gekkigheid, hoeren, snoeren. Als je dat niet wil, moet je daar niet voor kiezen.

Rechter: Daar had ze het wel moeilijk mee.

Astrid: Zeker. Ja, dat kan het vergiftigende van een relatie zijn. Ze had maar één relatie, alleen met Cor, nooit iets anders. Vanuit zichzelf, er was een soort afhankelijkheid tussen die twee. Wat ik ook met mijn broer heb. Dat is niet leuk, niet altijd. Met Cor was het soms nog wel leuk.

Rechter: Die aanslagen op Cor. Besprak u met Sonja: stel dat Cor doodgaat, wat er dan moest gebeuren?

Astrid: Nee. Het enige is dat ze mij in het testament heeft gezet, dat ik voor de kinderen zou zorgen. Door Goudsnip ben ik er pas achter gekomen dat ik de executeur testamentair zou worden, dat wist ik niet.

Rechter: Sonja had dat niet tegen u gezegd?

Astrid: Mijn zus weet niet eens hoe ze dat uit moet spreken. We hebben nooit over geld of de erfenis gesproken.

Rechter: Sonja vertelde dat het huis in Spanje van haar was.

Astrid: Dat is dan van haar. Wat moet ik daarmee? Zij heeft het verkocht. Dat weet ik zo goed omdat het ter sprake kwam omdat Wim ons naar het bos heeft gehaald. Zij was met Cor, daar deed ze dingen mee. Ik heb er geen belangstelling voor, het is niet van mij, en als het van jou is: veel plezier ermee. Ze is met een boekhouder bij een notaris geweest. Dat ik voor de kinderen zorg, is evident.

Rechter: Over het geld heeft u niet gesproken?

Astrid: Welk geld? U moet me echt helpen.

Rechter: Dat huis.

Astrid: Dat huis was van haar, dat zou toch van haar blijven?

Rechter: Was u betrokken bij financiële beslissingen?

Astrid: Nee, mijn zus denkt niet vooruit op die manier, zoals normale mensen doen.

Rechter: Voor de kinderen wel.

Astrid: Ja. Dat is toch ook het belangrijkste? Als ik tegen Wim ooit over een testament begon, dat was nieges (brengt ongeluk), daar ga je toch niet over praten? “Wil je me dood hebben?” Het is niet zoals het in een logisch redelijk denkende wereld gaat, het verbaasde me al dat ze überhaupt een testament maakte. “Vind je het goed als ik jou in het testament zet, voor de kinderen?” Ik weet dat ze het verkocht heeft aan Robbie. Dat moet ze zelf weten.

Rechter: Als u naar de politie gaat, heeft u toen gedacht: “Dit is mijn leven, ik ben sterk genoeg om dit te kunnen?”

Astrid: Als andere mensen mij erop aankijken dat ik naast hem loop: of ik word door de één afgeschoten of door de ander. Of door mensen die denken dat ik met hem ben, of ik ga doen wat ik nu doe en ik word door hem afgeschoten, dat maakt niks meer uit. Als het wel was gebeurd, had niemand geweten hoe wij er echt over dachten.

Rechter: U zegt: “Ik ben gaan dansen met de duivel. Daar ben ik sterk genoeg voor.”

Astrid: Ik denk serieus dat hij een pact met de duivel heeft. Dat ik met hem meedoe en probeer er het beste van te maken en als ik het niet zo had gedaan, dat het niks was geworden. Je moet het wel aandurven om met afluisterapparatuur te gaan lopen, het is mijn woord tegen dat van hem. Het is niet zo dat ik me niet heb gerealiseerd wat ik allemaal zou moeten opgeven, ik wist precies waar ik aan begon. Daarom begrijp ik het verhaal over het motief niet. Dat ik een financieel motief zou hebben. Het gaat om mijn leven. Mijn eigen dochter weet niet waar ik woon, ik ga nooit meer uit eten met een vriendin in een restaurant. Ik ga niet klagen, ik doe het uit volle overtuiging, ondanks dat ik van hem houd, maar ik heb geen leuk leven. Ik had een prima leven, leuke collega’s, geld genoeg, een prachtig kind, daar heeft het allemaal ook een enorme impact op. Wie gaat daaraan beginnen? Ik begrijp dat hij het niet begrijpt, dat je iets uit mededogen doet, voor mij is dat niet zo. Ik voel dat ik mezelf moet verklaren omdat ik iets heb gedaan om iemand anders ergens voor te behoeden. Is het raar dat je medemenselijkheid hebt? Ik denk dat ik de norm ben. Hij is de afwijking, waardoor ik het moet doen. Kerst, oud en nieuw, alles wat voor jullie allemaal normaal is: je huis uit lopen, boodschappen doen, ik zit tussen vier muren, net als hij. Dat zijn de consequenties.

Rechter: Heeft u er wel goed over nagedacht? U heeft ook gezegd, in het proces-verbaal met mevrouw Wind, dat u bang dat uw broer de Goudsnipzaak in de verdediging gaat gebruiken. Welk beeld had u daar toen bij?

Astrid: Ik ken mijn broer heel goed, ik weet precies hoe hij denkt en doet en triggert. Dingen hier zeggen, mensen motiveren, hier kunnen dingen gezegd worden die mensen buiten motiveren. Dat is niet zo moeilijk. Het is heel beperkt, het is niet zo’n heel arsenaal. Elke keer roepen: “Ze neukt met Peter.” Dat is zijn verdediging om hem te mogen bedreigen. Er zit geen logica in. Mijn smet: ik ben verdachte geweest in Goudsnip. Dat is een smet voor mij, dat vind ik niet fijn. Alles wat ik in Goudsnip heb gedaan, is omdat zij het hebben geprobeerd te verhullen. Ik zat er als verdachte, niet als advocaat of als getuige. Ik zit hier als getuige, dat betekent iets voor mij. Dat is heel wat anders dan wat hij doet. Ik ben niet zo bang voor consequenties, dat interesseert mij helemaal niks. Ik heb ook levenslang, en dan ook nog angst met wat er met de kinderen gaat gebeuren. Die angst heeft hij niet. Behalve als hij namen gaat noemen.

Holleeder: Welke namen dan? Welke namen dan? (Astrid doet of ze niks hoort)Welke namen dan? (Rechter zegt: Meneer Holleeder!)

Rechter: Vandaag eerder zei u dat Sonja meegetrokken zou worden in de moord op Cor. Hoe zat dat?

Astrid: Alles is een op een, als je het niet kan opnemen. Als hij iemand wil raken. Bij Betty Wind heb ik gezegd: “Niemand gaat tegen hem opstaan.” Dan ben ik nog de smettelooste van het geheel, van dat zootje bij ons en zelfs dan weet hij nog wat te verzinnen (lacht). Ik weet dat strontkar over mij uitgaat, dat is geen afweging.

Rechter: Het contact met Sandra: dat is veranderd?

Astrid: Een goede vriendin zei tegen mij: “Als ik wist dat je Holleeder was, was ik nooit met je omgegaan.” Dat had ik met Sandra ook: dat had voor mij niet gehoeven. Ze interesseert me niet, ze boeit me niet. Dat was mijn eerste indruk. Maar als je meer met iemand omgaat, ontwikkel je een ander gevoel. Ik heb enorm veel respect voor haar, er is niemand die dit durft. Tot een paar maanden geleden werkte ze gewoon in een winkeltje. Voor ons werd niks gedaan. Ik vraag haar te getuigen, dan komt ze in de hel met hem en ook nog met hun. Dan kom je in die wereld en vraag je je af: ik weet niet of ik het goed heb gedaan. Ze is toch blijven staan voor haar keuzes en principes, dan dwing je mijn respect af.

Rechter: Wat was het moment: “Ik zet de stap, ik vertrouw haar?”

Astrid: Als je aan een moeder d’r kinderen komt… Haar kinderen zijn haar alles. Heel kinderlijk.

Rechter: Was Sandra open tegen u? Als u alleen bent met Sandra, polst u haar?

Astrid: Ja. “Zou je dat ook willen?” Als ze naar hem toeloopt, is het klaar. Ik moest haar vertrouwen: het was een gokje, ik kende haar niet. Als je niks doet, gebeurt er ook niks, dan blijft alles maar hetzelfde.

Janssen: Ik heb een kort verzoekje…

Astrid: Als je weer een huiszoeking van plan bent: daar hoef je niet aan te beginnen.

Rechter Wieland: Die kwam niet van de advocaat af.

(er volgt een korte schorsing, waarbij Astrid de zaal verlaat)

Dit is het eerste deel van de negende dag. Iets meer dan de helft. Het vervolg gaat onder meer over hoe het kan dat er ineens weer bandjes met gesprekken zijn opgedoken, die ze – zonder dat de rechtbank en de verdediging dat weten – aan het Openbaar Ministerie heeft gegeven.  

Eefke Wolf: spoorloos verdwenen in de nacht

$
0
0

Op donderdag 18 augustus 1983 verdween de 25-jarige Eefke Wolf uit Wezep spoorloos in de nacht. Als ze nog had geleefd, zou ze nu 60 jaar zijn geweest. Er is nooit meer iets van haar vernomen. Haar familie is niet, zoals bij veel andere vermissingszaken, uitvoerig in de publiciteit geweest, maar dat maakt het verdriet, het gemis en de wanhoop niet minder. Nu, 35 jaar later, heeft de familie aan de politie gevraagd toch nog eens weer aandacht te vragen, in de hoop alsnog een eind te kunnen maken aan de martelende onzekerheid.

“We hadden die dag samen een late dienst. Ik als beginnend stagiaire. We gingen samen de deur uit. Ik werd opgehaald door mijn vader, Eefke liep richting het fietsenhok. ‘Fijn weekend, tot volgende week,’ zeiden we nog tegen elkaar.”

Een reactie van Bettina op de Facebook-pagina van de politie, waar 35 jaar na dato op verzoek van de familie nog eens aandacht wordt gevraagd voor de mysterieuze verdwijning van Eefke Wolf uit Wezep. Bettina noemt het verdwijnen van Eefke Wolf “bizar, ongelofelijk en mysterieus. Het begon te onweren, te rommelen. Ze bedankte voor het aanbod van ons – mijn vader en ik – om haar af te zetten. Ze wilde haar brommer ook gebruiken in het weekend, ze was vrij. Wij hebben niks gehoord en gezien.”

Op donderdagavond 18 augustus 1983 wordt de 25-jarige Eefke Wolf uit Wezep voor het laatst gezien door collega’s van het gezinsvervangend tehuis Bloemensteijn in Hattem waar ze werkt. Ze vertrok rond elf uur door de hoofdingang en zal als gebruikelijk op weg zijn gegaan naar haar brommer die in de fietsenstalling van Bloemensteijn stond. De route die Eefke met haar brommer zou nemen, zou menig jonge vrouw de stuipen op het lijf jagen: hij voert grotendeels door afgelegen, aardedonkere bossen.

Van de Veldweg in Hattem naar haar ouderlijk huis in het centrum van Wezep is een afstand van ongeveer zeven kilometer, maar het is niet daar waar het gevaar loerde: ergens tussen de hoofdingang van Bloemensteijn en de fietsenstalling moet Eefke zijn opgewacht door iemand die haar heeft meegenomen. Een bekende of een onbekende, vrijwillig of niet, dat is altijd een raadsel gebleven. Al is er eigenlijk niemand die ooit heeft gedacht dat het vrijwillig was.

Helm

Bloemensteijn ligt aan de rand van Hattem, in de bossen: dichtbij staan wel wat villa’s, maar ’s avonds en ’s nachts zijn er geen mensen op straat. Iemand kan heel gemakkelijk een auto dichtbij hebben geparkeerd zonder dat het opviel. Waarschijnlijk is Eefke met de helm in haar hand naar de fietsenstalling gelopen, want als ze die nacht niet thuiskomt en er de volgende morgen naar haar wordt gezocht, blijkt dat de bromfiets nog in de stalling staat, maar dat de helm – met Eefke – is verdwenen. De politie houdt een uitvoerig buurtonderzoek en daaruit komt naar voren dat omwonenden die avond om tien over elf wel hulpgeroep menen te hebben gehoord, maar het had er niet toe geleid dat iemand was gaan kijken of iets verdachts had waargenomen.

Opsporing Verzocht

In een van de eerste uitzendingen van het programma ‘Opsporing Verzocht’ komt de zaak al aan de orde. Als uiterlijke kenmerken worden genoemd: fors postuur, 1.75 meter lang, donkerblond/bruin loshangend krullend haar tot over schouders, blauwe ogen, blanke huidskleur, brede kaken. Op de dag van verdwijning droeg Eefke een witte broek (kledingmaat 44), een geel/wit gestreepte bloes, een grijs-blauw jack met capuchon en witte sandalen (schoenmaat 39). Ze had een zwarte integraal bromfietshelm bij zich, van het merk Nolan.

Met de mogelijkheid dat Eefke uit zichzelf, vrijwillig, zou zijn vertrokken met onbekende bestemming, of dat ze zelfmoord zou hebben gepleegd, wordt vanaf het begin vrijwel geen rekening gehouden: daar was ze het type niet naar, ze was niet depressief, zoiets paste helemaal niet bij haar. Er was niets bekend van problemen thuis of op het werk of met relaties. Eefke was geen uitgaanstype en gelukkig met haar werk. Ze woonde nog thuis en er is niets bekend over problemen met een relatie.

Stil verdriet

Ondanks de media-aandacht in het begin komt er geen enkele tip binnen die tot een oplossing leidt. Ook uitgebreide zoekacties in de bossen rond Hattem en Wezep leveren niets op en ook in de loop der jaren wordt er nooit iets gevonden. In andere verdwijningszaken wil nog wel eens een graf worden blootgelegd door honden of wroetende wilde zwijnen, in dit geval: niets. Voor de ouders en de broer van Eefke is het allemaal moeilijk te verteren. Ze hebben moeite met publiciteit, werken daar liever niet aan mee en verwerken in stilte hun verdriet. Eefke’s vader kan moeilijk leven met het gemis van zijn zo geliefde dochter en sterft niet lang na haar verdwijning aan een hartaanval. “Van verdriet,” zeggen de mensen die hem kennen. Haar moeder leeft sindsdien teruggetrokken, broer Jan heeft ook geen behoefte aan media-aandacht. Het wordt stil rond Eefke en een heel enkele keer wordt haar zaak nog genoemd, als het zo in een of andere kraam te pas komt.

De visvijver in Hattemerbroek

Tipgeefster

Dan, vijfentwintig jaar later, in 2008, is Eefke ineens weer groot nieuws. Een tipgeefster, ene Gerrie uit Wezep, meldt zich bij Tros Vermistmet het verhaal dat ze in haar maag zit met een geheim: bij een visvijver in Hattemerbroek, net iets uit de route die Eefke normaal gesproken zou volgen vanuit haar werk in Hattem naar het ouderlijk huis aan de Meidoornlaan in Wezep, had ze destijds een man gezien. Kort na de verdwijning van Eefke had hij daar staan graven. Er was een boom omgevallen en het gat dat daardoor was ontstaan zou door de man met plaggen zijn bedekt. Zou het niet kunnen dat deze man daar toen Eefke heeft begraven? Tipgeefster Gerrie is bang dat de laatste kans om hierover duidelijkheid te krijgen binnenkort verloren zal gaan: de visvijver is in ijltempo aan het verdwijnen, door de snel oprukkende industrie, het hele gedeelte wordt bouwrijp gemaakt.

Viskolk

Door het contact met Tros Vermist komt de zaak onder de aandacht van de politie, die zich min of meer gedwongen voelt de tip serieus te nemen. Na de uitzending neemt de politie contact op met getuige Gerrie die destijds in de onmiddellijke nabijheid van de viskolk woonde. Volgens politiewoordvoerder Bert Top was de vrouw langs de locatie gereden en had ze gezien dat daar bedrijvigheid plaatsvond. Zij was daarvan geschrokken en dacht dat de locatie waar Eefke Wolf was begraven voor eeuwig verloren zou gaan. Ze heeft vervolgens aan rechercheurs de bedoelde plaats aangewezen. Die was vrij exact: een plek van zo’n vijfentwintig vierkante meter.

Wat had Gerrie daar een kleine vijfentwintig jaar eerder gezien en waarom had ze daar altijd over gezwegen? “Kort na de verdwijning zag ik dat er graszoden van mijn terrein gejat waren en ik vond ze terug aan de nabijgelegen visvijver. Het was die avond mistig en ik schrok van de man die op de plek stond waar mijn plaggen lagen. Vroeger was daar een gat, maar nu was het dichtgegooid.” Gerrie meldde dit voorval niet aan de politie omdat die volgens haar ook niet kwam kijken toen ze meldde dat ze een bromfietshelm had gevonden in de sloot. “Het gonsde in die tijd van de geruchten in het dorp. De politie zal haar handen vol gehad hebben, maar de gedachte dat Eefke daar begraven ligt heeft me nooit los gelaten. Nu de bouwmachines oprukken moet ik het wel zeggen anders verdwijnt ze misschien voorgoed.”

Verboden

Dat is wat getuige Gerrie aan Tros Vermistvertelde, maar dat is niet het hele verhaal. De echte reden waarom Gerrie niet naar de politie stapte is een heel andere, zo weet de geruchtenmachine in het Gelderse dorp. “Graszoden van mijn terrein” zegt Gerrie. Het was ook het terrein van haar echtgenoot en inderdaad woonden ze heel dichtbij de visvijver die ter plaatse bekend staat als ‘de kolk’. Maar Gerrie mócht niet naar de politie, haar man had haar dat verboden. Hij had om allerlei redenen de pest aan de politie en wilde daar allemaal niks mee te maken hebben. Dáárom mocht ze ook niets zeggen over die helm die in de sloot lag, op of heel dichtbij hun eigen terrein.

Bromfietshelm

Is het late wroeging die Gerrie dreef naar openbaarmaking? Pas toen haar man overleden was en onder druk van de bouwwerkzaamheden, durfde ze de stap aan. De politie kon er niet omheen de tip serieus te nemen en een echte zoekactie te ondernemen, ook al waren er twijfels: waarom nu pas, na vijfentwintig jaar, en klopte het wel dat ze eerder naar de politie was geweest om melding te maken over de bromfietshelm? Toch besloot men het zekere voor het onzekere te nemen. Voordat met graven werd begonnen, werd een bodemonderzoek gehouden met een grondradar, door specialisten van het Korps Landelijke Politiediensten (het KLPD). Hierbij werd geen duidelijkheid over eventuele verstoring van de bodem vastgesteld, waarna besloten werd om de bewuste locatie af te graven.

Daar werd eind oktober behoorlijk werk van gemaakt: de rechercheurs begonnen ’s morgens om negen uur, met behulp van een graafmachine. De nacht voorafgaande aan de zoekactie waren over een lengte van honderden meters al schermen geplaatst langs de snelweg en waren medewerkers van de gemeente Oldebroek bezig geweest om enkele bomen om te zagen op de bewuste locatie aan de Middeldijk ten behoeve van de graafmachine.

Uit het bodemonderzoek, waarbij twee meter diep is gegraven, blijkt ten eerste dat er helemaal niet eerder is gegraven op de bewuste plek, dus dat dit deel van het verhaal van de tipgeefster al niet klopt. En duidelijk wordt ook dat er niets wordt aangetroffen, dat ook maar enige relatie heeft met een misdrijf, zoals woordvoerder Bert Top na afloop van het onderzoek vertelt.

Daarmee werd het onderzoek naar de verdwijning van Eefke Wolf afgesloten. Het werd weer tien jaar stil. De kans dat de dader nog leeft, wordt steeds kleiner. De kans dat hij zijn geheim heeft meegenomen in het graf, steeds groter.

Op de Facebookpagina waar de politie aandacht vraagt voor de vermissingszaak van Eefke komen al snel reacties binnen. De in het artikel aangehaalde van Bettina, en tal van andere.

Een kleine selectie:

Marco: Een vriendin van mijn moeder. Moeder schrikt als ze deze foto weer ziet. Geeft ook aan dat er in die tijd werd gedacht dat ze onder het asfalt ligt. En dan voordat ze naar huis ging van het werk er nog gebeld zou zijn met haar toenmalige vriend. En toen vlakbij de Middellijk gegraven werd omdat er gedacht werd dat ze daar zou liggen. Ze hoopt nog steeds dat ze gevonden wordt.

Alice: Weet het nog. Liep daar toen stage. Mijn vader bracht me nadat dit gebeurd was met de auto.

Emmie: Ik weet het ook nog. Speelt me nog wel eens door het hoofd. En dat de tuinman verhoord is

Hennie: Ja vreselijk. Ik weet nog dat mensen zomaar namen gingen roepen van mensen die het gedaan zouden kunnen hebben. Ik denk dat dit nooit wordt opgelost. Al hoop ik dat wel, het blijft door je gedachten spoken. Ik kom dagelijks langs haar ouderlijk huis en denk dan toch aan Eefke.

Gera: Zoveel van ons fietsten in het donker van Bloemensteijn naar huis, ik kan me dit nog zo goed herinneren…

 

MARJO WINKENS: OOK ZO SPOORLOOS

Er zijn maar weinig zulke spoorloze verdwijningen als die van Eefke Wolf. De bekendste met de meeste overeenkomsten is die van Marjo Winkens (17) uit het Limburgse Schimmert. Op zondag 1 september 1975 gaat ze samen met vriendin Margriet Flippen naar de Sint-Rosakermis in Sittard. Marjo is het enige kind van Jan Hendrik en Roos Winkens. Ze is die zondag met de bus naar Sittard gegaan, daarna zien haar ouders haar nooit meer terug.

Na het bezoek aan de kermis was de laatste bus vertrokken. Marjo had beter bij Margriet kunnen blijven slapen, maar dat wilde ze niet: ze moest de volgende morgen vroeg opstaan. Met de bromfiets van de moeder van Margriet gaat ze onderweg naar huis, een afstand van ongeveer 15 kilometer. Ze krijgt een helm mee en een stevige jas. Marjo hoeft nog maar een paar kilometer, als in de buurt van Spaubeek het onheil toeslaat. Het kan iemand zijn geweest die haar heeft gevolgd en die meteen wist wie er op de brommer reed. Dat ligt een beetje voor de hand: door de helm en de kleding was in het donker op het eerste gezicht niet te zien of je met een jongen of een meisje te maken had.

Klemgereden

Als later de bromfiets wordt gevonden, blijkt uit sporen dat ze door een auto is klemgereden en in een auto is gesleurd. Allerlei spullen van Marjo worden zo’n 45 kilometer verder naar het noorden, langs de Rijksweg tussen Swalmen en Beesel, in de berm gevonden. Uit de krassen op de helm is af te leiden dat deze helm uit een rijdende auto is gegooid. Een eindje verderop worden haar groene legerjack aangetroffen, haar schoenen, haar portemonnee en haar toilettas.

Asfalt

Zoals in zoveel verdwijningszaken gaat ook hier het gerucht dat ze onder asfalt is begraven: op maandagochtend 2 september, de dag na de verdwijning, is er op deze locatie een flink stuk weg aangelegd: de N271 tussen Swalmen en Reuver, bekend als de Streekweg. Er wordt niet overgegaan tot het openbreken van de weg. In 2000 onderzoekt de universiteit van Groningen het asfalt met een speciaal röntgenapparaat onderzoekt. Dat levert niets op.

In oktober 2005 wordt de Streekweg opgebroken om plaats te maken voor de nieuwe A73. Met wegenbouwer Heijmans is afgesproken dat ter hoogte van Reuver het asfalt voorzichtig zal worden opengebroken en niet zoals gebruikelijk met grof geweld. De politie heeft de aannemer gevraagd extra alert te zijn op het vinden van stoffelijke resten en er zal dan ook goed worden gekeken of er in het zand iets ongewoons te vinden is. Mocht dat het geval zijn, dan zal onmiddellijk de politie worden gewaarschuwd. Ook dit heeft niets opgeleverd.

 

Voor de ouders van Marjo maakt het allemaal niet meer uit. Hun leven was verwoest toen hun enig kind verdween. Ze zijn beiden van verdriet gestorven. Het misdrijf is ook allang verjaard.

Viewing all 166 articles
Browse latest View live