Quantcast
Channel: Reportage – Misdaadjournalist
Viewing all 166 articles
Browse latest View live

Vijftien vragen over de dood van Nicky Verstappen

$
0
0

Op dinsdagavond 11 augustus 1998 wordt het lichaam van Nicky Verstappen (11) uit Heibloem dood aangetroffen op de Brunssummerheide. Op 27 augustus 2018 wordt Jos Brech (55) uit het twintig kilometer verderop gelegen Simpelveld in Spanje aangehouden als mogelijke dader: dna-sporen van hem zaten op de kleding van Nicky. Wat gebeurde er in die fatale nacht en is er voldoende bewijs om Jos Brech veroordeeld te krijgen?  

 

  1. KENDEN JOS BRECH EN NICKY ELKAAR?

De Belgische dataprofiler Carine Hutsebaut denkt dat Jos Brech en Nicky elkaar kenden, in de zin van: iemand die elkaar twee of drie keer hebben gezien. Of dat Jos misschien een keer vriendelijk naar Nicky had geknikt. Nicky woonde in het vijftig kilometer noordelijker gelegen Heibloem. De kans dat ze elkaar vóór het vakantiekamp De Heikop in Brunssum hebben ontmoet, is heel klein. De groep van Nicky – 37 jongens onder de twaalf jaar – was zaterdag bij De Heikop aangekomen. Dan zou Jos zondag Nicky daar al moeten hebben gezien. Dat lijkt erg onwaarschijnlijk.

  1. HOE KWAM NICKY BUITEN DE TENT?

Het meest voor de hand liggende scenario is dat Nicky, die met vier andere jongens in een tent lag, ’s morgens rond half zes even wilde gaan plassen en zonder dat iemand anders dat heeft gemerkt uit de tent is gelopen. Op blote voeten, met alleen een onderbroek en zijn rode Ajax-pyjamabroek aan. Volgens zijn ouders was Nicky bang in het donker, maar hoe donker was het? De zonsopkomst was om kwart over zes, het was in elk geval niet aardedonker. De jongens konden naar het toiletgebouw, een eind verderop, maar ze konden ook tegen een boompje plassen. De tent van de jongens stond tegen de afrastering met de Brunssummerhei. Net achter de tent zat een gat in de afrastering. Er is weinig bekendgemaakt over sporen. Ligt het voor de hand dat Nicky op blote voeten door dit gat is gegaan, is na te gaan door onderzoek naar zijn voetzolen waar hij heeft gelopen?

  1. HOE KWAMEN NICKY EN JOS MET ELKAAR IN CONTACT?

Het staat vrijwel vast dat er op een of andere manier contact is geweest tussen Nicky en Jos, gezien het dna-materiaal dat van Jos is gevonden op de kleding van Nicky en dat door de politie wordt gezien als een daderspoor. Het staat ook vast dat Jos in de nacht van dinsdag op woensdag, 3,5 uur na de vondst van Nicky’s lichaam, in de buurt was. Hij was op de fiets, een marechaussee hield hem staande en noteerde zijn gegevens. Op de vraag wat hij daar deed, zei hij dat het warm was en dat hij vroeg was gaan fietsen om post van de scouting rond te brengen. Hij moet op de vroege maandagmorgen daar dus ook al zijn geweest. Dichtbij de plek waar Nicky is gevonden, is een homo ontmoetingsplaats. Wellicht kende Jos die, maar maandagmorgen vijf uur is geen gebruikelijk tijdstip voor dergelijke ontmoetingen. Het is aannemelijker dat Jos hier was in de hoop dat hij een jongen zou tegenkomen. Het kan ook nog dat hij inderdaad toevallig in deze buurt fietste en dat Nicky net buiten liep.

  1. WAREN ER KAMPLEIDERS BIJ BETROKKEN?

In de publiciteit is vanaf het begin gedacht aan een inside job.Niet zo gek: kampoudste Joos Barten had een verleden als ontuchtpleger en was als onderwijzer hierom ontslagen. Hij gedroeg zich in de dagen na de vermissing van Nicky vreemd en verdacht. Hij was betrokken bij een incident tijdens het kamp in de voorgaande week, met meisjes. Hij gaf een meisje dat last had van hyperventilatie een zwaar medicijn waardoor ze helemaal van de kaart raakte. Ze denkt dat ze toen seksueel is misbruikt. Maar er is moeilijk een scenario te bedenken waarbij kampleiders met Jos Brech hebben meegewerkt om Nicky ongemerkt uit de tent te halen, te misbruiken en te verstoppen. Het daderspoor bij Nicky matcht niet met dat van een kampleider.

  1. KAN JOS HET ALLEEN HEBBEN GEDAAN?

De kortste route, door het bos, te voet, van De Heikop naar de plek waar Nicky is gevonden is ongeveer een kilometer. Aan de sporen onder Nicky’s voeten zou af te leiden moeten zijn of hij bijna dit hele eind blootsvoets zelf heeft gelopen, of – wat meer voor de hand ligt – deels is gedragen. Wat is logisch? Jos zag Nicky buiten de tent, heeft hem onder dwang – hand op de mond? – meegenomen naar een rustige plek om ontucht te plegen. Daar is Nicky om onduidelijke redenen overleden. Gestikt? Hartstilstand van doodsangst? Daarna heeft Jos hem lopend een eind verderop gebracht en behoorlijk goed verstopt. Door een maisveld, achter een afrastering, in een veldje met jonge kerstbomen.

  1. IS HET EEN ZEDENMISDRIJF OF IETS ANDERS?

Volgens de politie zijn er geen sporen van seksueel misbruik aangetroffen. Dat betekent dat het ‘daderspoor’ vermoedelijk geen sperma is, maar enkele haren die op de kleding van Nicky gevonden zijn. Behalve het ‘daderspoor’ met het dna van Jos Brech zijn er sporen van twee andere personen gevonden. De politie is nog altijd bezig te achterhalen van wie dat kan zijn, maar deze worden minder als daderspoor gezien dan die van Jos.

  1. WAAROM ZAT NICKY’S PYJAMABROEK BINNENSTEBUITEN?

Als Nicky wordt gevonden, draagt hij alleen zijn rode pyjamabroek en zijn blauwe onderbroek. De pyjamabroek zit binnenstebuiten, de onderbroek binnenstebuiten en achterstevoren. Het zijn pijnlijke details, zeker voor de ouders, maar het is onwaarschijnlijk dat Nicky zelf zijn kleren op deze manier heeft aangetrokken. Als je gaat plassen, doe je niet je broek uit. Het is veel aannemelijker dat iemand anders hem de kleren helemaal heeft uitgetrokken, door ze bij de broekband vast te pakken. Na misbruik, of door het onverwachte overlijden, heeft de dader niet de moeite genomen de broeken goed te doen en heeft hij ze hem – in paniek en in het betrekkelijke donker – verkeerd om aangetrokken. Als hij Nicky op de plek had achtergelaten waar dit zich heeft afgespeeld, had hij waarschijnlijk niet de moeite genomen de kleren aan te doen. Dan had hij hem laten liggen en de kleren over hem heen gelegd. Nu moest hij er nog een eind mee lopen. Het aantrekken van de kleren was dan praktischer en iets minder confronterend.

  1. IS DIT HET GROTE SUCCES VAN DNA-VERWANTSCHAPSONDERZOEK?

Nee. De kans is groot dat ‘de zaak Nicky Verstappen’ de geschiedenis in zal gaan als een succesvol dna-verwantschapsonderzoek. Dat klopt niet. Bij een verwantschapsonderzoek hoeft de dader niet zelf mee te werken, maar komt er dna-materiaal binnen via familieleden. Voorafgaande aan het verwantschapsonderzoek heeft de politie in november 2017 al 1500 mannen benaderd van wie de naam in het dossier voorkwam. Jos Brech als passant, omdat hij die dinsdagnacht op de fiets in de buurt van de plaats delict was. Toen ze politie hem in november 2017 op zijn woonadres in Simpelveld opzocht, was hij niet thuis. Vervolgens zijn er familieleden van hem benaderd om dna af te staan. Zijn beide zussen weigerden. Daarna is er via stamboomonderzoek gezocht naar andere familieleden, in de vierde en vijfde graad. Daarvan zijn er twee bereid gevonden materiaal af te staan. Toen in juni 2018 bleek dat er een match was, is de politie meteen naar hem gaan zoeken en was hij verdachte.

  1. MOEST DE FAMILIE MEEWERKEN AAN DNA-ONDERZOEK?

In principe is deelname aan een dna-onderzoek vrijwillig, maar weigeraars worden wel genoteerd. De familieleden hadden kunnen weigeren. Er is veel onduidelijkheid over hoe de politie dit heeft aangepakt. In een gesprek met dagblad De Limburger vertelt de politie hoe dat  is gegaan. Jos Brech stond bekend als bushcrafter, iemand die goed in z’n eentje kan overleven in een bosgebied. Samen met bushcrafter Erik maakte hij gebruik van een berghut in de Vogezen als uitvalsbasis. In februari 2018 werd Jos vermist en werd er naar hem gezocht. Zijn zus uit Veendam gaf hem bij de politie op als vermist en vertelde dat hij ook werd gezocht in de zaak van Nicky Verstappen. Bushcrafter Erik had spullen van Jos, die in deze berghut hadden gelegen, opgeslagen in een loods. Ondermeer een harde schijf van een computer. Op 8 juni is er een match van het materiaal op de harde schijf met de sporen op de kleding van Nicky. Tegelijkertijd liep het dna-onderzoek van de familieleden. Maar ook zonder hun medewerking was die match er dus geweest.

  1. HOE CRUCIAAL WAS DE NOTITIE VAN DE MARECHAUSSEE?

Op de persconferentie in augustus 2018 roemt de politie de alertheid van de marechaussees die ‘passant’ Jos Brech aanhielden en diens gegevens noteerden. Een van hen was Jeroen Severs, die in augustus 2004 in Irak op 29-jarige leeftijd is gesneuveld. Zonder deze notitie was de naam van Jos Brech nooit in het dossier terechtgekomen en het is zeer de vraag of hij er bij het verwantschapsonderzoek wel uit gekomen zou zijn. Woonde er eigenlijk nog wel een mannelijke nazaat van deze familie in de omgeving, die aan het onderzoek zou hebben deelgenomen? De kans dat er iemand uit deze familie voor het verwantschapsonderzoek zou zijn geselecteerd, is uitermate klein.

  1. IS IN HEIBLOEM NU ALLES KOEK EN EI?

Het dorpje Heibloem is na de dood van Nicky Verstappen verscheurd. In de media – met name de uitzendingen van Peter R. de Vries – is vanaf het begin gesuggereerd dat de leiders van het kamp ermee te maken hadden. Dat namen ze De Vries en de ouders van Nicky kwalijk, zodanig dat de ouders zich gedwongen voelden uit het dorp te verhuizen. In Heibloem zal met grote opluchting zijn geconstateerd dat iemand van buitenaf de vermoedelijke dader is en dat de kampleiders uit Heibloem niets te verwijten valt. Wat niet wil zeggen dat de geslagen wonden weer geheeld zullen worden, daarvoor is er te veel gebeurd.

  1. WAS DE ZAAK ZONDER PETER DE VRIES OOK OPGELOST?
Joos Barten

Zonder de volhardende aandacht die Peter de Vries aan de zaak heeft besteed, was er ongetwijfeld geen dna-verwantschapsonderzoek gehouden. Aanvankelijk was de aandacht vooral gericht op kampoudste Joos Barten, gezien diens ontuchtverleden. Een van de eerste grote fouten was dat de politie hem nooit als verdachte heeft aangemerkt. In 2003 overleed hij, op de leeftijd van 85 jaar. Na zijn dood worden de verdenkingen zo sterk dat zijn lijk in 2010 wordt opgegraven, maar er blijkt geen match met het dna op de kleding van Nicky.

  1. HAD DE ZAAK EERDER OPGELOST KUNNEN WORDEN?

In 1985 was Jos Brech aangehouden wegens ontucht met twee jongens van tien jaar in Nuth. Dan blijkt ook dat hij een jaar eerder ontucht heeft gepleegd met twee jongens in Wijlre. Hij zit twee dagen vast. De zaak wordt later geseponeerd, met een proeftijd van twee jaar. Bij de politie verdwijnt dit voorval uit de systemen. De rechercheur die Jos destijds verhoorde, herinnert zich dit pas nadat hij in augustus 2018 is ontmaskerd. Hoe het kan dat nooit eerder een betrokkene een link heeft gelegd tussen Jos Brech en Nicky Verstappen blijft een raadsel.

  1. WAT IS ACHTERAF GEZIEN DE MEEST VERWIJTBARE FOUT?

Misdrijven oplossen en daders opsporen is achteraf altijd heel gemakkelijk. In 1998 was de dna-techniek nog niet ver genoeg ontwikkeld voor een grootschalig onderzoek. In 2008 wel. Dan worden er 144 mannen geselecteerd. Daar had Jos Brech toen zeker bij moeten zitten. Bij hernieuwd onderzoek in 2001 was hij al twee keer als getuige gehoord, maar toen is hij veel te oppervlakkig ondervraagd. Alleen al op basis van daderprofilering had hij hoog op de lijst moeten staan, maar in 2008 is dat alles nog geen reden hem te selecteren. Dat gebeurt pas in november 2017, voorafgaand aan het grote, kostbare dna-verwantschapsonderzoek onder 23.000 mannen. Dan wordt er eerst een selectie gemaakt van 1500 mannen. Dit keer zit Jos er wel bij.

  1. IS ER VOLDOENDE BEWIJS VOOR EEN VEROORDELING?

Volgens het Nederlands Forensisch Instituut is Jos Brech de man die meerdere sporen heeft achtergelaten op verdachte plekken op de onderbroek en pyjamabroek van Nicky Verstappen. De politie beschouwt dit als dadersporen. Het is zeer aannemelijk dat Brech direct betrokken was bij het overlijden van Nicky en hij heeft in elk geval heel wat uit te leggen. Als zijn verdediging is dat hij Nicky inderdaad heeft ontmoet, wellicht zelfs dat hij een poging heeft gedaan tot ontucht, maar dat Nicky nog in goede gezondheid was toen hij hem achterliet, zijn moord of dood door schuld niet of nauwelijks te bewijzen. De ouders hopen uiteraard dat hij open kaart zal spelen en zal vertellen wat er in die nacht precies is gebeurd, maar het kan nog maanden duren voor bekend wordt of en wat Jos hierover wil vertellen.

De aanhouding van Jos Brech in Spanje

 

 

 


Holleederproces: de Neus is boos (op Astrid en Peter de Vries)

$
0
0

Na een lange zomerstop wordt op 3 september 2018 het proces tegen Willem Holleeder voortgezet. Het begint met een even emotionele als woedende verklaring van Holleeder over ‘de leugens en fantasieën’ van zus Astrid en Peter R. de Vries. “Ik zou graag wat willen zeggen, meneer de voorzitter,” zegt Holleeder, nadat op maandagmorgen om tien uur rechter Frank Wieland de zitting op de gebruikelijk wijze heeft geopend met het noemen van zijn naam en geboortedatum en de plaats van detentie (Vught). Een door sommigen verwachte opmerking over de vakantie bleef achterwege: een gedetineerde heeft weinig besef van zon, zee en vrije tijd.

Holleeder: “Ik heb vanaf dag één met de advocaat besloten mijn verhaal op de rechtbank te doen en niet in de media. Astrid en Peter de Vries zijn twee belangrijke getuigen die menen veel te kunnen zeggen wat niet waar is. Zij hebben vanaf dag één alles via de media gedaan. Ook hier hebben zij commercieel verklaard. Astrid zegt zelf in het stuk van de New Yorker– ik weet niet of u dat gelezen heeft – dat ze een spelletje in elkaar zet en hoe ze het gaat doen.”

 

In juli verscheen in het gerenommeerde Amerikaanse tijdschrift The New Yorker een zeer uitvoerige reportage van de journalist Patrick Radden Keefe. Via de uitgever van het door Astrid geschreven boek Judas had hij in Nederland interviews gehouden met Astrid, Sonja, Miljuschka (dochter van Astrid) en andere familieleden. Holleeder haalt een passage aan waarin ze spreekt over de advocaten van Holleeder, Sander Janssen en Robert Malewicz.

Seksleven

The New Yorkerschrijft: “Wekenlang is er tijdens de zittingen aandacht geweest voor de financiële perikelen van Sonja en het seksleven van Astrid. Toen Janssen stelde dat Astrid een romantische relatie had met een prominente drugshandelaar (Johan Verhoek, alias de Hakkelaar) reageerde ze daar scherp op: ‘Heb je me zien neuken met hem?’ Janssen gaf toe dat hij dat niet had gedaan. Later vertelde Astrid me: “Deze advocaten willen met mij in discussie, maar ze zijn niet van de straat, so I fuck with them. Ik kan de hele dag vuil praten. De rechters zijn in de war, omdat ze me kennen als advocaat.”

Spelletjes

Holleeder haalt dit aan als voorbeeld. En verder: “In de New Yorkerzegt ze ook dat ze speelt met opnames. Ze manipuleert met opnames. Dat hebben wij al vanaf dag één gezegd. We hebben er bij de rechter-commissaris naar gevraagd. Het bleek dat het allemaal knip- en plakwerk was, dat ze er gewoon een spelletje mee speelde. We hebben destijds om huiszoeking gevraagd, om andere opnames te vinden: ‘Straks gaat ze weer met opnames komen.’ Dat is jammer genoeg afgewezen. Dan had iedereen kunnen zien wat er in werkelijkheid aan de hand is.”

Holleeder zegt dat hij, anders dan zijn zussen beweren, niet betrokken is bij liquidaties. “Los daarvan: in twaalf landen is het boek Judas uitgegeven. In Nederland is er een theaterproductie van gemaakt. In Nederland een televisieserie. In Amerika komt een tv-serie. Langzamerhand begint dat vervelend te worden, meneer de voorzitter. Ze doet alles voor geld. Het motief om te liegen is geld. Dat begint al bij Goudsnip en ze liegt tegen mij over de Heinekenfilm.”

Stromannen

Goudsnip is het onderzoek naar de prostitutiepanden in de rosse buurt van Alkmaar, op de Achterdam. Cor van Hout had daar een groot aantal panden, waar hij een fors inkomen uit kreeg. Deels zwart, deels wit. Na zijn dood erfde Sonja de bezittingen, maar alles liep via stromannen. Ze verkocht de belangen voor vele miljoenen, maar over de hoogte is veel onduidelijkheid. Het enige dat vaststaat is dat ze in 2013 een schikking trof met justitie om strafvervolging en vervolging door de belastingdienst af te kopen voor een bedrag van 1,3 miljoen euro. Ze had hierover altijd gelogen tegenover broer Willem, uit angst dat hij het van haar zou afpakken.

Eerlijk delen

Het andere punt dat Holleeder hier aanhaalt betreft de rechten van de Amerikaanse verfilming van het boek van Peter R. de Vries over Heinekenontvoering, met Anthony Hopkins in de hoofdrol. Zowel Peter de Vries als de nog levende ontvoerders(Holleeder, Frans Meijer en Jan Boellaard) hadden daar hoge verwachtingen van. Volgens de laatste drie was er een duidelijke afspraak gemaakt dat het boek niet verfilmd zou worden: Cor van Hout had daar grote bezwaren tegen. Maar mocht het er ooit toch van komen, dan zouden de ontvoerders eerlijk delen: alle vier een kwart. Na de liquidatie van Cor van Hout, in januari 2003, achtten Peter de Vries en de erfgenamen van Cor zich niet meer gebonden aan de afspraak. Toen Holleeder ontdekte dat Sonja achter zijn rug om in zee was gegaan met Peter de Vries en ook nog de filmset in Amerika had bezocht, was hij daar zeer verbolgen over. De film flopte overigens jammerlijk.

Doodskisten

Holleeder, over Astrid: “U heeft zelf kunnen zien hoe professioneel ze kan liegen, dat doet ze hier ook. Het blijft maar doorgaan. Judasis niks minder dan een roman, gebaseerd op leugens en de fantasie van haar. Afgelopen vrijdag heb ik Nieuwsuur gezien. Dat ging over die theaterproductie. Daar was Auke Kok (schrijver van het boek De jonge Holleeder) bij aanwezig. Die zegt tegen de regisseur: ‘Zou je niet wachten met het toneelstuk tot de uitspraak is geweest?’ ‘Nee, dat hoeft niet, Astrid heeft mij veel meer verteld.’ Astrid heeft zestien doodskisten besteld. Als ze wil verklaren, dan moet ze dat hier doen, niet bij de regisseur.”

Tijdens eerdere verhoren had Astrid al verklaard dat als andere getuigen gaan liegen, ze met meer opnames gaat komen om die getuigenissen onderuit te halen. In The New Yorker zegt ze: “Wim weet het. Wim weet dat ik weet over andere moorden. Dit is mijn verzekering: als er iets met mijn kinderen of mijn kleinkinderen gebeurt, komen de banden naar buiten.” Kennelijk heeft ze aan de regisseur van het toneelstuk al meer verteld en gezien het aantal bestelde doodskisten zal het gaan om op z’n minst zestien liquidaties.

Angststrategie

Holleeder: “Daarnaast: het boek. Als je de angststrategie eruit laat, blijft er niks over. Als er iemand is die bij uitstek laat zien dat er geen dreiging is, is het Peter de Vries. Ik heb dat op papier gezet. Ik zal het nu niet voorlezen, dan krijg ik dat weer. Bij de eerste zitting moest ik achter een scherm, ik mocht niet knikken, niet zuchten en niets meer doen. Meneer de voorzitter, ze nemen de boel in de maling. Met de angststrategie, met alles.”

Volgens Holleeder draait het allemaal alleen maar om geld. “Ik voel me best ongelukkig. Voor mij is dit moeilijk, ik vind dit niet  normaal. Ik ben best veel gewend met de media, maar dit is buiten proporties, dit slaat helemaal nergens meer op. Peter de Vries heeft zelf gezegd in RTL Boulevard waarom ze een interview geeft in de New Yorker. Dat stuk van Keefe en een podcast. Volgens Peter de Vries moest dat wel: “Hier verkoopt het boek zich zelf, daar niet, daarom moesten we het wel doen,” dat is het verhaal.”

Achterlijk

Rechter Wieland: “Ik weet niet of dit u geruststelt, maar we kennen de druk vanuit de media. We kunnen daarmee omgaan. Daardoor laten we ons niet beïnvloeden. We zoeken het niet op; we waren niet blij met het lezen van het boek Judas, maar als het ter sprake komt, zullen we er kennis van nemen. Het zou achterlijk zijn om te zeggen: ‘We willen er niets mee te maken hebben.’ Het dringt zich aan je op. Deze bijzondere berichtgeving: dat is waar de rechtbank de schouders over ophaalt. Dat is het enige dat we kunnen zeggen.”

Officier van justitie Sabine Tammes: “Ik heb er wel moeite mee dat meneer het niet voor wil lezen. Dan kan het ook niet worden gevoegd.”

Rechter: “Er wordt wel meer gevoegd dat niet is voorgelezen.”

Holleeder: “Ik doe het omdat u anders samen met Astrid gaat lopen schreeuwen: ‘Dan maakt u die mensen in gevaar.’”

Tammes: “Ik schreeuw niet samen met Astrid.”

Holleeder: Daar doen ik het voor. Voorheen moest ik hier met een scherm zitten. De advocaten zeggen tegen mij: ‘Zeg het nou niet op zitting. Dan is het: hij wil Peter de Vries wat aandoen.’”

Rechter Wieland: “Als ik het met een vluchtig oog bekijk, zie ik niets waarvan ik zeg: dat is volslagen verrassend, ook al omdat u daar met zoveel woorden al iets over zei. Wat is uw motief om het niet voor te lezen?”

Advocaat Sander Janssen: “Wij hebben inderdaad tegen meneer Holleeder gezegd: ‘Het is niet moeilijk om er een draai aan te geven, dat het als een verkapte bedreiging wordt opgevat.’ De openbaarheid zou dat ervan kunnen maken, daarom vinden wij het verstandiger om het op deze manier te doen. Voordat er hele gedachten over ontstaan. Het is niks schokkends, maar openbaarheid zou die lezing er aan kunnen geven.”

Verkapt

Met een voorbeeld maakt hij duidelijk wat er aan de hand is. Tijdens een eerdere verklaring, in het begin van het proces, had Holleeder gezegd dat zijn moeder in een verzorgingshuis was opgenomen. Janssen: “Dat kun je opvatten als een soort verborgen boodschap: dáár zit mijn moeder.” Wie kwaad wil, zou dit kunnen opvatten als een verkapte opdracht aan een moordcommando om daar toe te slaan. In het door Holleeder opgestelde stuk staan vermoedelijk enkele voorbeelden waaruit blijkt dat hij niet zo bang is voor een liquidatie in opdracht van Holleeder als hij suggereert. Holleeder noemt één voorbeeld: het veelvuldig optreden in live-programma’s op televisie. Ook zo’n opmerking kan door Astrid en haar volgelingen worden uitgelegd als een hint: je weet waar je hem kunt vinden…

EX-VRIENDIN NICKY: LACHEN OM HOLLEEDERS GESCHREEUW

Tijdens de eerste zitting na de zomerstop houden de rechters verschillende verklaringen voor van getuigen die op verzoek van de advocaten recent zijn gehoord. Eén daarvan is Moniek (‘Nicky’) Visser, een ex-vriendin van Willem Holleeder. Zij verklaart dat Astrid haar in 2001, vlak voor ze zelf is gescheiden, had gezegd geen zakelijke verbinding met Holleeder  of met Willem Endstra aan te gaan. Ze heeft haar daarvoor gewaarschuwd. De rechter: “Ze is daar eerder over gehoord, toen verklaarde ze dat ze naïef en blind was, ze vond u gewoon een leuke en spannende man. Dat schreeuwen en schelden: in het begin was ze daardoor geïntideerd, later kon ze daar wel om lachen: ‘De hele familie is zo. Alles wordt eerst in de familie besproken, de familie is heilig.’”

Holleeder: Klopt.

Rechter: Alles wordt door de familie beslist?

Holleeder: De familie ging altijd voor.

Rechter: Ze zegt: “Willem regelde alles voor iedereen, zij voelde zichzelf buitenstaander. Alleen als Willem je aardig vindt, doen ze aardig tegen jou.” Anders hadden ze van Holleeder moeten doen alsof. Over Cor van Hout zegt ze:  “Het schrikbeeld van de familie was Cor. Francis (dochter van Cor en Sonja) belde huilend op: ‘Was mijn vader er maar niet meer.’”

Holleeder: Dat is zo.

Rechter: “Als ze het vermoeden hadden dat hij zou komen, kregen ze diarree van de zenuwen, iedereen was bang voor die alcoholist.” (Cor van Hout had een ernstig drankprobleem en werd heel vervelend en gewelddadig als hij te veel had gedronken. En dat deed hij vrijwel elke dag)

Holleeder: Klopt.

Rechter: “Willem was veranderd toen hij in 2012 vrijkwam, vooral naar buiten toe, hij leek wel een rebels kind. In 2014 was hij weer normaal.”

Sonja kwam in 2014 een keer bij Nicky thuis, ze was de hele avond bij haar in huis. Nicky: “Ze had een chanel-tas bij zich. Achteraf denk ik dat ze alles heeft opgenomen.” Vooral die dure chanel-tas van 4500 euro vindt ze vreemd: “Sonja liet altijd de koffie door anderen betalen omdat ze zo arm was.”

Advocaat Sander Janssen zegt dat Nicky contact had gezocht toen het proces net was begonnen. Aanleiding daarvoor was het beeld dat van Holleeder werd neergezet: over bloed aan de muur, hoe gewelddadig hij met zijn vriendinnen om zou zijn gegaan.

Janssen: “Wij vinden het daarom van belang omdat ze uit eigen ervaring daar een ander beeld tegenover plaatst. En hoe in de familie tegen Holleeder werd aangekeken.”

HOLLEEDER EN ZIJN MOEDER

Ex-vriendin Nicky Visser zegt in haar verklaring het een en ander over haar ervaringen met de familie Holleeder, met name moeder Stien. Advocaat Janssen zegt: “Dat zijn dingen die ze zelf uit eigen waarneming heeft gedaan. Dat is een ander beeld dan wat hier al jaren bij de rechtbank wordt neergezet.”

Holleeder: “Ik ben altijd goed voor mijn moeder geweest, zij voor mij. Zij kwam om de week bij mij op bezoek. Het klopt inderdaad niet, ze hebben mijn moeder gek gemaakt. Dat ze allemaal rare dingen over me zei. Ik herken mijn moeder hier ook niet in. Ze is 83, ze heeft zich wat op de mouw laten spelden. Dat kun je haar niet kwalijk nemen, ze heeft helemaal niet door wat er aan de hand is.”

Holleeder heeft zijn moeder voor het laatst gezien toen hij nog vrij was. In februari 2016 is hij aangehouden. Hij had toen tegen haar gezegd: “Het gaat allemaal om geld.” Zij had gezegd: “Dan kies ik voor de kleinkinderen.”

Tijdens de vorige detentie kwam ze om de week op bezoek, nu niet meer. “Ze wordt nu te oud, ze kan moeilijk lopen, ik heb gezegd: ‘Doe maar rustig aan.’ Ik bel elke dag.”

Op een andere manier het contact herstellen kan volgens Holleeder niet. “Ik zie alleen dat ze gek wordt gemaakt. Het heeft geen zin, laat gaan. Als ze tegen mij aardig gaat doen, kunnen hun niet meer bij haar kommen. Als ik contact op zou nemen, mag zij de kleinkinderen niet zien, dat vind ik lullig.”

Tijdens dat laatste persoonlijke gesprek met zijn moeder had ze gezegd “dat ze gekke dingen over mij zeiden. Dat ik achter de moord op Cor zat. Ik heb gezegd: ‘Het gaat om geld, het is alleen maar flauwekul.’ Ze zei dat ik de kinderen wat wilde aandoen: ‘Peter de Vries zegt het ook.’ Ik heb gezegd: ‘Het is gewoon onzin, laat maar gaan.’”

Astrid Holleeder, het verhoor (dag 9, deel 2)

$
0
0

Op 12 maart 2018 werd Astrid Holleeder voor het eerst gehoord als getuige in het proces tegen broer Willem. Het eerste deel van dat verhoor staat hier.  Dat eindigde met een wat kribbige opmerking van Astrid nadat advocaat Sander Janssen een vraag wilde stellen over de huiszoeking. Dat speelde in de periode toen Stijn Franken nog de advocaat van Holleeder was. Toen bleek dat Astrid jarenlang allerlei gesprekken stiekem had opgenomen, was er meteen al onduidelijkheid over hoeveel het er waren. Aan het eind van deel 1 van het verslag volgde er een korte schorsing, waarbij Astrid de zaal had verlaten. 

Janssen: Over de huiszoeking. De thematiek is niet nieuw,  mevrouw Holleeder is destijds uitgebreid gehoord door mr. Franken, in 2016. Er is uitgebreid en herhaaldelijk gevraagd: zijn er nog andere opnames? Getuige heeft meerdere malen en op verschillende manieren gezegd: “Er zijn geen opnames meer, alle opnames heb ik afgegeven.” Er is een verhoor van 22 maart, later een proces-verbaal van bevindingen waarin de officieren van justitie hebben gezegd: Astrid heeft ons steeds gezegd: “Dit is alles wat ze had, wij hebben dit voor waar aangenomen.”  Er is toen een incident geweest waaruit bleek dat niet alles was ingeleverd, mr. Franken heeft toen gevraagd om huiszoeking te doen bij Sonja en Astrid. Dat is afgewezen door de rechter-commissaris. Nu hebben we de getuige de afgelopen uren acht tot tien keer horen zeggen: “Er zijn nieuwe opnames, die heb ik ingeleverd bij het Openbaar Ministerie.” Met het oog op de voortzetting zou ik duidelijk willen hebben: wat is er bij het Openbaar Ministerie ingeleverd en wanneer en sinds wanneer weet het OM dat er meer opnames zijn, terwijl ze eerst bij hoog en bij laag heeft beweerd van niet. En wat is de visie van het OM, wat ermee gaat gebeuren, en of ze al uitgewerkt zijn. Het nieuwe informatie die belangrijk kan zijn. Er was eerder een hoop over te doen. Iedereen beweerde dat er niet meer was. De verklaring: “Ik ben verhuisd en het toevallig tegengekomen.” Dat is een op voorhand niet heel gemakkelijk te geloven verklaring.

Het tweede: dat ze vandaag heeft verklaard dat ze – al eerder dan met mevrouw Wind – contacten met de CIE. Dat is ook nieuw, daar komen we nog wel nader over te spreken.

(schorsing)

Officier van justitie Lars Stempher: De getuige heeft aangegeven dat ze stukken heeft verstrekt. Dat is correct. Op 6 februari 2018 vijf gesprekken. Daarvan zijn er vier uitgewerkt. Op 14 februari twee gesprekken; die twee zijn uitgewerkt. Op 7 maart 7 opnames; daarvan is er één uitgewerkt en op 9 maart twee gesprekken. Nog negen moeten uitgewerkt worden. Ze moesten eerst geupgrade worden, daarna uitwerken, dat is een bewerkelijk proces, dat loopt nog. We zullen alles voegen. Wat het OM voorstaat is dat we op 23 maart een selectie laten horen om die onderdelen te bespreken met getuige en verdachte en fris van de lever gelegenheid geven direct te reageren en te kunnen duiden, met als argumentatie dezelfde als dat de verklaringen van verdachte onder embargo moesten blijven. De vraag over het hoe en waarom: die vraag dient u niet aan ons als OM te stellen, maar aan de getuige.

Rechter Wieland: Weet u iets van de getuige in de zin: op die en die datum heb ik die bandjes gevonden?

Stempher: Dat heeft ze vandaag verklaard.

Rechter: Heeft ze een datum genoemd?

Stempher: Nee, we weten alleen wanneer wij ze hebben gekregen.

Rechter: Is dat de reden dat het OM de rechtbank en de verdediging niet heeft gekend in de vondst?

Stempher: Ik heb net de argumentatie meegedeeld en dat er nog stukken moeten worden uitgewerkt.

Rechter Benedicte Mildner: De getuige had het ook over aantekeningen van Peter de Vries.

Stempher: We hebben alleen nog iets gekregen over de filmrechten. Een brief over de contracten. Die zullen we ook voegen. Dat is iets tussen De Vries en verdachte, hoe hij tegen de filmrechten aankijkt.

Rechter: Sinds wanneer heeft u dat?

Stempher: In die tijdsperiode, week of twee weken geleden.

Janssen: Het OM zegt dat ze niks gaan verstrekken, pas op de zitting van 23 maart een selectie, vers van de lever, daarom hebben we het u allemaal niet verteld.

Officier van justitie Sabine Tammes: We zijn bezig te kijken wat er op de opnames staat, de helft is niet te verstaan, het wordt eerst uitgewerkt. We hebben inderdaad bedacht dat het goed zou zijn als uw cliënt fris van de lever kan reageren en daarna op dezelfde dag krijgt u alle gesprekken ter beschikking.

Janssen: Een selectie van wat er klaar is, nadat het is afgespeeld.

Stempher: Wat niet hard is, kan niet aangeleverd worden. Er kan een selectie worden besproken met uw cliënt, die dan kan duiden waar het over gaat. De andere persoon is er dan ook bij, zuiverder gaan we het niet krijgen.

Holleeder: Ik kan er zelf wel wat van zeggen. Vers van de lever. Zoals u weet hebben we de vorige keer de opnames ook gehad, daar hebben we veel correcties in aangebracht. Dingen die niet gehoord zijn waarvan zij zegt van wel. Dit is natuurlijk hetzelfde. Dan moet ik antwoord geven op halve dingen, dan kan ik er ook niet over nadenken wat ik gezegd heb. Ik wil ze zelf eerst geluisterd hebben, wat wel klopt en wat niet.

Rechter Wieland: Meneer Janssen zal het met u bespreken en later zeggen hoe u daar op gaat varen.

(Astrid is er weer bij)

Rechter Mildner: Over de opnames en de aanloop. Vanochtend zijn er een  aantal nieuwe gevonden, die heeft u bij het OM afgegeven. Van het OM hebben we begrepen hoeveel. Vijftien gesprekken. U zegt dat u die bij een verhuizing heeft gevonden. Kunt u daar iets over zeggen?

Astrid: Nee, liever niet. Behalve dat ik ze gevonden heb. Ik heb uitgelegd hoe dat werkt, hoe ik daarmee omging, met het verstoppen en beheren van gesprekken.

Rechter: U gaf ze ook aan Sonja.

Astrid: Het is een hele periode geweest waarbij ik kennelijk ook nog gesprekken ergens had liggen, bij iemand die was verhuisd en die kwam daarmee aanzetten. Ik ga er niet op in wie of waar vandaan. Dat ga ik niet aangeven. Ik weet niet eens of het er vijftien waren. Ik heb geluisterd wat er op staat, of het geen dubbele waren. Ik heb ze wel allemaal gehoord. Ik heb ze in twee fases aan de officier gegeven. Sommige duren lang. Het was voor mij heel belastend, ik hoor mezelf in een rol die ik niet leuk vind, ik heb ze zo snel mogelijk aan de officier gegeven.

Rechter: Ik vraag het omdat er eerder discussie over was. Was u vergeten bij wie u opnames had achtergelaten?

Astrid: Ik was sowieso vergeten dat ik daar opnames had achtergelaten.

Rechter: Komen ze allemaal van dezelfde plek?

Astrid: In de loop van twee jaar: elke keer als ik een opname maakte, plaatste ik dat uit huis. Als ik om elf uur klaar was met Wim, kon ik niet slapen met die dingen in huis. Dan is het afhankelijk van wat er speelt. Dan gaf ik ze aan Sonja of aan die of die, ik ga niks over personen zeggen.

Rechter: Hoe groot waren die gegevensdragers?

Astrid: Op kleine microfiche-achtige dingetjes. Dit waren gewoon twee USB-sticks.

Rechter: Die kwamen bij u terug.

Astrid: Ik heb ze overgezet, ik moet weten wat erop staat. Als ik er doorheen scroll, wist ik wel ongeveer wat.

Rechter: De opnames die we hebben, zijn uitgewerkt. Kunt u vertellen hoe u toen ertoe over bent gegaan opnames te maken?

Astrid: Zoals het gaat in het proces. Het is wat ik zeg tegen wat Wim zegt, dan hou je  niet veel anders over dan het hemzelf horen zeggen. Het is redelijk onomstotelijk, als je de context hoort. Ik zeg het niet, ik vertel het u niet, hij zegt het zelf.

Rechter: Het doel was om het op te nemen, als voorbeeld, hoe gesprekken gingen?

Astrid: Ik wilde laten zien hoe het ging bij ons. Dat had ik wel in de Endstra-tapes gezien: fluisteren en lopen en afspraken maken. Voor een normaal mens is niet goed te begrijpen, hoe gedisciplineerd het voor ons is. Er wordt niets hardop gezegd, alleen wat we willen dat justitie hoort, we zijn 24 uur per dag bedacht op afluisteren, richtmicrofoons, met helikopter, in huis. Ik wilde dat hij bepaalde dingen met mij besprak. Ik wist niet wat hij zou vertellen, wel dat hij altijd terugviel op oude dingen. Wie en wat hij had gedaan. Ik hoopte op een moment dat hij zou zeggen dat hij een van de liquidaties had gedaan. Ik kon hem niks vragen. Fluisteren was de moeilijkheid, dat kun je moeilijk opnemen als je buiten loopt; daarnaast: bij de manier waarop wij praten is de kans groot dat je een ontkenning opneemt en dat ik hem niks kan vragen. Dus ik kon wel praten en hopen dat het hem triggert, maar niet vragen: “Heb jij Thomas gedaan?” Dan denkt hij: “Ben je van de politie?” Dan gaat hij mij fouilleren en dan is het klaar.

Rechter: Heeft u dingen gezegd die u anders niet gezegd zou hebben als het niet werd opgenomen? Sonja blijft wel haar weerwoord geven omdat ze wist dat het werd opgenomen.

Astrid: Sonja is dapperder geweest doordat ze wist dat we met de politie samenwerkten. Dat merkte ik aan de keer dat Wim naar Peter ging. Hij had daarvoor al met Sonja gesproken. Ze werd onvoorzichtiger: “We worden toch geholpen door justitie.”

Rechter: Heeft u dingen gezegd die u anders niet had gezegd, onderwerpen aangesneden?

Astrid: Het was heel moeilijk iets te doen buiten de gewone patronen. Dat zou hij meteen merken. Wel bijvoorbeeld over dingen die op mijn pad kwamen. Het boek over Cor, waardoor je het er toch over hebt, en met de vervroegde invrijheidstelling in de zaak met Peter de Vries en zo en met de film. Dat waren omstandigheden die mij wel erg meezaten.

Rechter: Bij de politie zei u: “Hij bespreekt gewoon met mij wat hij gedaan heeft, ik word wel steeds vrijer doordat ik contact met jullie heb. Ik moet het toch doen, ik moet zorgen dat ik zoveel mogelijk hoor.”

Astrid: Het contact is de laatste twee jaar intensief geweest. Dat had ik afgehouden als ik dit niet gedaan had. Anders had ik geprobeerd mij meer te verstoppen in plaats van mee te gaan in die gekte.

Rechter: Viel hem dat op?

Astrid: Nee, ik let natuurlijk heel scherp op iedere verandering in zijn gedrag. Als hij iets zei, of te aardig werd, bleek dat helemaal niet uit de manier waarop hij met mij omging toen hij vastzat.

Rechter: En met Sonja?

Astrid: Praten met de politie, dat zegt hij al snel. Een beetje te brutaal of bijdehand, dan is die indruk er al snel. Of als hij je ergens ziet: “Wat doe je daar?” Bij Sonja was de dreiging zo groot, dat ze is ondergedoken. Ik heb toen gezegd: “Ik heb bandjes opgenomen.” Daar had ik heel snel spijt van. (huilt) Het is gewoon waanzinnig. Dreigen om mij te martelen. Dat was echt een uiterste poging, als hij met mij praat dat hij de opdracht voor haar al had gegeven, dan ben je vrij radeloos, dan weet je ’t niet meer en toen is ze ondergedoken. We hoopten dat justitie in actie zou komen. Hij heeft haar nooit meer vertrouwd.

Rechter: Een tegengesteld effect?

Astrid: Het gaf nog meer spanning.

Rechter: “We hadden aan een half woord genoeg. Het Thomas-verhaal. Gebaren.” Kunt u voordoen welke?

Astrid: Als er iets is, met omstanders er omheen, dan hoeven we maar met de ogen gebaren om weg te gaan. Minimaal, dat weten we meteen. Voornaamste gebaar is dit.

Rechter: Twee vingers, duim omhoog: dat is een vuurwapen.

Astrid: Jullie weten dat niet, maar er is een opname waar je het ook hoort. Dan hoor je de jas.

Rechter: In wat voor situaties?

Astrid: Hij gaat niet zeggen: “Ik ga hem liquideren,” maar: “Die is aan de beurt.” Maar als je dit doet…

Rechter: Dat ziet toch iedereen?

Astrid: Dat zie je niet. Het is effe zo langs je lichaam.

Rechter: Waarom is dat nodig?

Astrid: Dat zit er bij ons in. Ik heb ook weleens gehoord dat ik het doe, zonder te weten dat ik het doe. Het gaat vanzelf. Die gebarentaal. Bij Cor: doodschieten en alles afpakken. Dat heb ik niet bedacht, dat zegt hij zelf.

Rechter: U zegt: dat gebaar van binnenhalen…

Astrid: Dat zegt hij ook: “Eerst dit en dan pak ik hem alles af.” U weet dat niet, ik wel, ik voer dat gesprek. Ik hoor dat er van alles is uitgewerkt.

Rechter: Er is een gesprek bij waarvan u de uitwerking had aangeleverd, van 5 maart 2013, over petten.

Astrid: Dat heb ik inmiddels ingeleverd.

Rechter: U vertelt dat u cursussen gaat hebben, iemand van justitie. Hij zegt: “Bel me weer eens. Ga maar luisteren, of toch maar  niet. Als hij vraagt naar die petten, mijn broer is bang voor ze, ze kunnen informatie geven of laten maken.” Is dit iets: dat zei hij al eerder, nu heb ik het een keer opgenomen?

Astrid: We hebben het wel regelmatig over petten gehad, altijd in het kader van dat hij wist met wie we spraken. Dit was naar aanleiding van mijn contact eerder met een CIE’er. Ik hoopte dat hij een keer zou vertellen wie het was. Eerder had hij al een keer gezegd: “Die pet is mijn troef.” Ik wilde dat wel graag weten. Misschien was ik wel aan het praten met de pet.  Met de kluisverklaring bijvoorbeeld: ineens waren er twee nieuwe verbalisanten, twee mannen. Ik wil niet iemand die aan een borreltafel zegt: “Ik heb die zussen gesproken.” Ik wilde het uitzoeken met die pet.

Rechter: Wat maakte u eruit op?

Astrid: Ik snap wel hoe deze dingen gaan.

Rechter: In een ander gesprek zegt u: “Het is hier geen driesprong, maar een viersprong.” Er komt een gesprek met Peter de Vries, dan zegt u: “Ik denk dat hij hier niet op zit te wachten.”

Astrid: Als ik zou zeggen wat ik wil zeggen, maar dat durf ik niet, dan weet je dat hij je gaat omleggen.

Rechter: Uw broer zegt: “Dan weet je wat ik ga doen.” In de uitwerking staat: “Als ik drie jaar moet zitten, dan begrijp je…” En dan horen ze Thomas. Dat horen wij niet. Dan zegt hij: “Ik ken het doen, ik ga het ook doen.”

Astrid: Wat denkt u waar het over gaat? Ik probeer hem er nog een beetje uit te trekken. Dit gaat gewoon over liquideren, over Peter omleggen.

Rechter: Een gesprek van de volgende dag. U bent met Sandra. Er zijn twee opnames van. Uw broer vraagt u even mee te lopen. Het gaat over dat Peter en Sonja heel erg bang zijn. “Ik ga zeggen dat het over is, ik ga niet meer door het stof heen. Ik wil dat het nu stopt.”

Astrid: Jacqueline (de vrouw van Peter de Vries) was heel erg bang dat hij Peter zou omleggen. Ik heb geprobeerd dat te sussen. Ik zei: “Ze kennen elkaar al 25 jaar”. Toen zei zij: “Hij kende Thomas ook al 25 jaar.” Hij hoeft dingen niet hardop te zeggen, ik wéét wat hij bedoelt.

Rechter: “Hij is bang hoor, hij schijt in zijn broek.” Dat gaat over Thomas?

Astrid: Ja. Hij heeft tegen mij gezegd dat hij Thomas heeft geregeld voor hij naar binnen ging.

Rechter: U zegt: toen het gebeurd was, was hij de eerste die mij belde.

Astrid: Ik heb Thomas ter sprake gebracht. Dat was tricky. Dat is wel een ankerpuntje: Peter heeft mij gebeld op de dag dat Thomas was doodgeschoten.

Rechter: Dan gaat het over 25 procent. Als ze daar niet mee akkoord gaat, dan is ze aan de beurt. En dan maakt hij dat gebaar?

Astrid: Ja, dan weten wij wat hij bedoelt. Dat zij de volgende is die eraan gaat. Ik was echt bang voor Peter, dat hem iets zou overkomen. Ik ben als een stuiterbal heen en weer gegaan tussen die twee, om de boel te sussen. Peter is heel principieel, daar zit geen beweging in. Bij de Maxis is er een gesprek geweest dat hij helemaal doodziek was van Peter: “Die ken er ook nog wel bij.” Dan maak ik me zorgen. En dan begint hij over Royce (zoon van Peter de Vries) , die nergens wat mee te maken heeft.

Rechter: Die opname ken ik niet.

Astrid: Die heb ik ingeleverd. En dan wordt aan mij gevraagd: heb je een financieel motief? Dan denk ik: “Wat voor gekkenhuis ben ik in terechtgekomen? Als je zulke uitspraken doet over kinderen van je vrienden. “Die ken er ook nog wel bij”: het is genoeg, mevrouw.

Rechter: Hij zegt: “Sonja en de kinderen hebben mij tot op het bot vernederd.” En: “Mijn broer heb mijn geld weggegooid.” Weet u wat hij daarmee bedoelt?

Astrid: Ik praat niet over mijn broertje, mevrouw.

Rechter: Het gaat over Gerard.

Astrid: Verschoningsrecht. Mijn broertje is niet zo, dat is een hele goeie jongen, die heeft altijd klaargestaan (emotioneel, gebroken stem). Altijd naar Parijs gereden (toen Cor en Willem daar na de ontvoering in de gevangenis zaten)

Rechter: Hij zegt: “Sonja en hij zijn hetzelfde.” Begrijpt u wat hij bedoelt?

Astrid: Ik wel, maar geen enkel zinnig mens kan dat begrijpen. Ik kan het wel uitleggen, maar als ik in die gektes moet gaan zitten… Vraag dat maar aan iemand van het Pieter Baan Centrum. Ik kom er wel uit, maar het is niet te volgen. Als hij wat kwijt is, is het altijd iemand anders zijn schuld. Hij is vals geworden. De hond die gaat bijten.

Rechter: “Ze mag die 50 procent houden, ze zal zien wat ik doe.” Dan zal hij een klap in het donker uitdelen.

Astrid: Dat is: iemand liquideren die het niet aan ziet komen. Eerst aardig doen: als ik aardig doe, moet je oppassen.

Rechter: “Dan ga ik maar naar de politie, dan schiet ik de zoon van Sonja als eerste dood.” U zegt: dat meent hij.

Astrid: Ja.

Rechter: “Ze heeft al die tijd gevreten en gezopen van de poet. Wie denk je dat de baas is?” U zegt: jij. Was dit een retorische vraag?

Astrid (huilend): Om te laten merken dat hij Cor de baas is geweest. Letterlijk. Hij is de baas nu. Dit is een van de momenten die ik echt moeilijk vond, dat ik me niet goed kon beheersen.  

Rechter: Hij was boos.

Astrid: Ik was helemaal van slag door wat hij over Cor zei. Ik werd emotioneel, maar dat kon niet. Als hij ziet dat ik emotioneel word over Cor… Ik moest op de opnames ook huilen, het was zo heftig, dan moet ik snikken. Dat kan niet, daar is geen ruimte voor, dan huil ik om  Cor, dat kan niet, dat is het keurslijf. Je mag niet eens verdriet hebben (huilt).

Rechter: U vindt het niet makkelijk dat ik u dit voorhoud.

Astrid (huilt): Wat was de vraag?

Rechter: U heeft hem beantwoord. Heeft u nog water?

Astrid: Ja.

Rechter: Uw broer zegt: “Als Sonja niet doet wat hij zegt, zullen ze tossen, welke van de twee eerst.” Hij zegt zelf: het zijn dreigementen.

Astrid: Cor zei ook zat gekke dingen. Ik ook wel eens, maar het zit ‘m in de historie die je kent: er is een aanloop en  die trein gaat steeds harder. Als hij te stoppen is in zo’n voornemen, is het wat anders, maar dat heb ik nooit gezien. Als je eenmaal verkeerd in die kop zit, heb je een probleem. En dan kan het ook tien jaar duren.

Rechter: Hij zegt dat het hem niet om geld gaat, maar om het principe.

Astrid: Thomas heeft verklaard over Wim dat hij Cor had gedaan. En over de erfenis. Dat was toch vervelend, als mensen dat zeggen. Hij denkt dat hij daardoor veroordeeld is in Kolbak.

Rechter: In datzelfde gesprek komt u binnen met Sandra. Dan vraagt u of Wim een abonnement op u heeft.

Astrid: Dat is toch ook zo? Ik ben 52, loop ik achter de kont van mijn broer aan, hoe grappig is dat.

Rechter: Er is een gesprek waar uw broer boos is op Sonja en zegt: “Als ik haar tegenkom, sla ik haar het ziekenhuis in.” En: “Endstra heb me ook willen pikken, daarom dat ik dat heb gedaan.” De raadslieden zeggen: “Dat Endstra is niet te verstaan.” Toen heeft hij ook dat schietgebaar gemaakt?

Astrid: Ja.

Rechter: In oktober 2013 gaat het over het boek van Korterink. Dan vraagt u aan uw broer of hij het eerder had gelezen, over wie de motor had bestuurd. Hij zegt: dat heeft overal al in gestaan. Dan ontbreekt er iets van drie seconden, nadat hij zegt: “Zal ik jou een geheimpje vertellen? Dat was …” Dan wordt er een naam genoemd, u zegt: “Die wist ik niet.” Welk fragment is dit?

Astrid: Daarna zijn we naar buiten gegaan. Het gaat erover dat het niet Ros was die de motor had bestuurd.

Rechter: Er is veel niet te verstaan.

Astrid: De strekking was: Ros heeft niet op de motor gereden, maar dat is wel vaker besproken. Ik zeg: “Goh, ook lullig voor die jongen.”

Rechter: Op 3 november gaat het over een auto. U had tegen Sonja gezegd: “Let op Boks, dat je geen gekke dingen doet.” Sonja zei: “Wat denk je waarom Cor zo lang geleefd heeft? Ik heb hem altijd gewaarschuwd.” Dan zegt hij: “Wat een hoer hè?”

Astrid: Ik  moest tegen haar zeggen dat hij haar mee zou trekken.

Rechter: Is dat zo? Dat ze Cor altijd gewaarschuwd heeft?

Astrid: Ja, dat deden we allebei.

Rechter: U moet tegen Sonja zeggen: “Als ze praat over die Cor, heeft ze een probleem.” U zegt: “Dan blijf ik wel bij haar in de buurt.” Wat bedoelt u daarmee?

Astrid: Zorgen dat ze er niet over praat.

Rechter: Hij zegt: “Dan moet ik het oplossen.” U zegt: “Daar kun je niet mee leven.” Hij zegt: “Ik wel. Ik kan er niet mee leven als ik het niet doe. Sonja is een hoer, ze praat met de politie.”

Astrid: Dan bedoelt hij: doodschieten. Het heeft te maken met krenking, hij wil niet dat een ander het heeft. Hij is gekrenkt. Het is niet logisch allemaal, daar kan ik ook niets aan doen.

Rechter: Het gesprek gaat verder, u zegt: “Ik schrok van die gozer.” Hij zegt: “Hij schrok ook van mij.”

Astrid: Bij Sandra kwam er iemand van het talud af. Ik ben altijd alert als ik naast hem loop.

Rechter: Het gesprek gaat verder over de auto. Sonja zegt dat ze de auto heeft verkocht. Hij gelooft dat niet. U moet tegen Sonja zeggen dat hij die Marokkanen gaat laten zoeken.

Astrid: Hij ging op dat moment veel met Marokkanen om die volgens hem voor hem wilden werken.

Rechter: Werken, waar denkt u dan aan?

Astrid: Ik denk maar aan één ding. Dat het niet met mijn zus gebeurt.

Rechter: Doodschieten. Later in dat gesprek zegt hij: “Als Sonja gaat kloten met dat geld schiet ik haar dood, à la minute.” Dan moet u de capuchon op doen. Waarom?

Astrid: Dan kan hij fluisteren, zodat niemand het kan horen.

Rechter: Hij zegt dan: “Ik doe nu even rustig aan, maar ik beloof niks.” U zegt: “Het moet niet zo zijn dat ik met haar koffie zit te drinken.”

Astrid: Dat je net zoals Ter Haak ernaast zit.

Rechter: Hij zegt: “Daar hoef je je geen zorgen over maken.”

Astrid: Toen was ik nog zijn lieve zusje.

Rechter: “Degenen die het meest van hem gevreten hebben, flikken hem kunstjes.” Wie zijn dat?

Astrid: Mijn zus heeft van haar man gevreten.

Rechter: Gerard?

Astrid: Nee, die heeft dag en nacht gewerkt voor zijn geld, meer dan bij een baas. Hij stelt aan iedereen hoge eisen.

Rechter: Bedoelt hij Sonja daar ook mee?

Astrid: Maar dat is onzin. Cor heeft normaal voor Sonja gezorgd. Het is zoals hij het ervaart. Hij heeft nog net niet mijn examen gehaald en mijn bul gehaald.

Tammes: Ik hoorde u het citaat voorhouden: “Zal ik jou een geheimpje vertellen? Zo zit het.” Wie was het dan wel? Als het Ros niet was. Het lijkt of u hoort wie het dan wel is. Maar dat is niet zo?

Astrid: Nee. Hij heeft ooit tegen mij gezegd, cryptisch, dat justitie eerder iemand in beeld had.  Niet Ros. Ik weet het niet. U heeft het onderzoek gedaan.

Rechter: Een gesprek van 8 november 2013. Uw broer zegt tegen u dat Sonja geen deal met justitie had mogen sluiten. Hij denkt dat u en Sonja hem zwart hebben gemaakt. U legt uit dat de deal klaar was. Hij wordt daar heel boos over en zegt over Sonja: “Ze is een kankerhoer, een vieze NSB’er, precies haar opa.”

Astrid: Als je een deal sluit met justitie, denkt hij dat je over hem praat en dat hij daarvoor vervolgd wordt. Je krijgt geen deal als je niet praat.

Rechter: Niet zozeer over het losgeld?

Astrid: Dat is niet zijn voornaamste zorg. Dat was ook niet zo, daar heeft hij niks van gemerkt. Ik weet wat Sonja moest verklaren om die deal te krijgen. Daar heeft ze hem buiten gelaten, met mijn hulp. Dat heb ik zo met haar opgesteld dat hij daar niet in voorkomt. Ik kon hem ook de verklaring laten zien.

Rechter: Was hij boos omdat Sonja misschien zou gaan praten over de dingen waar hij nu voor zit?

Astrid: Het losgeld: dat was allemaal goed afgewikkeld, tussen aanhalingstekens.

Rechter: 9 december 2013, bij de Coffee Company, een gesprek tussen Sonja en uw broer. Dit gesprek is in het programma Pauw uitgezonden en later in andere programma’s. Het gaat over een kogelvrij vest. In het eerste deel is vooral Sonja te horen. Daar was u wel bij?

Astrid: Wij zaten in de Coffee Company, toen kwam Sonja binnen.

Rechter: U praat met Sonja of er dreiging zou zijn van Boellaard en Meijer. Dan zegt ze dat ze zelf wel met ze gaat praten, dan zegt hij: “Je moet niet zo bijdehand doen.” De avond ervoor is Luana in Amstelveen afgeschoten. Hij gaat tekeer tegen Sonja, ze lopen naar buiten, daar gaat het gesprek verder.

Astrid: Ik was er ook bij.

Rechter: Ze gaan weer naar binnen, dan moet u mee naar buiten lopen. Aan het eind bent u met z’n tweeën weggegaan. Hij zegt tegen u dat hij tegen Sonja heeft aangedikt van dat kogelvrije vest. Hij dacht even dat het Sonja was die gisteravond was doodgeschoten. Hij zegt dan dat er in de onderwereld alleen goeie dingen over u worden gezegd. Wat bedoelt hij?

Astrid: (lacht). Ik stel me voor dat ik een goeie advocaat ben, ik heb geen ontevreden cliënten. Als hij dat zegt, denk ik: oké. Ik weet niet wie hij spreekt.

Rechter: U zegt tegen hem dat Sonja bang is, dat het gevaar van hem komt, niet van Meijer en Boellaard. Dan zegt hij: “Ze moet gewoon normaal doen.” Is dit iets waarvan u zegt: ik zeg iets, kijken hoe ver kan ik gaan?

Astrid: (lacht). Dat is niet zo moeilijk hoor. We hebben wel vaker gesprekken over Meijer en Boellaard, daar zit het gevaar niet in. Hij kan ze wel opstoken, maar het gevaar komt van hem. We wisten dat het gevaar niet daar vandaan kwam, dat hadden we al afgekaart met hen. Feit is dat mijn zus bang is voor hem, als ze de grond in wordt geschreeuwd, dat zie je wel. Het is wat anders dan als ik aan het vissen ben naar die petten. Zoals ik me de gesprekken herinner, zijn dat niet de relevante gesprekken.

Rechter: Dan gaat u samen naar binnen, dan gaat het erover of uw broer aardig is of niet. Sonja zegt dan dat ze wil hij haar gelooft. Dan zegt u: hij gelooft alleen in zichzelf. Dan zegt uw broer: “Boks, weet je waarom ik hier nog sta? Ik geloof in mezelf, ze liggen allemaal op de grond, maar ik geloof in mezelf.”

Astrid: Dat is toch zo? Hij staat nog steeds.

Rechter: Je kunt ook denken: ik heb altijd goed mijn positie weten te bewaren. U ziet het als: “Hij heeft ervoor gezorgd dat de anderen eerder lagen.”

Astrid: Hij is degene die is overgebleven. Daar is hij heel slim, sterk en daadkrachtig in. Hij staat nog steeds. Er waren er veel die het op hem gemunt hadden. Mieremet, Endstra, hij is er nog steeds. Omdat hij eerder was.

Rechter: Het gesprek van 26 december met Sonja, daar was u niet bij. Dat gaat over dat Sonja in Amerika is geweest, naar de filmset. Ik wil u er toch iets over vragen: uw broer zegt dat hij alleen maar ellende van haar heeft. Met Van der Bijl, met de familie van Cor. Als Thomas zijn mond had gehouden, was hij niet veroordeeld, zegt hij tegen Sonja.

Astrid: Hij vindt dat hij in Kolbak veroordeeld is op Thomas van der Bijl.

Rechter: Hij zegt: als Sonja dat geld had gegeven, was er niets aan de hand geweest.

Astrid: Daar heb ik wel een gedachte over. Dat begint bij tijd en plaats en de opmerking van Martin Erkamps, dat Cor voor hem aan het bemiddelen was en dat hij samen met Martin Erkamps de erfenis wel zou regelen. Dat zie je in de aantekeningen van Peter (de Vries): een maand na het overlijden van Cor zegt Remmetje (Martin Erkamps) tegen Peter… Het gaat over een film, Boellaard zou meedelen, en hoe heet die ander, Meijer; en Wim, daar had-ie schijt aan, die moest eerst maar eens afkomen met het deel waar hij recht op had. Zij zouden samen de erfenis van Cor regelen. Dat heeft Rem ook tegen mij gezegd. Als ik dan een bandje afspeel waarin hij het heeft over het boek, over Remmetje, dan zegt hij tegen mij: ‘Hij heeft het zelf gedaan! Ik snap het wel!’ Dat is geen bewijs, maar ik tel het bij elkaar op. Als ik dan nog eens naar mijn zusje ga en dit wil vertellen, is het enige wat ze zegt: “Het is Ter Haak.” Dan zeg ik: “Hoe kun je dat nou weten? Dat heb ik nooit iemand verteld.”

Rechter: Hoe weet ze dat dan?

Astrid: Hij maakt zich zo druk om de familie van Cor, omdat ze meer weten. Ik kijk naar de feiten. Cor is op een tijd en plaats, waar niemand anders van weet. Dat heeft hij geregeld met Ter Haak. Ter Haak is dood. Hij zegt: “Het is Ter Haak.” Met degene waar de afspraak om draaide gaat hij de erfenis regelen. Mensen gaan steeds meer zeggen. Hij heeft niet één keer gezegd: “Mijn schoonzusje komt op voor de dood van mijn broer.” Daar hoor je niemand over. Het is hún erfenisverhaal. Hun voelen zich tekort gedaan. Het is hún probleem. Ik snap wel dat het vervelend is, als er iets beloofd is. Net zoals bij de tweede aanslag, toen is ook een deel van de Achterdam beloofd. Als je achter de erfenis aanzit en je krijgt niks, daarom is hij zo gefrustreerd. Sonja had moeten afdelen met die mensen, omdat het hém wordt nagedragen. Dat is een altijd lopend risico voor hem. Ik snap hem wel. Hij is bang dat ze verklaren over de moord op Cor. Dan denk ik: “Ik weet wel waarom jij zo gefrustreerd bent over die familie  en waarom Sonja wel móest delen, omdat jíj ze dingen hebt beloofd, terwijl ze nergens recht op hebben.”

Rechter: En daarin is Martin Erkamps de schakel.

Astrid: Ja, die is voor mij de schakel. Hij kan het naar Leen Bosnie douwen, of naar wie dan ook, maar voor mij is er een heel andere schakel. Ik weet dat ik er geen vrienden mee maak en dat ik nog meer veiligheidsrisico loop, maar dát is zijn zorg. Daar ben ik van overtuigd, hè? Zijn manier van doen kennende, zijn manier van praten kennende, over dat boek, “hij heb het zelf gedaan.” Dan weet ik wel hoe laat het is. Die had ik nooit aan zien komen. Dat je dubbel verraden wordt.

Rechter: Wie?

Astrid: Die vriend en misschien wel… Laat ik dat maar niet uitspreken. Dat gaat wel ver. Dat is zijn zorg om die familie, die gaat praten.

Rechter: Oké. Dan gaat het verder over Thomas. Dan zegt Sonja: “Cor had al twee jaar ruzie met hem.” En: “Iedereen komt bij mij voor geld, maar ik heb helemaal geen geld.”

Astrid: Voor de goede orde. Ik sta daar anders in, het is niet mijn erfenis, niet mijn geld, ik heb er niks van. Het geld is van Heineken. Als Sonja van de griffier hier aan de overkant een erfenis krijgt, moet de hele familie meedelen? Waarom? Is dat normaal? Er is ook nog eens een testament. Dat is een vodje, zeggen ze. Dat is rechteloosheid! Daarom hebben we een wet. Het is heel simpel: als hij wil weggeven wat van Sonja is, daar hoeft Sonja niet aan mee te doen. Omdat uw fiets morgen wordt gestolen door mij en u doet aangifte, zeg ik: “U heeft een financieel motief.” Wat is dat voor onzin?

Rechter: Zo ziet u het. U denkt dat het zo in elkaar is.

Astrid: Wat van Sonja is, is van Sonja, ga dat niet bij mij over de schutting gooien, daar word ik flauw van.

Rechter: Nog een vraag. Sonja zegt: “Ik had het geld niet, Cor had het al verkocht aan Grifhorst.” Dan zegt hij: “Ik ga het navragen, wie er liegt. Je weet wat ik ga doen.” Is uw broer nog bij Grifhorst geweest? Ik zie u nee schudden.

Astrid: Hij heeft hem een keer in de PC (Hooftstraat) gezien, snel na de dood van Cor. Robbie is dood, je kan alles zeggen. Hij heeft de pech dat iemand een keer is opgestaan. Jopie van der Bijl is een keer opgekomen voor iemand die dood is. Dat zouden meer mensen moeten doen. Iedereen is bang (dit gaat over een verklaring die door de officier is voorgelezen).

Rechter: Er is een opname uit de p.i., een fluistergesprek. Ik moet er eerlijk bij zeggen: het is uitgewerkt, er zijn heel veel op- en aanmerkingen, het is niet helder wat er te horen is. Er is veel gefluister, ook van u. Het gaat over de lokker, de tipgever, helemaal aan het einde, of het gelukt is. “Het is niet Bassie.” Wat zei hij dan?

Astrid: Ter Haak. Er is een opname waarop ik dat zeg, tegen Sonja. Die transcriptie heb ik later nog gebracht. Op één stond: Ter Haak. Ik weet dat het ter Haak is. Alleen: het is een fluistergesprek, de andere kant gaat lawaai maken, het is moeilijk te verstaan.

Rechter: Ik heb geen vragen meer.

Astrid: Daar ben ik blij om, ik ben best wel moe.

Rechter Wieland: Ik heb nog één vraag. Over de geluidsopnames. U zegt: “Ik heb daarbij geen hulp gehad. Van Peter de Vries kreeg ik een kast, daar kon ik niet mee lopen, ik heb zelf iets gekocht. Hij fouilleerde mij soms.” Wist u van tevoren wanneer dat ging gebeuren?

Astrid: Nee, nooit.

Rechter: Hoe kon u daarop vooruitlopen, dan?

Astrid: Om te zorgen dat ik het bij mijn geslachtsdelen zat, meneer, het is niet gebruikelijk dat je daar gaat lopen graaien.

Rechter: Nou ja, u zegt: “Ik kon het niet altijd bij me hebben.”

Astrid: Er zijn zeker momenten geweest dat ik het niet op kon brengen, of: ik heb nu iets aan waardoor het zichtbaar is, waardoor het niet kon.

Rechter Margo Somsen: U heeft in uw verklaringen steeds aangegeven hoe belangrijk alles is wat in de media verschijnt over uw broer en dat u dat heeft bijgehouden. In deze zaak heeft u een boek uitgebracht toen u zelf nog niet als getuige was gehoord. Dat was voor iedereen een verrassing. Heeft u dat moment gepland?

Astrid: Nee, op het moment dat het af was. Ik vind ook niet dat ik het daarin heb over mijn verklaringen, ik heb het over mijn familie, hoe alles gekomen is, hoe alles werkt bij ons, maar niet over Endstra of Cees Houtman, de verklaringen reserveer ik voor de zitting. Die staan niet in mijn boek, dan was het heel anders geweest.

Rechter: U zegt: het boek was af…

Astrid: Ik wilde het zo snel mogelijk af hebben en publiceren, ik hield rekening met de mogelijkheid dat ik er zelf geen getuige meer van zou kunnen zijn.

Rechter: Heeft u een idee: wat wilde hij uiteindelijk? U zegt: het hield niet op, er was een toename van dreiging. Maar waar werkte hij naar toe?

Astrid: Naar machtsherstel. Sowieso. Hij was best al goed op weg. Als dat betekent dat er poppetjes van het bord af moeten… Ik was daar ook heel bang voor. Dat hij weer op het oude niveau terechtkwam.

Rechter: Geld vergaren, positie vergaren, dat was uw angst. Maar zo’n machtspositie, waar ging het nou allemaal om?

Astrid: Goeie vraag. De enige die dat kan beantwoorden is mijn broer. Als je vrijkomt en riant van je misdaad kunt leven, waarom ga je dan nog verder en als je al 40  miljoen hebt, wil je 100 miljoen. Als je honger hebt naar macht, dat is niet te stillen met één koekje, ook niet met twee, je blijft honger hebben en als die honger niet stopt, ben je holle bolle gijs.

(Astrid vertrekt)

Rechter Wieland: Ik ga even door met een andere kwestie. Op 16 februari is Sonja gehoord. De raadslieden stelden dat getuige niet de waarheid sprak over haar overeenkomst met het OM. De getuige zei dat ze over het losgeld vrij kon verklaren zonder strafrechtelijke consequenties. Er was een soort kortsluiting. U heeft de rechtbank gevraagd om het OM daar verslag over te laten doen. De rechtbank zag zich voor de vraag gesteld of inzage in de overeenkomst tussen de getuige en het OM in december 2016 relevant was voor de zaak Goudsnip. Op 9 maart heeft het OM een proces-verbaal van bevindingen naar de rechtbank gestuurd. De officier zegt dat in 2011 Sonja Holleeder in Goudsnip een transactie heeft getroffen met een schikkingscomponent van 1,1 miljoen. Ze wordt dan niet vervolgd voor strafbare feiten die in het Goudsniponderzoek naar voren komen. In 2016 kwamen onbekende nieuwe strafbare feiten aan het licht die niet onder de transactie vielen. Dit is afgedaan met een strafbeschikking. Er zijn in 2011 en in 2016 geen afspraken gemaakt over de inhoud van haar verklaringen. Meneer Janssen heeft per mail gereageerd, dat op basis van eerdere ervaring er laaggespannen verwachtingen waren over de inhoud van de mededelingen van het OM, maar dat de volledige afwezigheid van enige informatie u toch weer heeft weten te frapperen.

Janssen: We waren enigszins verbaasd – maar niet echt – door wat er allemaal niet in het proces-verbaal stond. Het gaat ons alleen om een beeld te krijgen van motieven en belangen om verklaringen af te leggen. De vraag: is het mogelijk dat deze dames leugenachtige verklaringen afleggen om meneer Holleeder een levenslange straf aan de broek te smeren? Kán het dat ze dit vertellen terwijl het niet waar is.

Volgens ons is er heel wat aan de hand als je dit je broer wil aandoen. De erfenis van Cor blijft een rode draad in allerlei stukken. Getuigen die bij de rechter-commissaris zijn gehoord vertellen bij 1Vandaag weer een ander verhaal. Bovendien leggen de getuigen het motief voor de moord op Cor bij het willen inpikken van de erfenis, terwijl hij nooit iets gekregen heeft. Als het OM en de politie onderzoek doen, blijkt dat er verklaringen zijn afgelegd die onjuist zijn en die gecoördineerd tot stand zijn gekomen.

Die leugenachtige verklaringen hebben eerst geleid tot de transactie in 2011 met Sonja. Begin 2017 komt er een  strafbeschikking, met weer een nieuwe versie. Rob Grifhorst is dan overleden. Zoals Astrid zegt: “Dan kun je er gemakkelijk dingen over zeggen.” Dan zou Grifhorst de Achterdam hebben overgekocht van Sonja.

Wat hierover wordt verklaard door Sonja, ondersteund door Astrid, is naar onze stellige overtuiging niet naar waarheid. De vraag is: waarom zouden ze na al die jaren daar nog niet naar waarheid over verklaren? Wat zit daar dan achter? Is het mogelijk dat ze op andere punten, over Holleeder, ook niet naar waarheid verklaren?

Uit het proces-verbaal blijkt niet welke strafbare feiten er aan het licht zijn gekomen. Witwassen, of meineed? Waarom is er gekozen voor een strafbeschikking? Het proces-verbaal zegt niets over de omvang van de beschikking. Ook de eerste transactie is nog in nevelen gehuld, we weten er niets van. Dat is verbazingwekkend, in een proces als dit, met zulke belangen.

De getuige die door het Openbaar Ministerie wordt ingebracht  (Sonja Holleeder) heeft in alle verklaringen op dit onderdeel gelogen. Niemand mag weten wat de transactie is en hoe die tot stand is gekomen en wat er besproken is. Ik vraag me ook af of het OM het eigen beleid dat geldt voor deze transacties heeft toegepast of daar in deze zaak van heeft afgeweken en zo ja: waarom? We hebben dus een aantal vragen aan het OM waar we graag een helder antwoord op willen. Op zijn minst zou er op basaal niveau duidelijk moeten zijn: wat is er met deze getuige besproken, welke onderdelen en welke motieven zijn er en welke belangen.

Over 2011: heeft het OM hier het eigen beleid toegepast? Wat heeft de getuigen gedreven op deze belangrijke onderdelen? Ik zou het opvallend vinden als het OM haar eigen beleid niet heeft toegepast. Waarom wijk je af van je eigen aanwijzing? Is het aangemerkt als een hoge transactie: hoger dan een half miljoen?

In artikel 4 staat dat er dan een persbericht moet worden uitgebracht? Wanneer is dat persbericht uitgegaan en kan dat per omgaande bij het proces worden gevoegd? En zo niet, waarom is er van afgeweken?

Volgens artikel 5 moet er overleg zijn geweest met de hoofdofficier en de advocaat-generaal, voorleggen aan de minister. Zijn die stappen doorlopen, of is daarvan afgeweken en zo ja, waarom?

Welk belang wordt er gediend door inhoud van deze transactie niet toe te voegen?

Van 2017 weten we alleen dat er een strafbeschikking is voor strafbare feiten.

Welke specifieke? Op zijn minst: welke  artikelen. Witwassen, meineed? Waarom is er de hoge uitzondering dat het niet tot een strafzitting kan komen? Heeft het te maken met andere onderdelen van de Staat en is bekend of er afspraken zijn gemaakt met de belastingdienst en zo ja: welke?

Dat is relevant, omdat bekend is dat er met de belastingdienst gesproken is in deze procedure. Dit kan informatie bieden over de vraag: wat is de reden dat deze getuigen over het Goudsnipdossier nog steeds niet naar waarheid verklaren. Het is geen alledaagse kwestie en geen alledaagse getuige. Wat is er gebeurd in Goudsnip, wat is er gebeurd met de erfenis van Cor van Hout. Heeft Sonja het inderdaad aan Grifhorst verkocht voor anderhalf miljoen, of is het toch anders en is het gegaan zoals de Fiod zegt?

Tammes: Ik wil niet direct reageren. Ik heb wel moeite met de ferme vaststelling dat getuigen nog steeds niet waarheid verklaren. Misschien haalt de raadsman dit uit het interview met Ad van Hout (bij 1Vandaag) die allerlei vermoedens uit over de over omvang van de erfenis?  Ik heb geen indicatie dat getuige niet de waarheid spreekt.

Janssen: Naar ons oordeel verklaren getuigen niet waar waarheid, reken maar dat op dit punt onderbouwing komt.

Tammes: Het zou fijn zijn als u die onderbouwing vast geeft. Nu tasten we volledig in het duister. U vraagt van ons van alles waar u totaal geen recht op heeft.

Janssen: Zoals?

Tammes: In het proces-verbaal staat dat mevrouw frank en vrij gaat verklaren. Dat er nul afspraken zijn gemaakt. Daar moet u het mee doen. Als u mij geen onderbouwing geeft dat ze thans aan het liegen is, dan ga ik niet verder dan wat nu op papier staat.

Janssen: Dat heeft u dan snel bedacht.

Tammes: Ik heb alleen Ad van Hout genoemd.

Janssen: Ad van Hout is niet mijn bron.

Tammes: Die heeft allerlei onderbuikgevoelens de ether in geslingerd, maar als u met een puntsgewijze onderbouwing komt waar uw vermoedens op rusten, wil ik er wel eens over nadenken.

Janssen: We zullen de onderbouwing geven. We gaan nog in gesprek met Astrid Holleeder vrijdag. Ad van Hout is niet de onderbouwing, de overtuiging dat er niet naar waarheid is verteld, komt voort uit het Goudsnip-onderzoek. Waarin de Fiod na zes jaar onderzoek hetzelfde standpunt inneemt als ik.

Tammes: Dan wachten wij daarop.

Janssen: Het verzoek is om nu antwoord te geven

Tammes: Ik vind het lastig om een opdracht te krijgen op basis van een veronderstelling die totaal niet onderbouwd is.

Janssen: Het gaat er niet alleen over dat getuigen niet naar waarheid hebben verklaard, we willen gewoon het hele verhaal op tafel. Ook zonder die indicatie: die informatie moet er liggen, de rechtbank moet volledig worden geïnformeerd, over alle motieven en belangen die een rol kunnen hebben gespeeld.

Rechter Wieland: Waarom wilt u dat antwoord vrijdag al?

Janssen: Ik wilde het vorige week al. Een jaar geleden al.

Rechter: Als Astrid vrijdag wordt gehoord, komen de antwoorden misschien wel.

Officier van justitie Lars Stempher: De verdediging had het over leugenachtige verklaringen om verdachte levenslang aan de broek te smeren. Dan zit het in de leugenachtigheid van eerdere verklaringen. Daar moet dan wel een onderbouwing voor komen.

Janssen: Het is onbetwist dat deze getuigen een veelheid aan verklaringen hebben afgelegd over de erfenis die niet juist waren. Alles wat in Goudsnip is verklaard is achteraf een gefabriceerd verhaal. Dat zeggen ze zelf. Daar zijn we het over eens. Dus wat ze nu over Holleeder verklaren, klopt dat wel? Het gaat om de vraag: wie wil je geloven? Deze getuigen hebben aangetoond dat ze heel goed in staat zijn een onjuist verhaal overtuigend te brengen en we willen alle mogelijke informatie op tafel hebben om te kunnen bepalen of dat nu ook het geval is. Of niet. That’s it.

Rechter Wieland: U heeft gezegd.

Deel 1 van het verhoor staat hier

 

Holleeder: zitting 13 september

$
0
0

De zitting van donderdag 13 september 2018. Rechter Frank Wieland begon met een variatie op de verplichte standaardzin: “U bent niet verplicht te antwoorden op vragen die waarschijnlijk niet gesteld worden.” Des te verrassender was het dat Holleeder aan het eind van de zittingsdag met een uitvoerige verklaring kwam waarin hij er zijn zorgen over uitsprak dat de rechters zich zouden laten beïnvloeden door wat het Openbaar Ministerie naar voren had gebracht. 

Het ging deze dag om de reactie van het Openbaar Ministerie – in casu de officieren van justitie Sabine Tammes en Lars Stempher  – op het opheffingsverzoek in de zaak Enclave (de liquidatie van Willem Endstra in mei 2004). Hierin kwamen enkele details naar voren die nog niet eerder de revue waren gepasseerd. Een ander punt: in het proces Passage – waar Dino Soerel tot levenslang is veroordeeld – oordeelde het Hof dat Holleeder medeschuldig is aan de dood van Cees Houtman en Thomas van der Bijl. Holleeder stond in dat proces niet terecht en kon er dus ook niet op reageren. Dat wil hij we. Plus op andere nieuwe dingen die nu werden voorgehouden.

Tammes vat de kern van het opheffingsverzoek samen: Endstra was zelf niet kosher, had veel vijanden gemaakt en personen die bij hem hadden geïnvesteerd financieel tekort gedaan. Te beginnen bij Ronald van Essen, maar de rest is ook bekend: gebroeders Driessen, Ron Nyqvist, Dino Soerel, Sam Klepper, John Mieremet, Stanley Hillis. Met andere woorden: veel mensen met een motief. Maar volgens het OM is er geen enkel aanknopingspunt dat een van hen de opdracht heeft gegeven. Volgens het OM is het kantelpunt het interview met Mieremet in De Telegraaf, waarbij Endstra ‘de bank van de onderwereld’ wordt genoemd.

Holleeder had vanaf halverwege de jaren 90 een warme band met Endstra. “Rond 2000 was er sprake van verkilling, na de publicatie in De Telegraaf kwam er de klad in.”

Tammes vraagt zich af of Holleeder wel, zoals hij zelf beweert, geld had geïnvesteerd bij Endstra. Volgens haar had hij bij de verdeling in 1996 – met Cor en Grifhorst – geen geld gekregen, maar de gokhallen op de Wallen. “Hij had niets om te investeren. Dat is de verklaring voor zijn onvermogen om ook maar één project te noemen waarin hij heeft geïnvesteerd.”

In december 2002 was er van de vriendschap tussen Holleeder en Endstra niks meer over, getuige ook een veelbesproken incident op het kantoor van Bram Moszkowicz, waarbij Endstra ernstig zou zijn bedreigd.

Vervolgens gaat het over het afpersen van Jan-Dirk Paarlberg (17 miljoen) en de aanslag in het clubhuis van de Hells Angels, waarvoor Endstra zowel Willem van Boxtel als Willem P. uit IJmuiden (‘Grote Willem’) zou hebben benaderd. Ook de gebroeders Van Lent – buren van John Mieremet in het Belgische Neerpelt – komen langs. Zij zouden een miljoen aangeboden hebben gekregen namens Endstra om Holleeder te liquideren. Ze wilden proberen het geld te incasseren, maar een echte poging doen vonden ze niet nodig: hij zou toch wel doodgaan. Voor de eveneens door Endstra in het vooruitzicht gestelde Aston Martin hadden ze geen interesse.

Over auto’s gesproken: Stempher noemde op een gegeven moment een Alfa Romeo, die een rol speelde. Opvallend en herkenbaar: bij deze Alfa zat de kentekenplaat niet in het midden op de bumper. Ergens anders in het dossier was ook sprake van een Alfa Romeo. Oók met de kentekenplaat niet in het midden. Dat was toch wel erg verdacht…  Advocaat Sander Janssen legde daar even de vinger op: alle Alfa Romeo’s hebben die kentekenplaat zo. Waarop Stempher bleef sputteren: het was wél een Alfa, geen Golf!

Een belangrijk deel van de repliek betrof de afpersing en liquidatie van Willem Endstra. In het boek De penozejaren van Kleine Willem staat een passage over het bezoek van Kleine en grote Willem aan het vliegveld Niederrhein in Weeze, dat toen van Endstra was. Dat bezoek kwam nog even ter sprake. Daar was neef Arnold Endstra bij aanwezig. Endstra had even een rondje gelopen met Kleine en Grote Willem. Later in de auto had hij tegen neef Arnold gezegd waar dat gesprek over ging: over Holleeder en hij had daarbij naar zijn neus gewezen en een gebaar van een vuurwapen gemaakt. Volgens het OM dus “over uit de weg ruimen van verdachte.”

In het boek staat dit erover:

“Het blijkt gebakken lucht uit de koker van de gebroeders Edgar en Pieter van Lent, die in Neerpelt contact hadden gehad met John Mieremet en Marco Eijk. Ze hadden zich aangemeld als kroongetuigen, maar ze werden al snel afgeserveerd toen bleek dat ze het hele verhaal over de aanslag uit hun duim hadden gezogen. Het loopt met een sisser af: na vier dagen wordt Kleine Willem vrijgelaten. “Ik moet er een vergoeding voor hebben gehad, of een excuus, dat weet ik niet meer. In elk geval had ik dagen voor niks gezeten.”

Er worden getuigen aangehaald die zeggen dat Endstra bezig was met plannen om Holleeder uit de weg te ruimen. Getuige Bram Zeegers: “Willem (Endstra) zei meer dan eens dat er aan gewerkt werd. Die jongens op die motoren waren voor hem bezig. Ook Sjors Kool (neef van Sam Klepper) verklaart dat Endstra bezig was verdachte te vermoorden.”

De geruchten bereiken Holleeder ook. Vriendin Sandra den Hartog verklaart: “Godverdomme, ik kom er net achter dat Endstra mij wil laten vermoorden, wie denkt hij wel dat hij is?” Ze herinnert zich: “Hij komt op een keer bij mij binnen, dat was een van de ergste keren, nou ja, ik nog wel erger meegemaakt. Ik heb camera’s, ik kan alles op straat zien. Je je kan zijn humeur al zien als hij de hoek om komt. Dan zie  je zijn auto de hoek om komen, dan zie je hoe er geparkeerd wordt, dan weet je ’t al. Hij moest aanbellen, hij had toen nog geen sleutel. Later wel. De stoom komt uit zijn oren, uit zijn neus. Als hij praat, dan spuugt hij erbij, dan heeft hij het net een uur daarvoor gehoord. Hij was zó kwaad. Hij is  meteen daarna doorgegaan, hij was echt vreselijk kwaad. Hij had gehoord dat Endstra hem wilde laten vermoorden, door middel van dat iemand een bom ging leggen in het clubhuis waar hij iedere dinsdagavond kwam. Op een gegeven moment was  overal bekend dat Endstra met de politie sprak, dan teken je je eigen doodvonnis. Willem was helemaal uit zijn dak. Op dat moment maakt het niet uit hoeveel je al betaald hebt of wat je hebt, als je met de politie praat, teken je je eigen doodvonnis, want dan kan hij weleens gearresteerd worden. Vanaf het moment dat hij het wist kon je Willen Endstra wel gedag kussen: ‘Die kankerhond praat met de politie.’”

Vervolgens wordern er tal van verklaringen aangehaald van getuigen die zeggen dat Holleeder achter verschillende liquidaties zit, met name achter die van Endstra.

Stempher: We worden wederom geconfronteerd met algehele ontkenning van verdachte. Van de groep personen die op 17 mei betrokken zou zijn geweest bij de moord op Willem Endstra kent hij er geen. Dat zegt het OM niks over zijn betrokkenheid. Een uitlokker heeft er alle belang bij om op afstand te blijven. Uitvoerders weten vaak niet wie de opdrachtgever is. Dat is de realiteit binnen het criminele milieu. Het beeld is dat er een criminele groepering is met een toplaag, een tussenlaag en uitvoerders. De toplaag is een driemanschap. Er zijn vele getuigen over gehoord, die dit driemanschap benoemen: Willen Holleeder, Dino Soerel en Stanley Hillis. Er is sprake van criminele contacten en een samenzweringsverband. 

Getuige Hidr Korkmaz (inmiddels overleden bij een tragisch ongeluk) noemt hen compagnons. Soerel is de man, Stanley Hillis is een vuile vieze flikker.

Getuige Pasja: Dino Soerel en Willen Holleeder staan op gelijke hoogte. Ze zijn zakenpartners en bloedgabbers, zij besloten samen. Zij bepaalden wie er gestraft moesten worden. Ze hadden vijftig mensen om hen heen die paraat stonden om dit soort dingen te plegen.

Als Willem Endstra het over de groep Holleeder had, bedoelde hij deze drie. “Als je Willem Holleeder zou vermoorden, dat schoot niet op, dan had je nog te maken met Dino Soerel en Stanley Hillis.”

Leen Bosnie: “Dino en Willem zijn vier handen op één buik. Als je van Willem een vijand bent, bven je dat automatisch ook van Dino. Dino is leidend.”

Getuige Q5: “Willem Holleeder en Dino Soerel hebben samen besloten bepaalde mensen te liquideren, Dino is de leider. Dino is de machtigste, hij is in het centrum van de aandacht.”

Mink Kok, over de vraag of er mensen zijn die deze drie zouden kunnen doodschieten. Dat kon volgens hem niet. Volgens hem zitten ze op een eiland, ze moeten oppassen.

Getuige Peter La Serpe: “Holleeder en Soerel zijn allebei grote ego’s, die hebben geen baas boven zich. Holleeder en Stanley Hillis: dat is geen match made in heaven, maar ze konden elkaar goed gebruiken.

Stempher haalt een anekdote aan uit het boek Kouwe Ouwe, over het leven van Stanley Hillis. Dat het was opgevallen dat hij veel contact had met Holleeder en dat iemand aan hem vraagt: “Wat loop je toch in de rondte met Holleeder?” Dat wordt bevestigd door Kok: “Stanley Hillis is de kwade genius, Holleeder de windenmeewaaier.”

Ali Akgün is in december 2014 in Istanboel vermoord. “Ali was een zeer vertrouwd contact van Dino Soerel. Hij had het geld voor het uitvoeren van liquidaties van Dino gekregen. Alles van Dino liep via Ali. Ze werden samen gezien in de Baja Beach Club in Rotterdam.”

Kroongetuige Fred Ros verklaart dat hij eind 2002 samen met Jesse Remmers in contact is gekomen met Ali.

Als uitvoerders van de liquidatie van Endstra wordt ‘de groep Alkmaar’ genoemd, met als schutter de Rus Namik Abbasov. Als tussenpersonen tussen de top en de uitvoerders zouden de ‘negroïde personen’ (van Caribische komaf) Jerry B. en Patrick R. hebben gefungeerd. Ali Akgün was geboren en getogen in Alkmaar. Hij staat daar bekend als ‘Kierve’. Als uitvoerders die betrokken zouden zijn bij de liquidatie worden de neven Ali N. en Ozgür C. genoemd. De drie woonden het grootste deel van hun leven in dezelfde straat (de Hoofdstraat) in Alkmaar.

Er is een interessant gesprek in de gevangenis opgenomen. Een van de ‘pareltjes’ in het dossier waarbij je de indruk hebt dat iemand er geen rekening mee houdt dat het gesprek wordt afgeluisterd en iets onhandigs zegt. In dit geval de vriendin van Ali Akgün, die over Ali N. en Ozgür C. zegt: “Die twee mongolen uit Alkmaar” die dezelfde advocaat hebben als Ali.

Dat is Nico Meijering. Ali betaalt de advocaat, die de neven er Pro Deo bij doet. De vriendin: “Die gasten zijn gewoon schuldig hoor.”

In een ander afgeluisterd gesprek vertelt de zus van Ozgür dat ‘Kierve en de zijnen’ (de familie Akgün) tegenover hen zijn komen wonen. Haar moeder had gezegd dat Kierve ‘wel goed’ is maar ze hem toch zoveel mogelijk moeten proberen te mijden. Ozgür had gezegd; “Vanzelfsprekend, als ze ons met elkaar in verband brengen, zitten we in de shit.” Moeder fluistert dan: “Je moet Kierve mijden. Moge God ons beschermen. Als ze jullie met elkaar in verband brengen, zitten jullie helemaal in de shit.” Er wordt gepraat over de kosten van de advocaat, wie hem betaalt. Moeder zegt: “Waarom vraagt Ozgür steeds naar de kosten van de advocaat? Hou toch je mond, praat daar niet over.”

In 2007 is er een gesprek tussen Ozgür met een zwager, waarin de zwager zsgt: “Ze kunnen de link met de Neus toch niet leggen.” Ozgür zegt dan: “Zijn naam komt voor in het tweede dossier.” Waarop de zwager zegt: “Dat is dit niet, dat zijn de afpersingen.”

De partner van Ozgür zou zijn bedreigd door haar ex, Uzlu, die was gebeld door Baris Akgün, broer van Ali: ze moest uit de buurt blijven van Ozgun, anders zou ze in problemen komen. Als Uzlu hierover wordt gehoord, verklaart hij dat Ozgür iets voor Baris had gedaan “dat met het Holleedergebeuren te maken heeft.” Maar hij wil niet vertellen wat: “Als ik het u vertel, dan hang ik morgen.”

Schutter Nabil Abassov (inmiddels overleden aan een hersenbloeding) heeft een manuscript geschreven, een soort sleutelroman, waarin hij het heeft over deze organisatie, waarbij hij de namen noemt van Donald Groen, Ali N. en Ozgür O. Hij schrijft dat deze mannen geen grenzen kennen: “Als ze iemand dood willen hebben, waar dan ook in de wereld, kunnen ze dat. Ze hebben zoveel geld dat grenzen niet meer bestaan.” Abassov weet dat de organisatie een moord heeft laten uitvoeren in Thailand. “Weten jullie dat Ali N. daar ook is geweest?”
Ten tijde van de moord op John Mieremet in Thailand, in 2005, was Ali N. ook in Thailand.

Als het Openbaar Ministerie klaar is met de repliek en advocaat Sander Janssen kort heeft gereageerd, geeft Holleeder aan dat hij iets wil zeggen.

Hoilleeder: Ja, meneer de voorzitter, het OM heeft veel punten naar voren gebracht waar de rechtbank mij nog niet over gehoord heeft. Er is veel gezegd waar u mij geen vragen over gesteld heeft. Hetzelfde geldt voor het onderzoek Passage. Ik ben veroordeeld in Passage zonder dat ik een weerwoord heb kunnen geven.  De oudste rechter noemde de uitspraak in de zaak Kolbak (afpersing), van het Hof. Die ligt er. Mijn vraag is of u me ken horen over de punten die nog niet besproken zijn en hetzelfde geldt voor de Passage-uitspraak. Ik zou graag hebben dat u mij daarover vragen stelt om een zelfstandig, eigen oordeel te kunnen vellen. 

Rechter: Dat ligt voor de hand. Wanneer wilt u dat? Nu of later?

Holleeder: Dat is aan u. Ik vind het wel belangrijk dat dit onderdeel wordt voorgehouden. U heeft het allemaal aangehoord, er worden allerlei verbanden getrokken.

Rechter Benedicte Mildner: We kunnen u niet het hele dossier voorhouden.

Holleeder: Ik heb liever dat de rechtbank er vragen over stelt, het  gaat erom wat uw rechtbank meekrijgt en wat ik tot nu toe verklaard heb.

Rechter: U weet nu wat het OM allemaal naar voren brengt. Ik zou zeggen: pak het erbij, schrijf het op, wat u wil zeggen. Wij kunnen niet precies zien waar u op wil reageren.

Holleeder: Ik heb het hoofdzakelijk over dit. Er zijn nu dingen gezegd die mij niet zijn voorgehouden. U luistert ernaar, u gaat uw mening erover vormen, u kunt mij daar vragen over stellen. Er worden verbanden gemaakt, dingen gezegd. Als het OM dat belangrijk vindt, vind ik het ook belangrijk dat u mij daar vragen over kunt stellen, dat ik een weerwoord kan geven.

Tammes: U zegt: “Ik ken die mensen niet, nooit van ze gehoord.” Als u wat over verbanden wil zeggen: u ontkent alles.

Holleeder: Als ik die mensen niet ken, dan ken ik ze niet. Er worden heel veel dingen aan verbonden, koppelingen gelegd met wat anderen zeggen. Ik wil dat de rechtbank kan horen hoe het in werkelijkheid zit. Het is makkelijk verbanden te leggen en mijn naam ergens aan te plakken.

Stempher: Dossier 140 wordt nog besproken, over Hillis en Soerel, dat kan ook op dat moment. U kent al die personen niet. De uitvoerders. Groen, Korkmaz, ik zie niet wat de punten zijn die nu voorgehouden moeten worden.

Holleeder: Klopt, omdat het uw stuk is. Het gaat er niet om wat u vindt of wat de advocaten vinden, maar wat de rechtbank vindt. Ik heb het nadeel al dat ik veroordeeld ben in Passage. Bij de rechtbank zullen vragen zijn. Alstublieft, stel ze me. Over zoals ik het zie en heb beleefd. Het gaat er mij om dat u de vragen die u heeft aan mij vraagt. Dit van het OM roept bij u vragen op, u gaat erover denken.

Advocaat Sander Janssen: Er is een botsing tussen de strafvorderlijke processuele werkelijkheid en bij Holleeder de behoefte om te reageren. Kan dit dossier geacht worden te zijn voorgehouden? Nee, gezien de omvang. Iedereen zal een selectie moeten maken. De rechtbank moet het wegen. Het verzoek van meneer Holleeder gaat over het standpunt van het OM, waarvoor allerlei stukken worden aangevoerd die niet besproken zijn. Er worden getuigen aangehaald, er wordt verwezen naar verhoren van vorige week, er wordt uitgebreid gesproken over een driemanschap. Hij zegt: “Dit zijn stukken waar ik niks over heb kunnen zeggen.” Hoe kijk je naar een verklaring van een verdachte? Krijgt hij gelegenheid om een reactie te geven op stukken? Verdachte moet een standpunt innemen over wat het OM zegt. Hij kan een lijstje meenemen, maar dat doet afbreuk aan de authenticiteit. Het is beter wanneer iemand overvallen kan worden en vers van de lever kan reageren. Ik kan u niet verzoeken vragen te stellen als u geen vragen heeft. Hij wil de gelegenheid hebben om over de zaak Passage en het vonnis van het Hof een reactie te geven op de bewijsmiddelen. Het is een hartenkreet richting de rechtbank dat hij hiervoor meer gelegenheid krijgt.

Rechter Wieland: Ik heb er moeite mee als we op enig moment het onderzoek sluiten en u het gevoel heeft dat u niet volledig aan bod bent gekomen. Dat is ons eerste doel. Wij luisteren naar u, u noemt dat het Hof een uitspraak heeft gedaan. Wij zijn daar niet aan gebonden. Het is een gegeven. Zeg daar tegenover wat u daar op aan te merken heeft. Het andere is dat wij tot nog toe zonder enige reserve stukken hebben voorgehouden die door uw advocaten zijn ingebracht. Die stukken krijgen wij, daar praten wij over. Dit is een groeidossier. Als rechtbank zullen wij op enig moment vragen of de stukken voldoende zijn voorgehouden. Vandaag heeft de officier van justitie het een aantal keer gehad over zaken betreffende artikel 140, de criminele organisatie. Dat gaan we nog bespreken. Weest u gerustgesteld: bij een aantal zaken betreffende dit aangaande 140 zullen we uitvoerig stilstaan. Los daarvan: u krijgt gelegenheid het uwe te zeggen. Het is zuiver dat u die krijgt, en de ruimte. Ons voorstel: kom met uw reactie op 1 oktober, als we weer bij elkaar komen, daar kunnen we om tien uur mee beginnen.  De rechtbank twijfelt er niet aan of uw zaak zal kamerbreed worden behandeld, mede dankzij dat u twee voortreffelijke advocaten heeft.

Holleeder: Dat begrijp ik ook, je kunt niet alles voorhouden.

Rechter: We proberen wel de kern voor te houden. Als u de indruk krijgt dat het niet de goeie kant uitgaat, moet u dat aangeven. Tot nu toe doet u dat, daar zijn wij blij mee.

Holleeder: U gaat geen vragen stellen? Ik moet zelf dingen zeggen?

Rechter: Misschien, maar een deel van de zaken komen naar ons oordeel nog aan bod. Er zijn aantal stukken die nieuw zijn, die worden alsnog behandeld. Er is ook nog één getuige gehoord. We doen het met z’n drieën en we willen na afloop allemaal het gevoel hebben dat u aan bod bent gekomen. Pakt u die ruimte.

Holleeder: Dank u, voorzitter.

 

Karel Pronk & Marco Eijk: moord op de orchideeënkweker

$
0
0

Als in augustus 2018 de Delftse crimineel Karel Pronk (60) wordt doodgeschoten, komt vooral één zaak uit zijn verleden schrijnend naar boven. De moord op de onschuldige orchideeënkweker Gerrit de Graaf (66) in ’t Haantje, bij Rijswijk. Opdrachtgever voor die moord was Marco Eijk, Karel Pronk was de moordmakelaar. Marco Eijk werd in april 2004 op een sluiproute bij Valkenswaard, op de grens met België, geliquideerd. Het motief is nooit bekend geworden en de zaak is nooit opgelost. De naam van Marco Eijk komt in het huidige Holleederproces nog geregeld langs: Marco was een buurman van John Mieremet, in het Belgische Neerpelt. Ook om een andere reden duikt de naam van Marco Eijk wel eens op: vanwege zijn relatie met Rachel Hazes.

“Er is een Ford Focus gezien met een dood manspersoon ernaast. Ze denken dat het Marco is.” Zo komt het bericht over de dood van Marco Eijk (47) binnen bij zijn vrienden. Het duurt even voor de identiteit van het slachtoffer bekend raakt: officieel was Eijk voortvluchtig. Hij maakte gebruik van een andere identiteit.

Het is maandagmorgen 5 april 2004. Marco Eijk rijdt voor de laatste keer in zijn leven van zijn huis aan de Lijsterdreef in het Belgische Neerpelt naar Nederland. Hij is rond half negen vertrokken en waarschijnlijk op weg naar Rotterdam, waar hij bezig is met een verbouwing. Heet het. Maar iedereen weet dat hij volop in de xtc-handel zit. De in Delft geboren Eijk is dan al bijna vier jaar voortvluchtig. In april 2000 is hij voor een xtc-zaak in hoger beroep veroordeeld tot acht jaar, maar kort daarvoor was zijn voorlopige hechtenis geschorst. Vanaf dat moment maakt de politie jacht op hem, maar niet heel intensief.

Paars

Eijk woont net over de grens waar hij de voormalige villa van de in oktober 2000 in Amsterdam geliquideerde Sam Klepper heeft aangekocht. Eijk, goed bevriend met Klepper, had wel oren naar de met veel paars ingerichte villa. Eerst volgde er een goed gesprek met Willem Holleeder, die de belangen behartigde van de erven Klepper. Het pand moest 4 miljoen gulden opbrengen. Was op zich geen probleem, maar Eijk kon het huis niet op zijn naam hebben.

Er werd een ingewikkelde constructie met een overzeese firma bedacht om het er op papier goed uit te laten zien. Opgezet door de steenrijke schoonvader van Edgar van Lent, een kompaan van John Mieremet, die in het aanpalende Achel woont en in het vastgoed zit. Edgar en broer Pieter zullen later – ook in 2018 – nog een rol spelen als kroongetuigen in het Holleederproces.

Jeep

In april 2004 woont Eijk samen met vriendin Dyonne en hun dan tweejarige dochtertje Cheyenne in de villa in Neerpelt. Als je vandaar naar Nederland rijdt volg je wat smalle weggetjes door het grensgebied. Mensen die er goed bekend zijn nemen een sluiproute die via de Schafterweg loopt. Achteraf zijn er getuigen die de laatste tien dagen een jeep hebben zien staan op het kruispunt aan de Schafterweg, met twee Marokkaans uitziende mannen. Op zondagavond is Eijk er nog met Dyonne langsgereden en hebben ze de jeep ook gezien. “Wat moet die daar nou?” zeggen ze. Eijk voelt zich niet bedreigd. Hij is altijd wel op zijn hoede, maar rijdt niet in een gepantserde auto en neemt altijd dezelfde route naar Nederland.

Porsche

Waarschijnlijk hebben de mannen in de jeep rechts op het kruispunt staan wachten. Als Eijk eraan komt ramt de jeep de Ford Focus in de flank, aan de passagierskant. De auto schiet een eindje door en belandt net over het kruispunt rechts in de berm. Eijk zelf wellicht ook. Hij opent het portier en stapt uit. Hij wordt meteen van dichtbij onder vuur genomen, blijkt uit het schot in zijn linkerbil en in het linkerportier. Hij probeert zich in veiligheid te brengen door weer in de auto te stappen en er razendsnel aan de andere kant uit te klimmen. Maar daar wordt hij opgewacht door de schutter, die een salvo op hem afvuurt. Marco sterft in de berm. De jeep wordt in brand gestoken, de kentekenplaten worden meegenomen. Een boer die in een weiland aan het werk is ziet de twee mannen rustig naar een Porsche lopen, die een eindje verderop staat geparkeerd. De Porsche wordt, ook uitgebrand, in Oirschot teruggevonden. De daders worden nooit gevonden, maar in het milieu gonzen hun namen: de beruchte killers Jesse Remmers en Moppie Rasnabe. Beiden voor andere moorden veroordeeld tot levenslang. Marokkaans uitziende mannen? Remmers is van Indische afkomst, Rasnabe Marokkaans.

Bruinsma

Voor het grote publiek is Marco Eijk op dat moment nog een tamelijk onbekende, in het milieu is ‘de groep Eijk’ sinds de jaren tachtig al een begrip. Eijk deed zaken met Klaas Bruinsma, Peter van Dijk uit Brunssum en in het Haagse en Delftse milieu met mensen als Piet Schneider, Karel Pronk, Fried Friebel en Koos Drevijn. “Ik word de Pablo Escobar van Nederland,” zou Marco begin jaren negentig al eens hebben geroepen. En ook: “Ik word groter dan Bruinsma.” Dat laatste sloeg vooral op de hasjhandel met Pakistan.

Hij heeft dan al het nodige op zijn kerfstok. Marco is de zoon van een groenteboer, maar is al jong niet van plan op het rechte pad te blijven. In Delft zien zijn vrienden hem in steeds grotere en duurdere auto’s rijden, het is duidelijk dat hij die niet met eerlijk werken bekostigt. Naast auto’s zijn vrouwen Eijks grote liefde. “Iedereen wist dat je bij de vrouwen van Marco uit de buurt moest blijven,” zegt een oud-Delftenaar, “ik ben zelf een keer bijna in zee gegaan met een hele mooie ex-vriendin van hem, een halfbloedje. Ze was boos: Marco had haar gedumpt, ze was op zoek naar een nieuwe vriend. Maar daar durfde ik mijn vingers toch niet aan te branden.”

Foto’s boven: Marco Eijk; onder: André Hazes junior

Rachel Hazes

De moordzaken waarbij Eijk als dader wordt genoemd zijn in de vorige hoofdstukken al aan de orde geweest. Die speelden zich af eind jaren tachtig, begin negentig. In die tijd heeft Eijk een oogje op Rachel, die dan al geruime tijd een relatie heeft met de Amsterdamse volkszanger André Hazes. Zij is dan een jaar of achttien en ook wel gecharmeerd van hem, maar Rachel maakt niet de overstap naar Marco, ze blijft bij Hazes. Waarbij ook een rol kan hebben gespeeld dat Marco in april 1991 wordt opgepakt voor een drugszaak (de zaak Sinis) en voor zes jaar achter de tralies verdwijnt. In oktober van dat jaar trouwt Rachel met Hazes. Eijks liefde voor haar is daarmee overigens niet voorbij. “Hij heeft haar altijd een leuk wijf gevonden,” zegt een goede vriend van Eijk. In 2003, als de relatie van André en Rachel op een dieptepunt is beland en ze enige tijd gescheiden leven, pakken Eijk en Rachel de draad weer op. De ontmoetingen spelen zich meestal af in een hotel in Vinkeveen, maar het wordt ook nu geen serieuze langdurige relatie, Rachel kiest uiteindelijk toch weer voor Hazes.

DE MOORD OP DE ORCHIDEEËNKWEKER

In 1987 worden er midden in de nacht illegaal twee wooncaravans geplaatst aan de Kerstanjewetering in ’t Haantje, naast de orchideeënkwekerij van Gerrit de Graaf. De nieuwe buurman is Marco Eijk. Hij wordt de volgende dag al aangesloten op gas, licht en riool. Voor De Graaf zijn de druiven extra zuur omdat hij hier graag een woning voor zijn zoon wil laten bouwen, maar steeds nul op het rekest heeft gekregen van de gemeente omdat het in strijd is met het bestemmingsplan. Terwijl de brutale indringer voorlopig geen strobreed in de weg wordt gelegd. De Graaf is een man met het hart op de tong en hij is actief lid van de politieke partij Onafhankelijk Rijswijk. Hij had zich geen slechter tegenstander kunnen kiezen.

De achterkant van ‘t Haantje; de kwekerij is er allang niet meer

De Graaf is niet de enige die klaagt. Er komen tal van signalen binnen dat Marco Eijk ‘vreemd volk’ aantrekt. De rust wordt verstoord door af en aan rijdende auto’s, dure wagens die op opleggers worden afgevoerd, harde knallen alsof er wordt geschoten, blaffende honden, mensen die elkaar achterna zitten. Eijk krijgt op het stadhuis in Rijswijk al spoedig te horen dat hij zijn boeltje moet oppakken. Hij gaat bij de Raad van State in beroep, maar dat appèl wordt op 18 februari 1988 afgewezen. De gemeente Rijswijk mag de boel ontruimen, maar doet vooralsnog niks. Eén keer staat er in het geheim een complete politiemacht klaar om de caravans te ontruimen, maar de actie wordt afgeblazen. Er is uitstel verleend omdat de vriendin van Marco zwanger is en in augustus/september is uitgerekend. Bovendien is men bang: Eijk had geroepen ‘dat hij vier man te grazen zou nemen’ als de ontruiming wordt doorgezet.

Bom

Gerrit de Graaf laat het er niet bij zitten en schakelt een advocaat in. Die heeft de eerste brief amper naar het stadhuis verstuurd, of het is al uitgelekt. Het gevolg: een bom in de orchideeënkassen van De Graaf. Een soort tennisbal met explosieven, die een verschrikkelijke ravage aanricht. Er volgt een tweede bom. Het bedrijf en de woning aan ’t Haantje krijgen twee weken lang bescherming door twee rechercheurs. De ontruiming gaat door, op 5 december 1988, bijna elf maanden na de uitspraak van de Raad van State. De actie gaat gepaard met speciale veiligheidsmaatregelen voor een door Eijk bedreigde ambtenaar, wethouder Van Rossum en burgemeester mr. P. Roscam Abbing.

Deze ontruiming is niet het enige dat Eijk zijn (ex)buurman kwalijk neemt: even eerder is er bij een inval een container met hasj in beslag genomen. Eijk verdenkt De Graaf ervan de politie te hebben getipt en kentekens van de auto’s van zijn bezoekers te hebben doorgegeven. De Graaf moet dood.

Ontsnapping

In de aanloop naar de moord ontsnappen op 4 januari 1991 drie mannen uit Huis van Bewaring De Koepel in Haarlem: Glenn de F., een 25-jarige drugs- handelaar uit Nijmegen; Karel Pronk (32) uit Den Haag, veroordeeld voor vermogensdelicten en Tonnie van B. (27) uit Utrecht, een inbreker en verkrachter. Ze worden geholpen door glazenwasser Fried Friebel (30) uit Den Haag. Fried is zowel een zwager van Karel (hij is getrouwd met een zus van Karel) als van Marco (die een relatie heeft met een zus van Friebel). Friebel gooit een glazenwassersladder over de muur van de bajes en houdt de bewakers op de luchtplaats onder schot tot zijn vrienden over de muur zijn.

Karel Pronk

Op donderdag 17 januari brengen Karel Pronk en Tonnie van B. een bezoek aan de kas van De Graaf om hem daar neer te schieten. Tonnie van B. durft het niet aan, het verhaal gaat dat hij het wapen zou hebben weggeslagen, en ze druipen af. Vervolgens wordt Glenn de F. ingezet. Hij moet een ‘wederdienst’ leveren voor de ontsnapping. Op zaterdag 19 januari rond half een in de middag meldt hij zich in de bloemenkas aan ’t Haantje. Hij vraagt om vier bloemen. Als hij is geholpen trekt hij ineens een vuurwapen, een FN Browning, en schiet die leeg op de zittende kweker, die vrijwel onmiddellijk sterft. Mevrouw De Graaf wordt één keer in haar been geraakt. Glenn vlucht in een gestolen zilverkleurige Honda. Als hij wordt aangehouden, bekent hij dat hij is ingehuurd voor de moord, maar hij noemt niet naam van de opdrachtgever.

Vormfout

Tonnie van B. en Fried Friebel worden ook gearresteerd. Friebel wordt van hulp bij de ontsnapping vrijgesproken wegens een vormfout van het Openbaar Ministerie. Voor medeplichtigheid aan de moord krijgt hij een eis van twaalf jaar cel, maar ook hiervoor gaat hij vrijuit ‘wegens gebrek aan bewijs’. Als dank voor bewezen diensten: Friebel heeft zijn voormalig zwager en vermeend partner in crime Karel Pronk aangewezen als hoofddader en ook verteld over het hoe en waarom. Pronk houdt zijn mond en wordt veroordeeld tot twintig jaar celstraf en komt pas in 2006 vrij.

Fried Friebel

Glenn de F. vertelt tijdens de rechtszaak dat hij als gevolg van de ontsnapping uit De Koepel 25.000 gulden schuld had. Die schuld kon hij vereffenen door de tuinder dood te schieten. Hij krijgt twaalf jaar voor moord. In oktober 2007 wordt Fried Friebel vermoord op zijn woonboot aan de Bontekoekade in Den Haag. In het milieu wordt algemeen aangenomen dat dit in opdracht van Karel Pronk is gebeurd, maar de zaak is nooit opgelost. De schutter – een Surinamer – is nooit gevonden, maar daar is ook weinig moeite voor gedaan. 

Marco Eijk is nooit officieel verdacht van de moord op Gerrit de graaf, maar Karel Pronk maakte er naderhand geen geheim van dat Marco Eijk de opdrachtgever was geweest. Dat kon toen geen kwaad meer: Karel had zijn straf ervoor uitgezeten en Marco was allang dood.

DNA als wondermiddel: weduwe (Flipland) en wandelvrouw (Emmen)

$
0
0

Zonder dna-match was Jos Brech – in de zaak van Nicky Verstappen – nimmer in beeld gekomen. Twee oudere, ietwat vergeten moordzaken, zijn ook opgelost dankzij dna. De verkrachters/moordenaars van de bejaarde weduwe Serné in het Zeeuwse St. Philipsland (2002) en van ‘het wandelvrouwtje’ in Emmen (2003) kwamen  ook door dit wondermiddel aan het licht.

In december 2002 verkracht en vermoordt de 18-jarige Jacco van K. zijn 80‑jarige achterbuurvrouw Jakoba (‘Tante Co’) Serné. Voor het hele dorp is het een volslagen raadsel hoe de jongen, afkomstig uit een keurig christelijk gezin met zes kinderen, tot deze daad is gekomen. Als het dna-onderzoek deze dader niet had aangewezen, had niemand het geloofd. “Het had net zo goed uw zoon geweest kunnen zijn,” zegt een buurman. Op 8 december was Tante Co doodgebloed en met ingeslagen schedel aangetroffen in haar bungalow aan de Oostdijk in het Zeeuwse dorpje, dat in Zeeland meestal Flipland wordt genoemd.

De politie vermoedde al snel dat de dader uit de directe omgeving kwam, maar kreeg aanvankelijk geen verdachte in beeld. Na een grootschalig dna-onderzoek viel buurjongen door de mand. Het huis van zijn ouders, aan de Zijpestraat, grenst aan de achtertuin van het slachtoffer. Direct na de aanhouding is daar huiszoeking verricht en ook de werkplaats waar Jacco werkte, is doorzocht.

Jacco bekende de moord. Hij was na een feest in het dorp in een dronken bui bij haar naar binnen gegaan en had geprobeerd haar te verkrachten. Hoe het mogelijk is dat de politie hem toen niet meteen als verdachte heeft aangemerkt en zijn dna heeft vergeleken, is nog altijd een raadsel.

Een woordvoerder van justitie liet destijds weten: “Over het hoe en waarom kunnen we nog niks naar buiten brengen, omdat de jongen een heel verhaal heeft te vertellen. Hij had regelmatig contact met de weduwe. Hoe die relatie precies in elkaar stak, proberen we te achterhalen. Eén ding is wel zeker: er is geen sprake van een pats‑boem‑roofmoord. Er spelen vele complexe factoren mee.”

Gereformeerd

De arrestatie van Jacco was voor zijn ouders en broers en zussen een complete verrassing: ze hebben totaal niets in de gaten gehad. De familie staat in de straat als uiterst keurig bekend. Meelevend lid van de gereformeerde kerk en ze woonden al meer dan twintig jaar in de Zijpestraat. De vader is van oorsprong geen Zeeuw: hij komt van de Veluwe. Hij is getrouwd met een Zeeuwse vrouw en na het huwelijk zijn ze in Philipsland gaan wonen.

De wandelvrouw

Veel verder uit elkaar kun je ‘t niet krijgen in Nederland: Philipsland in Tholen en Emmen in Drenthe. Een afstand van 270 kilometer. Toch speelden zich in deze twee plaatsen misdrijven af die griezelig veel op elkaar lijken: in beide gevallen werd een bejaarde vrouw verkracht door een buurtgenoot en in beide gevallen werd de dader ontmaskerd dankzij een dna-onderzoek onder mannen uit de buurt. 

Maandagmorgen 30 juni 2003, om kwart over zes, als Erik W. (29) uit Emmen op weg is naar zijn werk, houdt de politie hem aan. Vier dagen eerder was er bericht van het Nederlands Forensisch Instituut gekomen: een match. Na de moord op de 79‑jarige mevrouw Johanna Maria van Offeren-Bik uit Emmen, die bekend stond als ‘het wandelvrouwtje’, had de politie een grootschalig dna-onderzoek gehouden. Het slachtoffer was op 20 februari verkracht en vermoord aangetroffen in een bos, vastgebonden aan een boom. De politie beschikte over dna-materiaal van de dader en er waren aanwijzingen dat de dader uit de buurt kwam.

Na haar overlijden plaatst de familie een rouwadvertentie waarin wordt verwezen naar het beroemde lied van Pete Seeger, gebaseerd op bijbelboek Prediker 3. De Byrds hadden er een wereldhit mee.

Match

Het eerste onderzoek onder negentig mannen uit de wijk Emmerschans leverde geen match op. Toen werd de ‘Operatie Stofkam’ gehouden: een buurtonderzoek waarbij in twee weken tijd alle 1600 mannelijke bewoners van de wijk Emmerschans, van 13 jaar en ouder, werden ondervraagd over het wonen in de wijk. Daaruit is een eerste selectie gemaakt van 120 mannen. Dat leverde uiteindelijk de ‘match’ op waar de politie op zat te wachten.

Erik W. en mevrouw Van Offeren kenden elkaar niet, al woonden ze wel in dezelfde straat, Hoornwerk. Erik W. woonde sinds enkele jaren samen met de Roemeense Gaby en haar 3‑jarig kind. Hij stond bekend als een typische Drent: gesloten, die alleen loskomt als er samen met vrienden flink wat bier wordt gedronken. Hij werkte bij het loonbedrijf van zijn vader.

Agressief

Voor de familie is het een uitzonderlijk drama: twee jaar geleden verloren ze een andere zoon bij een verkeersongeluk. Volgens buurtbewoners kon Erik behoorlijk agressief zijn: hij zou zijn vriendin en huisdieren geregeld mishandelen. Buurtbewoners die door de politie waren ondervraagd, trokken al eerder de conclusie dat mevrouw Van Offeren Erik wellicht had betrapt toen hij in het bos een hond doodsloeg. Na zijn aanhouding legde Erik vrij vlot een bekentenis af, waaruit bleek dat het anders was gegaan.

Vastgebonden

Hij was op de ochtend van 14 februari op weg naar zijn ouders. Dichtbij hun huis liep mevrouw van Offeren die hij niet kende. Ineens ‘knapte er iets in zijn hoofd’ en hij veranderde zijn plan om via zijn ouders naar het werk te gaan. Hij dwong de vrouw in zijn auto te stappen en hij reed met haar naar het bos. Daar heeft hij haar verkracht, met een schep geslagen en aan een boom vastgebonden. Hij liet haar levend achter. Hij had niet verwacht dat ze zou sterven, zei hij later. Twee dagen later vertrok hij samen met zijn vriendin voor een maand naar Roemenië. Pas toen ze terugkwamen, hoorde hij ‘met verbijstering en verbazing’ dat zijn slachtoffer was overleden. Ze was pas na zes dagen gevonden. Toen hij dit hoorde, deed hij een poging tot zelfmoord. Niemand wist waarom: hij had zijn gruwelijke geheim aan niemand verteld. De familie had wel een verklaring: Erik was al geruime tijd depressief vanwege het al jaren slechtlopende grondverzetbedrijf en de geldproblemen.

Kolder

In april 2004 komen die geldproblemen tijdens een proces in Assen aan de orde als daar de 50-jarige M.H. uit Schoonebeek terechtstaat voor oplichtingspraktijken: hij zou Erik W. ook hebben opgelicht, die daardoor zo aan de grond was komen te zitten dat hij tot de moord en verkrachting was gekomen. Volgens de rechter en de deskundigen hadden H’s oplichtingspraktijken voor menselijke drama’s gezorgd, zoals de moord op mevrouw Van Offeren. De oplichter zelf noemde dit ‘kolder’: hij vond dat W. zelf verantwoordelijk was voor zijn problemen.

Dood spoor

In hun boek ‘Dood Spoor, DNA: crime scene investigation in Nederland en Amerika’ besteden Marjan Husken en Freke Vuijst aandacht aan de moord in Flipland. Een paar fragmenten:

Mevrouw Serné was een schippersweduwe, die twintig jaar eerder in ‘Flipland’ was gaan wonen. Enkele maanden geleden was haar dochter overleden, haar zoon maakte zich wat zorgen over zijn licht dementerende moeder, maar ze wilde nog niets weten van een verzorgingshuis. Opvallend: ze deed niet voor iedereen open. De dader moet een bekende zijn geweest, die ze zelf had binnengelaten. Tussen zes uur zaterdagmiddag en twaalf uur ’s avonds.

Daderprofiel

Rechercheurs ondervragen alle ruim 2200 inwoners van veertien jaar en ouder. Tien dagen later meldt politiewoordvoerder Alwin Don dat er sterke vermoedens zijn dat de moord door een man is gepleegd. Vervolgens worden de 850 mannen en jongens uit het dorp nader aan de tand gevoeld. De recherche beschikt over een daderprofiel, gemaakt door een specialist die de plaats delict heeft onderzocht, en een dna-profiel van de mogelijke dader: er is een haar gevonden.

Donkere man

Op 26 februari vraagt het politieteam in een brief aan alle inwoners om informatie over een Ford Mondeo en een Citroën Xantia waarin ‘een donkere man’ zou hebben gezeten: “Weet u wie er met deze auto op de dijk heeft gestaan?” en “Wie heeft een witte bestelbus gezien, en wie zat daarin?” Er is ook een vraag over een gestolen damesfiets en over een onbekende man die op de avond van de moord om 23.00 uur voor de woning van mevrouw Serné is gezien.

Geen diefstal

De Provinciale Zeeuwse Courant schrijft dat er geen sprake is geweest van diefstal en laat neef Dirk en zijn vrouw Lida aan het woord. Volgens hen was haar tante iemand die zich niet de kaas van het brood liet eten: “Mijn gevoel zegt me dat iemand die een beetje eigen met haar was, iets van haar heeft gewild. En tante Co deed niet wat een ander wilde. Dat heeft ze haar hele leven niet gedaan.”

Tachtig mannen krijgen het verzoek om in de week van 27 maart tot 5 april dna af te staan in het dorpshuis. Mensen die weigeren, moeten er wel rekening mee houden dat de politie hun om uitleg zal vragen.

Klusjes 

Nog voordat het onderzoek bij het NFI is afgerond, blijkt er een match. Een volkomen verrassing voor politie en justitie: de betrokkene was helemaal niet in beeld als verdachte. Op 23 april 2003 wordt achterbuurjongen Jacco van K. (18) ’s morgens vroeg met een arrestatieteam met veel geweld aangehouden. Hij woont nog bij zijn ouders. Hun tuin grenst aan die van het slachtoffer. Jacco is een van de zeven kinderen van een keurig gereformeerd gezin. Toen de man van tante Co nog leefde, hielp hij hem klusjes in de tuin. Na twee weken legt hij een volledige bekentenis af. “Ik had eerder naar de politie moeten stappen, maar ik wist niet of ik droomde of het echt had gedaan,” zegt hij bij de rechtbank. Hij had die avond vijftien flesjes bier gedronken en daarna nog Sinterklaas gevierd bij zijn familie. Toen hij ‘s avonds de hond uitliet, knapte er wat in zijn hoofd. Hij moest naar het huis van de weduwe Serné. Hij sloop door de achterdeur naar binnen. De oude vrouw lag te slapen op de bank.

Verkracht

Wat er daarna gebeurde, kan Jacco zich niet meer goed herinneren. De rechter houdt het hem voor, uit het proces-verbaal: “Je legde een hand op het gezicht van mevrouw Serné. Die begon te gillen. Je gaf haar een klap, want je wilde dat ze ophield. Mevrouw Serné rolde van de bank. Toen ben je op haar gaan zitten. Je hebt haar opnieuw een aantal malen hard geslagen. Maar mevrouw Serné hield niet op met gillen. Je hebt een kussen gepakt om haar te stoppen. Dat lukte niet. Je hebt haar nog een klap gegeven en ook in de zij geschopt. Maar het gillen stopte niet. Je hebt haar bij de keel gepakt en die dichtgeknepen. Toen hield het gillen op.”

Daarna had hij haar verkracht: “Weet je nog dat je boven op mevrouw Serné bent gaan liggen en hebt geprobeerd met je geslachtsdeel bij haar naar binnen te dringen, wat niet lukte?”

Dat herinnert hij zich ook niet, wel dat hij in de badkamer het bloed van zijn handen heeft gewassen en is vertrokken zonder zich om het toen nog levende slachtoffer te bekommeren.

Kwetsbaar

Het psychiatrische rapport van het Pieter Baan Centrum typeert hem als sterk verminderd toerekeningsvatbaar en als een kwetsbare jongen die zich slecht kan uiten, maar buiten het gezin met zijn strikte normen en waarden uit de band sprong. Hij had last van seksuele problemen. Hij kon niet klaarkomen. Daarover was hij zo gefrustreerd dat hij een ‘tikkende tijdbom’ was. Hij is veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en tbs.

Er is een podcast gemaakt van de zaak in Emmerschans, door Joost Wilgenhof. Turf, jenever en achterdocht. Voor Parel Radio Klik op de link onder voor meer informatie.

 

Verhoor La Serpe (I): gehurkte killers in de bosjes

$
0
0

In het proces tegen Willem Holleeder in de Bunker draait alles om verklaringen van getuigen en over de betrouwbaarheid daarvan. Of je nu gewoon lezer bent, advocaat, officier van justitie of de hoogste rechter: uiteindelijk moet iedereen zelf beslissen wie en wat hij wel of niet gelooft. Voor de rechters een heidense opgave, want de gevolgen zijn ingrijpend. Voor Holleeder maakt dit het verschil tussen vrijspraak en levenslang.

Vanaf dinsdag 5 oktober 2018 wordt kroongetuige Peter La Serpe (53) in de Bunker gehoord. Hij is in het Passageproces, over liquidaties, al uitvoerig ondervraagd, maar daar was Holleeder geen verdachte. La Serpe was samen met de tot levenslang veroordeelde Jesse Remmers betrokken bij de liquidatie van drugs- en vastgoedhandelaar Cees Houtman, op woensdagavond 2 november 2005, bij diens woning aan de Braakensiekhof in Osdorp. Houtman was die dag jarig: hij was 46 geworden.

De pijn voor Holleeder concentreert zich op drie punten. La Serpe wijst Holleeder aan als een van de opdrachtgevers en zegt dat hij Holleeder zelf drie keer persoonlijk heeft ontmoet. Eén keer bij een bijeenkomst in restaurant Het Arsenaal in Laren, samen met Jesse Remmers en Peter R. de Vries, op 8 november 2004. Eén keer bij een autoverhuurbedrijf in Amsterdam, de dag daarop, om een auto te regelen voor Jesse Remmers. En één keer in de buurt van het Groot Gelderlandplein in Amsterdam, in oktober 2005, tien dagen voor de moord op Houtman. Daar zou Holleeder tegen Jesse Remmers hebben gezegd: “Osdorp eerst.” Met andere woorden: van de personen op het dodenlijstje van Remmers moet Houtman als eerste worden gedaan.

Natuurlijk zijn de aanwezigen bij deze ontmoetingen hierover ondervraagd. De verklaringen van de andere verdachten worden niet erg serieus genomen: die hebben er geen enkel belang bij naar waarheid te verklaren, integendeel. Het komt uiteindelijk neer op de betrouwbaarheid van Holleeder, La Serpe en Peter de Vries.

Holleeder zegt dat hij La Serpe één keer heeft ontmoet: bij de autoverhuur. Peter de Vries is ervan overtuigd dat hij Holleeder in Naarden, bij Het Arsenaal, op de bewuste dag níet heeft gezien. Daar is heel veel over te doen geweest. Daarover meer in deel 2  (Welke Peter liegt: La Serpe of De Vries?)

In het eerste deel volgen we La Serpe als hij aan het verklaren is over de dag van de moord op Houtman en de voorbereidingen. Het blijft een huiveringwekkend relaas: hoe twee zwaargewapende mannen op een donkere druilerige novemberavond in de bosjes bij een villa wachten om een man dood te schieten. Alleen voor geld. Ze kennen de man niet, het is een opdracht.

Besmet

Waarom moest Houtman dood, wie had er een motief? Er was gedoe geweest om een pand in de Scheldestraat dat Houtman wilde aankopen, maar dat ‘besmet’ was: bij verkoop zou de opbrengst in handen komen van John Mieremet en daar had Holleeder bezwaar tegen. Het was de aanleiding om Houtman 1 miljoen euro af te persen. Holleeder is hiervoor veroordeeld. Later was er een vermoeden dat Houtman met de politie praatte. Tijdens het proces ontkent Holleeder dat hij Houtman heeft afgeperst: “Ik had gewoon een vriendschappelijke band met Houtman. Ik kende Cees al vanaf mijn brommertijd.”

Kroonleugenaar

Op dinsdag 5 oktober wordt La Serpe voor het eerst als getuige gehoord in de zaak tegen Holleeder. Bij het Passageproces was hij ook al vaak uitvoerig te horen geweest. Dat liep van 2007 tot 2016. Toen was hij duidelijk meer gespannen. Het ging toen vooral tussen hem en advocaat Nico Meijering (van Dino Soerel), die hem steevast betitelde als ‘kroonleugenaar’. Nu is La Serpe tamelijk relaxed. Hij is nog steeds behoorlijk met zichzelf ingenomen. Hij wekt de indruk dat hij in een Angelsaksisch land verblijft. Hij gebruikt geregeld woorden die je vooral in het Verenigd Koninkrijk verwacht. Duidelijk is ook dat zijn herinneringen vooral fotografisch zijn: bij alles zie hij beelden voor zich, woorden zeggen hem minder. La Serpe: “Dingen die je meemaakt, de experience. Ik kijk terug naar de beelden, dat is mijn bron.”

Bril

Holleeders advocaat Sander Janssen begint met een vraag over een voorval dat zich afspeelde in de voorbereiding op de liquidatie van Houtman, op die woensdagavond in november 2005.

Janssen: Een buurvrouw zag mensen lopen in het park. Het ging erover of Jesse wel of niet een bril op had. Ik heb ook een beeld van de buurvrouw in park.

La Serpe: U heeft een imaginary beeld, ik heb het echte. Als ik denk aan het park en aan Jessy: dan zie ik Jessy met brilletje met rechthoekige glazen. Op het moment dat u dat zegt, dan zie ik het. Die vrouw komt eraan, ik heb mijn hoofd weggedraaid, ik had een mutsje op. Hij bleef met zijn gezicht recht doorlopen. Ik zei: “Ze heb je gezicht gezien.” Ik zie ons letterlijk nog lopen. Van daar naar de volgende locatie, maar die weet ik niet meer. Of we achter de bosjes zijn gaan zitten.

(La Serpe spreekt de naam van Jesse Remmers uit als Jessy, zoals iedereen die hem kent. Advocaten en rechters zeggen Jesse, zoals je het schrijft)

Janssen: Dat overlopen worden in park: was dat op de avond van de moord, of eerder?

La Serpe: We zijn er twee keer wezen kijken, dit was niet de avond van de moord. Als toen iemand Jessy gezien had, hadden we gezegd: “Wegwezen nou!”

Janssen: U zei eerder: “Ik kan me niet voorstellen dat we met wapens in park gaan lopen.”

La Serpe: Het zal verkenning zijn geweest. We hebben ook een keer gekeken waar vluchtwegen waren, misschien zijn we daarom door dat parkje gelopen, of we in geval van nood daar weg konden komen.

Janssen: Op de avond van 2 november bent u er naar toe gereden, heeft meteen de wapens uit de auto gehaald en bent richting woning gelopen.

La Serpe: Ik kan me wel zien rijden. Onderweg heeft Jessy de wapens geprepareerd. We reden in de Citroen C5, door een luikje kon je ze eruit halen, we zijn door het steegje gelopen en in de bosjes gaan zitten.

Janssen: U had de kalasjnikov. Waar?

La Serpe: Aan de rechterkant onder mijn jas.

Janssen: Via de jaszak had u het wapen vast bij de kolf?

La Serpe: Ik had de loop vast. Naar beneden gericht, door de jaszak. Dat was heel dunne stof. De jas was dicht.

Janssen: Bij de politie heeft u een soortgelijke jas aangetrokken, en zijn er foto’s gemaakt hoe het eruitziet.

La Serpe: Het paste buitengewoon goed, hij stak er een stukje onderuit.

Janssen: Ziet u zichzelf met het wapen in de bosjes zitten?

La Serpe: Ik zie mezelf. Op mijn hurken. Als je langer dan drie minuten op je hurken zit, ga je verzitten.

Janssen: U heeft misschien uitzonderlijk goed ontwikkelde dijbeenspieren…

La Serpe: Eén knie laat je haaks lopen, de ander gehurkt, en dan andersom. En anders ga je half staan en weer zitten.

Janssen: Herinnert u zich dat?

La Serpe: Nee, dat is tegenwoordigheid van geest van mezelf. Op school heb ik ook wel eens gehurkt spelletjes moeten doen, het is niet altijd even gemakkelijk om te hurken.

Janssen: Die avond: 20 tot 30 minuten.

La Serpe: Ik kan me de tijd niet herinneren. Er is niemand in deze zaal die dat niet kan.

Janssen: Was er wel ongemak? Been stijf? Gehannes met het wapen?

La Serpe: Dat kan ik me niet herinneren. U bent nu in de rechtszaal in ontspannen toestand. De situatie daar: er was iets aan de gang wat een ontzettende concentratie vergt, dan ben je niet met die randdingen bezig.

Janssen: Ik kan me moeilijk in die situatie verplaatsen, om voor de hand liggende redenen. Ik zou denken: ik zou me zorgen maken. Als je stijf ben, kun je niet rennen.

La Serpe: Als de spanning zo groot is, heb je alle energie nodig, je bent gefocust, alle randdingen laat je vallen.

Janssen: U herinnert zich niks van ongemak?

La Serpe: Ongemak was er wel, met zitten ook, maar het probleem was de spanning. Je gedachten razen door je hoofd, er komt iemand aanrijden, die gaat naar binnen, alles wat je meemaakt.

Janssen: Buurtbewoners die er liepen, hond uitlaten?

La Serpe: Het was de tweede keer dat er een hondje was. Eerder bij de flat van Ali. Die snuffelde wat en liep verder. Hier kwam er een klein hondje aan. Wittig. We bleven stil zitten, hij ging weer weg. Honden ruiken helemaal niet zo goed. Die hond in elk geval niet. Dat valt reuze mee.

Rechter Frank Wieland: Wat zou die hond moeten ruiken?

La Serpe: Dat-ie schrikt, er zitten mensen in de bosjes.

Rechter: Wat zitten die te doen!

La Serpe: Hij zou kunnen gaan blaffen.

Janssen: Je verzuipt in de hoeveelheid verklaringen. U herinnert zich van de avond van 2 november dat jullie daar zaten, dat hondje.

La Serpe: Nee, op enig moment, niet of het de avond van de moord was, we hebben er een paar keer gezeten. Ik weet niet of hij aan ons bosje snuffelde of aan het bosje er naast.

Rechter Benedicte Mildner: Wat is uw herinnering aan het in de bosjes zitten?

La Serpe: Spanning. Het leek voor mij sneller te gaan. Wat snel ging is dat Cees thuiskwam, naar binnenging, dat ik zei: “Hij is thuis. Dus laten we weggaan.” En dat hij toen weer naar buiten kwam.

Janssen: Dat thuiskomen herinnert u zich wel. Dat hij met de (Fiat) Doblo aan kwam rijden.

La Serpe: Ik ben er heilig van overtuigd dat hij met Doblo thuiskwam, en terug in Mercedes stapte.

Rechter: Hoopte u dat hij binnen zou blijven?

La Serpe: Natuurlijk. Ik had helemaal geen zin, ik heb vijftien keer geprobeerd, met een omweg, opties te geven om andere dingen te doen, om geld te verdienen, met andere dingen dan liquidaties, maar hij had die lijst aangenomen en moest het uitvoeren. Jessy zei: “Laten we nog even wachten.” Toen kwam hij naar buiten.

Janssen: Reed u ernaar toe met de gedachte: dit wordt hem?

La Serpe: Nee, zo denk je niet. In zo’n proces heb je wekenlang spanning in je hoofd, ik was compleet in conflict met een groot deel van mezelf, ik gebruikte drugs, alcohol, hasj. Als je in de bosjes zit, lijkt het of alles van buitenaf naar je toekomt. Alles wat je opgebouwd hebt in die weken komt over je heen.

Janssen: Had u al eerder volbewapend in de bosjes gezeten?

La Serpe: Die avond kan ik me herinneren. Wellicht hebben we eerder over straat gelopen, in de bosjes weet ik niet. Misschien in het park. Who knows?

Janssen: Houtman kwam thuis, ging naar binnen, kwam weer naar buiten, wat gebeurde er?

La Serpe: Hij ging in de auto zitten, op de voorstoel, Jessy sprint uit de bosjes, naar hem toe, en begint te schieten. Ik bleef zes meter van Jes staan, ik wist niet wat ik moest doen, ik stond er redelijk verloren. Ik heb twee of drie keer de trekker overgehaald, in de lucht, niet gericht. Ik zag lichten. Ik ben achter Jes langs gelopen, naar links achter de auto, ik ben midden op de straat gaan staan en Jes was nog aan schieten. Ik heb nog wat schoten gelost op de Doblo. Jesse kwam achter mij aan, we zijn naar het steegje gegaan en in de auto gestapt.

Janssen: Heeft u nog geschoten toen u richting het steegje bewoog?

La Serpe: Dat was het moment dat ik schoot, ik weet niet of Jessy al weg was. Ik liep achteruit, toen schoot ik. En dan krijg je dat hulzenverhaal: dat we instapten. Dat ik de autodeur niet open kon doen omdat ik de hulzen in handen had.

Janssen: U kon de auto niet opendoen, u had hulzen in handen. Dat heeft u 100.000 keer verteld.

La Serpe: Dat heb ik 100.000 keer gezien. Omdat u het zo vaak herhaalt. In het Passageproces. Als u mij een vraag stelt, zie ik direct Willem Holleeder op zijn brommertje. Over het parkje: dan zie ik Jessy met zijn brilletje. Over die hulzen: dan zie ik nu dat beeld.

Janssen: U ziet niet het gezicht van meneer Meijering?

La Serpe: Ik probeer zo min mogelijk naar het gezicht van meneer Meijering te kijken.

Janssen: Hoe komen die hulzen in uw hand? In het donker wegspringende hulzen oprapen?

La Serpe: Daar hebben we het zo vaak over gehad. Ik kan het me niet herinneren. Als ik gevaar loop… Die hulzen: daar zaten mijn vingerafdrukken op. Hoe het precies gegaan is: zou ik niet weten.

Janssen: Heeft u het magazijn zelf gevuld?

La Serpe: Jesse heeft die dingen geprepareerd in de Herbergier (woonadres) in Wilnis. We hebben ze samen gevuld, met handschoenen aan. Een kalasjnikov, daar gaan zo verschrikkelijk veel kogels in.

Janssen: Schieten met de kalasjnikov: er zijn twee momenten. U heeft als test geschoten en op de plaats delict.

La Serpe: Bij de test schoot ik één keer in een weiland. Terug in auto zei Jessy: “Dat is geen testen.” Toen deed hij het: boem boem boem. Of het een automaat was of een semi-automaat: ik moest de trekker iedere keer overhalen. Ik weet alleen dat het wapen bij me wegliep, dat het omhoogging.

(vervolgens gaat de discussie heel lang over of het automatisch of semi-automatisch was. La Serpe zei in eerste instantie automatisch, maar bij doorvragen en meer informatie over hoe die wapens werken was de conclusie dat het semi-automatisch was)

Rechter: Heeft u een herinnering bij dat gevoel, de vingers om uw trekker?

La Serpe: Nee, wel dat het wapen naar boven slaat, en dat ik daar stond. En de spanning van dat moment, maar dat is ook minder geworden, eerlijk gezegd. Ik was in paniek, maar van buiten redelijk rustig. Ik stond in een heel grote ruimte midden op straat, met niets om me heen, ik wist niet wat ik moest doen. Ik voelde me verloren.

(toen ze wegreden, gaf La Serpe de hulzen aan Jesse. Die had ze een paar honderd meter ‘voor de afslag van de Huishoudbeurs’ – hij bedoelt de RAI – uit de auto gegooid. Vervolgens scheidden hun wegen zich: La Serpe ging naar de Amstel, waar hij ter hoogte van restaurant ’t Kalfje de kalasjnikov en de door Remmers gebruikte pistoolmitrailleur (Glock) in het water gooide. Onderweg was Jesse uitgestapt: hij ging lopend naar de flat Ali Akgün)

La Serpe: De tas was zwaar, ik kon niet ver gooien. Eerst dacht ik: shit, maar later: het is niet zo slecht dat hij dichtbij de kant lag, als ze daar gaan vissen, vissen ze niet zo dicht aan de kant, de kans op ontdekking was zo nog kleiner.

(de kalasjnikov is wel gevonden, de Glock, die verder was weggegooid, niet)

Janssen: Ging Jesse ging naar Ali om verslag uit te brengen of om geld te halen?

La Serpe: Verslag uitbrengen, we hebben het niet over geld gehad. Hij zei: “Ik ga naar Ali.”

Janssen: Hij heeft een bericht verstuurd: 123456.

La Serpe: Dat weet ik uit het dossier. Van het moment van de moord tot we uit elkaar gingen, heeft Jessy geen bericht verstuurd.

Janssen: Heeft hij u iets verteld over die code?

La Serpe: Die code kende ik niet. Er was communicatie tussen Jessy en Ali. Met piepers, telefoons. Tijdstippen: plus 3 uur. Locaties: nummer 1 was bijvoorbeeld het stille plekje, tussen Amstelveen en begraafplaats Zorgvlied.

Rechter: In de Citroen waren geen mobiele telefoons. Alleen in de Opel?

La Serpe: Alles lag in de Opel, dat was een eerlijke auto, telefoons zijn een gevoelig onderwerp voor een crimineel.

(de Opel Corsa was van Paulien, de vriendin van Jesse)

Rechter: Heeft Jesse spullen uit de Opel gehaald?

La Serpe: We wilden eerst naar Vinkeveen rijden, bij hotel Résidence, rechts, op een parkeerplaatsje, om de wagen daar neer te zetten en later die nacht in het Amsterdam-Rijnkanaal te gooien. Dat hebben we niet gedaan, omdat we er vrij zeker van waren dat de wagen niet gezien was. Ik ben in de Corsa gestapt, Jesse is lopend naar Ali gegaan.

Rechter: Had Jesse spullen in de Corsa liggen?

La Serpe: Ik zie niet dat hij de telefoons pakt, maar dat was de routine. Als we in een auto stapten die hot was, bleef alles in de eerlijke auto. Hij had een pieper en telefoons. Ik denk: in zes maanden tijd 150 telefoons. Jesse zonder telefoon bestaat niet.

Janssen: Hoe ver was u bij Ali vandaan?

La Serpe: 300 meter. Van de parkeerplaats naar de flat.

Janssen: Later op de avond heeft hij geld gekregen? U kreeg daar een deel van?

La Serpe: Ik zat bij Paulien d’r ouders wat te drinken. Toen kwam Jessy binnen. Er was een enorme spanning, het was al op het  journaal.

 

Ik ben opgestaan, we zijn naar buiten gelopen, hebben het even kort doorgenomen. Hij vertelde dat hij bij Ali geweest was en 5000 euro had gekregen. Hij vroeg wat ik ging doen. Ik zei: “Doe mij maar 500, dan ga ik naar de Herbergier.” Jesse naar club Ria (aan de Overtoom)

Janssen: U ook?

La Serpe: Uiteindelijk wel. Jesse belde om half één ’s nachts, of ik wilde komen. Ik wilde niet, ik zat onder de coke en de drank. Maar ik ben toch gegaan. De rest is history. Twee of drie dagen later waren we bij de flat van Reggie (broer van Jesse). Ali woonde in dezelfde straat. In de buurt van het Groot Gelderlandplein. Toen werd het geld afgegeven. Dat zullen ze binnen gedaan hebben.

Janssen: U deed het in een tasje?

La Serpe: Het ging om een behoorlijk bedrag. Ik ben geen metroman, maar ik heb toen een tasje gekocht, dat niet zo hip was als die van hun. Niet van Versaci. Daar heb ik het in gedaan. Er waren best een hoop briefjes van 500 bij.

(in totaal was het 130.000 euro, 65.000 voor elk; in het vervolg van het verhoor bevestigt La Serpe dat hij tijdens een min of meer toevallige ontmoeting bij winkelcentrum Groot Gelderlandplein in Buitenveldert Holleeder tegenover Jesse Remmers heeft horen zeggen: ‘Osdorp eerst’. Vanaf toen waren ze de moord op Houtman echt gaan voorbereiden, tot die tijd reden ze rondjes om verschillende doelwitten en hun omgeving te observeren. Aan het eind van de dag vindt Holleeder het “nou wel vervelend worden. Ik zit hier nou twee dagen. Het is speculeren op speculeren op speculeren op van horen zeggen op speculeren met die man. Het begint zo langzamerhand vervelend te worden. Ik ken die jongen niet en ik ken geen mensen die zaken met hem hebben gedaan”)

In deel twee van het verslag van het verhoor van La Serpe gaat het over de ontmoetingen in Het Arsenaal in Naarden. Volgens La Serpe hebben Holleeder en Peter R. de Vries elkaar daar toen ontmoet, volgens Holleeder en De Vries klopt dat niet. Dat verslag staat hier 

Verhoor La Serpe (II): Welke Peter liegt: La Serpe of De Vries?

$
0
0

In het proces tegen Willem Holleeder draait alles om de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. In deel I van het op 5 oktober 2018 begonnen verhoor van kroongetuige Peter la Serpe gaat het over de liquidatie van Cees Houtman, op 2 november 2005 (“Gehurkte killers in de bosjes”). De verklaringen van La Serpe kunnen cruciaal zijn voor Holleeder: hecht het hof geloof aan wat hij zegt en kunnen ze dat gebruiken als bewijs om Holleeder tot levenslang te veroordelen?

Een belangrijk testpunt is dit item. Tijdens de zitting verklaart Holleeder: “U zegt mij dat u mij wilt vragen over de situatie waarover in het dossier wordt gesproken waarbij er een ontmoeting zou zijn geweest op 8 november 2004 bij ‘Het Arsenaal’ in Naarden-Vesting tussen mij, Remmers en Peter de Vries en waar La Serpe ook bij zou zijn geweest. U vraagt mij of een dergelijke ontmoeting heeft plaatsgevonden. Ik kan u zeggen dat die ontmoeting niet heeft plaatsgevonden. Ik ben niet in ‘Het Arsenaal’ geweest met deze mensen. Het zegt mij helemaal niets. La Serpe heb ik één keer gezien. Dat was op de Wenckebachweg in verband met het huren van een auto, waar ik al eerder over heb verklaard.”

Rechter Benedicte Mildner: Meneer La Serpe, u heeft gezegd over de bijeenkomst in het Arsenaal dat u van Ali Akgün heeft gehoord dat hij had geregeld.

La Serpe: Dat heb ik van Jessy gehoord.

Rechter: Wat had hij geregeld, wie er aanwezig zouden zijn?

La Serpe: Hij had de afspraak geregeld.

Rechter: Met wie?

La Serpe: Volgens mij met Peter de Vries. Over Ali Akgün: nu begin ik te twijfelen.

Rechter: U zei: “Ik heb later van Ali gehoord dat hij de afspraak had geregeld.”

La Serpe: Het was in de flat van Ali.

Rechter: Weet u wat Ali Akgün dan had geregeld? Dat Peter de Vries er zou zijn of Willem Holleeder?

La Serpe: Dat kan ik niet met zekerheid zeggen. Het was na het voorval in het Arsenaal, ik kan alleen zeggen dat het betrekking had op het Arsenaal, dat er specifiek iemand is genoemd kan ik me niet herinneren. Ik zou zeggen Peter de Vries.

(Vervolgens gaat het een hele tijd over de auto die Holleeder diezelfde dag zou hebben geregeld voor Jesse Remmers. Jesse reed op dat moment in een auto van een bedrijfje uit Rotterdam, Rent a Wreck. Die stond inderdaad na een paar kilometer stil. Holleeder had gezegd: kom naar de Bijlmer, bij de Hells Angels, dan krijg je van mij een nieuw autootje, hij wilde niet dat Jesse in die auto bleef rijden. La Serpe en Jesse rijden daarheen, Willem was er met  wat La Serpe noemt: zijn brommertje)

Holleeder, tegen La Serpe: Ik heb jou opgepiept op de Wenckebachweg, klopt dat? Je ging bij mij achterop de scooter, een paar honderd meter, toen linksaf.

La Serpe: Op de hoek. Onder het viaductje door, daar stond jij. Ik kwam van de Amstel af. Ik zag je staan met je brommertje, ben  naar je toegelopen, heb je een hand gegeven, je zei: “Spring maar achterop!” Na driehonderd meter, aan het eind, om de hoek aan de linkerkant, heb je de Avis.

(Er wordt een hele tijd gesteggeld over de locatie, uiteindelijk wordt duidelijk dat de auto van Avis was, maar dat het bedrijf dat het verhuurde Auto Matijs was. Holleeder zegt dat hij alleen het contact heeft gelegd omdat hij die mensen kende, hij heeft niks betaald en heeft zich er verder niet mee bemoeid. Volgens La Serpe had hij nog wel gezegd: “Als je een andere auto wil, moet je dat met Dino regelen.” Wat Holleeder ontkent.

Wat is de achtergrond van de afspraak in Naarden?

Giuseppe (‘Peter’) La Serpe, geboren op 11 oktober 1964 in Rotterdam, zit op dat moment zwaar in het criminele milieu. Hij trekt veel op met huurmoordenaar Jesse Remmers, die hem helemaal vertrouwt. En hem heeft verteld dat hij verscheidene liquidaties heeft gepleegd. Waaronder die op twee Joegoslavische jongens bij Ouderkerk aan de Amstel (de barbecuemoorden) en die op Cor van Hout, in 2003. Het begint La Serpe benauwd onder de voeten te worden: er wordt steeds meer druk op hem uitgeoefend dat hij zelf ook moet meedoen met een liquidatie. Voor de veiligheid van de anderen: als hij zelf bloed aan de handen heeft, kan hij anderen niet verraden, dan hangt hij ook.

Leuren

La Serpe loopt wat te leuren met zijn verhaal: hij wil uit het wereldje stappen, maar dan moet hij er wel flink wat geld voor hebben. Hij benadert enkele journalisten, maar die zien er geen brood in: niemand heeft de gevraagde 100.000 euro over voor een verhaal dat lastig te bewijzen zal zijn.

Intussen heeft la Serpe zich ook bij de Criminele Inlichtingen Eenheid gemeld. Daar zal men toch wel belangstelling hebben voor zijn verhaal, en er veel geld voor over hebben? Maar ook daar is men afwachtend en voorzichtig. Dan bedenkt hij een plan om de CIE onder druk te zetten en daarvoor maakt hij in december een afspraak met Peter de Vries. Volgens La Serpe in het Arsenaal – een horecagelegenheid in Naarden-Vesting. Daarbij zijn volgens hem aanwezig: Jesse Remmers, hij zelf én Willem Holleeder.

Cameraploeg

Als La Serpe in oktober 2018 in de Bunker als getuige wordt gehoord in het proces tegen Holleeder, zegt hij dat het bedoeling was dat hij voor een cameraploeg van Peter de Vries de CIE zou zwartmaken. “Ik schrok er van dat Holleeder er bij was en dat ik op tv slecht moest spreken over de CIE. Ik heb meteen gezegd: ‘Dat gaat hem niet worden.’ Ik moest vertellen dat de CIE mij manipuleerde en dat ik slechte dingen over Jesse Remmers moest zeggen.”

Meineed

La Serpe herinnert zich dat De Vries arriveerde in zijn grijze BMW X5. Maar ook dat zowel Holleeder als Jesse Remmers daarbij aanwezig waren. Peter de Vries heeft diverse keren duidelijk verklaard dat Willem Holleeder niet bij zo’n ontmoeting is geweest. Dat Peter de Vries zegt zich het gesprek met hem en Jesse Remmer en Holleeder niet te kunnen herinneren, klopt volgens La Serpe niet: “Peter R. de Vries heeft meineed gepleegd. Hij had al een cameraploeg had geregeld om die voor de CIE negatieve opnames te laten maken. De Vries is rationeel. Hij heeft contacten in het milieu. Dat hij mij vergeet snap ik, maar dat hij een ontmoeting met Holleeder vergeet en met Jesse Remmers, dat lijkt me sterk. Peter de Vries liegt. Hij is het geweten van Nederland, maar hij is ergens onderweg besmet geraakt in het milieu waarin hij verkeert.”

Kletskoek

Volgens La Serpe was Holleeder “op zijn brommertje” naar Naarden-Vesting gekomen. De rechter vindt dat vreemd, maar volgens La Serpe was dat niet zo gek: “Als je een helm op hebt herkent niemand je.”

La Serpe wist niet dat Holleeder er ook bij zou zijn. “Ik heb tegen Jesse gezegd dat ik daar niet van gediend was.” Nadat Holleeder was vertrokken, gingen La Serpe, De Vries en Jesse Remmers naar een ander café.

Holleeder ontkent dat hij in Naarden Vesting was, maar dat is “kletskoek,” volgens La Serpe: “Holleeder is niet iemand die je makkelijk vergeet.”

Op 9 april 2018 werd Peter de Vries als getuige gehoord.

Sander Janssen, de advocaat van Holleeder, vroeg hem naar de ontmoeting bij het Arsenaal, met Jesse Remmers en Peter La Serpe én Willem Holleeder.

Janssen: In 2007 komt de politie voor het eerst bij u met het verhaal over de ontmoeting in het Arsenaal. U zegt dan: “Dat lijkt mij heel sterk dat ik hen daar samen heb gezien.” Ziet u dat nog steeds zo?

Peter: Ja.

Janssen: Zou het voor u opzienbarend zijn: Jesse Remmers en Willem Holleeder samen aan één tafel?

Peter: Ja.

Janssen: Er is veel te doen geweest over deze ontmoeting. Het Openbaar Ministerie heeft zich in het Passageproces op het standpunt gesteld – en daar was u boos over – dat u niet het achterste van uw tong had laten zien. U heeft uiting gegeven aan uw ongenoegen over de manier waarop er is omgegaan met uw verklaring. U heeft daarover een mail gestuurd naar het Openbaar Ministerie.

Peter: Het klopt dat ik daar ontstemd over was. Ik heb op aangeven van politie en het OM bereidwillig meegewerkt aan dat onderzoek. Ik wist eerst niet eens waar het over ging, ik was me er niet van bewust dat ik Peter La Serpe had ontmoet. Ik kon mij zijn naam niet herinneren, het was een eenmalige ontmoeting, het is snel weggezakt, er is niets uit voortgekomen. Toen het verhoor was afgelopen ben ik dingen gaan nazoeken in een poging politie en OM van dienst te zijn met nadere informatie. Die heb ik gegeven. Ik heb later ook bij de rechter-commissaris verklaard, en op zitting. Ik keek er erg van op dat in het requisitoir van het Passageproces door de aanklagers op lichtvaardige wijze heel kort door de bocht bepaalde conclusies werden getrokken waarvan ik zei: “Hoe kom je daar nou bij? Eén telefoontje, dan had je geweten hoe het zat.”

Eén concreet voorbeeld.

Een van de vragen was wat met Ome Jan werd bedoeld. Het OM ging er klakkeloos vanuit dat daarmee het Arsenaal werd bedoeld. In werkelijkheid werd motel Jan Tabak in Bussum bedoeld. Dat is een heel andere lokaliteit. Ik kon afdoende aantonen dat dat altijd de plek was waar ik met Willem Holleeder afsprak. Ik vond het getuigen van onzorgvuldigheid en lichtvaardigheid om daar dergelijke conclusies aan te verbinden. Dat deden ze ook over dat ik over een liquidatiegolf had gesproken. Zij kwamen aan met de stelling dat die golf later was, terwijl er ook een liquidatiegolf geweest was vóór 2004, nota bene waar Cor van Hout het slachtoffer in was. Op die manier probeerde men mij aan te wrijven dat ik iets niet correct had verklaard. Dat vond ik groteske onzin.

Janssen: U heeft van een aantal verklaringen van La Serpe aangegeven: dat komt mij onaannemelijk voor. La Serpe vertelde over de ontmoeting in 2004 dat Jesse en hij binnen zaten en dat hij naar buiten was gelopen om u op te halen van het parkeerterrein. U zegt: “Dat is onmogelijk, dat weet ik zeker.”

Peter: Ik had een afspraak gemaakt met Jesse Remmers. In mijn beleving in een horecagelegenheid in Naarden, die Chef’s heette. In het verhaal van La Serpe wordt dat gesitueerd in het Arsenaal, wat iets anders is, en hij zegt dat hij mij was komen ophalen toen ik kwam aanrijden. Dat lijkt mij onwaarschijnlijk. Ik ben misdaadverslaggever, daar zitten bepaalde risico’s aan vast. Als ik een afspraak met Jesse heb zou ik er erg van opkijken als er iemand komt die ik helemaal niet ken en zegt: “Kom maar mee.” Dat kan ik me niet voorstellen, dat zou ik wel onthouden hebben.

Janssen: La Serpe zegt dat er een cameraploeg standby was.

Peter: Dat is onbestaanbaar. Dat heb ik later nog gecheckt. Een cameraploeg kost geld, die moet je boeken, die moet je inhuren, daar zit een enorme dagprijs aan vast. Dat doe je alleen als je weet dat je opnames gaat maken en je er een plan voor hebt. Als ik naar elke afspraak een cameraploeg mee zou nemen, was het productiebedrijf half failliet gegaan.

Janssen: De advocaten-generaal hebben het in het requisitoir steeds over verklaringen van obers uit het Arsenaal, die een aantal jaren later gehoord zijn als getuige. Zij denken u samen met Willem Holleeder te hebben gezien. U heeft daar een mail over gestuurd.

Peter: Ja. Toen deze kwestie weer ging spelen, dacht ik: “Hoe komen ze erbij?” Ik ben opnieuw in mijn agenda’s gaan kijken. Toen bleek dat ik de dag erna in het Arsenaal ben geweest voor de lancering van een tijdschrift. Het eerste exemplaar werd ten doop gehouden. Ik heb daar toen gegeten. Dat is wel frappant, want ik kom vrijwel nooit in het Arsenaal, het is wel heel toevallig dat die ober zich dat daarna herinnert.

Janssen: Het Hof overweegt in het arrest in de zaak Remmers dat ze het voor mogelijk houden dat u het zich gewoon niet meer herinnert.

Peter: Ik heb ooit gezegd, en dat is mijn standpunt, dat ik niet uitsluit dat Willem Holleeder daar wellicht samen met Jesse Remmers en Peter La Serpe is geweest, maar niet in die combinatie met mij. Het zou kunnen dat hij daar met Remmers en La Serpe is geweest en dat toen ik kwam wij vervolgens in andere lokaliteit in Naarden geweest zijn. Ik weet zeker dat het gesprek met Remmers en La Serpe niet in het Arsenaal was, maar in ander etablissement.

Janssen: U weet ook zeker dat dit gesprek in Chef’s niet in aanwezigheid van Holleeder was.

Peter: Ja. Daar ben ik helemaal zeker van.

Janssen: Het Hof overweegt dat u zich daar mogelijk gewoon in vergist.

Peter: Ik weet zeker dat Holleeder er niet bij was.

Janssen: U zegt daarover in uw mail dat u de indruk heeft dat waarheidsvinding ondergeschikt wordt gemaakt aan het vervolgingsbelang. Ziet u dat nog steeds zo?

Peter: Ja, de wijze waarop zij een en ander aan elkaar hebben geknoopt en conclusies hebben getrokken en verwoord, dat heb ik wel zo ervaren.

Janssen: Bent u van oordeel dat waarheidsbelang altijd boven het vervolgingsbelang moet gaan?

Peter: Ja.

Janssen: Als het zo zou zijn dat meneer Holleeder zich niet schuldig zou hebben gemaakt aan de feiten waarvan hij nu wordt verdacht, moet hij dan worden vrijgesproken?

Peter: Absoluut, dat geldt voor iedereen die niet schuldig is. Dat geldt voor meneer Holleeder, dat geldt voor Dutroux, voor iedereen.

Janssen: Als getuigen Astrid en Sonja, met wie u veel contact heeft gehad, op onderdelen niet naar waarheid hebben verteld, moet dat allemaal boven tafel komen?

Peter: Als iemand iets verklaart, moet boven tafel komen of dat de waarheid is. Ik weet niet wat u van mij denkt, maar ik  vind dat een verdachte op een goede wijze moet worden bijgestaan en als er twijfel is moet iemand worden vrijgesproken.

Tot zover de verklaringen van betrokkenen. Voor de buitenwereld lijkt het om een tamelijk onbelangrijk detail te gaan: wat maakt het uit of Holleeder wel of niet bij dat gesprek aanwezig was? Maar zowel La Serpe als De Vries spelen een hoofdrol in het proces tegen Holleeder. De verklaringen van La Serpe over Holleeder kunnen het verschil maken: of hij wel of niet levenslang krijgt. Als het allemaal waar is wat La Serpe beweert over de betrokkenheid van Holleeder bij verschillende liquidaties, en als de rechters dat als waarheid beschouwen, dan hangt Holleeder. Als La Serpe er op dit punt naast zit, hoeveel zijn de andere verklaringen dan nog waard? Hoe belangrijk dit is, blijkt ook uit het al eerder aangehaalde requisitoir. Dat er openlijk wordt getwijfeld aan de verklaringen van Peter de Vries. Want als De Vries het zich wél goed herinnert, en La Serpe niet, dan is er een serieus probleem.

Hoe hiermee in het proces tegen Holleeder wordt omgegaan, zal op zijn vroegst pas volgend jaar duidelijk worden, als er vonnis wordt gewezen.

(deel I van het verslag van het verhoor van La Serpe, over de liquidatie van Cees Houtman, staat hier)

 

 

 

 

 

 


Astrid Holleeder, het verhoor (deel 3)

$
0
0

Op 12 maart is Astrid Holleeder voor het eerst als getuige gehoord in het proces tegen broer Willem. Toen werd ze ondervraagd door de rechter. De verslagen daarvan stonden al online. Op 23 maart was het de beurt aan de advocaten om vragen te stellen. Deze zitting begon met de uitspraak over een verzoek van de verdediging. De raadslieden vermoeden dat Sonja over de verkoop van de Achterdam niet de waarheid spreekt. Ze willen de inhoud van de strafbeschikking verder onderzoeken. Het is de rechtbank niet duidelijk hoe meer informatie over de beschikking kan bijdragen aan het achterhalen van de waarheid over de verkoop. De rechtbank wijst de verzoeken af.

De eerste vraag van Janssen aan Astrid is of ze heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de verklaringen van Robbie Grifhorst in de zaak Goudsnip. Astrid zegt dat de toenmalige advocaten Stijn Franken en Chrisje Zuur de verantwoordelijkheid hadden voor het naar buiten brengen van de verklaringen. Astrid zegt dat iedere verdachte – en zij noemt dan speciaal de boekhouder van de Achterdam, Roel Tangenberg, in deze zaak beschuldigd werd van allerlei zaken waar ze zelf geen antwoord op konden geven. Grifhorst had aangegeven dat het onroerend goed in de Peperstraat in Zaandam zijn beginkapitaal was. Cor had daarin mee-geïnvesteerd en een bedrag gekregen. Bij de Peperstraat zou hij alles met een hypotheek hebben gedaan. Astrid heeft uitgezocht of dat juridisch klopte.

Janssen: In augustus 2009 schrijft Grifhorst dat hij de aandelen in maart 1998 teruggekocht heeft van Cor. Dat is niet juist.

Astrid: Daar is zeker over gesproken. De angst van Grifhorst was het opnieuw ontdekken hoe het met het losgeld was gegaan en om dat te verhullen. Er waren redenen om te zorgen dat er een situatie was om de koop niet in 2003 te hebben laten plaatsvinden, vandaar dat verhaal in 1998.

Janssen: Hebben andere verdachten hierover meegesproken?

Astrid: Roel Tangenberg had een belangrijke rol

Janssen: Het punt is: het was niet te onderbouwen, want het was niet waar. Is dat besproken met Roel Tangenberg: als het zover is moet je het wel bevestigen.

Astrid: Nee, dat moeten zij bepalen.

Janssen: Andere verdachten?

Astrid: Ik heb met Sonja besproken dat het van belang was het losgeld niet uit te laten komen en over haar positie als verdachte. Als verdachte mag ze liegen wat ze wil, ik was ook verdachte.

Janssen: Sonja zegt aan het eind van de verklaring: “Ik ben bereid dit te herhalen onder ede.” Dat is hoog spel. Wat erachteraan komt, is niet de werkelijkheid.

Astrid: Wim is daar buiten gelaten. Als je moet kiezen tussen justitie in je nek of Wim in je nek, kies je voor justitie. We hebben ons kapot gelogen om een verhaal neer te zetten waardoor het losgeld niet werd ontdekt. Heb ik verklaringen helpen opstellen waardoor dit niet aan het licht kwam? Ja. Als verdachte mag ik doen wat ik wil en dat heb ik gedaan. Voor mijzelf maakte het niet uit, het zijn niet mijn misdrijven. Dat ik daar uiteindelijk ellende mee kon krijgen, was iets wat ik moest accepteren. Op dat moment nam ik dat voor lief. Als Sonja het niet had gedaan, de Achterdam niet in 2003 had verkocht aan Robbie, was Wim ermee aan de haal gegaan, dan waren de problemen nog groter.

Janssen: Chrisje Zuur had ook contact gehad met Wim. Heeft hij meegeholpen met het opstellen van verklaringen in het Goudsnipdossier?

Astrid: Alles wat Thomas betrof en het losgeld en Endstra, dat liep in Kolbak allemaal door elkaar heen, dat moest allemaal ontkracht worden. Dat kon alleen als wij de procedure zouden winnen. Het is niet gewonnen, maar het is niet aan het licht gekomen dat het losgeld er was.

Janssen: Holleeder zegt: “Ik heb hier een rol in gespeeld, in het tot stand komen van de verklaringen en ik heb daarover contact gehad met mijn zussen, ik wist hoe het gegaan was.” U zegt: hij wist het niet.

Astrid: Hij wist helemaal niet hoe het zat.

(Janssen haalt een fragment aan van een tapgesprek van Tweede Kerstdag waarin Holleeder tegen Sonja zegt: “Waarom lieg je tegen mij, ik weet hoe het gegaan is, je hebt het mij toch verteld?” Volgens Astrid kan dat niet: zo’n onderwerp zou nooit binnen (in huis) worden besproken. Vervolgens begint ze een verhaal over de filmrechten en de waarde van de Achterdam, dat die maar 1,3 miljoen gulden waard was. Het was gestolen goed. Janssen probeert er tussen te komen: “Mag ik mijn vraag stellen?” Astrid blijft doorpraten. “Als ik niet mijn verhaal kan doen, meneer de voorzitter, dan heeft het geen zin.” Ze blijft doorgaan over de Fiod, taxatierapporten, dat Willem roept dat het tien miljoen waard is, dat de advocaat naar het dossier moet kijken. Janssen komt er niet tussen: “We hebben naar het dossier gekeken en wel degelijk andere bedragen gezien.” Astrid blijft doorpraten, Janssen: praat ook door, de rechter probeert er tussen te komen, “mevrouw!” maar ze blijft doorratelen.

Rechter: Mevrouw en meneer Janssen:, het lijkt me niet handig dat u door elkaar heen praat. Mevrouw wil haar verhaal afmaken en wellicht moeten we dat…

Janssen: Wellicht ook niet. Mevrouw maakt haar zinnen steeds af, er komt geen eind aan.

Astrid: Ik laat me niet onderbreken, meneer Janssen.

Rechter: Het heeft geen zin haar te stoppen.

Janssen: Ik ben het niet met u eens, ik zou willen dat rechtbank meer regie neemt. Mevrouw krijgt alle ruimte om te vertellen wat ze wil.

Astrid: Niet van u, meneer Janssen.

Janssen: Er is een beeld ontstaan. Ik stel een vraag, dan komt er een heel lang verhaal. Als ik u een vraag wil stellen, komt er weer een heel lang verhaal en als ik dan zeg: wilt u de vraag beantwoorden, is het dat ik haar de mond niet moet snoeren.

Astrid: (praat er weer door heen, ook als de rechter haar probeert te laten stoppen, ze praat gewoon harder dan de andere twee) Dat is u gelukt bij de rechter-commissaris. Alles wat ik nu niet kan vertellen, dat zet ik gewoon op Youtube, dan heb ik een openbare bron.

Rechter: Die openbare bron is er al langer, heb ik het idee (besmuikt gelach op de perstribune).  Laten we proberen een beetje vriendelijk te blijven en een beetje rekening met elkaar te houden, maar geeft u mevrouw ook de gelegenheid om haar zinnen af te maken.

Janssen: Wát zet u op Youtube mevrouw?

Astrid: Ik kan niet uitpraten.

Janssen: Er komt geen eind aan.

Astrid: Alles wat ik niet kan vertellen, zet ik gewoon op Youtube. Prima toch. Ik wil graag mijn verhaal vertellen en als u dat niet past…

Janssen: Mij past alles. Neemt u deze zitting op?

Astrid: Nee.

Rechter: Dat doen wij al.

Astrid: Het opnemen is niet alleen van mijn broer geweest, maar elk gesprek dat ik met iemand aanga, zodat ze er geen ander verhaal van kunnen maken. Dat zag je aan Marcel Grifhorst, die wilde er een verhaal van maken, maar dat lukte niet. Ik doe het niet met mijn eigen vrienden, wel met alles wat krioelt in die slangenkuil van hem.

Janssen: En advocaten?

Astrid: Ik begrijp dat het een punt van zorg is.

Janssen: Nee hoor, helemaal niet.

Astrid: Daar ga ik me niet over uitlaten. Wat ik heb ingeleverd is klaar en wat ik verder doe met mijn leven, moet ik lekker zelf weten.

Janssen: Die 10 miljoen is niet alleen over wat Holleeder zegt, er zijn schattingen, hypotheken, verklaringen van getuigen.

Astrid: Ik heb ze allemaal bij me. Dat is een lulverhaal.

Janssen: Er zijn andere stukken, over de opbrengst. Die geldbedragen zijn veel groter zijn wat u noemt, die 1,3 miljoen. Ad van Hout zegt: minimaal 10 miljoen.

Astrid: Ad als deskundige op het gebied van onroerend goed? Geen idee. Is het een leugenaar? Ja. Hij vertelt op televisie dat zijn moeder van de armen begraven is, in 2011. Zijn zoontje zet op Facebook: nadat Cor dood was, is alles uit het huis en de kluis verdwenen, alle horloges. Prima. Maar ga niet zeggen dat mijn zus jouw moeder van de armen laat begraven. Zijn eigen zoon zet op Facebook dat bij zijn vader is ingebroken en dat dat stelletje lafbekken zijn Patek Philippe en Rolexen en al zijn klokkies hebben meegenomen. Dus als je in 2011 je moeder niet kan begraven, en in 2017 alle sieraden van Cor nog in je bezit hebt, dat klopt toch niet? Die man heeft zijn hele leven in een uitkering gezeten, hij kan nog niet tot tien tellen. De Fiod maakt een schatting, kom niet met Adje van Hout aan. Dat bedoel ik met die krioelende slangenkuil die om de erfenis dansen en mijn zusje afpersen. Ik verdenk ze er ook nog van dat ze in dat spelletje zitten met mijn broer en als ik erachter kom, zal ik hem nog een draai om zijn oren geven ook. Als je voor geld je eigen broer verraadt… Ik zit hier niet voor geld, maar voor gerechtigheid.

Janssen: Dat gold voor Martin Erkamps (‘Remmetje’), maar ook voor Ad? Dat is een vergaande beschuldiging.

Astrid: Ja. Daarom houdt mijn broer dit weg. Dat laatste bandje, dan zegt hij: “Ze denken dat ik erachter zit.” Dan denken jullie: achter de moord. Maar wat hij bedoelt is: achter de erfenis.

Janssen: Dat heeft hij hier ook verklaard: dat hij in problemen is gekomen door de erfenis, terwijl hij die niet had. De opname sluit aan bij wat hij zegt. Iets anders: in de verklaring van Sonja gaat het over 40 kilo goud. Dat Cor liever goud had, etcetera. Wat hier staat is niet waar, toch?

Astrid: Het klopt allemaal.

Janssen: Er staat dat Grifhorst aan Cor 40 kilo goud heeft betaald voor de Achterdam. Er komt een heel verhaal achteraan dat moet bijdragen aan de geloofwaardigheid van deze onjuiste verklaring.

Astrid: Het is allemaal waar. Alleen is het betaald in 2003, in goud.

Janssen: Heeft Sonja dit uit zichzelf verteld, of heeft ze met anderen besproken wat ze kon zeggen?

Astrid: Ik denk dat dit iets is waar ik met Sonja over gesproken heb. Wat ze beter kon zeggen. Ik heb al gezegd: we hebben ons allemaal kapot gelogen, maar dat zegt niks over mijn betrouwbaarheid.

Janssen: Het gaat erom wat wel en niet waar is. Dit gaat over een afspraak die Roel Tangenberg gemaakt heeft met de notaris, de problemen met Martin Erkamps en Thomas van der Bijl, die allebei de erfenis zouden regelen. Bij de notaris kregen ze te horen dat Adje had gebeld, die wilde weten wat er in het testament stond.

Astrid: Klopt allemaal. Remmetje heeft gebeld met Sonja, dat hij de erfenis met Wim zou regelen. Remmetje heeft regelmatig met Wim gebeld. Dat Wim daarin is weggelaten, dat klopt, dat heeft Roel gedaan. Dat zie je niet terug. Dat Roel met hem een rondje ging lopen. Dat ik die jongen nog heb gewaarschuwd hebt: hij gooit je in de kofferbak. Hij is met Wim een rondje gaan lopen. Roel was erbij.

Janssen: De avond van de moord?

Astrid: Ja.

Janssen: Hoe weet u dat hij een rondje met Roel Tangenberg heeft gelopen?

Holleeder: (laat zich voor het eerst horen) Met wie dan?

Astrid: Met Roel. Je hebt die man mee naar buiten genomen, jongen!

Holleeder: Dat lieg je.

Rechter: De vraag was: hoe weet u dat?

Astrid: Omdat ik erbij was, meneer! Ik heb hem gewaarschuwd, ik zag wat er ging gebeuren! Die gaat in de kofferbak! Die dacht dat hij aandelen had. Roel Tangenberg deed de administratie.

Janssen: Thomas zou bij Sonja gekomen zijn voor goud, hij zou 20 kilo krijgen, hij was indringend. Later komt hij nog een keer, voor de eigendomsbewijzen, dan is hij ontzettend intimiderend. Thomas noemde Robbie Grifhorst een dikke kankerhond die alleen aan Cor had verdiend. Dit is geen fraai beeld van Thomas, die intimiderend en bedreigend geprobeerd heeft een deel van de erfenis af te pakken.

Astrid: Hij kwam ervoor, dat is zo, omdat Cor hem dat beloofd zou hebben, hij heeft vroeger veel voor Cor gedaan, maar hij had al twee jaar ruzie met Cor. Iedereen kwam aan de deur en dacht dat vrouwtje wel even te plukken. Waar bemoeien die mensen zich mee? Ik kan ook wel bij uw vrouw komen graaien.

Janssen: Het gaat mij erom of de schets van Thomas die bij Sonja geprobeerd heeft zich dingen toe te eigenen, of dat juist is.

Astrid: Klopt. Maar als je man net overleden is.

Janssen: Dit is een verklaring uit 2011.

Astrid: Tegen Thomas kun je nee zeggen.

Janssen: Klopt het wat hier staat, is de vraag.

Astrid: Ik weet dat hij terugkwam en een afspraak heeft gemaakt met Robbie Grifhorst. Er zijn ook mensen bij Peter geweest, als ze bij Sonja bot vingen. Ook Thomas en Remmetje.

Janssen: Op een eerdere zitting zei u: “Het is makkelijk verklaren over dooie mensen.” Hier krijgt Thomas van der Bijl behoorlijk onderuit de zak.

Astrid: Dan moet je niet bij een vrouwtje aan de deur gaan staan om wat af te pakken.

Janssen: Volgens u klopt het.

Astrid: Thomas is een paar keer langs geweest en hij was lastig. Net als Adje, Nance (zus van Cor) , Remmetje. Remmetje zou even samen met Wim de erfenis gaan regelen, terwijl ze nooit contact hadden.

Janssen: Bertus Hassing zou met Adje praten en hem een kopie van het testament geven. Hij weigerde het te lezen, zei dat Cor dit nooit zo gewild had, hij zei nare dingen over Sonja.

Astrid: Dat is wat Sonja erover zegt. Het testament was een vodje. Het was vervalst, zei Ad.

Janssen: Met wie is Bertus gaan praten, met Ad?

Astrid: Met Sonja?

Janssen: Waren er anderen bij?

Astrid: Dat weet ik niet.

Janssen: Er is een telefoongesprek waarin Ad zegt dat hij contact heeft gehad met Bertus en Ed Sweering over de erfenis. Ad heeft gezegd dat Bertus zich had voorgesteld als degene die de Achterdam had gekocht.

Astrid: Bertus verleende hand- en spandiensten voor Robbie Grifhorst.

Janssen: Opvallend. Sonja zegt keer op keer stellig: “Ik heb er geen belang bij hierover te liegen.” Er wordt CIE-info voorgehouden, dan zegt zij: “Ik heb de Achterdam niet verkocht.” U zegt: dat klopt niet, maar dat heeft ze als verdachte verklaard.

Astrid: Als iemand die niet wil dat Wim erin betrokken zou worden. Het gaat er de hele tijd over dat ik de verkoop heb geregeld. Gaat u mij alstublieft vertellen wat ik heb moeten doen nadat Sonja die aandelen had overgegeven. Wat moet ik regelen? Dat moet Robbie Grifhorst toch met Roel Tangenberg doen? Ik weet niet eens waar de Achterdam was.

Janssen: U zegt: “Het mag niet over Wim gaan.” Zij zegt: de Achterdam is niet verkocht, terwijl ze zelf tegen Wim zei dat het wél verkocht was.

Astrid: Het was toch een strafbaar feit, dan was Wim zijn Hallen kwijt. Het familiegeheim moest bewaard blijven, daar zijn we heel goed in.

Janssen: De zaak Goudsnip zit u hoog, dat wordt uit het proces-verbaal met officier van justitie Betty Wind ook duidelijk. U stelde als voorwaarde dat de Goudsnipzaak voorbij moest zijn. Klopt dat?

Astrid: We hebben allemaal lopen liegen, ook tegen andere mensen, die ook in die zaak zaten. Keihard gelogen dat het geen losgeld was. Die hebben daar problemen mee. Sonja kenden ze al. Door de dood van Cor hebben wij goed contact met die mensen. Al die tijd hebben wij ze voorgelogen, dat is niet fijn. Als zij nog in die procedure zitten, die zaak loopt nog steeds, krijgen ze alleen maar problemen als wij erover naar buiten komen. Ik wil niet dat andere mensen nog een trap na krijgen. De moeilijkheid was: als ik gekozen had voor die mensen, met wie ik geen ruzie wil, die zijn lief… Maar die moet ik verraden omdat ik hem zijn straf wil laten krijgen.

Janssen: Ik begrijp dat verraad niet zo.

Astrid: Ik wist dat dit allemaal zou gebeuren, ik heb gevraagd of ze dit niet even kon laten rusten. Ze zei: “Nee, dat kan niet.” Oké, dan niet. Ik heb niks voor mezelf gevraagd, hè? Ook niet voor Sonja. We hebben alle nadelen gepakt om zo betrouwbaar mogelijk te zijn.

Janssen: U wil die mensen niet verraden. Waarom verraden? Als u zou verklaren in Vandros: “Het was geld van de ontvoering, dat wisten die mensen niet.” Dan verraadt u hen niet.

Astrid: Als er losgeld in de Achterdam zit, dan zijn ze de lul. Dat is de insteek van de hele procedure. Het is besmet en doordat het besmet is zijn zij ook de lul. Wij hebben ze zes, zeven jaar voorgelogen. Dat is niet wat je wil.

Janssen: Mevrouw Wind schrijft: “In mei 2013 wilde u de garantie dat die mensen buiten schot zouden blijven, dat de ellende stopt.”

Astrid: Zo voel ik dat.

Janssen: De officier schrijft erbij: “Wij hebben erop aangedrongen dat ze nu wel de waarheid zou spreken. Dat mocht niet baten.” Als Sonja dan wordt gehoord, nadat de deal is gesloten, dan nog vertelt ze niet wat ze later verteld heeft over hoe het gegaan is met de Achterdam. Dan nog zegt ze: Cor had niks meer dan het huis in Nigtevecht, en ze verwijst naar de verklaringen in Goudsnip. Wetend dat die niet juist zijn.

Astrid: Dan moet je bij Sonja zijn. Zal best zijn dat ze op dit onderdeel liegt.

Janssen: Ik snap niet waarom ze erover liegt.

Astrid: Dat weet je donders goed. Je zou er niet bij de rechters aandringen dat die besprekingen openbaar zou worden, daar heb je expliciet van afgezien.

Janssen: Het is niet waar wat u zegt.

(Astrid blijft doorgaan, Janssen: zegt steeds: het is niet waar, ze blijft doorgaan, “Sonja is er alleen maar slechter door geworden, je hebt afgesproken dat je dat niet zou doen).

Janssen: Ik heb afgesproken met het OM: kunt u ervoor zorgen dat de getuige de waarheid vertelt. Dat was oké, maar dan mag u niet het verweer voeren dat het OM die verklaring heeft gekocht.

Astrid: Dat zeg je nou toch? Sonja heeft er alleen maar nadeel van gehad. Hoe kan jij denken dat er één voordeel is geweest, als je Dagboek van een getuige hebt gelezen. Ze hebben helemaal niks voor ons gedaan. Ze hebben ons laten bungelen. Kom niet aan met beloning. We zijn beloond met het kwijtraken van ons sociaal leven. Het OM heeft geen kloten voor ons gedaan, alsjeblieft, ga niet over beloning beginnen, en ook niet over geheime afspraakjes, ik ben er poepklaar mee. Liegen mag je ’t ook over hebben, maar in Vandros ben ik getuige, geen verdachte.

Janssen: Dan wordt u er boos over en wilt u er niks over zeggen.

Astrid: Dat is een heel andere situatie. Die CIE-info waar die zaak op gebouwd is kan alleen van Wim komen, dat bedrag van 10 miljoen en die bank in Luxemburg. Het was niet eens Luxemburg, het was in Zwitserland en ik ben zelf mee geweest. Die CIE-info is gemaakt door Wim. Wij moeten onze kop houden en zelf zit-ie zijn eigen zussies op die manier te verraaien.

Janssen: Na lang aandringen hebben we een reactie gekregen van de CIE-officier: die informatie is niet ingebracht door Willem Holleeder en het onderzoek naar de informant die het wel heeft ingebracht, of die te relateren was aan Willem Holleeder, heeft niks opgeleverd.

Astrid: Dat zegt niks. Hij was de enige die het wist. Hij heeft het via vriendjes gespeeld. En ik krijg die zaak op mijn nek omdat er een officier in zit die het de hele tijd op mij gemunt heeft. Die officier is gerelateerd aan de officier waar hij zo graag mee wil praten als hij in het ziekenhuis ligt. Dat hij ons erin wil gooien om zelf buiten schot te blijven, daar word ik misselijk van. Ik krijg een zaak in mijn melik voor dat.

Janssen: In het ziekenhuis, na de hartoperatie, in de Kolbaktijd? Dan wil hij een officier spreken?

Astrid: Ja.

Janssen: Wie?

Astrid: Dat doet er niet toe. Hij weet het wel.

Janssen: Ik niet, en verder niemand

Holleeder: Noem de naam effe van die officier dan.

Janssen: Dat is de officier van Passage, dezelfde die hem in Goudsnip niet vervolgt en die de beelden niet vrijgeeft van de eerste aanslag.

Holleeder: Wat zij zegt is weer helemaal gelogen en uit de duim gezogen. Dat ken u met mijn advocaat Jan-Hein Kuijpers bespreken. Ik heb nog nooit naar een officier gevraagd, mijn hele leven niet. (Astrid blijft doorpraten, “staat te janken bij mij”) Het is allemaal gelogen, vraag het aan Jan-Hein Kuijpers, ze stapelt leugen op leugen op leugen, ze liegt, pleegt meineed, het is leugen op leugen op leugen.

Rechter: Kunt u de naam van die officier noemen?

Astrid: Nee, ik verklaar het hier, wat hij wil creëren voor mij buiten: gevaar, gevaar. Ik hoef niet op die manier een schietschijf worden.

Stempher: Ik hoor verdachte stellig zeggen dat hij nog nooit een officier naar zich toe heeft laten komen. Blijft u daarbij?

Holleeder: Ja, ik zou het echt niet weten.

(Officier van justitie Koos Plooij was in de Kolbakzaak, over het afpersen van rijke zakenmensen uit de vastgoedwereld, in april 2010 ernstig bedreigd. In de media werd al snel verband gelegd met de lopende strafzaak, maar even later werd duidelijk dat het uit een heel andere hoek kwam: de tattoo-killers)

Stempher: Hebt u collega Plooij laten komen?

Holleeder: Nee, hij heeft mij bij hem laten komen. Het was een verzoek van meneer Plooij. Toen in de media kwam dat ik achter de bedreiging op meneer Plooij zat, dat hoorde ik tijdens het transport, heb ik op de zitting meteen tegen meneer Plooij gezegd dat het absolute onzin was. Meneer Plooij heeft mij uit de cel laten ophalen, of ik bij Plooij kon komen. Stijn Franken (zijn vorige advocaat) is daar bij geweest. Hij zei dat hij het op prijs stelde dat ik dat meteen zei.

Stempher: Dank u.

Rechter: U wilde dat niet horen, mevrouw? U doet de vingers in uw oren.

Astrid: Ik word helemaal kotsmisselijk van dat konkelen en al die shit, ik kan het niet aanhoren, ik vind het nog vreselijker dan overal waar ik over moet verklaren, hij blijft doorgaan, hij moet een keertje stoppen.

Rechter: Negeert u hem, kunnen we verder gaan?

Janssen: In de Goudsnipzaak gaat het over een Lexus die op naam stond van Roel Tangenberg (de boekhouder van de panden op de Achterdam). Die is na het overlijden van Cor verkocht.

Astrid: Die is door Roel verkocht, daarin heeft Johan Verhoek bemiddeld voor hem.

Janssen: Dit item heeft in de stukken op de usb-stick opvallend veel aandacht gekregen. Die vragen op de usb-stick, daarvan zegt u dat u die niet heeft opgeschreven. (In het onderzoek was een usb-stick in beslag genomen waarvan de gegevens waren gewist, maar die door de politie terug konden worden gehaald)

Astrid: Nee.

Janssen: Roel verklaart dat die auto verkocht is via Johan Verhoek, niet aan Johan Verhoek. Hij zegt: “Die heeft de factuur gemaakt.” Wat opvallend is: aan Roel Tangenberg wordt gevraagd bij de politie of hij die usb-stick met vragen en allerlei bestanden, die bij de belastingdienst is terechtgekomen, of hij die van Johan Verhoek heeft gekregen. Waarom wordt dat aan hem gevraagd?

Astrid: Geen idee

Janssen: Ik heb het aan hem gevraagd. Hij zegt: “Het was gewist. Een speciale dienst heeft het teruggehaald. Ik weet zeker dat Johan Verhoek dingen heeft gedaan naar de advocaten toe, hij heeft weleens papieren en sticks gehaald en gebracht.” In dit verband noemt hij Johan Verhoek daar nadrukkelijk bij.

Astrid: Die is er ook bij aanwezig geweest, dat zie je in alle correspondentie. Er zijn besprekingen geweest met José (de partner van Verhoek, die een deel van de Achterdam op haar naam kreeg) en Liz (de partner van Bertus Hassing, idem) en iedereen. Ze hebben allemaal in de spreekruimte van het kantoor van de advocaat (Stijn Franken) gezeten. Iedereen kon zijn eigen aandeel weerspreken. Ik heb aantekeningen van Roel meegenomen. U confronteerde mij met een bandje. Roel Tangenberg was erbij en heeft aantekeningen gemaakt. Ik was er niet bij.

Janssen: Toen ze bij Sonja zaten om te praten over de erfenis?

Astrid: Iedereen maakt aantekeningen.

Janssen: Het gaat over het telefoongesprek waarin Ariën Kaale zegt: “We zitten de erfenis te bespreken” en dat Tangenberg daar zit met Ed Sweering.

(Ariën Kaale was een vriend van Cor van Hout. Hij was erbij toen Cor op 24 januari 2003 in Amstelveen werd geliquideerd. Kort daarna waren er allerlei besprekingen over de erfenis. Ed Sweering was ook een goede vriend van Cor en had een administratiekantoor) 

Janssen: Daar heeft u aantekeningen van, van Roel Tangenberg?

Astrid: Ja, maar dat is zoveel, dat ga ik niet eens voorlezen.

Janssen: Gaat u die aantekeningen aan het Openbaar Ministerie geven? Die zitten toch niet in Goudsnip?

Astrid: Dat weet ik niet.

Janssen: In de verklaringen van Tangenberg staat dat hij er alle weekenden mee bezig is geweest. Ik dacht dat hij bedoelde: samen met de verdachten.

Astrid: Ik heb alle aktes opgevraagd van de Peperstraat. Robbie Grifhorst heeft het nagekeken met Roel Tangenberg,

(Grifhorst werd ervan verdacht samen met Cor van Hout Heinekenlosgeld te hebben geïnvesteerd in winkelpanden in de Peperstraat in Zaandam) 

Janssen: Er was ook een bijeenkomst met Sonja, Robbie en u en Johan Verhoek.

Astrid: En José.

Janssen: Het is een precair onderwerp: u weet dat er berichtgeving rondgaat over die meneer Johan Verhoek

Astrid: Dat is voor mij geen precair onderwerp. Je kan erover vragen wat je wil.

Janssen: En over de relatie die u met hem zou hebben gehad.

Astrid: Ja. Nou, ik zou het heel graag willen, maar ik ben niet zijn type. Wat bedoel je met een relatie? Zoals jij met een van je collega’s?

Janssen: Nee, dat bedoel ik niet.

Astrid: Wat voor relatie heb jij met je collega’s?

Janssen: Geen seksuele.

Astrid: Oooo! Het gaat om seks! Seks heb ik met verschillende mensen, waar ik zin in heb. Je gaat niet vragen naar mijn seksleven, kom op zeg.

Janssen: Het gaat niet om de seks. Een man-vrouw relatie?

Astrid: Nee, die heb ik niet met hem.

Janssen: Zijn dochter heeft daarover verteld.

Astrid: Ik zie natuurlijk wel hoe dat gaat op internet, dat laat ik maar, een stalker moet je geen aanknopingspunten geven. Ik heb het meisje op verzoek van haar ouders geprobeerd uit haar verslaving te halen door haar te laten chaufferen. Zij heeft mij naar Rotterdam gebracht, daar heb ik bewijs van, ik heb toen met meneer Teurlings (advocaat Mark Teurlings, die ze regelmatig sprak, maar die kan zich geen afspraak in Rotterdam herinneren) zitten praten. Zij kwam me ophalen met de auto van haar oom. Toen ik terugliep naar de auto zat ze op het dashboard te snuiven. Mijn dochter stond op het punt te bevallen, toen heb ik het stuur overgenomen. Ze heeft de hele weg zitten krijsen dat ze nog naar de dealer moest. Ik zou haar nog betalen, ze moest geld hebben. Ik heb haar afgezet bij haar vader, die heeft mij teruggebracht. Ik heb gezegd: “Sorry, dit ga ik niet meer doen.” Ik heb wat stukjes (de dochter heeft een website) bij me hoe zij Rutte afbeeldt met een touw om zijn nek, Pechtold als Hitler, dat ik in een zeecontainer en een kofferbak moet. Ik heb voor u een map waarin haar moeder vertelt hoe het meisje zich heeft ontwikkeld. De bedreigingen naar haar moeder hebben tot een strafzaak geleid. Als je dat leest, rijzen de haren je te berge. Ik word nu al jaren gestalkt door dat kind, mijn dochter wordt door haar gestalkt, iedereen, en je kan er niks tegen doen, alles wat je zegt maakt het erger. Als we het hebben over betrouwbaarheid: ik kan er niks aan doen dat dat meisje ziek is. Het is te triest voor woorden.

Janssen: Het gaat mij erom dat ze dingen vertelt over die relatie en wat zij daarvan gezien heeft.

Astrid: Dat ik met mijn voeten op het dashboard zit in een kort rokje? Meneer, heeft u mijn benen gezien? Ik loop niet in een kort rokje. Dat wil ik niemand aandoen. Ik zie er niet uit als een vrouw, ik zie eruit als een…

Rechter: Advocaat!

Astrid: halve man.

Janssen: Met wie u een relatie heeft kan mij normaal gesproken niets schelen, maar in dit geval speelt meneer Verhoek een rol in het Goudsnip-verhaal.

Astrid: Bertus Hassing ook. Lig ik dan ook in bed met Bertus Hassing?

Janssen: Als u een relatie heeft met de op één na beroemdste crimineel van Nederland kan dat van belang zijn.

Astrid: De één na beroemdste crimineel? De man is veroordeeld voor feiten die in 1989 en 1991 zijn gepleegd. Hij is vanaf dat moment alleen over die feiten lastig gevallen. Hij is een vriend van mij, ik heb het recht hem te verdedigen. De reden waarom hij bij mij boven een verdieping huurde, was omdat hij zijn dochter (niet die van de website) elke dag ging verzorgen. Elke dag medicijnen ging brengen. Ik ken niet die crimineel, ik ken de mens. U hebt zelf bij Zomergasten lopen verkondigen dat u de mens achter de crimineel ziet.

Janssen: Zomergasten? Dat zal niet, u bedoelt dat radioprogramma. Dan bent u na mijn moeder en meneer Stempher de derde die daarnaar geluisterd heeft.

Astrid: Ik heb het uitgewerkt, ik weet precies wat u daarover zegt. Als mijn broer na 1989 niks meer had gedaan, was het ook prima geweest. Als Johan Verhoek morgen een moord pleegt, wil ik niet meer met hem omgaan.

Janssen: U zegt: “Ik heb met die man geen relatie gehad.” Ik zeg dat de Fiod (de belastingdienst, die onderzoek deed in de Goudsnipzaak) en de politie denken dat dat wel zo is. Weet u dat?

Astrid: Nee.

Janssen: In oktober 2012 is hij met een arrestatieteam om zes uur ’s morgens uit uw woning gehaald. (Astrid woonde toen in de Scheldestraat in Amsterdam)

Astrid: Dat klopt.

Janssen: Omdat ze weten dat hij daar is. In een proces-verbaal staat dat ze hem al langere tijd hebben geobserveerd, en op grond van de tijdstippen dat hij uw woning binnengaat en eruitkomt, zijn auto parkeert en wat u samen met hem doet en dat ze aannemen dat u al langere tijd een relatie heeft met elkaar.

Astrid: Dus zij hebben mij zien neuken met hem?

Janssen: Dat hebben ze niet opgeschreven.

Astrid: Verhoek huurde bij mij een bovenverdieping. Dat is een aparte opgang, daar zijn ze ook naar binnen gevallen. Op dat moment zat hij bij mij aan de koffie.

Janssen: Om zes uur ’s morgens.

Astrid: Ja. Ik ga om half zeven de deur uit. Dan hoef ik mijn broer niet te zien. Om zes uur hoor ik allerlei gedoe, ik ben met mijn armen in de lucht gaan staan, als ik dat niet doe schieten ze mij misschien neer. Die arrestatie was voor witwassen, een vervolg op Goudsnip, over geld van 1989/91, toen dacht ik: “Da’s bijzonder.” Laat dat nou net die officier van justitie zijn waar ik sinds 2011 mee in gesprek was.

Janssen: Dat hij bij u was had te maken met de verdieping die hij huurde.

Astrid: Ook omdat we samen strafzaken deden en we waren een andere business aan het opzetten. We maken samen muziek. Ik kan heel goed zingen, hij kan goed gitaarspelen. Dat vinden wij van elkaar. (Johan Verhoek maakte o.a. enkele platen, als het duo Johan en Ans, met als bekendste single ‘Alles in het leven duurt maar even’) 

Janssen: Het gaat niet alleen over de Scheldestraat, er staat ook dat verdachte Johan en Astrid Holleeder een aantal malen gezamenlijk de nachtelijke uren op zowel camping De Zonnehoek in Hilversum als op camping Het Monnikenbos in Soest en op de Scheldstraat hebben doorgebracht.

Astrid: Dat kan.

Janssen: Dat heeft toch niet te maken met het huren van een ruimte?

Astrid: We maken samen muziek, we doen de strafzaken samen, van alles en de schoonheid van de natuur heb ik ook dankzij meneer Verhoek leren kennen.

Janssen: Het maakt mij niet uit dat u een relatie met hem hebt, ik wil graag dat u daar eerlijk over bent.

Astrid: Ik slaap ook met collega Menno van Gaalen op één kamer, dan denken ze ook dat wij getrouwd zijn. Mij doet het niks, maar dat komt misschien omdat ik meer van vrouwen houd dan van mannen.

Janssen: Met een kantoorgenoot is toch wel iets anders.

Astrid: Hoezo dat?

Janssen: Met een kantoorgenoot heb je een zakelijke relatie, dan kan het zijn dat je samen een kamer deelt.

Astrid: Als ik met jou morgen naar de camping wil en er is maar één slaapkamer, dan slapen we ook in één ruimte en dan ga ik je echt niet verkrachten, daar hoef je niet bang voor te zijn.

Janssen: Daar ben ik helemaal niet bang voor.

Rechter: Meneer Janssen:, hoe lang blijft u nog…

Astrid: U kan mijn relatie met meneer Verhoek niet besmeuren, u moet mensen niet vals gaan beschuldigen.

Janssen: Ik houd u voor wat er in een proces-verbaal staat.

Astrid: Die relatie is niet zoals jij hem wil zien. En mijn broer. Die zegt: “Sonja neukt ook met Peter de Vries.” Als Sonja Peter de Vries één keer heeft gezien zonder dat er iemand bij was, is het veel. Hoe die met elkaar hebben lopen neuken, ik weet het niet, maar hij moet zich wel gaan verdedigen in RTL Boulevard. Kijk uit met je fratsen. Dicht mensen geen rol toe die er niet is.

Janssen: Ik lees voor wat de politie vermoedt.

Astrid: Dat is diezelfde club waarmee ik zit te praten over hém, ik word er een beetje iebelig van.

Janssen: Dit is de Fiod in Utrecht.

Astrid: Weet u wie dit onderzoek geleid heeft?

Janssen: Nee, zegt u het maar.

Astrid: Dat weten ze zelf wel. Ik zit met de CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid) te praten, vanaf 2011. Over hem. Die ik alles doorgeef wat hij doet. In 2011 praat ik met hem over die Dino Soerel-kwestie en dan ga ik met de CIE-officier praten.

Janssen: Heet-ie Hennie?

Astrid: Volgens mij heet hij Ligie van zijn voornaam.

Janssen: U wilt de naam niet noemen. U suggereert van alles over de rol van een officier van justitie die niet fris zou zijn.

Astrid: Toen Wim werd vrijgelaten is aan Betty Wind (officier van justitie) gevraagd waarom hij niet werd vervolgd. Hij was een zielige zwakke man.

Janssen: U wil die naam niet noemen.

Astrid: Dat moet Wim maar doen.

Janssen: U zegt: “De officier die bij de inval was en bij andere zaken.” U heeft toch een idee wie het is? Wilt u niet zeggen wie het is? Weet u wie het is?

Astrid: Ik heb wel een idee.

Janssen: U wil het niet zeggen?

Astrid: Nee. Dat is veiligheid.,

Janssen: Ik vind dat u dat moet zeggen. Denkt u dat die officier u iets wil aandoen?

Astrid: U ziet hoe we beloond worden. (Astrid beklaagt zich vaak over de manier waarop ze worden beveiligd, terwijl ze volgens haar voortdurend bedreigd wordt door broer Wim die vanuit de EBI in Vught moordenaars op haar af probeert te sturen) 

Holleeder: Krijgen we dat verhaal weer!

Janssen: We hebben meegekregen uit het boek en uit de media dat er onmin was met het OM over beveiliging. Vorige week, met de verklaring over Sjaak Burger, zei u dat u nul beveiliging had gekregen tot heel kort geleden. Is er in de periode daarvoor niet gesproken over dreigingsanalyses en waarom u niet bent beveiligd?

Astrid: De dreiging is evident. Ze hebben twee systemen. Of ze doen alles of ze doen niets. Wij vielen onder: niets. Dan hadden we naar het buitenland moeten gaan met de kinderen. Staat in het proces-verbaal van Betty Wind.

Holleeder: Mag ik daar wat van zeggen meneer de voorzitter?

Rechter: Nou, meneer Janssen,  bent u nieuwsgierig naar wat uw cliënt wil zeggen?

Janssen: Altijd!

Holleeder: Ze zegt dat de politie haar niet beveiligd heeft. Ik heb dat ook op tv gezien, bij John van den Heuvel, dat de beveiliging op maat was gemaakt. Dat is niet meer dan logisch, ik zit al meer dan twee jaar alleen in de EBI, om dit soort verhalen tegen te gaan, er is totaal geen enkele dreiging. Ik bel met niemand, krijg geen bezoek, ik schrijf met niemand en ik zit helemaal alleen. In die context zal de politie wel die dreigingsanalyse gemaakt hebben.

Astrid: Dat is niet zo, die dreigingsanalyse is er wel, alleen, eh….

Stempher: Wij doen geen uitspraak over beveiliging, wij kunnen bevestigen dat er wel degelijk een dreigingsanalyse was.

Janssen: (lacht) Ja, die zullen er wel zijn, maar het gaat er natuurlijk om wat er uitkomt en dat er kennelijk geen beschermingsmaatregelen hoeven worden genomen.

Stempher: Daar doen we geen uitspraak over.

Janssen: De officier van justitie met wie u in 2011 heeft gesproken, is dat mevrouw De Vries?

Astrid: Ik ga helemaal niet antwoorden op die vragen, ik heb geen zin de hele wereld op mijn dak te krijgen.

Janssen: U heeft gesproken over dat Holleeder zou moeten verklaren voor Dino in Passage, met betrekking tot het naamsmisbruik van Dino. Is dat dezelfde officier?

Astrid: Nee, dat is een andere.

Janssen: Wilt u die naam wel geven?

Astrid: Dat heb ik toch verteld? Dat is Hambeukers.

Janssen: We hadden het eigenlijk over…

Astrid: Over Johan Verhoek.

Janssen: Daar waren we wat mij betreft klaar mee. In uw aanvullende verklaring van vorige week heeft u een aantal mededelingen gedaan die u eerder niet had verstrekt in verband met veiligheid. Dat ging over degene die de motor zou hebben bestuurd, Sjaak Burger. U had van Ariën Kaale gehoord dat ook Jesse Remmers een van de uitvoerders is geweest bij de moord op Cor van Hout. Ik heb het even nagekeken. In uw verklaringen bij de politie en in de Passagezaak zegt u: “Ik weet niets van Jesse Remmers, ik heb dat nooit besproken met mijn broer.” Dat was ook onder ede. Begrijpt u dat het ingewikkeld is? Toen was het stellig en onder ede: ik weet er niks van. Nu: ik heb die naam wel van mijn broer gehoord. Hoe weten wij wanneer u de waarheid spreekt?

Astrid: In Passage werd ik totaal niet beveiligd, we waren gewoon aan het werk, op dat moment vond ik het wel genoeg, eentje. Er liepen nog mensen buiten. Ik wil dat wel aan de rechtbank zeggen. Het had zeker met de veiligheid van mijn directe familie te maken.

Janssen: Juridisch ligt dat ingewikkeld: als u iets wel aan de rechtbank vertelt en niet aan ons.

Astrid: Dat kan, maar ik ga dat niet delen. Ik begrijp van iemand die op een vergadering was van de Orde van Advocaten dat er lacherig wordt gedaan over het gesloten deuren verhaal, door uw kantoorgenoten. Als ik iets zeg, staat er dat Jesse Remmers de schutter is. Dat heb ik nooit gezegd, alleen dat hij ermee te maken had. Maar dat maakt mensen wel boos. Dat is voor mij niet veilig. Als hier wat gezegd wordt, krijgen wij berichten: “Goed bezig!” Wij worden aangesproken op iets wat verkeerd in de media komt. Als je als overheid wil dat mensen voor je getuigen, dan moet je ook voor hen zorgen en niet laten vallen als een baksteen. Wij hebben langs de gevel gekropen, meneer wordt elke dag met beveiligd vervoer heen en weer gebracht.

Holleeder: Hoeft van mij niet hoor, ik ga ook liever langs de gevel.

Janssen: Zijn er nog meer dingen die u zou kunnen vertellen?

Astrid: Zodat ik nog meer gevaar loop? Ik ben er klaar mee. Ik ben nog op zoek naar die bandjes over Jotsa, dan ben ik er klaar mee, dan zoeken jullie het maar uit, ik heb mijn bijdrage geleverd. De groeten!

Janssen: U begrijpt echt wel dat het ingewikkeld is wanneer u een afweging maakt wanneer u wel of niet de waarheid spreekt.

Astrid: Het gaat toch over deze zitting? Ik moet zorgen dat ik hier de waarheid spreek en dat doe ik. Dat zweer ik op de dood van mijn kleinkinderen. Dat kan hij niet doen.

Holleeder: Ik zweer op alle kinderen van de wereld dat jij een leugenaar bent.

Astrid: Jij zweert makkelijk, dat scheelt.

Janssen: Eerder bij het hof en in verklaringen zei u ook: “Ik vertel nu de waarheid.” Dat evolueert en dan is de vraag: zijn er nog andere…

Astrid: Ik hoef niks te vertellen waardoor mijn leven gevaar loopt. Daar heb ik wettelijk het recht toe.

Janssen: Dat staat niet in de wet.

Astrid: Staat wel degelijk in de wet. Maar ik ga het niet doen en ik had het niet hoeven doen als hij een man was geweest en had geïncasseerd. Dan hoef ik geen anderen noemen, maar als hij door blijft gaan doe ik dat wel, klaar!

Janssen: Als ik aan u vraag: zijn er nog andere relevante personen…

Astrid: Nee.

Janssen: Alles wat relevant is, is nu verteld.

Astrid: Voor de feiten waar hij van verdacht wordt. Ik ga nog op zoek naar die bandjes.

Janssen: Over die bandjes. U heeft dat opgenomen. Hoe ging dat verder, had u daar software voor?

Astrid: Heel simpel: je zet het over op een usb-stick.

Janssen: Er zijn stukjes uitgezonden. Kon u er zelf dingen uithalen?

Astrid: Stukken weglaten, dat heeft Peter met zijn technische dienst gedaan, er is een keuze gemaakt. Ik heb lopende gesprekken ingeleverd. Van twee verschillende apparaatjes, waarvan er één voice-gestuurd was.

Janssen: Bij de uitwerking van de gesprekken valt op dat een aantal heel abrupt beginnen en eindigen. Hoe kan dat?

Astrid: Ik heb niet geknipt.

Janssen: Nog even over vorige week. U zei dat u aanwezig was op het kantoor van Stijn met de advocaat van Fred Ros.

Astrid: Nee, ik was met Wim op het kantoor van Stijn en Wim vertelde over de verklaringen van Ros.

Janssen: In het proces-verbaal ontstaat de indruk dat de advocaat van Fred Ros erbij was.

Astrid: Dat was op een zitting.

Janssen: Stijn zei dus op een zitting tegen Onno de Jong – de advocaat van Fred Ros – dat het toch zó goed was. U zegt dan: “Mijn broer is ervan overtuigd dat Fred Ros niks in zijn nadeel verklaart.”

Astrid: Aan Ros naar Wim toe heb je niks als getuige. Die gaat niks zeggen.

Janssen: Bedoelt u een opzetje, dat hij opzettelijk informatie achterhoudt?

Astrid: Ik houd er rekening mee. Als je weet hoe bang mensen voor hem zijn.

Janssen: Heeft u daar met Onno de Jong over gesproken?

Astrid: Nee. Ik had hem nooit willen noemen, het is een vriend van mij. Net als met die mensen in Goudsnip moet ik nu Onno voor het blok zetten: Onno gaat mij niet aardig vinden. Ik hou niet zoveel mensen over in dit proces.

Janssen: U doet een vergaande suggestie. Dat Ros niks vertelt over Holleeder duidt u als: dat hij dingen achterhoudt in plaats van dat hij niks weet. Hoe komt u tot uw lezing?

Astrid: Door gesprekken met Wim. Hij zegt dat hij Ros nooit gesproken heeft.

Janssen: Dat past toch in de verklaring dat hij weinig over Holleeder weet?

Astrid: Bij mij wordt het gevoed door wat er op de bandjes staat die ik als laatste heb ingeleverd.

(Janssen is klaar met zijn ondervraging, Astrid vertrekt, het OM wil overleggen over het voorhouden van opnames. Het gaat om door Astrid opgenomen bandjes die recent boven water waren gekomen bij kennissen of vrienden, tijdens een verhuizing. Het OM wil daar fragmenten ten gehore brengen en Holleeder daarmee confronteren. Daar hebben zijn advocaten bezwaar tegen gemaakt)

Officier van justitie Tammes: We hebben de gesprekken laten uitwerken, we hebben ze bij ons en willen ze graag inbrengen. Het gaat om vijftien van de zestien gesprekken. De zestiende, tussen Sonja en Ariën Kaale, dat gaan wij nog niet voegen in verband met veiligheid en onderzoek. Delen ervan willen wij met getuige bespreken, niet met verdachte. Zij is deelneemster aan de gesprekken. Over de uitwerking van de vorige gesprekken is veel te doen geweest, met de vorige advocaat Stijn Franken, waar de verschillen zitten. Dat was – oneerbiedig gezegd – op ondergeschikte punten. Misschien twee waar het van belang is: over Thomas van der Bijl en het wel of niet verstaan van de naam Endstra, het gaat verder over niets. We willen graag vandaag de gesprekken met Astrid bespreken en twee fragmenten laten horen.

Janssen: Het gaat over processtukken en onthouding daarvan. Een opname is een processtuk. Deze werkwijze van het OM kan niet. Een strafrechter heeft een  actieve rol in het Nederlands strafproces, daarom moeten alle partijen beschikken over dezelfde stukken. Ook de rechtbank. In deze zaak is nog volop onderzoek bezig. We hebben te maken met getuigen die op strategische wijze omgaan met bewijsmiddelen die nog in hun bezit zijn. Procespartijen kiezen ervoor bepaalde informatie niet aan u voor te leggen. Zonder kennis van de stukken kunnen we geen opmerkingen maken over de manier waarop ze voorgehouden worden en geen invulling geven aan de rol die de wetgever ons heeft toebedacht.

(Over slecht verstaanbare passages zegt Janssen dat in het verleden is gebleken dat het OM eerder op cruciale punten ten onrechte invulling gaf, onder andere over Thomas van der Bijl en Robert ter Haak: dat werd tot waarheid verheven en kwam in de media)

Rechter: Was u nou van plan onbekende fragmenten te laten horen?

Tammes: Ze staan ook papier.

Janssen: Wij willen ze samen met Holleeder eerst beluisteren. Stukjes eruit halen, ik herhaal dat het anders onze rol als advocaten onmogelijk maakt.

(Er volgt een korte schorsing voor overleg)

Tammes: Wij blijven bij ons voornemen een aantal passages met de getuige te bespreken, om haar in de gelegenheid te stellen de gesprekken te duiden. Verdachte wordt uitgenodigd hierop te reageren. De onderwerpen zijn geïsoleerd: een fragment over dat Dino gaat praten, contacten met media, het fluisteren en over de Hallen. We willen geluidsfragmenten laten horen van twee keer drie minuten uit een gesprek van een uur. Daar zit een fluisterfragment bij. Dat is beter dan wat we eerder lieten horen, toen de voorzitter niet kon horen dat er gefluisterd werd. Nu is goed te horen dat er wordt gefluisterd. De verdediging krijgt ook gelegenheid vragen te stellen. Dat de verdediging vindt dat dit later moet, in verband met beeldvorming, vinden wij niet zo sterk, daar doet de verdediging zelf hard aan mee door stukken op de eigen website te plaatsen. De getuige staat onder ede, zij wordt verondersteld de waarheid te verklaren.

Janssen: Jammer dat het OM geen juridische reactie geeft. Wat betreft beeldvorming: het plaatsen van stukken is om te voorkomen dat er een weergave wordt gegeven die niet overeenkomt met ons standpunt. Het gaat uitsluitend om stukken die zijn voorgedragen en op de openbare zitting zijn besproken. In toenemende mate zijn er experts die aanschuiven bij talkshows en zeggen hoe ik iets bedoeld heb. Soms klopt dat op geen enkele manier.

(Er volgt een schorsing, waarin de rechtbank gaat overleggen over het voorhouden van de geluidsfragmenten)

Rechter: Geruststellend is: vroeg of laat komt alles aan de orde hier. De rechtbank stelt zich op het standpunt dat het verdedigingsargument voorrang heeft op het verrassingselement en dat er een schending is van quality of arms. Het OM moet de fragmenten op een ander moment brengen.

(het OM wil dia’s laten zien. Dat moet allemaal nog worden geïnstalleerd, tot onbegrip van alles en iedereen op de pers- en publieke tribune: er is net een schorsing geweest van meer dan een uur, had dat toen niet geregeld kunnen worden?)

Janssen: Begrijp ik nou goed dat het OM uitwerkingen van gesprekken die wij niet kennen wél voorhouden?

Tammes: We gaan er geen vragen over stellen, u krijgt ze nu uitgereikt, dan kunt u ze lezen. Het is makkelijk: ik heb eerst een aantal vragen over Goudsnip, daarna zouden we met de getuige praten over de gesprekken. Dat gaan we wel doen, maar op een andere manier.

Janssen: U gaat wel vragen aan de getuige stellen over de inhoud van de gesprekken die u wel kent en wij niet?

Tammes: Nee, niet op die manier. Meneer Holleeder, uit het vragenpalet van de verdediging heb ik begrepen dat de Achterdam niet verkocht zou zijn aan Robbie Grifhorst maar aan Bertus Hassing en Villa Francis (de woning van Cor van Hout in Benalmádena) niet aan Hassing maar aan Grifhorst, en niet in 2002 al maar pas in 2005.

(er wordt een dia getoond)

Tammes: Dit is een stuk dat ik niet kende. Dit is een schuldbekentenis, met Bertus en de heer en mevrouw Grifhorst (Robbie Grifhorst en Netty van Schijndel) Kent u dat?

Astrid: Ja.

Tammes: Hoe bent u daaraan gekomen?

Astrid: Van Bertus Hassing, na de opmerking dat ik met Hassing een bespreking had gehad in de eerste helft van januari. Ik wist dat hij op vakantie was tijdens de begrafenis van Cor. Dat hij voor die tijd mijn zus nog geld had geleend voor de begrafenis. Ik heb gevraagd of hij kon aantonen wanneer hij met vakantie was. Er wordt gezegd dat er een bespreking was in de eerste helft van februari, met Hassing. Dat kan niet, toen zat hij op Cuba.

Janssen: Begrijp ik nou goed dat dit stuk kortgeleden aan de getuige is overlegd?

Astrid: Ja.

Janssen: Daar geldt toch hetzelfde voor als voor die stukken waar we ’t net over hadden?

Astrid: Ik heb ze zelf ook bij me.

Rechter: We hebben besloten dat de verdediging niet met deze stukken mag worden verrast.

Astrid: Het maakt mij niet uit wat ieder ermee doet. Ik wil uitleggen dat als Marcel Grifhorst zegt dat hij van 2003 tot 2005 het beheer heeft gedaan van die woning Spanje, dan heeft hij dat kennelijk voor zijn vader gedaan. Uit dit stuk blijkt dat de overdracht in 2004 geweest.

Janssen: Dit lijkt me niet de bedoeling. Dat begrijpt het OM ook wel. Dit zijn ook delen die nieuw zijn.

Tammes: Meneer Janssen, dit is informatie die nu misschien weliswaar schriftelijk in een stuk is neergelegd, maar het is informatie die de getuige steeds heeft geponeerd, dit kan nauwelijks als een verrassing komen.

Janssen: Nou mevrouw! Dit stuk zit niet het dossier, we kunnen op geen enkele manier de context bepalen, dit is niet de bedoeling.

Tammes: Dit is één stuk. Dat kan ik nu verstrekken. Dan kan de verdediging daar vijf minuten naar kijken.

Janssen: Bij dit stuk is het al gebeurd, mevrouw heeft er al een reactie op gegeven. Is dit het enige stuk dat niet in het dossier zit?

Tammes: Dit is het enige, de rest komt uit Goudsnip. Ik moet eerlijk toegeven, dit stuk is aan mijn aandacht ontsnapt, ik realiseer me nu dat dit inderdaad een stuk is dat u niet kent.

 (het stuk wordt uitgedeeld, er is een paar minuten niks te doen, de rechter doodt de tijd met de volgende vragen)

Rechter: Het is wel een leuke zitting mevrouw. U heeft geen last van uw schouder vandaag? Zo te zien: u zit er wat monterder bij dan vorige week.

Astrid: Het tweede deel blijft mij zwaar vallen, het blijft moeilijk.

Rechter: Meneer Holleeder, op een andere datum gaan we kijken naar de stukken die u nog niet kent, maar ik ga u aan het eind van de zitting vragen of u vragen of opmerkingen heeft aan de getuige. Maar dat kunt u ook bewaren tot een andere datum.

Holleeder: Met andere woorden: je mond houden.

Rechter: Nee, maar het is misschien iets om even bij stil te staan. U kunt opmerkingen maken aan het eind van de rit, het mag vanmiddag ook.

Holleeder: Dank u wel.

 (dit is de eerste dag waarop via een videoverbinding de zitting ook te volgen is in een zaal van de rechtbank aan de Parnassusweg)

Rechter: De openstelling van de zaal aan de Parnassusweg is een groot succes. Er zit daar een man of 95. Mensen vinden het toch interessant, zonder u op de rug te zien, blijkbaar.

Holleeder: Prima.

Janssen: Ik ben zover

Tammes: U zei net dat u het stuk gekregen had van Hassing. Waarom?

Astrid: Omdat ik kan laten zien dat het niet klopt. Daar ga ik dan achteraan. Hassing kwam met dit. Dat heb ik meegenomen. Dan kun je zien dat in het 2004 is verkocht. Dat had Sonja ook al verklaard.

Tammes: Die had het ook verklaard. Wanneer heeft u het van Hassing gekregen?

Astrid: Onlangs. Nadat ik gehoord ben. Ik wil niet dat er dingen gezegd worden die niet kloppen. Het ging over mij, dat ik bij hem was, dat kan ik aantonen.

Tammes: Het ging nu eigenlijk over de verkoop van de Achterdam, niet zozeer om de woning in Spanje.

Astrid: Het ging mij om die datum. Het ging mij om de bespreking, wat en hoe, dat blijft maar spoken, ik wil graag duidelijk maken hoe het is gegaan en dan doe ik dat gewoon.

Tammes: Toen u daar was, heeft hij u dit stuk gegeven? Heeft u het ook met hem besproken?

Astrid: Het is toch duidelijk wat er staat.

Tammes: Het roept bij mij wel wat vragen op.

Astrid: Wat dan?

Tammes: Bijvoorbeeld dat het pas in 2011 is opgemaakt.

Astrid: Moet je lezen, toch? Het heeft in procedures gezeten. Vandaar.

Tammes: 2011 is lang nadat de verkoop van het huis was en lang nadat Grifhorst het had gekregen.

Astrid: Als iemand niet kan betalen, dan kan het niet.

Tammes: Dit ging alleen over de betaling van 63.000 euro.

Astrid: Het restant van het huis.

Tammes: Wat Grifhorst nog aan Hassing moest betalen.

Astrid: Nog moet betalen.

Tammes: Het stuk gaat over zes partijen, ik zie er maar drie.

Astrid: Dat weet ik niet. Het ging mij alleen om de datum.

Tammes: Op 3 oktober 2002 heeft uw zuster het huis verkocht aan Hassing.

Astrid: en Grifhorst

Tammes: Er zijn maar drie partijen, in de loop van de overeenkomst worden het er zes. Robbie Grifhorst tekent niet zelf, maar mevrouw Van Schijndel.

Astrid: Dat moet je met Hassing bespreken.

Tammes: Daar kunt u verder geen mededelingen over doen? En dat restant dat Grifhorst aan uw zuster heeft betaald, wanneer was dat?

Astrid: Dat weet ik niet.

Tammes: En de aandelen?

Astrid: Weet ik ook niet. Daar moet je voor tekenen bij die trustmaatschappij.

Tammes: Er wordt gesproken over verpanding. Wat?

Astrid: Weet ik niet.

Tammes: De Achterdam is verkocht. U zegt: na de dood van Cor door uw zus. Wanneer precies?

Astrid: Heel snel.

Tammes: Hij is overleden op 24 januari.

Astrid: Binnen enkele dagen, dat Robbie Grifhorst langskwam. Omdat Wim al was geweest en Sonja had het. Ze wist niet wat ze ermee aan moest. Robbie Grifhorst begon ernaar te vragen. Of ze wilde verkopen. Ze kon er niet mee naar de politie, het was witwassen van het Heinekenlosgeld. Ze wilde het niet aan Wim kwijt en ze wilde voor de kinderen blijven zorgen, daarom was Robbie Grifhorst de uitgelezen partij: iemand die alles kende, het aandurfde en die zij vertrouwde.

Tammes: Waren er ook andere gegadigden?

Astrid: Nee.

Tammes: Bertus Hassing?

Astrid: Nee. Aan wie zou ze het moeten verkopen? Het is heling, het is gestolen goed, gekocht met losgeld. De eerste vraag is: hoe kom je eraan? Dan kom je vanzelf uit bij de verdeling.

Tammes: Waren er nog meer nadelen?

Astrid: Ze wist niet hoe ze ermee om moest gaan. Als u morgen de koh-i-noor krijgt, een diamant van 400 miljoen.. Maar als je ‘m kwijt wil krijg je er maar vijftig euro voor. Het is besmet. Je moet daar een bedrijf runnen, dat is een heel ingewikkeld pakket. Ze moest verder met de kinderen, ze wilde het geld wel hebben. Het is een hete aardappel die je in de lucht gooit en Robbie Grifhorst was hongerig genoeg, die wist dat Willem er achteraan zat. Ik heb hem gewaarschuwd en gezegd wat er speelde. Hij heeft het risico gepakt. Maar het was wel een waardedrukkende factor.

Tammes: Prostitutiepanden.

Astrid: Ik denk dat er niet veel mensen zijn die zulke panden kopen, je komt toch uit bij mensen in dat circuit en die kent Wim allemaal.

Tammes: Hoeveel panden waren er?

Astrid: Sonja heeft een aantal a4’tjes met stempels ingeleverd bij Robbie.

Tammes: Papiertjes met stempels, aandelen aan toonder?

Astrid: Ja.

Tammes: De Fiod heeft vastgesteld dat het gaat om zeven panden. De nummers 2, 6, 10 en 20-26 en er was discussie over panden in de 30, maar die waren in 2000 al vervreemd, waarschijnlijk door Van Hout zelf. Weet u wat de taxatiewaarde was? De totale waarde was 1.464.000 miljoen euro, in januari 2003. Wat heeft Robbie Grifhorst precies betaald?

Astrid: Mij irriteert dat verhaal over 10 miljoen. Ik weet niet wat ze heeft gevangen. Robbie heeft er korting op toegepast omdat er een vordering in zat van de fiscus.

Tammes: Hoe hoog?

Astrid: Twee ton. Dat klopt dan wel, dat ben ik nagegaan bij Roel Tangenberg.

Tammes: Hoe is er betaald?

Astrid: Cash en een deel in blokjes goud

Tammes: Hoe precies? Ik probeer me daar een voorstelling van te maken.

Astrid: Dat heeft Sonja zelf geregeld met Robbie Grifhorst. Ik was er niet bij.

Tammes: Is het aan haar geleverd?

Astrid: Ja.

Tammes: Ze heeft niet verteld hoe?

Astrid: Eigenlijk niet.

Tammes: 40 kilo goud en 7 ton cash. 40 kilo is best een hoeveelheid, ik probeer me voor te stellen hoe dat fysiek gaat.

Astrid: Dat weet ik niet als ik er niet bij ben geweest. Ik hoef niet die details allemaal. We zijn geen eeneiige tweeling. Ik had toevallig ook nog een eigen leven.

Tammes: Wat heeft ze ermee gedaan?

Astrid: Opgemaakt.

Tammes: Goud kun je niet opmaken.

Astrid: Wel verkopen.

Tammes: Weet u aan wie?

Astrid: Ja. Uiteindelijk alles aan Van Eenbergen

Tammes: Dat is de vrouw van Verhoek. Waarom aan haar?

Astrid: Zij kende haar. Ik weet het niet.

Tammes: Weet u iets van huurinkomsten van de Achterdam?

Astrid: Nee, ik weet dat er huurinkomsten zijn.

Tammes: Wie de panden heeft, krijgt de huuropbrengst. Dat is de lol van het hebben van die panden.

Astrid: Dat is voor mij niet relevant en voor Sonja ook niet, die was er al vanaf. Het interesseert mij niet, het speelt in 2007, ik heb best wel wat andere dingetjes aan mijn hoofd gehad.

Tammes: Er zit een ambtshandeling in. Ik ga u dat voorhouden.

Astrid: Het heeft geen betrekking op mij, waarom zou u het mij vragen?

Tammes: Dan ga ik het u vertellen. De Fiod heeft onderzoek gedaan naar de huuropbrengsten die vóór 2003 in een BV werden gestort en werden doorgestort naar Curaçao en in allerlei andere BV’s terechtkwamen. Na 2003, na de verkoop van de Achterdam, werd het ook doorgestort naar Curacao, maar van Curaçao naar de vennootschap Bridges, naar een rekening van Robbie Grifhorst in Zwitserland. De eerste storting is juni 2003 geweest. Daarmee staat vast dat Hassing niet betrokken was bij de Achterdam.

Janssen: Welk bedrag?

Tammes: De huurinkomsten van de Achterdam, voor zeven panden. Dat was tussen de 6 en 7 ton per jaar.

Rechter: Volgens u moet het meer zijn, meneer Holleeder?

Holleeder: A moet het meer zijn, maar het gaat niet om wat je stort, maar om wat je zwart betaalt. Je koopt een stuk goodwill, niet wat die pandjes waard zijn.

Tammes: Het was mij meer te doen om vast te stellen dat Rob Grifhorst de inkomsten opstrijkt en niet Hassing. Ik wil u nog twee andere stukken laten zien. De machtiging van de bankrekening van uw zus bij Credit Suisse in Zwitserland. U was daarbij, uw naam staat erbij. En het Cascabel-stuk, waar Sonja staat als beneficial owner, in 2005. De handtekening rechts is van uw zus?

Astrid: Ja.

Tammes: De linker niet?

Astrid: Dat ben ik.

Tammes: Hoe vaak bent u met Sonja naar Zwitserland geweest?

Astrid: Toen, met het openen van de rekening.

Tammes: Eén rekening.

Astrid: Ja.

Tammes: Er was nog een rekening bij de USB.

Astrid: Ik weet er wel wat van, maar ik heb er niks mee te maken. Dat moet Sonja lekker zelf weten.

Tammes: Zegt de naam Boekert u wat?

Astrid: Bukkert. Zeker. Uit het dossier.

Tammes: De handtekening links is van meneer Bukkert, ook te vinden in het Goudsnip-dossier. Wat deed meneer Bukkert?

Astrid: Hij was van de bank.

Tammes: Van Swiss Partners Investment in Bazel; hij was de investeerder voor Grifhorst. Hij kent uw zus vanaf 2004, hij bespreekt dat er in 2005 een verdrag komt van Zwitserland met Europese landen om rente-inkomsten door te geven aan Europese landen. Ze kan kiezen of ze dat wil of dat ze er een offshore-maatschappij tussen wil fietsen. Ze kiest voor dat laatste.

Astrid: Ja.

Tammes: Heeft ze met u besproken wat ze met meneer Bukkert heeft besproken?

Astrid: Hij regelde dat gewoon voor haar.

Tammes: Is ze nog voor het openen van die offshoremaatschappij naar Zwitserland gereisd?

Astrid: Dat weet ik niet.

Tammes: Heeft Bukkert dat voor haar gedaan?

Astrid: Ik weet niet hoe ze dat feitelijk heeft gedaan.

Tammes: Op de achterkant van dat Cascabel-stuk schrijft Bukkert dat het gaat om de verkoop van een huis in Spanje. Heeft meneer Bukkert dat zelf ingevuld?

Astrid: Geen idee. Ik ken het stuk uit Goudsnip.

Tammes: Iets anders. U heeft vorige week verteld over het gesprek van 17 oktober 2013 dat Sjaak Burger op de motor heeft gezeten. In het Vandros-dossier zit een stuk dat u ons heeft gegeven, dat zijn geschreven aantekeningen van dat gesprek. Handgeschreven.

Astrid: Ja, en?

Tammes: U heeft opgeschreven: “Wim vertelt fluisterend over uitvoering moord op Cor, Ros heeft niet zelf op de motor gereden. Ros heeft zelf met de feitelijke uitvoering niets gedaan. Te zacht om te horen vertelt hij meer, maar ik durf niet vragen of hij het wil herhalen, omdat hij mij dan te nieuwsgierig vindt. Hij zegt iets over betaling, kan ik niet goed horen.” U schrijft hier niet op dat Sjaak Burger degene is die op de de motor zit, wel dat het niet te verstaan is.

Astrid: Dit is een andere situatie geweest. Er zijn verschillende momenten geweest. Het gesprek van laatst was een gesprek in het park bij Endstra, dit is een gesprek bij Sandra om de hoek. Er is ook een moment geweest dat hij zei dat Ros niet gereden had en ik zei: “Dat is wel lullig voor die jongen.” Dit is een ander gesprek.

Tammes: De datering is hetzelfde. Dat maakt het wel verwarrend.

Astrid: Nee hoor, we spraken soms drie keer per dag.

Tammes: Kunt u zich herinneren dat u die dag dan twee keer over hetzelfde onderwerp hebt gesproken? 17 oktober 2013.

Astrid: We hebben wel vaker over die onderwerpen gesproken.

Tammes: Uw broer zegt ook iets over betaling.

Astrid: Ik heb dit allemaal aan Betty Wind verteld. Hier is het gesprek waarin hij Jesse zelf noemt. Dit is een gesprek bij Sandra om de hoek.

Tammes: Dat schrijft u ook niet op, dat hij Jesse in dit gesprek noemt.

Astrid: Maar dat is wel zo.

Tammes: U schrijft wel op dat het allemaal niet te verstaan is. “Te zacht om te horen vertelt hij meer.”

Astrid: We hebben het gehad over betaling en dan heeft hij het over Jesse.

Tammes: Wat zegt hij erover?

Astrid: Dat die ermee te maken heeft en dat er nog niet volledig is betaald. Dat zou door een derde worden gedaan. Dat is dit gesprek, dat zie ik voor mij, ik weet de momenten waarop er iets belangrijks wordt gezegd. Dat moment van Sjaak is in het Beatrixpark en dit gesprek is om de hoek bij Sandra.

Tammes: Is dat gesprek in het Beatrixpark dan wel opgenomen en dit niet? Wij hebben maar één gesprek en dat u het daarom heeft opgeschreven?

Astrid: Dat kan. En op dat moment ga ik geen namen opschrijven.

Rechter: Als u opschrijft: te zacht om te horen, wat bedoelt u daar dan mee? Dat hij het moest herhalen?

Astrid: Ik heb hem horen zeggen dat Jesse ermee te maken had had. De rest kon ik niet verstaan.

Rechter: Als iemand bij mij op de deur bonst, heb ik dat gehoord of ik heb dat niet gehoord. Maar u zegt: ik heb wel een naam gehoord.

Astrid: Ik heb delen niet gehoord, wel de naam.

Tammes: U heeft niet alles genoteerd wat u heeft gehoord. En u vult dat nu aan met wat u wel heeft gehoord.

Astrid: Ja. Ik herken dit als moment, ik zie dit voor mij. Waar het was. Dat andere weet ik ook. Als ik dan de tekst voor me krijg, herinner ik mij dat. Maar ik heb die naam niet gezegd.

Tammes: Bij een eerder verhoor.

Astrid: Later wel tegen Betty (Wind) en zo, hoe het zat met de betaling.

Tammes: Was dit de eerste keer dat u de naam Jesse hoorde?

Astrid: Nee, ik had ‘m al gehoord van Ariën Kaale.

Tammes: Uit de mond van uw broer was het wel de eerste keer? En ook voor het eerst dat hij met u over de betaling sprak.

Astrid: Ja. Maar ik wist al van Ariën hoe dat zat. Dat was al in 2011.

Officier van justitie Lars Stempher: Ik wil ook wat vragen stellen, maar de moeilijkheid is: alle vragen waren voorbereid op basis van deze stukken. Ik kan hele open vragen stellen, maar voordat ik het verwijt krijg dat het een omweg is of een u-bocht wil ik graag weten hoe de rechtbank er tegenaan kijkt. Als ik de contacten tussen verdachte en Dino Soerel aan orde wil stellen, zijn er gesprekken die daarover geen.

Janssen: Er is eerder gesproken over contacten tussen meneer Holleeder en meneer Soerel, ik heb geen bezwaar tegen open vragen.

Stempher: Wat kunt u vertellen over de verhouding tussen uw broer en de heer Soerel?

Astrid: Gebleken is toen Dino zou gaan verklaren naar aanleiding van Ros, dat was een punt van zorg, daar hebben we het uitvoerig over gehad. Hij was bang dat Dino zou gaan praten. Daarvoor hadden we het al gehad over de brief en het monddood maken van Dino, dat hij niks kon verklaren. “Wat denk je, wat gaat-ie doen. Juridisch bekeken.” Ik zei: “Hij kan niks zeggen.” Hij kon ook niks zeggen. Je weet dingen. Ik weet niet van zijn betrokkenheid, maar er was een situatie waarin Dino monddood was gemaakt. Hij had een brief, hij had eerder de familie bedreigd, hij zei dat hij werd gedwongen valse verklaringen af te leggen. Jullie snappen het niet hè?

Tammes: De vraag was: wat was de verhouding.

Astrid: Slecht. Daarvoor? Ik heb Dino één keer gezien. Ik heb hem een hand gegeven, bij mij in de Scheldestraat beneden. De verhouding was in die zin slecht. Het was wel iets om je voor te generen. Ik pak daarin best uit, ook over Nico Meijering. Dat is monddood maken.

Stempher: U begon met dat Dino zou gaan verklaren. Waarom was dat een zorg?

Astrid: Dino kan niet over hem verklaren. Als ik met u iets steel en u staat ernaast en ik word opgepakt, dan hebt u ook een probleem. Ik weet wel dat het zijn doel was om Dino monddood te maken.

Stempher: Als Dino zou gaan praten, zou hij zowel zichzelf als verdachte belasten?

Astrid: Ik heb nooit van Wim gehoord dat Dino er op die manier mee te maken heeft. Hij kan ook proberen mij monddood te maken. Hij kan met van alles komen. Meineed. Dan denk ik: geef me maar drie maanden, dat is niet zo belangrijk, ik heb ook niet de waarheid gezegd, helemaal in begin. Eigenlijk kan je niks. Je begrijpt me niet hè? Als ik maandag zeg nee en vrijdag ja, dan lieg ik. Meineed. Dat is omdat ik in een complexe situatie zit. Ik vrees voor mijn leven. Ik kan het zeggen, kom maar, ik zit nou toch ook in de gevangenis. Ik ga me er niet aan branden om te zeggen: Dino heeft dit en dat gedaan, alleen: dat hij weet dat Dino meer weet en dat hij niet wil dat Dino gaat praten.

Tammes: In een ander gesprek zegt u tegen uw broer dat hij nu geen dealtje meer kan sluiten.

Astrid: Als je in zo’n verband zit, weet je wat je over je afroept. Ik noem dat: over mij heen pissen. Endstra wist dat ook. Die kon het ook niet voortzetten. Ik ben de meest zuivere van het stelletje om dat wel te doen.

Stempher: In 1996, na de eerste aanslag, is er een verdeling. Wat weet u daarvan?

Astrid: Hoe het uiteindelijk is geworden. Hij de Hallen en Satyricon, Cor de Achterdam en Robbie de rest.

Stempher: Ik vraag het omdat verdachte daar een andere verklaring over heeft. Dat hij na de verdeling alleen maar geld heeft gehad en geen belangen.

Astrid: Nu begrijp ik ook waarom hij ons geholpen heeft met Goudsnip. De Hallen moesten veiliggesteld worden. Hij heeft Endstra de Hallen laten kopen, dat was zijn nieuwe witte man.

Stempher: Hoe wist u dat?

Astrid: Ik heb er ook gewerkt, hè? Endstra heeft de Hallen gekocht. Toen er problemen kwamen heeft hij ze verkocht aan Marcel Kaatee.

Stempher: Toen Endstra ze had verkocht, in wat voor verhouding waren ze dan van uw broer?

Astrid: Ze waren van mijn broer, maar juridisch waren ze van Endstra.

Stempher: Toen Endstra ze verkocht aan Kaatee, hoe zat het toen?

Astrid: Kaatee heeft een lening genomen en die heeft hij nog steeds. Maar Wim vindt dat ze nog van hem zijn.

Tammes: Waarom vindt uw broer dat ze van hem zijn?

Astrid: Omdat alles wat Kaatee zou afbetalen naar hem toe zou komen. Kaatee had een lening van Paarlberg.

Stempher: Wat weet u daarvan?

Astrid: Wat ik zeg.

Stempher: Ik ken de verhouding tussen Kaatee en uw broer en ik hoor graag wat u ervan vindt.

Astrid: Dat is niet zo. Die Hallen waren gewoon van hem en Kaatee is een nette jongen, een keiharde werker. Daarom hebben we ook gezwegen over het losgeld.

Stempher: Hoe was de verhouding tussen uw broer en Kaatee?

Astrid: Die was goed, maar mijn broer ziet dan anders. Kaatee moest wel die lening afbetalen, maar kwam in problemen met Bibob. Wim voelt zich bestolen daardoor, maar die jongen kan er niks aan doen. Dat is salami-tactiek. Het begint met goede bedoelingen, maar het keert zich altijd tegen je. Hij laat mensen dingen doen die ze helemaal niet willen.

Stempher: Kaatee moet betalen aan Paarlberg.

Astrid: Dat is zijn spaarpotje.

Stempher: Dat betekent dat uw broer geld bij Paarlberg heeft staan. Dat is juridisch ook vastgesteld. Dat er gelden van Endstra bij Paarlberg terecht zijn gekomen.

Janssen: U kent de uitspraak van het Hof in deze zaak?

Stempher: Ja, daarom kan ik dit zeggen.

Janssen: In Kolbak zegt het Hof dat bewezen is verklaard dat Endstra is afgeperst en dat geld van Endstra naar Paarlberg is gegaan en dat dat geld bedoeld was voor meneer Holleeder. Maar er is niet vastgesteld dat het geld van Paarlberg op enige manier naar Holleeder is gegaan.

Stempher: Dat is het wezen van een spaarpotje. Ziet u het als het spaarpotje van uw broer?

Astrid: Ja, het waren zijn Hallen, hij heeft die gekregen bij de verdeling. Het was ook van hem.

Stempher: Hij kon het niet op zijn naam hebben.

Astrid: Dat was het verschil met de Achterdam: dat zijn toonderaandelen. De Wallen, dat is een heel ander verhaal.

Stempher: Dan krijg je de Bibob-procedure.

Astrid: Marcel deed alles om die dingen open te houden, hij heeft keihard gewerkt. Hij wilde Marcel doodschieten. Hij wilde mijn broertje doodschieten, omdat die er had gewerkt en het beter in de gaten had moeten houden. Ik ben ook een paar keer bij Kaatee geweest om te praten. Dat de standpunten wel gelijk moesten zijn, anders hadden wij een probleem.  

Stempher: Ander onderwerp. De media.

Astrid: Leve de media, die hebben ons bescherming geboden. Waar jullie dat hadden moeten doen, hebben wij dat alleen van de media kunnen verwachten.

Stempher: Dan doelt u op uw contacten met de media.

Astrid: Dat het beeld van de knuffelcrimineel gereduceerd werd tot het beeld: daar gaan wij ons niet aan branden, aan iemand die vrouwen en kinderen op die manier behandelt.

Stempher: Had uw broer contact met de media?

Astrid: Hij heeft altijd contact met de media gehad. Hij sprak met iedereen. John van den Heuvel, het Korterink-verhaal kennen we, met dat boek; hij heeft voor de media gewerkt. Ik vind het vervelend om aan het einde van de dag alleen maar vervelende dingen te zeggen, als je hele dag alleen maar aan het kotsen bent. Als hij naar Peter gaat, vertelt hij wat hij wil vertellen, in de hoop dat een ander daar problemen mee heeft. Hij verstoort informatie. Dat doet-ie ook met John. Dat begreep ik niet helemaal. Hij ontkent het hele gedoe met het opblazen van het clubhuis, van Endstra. Dat Endstra dat niet heeft gedaan, omdat ze zulke goede vrienden zijn. Met John heeft hij een interview gegeven op het kantoor van Bram. (Holleeder lacht) Dat is een manier om informatie te verspreiden.

Stempher: Ik begrijp dat dat actief gebeurde. Instrumenteel, hij had er een doel mee heeft.

Astrid: Ja.

Stempher: Is dat voor hemzelf of voor anderen?

Astrid: Voor hemzelf

Stempher: Heeft u daar een voorbeeld van?

Astrid: Ja, dan moet je de aantekeningen van Peter bekijken of de dingen die hij zegt tegen journalisten. Dat wil niet zeggen dat ze waar zijn.

Stempher: U zegt: dat is te vinden in aantekeningen van meneer De Vries.

Astrid: Als je nergens wat over wil zeggen. Ik ga het hier niet eens herhalen joh. Als ik het zeg, heb ik het gezegd. Dat is de andere kant van de media. Ga maar naar de aantekeningen kijken. Dan ga ik dingen zeggen over mensen, dat wordt mij kwalijk genomen. Er zijn zat aanknopingspunten, waar hij mensen dingen in de schoenen schuift. Die komen nu voor hem op. Die zijn nu loyaal, maar laat het een waarschuwing zijn voor iedereen die wat voor hem wil doen: hij trekt je gewoon mee.

Stempher: Als we de beschikking hebben over aantekeningen van meneer De Vries, dan zal dit duidelijk worden.

Astrid: Ja.

(Er volgt een korte pauze)

Rechter: Was dit een pauze omdat u dacht: we willen op deze manier niet verder?

Stempher: Zeker. Wij willen op deze manier niet verder.

Rechter: Dat zagen we al aankomen, gezien uw voorbereiding. (Astrid komt binnen) Zonder u is er niks aan (gelach)

Stempher: Wij willen niet het verwijt krijgen dat we via een u-bocht zaken hebben voorgehouden en als het uit de losse pols moet doet dat de zaak geen goed.

Rechter: U heeft ook een vragenopbouw, het is lastig om daar nu stenen tussenuit te trekken.

Rechter: Er loopt hier een lieveheersbeestje over tafel, dat lijkt me een goed teken. Meneer Holleeder, wilt u vanmiddag nog vragen stellen aan uw zuster of wacht u tot het eind?

Holleeder: Ik wacht even.

Rechter: Mevrouw, wij denken dat we u dan half mei vragen hier weer te komen. U richt zich op, zie ik?

Astrid: Ik wil nog wel wat zeggen over de afgelopen confrontatie met de taps. Ik heb gezegd: ik kom wel met taps waar het tegendeel uit blijkt. Maar dat wordt een welles-nietes discussie die ik niet wil voeren. Ik heb met mijn moeder besloten om haar aan het woord te laten met de brief die zij aan de EBI heeft geschreven. Daarin wordt de manier waarop wij met elkaar communiceren helder. Daar wil ik een stukje uit voorlezen.

Rechter: Gaat u die brief aan ons geven?

Astrid: Ja hoor.

Rechter: Wat gaat u voorlezen? Een brief van uw moeder aan uw broer.

Astrid: Aan de EBI

Holleeder: Dat ik daar moet blijven zitten.

Rechter: Dat kan dus ook, dat je een brief aan de EBI schrijft.

Astrid: Dat doet ze gewoon, omdat ze ook iets wil doen.

Rechter: Leest u voor wat u voor wil lezen.

(bij zo’n snel voorgelezen brief is het bijna onmogelijk snel genoeg mee te typen, maar Astrid heeft de brief kennelijk aan John van den Heuvel verstrekt, de brief staat op de site van De Telegraaf. Zij het dat Astrid niet alles heeft voorgelezen. Op de site staat een eerste brief die niet is gelezen. Dat is deze)

“Geachte dames en heren, hierbij deel ik u mede dat wanneer ik, J.W. Leipoldt, geboren op 19-12-1935, moeder van Willem Holleeder in het ziekenhuis zou moeten verblijven of kom te overlijden, ik onder geen beding wil dat Willem Holleeder op bezoek komt in een ziekenhuis of afscheid neemt op mijn begrafenis en tijdens mijn begrafenis. De reden hiervan is dat ik weet dat dan mijn andere kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen gevaar lopen, wanneer hij de inrichting zou mogen verlaten. Hoogachtend, J.W. Leipoldt.”

De tweede brief, die ze wel grotendeels (half huilend) voorlas:

“Als Willem uit de EBI zou komen dan is de veiligheid van mijn kinderen en kleinkinderen in gevaar. Die heeft hij rechtstreeks bedreigd in zijn laatste woord toen hij zei: ’ik zal mijn zusters en hun kinderen niets aandoen’. U denkt misschien, hij zegt dat hij ze misschien niets zou doen. Alleen weet hij dat u dat niet begrijpt, maar ik begrijp het heel goed wat Willem zegt. Hij dreigt mijn kleinkinderen hetzelfde te doen als mijn kinderen te vermoorden en daar mag hij de kans niet voor krijgen.”

Het volgende stukje heeft ze niet voorgelezen:

“Die kans krijgt hij wel als hij niet meer in de EBI zit. Willem is al betrapt. Hij heeft geprobeerd mijn dochters dood te laten schieten. Mijn jongste dochter eerst, de advocaat, maar voordat hij weer vast ging was hij al met mijn oudste dochter bezig. Daar had hij de opdracht al voor gegeven. U heeft nu zelf ook gezien waar hij toe in staat is. Hij regelt in de EBI nog mensen om hun te vermoorden. En hij zit nog wel in de beveiligde EBI. Laat staan als hij straks weer gewoon met andere gevangenen in contact komt. Dan regelt hij zo voor een boel geld of hij vlucht en regelt het buiten de gevangenis want Wim gaat echt niet levenslang zitten en hij rust niet voordat hij wraak heeft genomen op de mensen die zorgen dat hij zijn straf krijgt.”

Dit weer wel:

“Wat erg voor een moeder van 81 jaar om deze brief te moeten schrijven maar ik moet wel voor de veiligheid van mijn kinderen en kleinkinderen. U denkt misschien wat dramatisch, maar niemand kan zich indenken of begrijpen dat zoiets zal gebeuren. U kunt het zich niet voorstellen en daarom denkt u dat het niet zal gebeuren en daar rekent Willem op.”

Bij mij stopt het hier, in de krant staat nog dit:

“Ik hoop dat u mijn brief serieus neemt, want als het gebeurt dan is het te laat en is het niet meer te overzien. Met vriendelijke groeten, JW Leipoldt.”

Astrid: “Ik denk dat dit genoeg zegt over hoe de ervaring is, het raakt mensen die moeten aanhoren hoe de relatie is, omdat het niet overeenkomt met de realiteit. Dat Wim daar een ander standpunt over heeft zegt meer over hoe hij tegen de realiteit aankijkt. Alles wat wij daarover zeggen wordt kissebissen. Ik denk dat mijn moeder de enige is die daar echt wat over kan zeggen (huilend) en dat ze hiermee heeft aangegeven hoe ze erin staat.”

Rechter: Wilt u er iets over zeggen?

Holleeder: Ik heb de brief niet gelezen, ik wist wel van de EBI dat-ie aangekomen was. Het is gedicteerd, het is niet hoe mijn moeder schrijft, die is 81, uit de Jordaan, dat is een andere manier van praten. Ik heb een nieuwtje voor haar.

Rechter: Voor wie?

Holleeder: Voor Astrid. Toen ik nog vrij was, in 2014, kwam ik bij mijn moeder en werd ik aangesproken: “Ja, je hebt de kinderen bedreigd.” Ik zeg: “Stien, dit gaat nergens om, dat gaat om geld.” Ze zegt: “Die meiden zeggen het en Peter de Vries. Ze hebben een bandje laten horen.” Dat bandje heeft ze gehoord en toen heeft ze gezegd: “Ik kies altijd voor de kleinkinderen.” Astrid heeft mijn moeder daar gek mee gemaakt, daarom werkt ze mee. Astrid voert een angststrategie, op de rechtbank ook, ze wil iedereen angst aanpraten, maar het is pertinent niet waar. Mijn moeder heeft het zelf met mij besproken. Ik heb hun er niet eens mee geconfronteerd, ik dacht: “Allemaal onzin.” Ik wist het allemaal al tevoren wat mijn moeder gezegd had.”

Het verslag van het eerste verhoor staat hier

Het verslag van het tweede verhoor staat hier

Willeke Dost: graven naar een broodje aap

$
0
0

In de vroege ochtend van woensdag 15 januari 1992 verdwijnt de vijftienjarige Willeke Dost spoorloos. Ze woont bij haar pleegouders Piet en Herna Mulders en hun zoons Wout en Bart. Ze zou met haar fiets naar school in Meppel zijn gegaan, maar daar kwam ze niet aan. Er is nooit meer iets van haar of haar fiets gevonden. Zoals altijd bij dit soort onopgeloste zaken ontstaat er een stroom van geruchten en theorieën. Die leiden ertoe dat in juni 2010 pleegmoeder Herna (66) en pleegbroer Bart (39) alsnog worden aangehouden. Er volgt een uitgebreide zoekactie bij de boerderij van de pleegfamilie, die niets oplevert. De ‘verdachten’ worden vrijgelaten.

In november 2018 is er opnieuw beroering: dit keer willen twee Drentse mannen die om onduidelijke redenen gefascineerd zijn door de vermissing, een nieuwe zoekactie afdwingen. Wederom in de buurt van de boerderij. Omdat speurhonden daar een lijkgeur zouden hebben geroken. “Als justitie niet gaat graven, doen we het zelf,” kondigen de mannen aan. 

De zoekactie in 2010

Op dinsdagavond 14 januari 1992, om elf uur, hadden huisgenoten Willeke nog gezien, de volgende morgen was ze weg. In elk geval vóór zeven uur was ze vertrokken op haar bruine Batavus. Toen ze niet op school aankwam, viel dat niet meteen op, pas toen ze ’s avonds om zeven uur nog niet thuis was werden de pleegouders ongerust en begon het rondbellen. De politie beschouwde het als een vermissing, er werd rekening mee gehouden dat ze vrijwillig was vertrokken, al was het vreemd dat ze haar geld, paspoort, pinpas en treinabonnement niet had meegenomen. Vanaf mei 1993 wordt haar naam steeds in verband gebracht met Andrea Luten (15) uit het nabijgelegen Ruinen, die vermoord toen ze terugfietste van school naar huis. In haar zaak is dankzij dna-bewijs in mei 2010 Henk F. uit Hoogeveen als verdachte aangehouden, hij heeft bekend.

Weeshuizen

Willeke Dost is geboren in Arnhem. Haar ouders verongelukten toen zij amper twee jaar was. Familieleden hadden graag voor haar willen zorgen, maar er stond niets op papier, de Kinderbescherming bracht Willeke onder in verschillende weeshuizen. Op haar tiende kwam ze bij de familie Mulders in Koekange, als laatste van in totaal achttien pleegkinderen. Volgens de toenmalige begeleider stond de familie Mulders bekend als een uitstekend en deskundig opvanggezin.

Na haar verdwijning ontstond er een heel geruchtencircuit, met als voornaamste voedingsbronnen de familie Crediet uit Staphorst en de familie van Willeke. Oud-rechercheur Dick Gosewehr en gewezen politiepsycholoog Harrie Timmerman bemoeiden zich ermee, en de Groningse privédetective Robert van Hoove die door de zaak-Luten geïnteresseerd was geraakt. Ze kwamen tot de conclusie dat Willeke niet is weggelopen, maar dat ze wellicht is vermoord door de pleegfamilie. Willeke had in een briefje aan vriendin Geke Crediet geschreven dat haar deurklink ’s nachts naar beneden was gegaan en ze zou hebben gesuggereerd dat pleegbroer Bart haar had begluurd toen ze aan het douchen was. Dit leidde uiteindelijk tot de verdenking dat Bart oversekst was, dat Willeke zwanger was en dat ze daarom moest verdwijnen. De familie zou haar op het erf hebben begraven.

Verbrand

Duidelijkste aanwijzingen: buren hadden gezien dat er enkele dagen na Willeke’s verdwijning een vuurtje was gestookt op het erf waarbij de persoonlijke bezittingen van Willeke waren verbrand en er zou een schuurtje zijn gebouwd op de plek waar Willeke was begraven. Dat vuur klopt: het was in die tijd gewoonte zelf afval te verbranden. Maar de persoonlijke spullen van Willeke zaten in dozen, die na het overlijden van pleegvader Piet Mulders – vier jaar geleden – al aan de Willeke’s familie waren teruggegeven. Het begraven klopt ook niet: bij de zoekactie in 2010 is het hele terrein drie meter diep met de meest geavanceerde apparatuur onderzocht, er is niks gevonden.

Het staat vast dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor een misdrijf. Het justitieonderzoek is gebaseerd op een analyse van uitlatingen van betrokkenen waar bepaalde tegenstrijdigheden in zouden zitten en de verdachte omstandigheden waaronder Willeke verdween. Er zijn drie scenario’s:

  • Willeke had afgesproken met een onbekende vriend en elders een nieuw bestaan gevonden;
  • ze was vroeg naar school gegaan, misschien van plan geweest eerst bij een vriendin langs te fietsen, en onderweg slachtoffer geworden van een zedendelinquent.
  • pleegbroer Bart heeft Willeke lastiggevallen, dat kan uit de hand gelopen zijn, ze is daarbij om het leven gekomen en weggewerkt. De vraag is dan nog of de rest van de familie ‘in het complot’ zit of dat Bart het alleen heeft gedaan.

De zoekactie had in elk geval enige duidelijkheid gebracht: ze was niet begraven op het erf. Pleegmoeder Herna en Bart bleven nog wel even zitten: de politie wilde nog kijken of men ergens anders kon gaan zoeken. Het bleef bij kijken en Herna en Bart werden vrijgelaten. 

Speurhonden

De verdwijning van Willeke heeft sommige mensen nooit losgelaten. Zo ontvangt de politie in 2017 een rapport van stichting Signi Zoekhonden, met als conclusie dat onderzoek met drie honden en een radar heeft uitgewezen dat er een concrete plek is waar mogelijk menselijke resten liggen, anderhalf tot twee meter onder het grondoppervlak. De politie besloot niets te doen met de informatie.  Jan Huzen en Ab Bruintjes, die zich al jaren inzetten voor de zoektocht naar Willeke, vinden dat de politie daar moet gaan graven “en als ze het niet doen, doen we dat zelf.” 

Maar dat stuit op enig bezwaar: het is geen openbaar terrein. De plek ligt 150 meter achter de boerderij in Koekange en er is toestemming nodig om daar te gaan graven.

RODDELS EN GERUCHTEN

De roddels en geruchten in de zaak-Dost komen vooral voort uit onenigheid tussen de familie Mulders en de familie van Geke Crediet uit Staphorst, de vriendin van Willeke. Hun verklaringen staan nogal tegenover elkaar. Volgens pleegmoeder Herna is Willeke gewoon weggelopen: ze zou op de dag vóór haar verdwijning ‘vrolijk en opgewonden’ zijn geweest, waaruit ze de conclusie trok dat ze Willeke iets van plan moet zijn geweest. Later suggereerde ze dat Willeke – al dan niet onder bedreiging – met een jongen was meegegaan. Woordvoerster van ‘de andere kant’ is Anneke, de moeder van Geke, die in de loop der jaren met drie verschillende achternamen in de kranten opduikt: Crediet, Bovenhuis en Mioch. De pleegouders verwijten haar ‘onterechte bemoeienis met de verdwijning’: op het moment van vermissing was de vriendschap tussen Willeke en Geke Crediet al voorbij, Willeke had die in de herfst van 1991 al verbroken. Willeke vond het niet prettig meer bij de familie Crediet. Wel zou ze in december 1991, een maand voor haar verdwijning, nog een briefje aan Geke hebben geschreven. “De nacht van zondag op maandag werd ik om tien voor drie wakker omdat er iemand aan mijn buitendeur stond te trekken, want ik ontdekte het gekraak van de deurkruk omdat die naar beneden stond.”

Reactie van Herna Mulders:

“Het is alleen zo jammer dat Anneke de brieven die Geke aan Willeke schreef zorgvuldig vernietigd heeft. Dat past allemaal in de smeerpijperij van mevrouw Crediet.”

Herna vindt het juist verdacht dat Geke ook niet op school was, op de dag dat Willeke verdween, en waarom Geke “een meer dan normaal verdriet vertoonde, dat liefst vijf jaar duurde” en waarom haar moeder elke gelegenheid aangrijpt om dat verdriet in de media te etaleren: alsof ze iets te verbergen hebben.

In de regionale krant De Stentor neemt dochter Mieke het na de arrestaties in 2010 op voor haar moeder Herna: “Mijn ouders hebben in de eerste jaren na de verdwijning alles gedaan om die landelijk aandacht te geven.” Volgens haar hebben ze telkens geprobeerd grootscheepse onderzoeken in gang te zetten, maar kreeg de vermissing nooit de aandacht die zij wilden. Dat de pleegfamilie na de verdwijning Willeke’s kleren en spullen achter de boerderij zou hebben verbrand is volgens Mieke ‘een  broodje-aapverhaal’: in de jaren negentig was het volstrekt normaal dat op erven tuinafval werd verbrand.

Bij de foto: De politie heeft er altijd rekening gehouden met de mogelijkheid dat Willeke onder een andere naam ergens in Nederland of elders op de wereld was gaan wonen. In verband met die laatste optie liet de Centrale Recherche Informatiedienst in Zoetermeer in 2002 een zogenaamde verouderingsfoto van haar maken, waarop ze te zien was als 25-jarige, tien jaar na haar verdwijning. Daar kwam geen serieuze reactie op.

Making a murderer op z’n Hollands: valse bekentenissen

$
0
0

Een moord bekennen die je niet hebt gepleegd: door de Netflix-serie Making a murdererkwam dit wereldwijd onder de aandacht. In Nederland kenden we het al. Van bejaardenverzorgster Ina Post, de Schiedammer Parkmoord, de Puttense Moordzaak, de Arnhemse Villamoorden en de moord op Hedy Goedhart in Kaatsheuvel. Er zijn overeenkomsten en verschillen. Bij sommige verdachten blijft een verdenking hangen, slechts bij een enkeling is iedereen volledig overtuigd van de onschuld.

“Het verhoor schoot helemaal niet op. Tot ik begon over haar geloof en het tuindersbedrijf van haar ouders. Ik zei: je hebt toch eerlijke ouders? Blijkbaar raakte ik een gevoelige snaar want ze zakte als een plumpudding in elkaar en legde een bekentenis af.”

In een televisieprogramma vertelde rechercheur Bert Pestman in geuren en kleuren hoe hij bejaardenverzorgster Ina Post tot een bekentenis had gebracht voor de moord op de 89-jarige mevrouw Kolstee-Sluiter, in het ouderencomplex Duivenvoorde in Leidschendam, op 22 augustus 1986.

De toen 30-jarige bejaardenverzorgster Ina Post kwam als verdachte in beeld omdat haar handschrift in de verte overeenkomsten vertoonde met vals opgemaakte cheques van het slachtoffer. Een onbekend persoon had geprobeerd die enkele dagen na de moord te innen. De gemakkelijk te beïnvloeden Ina werd verhoord en legde een zogenaamde bekentenis af.

“Op een gegeven moment ging mevrouw Kolstee naar het toilet. Ik zat in geldnood, alle girorekeningen stonden rood. Op dat moment kwam bij mij de ingeving op om geld weg te nemen bij mevrouw Kolstee. Het was mij bekend dat mevrouw Kolstee haar geld en papieren bewaarde in het kastje dat met de rug tegen de muur stond, die aan de keuken grensde. Op dat moment, dat ik dat kastje opende, kwam mevrouw Kolstee plotseling de woonkamer in. Ik hoorde haar tegen mij zeggen: ‘Dat mag niet’. Ik schrok hevig en gaf in een reflexbeweging mevrouw Kolstee een duw. Ik zag dat zij op de grond viel.”

Daarna vertelde ze hoe ze het slachtoffer wurgde met een stuk elektriciteitssnoer. Ina was dagenlang achter elkaar drie keer per dag verhoord, ze was het besef van tijd helemaal kwijt. “Het enige wat ze deden was schelden. Ze scholden mij uit voor alles wat mooi en lelijk was. Ze zeiden dat mijn familie niets meer met me te maken wilde hebben, dat ik mijn honden bont en blauw sloeg en andere dingen beneden alle fatsoensnormen. Ik was verward, het was allemaal zo onlogisch en ik wilde mijn man zien. Ik wilde dat ze ophielden met zeuren, ik wilde dat er iemand bij me was die van me hield, die lief was en niet tegen me schreeuwde en vloekte. Ze zeiden dat ze zouden proberen dat ik mijn man mocht zien en toen heb ik die bekentenis afgelegd.”

Cheques

In vrijwel alle zaken met valse bekentenissen wordt het proces-verbaal aangepast als blijkt dat de feiten niet kloppen. Zo hadden Ina en haar man helemaal geen geldgebrek: op één rekening stonden ze even rood. Ina wist niet dat er cheques waren verdwenen en vervalst, die informatie gaven de rechercheurs haar. De volgende dag trok ze haar bekentenis in, maar terugdraaien kon niet. Op de rechtszitting, op 25 november 1986, was Ina wanhopig. “Waarom kunnen mensen wel begrijpen dat ik een moord heb gepleegd, maar niet dat ik onder grote geestelijke druk een valse bekentenis heb afgelegd?” zei ze.

Dat het verhoor van Ina Post uitzonderlijk hard is geweest, staat vast. Tegen een van de betrokken rechercheurs waren in één jaar tijd vier klachten ingediend. Ina Post heeft zes jaar in de gevangenis gezeten. Er was een sterk vermoeden over een andere dader, maar daar heeft de politie geen onderzoek naar gedaan. In oktober 2010 is Ina, na een herzieningsprocedure, vrijgesproken.

 

DE PUTTENSE MOORDZAAK

In de Puttense moordzaak zijn de zwagers Herman du Bois en Wilco Viets veroordeeld voor de moord op de 23-jarige stewardess Christel Ambrosius in Putten, op zondag 9 januari 1994. Ze zaten hun straf van tien jaar uit, pas daarna kwam er herziening en werden ze vrijgesproken en kregen ze schadevergoeding. In mei 2008 werd Ron P. uit Delft als verdachte aangehouden: er was een DNA-match met sperma dat bij Christel was gevonden.

Herman du Bois, zijn vrouw Anja en Wilco Viets (rechts) verlaten de rechtbank in Zutphen

Herman en Wilco waren alleen veroordeeld op basis van hun bekentenissen. Beiden hadden overtuigende verklaringen afgelegd over de bewuste middag. Dat ze samen met hun schoonvader en een vriend Christel hadden zien fietsen, dat ze haar waren gevolgd naar het huis van haar oma en dat ze daar van alles hadden gezien. Toen getuigen verklaarden dat ze de groene Mercedes van de schoonvader die middag daar in de buurt hadden zien rijden, hadden ze afgesproken tegenover de politie te gaan liegen: dat ze die middag niet met de auto op pad waren geweest.

Ontlastend

Ontlastend voor Herman en Wilco was dat er geen DNA-sporen van hen waren gevonden, wel van iemand anders. Maar de uitslag van de DNA-test was nog niet binnen in de periode dat zij hun bekentenissen aflegden.

Er zijn veel overeenkomsten met Making a murderer. De verdachten komen uit zwak-sociale milieus, de politie is van meet af aan overtuigd de daders voor zich te hebben. Herman en Wilco worden tegen elkaar uitgespeeld met onjuiste informatie: “Je zwager heeft al bekend, beken jij nu ook maar.” En: “Jullie vingerafdrukken zijn op de plaats delict aangetroffen.” Onder die druk bezwijken de mannen en leggen ze vage bekentenissen af. Als even later de uitslag van de DNA-test bekend wordt en blijkt dat er geen match is, bedenkt justitie een theorie dat ze ondanks het ontbreken van hun sporen ze wel degelijk de verkrachting en de moord kunnen hebben gepleegd.

Hiaten

Dat de rechters tot in hoogste instantie overtuigd waren van de schuld van beide mannen is niet zo vreemd, als je de bekentenissen leest. Als het gaat over de verkrachting en de moord en andere details zijn er tal van hiaten die het onaannemelijk maken dat ze dit op hun geweten hebben, maar het is moeilijk voor te stellen dat ze die middag niet op de plaats delict zijn geweest.

Volgens de advocaat van de later veroordeelde Ron P., wiens DNA-sporen bij Christel zijn gevonden, zijn Herman en Wilco daar vermoedelijk als getuigen geweest en hebben ze de echte dader – niet Ron P. – daar gezien. Uit angst voor hem deden ze er later het zwijgen toe en houden ze – tot de dag van vandaag – vol dat ze die middag niet op die plek zijn geweest.

De rechercheurs gebruikten in Putten een omstreden verhoortechniek: het imaginatieverhoor. Toen Herman werd verhoord, wist hij niet hoe de moord was gepleegd, maar er werd hem gevraagd zich voor te stellen hoe hij het gedaan zou hebben als hij het wél had gedaan. Waarna hij aarzelend aan het fantaseren ging. Gewurgd? Met een pistool, met een mes? Toen hij het mes noemde, was het: “Zie je wel! Je hebt het wél gedaan!”

DE ARNHEMSE VILLAMOORD

In september 2018 concludeert de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (Acas) dat de veroordelingen in de Arnhemse villamoord, een roofmoord uit 1998, “mogelijk de grootste gerechtelijke dwaling uit de Nederlandse rechtsgeschiedenis” zijn en dat er negen mannen ten onrechte zijn veroordeeld. Vrijwel alle media brengen het nieuws groot. De veroordeelden hebben hun straffen, die van vijf tot twaalf jaar, al uitgezeten. Een van hen pleegde na de veroordeling zelfmoord in zijn cel.

Eline Visser overleefde de roofoverval door zich dood te houden

 

De villamoord is een roofoverval op 2 september 1998 bij een villa aan de Apeldoornseweg in Arnhem. Geke van ’t Leven-De Goede (63) en een goede vriendin van haar, Eline Visser (33), werden gedwongen naast elkaar op een bed te gaan liggen. Geke werd van dichtbij in het hoofd geschoten, Eline overleefde door zich voor dood te houden. Zij verklaarde later dat er sprake was van één inbreker.

Een half jaar later werden negen – overwegend Turkse –  verdachten aangehouden: bekende criminelen uit Nijmegen en Arnhem. Zij werden allemaal veroordeeld. Dave Kuils, veroordeeld tot acht jaar, pleegde na 2,5 jaar vastzitten zelfmoord in zijn cel. Hij had van alles gedaan om aandacht te krijgen voor zijn onterechte veroordeling, maar niemand was geïnteresseerd.

Pikant detail: de onderzoeksleider in deze zaak was dezelfde als in de Puttense moordzaak. Twee van de negen verdachten, Ömer A. en Sefket P., legden een bekentenis af. De verhoren zijn op video opgenomen en zijn in 2018 door Paul Acda, advocaat van Ömer A., ter beschikking gesteld aan de NOS. Volgens de commissie Acas heeft de teamleider “de grenzen van het fatsoen ver overschreden.” Het enige bewijs voor de veroordelingen bestaat uit de twee bekennende verklaringen. Een van de twee bekennende verdachten heeft zijn verklaring overigens nooit ingetrokken.

Dat er met de verhoren van alles niet volgens de regels is gegaan, is overduidelijk. De politie hield verdachte Ömer voor dat twee andere verdachten hadden verklaard dat Ömer erbij aanwezig was geweest. Wat niet waar was. Onderstaand: beelden van het videoverhoor van Ömer A., die door zijn advocaat aan de NOS werden verstrekt. 

Juridisch gezien is er wellicht sprake van een gerechtelijke dwaling en zijn er verdachten veroordeeld op onjuist verkregen en onjuiste verklaringen. Het is nooit bekend geworden wie de moord heeft gepleegd. Getuige Eline Visser verklaarde dat ze maar één verdachte heeft gezien. Er is een sterk vermoeden dat de dader wel deel uitmaakte van de groep veroordeelde verdachten. De Hoge Raad gaat nog bepalen of de moordzaak opnieuw behandeld moet worden.

DE SCHIEDAMMER PARKMOORD

Op 22 juni 2000 zijn Nienke (10) en schoolvriendje Maikel (11) uit Schiedam naar de kinderboerderij geweest en lopen ze door het Beatrixpark terug naar huis. Daar worden ze aangevallen door lustmoordenaar Wik H. (36) uit Hoek van Holland, die op zoek is naar een prooi. Hij neemt de kinderen mee naar de bosjes waar ze zich moeten uitkleden. Maikel wordt ernstig mishandeld met een steekwapen. Hij doet of hij dood is en durft pas in beweging te komen als de man verdwenen is. In shock klampt hij een voorbijganger aan: Kees B. uit Vlaardingen. Die treft in de bosjes het lichaam van Nienke en belt de politie. Nienke is seksueel misbruikt voor ze werd vermoord.

Kees B. gaf in eigen beheer een boek uit, dat via bol.com te bestellen is

Politie en justitie stapelen de ene blunder op de andere. Zo wordt Maikel onder begeleiding van kinderpsycholoog Ruud Bullens verhoord, waarbij de richtlijnen zwaar worden overschreden. Zijn constatering dat Maikel “een groot geheim” met zich meedroeg, is voor de politie reden de jongen op een ontoelaatbare manier onder grote druk te zetten. De commissie-Posthumus, die de gang van zaken rond de Schiedammer parkmoord onderzoekt, hekelt Bullens’ passieve houding tijdens de heftige verhoren die de 11-jarige Maikel moet ondergaan. Bovendien zijn vertrouwelijke gesprekken van de psycholoog met Maikel doorgegeven aan de politie en is Maikel niet gewezen op zijn zwijgrecht.

Huilend

Maikel wordt voor leugenaar uitgemaakt omdat zijn verklaringen niet overeenkomen met wat de politie wil horen. Zijn beschrijving van de dader past niet bij de verdachte die de politie op het oog heeft: Kees B. Die heeft de schijn tegen: hij staat bekend als pedofiel en hij kwam inderdaad geregeld in dat park om contact te leggen met minderjarigen. Later vertelt hij dat hij die middag op zijn fiets door het park reed toen hij een jongen huilend en bebloed uit de bosjes zag komen. “Ik heb 112 gebeld. Het was zo afschuwelijk, ik wilde de politie helpen. Maar van getuige werd ik ineens verdachte. De politie zei: ‘Je hebt het gedaan.’ Ik stond zo onder druk, ik heb bekend. Ik heb zelfs momenten echt getwijfeld of ik de dader was.”

Schoenveter

Na zijn arrestatie was B. vier dagen lang zwaar verhoord en bekende hij bepaalde feiten en details, maar die kwamen niet overeen met de aangetroffen sporen en ook niet met de verklaringen van Maikel. Zo vertelde Kees dat hij eerst Nienke had vermoord en daarna had geprobeerd Maikel te vermoorden. Volgens Maikel was het andersom. Kees vertelde dat hij Nienke had vermoord met een wit T-shirt; in werkelijkheid was ze gewurgd met een schoenveter van Maikel. Kees vertelde dat hij Maikel en Nienke in het bos had aangetroffen, maar volgens Maikel waren ze de bosjes ingetrokken.

Ontlastend

Een dag later trok Kees zijn verklaringen in, maar hij werd wel veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf plus tbs. Achteraf blijkt dat er ontlastend bewijs was, maar dat dit door justitie bewust was tegengehouden. Als Wik H. in 2004 wordt aangehouden voor een zedenmisdrijf en uit zichzelf een bekentenis aflegt over de Schiedammer Parkmoord, wordt Kees vrijgelaten en krijgt hij – na veel moeite – een schadevergoeding van zes ton, waarvan er twee direct naar de advocaten gaan. Hij had 3,5 jaar onterecht vastgezeten. Ook bij hem was het imaginatieverhoor toegepast. Er werd niet gevraagd: “Wat deed u in het park?” maar: “Hoe denkt u dat de dader het heeft gedaan?”

DE ZAAK GOEDHART IN KAATSHEUVEL

“Philippe, ik wil bij jou het gebed van mijn leven doen. Ik heb Heidy die nacht in de tuin opgewacht. Toen ze thuiskwam, heb ik haar met een baksteen geslagen en toen ze op de grond lag, gewurgd. In huis heb ik daarna een inbraak in scène gezet en 112 gebeld.”

Dat mag je wel een bekentenis noemen. Wim S. (42) uit Kaatsheuvel doet deze ontboezeming tegenover ene Philippe, die achteraf een undercoveragent blijkt. Er is gebruikgemaakt van een nieuwe methode, die bekendstaat als ‘Mister Big’. De verdachte wordt door undercoveragenten geïntroduceerd in een crimineel (nep)milieu en door ‘de grote baas’ (Mr Big) onder psychische druk tot een bekentenis verleid. Forensische experts veegden er de vloer mee aan: het bewijs zou onbruikbaar zijn, er waren foute verhoortrucs zijn toegepast en de bekentenis zou niet betrouwbaar zijn. Arthur van der Biezen, advocaat van Wim S., noemde “het inpakken en financieel afhankelijk maken van mijn cliënt in strijd met een eerlijk proces.”

Dat mag allemaal zo zijn, maar was het ook ‘een valse bekentenis’? De rechtbank vond van niet en veroordeelde Wim S. in 2016 tot achttien jaar gevangenisstraf. “Ik ben het niet, u heeft de verkeerde,” was zijn reactie. Hij ging in hoger beroep, maar dat maakte het er niet beter op: in februari 2018 kreeg hij nog twee jaar extra aan de broek.

Hoe was het gegaan? Heidy Goedhart (34) was in december 2010 dood aangetroffen in de tuin van hun woning in Kaatsheuvel. Volgens partner Wim S. was ze het slachtoffer geworden van inbrekers, maar de politie kon daar geen aanwijzingen voor vinden en was ervan overtuigd dat Wim S. er zelf de hand in had gehad. Het bewijs was moeilijk te leveren: DNA-sporen genoeg, maar niet bruikbaar als bewijs. Vandaar het inzetten van een infiltratieteam.

Geldnood

Het begon ermee dat ene Joep op de auto van Wim knalde. Zo kwam het contact tot stand. Joep bezorgde de werkloze Wim wat klussen, ze werden vrienden, hij mocht in dure auto’s rijden en in luxe hotels verblijven. De vriendschap werd hechter, maar Wim bleef erbij dat Heidy was omgekomen bij een inbraak. Toen raakte hij in geldnood en werd hij voorgesteld aan Philippe, de baas van Joep, die hem een vaste baan wilde aanbieden. Ze ontmoetten elkaar in Marbella. Philippe zei dat hij het verleden van Wim kende, maar dat hoefde een vaste betrekking niet in de weg staan. Joep vertelde dat hij in het verleden een vrouw had doodgereden en dat Philippe de problemen had opgelost.

Alibi

Nog steeds ontkende Wim, tot Philippe zei dat hij aanvoelde dat hij de dader wel móest zijn. Als hij dat zou toegeven, kon Philippe wel wat voor hem regelen en hem een alibi verschaffen. Als hij niet bekende, kon hij een vaste baan wel vergeten. Toen vertelde Wim eerst aan Joep dat hij Heidy had vermoord en later herhaalde hij dat tegenover Philippe. Hij was die avond eerder naar huis gegaan na een feest bij de carnavalsvereniging. Hij had een inbraak in scene gezet en vervolgens thuis Heidy in de besneeuwde tuin opgewacht. De rechters oordeelden dat er inderdaad sprake was geweest van misleiding, maar dat die in dit geval toelaatbaar was.

Zwanger

In het vonnis van de rechtbank wordt dat uitvoerig toegelicht. Wim S. had een geheime relatie en wilde verder met een nieuwe partner. Zij was zwanger van hem en had hem een ultimatum gesteld. De tijd begon te dringen. In de bekentenissen tegenover Joep en Philippe had Wim S. laten blijken opgelucht te zijn dat hij zijn verhaal had kunnen vertellen. Hij ging ervan uit dat de zaak ‘voor kerst’ zou worden opgelost en dat Philippe zou regelen dat een andere verdachte de schuld zou krijgen.

MAKING A MURDERER

De Amerikaan Steven Avery zat 18 jaar in de gevangenis voor een verkrachting toen in 2003 nieuw DNA-bewijs hem vrijpleitte. Hij klaagde de staat aan voor de onterechte veroordeling en eiste een schadevergoeding van 36 miljoen dollar. In 2005 werd Avery gearresteerd voor de moord op fotograaf Teresa Halbach. Haar auto en resten van haar lichaam werden gevonden op het erf van Avery. Op de auto vond de politie ook bloed van haar en hem. Avery’s 16-jarige zwakbegaafde neefje Brendan verklaarde na een lang verhoor dat Avery de moord had gepleegd, maar zei meteen daarna dat het een valse bekentenis was. Avery en zijn advocaten stellen dat er sprake is van een complot. Het hele proces is vanaf het begin gefilmd voor de Netflix-serie Making a murderer.

 

 

Astrid: het verhoor van 23 november

$
0
0

Op 23 november 2018 worden Astrid en Sonja Holleeder opnieuw gehoord als getuigen in het proces tegen broer Willem. Het zou eigenlijk de laatste keer zijn dat ze moesten komen opdraven, maar enkele dagen vóór deze zittingsdag was bekend geworden dat Astrid nog een nieuwe geluidsopname had ingeleverd, van een stiekem opgenomen gesprek. Die kon nu sowieso nog niet worden behandeld. Het verslag van het verhoor van Sonja volgt later, dit is alleen het deel met Astrid.

Rechter Frank Wieland: De vorige keer heb ik u wat vermanend toegesproken. Als ruziënde kinderen op de achterbank van de auto naar een ver land. Ik hoop dat u dat vast heeft weten te houden.  Meneer Holleeder, bent u wat rustig, als u dat lukt?

Holleeder: Ik houd het zo lang mogelijk op.

Rechter: Mevrouw Holleeder, ik herken u als Astrid Holleeder. Mag ik volstaan met u eraan herinneren dat u de belofte heeft afgelegd? De rechtbank heeft een prangende vraag aan u. Er is weer een opname op tafel verschenen, van zes uur. Kunt u de rechtbank vertellen hoe dit in zijn werk is gegaan, waar het vandaan komt?

Astrid: Eh, de opname gaat over dat Dino (Soerel) al het geld heeft. Het is een opname die ik heb verstrekt naar aanleiding van wat ik Wim heb horen vertellen op zitting of gelezen heb over wat Wim verteld heeft over de criminele organisatie. De tape had ik al langer, maar die heb ik nooit gegeven. In februari, in het weekend voor de dag dat we hier moesten verklaren, moest er iets omtrent onze veiligheid worden geregeld. Dat heeft lang op zich laten wachten. Het was niet verantwoord ons nog meer op onze nek te halen behalve mijn broer. Het is nog steeds een heel moeilijk punt, maar nadat ik… Ik had het idee van: hij heeft de kans te vertellen hoe het zit. Emotioneel gezien heb ik hem altijd nog een kans gegeven: vertel het zelf maar of zwijg op zijn minst. Dat doet-ie niet, dus ik neem dat risico, om u te vertellen en uit te leggen hoe dat dan zat. Over de 18 miljoen van Endstra en dat Dino het geld had en dat ik dat met hem bespreek. Dat we eerder al hadden besproken dat er betalingen verricht zijn, onder anderen aan Jesse Remmers. Ik houd hem voor dat het vervelend is dat hij niet betaald is en wie de pot beheert. Hij zegt: “Ik ben bij de mensen langs geweest en heb uitgelegd hoe het zit.” Ik vind dat ik daarmee een heel vergaande stap zet, met alle consequenties van dien.

Rechter: Wat kunnen de consequenties zijn?

Astrid: Dat laat zich wel raden. Ik heb eerder verklaard over Sjaak Burger, ik wil niet dat ik nog meer mensen tegen me in het harnas jaag.

Rechter: Heeft u de reactie van uw broer meegekregen?

Astrid: Dat-ie boos is, snap ik.

Rechter: Hij zegt ook: Astrid speelt een spelletje, met het doseren.

Astrid: Ik snap dat. De kracht van de herhaling. Zitting op zitting, dat ik een spel speel, dat dat post vat bij iedereen, zo gaat het altijd bij hem. Ik speel geen spel, ik probeer veilig te blijven, jarenlang zonder hulp van justitie. Ik probeer het goede te doen. Dat is moeilijk te begrijpen voor hem, omdat dat niet in hem zit. Ik ben een jaar lang uitgemaakt voor leugenaar. Liegen is niet zijn tweede natuur, het is zijn hoofdnatuur, zei zijn moeder. Ik praat even iets ingewikkelder…

Rechter: We kunnen het aan.

Astrid: Ik ben het afgelopen jaar secundair gevictimiseerd. Als slachtoffer beschimpt, bespot en belachelijk genaakt. Ik wil dat dat een keertje stopt. Ik heb hem heel lang de kans gegeven: vertel het gewoon, of houd op zijn minst je mond. Als je echt een crimineel bent, houd je je mond.

Rechter: Vandaag gaat het niet over de bandopname.

Astrid: Ik krijg het niet allemaal mee, ik heb de verklaringen niet, ik moet het doen met wat ik in de pers lees of waar mensen me attent op maken. Als ik daar allemaal aandacht aan moet besteden, dan kan ik naar Santpoort, dat raakt me heel diep.

Rechter: Santpoort?

Astrid: Daar was vroeger een gekkengesticht. Het is emotioneel niet te doen. Het is best heftig. Dit moest gezegd worden. Verder hoop ik dat het een keer over de inhoud gaat. U heeft gelijk dat u zegt dat we als kleine kinderen zitten te kibbelen. Ik zit heel snel met hem op kindniveau, omdat we daar allebei in zijn blijven steken.

Rechter: We kunnen wel wat hebben.

Astrid: Ik zit hier vanuit een andere setting (ineens  bijna huilend) mijn hele hebben en houden op tafel te gooien.

Rechter: Het emotioneert u, zie ik. Laten we kijken hoe het loopt vandaag.

Rechter Benedict Mildner: Er is een andere opname van 15 november.

Astrid: Puur omdat ik iets over oppikte over Zwarte Leen (vastgoedman Leen Bosnie, zakenvriend van Willem Endstra) omdat dat onderdeel was van de zaak. Daar was toevallig iets over geschreven. Dat ik met Wim een gesprek heb met mensen die voor hem willen werken, die zich aanbieden, om schutter te zijn. Daarin heb ik een gesprek met hem op nieuwjaarsdag over dat hij in gesprek is met jongetjes van vijftien die zich aanbieden. Daar is een gesprek over Zwarte Leen poppen. Ik heb gezocht en gezocht. Ik heb het wel beschreven, maar ik heb het gevoel dat ik hier niet alleen zit om zijn schuld te bewijzen, maar om mijn onschuld te bewijzen, dat het klopt wat ik zeg. Toen stuitte ik op die tape omdat die bij een andere zat op ’t stickie. Die heb ik toen daarna ook maar ingeleverd, dan zijn we klaar ook. Over en uit.

Rechter: Komt er nu niks meer?

Astrid: Nee, er komt niks meer. Tenzij hij weer vreselijk gaat zitten liegen.

Holleeder: Dus je hebt nog ander opnames.

Rechter: Dat zegt ze.

Astrid: Het is goed zo, mevrouw. Ik laat u elke keer zien: ik heb de tapes niet als bewijs ingebracht. Mijn verklaringen zijn het bewijs, het enige wat ik heb gedaan is de verklaringen onderbouwen met tapes, zodat u kunt zien dat wat ik zeg of fluister, dat het klopt. Er komt nu en dan iets concreets in naar voren over bepaalde liquidaties. Dat zegt iets over de manier waarover we erover spraken. De tapes zijn wel belangrijk als ondersteuning voor mijn verhaal. Dat ervaart hij als spelletjes spelen, dat begrijp ik wel. Als hij de controle verliest, speelt iemand anders een spelletje. Normaal hoeft een getuige dat niet, maar ik zit in een setting met iemand die fantastisch charismatisch is en die mensen kan overtuigen. Dat doet-ie al jaren, daarom moet ik meer bieden, dat hij daar dingen in zegt die concreet aansluiten op zaken: het zijn zijn woorden. Ik heb altijd gezegd: u moet het hem zelf horen zeggen. Ik heb gedaan wat ik kon, ik hoop dat het genoeg is. We kunnen er heel ingewikkelde verhalen van maken, maar het is een ondersteuning van mijn verklaring.

Janssen: U zei bij eerdere gelegenheden: ik heb alles ingeleverd.

Astrid: Dat heb ik helemaal niet gezegd, ik begrijp niet hoe je daarbij komt.

Rechter: Zullen we afspreken dat u u zegt tegen meneer Janssen?

Janssen: Bij de rechter-commissatis, bij het Hof in het Passageproces.

Astrid: Ik heb gezegd dat ik niks meer kon vinden. In Passage: toen had ik het nog niet teruggevonden. Over deze tape: ik kreeg totaal geen enkele beveiliging, het is heel leuk een hele organisatie op je dak te krijgen, als vrouwen met een paar kinderen, en justitie aan de zijlijn. U moet u voorstellen dat het uw vrouw overkomt.

Janssen: Nee. U heeft gezegd: “Ik heb alle geluidsopnamen ingeleverd, ik heb niks meer liggen.”

Astrid: Ja, dat kan ik zo gezegd hebben. Later heb ik nog dingen gevonden.

Janssen: Heeft u bewust dingen achtergehouden?

Astrid: Ik heb zeker bewijs binnengehouden.

Janssen: Het Passageverhoor gaat heel uitgebreid en langdurig over de kwestie rond het naamsmisbruik, wat Dino Soerel daarover gezegd heeft. De suggestie wordt gewekt dat het één groot spel is dat uw broer heeft gespeeld.

Astrid: Er is een spel geweest dat Dino hem zou bedreigen, dat klopt.

Janssen: Wie zijn spel was het?
Astrid: Dat mogen ze samen uitzoeken. Ik heb geen probleem met Dino. Ik vind hem heel zielig. Dat hij geassocieerd is met mijn broer. Mijn broer doet of anderen o zo belangrijk zijn. Iedereen laat zijn snoetje zien, behalve hij. Dan ben jij de top. De anderen zijn de 2, 3 4 5 en 6. Het is makkelijk als je de top bent geweest om anderen de schuld te geven. Het is triest voor de anderen die meegegaan zijn in zijn wanen. Daar  schaal ik ook zijn advocaten bij in. Hij leeft in zijn wanen en trekt anderen daarin mee.

Janssen: Vanuit die iritatie…

Astrid: Ik heb niks met Dino…

Janssen: Mag ik mijn vraag afmaken, herhalen duurt langer, ik leid uit uw woorden af dat u zegt: “Ik kijk er op die manier tegen aan, dat irriteert mij.”

Astrid: Luister, dan moet u mij voorhouden over naamsmisbruiken. Ik weet van Stijns kantoor (Stijn Franken, de vorige advocaat van Holleeder) om Dino de zwarte piet toe te spelen. Ik weet wat hij vertelt over het samenwerkingsverband: Dino beheerde de pot.

Janssen: Heeft u dreiging ervaren toen er gesproken werd over de verklaring die Willem Holleeder zou moeten afleggen over Dino Soerel?

Astrid: De situatie bij Stijn op kantoor?

Janssen: En daaromheen.

Astrid: Beperk het tot de situatie op kantoor; dat zie ik als een manier van hem om te zorgen dat hij Dino monddood maakt. Voel ik me daardoor bedreigd? Omdat hij dat door de telefoon gaat blèren? Dan denk ik: “Iedereen hoort het, dat doet hij met een bedoeling, waarom plaats je mij in die positie.”

Janssen: Heeft u uw broer gevraagd of hij dit op wilde lossen omdat u het ongemakkelijk voelde?

Astrid: Ik ga nooit met hem een gesprek aan. Nooit aan de telefoon: “Wim, dit moet je oplossen.” Hij zit binnen, wat kan hij? Dat weet hij zelf wel, daarom had hij Kareltje Pronk naast zich staan.

(Karel Pronk is een crimineel die tegelijk met Holleeder in de gevangenis had gezeten. In februari 2012 vroeg hij schrijver dezes of hij in contact kon komen met Holleeder. Dat Karel Pronk en Willem Holleeder in die periode of later op enige manier hebben samengewerkt of überhaupt contact hebben gehad blijkt nergens uit)

Janssen: Het draait om naamsmisbruik, dat hij de naam van Dino Soerel misbruikte ten opzichte van derden.

Astrid: Ik weet alleen over Endstra. Als hij dat zou doen, wat je normaal wel kunt doen, dan zou hij zelf eerder in de liquidaties terechtkomen.

Janssen: Het gaat toch ook om Ariën Kaale?

Astrid: Wat is Ariën Kaale nou van belang? Die is afgeperst.

Janssen: Hij moest een verklaring afleggen, daarbij werd de naam van Dino genoemd.

Astrid: Dat staat toch op band?

Janssen: U zegt: het gaat alleen over Endstra.

Astrid: Ik snap uw punt niet.

Janssen: In deze periode heeft Sonja een gesprek met Ariën Kaale. Weet u wat die gezegd heeft?

Astrid: Ja. De strekking: dat hij moest verklaren. En dat die jongen daarmee zat: wie ging hij steunen, Wim of Dino.

Janssen: Door wie was hem te kennen gegeven dat hij moest verklaren?

Astrid: Hij is bezocht door Turken.

Janssen: Die hoorden bij wie?

Janssen: Hij noemt Ali Akgün. Hij was onder druk gezet door hen. Er was geen andere oplossing. “Er wordt precies verteld wat ik moet zeggen.”

Astrid: Dat is heel normaal in de onderwereld. Dan is het een  kwestie van kiezen. Hij heeft gekozen voor Wim, omdat Wim eerder vrijkwam dan Dino.

Janssen: De bandjes met gesprekken tussen u en Willem gaan uitgebreid over dit thema.

Astrid: Het gedoe met Dino. Wim zegt toch dat het strategisch is voor hem?

Janssen: U zegt: “Hij is bang dat Dino gaat praten. Het is typisch voor Dino.” Paniekvoetbal, zegt u.

Astrid: Ik ben toch geen mongool of imbeciel, ik weet waar het over gaat.

Janssen: U zegt: “Dino is iemand die actief is in het beïnvloeden van zijn eigen proces op een valse manier.” In Passage geeft u een heel andere lezing dan wat uit de bandjes volgt. Nu zegt u: “Willem heeft het in elkaar gezet.”

Astrid: Wim heeft het gedoe met Stijn in elkaar gezet om Dino de zwarte piet toe te spelen. Dat Dino zijn eigen ding in elkaar zet, staat op een bandje, dat moet hij weten, ik heb geen interesse in Dino, Dino is voor mij niet de moordenaar van mijn zwager, dat is Wim. Ik snap dat Wim zegt: “Het is een domme jongen,” want Wim laat zijn snoetje niet zien.

Janssen: In Passage ging het over het naamsmisbruik met Ariën Kaale. Het gesprek van Sonja met Ariën Kaale was ruim voor het verhoor, maar het is allemaal niet aan de orde gekomen in Passage.

Astrid: Dan zal het me niet gevraagd zijn.

Janssen: Het is wel gevraagd.

Astrid: Nee, het is niet gevraagd, het is een spelletje geweest. Hij heeft bewust Dino op die manier neergezet en uitgedragen. Dat is zijn rugzakje: hij heeft iedereen meegenomen in zijn wanen. Dat Dino, Danny en Dicky een aanslag op hem lieten plegen. Dat moest ik doorgeven aan de CIE-officier. Dat heb ik gedaan.

Holleeder: Meneer de voorzitter…

Rechter: Laat mevrouw even uitpraten.

Astrid: Als je het hebt over spelletjes, moet u geen dingetjes verwarren. Ik weet alleen wat hij mij zegt over de pot en Dino en al die dingen en dat ik met hem  bespreek dat er geen volledige betalingen zijn verricht, bijvoorbeeld aan Jesse Remmers. 

Janssen: Dat staat dan weer niet op het bandje.

Astrid: U draait het om. Het is aan de rechtbank of mijn verklaring plausibel is. Ik kan u niet overtuigen, want u bent zijn advocaat. Ik heb niks met Dino. Geen probleem, dat wil ik ook niet. Wat Dino doet, moet Dino weten. Waar ik hem van ken is van Passage. Ik ken hem niet persoonlijk, het staat heel duidelijk op bandejs dat hij een verhaal construeert: “Als Dino gaat verklaren, is hij een leugenaar, hij heeft al eerder leugens verteld.” Dat is tactiek. Dat Dino een ander wil laten beïnvloeden moet Dino weten.

Janssen: U geeft er blijk van dat u weet hoe het is gegaan en dat Dino bezig is geweest het proces te beïnvloeden. Over de verklaring in Passage: de bandjes weerspreken wat u daar zegt.

Astrid: We hebben het over twee verschillende spelletjes. Ik kan u niet zeggen of Wim Dino’s naam heeft misbruikt, het enige wat ik weet over het geld van Ariën Kaale is dat Wim het bedrag heeft gedeeld met een vriend. Ik weet niet wie dat was.

Janssen: Het had te maken met cocaïne, heeft u verklaard.

Astrid: We zitten in de onderwereld, meneer, we zitten niet in een kantoortje bij een verzekeringsmaatschappij. Wim ging alles opeisen wat van Cor was.

Janssen: Dus er waren samen activiteiten van Ariën Kaale en Cor?

Astrid: Als het transport mislukt was, was hij nog geld gaan halen.

Janssen: Dat is niet gebeurd?

Rechter Mildner: Heeft Sonja iets van dat geld gekregen?

Astrid: Nee. Niets gekregen. Hij vertelt dat: het komt bij Sonja terecht. Wij zijn gaan vragen: hoe zit dat, Ariën? Eerst komt Ariën Kaale bij Sonja om haar te spreken, via Flap. (Willem L., bijnamen Flap en Flappie, een goede vriend van Cor, uit Utrecht). Aan Sonja wordt gevraagd: “Hoe zit dat?” Ik wist dat Son het niet had. Hij vertelde dat hij het voor Sonja ophaalde. Mij heeft hij op Stadhouderskader verteld dat hij het met een vriend had gedeeld. Toen was ik nog goed met hem. Het rechtssysteem zit er niet heel vaak naast, meneer Janssen.

Janssen: Ander onderwerp: Marcel Grifhorst. U heeft aangifte gedaan tegen hem, dossier Goud, 7 oktober 2012, tegelijk met Sonja, klopt dat?

Astrid: Ja.

Janssen: Uw verklaringen zijn identiek.

Astrid: Om en om. We hebben hetzelfde meegemaakt. Ik heb mijn verhaal gedaan, zij haar verhaal.

Janssen: Zat u bij elkaar?

Astrid: Weet ik eigenlijk niet. Ik weet niet waar en wie. Geen idee. Voor mij is dat niet zo relevant.

Janssen: Het is een behoorlijk verstrekkende aangifte tegen Marcel Grifhorst. “Ik doe aangifte tegen de persoon die ons wilde afpersen via Marcel Grifhorst.  Tegen Frans Meijer en Marcel Grifhorst en mogelijk anderen: Richard en Mark G.. Frans had opdracht gegeven aan Marcel Grifhorst en gevraagd naar ons te reizen. We hebben geen schuld aan Frans Meijer, we voelen ons afgeperst. Het ging om 200.000 euro. Ik weet dat Marcel Grifhorst onderdak heeft bij de broers G., criminelen met een grote reputatie. Het is dezelfde modus operandi als eerder bij Cees Houtman. Ik moet 200.000 euro betalen, het is niet denkbeldig dat ik doodgemaakt word als ik niet betaal. Ook als ik wel betaal. Het lijkt op de methode die al jarenlang wordt gehanteerd door mijn broer Willem Holleeder. Ik heb het vermoeden dat hij erachter zit.”

Astrid: Ik zal het iets preciseren. Frans Meijer en consorten zijn geen jongetjes waar je zo maar langsloopt. Dat is net weer gebleken: hij is aangehouden met een wapen. Ik ben eerder met hem geconfronteerd. Dat weet mijn broer. Hij wilde mij spreken, hij dacht dat ik het verlengstuk van mijn broer was. Mijn broer heeft een briefje meegegeven aan Chrisje Zuur (advocate van het kantoor van Stijn Franken) dat Frans Meijer zijn deel gewoon had gehad. Eerder waren we er al door Frans Meijer op aangesproken, hij wilde ook geld van Sonja. Dat is in ’t Kalfje gebeurd (restaurant Klein Kalfje aan de Amstel). Ik heb een keer met hem en Wim gezeten, toen ging hij helemaal over de rooie. Hij pakte mijn arm, begon mijn arm om te draaien, dat deed heel erg pijn. Hij bleef me aankijken, ondat ik een verlengstuk was van Willem Holleeder. Wim zei niks. Wim kan wel gaan piepen, omdat hij bij mijn neefje op het tennisveld stond. (Frans Meijer was een keer opgedoken bij de tennisbaan van Richie, zoon van Cor en Sonja)

Janssen: Was dat die keer met dat schreeuwen?

Astrid: Nee, dat was bij ’t Kalfje. We waren wel wat gewend. Het moest stoppen, het was bedreigend. Toen heb ik dat binnen gehad bij zijn ex-vrouw. Ik vind het niet zo heel belangrjjk, af en toe ergens opdraven en je tanden laten zien, het is niet zo relevant. Het waren allemaal vrienden van Cor.

Janssen: Marcel Grifhorst was er ook bij betrokken.

Astrid: Dat was vreemd. Hij laat zich sturen, hij werd zó bedreigd! Ik denk dat hij gestuurd is door het zwikkie om Wim heen. Ik ben niet geïnteresseerd in Marcel Grifhorst.

Janssen: Als je het gesprek leest toont u begrip voor de situatie van Marcel Grifhorst. Dat u het zo vervelend voor hem vindt.

Astrid: Als mensen in de bovenwereld ga je ervan uit dat mensen eerlijk met elkaar praten. Dat gaat daar niet. Met mensen die geweld niet schuwen, is het altijd opletten. Aanhoren, een beetje meebewegen en kijken wat je doet. Het zijn mijn  vrienden niet, ik weet niet of je ze kan vertrouwen, ik weet dat je niemand in die wereld kunt vertrouwen. De enige balans  is: dat ze geen dingen over elkaar vertellen. Maar er is geen trouw, geen loyaliteit, geen vriendschap.

Janssen: Marcel Grifhorst is gehoord over de afpersing. Hij heeft tegen u gezegd dat hij het heel vervelend vond om jullie hiervoor te bellen. U zegt: “We vinden het voor jou ook heel vervelend.” En verderop: “Wat kunnen we voor jou doen?”

Astrid: Als hij toen had gezegd: “Willen jullie mij helpen,” dan wisten we waar hij stond. Gooi het open, jongen, kom mee! Maar als iemand dat weigert…

Janssen: In dit gesprek was u nog overtuigd van de goeie bedoeingen van Marcel Grifhorst.

Astrid: In die wereld is er niemand met goeie bedoelingen. Ik ga naar een locatie, met iemand uit het nest waar Wim goed mee is. Die wil afspreken.

Janssen: Meijer was geflipt, volgens u?

Astrid: Dan kom je met zo’n kutverhaal, helemaal niet goed ingestudeerd, “ik ben  gedwongen om te komen” (in plat Amsterdams imiteert ze de stem van Marcel Grifhorst). Als ik Marcel hoor praten, hoor ik Wim. Ik moet aftasten: wat willen die mensen van mij? Willen ze mij liquideren? Ik ben met Sonja aan de telefoon blijven zitten: “Blijf aan de lijn, dan weet je wat er gebeurt, ik zit met allemaal lijpies en mafkezen, wij moeten zelf zorgen dat we veilig blijven.”

Janssen: Ik zeg dat het gesprek vriendelijk lijkt.

(Astrid blijft schreeuwen, niemand kan ertussen komen, rechter Wieland grijpt in en verzoekt haar te stoppen, “de griffier kan het niet volgen”)

Janssen: U heeft de situatie anders beleefd dan wat wij ervan terug kunnen lezen.

Astrid: Wat ú daarvan terug wil lezen. Een ander weet heel goed wat er staat.

Janssen: Ik interpreteer niks. “Wat vervelend voor je.” Dat is andermans ellende.

Astrid: Dat is ook zo

Janssen: Iets anders: in dat gesprek gaat het over losgeld. “Wij weten niet beter dan dat Cor een deel van het nepgoud heeft gekocht, daar hebben wij een verhaal van gemaakt.”

Astrid: Moet je aan Nancy (zus van Cor) vragen. Dat gaat over het goud in de Santé (de gevangenis in Parijs waar Cor en Willem enige tijd vastzaten kort na de ontvoering). Vraag het aan je cliënt. Wat is daar interessant aan? Cor had nepgoud gekocht van een joodje. U zegt: daar hebben wij een verhaal van gemaakt.

Janssen: Is dit niet het Goudsnipverhaal?

Astrid: Nee. Dat is goud wat Robbie Grifhorst heeft gekocht.

Janssen: U zegt: “Daar hebben wij een verhaal van gemaakt.”

Astrid: Stijn had daar een bewijs van. Stijn is dat ‘kwijtgeraakt’ (de rechter legt uit dat ze hier een gebaar bij maakt)

Holleeder: Meneer de voorzitter: ze blijft iedereen maar beschuldigen, vanaf het begin dat ze op de stoel zit, mag ik er af en toe wat van zeggen?

Rechter: Ik heb liever dat u dat bewaart.

Janssen: Er wordt gesuggereerd…

Astrid: Het was iets waar Wim altijd bij is geweest, ineens sloot hij Wim buiten. Hun met zijn vieren hadden iets gedaan, ineens begon Marcel Grifhorst hem uit te sluiten. Waarom? Dat was vreemd.

Janssen: Zoals ik het lees: “We kopen nepgoud, 2 miljoen, alleen ik, Cor en Robbie zeggen dat.” Daarbij moest ik denken aan dat lange stuk in The New Yorker, dat zult u ongetwijfeld niet gemist hebben: Astrid is surprisingly forthright about the fact that Sonja continues to live on the proceeds of the kidnapping. “The state didn’t take it away from them, and Heineken didn’t start a proceeding to take it back, so it was theirs,” she said.

Astrid: Zo was het toch ook?

Janssen: Hij plaatst het in het nu.

Astrid: Nee, zo kun je het niet lezen.

Janssen: Citeert het gedeelte dat voorafgaat aan dit fragment: One Sunday morning, a driver picked me up by a canal in the center of Amsterdam, and we drove to the apartment building Willem Holleederere Sonja lives. Astrid greeted us at the door. She had arranged to have lunch with her family, and had invited me to join her. Sonja presided in the kitchen. She has honey-blond hair, a deep tan, a quiet smile, and, like Astrid, a tendency to dress in black. The apartment was spotless and furnished in Willem Holleederite; sunlight filtered through closed blinds. Astrid is surprisingly forthright…Etcetera. Niks over vroeger, het gaat over het appartement.

Astrid: Nou en?

Janssen: Wat zegt dat over de tijd?

Astrid: Zoals wij het hebben besproken en bedoeld: in het verleden. Sonja en Cor en Wim en iedereen is toch door blijven leven?

Janssen: Continues to live.

Astrid: Dat was na de ontvoering. Sonja leeft niet van geld van de ontvoering. Ik kan u uit de droom helpen.

Janssen: U bent er verbazingwekkend open over. Sonja continues to live on the proceeds of the kidnapping.

Astrid: Die journalist heeft er heel lang over gedaan.Ik heb liever dat ze er drie maanden over doen om alles uit te zoeken dan dat ik hapsnap wat dingetjes kan vertellen. Het irritante is het vragen stellen over mijn belangen. Dan was ik toch kroongetuige geworden, dan had ik die hele ellende niet gehad. Wij zijn juist pas gaan verklaren omdat ik weet hoe het werkt. Ik heb geen belang, maar ik krijg ‘m toch wel om mijn oren. Ik snap dat het moet. Ik ben heel zuiver geweest. Pas toen wij klaar waren, Son en ik, ik ben al veroordeeld in Goudsnip, in mijn beleving, ik was er al door beschadigd. Sonja was klaar, dan kunnen we dingen doen. Als ik een belang had gehad, was ik kroongetuige geworden. Wij willen geen belang, geen beloning, we hadden wel graag bescherming gewild. Ik had gehoopt dat andere mensen van Goudsnip erbuiten zouden blijven. Ik ken zijn verdediging vooraf al: het is beschadigen.

Rechter Wieland: Is u gevraagd of u kroongetuige wilde worden?

Astrid: Nee. We haden geen strafzaak lopen. We hebben geprobeerd het vege lijf te redden. Ik heb niet de indruk gehad dat men op vervolging van Wim uit was.

Janssen: Een getuige waar u eerder over verklaard heeft, Nicky, is uitgebreid ondervraagd over het relationele vlak, hoe ze met de familie is omgegaan. Ze zegt: “Met moeder Stien en Sonja had ik een warm contact, ik zag hen als surrogaatfamilie.” Dat geldt ook voor haar dochter. Kunt u dat bevestigen?

Astrid: Mijn moeder is een warm mensen en gek op kinderen en heeft altijd alles gedaan voor de vrouwen van Wim. Ik kan er heel veel over zeggen, maar dat ga ik niet doen. Iedereen mag zijn eigen beleving hebben.

Janssen: De band tussen Willem en zijn familie beschrijft ze als close, met Sonja “bijna incestueus, ziekelijk, de familie was  belachelijk heilig voor hem.”

Astrid: Ik denk dat dat ten dele klopt. Als kinderen waren we erg op elkaar aangewezen, dat is nooit geëindigd. Daardoor kwamen  relaties op de tweede plaats, de veiligheid onderling ging altijd voor. Op zitting schiet ik terug in die verhouding, daardoor heb ik er moeite mee. Als het kleine zusje is het moeilijk om als volwasene tegenover hem te staan, we zijn de kindfase nooit ontgroeid. Dat maakt het verraad zo groot. Als kinderen houd je elkaar veilig, en nu doe je dit. Daar gaat aan vooraf (huilend) dat hij ons ook wel heel erg heeft verraden.

Janssen: In de periode dat hij een hartaanval heeft gehad, zei u: “Elke keer als ik contact met hem had, was ik aan het huilen, en mijn moeder ook.”

Astrid: Daar kan ik veel over zeggen, maar daar heb ik geen behoefte aan.

Janssen: De reden dat Nicky is gehoord is dat ze meekreeg wat op zitting gebeurde en ze dacht: “Dit kan niet waar zijn.” Over de brief van uw moeder zegt ze: “Het kan niet dat die van Stien komt, die moest altijd huilen als het over Wim ging: ik mis mijn jongen…” (Stien had een brief naar de gevangenis gestuurd waarin ze onder meer schrijft dat ze geen contact met  haar zoon wil hebben en dat hij niet op haar begrafenis mag komen)

Astrid: Ik kan u zeggen dat dat niet zo is, dat de verhoudingen niet zo zijn. We hebben meer meegemaakt met Nicky, ze wacht haar hele leven al op Wim, ik ga haar verder niet ter discussie stellen.

Janssen: Ze heeft het over op het oog liefdevolle uitwisselingen van dingen. De dochter van Sonja (Francis, Fran) heeft contact met Wim, met regelmaat. Daar zegt zij over: “Die belde elke dag met haar oompje, dat was niet gespeeld. Ik kan niet geloven dat dat gespeeld was, ik heb dat van dichtbij gezien, dat kan niet kloppen.” Dit is iemand die er dichtbij heeft gestaan.

Astrid: Wat is dichtbij? Zij was een van de vrouwen die onderhouden moesten worden, die een financiële waarde vertegenwoordigden. Die zorgde dat ze een woning kon huren, die was heel bruikbaar. U dwingt mij die vrouw hier voor schut te zetten. Ze heeft een beleving van een relatie die ze nooit heeft gehad. Als u mijn moeder hoort over haar, die werd knettergek, ze belde dag en nacht op. Wat mijn moeder met die vrouw heeft meegemaakt… Toen mijn nichtje eindexamen deed moest ze van het  dak worden gehaald.

Janssen: Ze zegt: “Dat is volkomen flauwekul, nooit gebeurd.”

Astrid: Alsof ze zich dat kan herinneren in een psychose.

Janssen: Het gaat mij erom dat als zij beschrijft dat ze contact had met uw moeder en met Sonja. Als Holleeder in het ziekenhuis ligt. Zegt u: “Dat is onzin, of: kan dat?”

Astrid: Ik denk dat het wat genuanceerder ligt. Wim had hartproblemen. Dat is altijd vervelend. Wij hebben hem altijd vergeven, wij moesten normaal doen. Er heeft een nichtje gestaan, die wilde de stekkers eruit trekken. Ik heb gezegd: nee. De haat was extreem. Omdat hij Cor heeft gedaan. Omdat hij Ritch mee wilde trekken de criminaliteit in. Het shirtje van Ritch heeft stukgeknipt. Wilt u nog meer horen? Wilt u meer horen over Ñicky d’r borderlinesyndroom? Als u mijn broer een paar keer heeft meegemaakt, daar zit geen ruimte in voor een eigen stem.

Janssen: Wij kijken naar wat in het dossier voorkomt. Mensen die er zicht op hebben gehad. Nicky heeft er uitgebreid over verklaard.

Astrid: Heeft ze ook verteld dat Fran heeft gezegd dat Wim Cor had gedaan, dat ze snel naar Wim is gegaan om dat te vertellen? Schijthoer!

Janssen: In 2012 was het voor het eerst dat we van Francis iets nieuws hoorden, toen was er een andere verhouding. Dat Francis zegt dat Willem achter Cor zat.

Astrid: Toen was Fran dronken. Dat had ze nooit mogen zeggen. Met gevaar voor eigen leven. Alles moest binnen de familie worden gehouden. Ik realiseer me heel goed hoe hij dat gebruikt in zijn voordeel. De telefoon moet altijd weg.

Janssen: Samengevat: Ook op momenten buiten Willem om wordt er een beeld neergezet dat je niet kan spelen.

Astrid: Hahaha! Die vrouw is helemaal idolaat van die man. Er zit een stekie los! Ik heb haar nog gewaarschuwd!

Janssen: Ze hoeven dat beeld niet neer te zetten. Jos Rijser…

(Jos Rijser is de oud-collega van Astrid, die kort voor deze zitting een interview gaf aan Paul Vugts in Het Parool waarin hij zegt dat Astrid liegt. Rechter Mildner wil eerst nog een vraag stellen over Nicky)

Rechter Mildner: Nicky heeft ook gezegd: “De familie vond mij wel aardig” en “het schrikbeeld van de familie was Cor. Francis belde getuige huilend op: “Was mijn vader er maar niet meer.” Ze had diarree van de zenuwen. Willem heeft nooit een verkeerd woord over Cor gezegd.

Astrid: Onzin. Cor wordt niet afgeschilderd als een engeltje. Ook als hij een lastige man was, dan had hij ook op dat moment voor Cor op moeten komen. Het ging hem niet om Sonja. Het is heel simpel: het is nergens ideaal, ieder huisje heeft zijn kruisje, maar dat wil niet zeggen dat je elkaar moet vermoorden. Laten we het over Jos Rijser hebben, dat lijkt me heel leuk.

Janssen: Het gaat over een overeenkomst en een gebeurtenis op zijn kantoor.

Astrid: Op mijn kantoor. Mijn nieuwe kantoor. Daar was mijn hele familie, een gezellig Jordanees onderonsje.

Janssen: Door u was aan hem de indruk gewekt dat u ontevreden was over iets, dat u hem schaarde in het kamp Willem. Hij zegt dat u helemaal geen afscheid had genomen van uw broer.

Astrid: Ik had in 2006 geen nieuw kantoor. Ik krijg een artikel op voorhand van Paul Vugts toegestuurd, mij werd gevraagd om wederhoor. Het klopt dat niemand van ons wist en mocht weten hoe we tegenover Wim stonden. Dat wist Jos niet. Hij was een gewaardeerde collega, maar geen vriend van mij, ik wil mensen niet wijzer maken dan ze zijn, dan lopen anderen ook gevaar. Ik zou hem nooit wijzer hebben gemaakt, maar: “Als jij dat zo hebt beleefd…” Iedereen mag vinden wat-ie wil. Het is een beetje heisa geworden. Een collega die zegt: ze liegt. Als je het verhaal leest, is het anders, maar mensen lezen niet,  alleen de kop en inenen was ik weer de leugenaar. Als ik commentaar geef, krijg je discussie.

Janssen: Hij zegt dat u hem onder vier ogen heeft laten blijken dat u er niet van gediend was dat hij getuigen had bijgestaan in de zaak tegen uw broer,

Astrid: Ik heb me erover verbaasd. Ik kan me het incident op mijn kantoor niet herinneren. Feitelijk kan het niet, ik ben in augustus 2007 pas naar het andere kantoor gegaan. Niemand kan zich dit herinneren: mijn moeder niet, mijn zus niet, de kinderen ook niet. Als hij het zich zo herinnert. “Dan lijkt of alles normaal is.” Dat kan ik me voorstellen, het incident kan niet. Verder heb ik met Jos altijd  normaal contact gehad. Wat ik erg vond: we wisten al dat hij Thomas bijstond. Dat was raar. Mijn broer kwam elke keer aan de deur, dan ga jij Thomas bijstaan zonder dat je dat met collega’s overlegt. Ik heb gezegd: laat maar. Ik zou dit nooit tegen Jos hebben gezegd, hij doet wat hij wil in zijn praktijk. Hij liet zich erop voorstaan dat hij goed bevriend was met de officier van justitie, waarvan hij weet dat hij daar woont. Voor Jos is het heel moeilijk zich achteraf te realiseren hoe het geweest is. Hij is best wel een mannetje, iemand die voor onrecht opkomt, ik kan me niet voorstellen dat er een kwade bedoeling bij zit.

Janssen: U zegt: ik herinner me het incident niet en het ligt niet in mijn aard zoiets met iemand te delen.

Astrid: Ik wist al eerder dat hij Thomas bijstond. Jos heeft mij gebeld en gesms’t toen ik getuige werd. Hij heeft aangeboden mij als getuige bij te staan. Ik koos toch liever voor iemand anders.

Janssen: Ik wil even terug naar een vorig punt, in een bijzin: dat  Jesse niet betaald zou zijn.

Astrid: Ja, daar heb ik al over verklaard.

Janssen: Waarvoor niet?

Astrid: Voor Cor.

Janssen: Dat kan ik me niet herinneren.

Astrid: Deels niet betaald.

Janssen: Het gesprek waar u het over heeft, dat lijkt te gaan over Endstra en het geld voor Endstra. Dat is van na Cor.

Astrid: Wij hebben het gehad over wat ik al zeg. Er zijn mensen niet betaald. Omdat we daarvoor al gesprekken hebben gevoerd. Wat er niet is gebeurd is dat mensen die betrokken zijn geweest niet helemaal zijn betaald.

Janssen: Is dat blijven voortbestaan?

Astrid: Dat is nooit opgelost. Dit gesprek was in 2013, 2014.

Janssen: In Passage gaat het over Jesse Remmers die moorden zou hebben uitgevoerd in opdracht van Dino Soerel. Dat is moeilijk te rijmen met dat hij eerder niet betaald zou zijn.

Astrid: Ik begrijp uw vraag niet.

Janssen: In Passage, in de zaken van Houtman en Van der Bijl, gaat het om Jesse Remmers als verdachte, in opdracht van Dino Soerel. Dat is moeilijk te rijmen met uw stelling dat hij eerder in dezelfde lijn niet betaald is.

Astrid: Dat weet ik niet, ik zeg dat Wim mij dit heeft verteld.

Janssen: Dat vind ik moeilijk te volgen; iemand is niet betaald, twee jaar later werkt hij wel weer voor dezelfde opdrachtgever. Iets anders: getuige Nicky wordt gehoord over de relatie tussen Willem Holleeder en Willem Endstra. Ze zegt: “Willem Holleeder adoreerde Willem Endstra. De enige twee keer dat we grote ruzie hadden ging het één keer over Endstra, één keer over de familie. Endstra had altijd vrouwen, auto’s, auto wassen…”

Astrid: Dat weet ik niet zo concreet. Het zou heel goed kunnen. In het begin is er een goede verstandhouding en dan is hij dienstbaar, op een gegeven moment draait dat om.

Janssen: Ze zegt: “Na de moord op Endstra was hij drie dagen niet aanspreekbaar, hij was er ondersteboven van.”

Astrid: Ik weet niet hoe hij zich ten opzichte van haar heeft gedragen, ik weet wel dat hij naar Duitsland is gegaan.

Janssen: Dus dat moet hij dan gespeeld hebben.

Astrid: Ik getuig tegen mijn broer, maar voel me er wel ellendig onder. Het kan best zo zijn dat hij zich zo voelde. Waarom was hij aangeslagen? Wat gaat er gebeuren, je weet dat je erop aangekeken wordt. Maar ik ken hem anders.

Janssen: De moord op Endstra heeft een lange aanloop, het was continu gedoe. Heeft u in die periode overwogen naar de politie te stappen en te waarschuwen dat Endstra gevaar zou lopen?

Astrid: Nee, ik heb ook mensen om me heen die ik niet zomaar de ellende in kan trekken, dat doe ik nu al. Op dat moment was het ook dat Endstra hem wilde vermoorden. De relatie met het Openbaar Ministerie is nooit zo fijn geweest. Wij konden nooit anoniem verklaren. Hij weet direct waar het vandaan komt. Ze hebben zelf in die auto gezeten, daar hadden ze mij niet voor nodig. Ik had het  niet eens gered. Ze zien me aankomen en ik had nul vertrouwen in justitie. Hij met zijn petten. Ik vind dat nog steeds een van de grootste trauma’s.

Janssen: U had kunnen waarschuwen: “U loopt gevaar.” Los van de positie van uw broer. In het algemeen.

Astrid: Dat zijn uiteraard morele dilemma’s. Je zit met heel veel elementen. Met justitie. Wie is de pet? Wat is het gevaar voor jezelf? Met Cees Houtman was het: “Ik ga een raket naar binnen schieten.” Het wordt steeds gekker. Ze staan elkaar naar het leven, ze willen elkaar afschieten.

Janssen: Had u zicht op andere conflicten rond Endstra, van mensen die geld hadden belegd bij hem?

Astrid: Van Mieremet weet ik van Wim hoe het ging, met opnames en advocaten. Stel dat Wim had gezegd: volgende week laat ik Endstra liquideren, op die tijd en die datum, dan had ik kunnen waarschuwen. Nu was: hij wordt misschien een keer  vermoord, hij mág niet meer betalen. Als ik daarmee bij de politie was gekomen, was het: “Hoe bedoelt u, mevrouw?” Ik moet hier het taalgebruik al uitleggen. Als het zo concreet was geweest, was ik wel naar Endstra gegaan, dan had ik hem zelf gewaarschuwd.

Janssen: Mieremet, wat weet u daarvan?

Astrid: Hoe het ontstaan is? Mieremet lag onder een auto met zijn milt kapot, hij wou zijn geld terug. (dit gaat over de eerste mislukte aanslag op Mieremet) 

Janssen: Mieremet ging zelf naar De Telegraaf. Eerder was er een conflict met geld van Jocic. Heeft u meekregen wat daarover naar voren is gekomen?

Astrid: Nee, ik lees eigenlijk niks, ik trek dat gewoon niet. Alleen toevallig de afgelopen dagen over de slachtoffers. Over Jotza: dat Cor hem nog heeft gewaarschuwd om niet te gaan.

Janssen: En over de verklaringen van Magdi Barsoum? Stanley Hillis neemt de bemiddeling over van Barsoum, de reis van Hillis met Sandra naar Liechtenstein, het geld wordt overgedragen aan Kolle.

Astrid: Wat ik weet is dat ik met Wim bij Loogman sta en dat-ie Sandra haar geld aan het afpakken is en dat het probleem was dat de broer van Jocic zei dat Wim de boel gepikt had. Wim had Mieremet gepikt, Wim had met de broer van Jocic gesproken. Er zou een gesprek over komen, toen is Cor gewaarschuwd. Later zei Wim: “Ik heb die broer gesproken, het is allemaal goed nu,” verder weet ik er niks van.

Janssen: Heeft u het boek Kouwe Ouwegelezen?

Astrid: Een beetje.

Janssen: Over de Deurloostraat?

Astrid: Dat vergeet ik omdat ik het uit eigen beleving ken.

Janssen: Daar staat een opmerkelijke aanvulling in. Mink Kok vertelt hoe dat bedrag van een miljoen tot stand is gekomen.

Astrid: Alles wat iedereen zegt, het zal wel, ik weet wat ik heb meegemaakt. Wim is gewoon overgestapt, that’s it. Mij is daarna in een gesprek verteld hoe de eerste aanslag is verlopen.

Janssen: Mink zegt dat probleem was dat Wim en Robbie Grifhorst wel wilden betalen, het verhaal van ‘sitting ducks’ maar dat Cor dwarslag en niet wilde betalen.

Astrid: Dat is opgelost. En hij zegt zelf dat Cor is doodgeschoten door Mieremet. Cor wilde niet betalen, dat klopt. Dat het over algemeen niet veel zin heeft om wel te betalen, dat zie je aan Endstra.

Janssen: Het adres in de Deurloostraat zou door Holleeder zijn aangewezen aan Mieremet en Klepper. Om de hoek was Het Vliegertje. Iederen wist waar Cor woonde. Hij liep zo de Deurloostraat in. Zijn buurman Peter B. woonde een paar portieken verder. Bij de rechter-commissaris zegt Mink Kok dat het niet nodig was dat Willem Holleeder de woning aan zou wijzne. Peter B., de chauffeur van Sam, was zijn buurman.

Astrid: Als hij dat zo vindt, dat zou best kunnen, Mieremet heeft erover gezegd dat hij de Deurloostraat had aangewezen. Dat was een belangrijk element waardoor wij wisten dat hij erachter zat. Later, in de loop der tijd, is dat bevestigd door kleine dingetjes. “Ik wou dat ze met z’n allen in één auto zaten.” Voor mij is dat helder. Over het aanwijzen van de Deurloostraat: Cor had voor die tijd nog ergens anders gewoond, op een plek die niemand wist. Wim heeft Sonja in de auto gezet om te zorgen dat hij de Deurloostraat in ging

(Holleeder lacht lang en sarcastisch)

Janssen: Dat is een onzinnige beschuldiging,.

Astrid: Dat is zoals wij het beleefd hebben: dat hij het aanwijzen heel serieus neemt.

Holleeder: mag ik wat vragen, meneer de voorzitter? (kucht, kucht) Dat heb ik helemaal niet verteld, leugenaar!

Astrid: Dat heeft hij wel verteld. En over gokhallen. Al die dingen. Dat hij een klacht heeft ingediend. Over de zaak met Boone en Koos Plooij  (een bedreiging van officier van justitie Koos Plooij;  Jan Boone was de advocaat van een verdachte) (Holleeder hoest)

Janssen: De verklaring van Mink was er eerder niet. Er zijn meer getuigen die zeggen: “Mieremet is gebrouilleerd met Willem Holleeder en is Willem Holleeder aan het beschuldigen.” Dat in de aantekeningen van John van den Heuvel staat wat Mieremet zei en dat Mieremet bezig was met zijn eigen positie en een spelletje.

Astrid: Ik ken alleen de houding van Wim ten opzichte van Mieremet. Stress. Ik had echt het gevoel dat mijn broer de machtigste was, dat hij er bovenop zou zitten, niet dat hij het onderspit zou delven. Hij was er wel over aan het praten. Dat hij moest oppassen, dat het niet veilig was, dat hij dingen moest opnemen. Ik had niet de indruk dat er een spelletje werd gespeeld. Het stuk in de krant had veel stress gegeven. Mijn nichtje moest de krant halen bij de persgroep, die hebben ze zitten doornemen op het Gelderlandplein. Dat was totaal niet: “Dit is een spel.” Het was bedreigend omdat het over de waarheid ging.

(dit gaat over het artikel in De Telegraaf waarin John Mieremet Endstra neerzet als ‘bank van de onderwereld’ en Holleeder als handlanger. Later is de laptop van John van den heuvel gestolen, met ondermeer de aantekeningen van het interview met Mieremet)

Janssen: Dat stuk over het aanwijzen stond niet in de krant.

Astrid: Als John Mieremet dat zegt, dan zeg ik: “Ik sla erop aan, het past in het plaatje.”

Janssen: Iedereen die we erover gesproken hebben…

Astrid: Hij kan er toch langs hebben gereden?

Holleeder: Ik wil toch een vraag stellen nu.

Rechter Wieland: Dat kan aan het eind.

Holleeder: Het is leugen op leugen. Ik kan ze niet bij elkaar optellen, dan weet ik het aan het eind van de dag niet meer.

Rechter: Daar heeft u pen en papier voor en uw advocaat. Als u dit met elkaar doet, wordt het bonje.

Holleeder: Het is leugen op leugen.

Rechter: Dat heeft u vaker gezegd. Aan het eind krijgt u de gelegenheid. Over een half uur.

Janssen: U heeft zojuist iets gezegd over Mieremet en Holleeder. Weet u wat Fred Ros zegt over zijn positie?

Astrid: Ik neem Ros niet zo serieus. Mijn indruk is dat Ros hem  erbuiten houdt.

Janssen: Waar baseert u dat op?

Astrid: Hoe het gelopen is en onderling met advocaten is besproken, dan kies je een kant.

Janssen: Waarom zou Ros die kant kiezen, wat is ervoor hem te winnen?

Astrid: Als je iedereen gaat noemen, heb je een probleem met iedereen. Als je iemand erbuiten houdt, heb je nog iemand die je kan steunen. Dat is mijn vermoeden. Ik volg hem niet, het boeit mij niet, ik heb gelijk al tegen Betty Wind (officier van justitie in het Passsageproces) gezegd: “Met die Fred Ros ga je ’t niet redden.”  

Janssen: Ros zegt dat voor het anderen prettig was zich achter hem te verschuilen, dat hij de kop van jut was.

Astrid: Zo heb ik mijn broer echt niet ervaren. Hij is de man die het het beste voor elkaar had. Het is zeker niet zo dat ik van hem denk dat hij als een of ander sulletje is  misbruikt.

Janssen: “Van der Bijl was eerder naar Ros gegaan, Ros is toen naar Willem gegaan.”

Astrid: Niet naar Wim, Ros moest Wim doen van Thomas, toen hebben zij gezegd: “Dan moet jij nu Thomas doen.” Ze hebben het omgedraaid. Wim zijn zorg was wat Dino zou verklaren.

Janssen: Fred Ros heeft op zitting gezegd: “Dit is totale onzin, ik heb nooit contact gehad met Thomas van der Bijl, het klopt niet, er is nooit sprake geweest van contact met Stijn Franken of Willem Holleeder over de verklaring van Fred Ros.”

Astrid: Ik hoor het u zeggen.

Janssen: Waar is uw overtuiging dan op gebaseerd?

Astrid: Omdat ik er focking bij was! (lacht hard). Met Stijn erbij! Ik heb veel met Stijn en Chrisje overlegd over de verklaringen van Fred Ros. Ik heb geen zin om over Stijn te praten, Stijn is voor mij geschiedenis. Ik ben erbij geweest, omdat we die zitting hebben besproken.

Janssen: Uw mededeling over Stijn Franken dat hij nog contact zou hebben met de advocaat van Fred Ros, u trekt die conclusie…

Astrid: Soms heb je aan een half woord genoeg. Communicatie is meer dan woorden. De houding, de toon. Het is wat wij meemaken, Sander, wat ik met Stijn deel. Wim weet ook donders goed hoe dat gaat.

Janssen: Zou het kunnen dat uw beleving verkeerd is geweest?

Astrid: Nee, waarom zou ik Ros onderuit halen?

Janssen: Waarom zouden die advocaten er een louche zaak van maken?

Astrid: Die vraag moet u niet aan mij stellen.

Janssen: U suggereert…

Astrid: De advocaat van Ros (Onno de Jong) is iemand die mij heel dierbaar is. Ik vind het belangrijk dat ik in het kader van de waarheidsvinding alles eerlijk en open zeg. Wat ik over Ros verklaar, is tegenstrijdig aan zijn verklaring. Dit is wat hij tegen mij heeft gezegd. Ik heb geen belang bij het ondermijnen van Ros. Als ik had gewild dat mijn broer klakkeloos veroordeeld zou worden, had ik dit niet verklaard.

Rechter Mildner: Was er één advocaat aanwezig, Stijn Franken, die dat zei?

Astrid: We zaten op de kamer met Stijn. Stijn zit tegenover mij, wij zitten hier. Ik heb er een visuele herinnering aan. Waarom moet ik over Stijn praten? Ik heb geen zin om al die collega’s te bespreken.

Rechter: In het proces-verbaal staat: “Ik ben na de zitting met Ros met mijn broer op het kantoor van Stijn geweest. Ik met de advocaat van Fred Ros.”

Astrid: Het was op de zitting, niet op kantoor. Ik zit met Stijn, Wim zit naast mij. Hij is niet naar het kantoor van Stijn gekomen. Dan had ik toch een heel andere verklaring afgelegd.

Rechter: Het is aan de advocaat van Fred Ros voorgehouden.

Janssen: Er is helemaal niet op die manier over gesproken.

Astrid: Dan laat ik daarbij. Klaar. Het motief voor mij, dat hij Tomas wilde doen, was er toch al.

Janssen: Dat is een mooi bruggetje naar Cees Houtman en Thomas van der Bijl. Cees bemoeide zich met panden van Mieremet, Thomas bemoeide zich ermee, was dat het belangrijkste motief?

Astrid: De kwestie van Ros wist ik nog niet. Ik heb in 2013 een verklaring afgelegd. Ik was met Wim op de Catharina van Renessestraat, op het fietspad, dat Wim begint over Cees en de panden van Mieremet. We staan voor het huis van Sonja, we lopen door, over het fietspad, hij zegt dat hij een raket naar binnen wil schieten. Dan zeg ik: “Dat zijn wousen. Als je dat doet, ben je een vijand van de staat, dan krijg je de BVD op je nek.” De details: daar heb ik me niet in verdiept. Het was geen onzindreigement. Op dat moment is hij in een onderkoelde staat. Hij wordt steeds gekker, het wordt steeds gemakkelijker.

Janssen: Die panden.

Astrid: Dat was in de Scheldestraat bij mij. Ik dacht nog: “Welk pand is dat dan?” Hij kan het ook morgen bedenken. Als het in zijn hoofd zo is, dan is het zo.

Janssen: Die panden zijn uitgebreid besproken, in Kolbak, er werd aangenomen dat het motief voor Holleeder om Houtman af te persen dit pand in de Scheldestraat was.

Astrid: Dat wist ik toch al?

Janssen: Heeft hij er iets meer over gezegd? Waarom moord?

Astrid: Hij was tegen Mieremet. Als Houtman het zou kopen, zou hij Mieremet steunen. Dan had Mieremet steun om hem te liquideren, dan was Houtman met Mieremet, die het op zijn leven had voorzien, dus.

Janssen: Uw broer zegt: “Dit slaat nergens op, het pand was niet van Mieremet, het geld zou niet bij hem terechtkomen.”

Astrid: Dit is wat bij tegen mij heeft gezegd. Afpersing is niet het grootste probleem, maar dan konden ze hem linken aan een moord.

Janssen: Het pandje geldt in de Kolbakzaak als centraal motief. We hebben dat uitgezocht en de conclusie is dat dat hele pandje in de Scheldestraat al ruim voordat Cees Houtman in beeld kwam, al van eigenaar was verwisseld.

Astrid: Dus Cees is voor niks gegaan. Dat is nog erger. Hoe hun die constructies in elkaar hebben gezet, boeit mij niet. Dit heeft hij tegen mij gezegd en als hij een fout heeft gemaakt, dan is het nog erger. Dan moest Thomas ook.

Janssen: Thomas hielp Cees. Thomas was in een eerdere periode tegen Mieremet, omdat hij hem verantwoordelijk hield voor de eerste aanslagen op Cor. Later pas ook voor de derde.

Astrid: Ik weet wat Wim erover heeft gezegd. “Als Thomas met Cees is, dan is Thomas ook…” Er is er maar weinig voor nodig om hem ook lijdend voorwerp te maken. Thomas wist veel over Wim, hij was een los eindje.

Janssen: Dat pandje, dat gesprek…

Astrid: Daar heb ik een beeld bij. In tijd weet ik dat het voor al die gekkigheid was met Cees. Er waren ook anderen die normaal waren – relatief normaal (lacht). Zoals George (George/Sjors Van Kleef). Toen dat ging spelen, waren er een paar mensen goed voor Ritch en Son; George heeft Wim gewaarschuwd omdat ze met Wim bezig waren. Als je contact met hem maakt, laat hij niet los. Hij is heel erg op die mensen gedoken, toen is dat brommerclubje ontstaan. Ze  waren aanvankelijk helemaal geen vrienden. Al die jongens zijn aan de pan blijven hangen.

Janssen: Het gekke is dat George nou juist een contact was van Cees, het waren jeugdvrienden.

Astrid: Dat waren ze ook. Dat verandert morgen bij die mensen, er is geen vertrouwen, hoe de wind waait, waait hun rokkie.

Janssen: Het conflict tussen Cees en George. Over handel?

Astrid: Ik weet er wel wat van. Dat er een conflict was. Dat conflict kwam Wim goed uit, hij zei lachend: “Ga maar blikvangen.” Wim heeft dat flink opgestookt, die jongens hadden ruzie.

Rechter Mildner: Hoe is dit tot u gekomen?

Astrid: Wij en die jongens kennen elkaar allemaal. Wim zat vast. Ik ga niet verder praten over die dingen, het is niet heel belangrijk. Hij is erin gedoken, hij heeft die mensen gek gemaakt, dat is het resultaat, daar is hij voor veroordeeld.

Rechter: Heeft u het daar met uw broer over gehad?

Astrid: Dat Cees moest betalen was wel duidelijk. Je kan niet met John Mieremet zijn en zo bijdehand zijn, dan sta je hem naar het leven.

Rechter: Dat hoorde u van uw broer?

Astrid: Ik begrijp niet waar u naar toe wil. Ik heb geen zin om over die anderen te spreken, iedereen is klaar met die zaak. Ik weet toch dat hij die mol heeft. Hij sprak de hele tijd met die jongens af daar. Die worden gek gemaakt, geloven wat hij zegt. Ik heb niks met een ander, het begint bij hem. Die jongens hadden het nooit gedaan zo. Hadden een rustig en goed leven. George is zo stom geweest om hem te waarschuwen, hij heeft hem binnen gehengeld, en George ligt op de grond.

Holleeder: Waarmee dan?

Astrid: Ik begin al weer een beetje opgefokt te raken, ik kom wel weer terug, ik voel dat ik steeds meer geagiteerd raak. Doe mij alleen maar de ochtend.

Janssen: Toen Willem vastzat, was er een dingetje tussen George en Cees. Cees moest betalen.

Astrid: Er was wel sprake van dat er iets betaald moest worden uit het verleden, maar hij had zijn eigen beef, dat heeft hij gecombineerd, daar heeft hij die jongens voor gebruikt. Die mensen snappen niet waar ze in terechtkomen.

Janssen: Waarom moest Wim gewaarschuwd worden?

Astrid: Dat ze op zijn leven uit waren, Cees en Thomas.

Janssen: Dat was al voor de boeten.

Astrid: Hij werd gewaarschuwd door George, dan gaat hij plukken aan George. Dan blijkt er een dingetje te zijn tussen Cees en George, dat benut hij.

Janssen: De waarschuwing van George zit toch voor het ontstaan van de relatie. Weet u waarom Ces en Thomas uw broer naar het leven stonden?

Astrid: Zo is het begonnen, Son kan er meer over zeggen. Je kan hem niet voorstellen aan iemand, want je bent je contact kwijt., Vraag het aan Sonja! George is zo lief om hem te waarschuwen, maar hij waarschuwt George niet.

Janssen: Daar zat Maria Houtman achter. Wat was nou het dingetje tussen George en Cees waar ze een beefover hadden?

Astrid: Dat weet ik niet, het had met geld te maken.

Janssen: Weet u hoeveel?

Astrid: Nee.

Rechter Wieland: Zullen we nu stoppen met mevrouw? De volgende keer gaan we verder.

Astrid: Dan kan u toch verder gaan met dit nu?

Rechter: Ik zie herhaling. Ik denk dat het wel volkdoende is voor vandaag.

Astrid: Ik wil er graag punt achter zetten, voor het eind van het jaar.

Rechter: Dat lukt wel. Denk ik. Zeg ik voorzichtig.

Astrid: Als het aan mij ligt gaat het volgende week gewoon door.

Rechter: Meneer Holleeder, u mag vragen stellen, probeert u het leuk te houden, als het lukt. Of zegt u: u heeft geen vragen?

Holleeder: Ik kan niet al die vragen stellen, dat heeft geen zin, ik heb één vraag. Je hebt net verklaard dat Cor ergens anders woonde, dat ik Cor op heb laten halen om hem neer te laten schieten in de Deurloostraat.

Astrid: Nee Wim, dat heb ik niet gezegd. Cor moest mee om het goed te maken.

Holleeder: Dat heb ik net toch anders gehoord.

Rechter: Dat is het, denk ik, hè?

Holleeder: Ik weet het natuurlijk zelf wel. Cor woonde ergens anders, hij is er zelf naar toe gekomen. Het aanwijzen van de Deurloostraat: ik was elke dag bij Cor. Als ik het aangewezen, had ik die andere plek wel aangewezen, dan hoeft de moordenaar niet in die straat te gaan staan.

Astrid: Dan had alleen jij dat geweten, en Son en ik en niemand anders. Niemand wist dat Cor ergens anders woonde.

Rechter Wieland: Ik heb dit door laten gaan omdat u de hele tijd op het puntje van uw stoel zat, het is nu middagpauze.

(de zitting wordt geschorst, Astrid komt later nog een keer terug, in de middag komt Sonja. Dat verslag staat hier)

Sonja Holleeder: verhoor 23 november

$
0
0

Op 23 november zijn Astrid en Sonja Holleeder gehoord als getuigen in het proces tegen broer Willem. Astrid ‘s morgens, Sonja ‘s middags. Sonja heeft het verhoor van Astrid gevolgd via de tweets van Saskia Belleman, op de site van De Telegraaf). Het verslag van het verhoor van Astrid staat hier. Na de middagpauze zit Sonja – met advocaat Willem Jebbink – afgeschermd in het hokje in de rechtszaal. Zichtbaar voor de rechters en de officieren van justitie, niet voor Holleeder. 

Rechter Frank Wieland: U weet dat u niets dan de waarheid moet vertellen. De wens bij alle aanwezigen is dat u dat doet.

Rechter Mildner: Het is een hele tijd geleden dat u hier was. Ik heb een specifieke vraag. U heeft verteld over Thomas van der Bijl en de foto die uw broer aan u gevraagd zou hebben en een gesprek met uw broer daarover. Kunt u vertellen hoe dat is gegaan?

Sonja: Hij kwam in eerste instantie bij mij thuis om een foto te vragen van Thomas en Cor. Ik zei eigenlijk: “God ja, die heb ik niet.” Ik heb fotodozen, alles lag door elkaar, ik had er niet echt zin in. Hij zei: “Je móet er één hebben.” Ik moest gaan zoeken van hem. Dus dat heb ik toch gedaan. De volgende dag is hij gekomen, hij heeft de foto meegenomen, daarna heb ik niks meer gehoord ervan. Ik kan überhaupt nooit vragen waarom. Toen was ik eigenlijk op bezoek bij hem, net toen dat met Thomas gebeurd was, ik was bij hem op bezoek, in Vught, dat weet ik nog heel goed. Ik kwam binnen, ik dacht met mijn moeder en met Sandra. Het was zeg maar zoals u en ik zitten, met een schot ertussen, een klein randje. Ik begon over Thomas, “God, wat erg hè, van Thomas.” Ik moest meteen mijn mond houden, hij schudt met zijn hoofd. Bij het weggaan, als je dan opstaat, er zijn bewaarders in de hoek, dat is ongemakkelijk, geeft hij bij het afscheid, arm om je heen, heeft hij een kus gegeven en intussen fluistert hij in je oor, zei hij: “God, vraag eens aan As of ze iets weet uit het dossier, of er een fotootje gevonden was.” Toen deed-ie zo (maakt een gebaar of het een klein fotootje was). En in de wandelgangen hoor je weleens wat van advocaten.

Rechter: Naar aanleiding van die verklaring van u is er discussie ontstaan over de vraag of dit mogelijk was. Uw broer zegt: “Ik was toen al overgeplaatst.” Kunt u zich herinneren of dit in een zaal was waar u eerder op bezoek was geweest?

Sonja: Ja. Er zaten mensen naast ons mee te luisteren, wat hij irritant vond. Later mochten we in een apart hokje.

Rechter: Inmiddels is er in het dossier een bezoekoverzicht, van 1 januari 2006 tot 1 juni 2006. Er staat dat u donderdag 2 maart 2006 samen met Sandra bent geweest; 9 maart, 16 maart, 23 maart. Kan dat kloppen?

Sonja: Ik ging altijd bij hem op bezoek. Iedere week op donderdag.

Rechter: 13 april, 20 april. Dat is de dag dat Thomas dood ging. Op 27 april was het eerste bezoek daarna.

Sonja: Dat zal dat geweest zijn.

Rechter: De bezoekzaal in het entreegebouw, was het dezelfde zaal als ervoor?

Sonja: Als je binnenkomt ga je beneden door een poortje, dan moet je doorlopen en daar is de bezoekerszaal.

Rechter: Dezelfde zaal als daarvoor?

Sonja: Dat denk ik wel.

Rechter: Daarna was er vanaf 3 mei apart bezoek in unit 1.

Sonja: Toen mocht-ie alleen.

Rechter: Dat was geen kwestie van mogen: in die periode was er een overplaatsing naar een andere afdeling.

Sonja: Naast ons zat een jongen mee te luisteren, dat vond-ie superirritant. Dat weet je, als je naast Willem Holleeder zit, daarom gingen we naar een andere bezoekruimte.

Rechter: Meneer Holleeder, u zegt dat het niet kan, dat u meteen was overgeplaatst.

Holleeder: Ik ben overgeplaatst nadat Thomas is doodgeschoten.

Rechter: Op 27 april heeft u nog bezoek gehad van uw zuster.

Holleeder: Niet dat ik weet.

Sonja: Ik wel.

Holleeder: Ik ben naar de EBI gegaan, niet omdat er iemand naast mij heeft gezeten.

Sonja: Echt wel.

Rechter: Op 29 april heeft u het met Astrid over de telefoon over een aanvraag voor de EBI. Martin Kok zou dat gehoord hebben van een advocaat.

Holleeder: Je hebt eerst dat je naar een andere unit gaat. Dan blijf je een tijd zitten, dat is het voorportaal van EBI, wel hetzelfde regiem. Dat was unit 1, de EBI is unit 5.

Rechter: Het aparte bezoek in unit 1 was op 27 april. Sandra en Sonja waren er op de dag dat Thomas is doodgeschoten

Holleeder: Dat ken ik me herinneren.

Rechter: En op 27 april ook, in dezelfde zaal. Sonja zegt: “Zo is het gegaan.” U heeft altijd gezegd: dat kan niet.

Holleeder: Ik weet dat ik overgeplaatst ben naar de EBI, ik weet niet beter dan dat.

Janssen: Voor de pauze is er met uw zus gesproken over Cees Houtman, heeft u dat meegekregen?

Sonja: Ja.

Janssen: Gekeken?

Sonja: Klopt. Ik heb op Belleman gekeken. (het twitterverslag van Saskia Belleman, op de site van De Telegraaf. Op de pers- en publieke tribune wordt geapplaudisseerd) Zo simpel is het tegenwoordig.

Janssen: Wat weet u van problemen tussen Cees Houtman en George van Kleef, over een ruzie?

Sonja: Daar weet ik zelf niks van.

Janssen: Astrid heeft het over een ‘dingetje’, over handel uit het verleden, over geld, ze zegt: als je het precies wil weten moet je het Sonja vragen.

Sonja: U bedoelt over de afpersing van Cees?

Janssen: Met Peter Petersen, een oud bonnetje, een conflict uit het verleden.

Sonja: Dat is-ie later gaan ophalen. Dat Cees aan de deur kwam. Ik weet dat – ik ga geen naam noemen. George heeft via René laten weten dat er iemand bezig was met Wim. Vanaf die tijd is René nooit meer van Wim afgekomen. Hij wilde hem bij zich houden. Hij vroeg constant of ik René kon bereiken. Dan was ik bij mijn zus in de Scheldestraat: “Het is weer zover.” Je komt niet van hem af, dat gaat weer lekker. Het zijn eigenlijk mijn vrienden, mijn beste vrienden. Als je hem gaat waarschuwen, kom je niet van hem af. Daardoor is alle ellende gekomen.

Janssen: Waarvoor gewaarschuwd?

Sonja: Ik neem hem wel kwalijk dat hij George niet heeft gewaarschuwd.

Janssen: Wat hield de waarschuwing in?

Sonja: Dat ze met Wim bezig waren. Het feit dat ze hem waarschuwden, vind ik al heel wat.

Janssen: Wat was het probleem tussen Houtman en Van Kleef?

Sonja: Dat ze nog geld kregen. Toen gingen ze al met mijn broer om. René wel, George niet. Toen ze hem afgeperst hadden, heeft Wim de helft gekregen van wat hun ontvangen hebben.

Janssen: Weet u waarom George nog geld van Houtman tegoed had?

Sonja: Nee.

Janssen: Welk bedrag?

Sonja: Nee. Wel dat Wim de helft heb gekregen.

Janssen: Wat was er eerst: het conflict en dat hij geld kreeg, of eerst de waarschuwing?

Sonja: Dat weet ik eigenlijk niet meer.

Janssen: Uw broer kreeg de helft. Hoe weet u dat?

Sonja: Dat weet ik, maar ik ga geen namen noemen.

Janssen: Ik wil toch wel graag dat u die vraag beantwoordt.

Sonja: Dat doen ik niet. Jammer voor je.

Janssen: Waarom niet? Het is kennelijk een betrouwbare bron. Voor ons is het moeilijk…

Sonja: Ik ga toch geen naam noemen. Of je het gelooft of niet mag je zelf beslissen.

Janssen: Ik vind dat die vraag beantwoord moet worden

Sonja: Dan geloof je ’t maar niet. Volgende vraag!

Rechter: Astrid had het gehoord van de mannen die erbij betrokken waren.

Sonja: Ik begrijp het niet.

Rechter: Uw zus heeft wel aangegeven uit welke hoek het kwam.

Sonja: Het is in ieder geval in de relationele sfeer waar het vandaan komt.

Rechter: Iemand die erbij betrokken was?

Sonja: Nee, iemand die er wel close bij was.

Janssen: Is duidelijk geworden waarom hij de helft kreeg?

Sonja: Waarschijnlijk heeft hij die mensen ook weer gek gemaakt, zoals iedereen bij hem.

Janssen: Is u dat verteld?

Sonja: Het is wat ik weet, hoe het gaat.

Janssen: Het is u niet verteld.

Sonja: Nee, ik weet wel dat het zo gegaan is.

Janssen: We weten uit het Kolbakdossier dat er mensen bij Houtman aan de deur zijn geweest en dat er geld betaald is. Is dat deze kwestie?

Sonja: Ja.

Janssen: Heeft de bron aan u duidelijk gemaakt of het terecht was of dat er meer was?

Sonja: Ik vraag nooit wat. Als iemand het vertelt vind ik het prima.

Janssen: In Kolbak gaat het ook over de Scheldestraat.

Sonja: Dat hij dat niet mocht kopen.

Janssen: Dat het geld naar Mieremet zou gaan, dat Willem Holleeder daar boos over was. Kent u dat?

Sonja: Ja.

Janssen: We hebben het uitgezocht. De conclusie is: het pandje dat Houtman wilde kopen was allang niet meer van Endstra of Mieremet.

Sonja: Het is wat ik gehoord heb, dat is het enige wat ik je kan vertellen.

Janssen: Ik parkeer de kwestie van de naam even. Ook met uw zus besproken: de verklaring van Nicky V. Ze vertelt in een verhoor bij de rechter-commissaris uitgebreid over het contact met u en uw moeder. Ze omschrijft dat met u als warm en nauw, met uw moeder ook. Ze had problemen met haar eigen familie, ze was close met Sonja, de band met Stien was goed.

Sonja: Ik had echt medelijden met die vrouw, wat ze allemaal voor hem deed, ze was zo gek op die man. Het is zielig dat ze zo behandeld wordt. De laatste keer kon hij haar niet meer gebruiken omdat ze geen geld meer had. Ze heeft een motor voor hem gekocht. Ze was zo gek op hem dat ze mijn moeder belde dat ze ’t niet meer aankon, van het dak wilde springen, dat haar dochter examen had en dat ze terugwilde omdat ze van dak wilde springen. Ik zal het je nog wat duidelijker vertellen: ik moest altijd naar haar toe van Wim. Ze was niet mijn vriendin.

Janssen: Ze omschrijft het contact met u als goed en warm.

Sonja: Zielig, heel erg om aan te zien hoe hij met haar omging.

Janssen: Ze zegt over u als familie: “Voor Willem was de familie heilig, we hadden grote ruzie omdat de familie altijd voorging.” Met name de band tussen u en Willem vond ze niet normaal.

Sonja: Dat dacht iedereen, dat was geen issue, ik kon niet anders doen dan dat. Iedereen dacht dat we vier handen op één buik waren.

Holleeder: Omdat dat zo was!

Janssen: Als buitenstaander zag ze het als normaal familiecontact. Was dat dan gespeeld?

Sonja: Ik had geen keus, je moest wel. Als je niet met hem bent, ben je tegen hem.

Janssen: In de periode dat het slecht met hem ging, met zijn hart en dat hij in het ziekenhuis lag, daarover zegt ze: “Er was elke keer contact met Sonja; huilen, huilen.”

Sonja: Dat ken je zo zien, dan ken je zo beoordelen. Ze is niet de enige die dat zo ervaren heeft, er zijn er nog honderd achter haar.

Janssen: Ik probeer een beeld te krijgen.

Sonja: Dan moet je teruggaan naar de eerste aanslag. Hij heeft ons hele leven een hel gemaakt. Heb je een beetje een idee van het beeld wat ik moest doen?

Janssen: Ik heb nu het beeld van het moment dat Willem in het ziekenhuis ligt, u bent ziek van ellende, huilen, bent u dan echt aan het huilen of doet u alsof. Of denkt ze dat u huilt?

Sonja: Uiteindelijk vond ik het wel erg, absoluut, maar ik heb ook wel gedacht of we de stekker eruit konden trekken, tegelijkertijd.

Janssen: “Ik heb Sonja elke dag gebeld, ze huilde tranen met tuiten.”

Sonja: Ik weet niet of ze mij aan de telefoon heeft gehad, zo veel heeft ze niet gebeld, de enige die ze belde was mijn moeder, die werd knettergek van haar.

Janssen: Uw moeder moest ook huilen.

Sonja: Ja, dat begrijp je, als je zo vaak belt (gelach)  Ze heeft toch een moedergevoel. Verstand en gevoel is misschien toch net even wat anders.

Janssen: Dat huilen kan wel kloppen? Dat is het moedergevoel?

Sonja: Nou, tranen met tuiten, volgens mij liegt ze alle kanten op. Als ik huil, hoor je me niet eens. Ze kan zo veel zeggen.

Janssen: Wat ze ook vertelt: “Mijn dochter was van dezelfde leeftijd als Fran (Francis, dochter van Cor en Sonja), ze hadden goed contact met elkaar. Wat ik ervan gezien heb, over de contacten tussen Willem en haar dochter, was het wel warm, ze had het over haar lieve oompje.”

Sonja: Ook zij moest meedoen met de meute, ook zij wist dat d’r vader vermoord was door hem. Zij was degene die in een dronken bui gezegd had dat hij had gedaan.

Janssen: Ze zegt: “Dat lieve oompje was zeker niet gespeeld.”

Sonja: Ze moest wel. Ik heb tegen mijn zoon ook gezegd: “Je moet een keer op bezoek.” Omdat hij steeds zat te zeiken en te klagen.

Janssen: De getuige zegt: “Ik heb het allemaal gezien, je kunt dit niet spelen.”

Sonja: Absoluut wel.

Janssen: Het schrikbeeld van de familie was Cor, die was nooit thuis, die woonde in Vinkeveen, ze kregen diarree van de zenuwen als hij kwam. Willem moest komen opdraven.

Sonja: Ik weet niet waar ze dat vandaan heeft. Cor heeft niet in Vinkeveen gewoond. Er was één schrik van de familie en dat was hij. Cor was geen makkelijke man, weet je hoe dat kwam: door hém. Dat heeft echt impact op onze relatie gehad.

Janssen: Er waren wel meer problemen toch?

Sonja: Cor heeft altijd gedronken, we hoeven elkaar geen mietje noemen. De keren dat hij boos was, was het altijd om Wim.

Janssen: Ze zegt dat haar dochter zegt dat Cor ging snuiven en agressief werd.

Sonja: Cor heeft nooit gesnoven, ze moet naar haar eigen kijken, dat mens is knettergek. Aardig, maar knettergek. Ik moest altijd van hem naar haar, ze is nog nooit bij mij geweest, ik weet niet waar je ’t over hebt.

Janssen: U heeft bij haar in Duitsland gelogeerd.

Sonja: Ik moest die vrouwen in de gaten houden. Sandra ook. Als de schilder kwam, moest ik er al gaan zitten, dat ze niet alleen met de schilder was. Dan was het: “Ga naar Nicky.” Als ik nee zei, was het: “Je gaat gewoon.” Ik moest kijken of het daar gezellig was, dan kon hij naar andere vriendinnetjes.

Janssen: Als hij in München zit.

Sonja: Als hij dat vraagt, doe je dat toch.

Janssen: Voor haar was dat een bevestiging van…

Sonja: Ik vond het een zielig vrouwtje, het was Wim er alleen maar om te doen haar van haar geld af te halen. Het is alleen maar uitbuiten, meer niet.

Janssen: Ze is twee keer in München gaan logeren.

Sonja: Klopt.

Janssen: Moest dat ook van Willem?

Sonja: Wij hebben haar tegenover hem altijd wel lief en aardig gevonden. Wim riep over haar alleen maar “mafkees dit, mafkees dat…”

Janssen: De relatie tussen u was dus wel goed?

Janssen: Ja, alleen op het laatst, toen heb ze een sms verstuurd, ik moest vaak op bezoek met vriendinnen van Wim, wat zij niet wist. Toen hij opgepakt was, heb ik gezegd: “Hij heb nog twee andere vriendinnen.” Toen heb ik een sms van haar gekregen, die kan ik je laten lezen, daar lusten de honden geen brood van. Omdat zij toch de hoofdvrouw was.

Janssen: Ze zegt: “Willem Holleeder adoreerde Willem Endstra, ik werd er ziek van. Auto’s wassen op zaterdag, vrouwen verzorgen.”

Sonja: Als Nicky een sjaaltje van Hermès voor Holleeder had gekocht, dan moest er ook een sjaaltje voor Endstra komen. Zo pakt-ie ze allemaal in. Als ze eenmaal binnen zijn, komen ze niet meer van hem af.

Janssen: Wanneer was de relatie tussen Willem Endstra en Willem Holleeder goed?

Sonja: Geen idee.

Janssen: Bent u weleens bij een contact tussen Willem Holleeder en Willem Endstra geweest?

Sonja: Nee.

Janssen: “Willem was idolaat van Endstra, hij adoreerde hem.”

Sonja: Zo doet-ie het altijd: hij pakt je in schopt je daarna weer weg. Dat doet hij met iedereen. Als hij je niet meer kan gebruiken, ben je zo weg.

Janssen: Over het contact met Ariën Kaale. Het moment dat u spreekt met hem, neemt u op.

Sonja: Ariën Kaale heeft mij zelf laten komen. Omdat hij was benaderd om te getuigen. Door Wim, over Dino.

Janssen: Wat zei hij?

Sonja: Dat weet ik zo niet. Dat Wim er eerder uit zou komen, Dino zat langer vast.

Janssen: Ariën Kaale geeft aan dat hij benaderd is. Dat hij een verklaring moet afleggen en dat Willem Holleeder de naam van Dino Soerel gebruikt zou hebben.

Sonja: Ja.

Janssen: Daar hebben we het vanmorgen over gehad, dat hij zich daar druk over had gemaakt.

Sonja: Dat weet ik niet zo meer.

Janssen: Ariën Kaale vertelt dat hij benaderd is en zich ongerust maakt.

Sonja: Ariën Kaale was heel bang.

Janssen: Wie waren die mensen?

Sonja: Weet ik niet.

Janssen: Turken?

Sonja: Dat kan ik me niet herinneren.

Janssen: Volgens u heeft Ariën Kaale gezegd: “Cor heeft met veel mensen ruzie, het is een psychopaat.” Cor had een paar keer met hem gezeten. U zegt: “Hij was wel aardig tegen Cor, hij had altijd mensen bij zich. Het was wel vreemd wat Cor over Stanley zei, die noemde hij een oude vieze kerel. Cor schold hem gewoon uit, ‘oude vieze stinkkerel’.”

Sonja: Nu je ‘t zo zegt: Cor kon dingen zeggen met een slok op, dat was niet aardig.

Janssen: Weet u van een aanvaring met Stanley Hillis?

Sonja: Nee.

Janssen: Uit gesprekken met Peter R. de Vries blijkt dat Cor er een vijand bij gemaakt zou hebben, hij had Stanley Hillis uitgescholden.

Sonja: Dat kan ik me niet herinneren.

Janssen: Een bitterbal op het kale hoofd van Ariën Kaale? Bassie onder schot gehouden?

Sonja: Dat van Bassie weet ik niet.

Janssen: In Passage is er veel te doen over naamsmisbruik. U was daar als getuige. Heeft u overwogen erover te vertellen? Wat is er met die opnames gebeurd?

Sonja: Die had ik zelf.

Janssen: Waarom hebt u in Passage niet verteld over dat naamsmisbruik?

Sonja: Ik vond het moeilijk anderen erbij te betrekken,

Officier van justitie Sabine Tammes: Waarom heeft u het gesprek opgenomen?

Sonja: Ik wist niet waarvoor hij mij wilde horen. Misschien zegt hij iets over de dood van Cor.

Tammes: Heeft u dat vooraf met uw zus overlegd?

Sonja: Ja.

Tammes: Heeft u het zelf bedacht?

Sonja: Samen.

Tammes: Had u zelf opnameapparatuur?

Sonja: Die had ik bij me.

Tammes: Zelf gekocht?

Sonja: Dat hadden we samen.

Tammes: Dat was in 2011.

Janssen: Heeft u overwogen ermee naar politie te gaan?

Sonja: Toen leefde iedereen nog, dan ga ik niet met een bandje naar het politiebureau waar hij zijn petten heeft zitten.

Janssen: Kan het een incident zijn geweest, of werden er vaker opnames gemaakt? Krijgen we van u nog meer opnames?

Sonja: Nee, van mij niet.

Janssen: U heeft de gesprekken voor uw zus bewaard. Zijn er nog meer?

Sonja: Ik heb niks meer.

Janssen: Over het gesprek met Marcel Grifhorst. U heeft samen aangifte gedaan. Hoe ging dat?

Sonja: Ik laat me niet afpersen. Toen heb ik maatregelen genomen.

Janssen: Wat had Marcel Grifhorst er mee te maken?

Sonja: Dat was al een beetje heel raar. Waarom komt Meijer zelf niet.

Janssen: In uw verklaring zegt u dat het niet denkbeeldig is dat u vermoord zou worden als u niet betaalde. “Ook zou het kunnen dat ik vermoord word als ik wel betaal.” Waarom zou Willem Holleeder erachter zitten?

Sonja: Wim kan alles geregeld krijgen in de gevangenis.

Janssen: Marcel Grifhorst is ook gehoord als verdachte, als er aangifte is gedaan tegen hem wegens afpersing. Hij ontkent dat. Op de opname lijkt het een heel vriendelijk gesprek. Hij zegt dat hij het vervelend vindt elkaar hiermee lastig te vallen.

Sonja: Hij had helemaal niet naar me toe moeten komen om die twee ton te vragen voor Frans Meijer.

Janssen: Hij zegt dat hij het moest doen.

Sonja: Niks moet. Ik praat altijd met iedereen mee als je wat op wil nemen.

Janssen: Hij zegt: “Wel kut voor je dat je in die situatie zit.”

Sonja: Logisch.

Janssen: Wat ik minder logisch vind: dat u naar de politie gaat en aangifte doet tegen Marcel Grifhorst. Op de opnames klinkt u poeslief.

Sonja: Ik doe altijd aardig tegen mensen, je hoort mij nooit schreeuwen, Je doet aardig en ondertussen vertellen mensen je wat. Als hij weggaat, denk ik: “Wat ben je een hond, om mij twee ton af te persen.” Dat had hij niet moeten doen.

Janssen: Cor had met een deel van het losgeld nepgoud gekocht. U verklaart: “Daar hebben wij een verhaal van gemaakt.”

Sonja: Dat-ie in de Santé zat,

Janssen: Had dat iets met Goudsnip te maken?

Sonja: Misschien.

Janssen: Dat is toch een miljoen geweest? U zegt: “Alleen ik, Cor en Robbie wisten ervan.”

Sonja: Wim weet van het nepgoud.,

Janssen: De verwikkelingen over de film. Hoe is het gegaan met die overeenkomst en het tekenen?

Sonja: Hij had toen geen bezwaar.

Janssen: Inmiddels zegt hij dat het anders is.

Sonja: Dat ken hij seggen, maar het staat op papier, dan had hij niet moeten tekenen, het is zijn handtekening, niet de mijne.

Janssen: Zijn er toen andere dingen geregeld? Contracten tekenen?

Sonja: Nee.

Janssen: De gesprekken over de film zijn begonnen toen Willem nog vastzat.

Sonja: Dat weet ik niet, wel dat hij heeft lopen schreeuwen en tieren op het Gelderlandplein.

Tammes: Kunt u zich het tekenen van de overeenkomst herinneren?

Sonja: Ik woonde op Groenhof. Hij kwam bij me thuis, ik heb hem die brief laten lezen, die heeft hij gewoon getekend, ik weet niet waar hij het over heeft.

Tammes: Uw broer zegt: “Ik heb het nooit gelezen.”

Sonja: Echt wel.

Tammes: Hij had geen bril bij zich. U heeft het hem onder de neus geschoven, hij dacht dat het ziekenfondspapieren waren.

Sonja: Wat een onzin, denk je dat hij gek is?

Holleeder: Denk je dan dat ik gek ben en geen geld krijg?

Sonja: Ik heb het hem voorgehouden en hij heeft zelf getekend, hij heeft hem gelezen.

Janssen: Heeft u de handelsnaam Willem Holleeder geregistreerd?

Sonja: Ja.

Janssen: Waarom deed u dat?

Sonja: Omdat ik dat gewoon deed. Omdat de media ermee aan de loop ging.

Janssen: Toen dacht u: “Ik registreer die naam.” Had u dat zelf bedacht?

Sonja: Ja. Knap hè? Zo dom ben ik nou ook weer niet. Dat heb ik inderdaad gedaan.

Janssen: Bij het Benelux merkenbureau. Op welk adres heeft u het gezet?

Sonja: Als goed is: Groenhof.

Janssen: Singel 362, het adres van uw advocaat.

Sonja: Kan.

Janssen: Waarom registreert u andermans naam op het adres van een advocaat?

Sonja: Omdat ik het waarschijnlijk niet bij me thuis wilde.

Janssen: Waarom niet?

Sonja: Omdat ik dat niet wilde.

Janssen: Je zou kunnen denken dat het te maken heeft met de film die eraan zat te komen.

Sonja: Het staat los van de film. Ze waren bezig met kopjes van Wim. Om dat voor te zijn.

Janssen: U had dat zelf bedacht. Niet gevraagd aan uw broer?

Sonja: Nee, waarom? Als je dat wil en het kan, het was er nog niet.

Janssen: Plausibeler is: het is in de aanloop naar de film, kort voor zijn vrijlating.

Sonja: Daar heb ik niet eens zo over nagedacht.

Janssen: U gaat mij toch niet wijsmaken dat…

Sonja: Ik heb het niet stiekem gedaan.

Janssen: U vertelt het diegene niet en doet het op het adres van een advocaat. Dat roept vragen op.

Sonja: Ik vind het niet boeiend, ik vind het niet zo spannend wat u zegt.

Janssen: Het ging over kopjes en petten, dat u er geld van zou krijgen.

Sonja: Als iemand het zou laten maken. Maar dat is nog nooit gebeurd, ik heb er nooit geld van gehad. Daar was het helemaal niet voor bedoeld.

Janssen: Het kwam niet van de zijde van de productiemaatschappij?

Sonja: Nee, absoluut niet. Zie ik er nou zo dom uit? Je doet net of ik zo dom ben dat ik zoiets niet kan verzinnen. Ik vond het wel knap van mezelf.

Janssen: Ik zeg alleen dat het juist in die periode van de film…

Sonja: Je kan ook bedenken dat het net in die tijd was, ik heb het later toch gezegd, toen-ie eruit was.

(er volgt een korte schorsing)

Rechter: Het zijn vrij heftige dagenm, uiterlijk half vijf wil ik het afsluiten.

Janssen: De Deurloostraat, dat is veel besproken. Dat de woning zou zijn aangewezen door Holleeder aan Mieremet en Klepper. U heeft gezegd: “Dat heb ik gehoord van Astrid.”

Sonja: Klopt.

Janssen: Heeft u er verder nog wel eens iets over gehoord?

Sonja: Ik heb het nooit geweten, tot ik hoorde dat er stukken bij John van den Heuvel waren weggenomen, dat ze het, god, weet je, hij heb de dinges aangewezen, het huis.

Janssen: Wat dacht u? Was het een geheim waar Cor woonde?

Sonja: Mensen wisten wel waar we woonden, maar de schutter wist het niet. Het is een portiek met twee deuren. Achteraf dacht ik: ja. Toen Cor bij me weg was, in Buitenveldert… Toen hadden we ruzie, dat weet je allemaal al. Wim zei: “Kom, je moet het goedmaken.” Hij heeft me opgetild, in zijn Mercedes getild, om naar Cor te gaan om het goed te maken. Ik wilde het niet, ik zei: “Waarom moet ik het ineens goed maken?” Ik had al mensen gezien bij de deur, voor school.

Janssen: Is dat een herinnering die nu opkomt?

Sonja: Dat had ik al gezegd.

Janssen: Daar heeft Astrid vanmorgen net over verklaard. Het verhaal over het ophalen voor Cor.

Sonja: Wim kwam me ophalen om het goed te maken. Ik heb dat al eerder verklaard.

Janssen: Weet u dat Astrid dit vanmorgen verteld heeft?

Sonja: Dat staat me niet bij, ik sta onder ede, wat ik zeg is waar. Het is zo gegaan. Dat is toch wat je wil weten? Nou dan.

Janssen: Er zijn allerlei verklaringen van mensen die verklaard hebben dat iedereen wist waar Cor woonde. Van Mink Kok dat hij Cor thuisbracht.

Sonja: Daar kan ik me echt niks van herinneren, dan had ik het wel geweten.

Janssen: U zegt: “Ik heb nog nooit een Mink Kok gezien, ik weet niet hoe hij eruitziet.” Misschien was u niet thuis.

Sonja: Ik heb kleine kinderen, ik was altijd thuis.

Janssen: Cor zei: “Ik ga naar huis.” Mink verklaart: “We hebben Cor in zijn eigen auto naar huis gebracht en op een bedje onder een sprei gelegd.” Later had hij Cor er nog een keer op aangesproken: “Straks moeten we je wéér naar huis brengen.”

Sonja: Wat voor bedje en welke kamer?

Janssen: Dat staat er niet bij.

Sonja: Dan is het niet waar. Ik heb hem nooit in een bedje gezien. Cor is nog nooit door iemand in bed gelegd. Ja, door mij, ik stopte hem toe.

Janssen: Andere mensen hebben ook wel verklaard over dat thuisbrengen. Bassie ook.

Sonja: Hij werd wel thuisgebracht, maar niet op bed gelegd.

Janssen: Over het aanwijzen van de woning zeggen getuigen: “Iedereen wist waar Cor woonde.”

Sonja: Behalve de schutter misschien.

Janssen: Uw buurman was chauffeur van Sam Klepper.

Sonja: Misschien dat de schutter het niet wist.

Janssen: Mieremet zou gezegd hebben dat Holleeder de woning aan hem en Klepper zou hebben aangewezen.

Sonja: Als dat zo gezegd is, dat kon wel. Ze hadden een hele grote aanvaring, over een loterij, Wim had hem toen al zijn nek om willen draaien.

Janssen: Dat was de periode erna, met de verdeling.

Sonja: Absoluut. Daar wil ik graag wat over zeggen. Jij hebt toen gezegd, de laatste keer dat je dat gezegd had, alsof het niet waar was wat ik zei. Ik zweer op de dood van mijn kinderen dat ik de luxaflex half open en dicht moest doen, altijd half half. Ik heb Cor altijd alles verteld, dat zweer ik je op alles wat mij lief is.

Rechter: Dat zou een anekdote zijn.

Sonja: Ik zweer op alles wat mij lief is, ik heb echt in een hel geleefd, het is echt gebeurd.

Janssen: Cor zou een raket naar binnen schieten.

Sonja: Klopt.

Janssen: Astrid zegt dat later over Houtman.

Sonja: Dat is een ander verhaal. Bij mij was het: als ik het niet zou zeggen, zou hij een raket naar binnen schieten.

Janssen: Heeft u dat Cor verteld, van de raket?

Sonja: Nee, dat ging te ver, ik wilde het niet laten exploderen.

Janssen: U heeft het een keer met uw zus besproken. Astrid vertelde dat hij een vuurwapen op het hoofd van uw zoon had gezet.

Sonja: Klopt.

Janssen: U zegt: “Dat heb ik allemaal aan Cor verteld.” Had u dit ook aan Cor verteld?

Sonja: Nee.

Janssen: Als zoiets gebeurt, en dat neem je serieus: dat hij echt in staat is uw zoon wat aan te doen, waarom zou je dat niet tegen zijn vader zeggen?

Sonja: Anders gaat hij Wim omleggen.

Janssen: Ik ga mee in wat u vertelt. “Hij maakte mijn leven tot een hel, hij bedreigde mij en de kinderen. Het was verschrikkelijk, hij heeft een vuurwapen op het hoofd van mijn kind gezet.”

Sonja: Als ik dat tegen Cor had gezegd, had hij niet meer geleefd.

Janssen: Nou en? Dat is toch beter?

Sonja: Cor had helemaal niet uit het leven geschoten moeten worden. Wat denk jij, na de tweede aanslag? “Dat is Willem Holleeder.” Omdat hij het al wist. Hij heeft niks gedaan. Daar heb ik respect voor. Alleen: achteraf niet, natuurlijk. Ik heb het gelijk gezegd. Ik heb Wim gelijk gebeld. Dat hij erachter zit. Ik heb Brammetje (advocaat Bram Moszkowicz) gebeld.

Holleeder: Dat zei hij altijd als hij dronken was,

Janssen: Ik vind het moeilijk te volgen. Cor was iemand met een status, maar geen moordenaar. U wordt onder druk gezet om de lamellen goed neer te zetten, dat vertelt u, maar een raket en een wapen: dat gaat te ver.

Sonja: Ik hoopte altijd dat ze het uit konden spreken. Ik wilde geen conflict.

Janssen: Ook na de hel?

Sonja: Ik had nog steeds het liefst dat het goed was gekomen.

Janssen: Snel daarna, na de tweede aanslag, zijn er taps en sms’jes met “lieve oompje.”

Sonja: Kinderen moeten altijd normaal blijven doen. Als je niet met hem bent – ik ga het nog één keer zeggen – ben je tegen hem. Je moet altijd leuk en aardig blijven doen. Als je het niet hebt meegemaakt, kan je niet oordelen. Ik heb het meegemaakt.

Holleeder: Ik kan je zeggen dat het niet gebeurd is.

Sonja: Ik ga niet reageren

Rechter Wieland: Verstandig mevrouw, laat u maar.

Janssen: Over de foto van Thomas heeft u hier gezegd: hij fluistert in mijn oor: “Vraag aan As” en dan maakt u dat gebaar van de pasfoto.

Sonja: Dat heb ik voorgedaan, bij de rechter-commissaris.

Janssen: Dat weet ik. Is er iets gebeurd of weet u of iemand een foto heeft gehad voor de moord op Thomas?

Sonja: Dat weet ik niet.

Janssen: U heeft niet meer over de foto nagevraagd, of die ergens was opgedoken?

Sonja: Daar moet ik even over nadenken, er is wel gezegd dat de daders misschien die foto bij zich hadden.

Janssen: Zover mij bekend heeft niemand het over een foto gehad.

Sonja: Hij heb mij wel een foto gevraagd.

Rechter Mildner: Het gaat er heel erg om of we elkaar goed begrijpen. Vaak of iets gespeeld is of dat het echt was. De kinderen hebben het over “lief oompje.” Bij spelen, dan denk je dat dat veel moeite kost.

Sonja: Je leeft ermee, je weet wat je moet zeggen. Je weet dat het niet anders kan. Leuk en gezellig doen, het is een automatisch systeem. Je zit in een modus waarin je niet anders kan en durft. Ik zou hem nooit tegen durven spreken.

Rechter: Zo kan ik het begrijpen. Het is niet een toneelstuk.

Sonja: Hij zegt toneelspel, voor mij is het dat niet, voor mij is het iets waarin ik moet overleven. Omgaan met iets wat niet normaal is.

Officier van justitie Lars Stempher: Bij de eerste aanslag: wie wisten waar hij woonde?

Sonja: Lange Hennie – Hennie Smit. Bassie.

Stempher: Wist uw broer dat hij er woonde?

Sonja: Ja. Hij heeft me meegenomen ernaar toe, om het goed te maken met Cor. Hij heeft me thuis opgehaald: maak het goed! Ik wilde niet. Hij had een Mercedes Sport, met een open kap. Ik kan nooit heel lang boos zijn. Toen is hij weggegaan. Ik ben er wel zo door hem heengebracht.

Stempher: Hoe was het contact op de dag van de aanslag?

Sonja: Cor ging nooit mee de kleine jongen (Richie) ophalen, maar hij wilde het goedmaken, hij zei: “Dan gaan we samen de kleine jongen ophalen. Dat was best wel leuk voor de kleine jongen. Hij was toen tweeënhalf. We waren eigenlijk een beetje te vroeg, we gingen een rondje rijden. Ik ben heel oplettend, ik zie alles, door de Heineken-ontvoering heb ik dat heel erg in me. Ik zeg: “Daar staat iemand, met een lange zwarte jas en een sikje, wat doet-ie daar?” Die stond naar school te kijken. Ik ben met Cor de jongen gaan halen, we rijden met de auto terug naar huis, het was echt om de hoek. Stonden we voor de deur, de jongen zingt nog een liedje, toen zag ik iemand aankomen. Ik dacht: om de weg te vragen. Je verwacht niet… Degene kwam naar het raampje en begon te schieten.

Stempher: Het was uitzonderlijk: Cor mee om jullie zoon op te halen. Heeft u het er met Cor over gehad wie dat wisten?

Sonja: Nee. Dan zit je zo in de gekte op dat moment.

Rechter Benedict Mildner: De dag dat uw broer naar Buitenveldert kwam, was dat ver ervoor?

Sonja: Twee weken ervoor of zo.

Janssen: U noemde namen van mensen die het wisten. Wist Ariën Kaale dat Cor daar woonde?

Sonja: Dat weet ik eigenlijk iet.

Janssen: Gijssie van Dam?

Sonja: Ja.

Janssen: Flappie?

Sonja: Ja, ongetwijfeld.

Janssen: U zegt: een week of twee ervoor.

Sonja: Cor is drie weken weggeweest.

Stempher: Had Cor een garagebox in Buitenveldert?

Sonja: Ja, op de Populierenhof. Daar had Wim hem ook. Eerst Cor, later had Wim er één. Allebei apart. Hij wist niet dat Cor daar een garage had.

Stempher: Wat weet u van de garageboxen?

Sonja: Ik moest hem vaak ophalen. Als hij zijn rijbewijs kwijt was, of ruzie had. Toen hij met Maaike ging, bracht ik hem naar etentjes in Loenen.

Stempher: Waren er andere garageboxen?

Sonja: Nee, alleen achter de Populierenlaan.

Stempher: Hoe waren de contacten met Thomas van der Bijl na de eerste aanslag?

Sonja: Thomas was helemaal de weg kwijt, hij was samen met Cor opgegroeid.

Stempher: Had u contact met Thomas?

Sonja: Ik had met Thomas de laatste twee jaar niet zoveel contact. Op de Catharina van Reneslaan heeft hij nog een hele keuken geplaatst. Vlak voor zijn dood heb ik hem nog gezien in de Scheldestraat. Hij kwam met zijn bus aanrijden, hij kwam naar me toe, hij vroeg of hij wat voor me kon doen, ging me omhelzen. Dat is de laatste keer dat ik hem gezien had.

Stempher: Was Thomas op de hoogte van hoe Cor in het leven stond?

Sonja: De laatste twee jaar niet. Daarvoor wel.

Stempher: Verdachte zegt dat Thomas van der Bijl niet veel van hem wist, “hij kan niet zoveel vertellen.” In 2004 bent u nog een keer naar hem toe geweest, om te zeggen dat u geen relatie had met de heer De Vries.

Sonja: Ik moest naar de Hallen komen om te zeggen dat hij de Achterdam niet had. Dáárvoor moest ik komen.

Stempher: Daartussen, in die periode: kreeg Thomas dingen mee van Cor over het conflict tussen Cor en Willem?

Sonja: Thomas wist dat, over de verdeling, Thomas wist overal van.

Stempher: En de relatie tussen Cor en Astrid?

Sonja: Die was gewoon goed.

Stempher: Er was ook een getuige op zitting, Kaale.

Sonja: Allemaal gelul.

Stempher: Dat Cor niet veel van haar moest hebben.

Sonja: Dat is absoluut niet waar. Astrid kwam altijd bij ons, ze was heel goed met Cor, altijd.

Stempher: Zag Astrid Cor veel in de periode 2001 tot 2003?

Sonja: Astrid kwam regelmatig bij ons langs. Als ze bij me was en Cor was er, was het altijd leuk. Cor heeft een hart, hij is geen moordenaar.

Stempher: Als Cor en Astrid elkaar zagen…

Sonja: Altijd goed, absoluut, geen twijfel mogelijk.

Rechter Wieland: Meneer Holleeder!

Holleeder: Ja?

Rechter: Wilt u nog iets zeggen? Of overvalt het u?

Holleeder: Ik weet wel dingetjes, maar het is allemaal zo voorbereid, het heeft geen zin, ik heb het wel een beetje gehad met dingen, om de schuld te krijgen. Je liegt, Boxer, je moet vanavond in de spiegel kijken. Je bent echt veranderd, door die rotte appel. Hoe vaak heb je die schutter zien staan?

Sonja: In de tijd dat Cor weg was, was die schutter er regelmatig.

Holleeder: Als je één adres aanwijst, gaan ze niet op twee adressen kijken.

Sonja: Waarom wilde je het goed laten maken?

Holleeder: Omdat Cor me dat gevraagd had en hij het goed wilde maken. Het is gemakkelijk om mij overal de schuld van te geven. Waarom heb ik dat miljoen betaald? Hij was op de hoogte dat Klepper en Mieremet wat van plan waren, dat heb ik jou verteld.

Sonja: Mij verteld?

Holleeder: Dat weet je donders goed. Als je zo bijdehand bent, waarom heb je dan een ander slot op de deur gezet?

Sonja: Ik zweer op mijn kinderen dat je dat nooit verteld hebt. Dat slot was omdat Cor zo vervelend was. Jullie zaten altijd in de Roompot (seksclub Satyricon, pal achter de Deurloostraat). Ik heb Cor daar een keer weggehaald, toen heb ik hem eruitgegooid. Denk je dat ik anders zelf nog thuis had gezeten?

Holleeder: Je weet het donders goed Boxer, je liegt alles. Waarom heb ik dat miljoen betaald?

Sonja: Omdat je een schijterd bent, een overloper. Waarom ben je niet voor hem gaan staan?

Holleeder: Omdat ik geen moorden wilde plegen.

Sonja: Jij bent naar Aruba gegaan omdat Sam geliquideerd was.

Holleeder: Waarom heb ik dat miljoen betaald?

Sonja: Omdat je een schijterd was.

Holleeder: Waar woont Peter B.?

Sonja: Die woont aan de achterkant.

Holleeder: In de Churchillaan. Die keek in de tuin bij jou en Cor. Van wie is die woning geweest?

Sonja: Van Kai (Stanley Kai Esser, een grote drugshandelaar in de jaren tachtig).

Holleeder: Wist je dat Kai een vriend was van Mieremet?

Sonja: Nee, dat weet ik niet.

Holleeder: Er is een tapgesprek, dat Kai met Mieremet praat. Wat weet je van het contact tussen Kai en Mieremet?

Sonja: Dat weet ik niet.

Holleeder: Hoeveel criminelen kwamen er niet op de Deurloostraat?

Sonja: Echte criminelen? Jij.

Holleeder: Criminelen die voor drugs kwamen. Joegoslaven.

Sonja: Ik heb daar nog nooit een Joegoslaaf gezien.

Holleeder: Waarom moet ik een miljoen betalen om eraan mee te werken Cor dood te schieten? Dan had ik het wel in mijn eigen zak gehouden.

Sonja: Je hebt Robbie laten betalen. Weet je wat het is: je liegt alles bij elkaar. Je hebt mij geld afgepakt.

Rechter Wieland: Het lijkt een tenniswedstrijd tussen professionals, waar gaat de bal heen? Het gaat zo snel en de bal is nog niet uit.

Holleeder: Holleeders kennen tennissen (lacht). Maar eh, Boxer, waarom moet ik dat miljoen betalen?

Sonja: Je hebt het niet betaald.

Holleeder: Boxer, ga je schamen. Ik heb klokkies gegeven.

Sonja: Om ze te paaien. Waarom ga je klokkies geven als ze je zwager doodschieten?

Holleeder: Luister heel goed Boxer, dat je liegt moet je zelf weten, maar je moet je schamen. Ga niet tegen me in. Ik heb altijd alles voor je geregeld.

Sonja: Op de dag dat Cor op de grond lag, kwam je voor aandelen. 

Holleeder: Je had ze in je zak. Wie moest ze zoeken voor jou? Vuile leugenaar. Weet je nog dat je naar de Hallen (het café van Thomas van der Bijl) moest komen?

Sonja: Wat zeg je!

Holleeder: De Hallen. Je hebt mij ernaar toe gestuurd met het verhaal over Peter de Vries, maar dat wil je niet bekennen. Waarom verklaart Thomas dat dan in 2005?

Sonja: Cor had toen al tegen Thomas gezegd dat je achter de tweede aanslag zat.

Holleeder: Je bent niet goed.

Sonja: Slaap lekker Wim.

Holleeder: Ik slaap lekker hoor, maak je geen zorgen. Ik vind het wel heel erg dat jullie bij mij de stekker eruit hebben willen trekken toen ik in het ziekenhuis lag (lacht).

Sonja: Wat ik het ergste vind? Toen je in coma lag, dat je gedroomd hebt dat ik aan het eind van de tunnel stond en je terugriep. Ik wilde niet dat je terugkwam.

Holleeder: Dan had je de stekker eruit moeten trekken.

Sonja: We hadden het moeten doen, maar ik heb gevoel. Jij had het wel gekund, je hebt geen empathie, je bent een moordenaar.

Holleeder: Jij en ik weten dat je liegt.

Sonja: Waarom moest ik tossen op mijn kinderen, wie het eerst zou gaan? Zweer jij op (naam van zoon van Holleeder) dat dat niet waar is?

Holleeder: Boxer, ik zweer het op (naam van zoon).

Sonja: Dat heb je al eerder gedaan, zweren op je zoon. Je hebt ook gezworen dat je mijn kinderen zou doodschieten als ik niet zou zeggen waar Cor was.

De zitting wordt gesloten. De rechter wijst erop dat Astrid al acht dagen is verhoord, hij wil de verdediging nog één dag de kans geven Astrid te horen over de onlangs ingebrachte opnames.

Het verslag van het verhoor van Astrid staat hier

 

Frank Masmeijer: de Sukkelaar van Vlaanderen

$
0
0

Eind november 2018 bekende Frank Masmeijer (57) bij het Antwerpse hof van beroep dat hij betrokken was bij de invoer van 467 kilo cocaïne via de Antwerpse haven, in oktober 2014.  Hij was ingeschakeld om de partij ter waarde van 23 miljoen euro, die was verstopt in een pallet met bananen, op te halen. Hij kreeg daar 30.000 euro voor. Er volgde een strafeis van acht jaar. Over de avonturen van Masmeijer in de Antwerpse haven is voorlopig genoeg geschreven. Voorzichtig uitgedrukt: dat was geen doorslaand succes. Maar hoe verging het hem met zijn eerdere activiteiten in België, in de horeca? De Belgische zakenman Fred Vinken maakte het allemaal van heel dichtbij – en veelal hoofdschuddend – mee.

Fred en Patricia Vinken

Ook als je niet heel bekend met de Vlaamse literatuur, kun je heel tevreden rondkijken bij Ago’s. Voorheen De Loteling. Misschien wel de mooiste horecagelegenheid van België, in het schilderachtige gehucht Schilde, onder Brasschaat. Hier komen de dames en heren met de mooie auto’s en de goede smaak voor een goed glas wijn op een lommerrijk terras. In Schilde schreef de beroemde Vlaamse volksschrijver Hendrik Conscience, bekend van De Leeuw van Vlaanderen, zijn andere meesterwerk: De Loteling. Hij wordt ter plaatse hierom nog altijd geëerd. Dat de nieuwe eigenaren in 2011 de historische naam veranderden, allez.

Het was hier dat de vrije val van Frank Masmeijer begon. Fred Vinken, succesvol zakenman in de it-sector, die zowel in Nederland als België kind aan huis was bij de topmannen en –vrouwen zo eind jaren negentig van de vorige eeuw, was er vanaf het begin bij betrokken. Niet zo gek: hij woonde in de monumentale villa pal tegenover De Loteling. “Ik had toen vier bedrijven: twee in Nederland, twee in België. De KLM was een van de grote klanten.”

Nina Brink

Het was de begintijd van de telecomrevolutie. In Nederland heette het bekendste bedrijf Arcobel, in België Belficom en Daytona. Er werkten in totaal zo’n tachtig mensen. Fred Vinken kreeg een flinke tas met geld nadat hij een van de bedrijven had verkocht aan Willem Smit van Newtron en aan Nina Brink, die vooral bekend – berucht – zou worden van Worldonline. “Ik zat samen met haar in de Raad van Bestuur van Newtron, dat mijn bedrijf had gekocht. Ik had een deel cash gekregen, een deel in aandelen.”

Het was een idiote tijd. “Er zat een man bij die elke keer duizend gulden fooi gaf aan de toiletjuffrouw. Advocaat Oscar Hammerstein was de vaste adviseur. Willem Smit had zijn eigen vliegtuig, het gezelschap zat twee keer in de maand bij seksclub Yab Yum in Amsterdam.

Huilend

Voor Fred duurde de pret maar zeven maanden. Hij had het aan de stok gekregen met Nina Brink. Ze hadden meteen al geen klik meer nadat hij haar ‘meisje’ had genoemd. “Zij was binnengekomen via TM Data, een bedrijf met een vestiging in Amsterdam en in Brussel. Zij wilde die laten fuseren met mijn bedrijf, maar dat wilde ik niet.” Fred had bovendien geen trek in het milieu waarin de club snel rijk geworden Nederlanders zich bewoog. “Ik ben Nina nog wel eens tegengekomen in Schilde, bij John van de Wind, die rijk is geworden met eierverpakking. Die mensen zitten allemaal in Monaco, daar voelde ik mij niet thuis.”

Fred trok zich bescheiden terug in de omgeving waar hij was opgegroeid en kocht de villa tegenover De Loteling. Daar ging het niet goed, er moest orde op zaken worden gesteld. Fred greep in. Het werd een goudmijn. De kracht van De Loteling was dat het was gevestigd in een pand met veel historie. Een monument uit 1700, onder de zegen van het boek van de beroemde schrijver. “We hebben de huisstijl wat aangepast en het gerenoveerd, met behoud van alle oude elementen. Het pand had een ziel. En de ligging was perfect: aan een drukke baan in een sjieke wijk, met een grote parkeerplaats. Als je dan ook nog goed personeel hebt, kan het niet fout gaan.” 

Dat ging het ook niet. Negen jaar lang liep het als een trein. Er was maar één dingetje dat zakenman Fred dwarszat. “Ik betaalde 5000 euro huur per maand. Voor wat een krot was toen ik er begon. Naast de renovatie had ik er wat bij gebouwd: een terras met 200 stoelen. ‘s Zomers was het ei-vol. We hadden negen jaar dezelfde mensen in de keuken en in de zaal, het was honderd procent vertrouwd. Ik wilde wel doorgaan, maar dan wilde ik het pand kopen.”

Frank en Max

Daar liep het vast: de eigenaar wilde zijn goudmijntje niet van de hand doen en in die situatie kwam Frank Masmeijer op de proppen. Samen met een andere Nederlander: Max. Iemand van wie we alleen de voornaam noemen. Omdat hij in Nederland in de bajes had gezeten wegens vleesfraude, maar zich naderhand goed heeft gerehabiliteerd en de laatste jaren weer goede zaken doet in de Belgische horeca-sector. “Frank en Max hadden samen een paar horecazaken in het shoppingcentrum van Wijnegem en van Waasland. Ze hadden dezelfde wijnleverancier als ik. Ik had laten doorschemeren dat ik te oud werd. Het was 2008, ik was 68, ik zag op tegen een nieuw huurcontract voor De Loteling van negen jaar. Dat had ik hier en daar geventileerd en dat was bij Frank en Max ter ore gekomen.”

Jaloers

Fred wist iets van het verleden van Frank. “Dat hij vroeger die Honeymoonshow had gedaan. Hij kwam regelmatig bij ons in de zaak, samen met Max, hij zag dat het goed draaide. Ik denk dat hij een beetje jaloers was. Wij hadden een omzet van 1,5 miljoen euro per jaar, dat kon ik laten zien. Hij vroeg: ‘Wat verdien je daar nou aan?’ Ik zei: ‘100.000 euro.’ Hij lachte me in mijn gezicht uit. Dat was volgens hem veel te weinig met die omzet. Misschien, maar ik vond het oké, ik zei: ‘Ik heb het rustig, ik betaal de mensen goed, ik ben er content mee.’ Daar moest hij mee lachen.”

Bij de kloten

Fred vroeg 600.000 euro voor het handelsfonds en de goodwill. Voor dat bedrag mocht Frank het overnemen. “Mijn vrouw stond de laatste vijf jaar in de zaak, zij zorgde ervoor dat alles goed verliep, zij was het gezicht van de zaak, zij beheerste het hele spel. Ik zei tegen Masmeijer: ‘Ze wil best blijven.’ En: ‘Ik zou niet te veel veranderen.’”

Frank en Max namen De Loteling samen over. Fred: “Ze hebben mij goed bij de kloten gehad. Ik had in april 2008 het contract getekend met hen beiden. Ze zouden er 15 september in trekken. Op 14 september zouden ze betalen. De dag vóór de overgang en de betaling zetten ze mij met de rug tegen de muur. Het contract moest doorgaan op twee vennootschappen: de BVB Charmie van Frank en een BVB van Max. Dat vond ik niet leuk.  Alles was voorbereid, alles was geregeld, ik kon geen kant op.”

Geen cent

De onderhandelingen waren bij Fred thuis, in de mooie villa tegenover De Loteling. Mooi. Dat vond Frank ook. “Ik had de woning laten renoveren voor 250.000 euro. Nieuwe keuken, parket, badkamers boven. Maar daar wilde ik ook wel vanaf: de kinderen waren het huis uit, het was een woning met zeven slaapkamers, op 6000 vierkante meter grond, met zwembad. Op termijn wilde ik het wel verkopen. Toen Frank dat hoorde zei hij meteen: ‘Ik wil dit huis kopen.’ De vraagprijs was 1,5 miljoen euro. Hij was direct akkoord met de vraagprijs.”

De verkoop zou in september doorgaan, nadat het met De Loteling was geregeld.

Dat zat nog even tegen. De vennootschappen van Frank en Max, die het zouden overnemen, waren net opgericht. Daar zat nog geen cent in. “Frank zei: ‘Van de prijs voor De Loteling gaan we pas na een jaar één schijf betalen.’ Dat was niet de afspraak, maar als ik nee had gezegd, was alles helemaal fout gelopen. Ik begon hem zwaar te wantrouwen, maar ben toch akkoord gegaan en heb de zaak op die twee vennootschappen gezet. Uiteindelijk heb ik maar driekwart van de afgesproken prijs gekregen, het laatste deel hebben ze nooit betaald.”

De verkoop van het huis is doorgegaan. “Daarvoor is hij geld gaan lenen.”

Grootheidswaan

Voor Frank werd het een debâcle. Fred: “De man lijdt aan grootheidswaanzin. Alles wat ik aan renovatie had gedaan, heeft hij afgebroken. Hij maakte voor 300.000 euro kosten, maar veel leveranciers zijn nooit betaald. Binnen twee jaar tijd heeft hij het huis moeten verkopen voor een lagere prijs.”

Met De Loteling ging het niet veel beter. Fred: “Frank had tegen mij gezegd: ‘Fred, ik zou graag willen dat je hier blijft komen.’ Ik mocht de eerste twee jaar voor 25.000 euro gratis komen verbruiken, dat bood hij aan. De eerste keer dat ik er gebruik van wilde maken, was in april van het jaar daarop. Het was lekker weer, ik nodigde twee vrienden uit en we gingen naar De Loteling. Toen ik de rekening wilde aftekenen, kwam Frank. Hij zei: ‘Fred, ik heb liever dat je niet meer komt.’ Hij wilde stoppen met het aanbod. Ik ben er daarna nooit meer geweest. Binnen een jaar is het failliet gegaan.”

Kroonluchters

Wat Fred niet heel erg verbaasde. “Hij had de inrichting helemaal veranderd. Het was een oud pand, hij had er rode moderne kroonluchters in gehangen. Hij had de bar laten verbouwen en omgedraaid. Het personeel was eruit, de kok was eruit. De mensen kwamen niet meer. Ik had een wijnkaart met minstens 150 wijnen, hij had 12 wijnen.” De samenwerking van Frank met Max was na drie maanden al van de baan. Fred: “Er moest geld bij. Ze hadden een kortlopende lening. Max heeft Frank uitgekocht voor de twee zaken die ze samen hadden in die shoppingcenters. Daar is Max mee doorgegaan. Het waren ook geen vrienden meer.”

Rocksterren

En Frank stond er alleen voor, bij De Loteling. Aan schone schijn geen gebrek. “Frank reed in een Porsche Cayenne Turbo, zijn vrouw in een Bentley. De kinderen werden met een chauffeur naar de Europese school gebracht. Ze hadden de levensstijl van rocksterren.”

Fred ontmoette Frank na ‘het etentje met vrienden’ in april 2009 nog één keer, een paar jaar later. “Hij kreeg vragen over het faillissement, hij moest bij de onderzoeksrechter komen, hij vroeg of ik iets wilde getuigen. Ik heb gezegd: ‘Ik doe niks meer voor jou, ik ken u niet meer.’ Hij was toen al weg uit Schilde, hij zat in een herenhuis in Antwerpen. Ik weet niet meer waar het precies over ging.”

Kat in de zak

Het zaken doen met Frank is Fred slecht bekomen, ook met een ander akkefietje. “Toen ik net uit De Loteling was, zei hij: ‘Ik weet een Porsche Cayenne te koop, met maar weinig kilometers op de teller. Als je cash betaalt kun je ‘m kopen voor 35.000 euro.’ Ik reed toen in een BMW X5 en ik had er wel oren naar. De man met de Cayenne kwam langs en het was een prachtige auto, met 30.000 kilometer op de teller. De vraagprijs was nog niet de helft van wat hij waard was. Ik koop hem en betaal hem.”

De praktijk leert dat veel dingen die te mooi lijken om waar te zijn, dat inderdaad vaak ook zijn: te mooi. Fred: “Een paar maanden later kwam de politie binnen. De auto was eigendom van een leasemaatschappij. Maar gelukkig had ik de factuur en het betalingsbewijs, waar ik de auto had gekocht.” Het werd een verzekeringskwestie, die bij de rechtbank werd afgehandeld. Fred: “Ik heb een deal gemaakt, maar je begrijpt dat ik niet stond te kijken toen het nieuws over Masmeijer in de pers kwam. Het heeft alles te maken met de exorbitante levensstijl van die man. Voor mij is het een gluiperd.”

WAT DEED FRANK MASMEIJER PRECIES IN DE HAVEN?

Thijs Zeeman maakte voor SBS6 een documentaire over de zaak Masmeijer

Na jarenlang ontkennen en draaien gaf Masmeijer tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep plotseling toe toe dat hij daadwerkelijk betrokken was bij een drugstransactie. Voor het uithalen van een partij cocaïne had hij 30.000 euro gekregen en hij had het geld aan zijn neef gegeven, die havenarbeider was en die hem zou helpen. Maar de neef haakte af en Frank probeerde toen zelf met een gehuurde bestelwagen zelf de lading op te halen. Hij kreeg het niet mee en de opdrachtgevers sloegen hem in elkaar. Een foto van deze mishandeling verscheen in de Gazet van Antwerpen.

Volgens de advocaten van de andere verdachten is Masmeijer “een verhaaltje komen vertellen” en klopt wat hij vertelt niet met andere gegevens in het dossier. De advocaten krijgen gelegenheid tijdens een extra zitting Masmeijer aan een kruisverhoor te onderwerpen. De uitspraak wordt niet vóór februari 2019 verwacht. 

Als het relaas van Masmeijer klopt, zou het betekenen dat dit een eenmalige uitglijder is geweest. In het Antwerpse en Nederlandse criminele milieu wordt dit ernstig betwijfeld en heerst de overtuiging dat Masmeijer al veel langer in deze kringen actief was en jarenlang inkomsten zou hebben gehad uit het drugsmilieu om zijn luxe leven te bekostigen. Daarnaast is de vraag of Masmeijer ermee klaar is als zijn gevangenisstraf erop zit: het is niet onaannemelijk dat hij verantwoordelijk wordt gehouden voor het verlies van de partij. 

FRANK EN DE HEINEKENONTVOERDER

Als showmaster bij de NCRV vierde Masmeijer in Nederland furore in de jaren tachtig en negentig

Nadat hij zijn straf had uitgezeten voor de Heinekenontvoering begaf Cor van Hout zich graag in de wereld van de jet-set, waar hij handenvol geld uitgaf. Een van de vrienden van toen vertelt hoe Cor en Frank even met elkaar in aanraking kwamen. Cor zat met zijn vriendin en twee vrienden op het terras van het Hilton Hotel in het Zuid-Franse Cannes, toen Frank Masmeijer daar passeerde. “Kom erbij zitten!” riep Cor, maar Frank was niet meteen enthousiast.

De vriend: “Frank logeerde ook in het Hilton. Hij had mij even daarvoor geholpen. Het was ik de tijd van het filmfestival, alle hotels waren volgeboekt. Ik was er drie dagen en wilde graag in het Hilton. Toen Frank dat hoorde riep hij de manager erbij en heeft daar vreselijk stampei gemaakt, net zo lang tot ik daar een kamer kreeg. Ik had het schaamrood op mijn kaken, maar lag wel in de suite voor de prijs van een normale kamer. Dat had Frank dan toch maar mooi voor elkaar gekregen.”

Frank en het gezelschap van Cor vertoeven enkele dagen in elkaars omgeving, “maar ik had het idee dat hij ons een beetje ontliep. Volgens mij had hij het niet zo op Cor. Maar toen Frank langs het terras kwam, kon hij er niet onderuit. Hij wilde doorlopen. “Ik moet naar mijn vrouw, ze ligt op het strand,” zei hij. Cor kon aardig aandringen: “Kom op, een kwartiertje!” Die kwartiertjes van Cor liepen altijd uit. Deze dus ook en Frank belt zijn vrouw dat-ie op het terras zat en dat hij haar daar wel zien.”

Een stoot

Het speelde eind jaren negentig. “Het is nog steeds een mooie vrouw, maar twintig jaar geleden was het echt een stoot! Na een klein uurtje kwam ze van het strand. Iedereen keek haar na. Een kobaltblauw jurkje, mooi gebruind, hoge hakken, een plaatje! Ik stoot Cor aan, zo van: ‘Kijk ‘ns effe!’ Cor, tegen

Frank: ‘Frank, mag ik wat zeggen?’ ‘Tuurlijk Cor, wat wou je kwijt?’ ‘Frank, wat een ongelooflijk lekker geil wijf heb je toch!’ En hij riep meteen de ober: ‘Ober, geef nog wat te drinken en de rekening!’ Dat laatste natuurlijk in vloeiend Frans, dat had Cor wel geleerd toen hij in Frankrijk in de gevangenis zat. Frank viel bijna van zijn stoel en was ook meteen vertrokken. Met zijn vrouw. We hebben ze niet meer teruggezien.”

Krankjorem

Volgens een van de andere aanwezigen bij dit voorval, was Cor overigens helemaal niet zo gecharmeerd van Frank. “Ik weet van Cor dat Frank toentertijd ook met Cor probeerde aan te pappen. Ik weet verder niet of ze samen iets van zaken hebben gedaan maar die Frank is in ieder geval een aantal keren in het gezelschap van Cor en wat vrienden van Cor geweest. Cor en zijn maten werden helemaal krankjorem van zijn onophoudelijke moppengetap. Cor was er op een gegeven moment zo klaar mee dat hij tegen Frank zei: ‘Als je nog één mop tapt schiet ik je dood!’”

 

 

Mariëtte Peters: de moord in de Nimrodstraat

$
0
0

In de vroege ochtend van donderdag 24 december 1992 wordt de bijna vier maanden zwangere Mariëtte Peters (26) vermoord in de slaapkamer van haar huis in het Brabantse Sint Hubert. Het is een van de meest raadselachtige onopgeloste misdrijven, die niettemin heel weinig publiciteit heeft gekregen. 26 jaar later besteedde Opsporing Verzochtaandacht aan deze wat ondergesneeuwde coldcasezaak. Met als meest opvallende conclusie: dat er helemaal geen nieuwe feiten werden  gebracht. En dat de meest relevante vraag niet eens aan de orde kwam: of er bruikbare dna-sporen van de dader of daders zijn gevonden. Een uitzending met een verborgen boodschap?

Sint Hubert is een klein dorp ten oosten van Uden, met iets meer dan duizend inwoners. In de Nimrodstraat, in een twee-onder-een-kapwoning, wonen Mariëtte (‘Jet’) Peters en haar man Bart Bens. Mariëtte was de oudste van drie kinderen, met veel vriendinnen, volgens haar familie “eigenlijk gewoon een heel normale, gezonde meid.” Ze groeide op in een hecht gezin en ging ook toen ze een fulltime baan had nog bijna elke dag langs bij haar ouders. Ze was administratief medewerkster bij een electrobedrijf in Uden. Daarnaast was ze druk met haar eigen huishouden.

Haar man Bart heeft ze leren kennen in buurtdorp Mill. Zijn stem is te horen in de uitzending van Opsporing Verzocht, hij is niet in beeld. Hij zegt over de ontmoeting met Mariëtte: “Je komt elkaar tegen, je raakt aan het praten en gaat vanzelf verder.”

Mariëtte is 21 als ze trouwen. Samen kopen ze het huis in de Nimrodstraat. Bart werkt als vervoerder bij een mestdistributiebedrijf. Het leven lacht beiden toe. Bart: “Je bent bezig een gezin te stichten. Als je gaat trouwen, denk je aan kinderen en…”

In oktober raakt Mariëtte zwanger. Bart: “Dat is iets waar je naar uitkijkt, we wilden het allebei.” Op woensdag 23 december gaat ze al op tijd naar bed, ook al hoeft ze de volgende dag niet naar haar werk. Door haar zwangerschap heeft ze extra veel rust nodig. Ook Bart gaat vroeg slapen: hij moet de volgende dag wel vroeg naar zijn werk. De wekker van Bart gaat om vier uur. Om kwart over vier vertrekt hij, hij heeft met Mariëtte afgesproken dat hij met de lunch thuis zal zijn. Bart: “Ik dacht: ‘Een dag werken, en als ik thuiskom is het kerst. Met die gedachte ga je weg. Ik heb de hele dag gesjouwd en gedaan en dan maak je dit mee.’”

Als hij om kwart over één thuiskomt, ziet hij meteen dat er iets mis is. Het raam van de voordeur is kapot. Hij denkt aan een inbraak. Eenmaal binnen is zijn eerste zorg: waar is Mariëtte? In de slaapkamer vindt hij haar. Dood.

Overstuur

In paniek belt hij aan bij de buurvrouw. Zij vertelt: “Hij kwam midden overdag bij ons binnenvallen, totaal overstuur. Hij zei dat er was ingebroken en dat er iets was met Mariëtte. Mijn man is met hem meegegaan, wij hadden een kind van drie maanden, ik heb ons kind op bed gelegd en ben achter hem aan gegaan. Ik kom binnen, mijn man zegt: ‘Ga jij naar boven, daar is Mariëtte.’ Ik loop naar boven, de slaapkamer binnen, dan zie je iets en je weet eigenlijk niet wat je ziet.”

Mariëtte is op een vreselijke manier om het leven gebracht.

Bart: “Alles is weg. Alles is gewoon weg, in één keer. Ik heb haar zelf gevonden. Dat beeld… Hoe kun je iemand zo achterlaten?”

Ook een zus van Mariëtte komt aan het woord: “Wij hebben nooit kunnen begrijpen waarom Mariëtte zoiets moest overkomen, net nu ze een paar maanden in verwachting was van hun eerste kind. Je blijft je gewoon steeds afvragen: waarom is dit gebeurd? Waarom met haar? Wie kan in godsnaam zoiets doen en daar vervolgens al 26 jaar gewoon mee rondlopen?”

Bart: “Waarom, waarom? Ze deed geen vlieg kwaad, niemand niet. Dat je denkt: wie kán zoiets doen?”

Overhoop

Wat ontdekte de politie destijds in het onderzoek? Alles in de woning is gefilmd. Het wekt de indruk van een warm huis, met kerstversiering, waar alles overhoop is gehaald.

Rechercheur Pieter de Kinderen vertelt dat de zaak hem vooral is bijgebleven omdat het in feite een dubbele moord is: er was ook nog een ongeboren kind. Volgens hem is het meest aannemelijke scenario: een uit de hand gelopen woninginbraak waarbij de daders de vrouw des huizes hebben overlopen. Of zij hen.

Welke feiten zijn er achterhaald? Het vermoedelijk tijdstip van overlijden was niet lang nadat haar man naar zijn werk vertrok, dus rond half vijf. Hebben de inbrekers gezien dat Bart het huis verliet en dachten ze dat er niemand meer in huis was? Of dat ze hun gang konden gaan als er mogelijk alleen nog een vrouw in huis was? Bart verklaart later dat hij, toen hij wegreed, zag dat een lichtkleurig Ford Transit busje de straat in kwam. Dat was niet te missen: op dat tijdstip was er verder nog niemand op straat. De politie heeft veel onderzoek gedaan “om de Ford Transit te kunnen duiden, maar tot op heden is dat nog niet gelukt.”

Garage

De politie houdt veel informatie achter. Op beelden is te zien dat de ruit van de voordeur is ingeslagen, maar zijn de daders daardoor naar binnen gekomen? Duidelijk is dat in de woonkamer alles overhoop is gehaald. Is er gezocht naar geld en sieraden? Het is niet bekendgemaakt dat er iets is verdwenen. Als er sieraden waren meegenomen, zouden die ongetwijfeld getoond zijn, in de hoop dat iemand ze zou herkennen. Het meest opmerkelijke: de enige buit zijn een televisie en een videorecorder, allebei van een goedkoop merk, die bij een heler hooguit enkele tientjes zouden opbrengen. Deze buit wordt aangetroffen in de Peugeot van het echtpaar die in de garage geparkeerd stond. Waren de inbrekers van plan de auto ook mee te nemen en was dat om een of andere reden niet gelukt?

Een mogelijk scenario is dat de inbreker of inbrekers gestoord zijn bij hun werkzaamheden doordat Mariëtte wakker was geworden. Dat ze lawaai hoorde en naar beneden is gegaan. Of dat de inbrekers naar de bovenverdieping zijn gegaan en daar Mariëtte in de slaapkamer hebben aangetroffen, al dan niet wakker. Over wat daar precies gebeurd is, heeft de politie weinig naar buiten gebracht. Het zou niet om een seksueel misdrijf gaan. Er werd bloed op bed aangetroffen, maar hoe dat daar is gekomen? Ze was niet met een mes gestoken, maar gewurgd. De bloedsporen lijken meer op een mishandeling. Ze werd liggend op bed gevonden.

Vraagteken

Het coldcaseteam geeft als commentaar dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat iemand Mariëtte doelbewust iets zou willen aandoen. “Ook is er onderzoek gedaan of de man iets met de zaak te maken heeft. Dat is gebruikelijk, hoe pijnlijk dat ook is, maar in al die jaren is er niets van gebleken dat hij ook maar iets met de dood van zijn vrouw en ongeboren kind te maken heeft. Wij denken dat het om inbraak ging.”

Op de vraag waarom er zoveel geweld is toegepast, zegt de politiewoordvoerder: “Dat is een groot vraagteken. Ze is van achteren vastgepakt, ze heeft zich flink verzet en ze is gewurgd. En dat voor een videorecorder en televisietoestel. Het is niet gelukt de auto mee te nemen, de  daders zijn in alle haast te voet vertrokken.”

Het enige spoor waarvan de politie melding maakt is dat er één schoenafdruk in de voortuin is gevonden die niet terug te leiden is tot een bekend iemand: familie, buren, bezorgers. Het gaat om de afdruk van een Adidas sportschoen. De Ford Transit is behalve door Bart door niemand anders waargenomen. Het is niet bekend of het om een auto met een Nederlands of een buitenlands kenteken gaat. Als deze ‘spookauto’ er inderdaad iets mee te maken heeft, moet er sowieso sprake zijn van meer daders, omdat het kennelijk de bedoeling was de Peugeot mee te nemen.

Ook dat roept vragen op: hoe wisten de daders dat er in de garage – binnen – een auto stond? Hadden ze de boel eerder afgelegd, zonder dat iemand daarvan iets had gemerkt? Volgens de politie was het niet gelukt de Peugeot mee te nemen omdat er extra beveiliging op de auto zat waardoor deze n iet gestart kon worden. Wat voor beveiliging dit was is niet bekendgemaakt.

Een zus van Mariëtte: “Na 26 jaar willen wij als familie en nabestaanden eindelijk eens weten wat er is gebeurd en waarom haar dit moest overkomen. Waarom, waarom? Door deze afschuwelijke moord is kerst voor ons nooit meer zoals het voorheen was.”

In 2018 zette de politie de zaak op de coldcasekalender. In de loop der jaren heeft de zaak verhoudingsgewijs weinig publiciteit gekregen. Normaal gesproken is de belangrijkste reden om een zaal als coldcase aan te merken dat er met de dna-technieken van nu meer gegevens te achterhalen zijn. In enkele andere zaken (Milica van Doorn, Miriam Sharon) zijn daarmee goede resultaten geboekt en zijn de daders vele jaren later alsnog achterhaald en veroordeeld.Een van de belangrijkste voorwaarden om voor coldcase in aanmerking te komen is dat er nog oud dna-materiaal aanwezig is.

Het lijkt ondenkbaar dat er géén sporen zijn: het gaat hier om een contactmoord. Mariëtte is vermoedelijk ernstig mishandeld en daarna gewurgd. De daders moeten zich wel heel goed hebben voorbereid, met handschoenen en mutsen en maatregelen om te voorkomen dat er haren of andere sporen achterblijven. Volgens teamleider Jeroen Snellen lieten de daders wel sporen achter, maar niet zoveel dat er een volledig dna-profiel kan worden samengesteld.

Dood paard

In een interview met De Gelderlander, naar aanleiding van de plaatsing van de zaak op de coldcasekalender, zei Snellen dat het onderzoek zich destijds ook richtte op andere woninginbraken in Oost-Brabant en Gelderland. Ook werden de gangen nagegaan van gedetineerden die kerstverlof hadden gekregen en eerder inbraken pleegden. Dat liep allemaal op niks uit: in februari 1993 moest de politie erkennen dat ze op een dood spoor zat.

Waarom prijkt de zaak een kwarteeuw later op de coldcase-kalender? Snellen: “Als de kans op een oplossing nihil was geweest, was dat niet gebeurd, we gaan niet aan een dood paard trekken.”

Begin jaren 90 waren verschillende bendes actief in Brabant en Gelderland. Het feit dat de tv en video die de inbrekers in de auto hadden klaargezet behoorlijk oud waren, draagt bij aan het idee dat het om Oost-Europese inbrekers zou kunnen gaan: Nederlandse inbrekers zouden zo’n tv eerder laten staan. Snellen: “Maar het is slechts een theorie, we houden ook andere opties open.”

Weduwnaar Bart Bens (56) is in Mill gaan wonen. In De Gelderlander zegt hij dat de politie hem na de eerste melding hem helemaal had uitgemolken, “maar ze hadden snel in de gaten dat ik er niks mee te maken had.”

Over de Ford Transit: “Misschien waren dat de inbrekers en hebben ze me zien wegrijden. Nog steeds denk ik weleens dat ik toen toch even had moeten stoppen. Voor mij zijn dit geen mensen die dit hebben gedaan. Het zijn beesten.”

 

 

 


Deventer Moordzaak: interview met de klusjesman

$
0
0

Het boek De Deventer Moordzaak, het complot ontrafeld van Bas Haan, journalist van Nieuwsuur, wordt verfilmd, onder de titel De Veroordeling.  Het gaat over het verdraaien van de feiten, trial by media en hoe fake news ineens als waarheid kan worden beschouwd. De rol van Bas van Haan wordt gespeeld door Fedja van Huêt. Ernest Louwes, haar belastingadviseur, is daarvoor tot 12 jaar cel veroordeeld en heeft zijn straf inmiddels uitgezeten. Met advocaat Geert-Jan Knoops is hij zich altijd blijven inzetten om zijn onschuld aan te tonen.

In 2005 zette opiniepeiler Maurice de Hond een publiciteitscampagne op om aan te tonen dat niet Louwes, maar Michaël de Jong, de klusjesman van Wittenberg, de dader is. Het leidde ertoe dat De Jong en zijn vriendin door fanatieke medestanders van De Hond moesten vluchten en onderduiken. In 2009 had misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink een exclusief interview met Michael de Jong en zijn vriendin.  

In januari 2006 verklaart opiniepeiler Maurice de Hond de oorlog aan Michaël de Jong en diens vriendin Meike Wittermans. De Hond heeft de overtuiging dat ‘de klusjesman’ in september 1999 de moord op weduwe Jacqueline Wittenberg heeft gepleegd en niet de hiervoor veroordeelde boekhouder Ernest Louwes.

Hij ontketent een heksenjacht op twee onschuldige burgers die jarenlang als opgejaagd wild voor hun leven moeten vrezen. In een exclusief interview met Panorama blikken ze terug op de strijd met De Hond “en zijn huurlingen. We zijn bijna al onze vrienden kwijtgeraakt, we zijn zwaar beschadigd, maar we hebben elkaar nog.”

In het holst van een koude winternacht in de buurt van Deventer moet er iemand even bij bezinning zijn gekomen. Het is januari 2007. Twee groepen ‘huurlingen’ – zoals Michaël de privédetectives van Maurice de Hond noemt – stonden op het punt Meike in de val te lokken. De ene groep moest Michaël in de gaten houden, de andere zou Meike meenemen naar een hotel in het buitenland, weg van Michaël. Het idee was dat als de twee uit elkaar getrokken waren, Meike wel zou doorslaan.

Michaël: “Toen is er iemand zo verstandig geweest om te zeggen: ‘Jongens, dit gaan we niet doen, dit gaat me te ver.’ Maar ze moeten hier opdracht voor hebben gehad, denk je dat ze dit uit zichzelf zijn gaan doen?”

Het is maar een van de wapenfeiten in de oorlog van Maurice de Hond tegen Michaël en Meike.

Michaël: “Het is eigenlijk onvoorstelbaar wat er in deze zaak allemaal is gebeurd. Er is een graf opengemaakt op basis van borrelpraat, de Hoge Raad heeft zelf interviews gehouden, dat is volgens mij nog nooit gebeurd. Onze mails aan de advocaat zijn gehackt, er is een tonnen kostende mediacampagne gevoerd, alleen maar omdat één man zijn gelijk wil halen.”

Uit zijn vel

Voor Michaël en Meike begint de ellende in januari 2006. Maurice de Hond heeft eerder op televisie de beelden gezien van een woedende Ernest Louwes die net te horen heeft gekregen dat hij wél wordt veroordeeld. Hij had gerekend op vrijspraak en springt uit zijn vel, de parketpolitie moet de man in bedwang houden. De Hond trekt er de conclusie uit dat deze man onschuldig moet zijn en met alle middelen die hij heeft mobiliseert hij de publieke opinie. De Hond meent ook te weten wie het wél heeft gedaan: Michaël de Jong, die hij ‘de klusjesman’ noemt, een term uit het politie-onderzoek van 1999.

Michael: “De klusjesman van de Wittenbergs was een heel ander persoon. Ik was een huisvriend, maar De Hond heeft een hele mythe rond ‘de klusjesman is de moordenaar’ gecreëerd.”

De overtuiging van Maurice de Hond, dat Michaël een moordenaar is, zal nooit meer wijken, ook niet nadat er voor de tweede maal een herziening is geweest en met nieuw dna-bewijs is vastgesteld dat niemand anders dan Louwes de dader kan zijn geweest.

Michaël: “Ik heb Louwes één keer gezien op de begrafenis van mevrouw Wittenberg, daarna op de rechtszittingen. Niemand wist wat zijn relatie was.”

Er waren plannen voor een Dokter Wittenberg Stichting, Louwes zou die op verzoek van de weduwe beheren.

Michaël: “Er waren niet veel mensen die haar plannen kenden. Ze had er met mij en met de notaris over gesproken, niet met haar familie, die was er niet zo erg voor. Op zondag 19 september, een week voor haar dood, had ze mij erover verteld. Ik heb haar toen gezegd dat het verstandig zou zijn meer toezicht te houden. Daar reageerde ze positief op, ze was verbaasd dat die man haar daarover niets had verteld. Het was de laatste keer dat ik haar zou zien, een week later – op maandag 27 september – belde de politie. Of ik naar het bureau wilde komen. Ik had net afscheid genomen als beheerder van een pand waar enkele studentenorganisaties waren gevestigd, ik dacht dat er een ruit gebroken was of zoiets en dat ze nog niet wisten dat ik er sinds kort niet meer werkte.”

Begrafenis

Meike: “Bij de begrafenis zagen we dat een man die ons had gecondoleerd vertrok met het receptieboek onder de arm. Dat bleek later Louwes te zijn, die als executeur-testamentair was aangesteld. Een paar weken later, op 19 november, werd hij aangehouden als verdachte. In de kranten stond dat hij geld van de weduwe naar een privérekening had gesluisd.”

Michaël: “Louwes had mij een brief gestuurd, van een paar regels, over de afwikkeling van het testament. Er stond heel zakelijk alleen maar in dat mevrouw Wittenberg overleden was en dat er 25.000 gulden vrij van kosten en baten aan mij gelegateerd was.”

Meike: “De afhandeling van de zaak was helemaal niet in de geest van de Wittenbergs zoals Michaël hen kende. De familie werd overal zoveel mogelijk buiten gelaten, de rouwkaart was kil en onpersoonlijk. Dat zou mevrouw Wittenberg nooit zo gewild hebben.”

Michaël: “In 1999 waren wij helemaal niet in beeld bij de media. We hebben in het begin de zaak gevolgd, we zijn wel naar de rechtszittingen geweest. Het viel ons op dat Louwes zichzelf nogal tegensprak. Wij wilden graag weten wat dit voor man was, niemand snapte er iets van.”

Tot 2006 is er niet veel aan de hand. Sommige journalisten zetten vraagtekens bij de schuld van Louwes, maar daar hebben Michaël en Meike geen last van. Tot Maurice de Hond – eerst alleen op internet – gaat beweren dat Meike en Michaël de daders zijn. Ze schakelen advocaat Jan Vlug uit Deventer in als woordvoerder.

Meike: “Hij zag wel aankomen dat we overreden zouden worden door de media. Die hingen ieder moment aan de telefoon, stonden voor ons huis en stopten visitekaartjes in de bus. Ja, als er teksten op internet staan als: ‘Ik weet je te vinden…’ Buurtbewoners lazen de rotzooi in de kranten ook, dat merkten we aan hun scheldpartijen als we buiten kwamen. Iedereen aapte De Hond na en iedereen leek alles eerder te weten dan wij.”

Open brief

Aan wederhoor doet Maurice de Hond niet. In 2006 stuurt hij Meike een open brief.

Meike: “Hij schreef dat hij wel wist dat ik in een liefdeloze relatie zat, ‘wij kunnen je wel redden, er staat een advocaat voor je klaar, kom maar naar ons toe, wij weten alles’. Dat deed me zó pijn, dat een vreemde figuur zo tegen mij sprak alsof ik een of ander dom schaap ben. Ik was ook zo ontzettend boos. Hoe dúrf je zo in mijn privéleven binnen te dringen? Hij had allerlei intieme informatie van vriendinnen van mij, zei hij.”

Michaël: “De open brief was eerst per e-mail verstuurd. Ik vroeg me al af: hoe komt hij aan haar email-adres? De brief werd ook in een enveloppe bezorgd in ons nieuwe huis. Zonder postzegel. Hij lag daar gewoon in de bus. Dat was bedreigend. Dat ze zo dichtbij kwamen, terwijl we dachten daar veilig te zijn. Onze omgeving dacht dat we ’t overdreven, dat we spoken zagen, achteraf bleek dat er drie recherchebureaus actief zijn geweest. Dat moet een gigantisch bedrag hebben gekost.”

Meike: “Ik wilde een fiets kopen. Toen ik daar was, waren zij er ook. Twee mannen. Of ze wisten dat ik daarheen ging of ze zijn me de hele weg gevolgd. Ze zeiden: ‘We willen even met jou praten, je weet zeker wel waar we voor komen. Jij bent de sleutel tot de oplossing van de Deventer Moordzaak!’ Ik zei: ‘Dat ben ik helemaal niet en ga maar naar Jan Vlug!’ Ik vond het heel bedreigend, ik voelde me gestalkt. Ik ben ook een keer bijna klemgereden op het fietspad en ik ben achterna gezeten door iemand in een Nissan Patrol. Er reden en stonden voortdurend onbekende auto’s in de straat. Ik herinner me dat ik een keer naar buiten ging om batterijen te halen, hoorde ik in de straat achter mij een auto optrekken met gierende banden. Ik rende een straat in waar geen auto’s konden komen en ze vertrokken. Bang was ik niet, eerder kwaad dat ik er niets tegen kon doen. Wist ik veel hoe erg het nog zou worden.”

Gebarricadeerd

Michaël: “We weten nu wie het geweest zijn, er zijn processen-verbaal van. Ik merkte ook dat ik gevolgd werd, als ik met de fiets wegging om de honden uit te laten. Een auto rijdt een stuk met je mee, draait een zijweg in. Een eindje verder kom je die auto wéér tegen. Maar je kunt niets doen, je kunt ze niet aanspreken of zo, ze blijven op afstand. We hadden geen idee wat we moesten doen om ons te beschermen. We zaten in een gebarricadeerd huis tot het donker was, bij daglicht durfden we niet naar buiten. Ik had zes brandblussers in huis, je houdt overal rekening mee. Buiten werd ik herkend. Onderweg moest ik een keer een sanitaire stop maken bij een pompstation langs de snelweg, ik liep langs zo’n koffietafel met vrachtwagenchauffeurs. Die mannen stonden mij aan te kijken terwijl ze in de krant iets over de zaak aan het lezen waren. Dan ben je daar toch snel weer vertrokken, dat gaf een heel onprettig gevoel, het beïnvloedt je handelen, je kunt er niet onderuit, je kunt het niet vermijden. Het komt op onverwachte manieren binnen.”

Meike: “Als ik naar de kapper ging en Michaël was aan de overkant naar een schoenenwinkel of zo, gingen ze dat op het forum van de Hond diezelfde avond bespreken. In de trant van: Nou zeg, wat zijn ze zielig en bang en arm maar niet heus, ze waren gewoon in de stad hoor, hij stond wel een uur naar hele dure schoenen te kijken, braaf buiten op het vrouwtje wachten. Michaël de weduwenmoordenaar en Meike de meinedige vriendin…  Hoe moet je in godsnaam daartegen vechten?”

Michaël: “Andere mensen volgden die trend. Kijk wat-ie aan het doen is. De Hond riep burgers op om informatie over ons te verzamelen.”

Meike: “De Hond kwam iedere keer met iets nieuws, iedere week was er wel weer iets. Als je ziet hoeveel schriftelijk materiaal hij heeft geproduceerd, tienduizenden pagina’s waarin feiten, aannames en onzin zo door elkaar lopen, dat het lijkt alsof het allemaal waar was wat hij schrijft. Hij is toch de betrouwbare peiler? Ik was een keer ergens met een aantal oud-studiegenoten en één van hen wilde aan de bar wat bestellen, werd er gezegd: ‘Je krijgt niks, weet je wel wie zij is, donder maar op.’ Omdat ik er bij was.” Waar hadden we dit in hemelsnaam aan verdiend?

Meisjesdingen 

We vroegen ons ook af wie toch die ‘getuigen’ waren waar De Hond het steeds over had. Zo blijkt mijn oudste vriendin naar Maurice de Hond te zijn gestapt, ze heeft allerlei intieme dingen over mij verteld. Ik kende haar al 35 jaar. Dat komt nooit meer goed. Dat doet enorm pijn. Vanaf de tweede klas van de lagere school was ze mijn vriendin. Ze weet alles van mij. Al die meisjesdingen. Maurice de Hond weet dat nu ook misschien allemaal. Ze is ook actief op die site van hem. Ze verklaarde schriftelijk bij de rechtbank dat ze bang was dat Michaël mij tot zelfmoord zou dwingen. Er was een reünie van mijn studentenvereniging. Toen ik binnenkwam voelde ik me net als Mozes bij de Rode Zee: ze weken allemaal aan de kant toen ze mij zagen.”

Michaël: “Eigenlijk ben ik al mijn goede vrienden kwijtgeraakt. Eén had een leidinggevende functie bij de zaak waar hij werkte. Omgaan met mij was slecht voor het bedrijf, dat kon hij er niet bij hebben. Dat isolement was een bewuste strategie om ons los te weken uit onze sociale omgeving. We moesten sociaal, fysiek, psychisch en financieel kapot. Dan zouden we wel breken.”

Een van de zwaarste dingen die ze hebben meegemaakt was in juni 2009 het getuigenverhoor in het hoger beroep van de strafzaak tegen Maurice de Hond. Michaël en Meike hadden in 2006 aangifte tegen hem gedaan wegens smaad en laster. De rechtbank oordeelde De Hond schuldig en legde hem een taakstraf op en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daar ging hij tegen in hoger beroep.

Michaël: “Maurice de Hond heeft altijd geroepen dat als wij in de getuigenbank flink aan de tand zouden worden gevoeld, wel zou blijken dat wij de ware schuldigen waren. Hij heeft diverse keren aan justitie gevraagd of hij ons onder ede mocht horen. Natuurlijk wees men dit iedere keer af. In de strafzaak tegen de Hond wilde het Hof ons wel horen, maar dan om te vertellen wat De Hond en zijn vriendjes ons hadden aangedaan.”

Onbeschoft 

Meike: “Maurice de Hond mocht van te voren schriftelijk vragen indienen. Wij moesten komen en waren verplicht de vragen van de raadsheer-commissaris te beantwoorden. Dus ook de vragen die hij namens De Hond stelde.”
Michaël: “Het was bij het Hof in Amsterdam, aan de Prinsengracht. Je mocht geen contact met de buitenwereld, maar Maurice de Hond ging de hele tijd zitten twitteren. Bleek achteraf. Hij was voortdurend met zijn telefoon in de weer. De rechter zei er een paar keer wat van, dan zei hij dat hij zijn e-mail moest bekijken. Ik vond het vreselijk onbeschoft, ik heb me behoorlijk zitten ergeren. Op een gegeven moment stond hij ook gewoon op en liep hij weg, de rechter vroeg: ‘Waar gaat u heen?’ ‘Naar de wc.’ ‘Dan zal ik even parketpolitie met u meesturen.’ ‘O, ik mag niet alleen naar de wc?’ ‘Nee, ik bepaal dat, ik heb vandaag de regie.’ Nog zoiets: als de rechter binnenkwam ging iedereen staan, hij bleef gewoon zitten.”

Meike: “Het ging over intieme dingen waar niemand wat mee te maken heeft. De raadsheer-commissaris dwong mij antwoord te geven, dus ik heb ten overstaan van De Hond, de man die mijn leven heeft vernield, moeten vertellen over hele persoonlijke zaken. Daar heeft Maurice de Hond later grapjes over gemaakt tijdens de behandeling van zijn rechtszaak, waar publiek bij mocht zitten. Zelfs díe privacy van mij heeft hij geschonden.”

Michaël: “Eén vraag was of me niet verbeeldde dat we zo gestalkt en achtervolgd en beschadigd werden, of dit niet iets was dat alleen in ons hoofd speelde. Na onze uitleg begreep hij wel dat het de harde werkelijkheid was. Maurice de Hond heeft gedacht: ‘Ik neem ze te grazen, het zijn twee idioten uit de polder, ik maak ze wel kapot.’

Meike: “Hij dacht dat hij zoveel procent van het Nederlandse volk achter zich had en dat hij daarmee Louwes vrij kon krijgen en Michaël achter de tralies, zonder enig juridisch bewijs. Ik vond het wel schokkend dat De Hond uiteindelijk toegaf dat het hem helemaal niet om Louwes of Michaël ging, maar om de rechtsstaat.”

Geobsedeerd

Michaël: “Nederlanders laten zich niet sturen, daar heeft hij zich ook op verkeken. Ondanks die advertentiecampagne in de landelijke kranten, die actie alleen al moet hem minstens 100.000 euro hebben gekost. Het ergste daarvan vond ik dat ze er niet voor terugdeinsden er een foto van de vermoorde mevrouw Wittenberg bij te plaatsen. Verschrikkelijk. In het begin hadden we helemaal niet in de gaten hoe het allemaal werkte, wij leefden in 1999 in de waan dat we konden helpen de zaak op te lossen door alles naar waarheid te beantwoorden. Het maakt in de ogen van sommige mensen nu niet meer uit wat we zeggen, ze zijn gemanipuleerd en geobsedeerd door de leugens van De Hond. Er zou acht ton in die hele campagne zijn gestoken.”

De boodschap is: Louwes is onschuldig, Michaël de Jong is de echte moordenaar. Het juridisch verweer hiertegen levert wel iets op: toewijzing van een schadevergoeding en een dwangsom voor elke nieuwe overtreding.

Michaël: “Netto schiet je daar niets mee op, er zijn vier advocaten mee bezig, als je ziet wat voor schulden we de afgelopen jaren hebben moeten maken… Er moet geld bij. We moesten van mensen geld lenen voor boodschappen en om de griffiekosten te kunnen betalen.”

Meike: “Maurice de Hond bepaalde wat er naar buiten kwam, hij liet alleen de stukjes zien die hem goed uitkwamen. We konden ons daartegen nauwelijks verdedigen, er was geen plek waar we veilig waren. De Hond liet honderdduizend pamfletten drukken, met het ‘profiel’ van Michaël de moordenaar, de fraudeur, de leugenaar, alles zogenaamd van getuigen. Daar klopte helemaal niets van, maar als je vroeg hoe hij aan die informatie kwam was het: ‘De getuigen willen anoniem blijven en in het belang van het onderzoek kan ik niet alles al bekend maken, maar er is nog veel meer overweldigend bewijs dat Michaël de moordenaar is.’ En er was helemaal niks.”

Michaël: “Ze gingen een figuur modelleren, een soort gebochelde van de Notre Dame, waaraan je zo wel kon zien dat hij de dader moest zijn. Ze schetsten een heel negatief profiel. Ik was een crimineel met wapens en tatoeages die door justitie uit de wind werd gehouden.”

Grafkist

Het ging bij de Hoge Raad om zogenaamde daderwetenschap, de beheerder van de begraafplaats waar de Wittenbergs begraven liggen, had gezegd dat de klusjesman aan het hek was geweest op de dag voordat ontdekt werd dat mevrouw Wittenberg was vermoord en dat Michaël al wist dat ze vermoord was. Michaël hoorde dat in werkelijkheid pas vier dagen daarna. In november 2006 moest op last van de rechter het graf van de weduwe worden geopend omdat er een verdenking was dat Michaël het moordwapen in de grafkist had gelegd.

Michaël: “Ik vind het nog altijd onvoorstelbaar dat ze dat voor elkaar hebben gekregen, deze grafschennis, met als argument ‘commotie in de bevolking te voorkomen.’ En zo gaat je leven naar de kloten. Wij zijn al die jaren kwijt. Meike heeft nu weer een baan, voor mij is solliciteren zinloos. In 2006 was ik nog ‘de juiste man op de juiste plaats’ bij een bedrijf, maar na de eerste uitingen van De Hond was het binnen een week over: ‘Je begrijpt wel…’ Het is nu rustig, maar toen waren er dagen dat je naam vier keer per dag op televisie werd genoemd, dat werkt verlammend. Mensen hebben er geen idee wat voor impact dat heeft, dat je dat niet naast je neer kunt leggen. Een rechter vroeg me een keer of ik nog een wens had. Ik zei: ‘Ik hoop dat niemand ooit meer in zo’n situatie wordt gebracht, dat mensen worden beschermd tegen deze brandstapelmentaliteit.’ Er werd gedreigd onze honden te vergiftigen.”

Op dit moment speelt nog de procedure rond de dwangsom. In het kader daarvan is beslag gelegd op de woning van Maurice de Hond.

Meike: “Maurice de Hond  weet veel van het menselijk gedrag, maar hij weet niks van mensen. Hij zei: ‘Ik ga net zo lang door tot de rechter het mij verbiedt.’ En toen de rechter het verbood ging hij nog door. De schade die wij hebben geleden kan niemand vergoeden. Hij heeft pas nog aangifte tegen mij gedaan omdat ik volgens hem heb gelogen. We missen de mensen die we kwijt zijn geraakt. Wie kun je nog vertrouwen? Je ontdekt wie je echte vrienden zijn. Dat is een heel eng idee, dat ik met een aantal mensen omging met wie ik dat beter niet had kunnen doen. Van voor 2006 zijn heel veel contacten definitief verbroken.”

Michaël: “De vrienden van vroeger spreken we niet meer, sommigen hebben ons laten vallen op het moment dat we hen het hardst nodig hadden. Iemand die zegt: ‘Het is slecht voor mijn positie op de zaak.’ Wat heb je dan in die vijftien jaar gehad? Je hebt alles met elkaar meegemaakt, dan overkomt je zoiets, alsof je huis in brand staat en dan: ‘Ik help je niet blussen want dat is slecht voor mijn reputatie.’

Meike: “We hebben vanaf 2006 in een soort staat van beleg geleefd. Na de eerste paniek hebben we jarenlang gevochten tegen De Hond. Nu we van hem gewonnen hebben moeten we verder. Dat is verschrikkelijk moeilijk, want hij heeft ons blijvend beschadigd”

Michaël: “We moeten ontslakken van Maurice de Hond. We hebben al die jaren al die klappen opgevangen. Je bombardeert een huis in puin, het is kapot. Je kunt alles lijmen, maar het blijft gebroken. We moeten hieruit, het voor onszelf weer leefbaar maken, maar dat valt niet mee. We zijn al die jaren kwijt.”

HET PROCES

Jacqueline Wittenberg werd op 23 september 1999 in haar woning in Deventer vermoord. Twee maanden later werd boekhouder Ernest Louwes aangehouden: hij had kort voor de moord met de weduwe gebeld, zijn mobiele telefoon was ‘aangestraald’ via een zendmast in Deventer. Zijn alibi rammelde. Verder zou uit een geurproef zijn gebleken dat er verband was tussen Louwes en het moordwapen. De rechtbank in Zwolle achtte het bewijs niet wettig en overtuigend en sprak Louwes in maart 2000 vrij. Het Hof in Arnhem oordeelde anders: in december 2000 werd Louwes veroordeeld tot 12 jaar.

In juli 2003 werd een herzieningsverzoek toegewezen omdat was gebleken dat de geurproeven onbetrouwbaar waren. De zaak werd opnieuw behandeld door het Hof in Den Bosch. Daar kwam nieuw bewijsmateriaal op tafel in de vorm van dna-materiaal. Op grond hiervan werd Louwes in februari 2004 wederom veroordeeld tot 12 jaar. Direct na deze uitspraak werd hij aangehouden, waarbij hij zich hevig verzette. Dit werd opgenomen door een televisiecamera, de beelden waren voor opiniepeiler Maurice de Hond aanleiding te denken dat Louwes onschuldig was. Hij raakte ervan overtuigd dat Michaël de Jong de dader moest zijn.

De Jong was na de dood van de weduwe wel ondervraagd door de recherche, maar is nooit verdachte geweest. Het gerechtshof in Amsterdam veroordeelde De Hond in oktober 2009 tot twee maanden voorwaardelijke celstraf omdat hij herhaaldelijk Michael de Jong publiekelijk heeft neergezet als dader terwijl iemand anders, Ernest Louwes, daarvoor is veroordeeld. De Hond was in cassatie gegaan, onder meer omdat hij in een civiele zaak al was veroordeeld. Daarin was hij veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Michael de Jong van 120.000 euro. De civiele rechter verbood hem ook om zijn overtuiging nog langer uit te dragen. Na de uitspraak van de Hoge raad kondigde De Hond de zaak aan te kaarten bij het Europese hof in Straatsburg.

Reactie Maurice de Hond

Ik wil dus dat jullie de onderstaande reactie opschrijven. Als deze niet integraal wordt opgenomen dan behoud ik me alle rechten voor t.o.v. de uitgever van het blad. (Nog los van het feit dat ik sowieso me alle rechten voorbehoud ten aanzien van Michael en Meike zelf.) Nadat ik meer dan 25 leugens en onwaarheden in het conceptartikel had geteld ben ik maar gestopt.

Zowel Michael de Jong als Meike Wittermans zijn blijkbaar structureel niet in staat om werkelijkheid en fantasie uit elkaar te houden. Dat was ook al gebleken bij hun verhoren die vanaf 1999 door de politie van hen zijn afgenomen. Zo hebben ze kort na de moord zowel over hun alibi en de aankoop van een mes door Michael twee dagen na de moord aantoonbaar en bewijsbaar onwaarheid gesproken.

Niet voor niets heb ik aangifte wegens meineed ingediend tegen beiden naar aanleiding van het verhoor dat hen op 30 juni jl. is afgenomen. O.a. ontkende Michael daar ooit met een mes onder zijn kussen te slapen, terwijl niet alleen twee onafhankelijke getuigen verklaarden dat hij altijd met een mes onder zijn kussen sliep maar hij had zelf op 12 oktober 1999 bij de politie bevestigd dat hij toen met een mes onder zijn kussen sliep.

Het is triest dat een journalist en een medium hen kritiekloos de ruimte geeft om hun leugens en onwaarheden te spuien. Terwijl de vragen die echt gesteld zouden moeten worden, niet gesteld worden. Het zegt helaas meer over zowel Michael en Meike als de journalist dan over mij.

Als jullie dit artikel over Michael en Meike zo plaatsen zonder mijn reactie integraal te plaatsen zoals ik het hierboven tussen aanhalingstekens heb staan dan zal ik ook Panorama en de uitgever ervan in rechten aanspreken. Het is niet mijn plicht maar jullie plicht om je ervan te vergewissen dat als je mensen een platform geeft om over iemand anders smadelijke opmerkingen te doen dat berust op de waarheid. En je kan dan niet volstaan door het naar die persoon te sturen en hem te vragen te reageren. Het gaat niet om een of twee feitelijke fouten die gecorrigeerd moeten en kunnen worden, maar het gaat om een structurele aanpak van de ondervraagden vol met feitelijke onjuistheden, onwaarheden en leugens.Als jullie dit artikel zo publiceren, zonder mijn reactie die hierboven tussen haakjes staat, dan spreek ik jullie dus aan op jullie rol in het bewust medewerken aan het doen van smadelijke en lasterlijke mededelingen over mij.

Maurice de Hond

Een actueel bericht, naar aanleiding van de verfilming van het boek van Bas Haan over de Deventer Moordzaak, staat hier

De aanslag bij de Stompaardseplas

$
0
0

Jimmy R., aangenomen zoon van de bekende Henk E. uit Simonshaven, en René F. zijn aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de vergismoord op Rob Zweekhorst, 1 januari 2014 in Berkel. Het echte doelwit was buurtbewoner Dennis van den Berg. Pikant: deze Jimmy wordt verdacht van de aanslag op René F. op maandagavond 30 maart 2015 in Simonshaven. De aanslag mislukte, René F. raakte wel gewond, maar wist te ontsnappen door de Stompaardseplas over te zwemmen. Hij meldde zich diezelfde avond nog op het politiebureau, maar wilde toen niet vertellen wie het op hem had gemunt: hij was banger voor ‘die mannen’ dan voor de politie.

Er kwamen wat stukken tot mij waarin die aanslag haarfijn wordt beschreven. Hoe René een afspraak had gemaakt met een hem bekend persoon. Ze zouden met z’n vieren in een restaurant iets gaan bespreken, maar voor het zover was haalde degene die hem met de auto op kwam halen een pistool tevoorschijn.

Het onderzoek heet Stompaard. In het dossier zit een observatiefoto van Henk E., die afspreekt met de corrupte douanier Gerrit G.; daar heeft het allemaal mee te maken: de Rotterdamse douanegate. Deze foto is gemaakt op 11 maart 2015 in de woonplaats van Gerrit: ‘s-Gravenzande, op een parkeerplaats. “Wij zagen dat G. een wit papier van A4-formaat aan E. gaf, vervolgens zagen wij dat E. dit witte A4-papier in zijn broekzak stopte.” Een half uur later zien ze Gerrit G. op een ander adres in  ‘s-Gravenzande met een kartonnen doosje naar binnen lopen.

Drie weken later. 

“Op dinsdag 31 maart 2015 omstreeks 00.38 uur hoorden wij, verbalisanten, dat er een melding uit gegeven werd door de politiemeldkamer Rotterdam, dat er een man met schotwonden voor het politiebureau Zuidplein zou staan. Vervolgens zijn wij, verbalisanten, de ontvangsthal van het politiebureau ingelopen om deze man binnen te Laten. Wij zagen echter dat er niemand voor het bureau stond maar dat er twee personen in de ontvangsthal stonden. Een van deze mannen verklaarde ons dat hij was neergeschoten. Het is ons onbekend gebleven wie deze mannen binnen had gelaten.

De man die verklaarde te zijn neergeschoten bleek achteraf te zijn Reinirus F., geboren op 1 juli 1967 te Rotterdam.

De man die bij F. stond bleek achteraf te zijn: Henricus Johannes de K., geboren op 16 augustus 1948 te Rotterdam.

Wij verbalisanten vroegen aan F. wat er had plaats gevonden, Hij verklaarde samengevat als volgt:

“Ik ben hier eigenlijk om aangifte te doen. Ik had vanavond afgesproken met iemand. Ik heb mijn auto geparkeerd bij het zwembad in Schiedam. Die man met wie ik afgesproken heb, die heeft mij opgehaald bij dat zwembad in Schiedam. Ik ben met die man meegereden naar een restaurant wat ligt in de omgeving van de Nieuwe Veerdam. Ik weet niet zeker of het een restaurant is want dat kon ik niet zien.

Daar is die man gestopt en ik ben uitgestapt. Ik zag dat die man de achterbak van zijn auto openmaakte en daar een zwartkleurig pistool uit haalde en direct op mij schoot. Toen ik het vuurwapen zag ben ik al gaan rennen maar ik voelde dat ik geraakt ben. Ik ben geraakt in mijn linkerbovenarm en ik ben ook geraakt in mijn buik. Ik ben ook geraakt op mijn hoofd maar dat is een schampschot geweest. Ik heb vier of vijf schoten gehoord.

Ik ben daar direct een meer in gesprongen wat vlakbij ligt en ben gaan zwemmen. Tijdens dit zwemmen is mijn mobiele telefoon kwíjt geraakt, die ligt waarschijnlijk  op de bodem van dit meer. Ik denk al met al dat ik een uur gezwommen heb.

Daarna ben ik de kant op geklommen, maar ik hoorde daar een hond blaffen. Daarom ben ik weer een sloot in gespronqen en toen kwam ik bij een groot huis aan. Ik heb daar mensen gesproken. Ik heb het adres en telefoonnnummer voor u op een briefje wat ik u geef. Ik heb aan deze mensen verteld dat ik een verkeersongeluk had gehad, een aanrijding en dat ik daarom onder het bloed zat. Ik heb bij deze mensen een taxi gebeld. Vervolgens ben ik net de taxi naar mijn maat De K. gegaan die woont aan de P-straat. Daar heb ik mij omgekleed en toen ben ik hier naar toe gekomen om hier melding van te maken. Mijn vrouw heeft mijn natte kleding meegenomen. Dit alles heeft zich gisteren, dus maandag 30 maart 2015, rond 21.30 uur afgespeeld.”

Briefje

René overhandigt een briefje met het adres van de woning waar hij hulp had gevraagd. De verbalisant vraagt hem aan te wijzen waar hij beschoten is. Hij wijst een parkeerplaats aan op de Stompaardsedijk in Simonshaven en op google-maps wijst hij aan waar hij de Stompaardseplas is overgezwommen en vervolgens de kade tussen de plas en de Bernisse was opgeklommen. De verbalisanten verzoeken hem de schotwonden te tonen. Ze zijn allemaal netjes verbonden met gaas en tape. Op de bovenarm zitten twee sleufvormige gaten met een afstand van ongeveer vijf centimeter: een in- en een uitschot. Aan de rechterkant van zijn buik zit een rood gaatje en aan de zijkant van zijn lichaam. Ook een in- en een uitschot. Op zijn hoofd zitten twee lichtrode plekjes vlak naast elkaar. De verbalisant maakt foto’s van deze schotwonden.

“F. verklaarde vervolgens dat hij niet wilde vertellen wie de schutter was geweest. Ook wilde hij het motíef niet vertellen. Hij verklaarde dat hij een vrouw, zoon en dochter had en dat hij het daarom niet wilde vertellen. Na meerdere keren aandringen bleef hij bij zijn standpunt en wenste hierover niets te verklaren.

Ook na tussenkomst van de Officier van Dienst, mr. Durkstra, wenste hij niets hierover te verklaren. Tevens gaf F. aan dat hij de naam van de schutter bekend zou maken bij zijn advocaat. Als hij dan alsnog doodgeschoten zou worden, dan zou zijn advocaat de naam ter beschikking stellen aan de politie. F. gaf aan banger te zijn voor die mannen dan voor de politie. F. wilde verder niets loslaten over de toedracht/ de reden of het motief. F. verklaarde wel dat hij niet meer thuis durfde te zijn en ook de komende tijd niet meer thuis te willen komen uit angst.

Terwijl wij, verbalisanten, in gesprek waren met F. zagen wij dat De K. alles nauwkeurig volgde wat F. aan ons verklaarde.  F. verklaarde terloops, terwijl wij met hem in gesprek waren, dat De K. een hele goede vriend van hem was. Wij zagen dat De K. in het bezit was van een witte telefoon waar hij kennelijk berichten mee aan het verzenden was terwijl wij met F. in gesprek waren.

Gezien Franken niet duidelijk was in zijn verklaring en geen namen wilde noemen en hij mogelijk in verband kon worden gebracht met een gebracht met een eerder plaatsgevonden misdrijf, werd besloten F. aan te houden als verdachte van poging doodslag, dan wel poging tot moord.”

Blackberry

Een verbalisant doorzoekt vervolgens de jas van F. en treft daar een zwarte blackberry aan en neemt deze in beslag. René roept  dat dit de telefoon van De K. is en dat deze telefoon niets met hem te maken heeft. In een van de jaszakken zit een een doorweekt, kleddernat paspoort aan op naam van René.  De autosleutels worden in beslag genomen, om de auto die bij het zwembad staat geparkeerd op te halen en F. wordt naar het ziekenhuis gebracht.

Dennis

Een paar fragmenten uit een later verhoor:

V: Je hebt al gezegd: ik weet wie het is.

A: Ja, ik stap niet bij een vreemde in de auto, moge dat duidelijk zijn.

V: Waarom had je een afspraak?

A: Ja, ergens om.

V: Was dat van jou uitgegaan of van hem?

A: Van hem

V: Hij wilde jou eigenlijk spreken.

A: Laten we het daarop houden.

V: Hij wilde je wat duidelijk maken?

A: Nee, hij wilde een afspraak bij een restaurant waar meerdere mensen zouden zitten. (…) Dan heb enkelt die agent gezegd: ken je me dan niet één tippie geven? Ik zeg: het zijn geen Colombianen of Mexicanen.

V: Hoe kom je daar zo bij?

A: Omdat collega’s van jullie mij een jaar geleden al gebeld hebben dat ik op de dodenlijst staat en toen belden ze me weer terug en zeiden: u bent van de dodenlijst af. Wij willen daarover praten. Maar ik ben niet zo’n prater.

Vervolgens worden de namen van Rinus Moerer (geliquideerd op 14 april 2014) ) en Dennis van den Berg genoemd.

A: Rinus en Dennis zit mekaar gelinkt. We kennen ze allemaal, jullie zijn niet achterlijk, jullie weten best veel hè? Ik word ook van bepaalde dingen verdacht, maar die zeg jij niet tegen mij, denk ik.

In een later v erhoor vertelt hij dat hij met Dennis van den Berg een BTW-carroussel heeft gedaan. Volgens de verhoorders met een omzet van 140 miljoen. Dennis had een prijs van twee ton op zijn hoofd gezet, maar dat was later opgelost.

Aldus die verhoren van toen. De moordaanslag op Zweekhorst was bedoeld voor Dennis, die vanaf het begin heeft geroepen dat René de opdrachtgever was. Het heeft even geduurd (vijf jaar) maar nu lijkt er toch wat schot in de zaak te komen.

Volgens justitie zitten drugsbaas Henk E. en Jimmy R. achter de mislukte aanslag op René, maar de recente aanhoudingen zijn niet voor deze aanslag, maar voor die op Dennis van den Berg.

Kim Veerman: verzengende dood op de zolderkamer

$
0
0

In de nacht van 15 op 16 september 2007 komt de 20-jarige Kim Veerman om het leven bij een brand in haar woning aan de Langgewenst in Hilversum. Ze slaapt op zolder, tegen de gevel is brand gesticht. Kim schrikt wakker, maar door de brand kan zij niet naar beneden. Als de brandweer op haar zolderkamer komt, is zij al overleden. De brand is aangestoken, maar door wie is nog altijd onbekend. De zaak is nu op de coldcase-kalender 2019 geplaatst. Misschien krijgen familie en vrienden van Kim na al die jaren eindelijk antwoord op hun vragen. 

In die fatale septembernacht in 2007, van zaterdag op zondag, is Kim Veerman alleen in het grote hoekhuis aan de Langgewenst in Hilversum. Haar vriendin Billy, ook twintig jaar, is die avond bij een vriend blijven slapen. Anders zou zij ongetwijfeld ook ten prooi zijn gevallen aan de vlammen. Het pand ziet er niet uit als erg bewoond, een pyromaan kan gemakkelijk hebben gedacht dat er niemand in huis was.

Kim moet die ochtend wakker geschrokken zijn van het geluid van brand of door de rook, maar ze kan geen kant op. De enige uitgang van het slaapkamertje onder de hanebalken is de deur naar de woonkamer, maar daar woedt de vuurzee, daar kan ze onmogelijk langs. Er is geen ander alternatief dan in de slaapkamer te blijven en te hopen dat er hulp komt.

Doodsangst

In doodsangst belt ze haar vriend en haar ouders, maar wie neemt er op dit uur van de nacht zijn mobiele telefoon op? Iedereen slaapt. Het kamertje heeft geen raam waardoor ze kan ontsnappen. En de zoldering is waarschijnlijk toch net iets te solide om hierdoor naar buiten te breken. Wat kan ze nog doen? Met tape probeert ze de kieren van de deur af te plakken, zodat de rook en het vuur misschien wat langer buiten blijft. Het lijkt niet te helpen. Als allerlaatste redmiddel maakt ze een handdoek nat en gaat ze daarmee onder het bed liggen, haar gezicht zo dicht mogelijk op de vloer. Maar het vuur blijft branden, de vlammen kruipen naar boven en de verzengende hitte en de rook bereiken Kim. Als de brandweer arriveert, leeft ze nog wel maar eigenlijk heeft ze al geen schijn van kans meer. Kort na aankomst overlijdt ze in het ziekenhuis.

Hotelschool

Iedereen die haar ook maar een beetje kende is verslagen en ontdaan. Ze had zo’n mooie toekomst voor zich. Ze kwam uit Kortenhoef, volgde een opleiding aan de hotelschool en liep stage bij hotel Lapershoek in Hilversum, er was niets bekend van enig conflict: ze moest wel het slachtoffer zijn geworden van een misverstand of van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Dit artikel lees je gratis. Je kunt onderaan het artikel wel een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven publiceren

In de eerste dagen na de brand meldt een krant dat de brand mogelijk gesticht is door de man die in december 2004 aan de nabijgelegen Huizerweg een aantal panden in de as legde. Hij was daarvoor veroordeeld, maar inmiddels weer op vrije voeten. Hij zou problemen hebben gehad met iemand van café Bravour’s, naast de woning waar Kim een bovenkamer huurde. Het vuur zou begonnen zijn op het terras, maar door de wind was niet het café in brand gevlogen maar de woning ernaast, van postzegelhandelaar Hans Stiens.

Hilversummers

Toch is deze man niet degene die in november wordt aangehouden: de politie arresteert twee andere Hilversummers van 29 en 32 jaar. Het blijft lang onduidelijk wat hun motief zou zijn geweest en wat voor bewijs er eventueel is. Een politiewoordvoerder zegt ‘in het belang van het onderzoek’ niets over de mogelijke motieven van de arrestanten, noch over de manier waarop men de mannen op het spoor is gekomen.

De politie had alles uit de kast gehaald om de gruwelijke zinloze dood van Kim op te lossen. Met zeventien rechercheurs was intensief jacht gemaakt op de daders. Ook werden er flyers rondgedeeld van de vader van Kim, die in een brief opriep tips over de toedracht door te geven aan de politie. Deze flyers hingen in cafés in het centrum van Hilversum.

Alibi

Slechts één van de twee verdachten bleef zitten. De 32-jarige man werd na verhoor heengezonden, tegen de 29-jarige zou wel ‘flink wat bewijs’ zijn verzameld en in december werd zijn aanhouding met negentig dagen verlengd. De advocate van de verdachte, mr. Harriët de Kroon, liet bij die gelegenheid weten dat hij een waterdicht alibi heeft voor de bewuste nacht en rekende erop dat haar cliënt zou worden vrijgelaten. Volgens haar stond er hoegenaamd niets belastends tegen hem in het strafdossier. “Hij heeft een alibi, hij was gewoon thuis, anderen bevestigen dat.”

Hij was op 20 november in Bussum gearresteerd: hij was ‘bij toeval’ aangetroffen op de zolder van een school. Volgens het Openbaar Ministerie zou hij over ‘daderinformatie’ beschikken: kennis die alleen de dader kan hebben. De verdachte had bekend, maar er waren sterke twijfels aan die bekentenis. De man was zwakbegaafd, legde steeds wisselende verklaringen af en ontkende later dat hij de brandstichter is geweest. Zijn broer zegt dat de verdachte in een telefoongesprek tegen hem zou hebben bekend de brand te hebben gesticht maar telefoontaps van de politie bevestigden dat niet. Ook de broer is zwakbegaafd.

Behalve deze verdachte zijn er nog een paar anderen in beeld geweest. Het lijkt erop dat het alleen gaat om verklaringen van mensen die de bewuste personen in de nacht van de brand in de buurt van de plaats delict hebben gezien. Niemand heeft gezien dat er iemand brand stichtte, wel staat vrijwel onomstotelijk vast dát er in de steeg naast het pand brand is gesticht. Dat kan opzettelijk zijn geweest, met als doel het naastgelegen pand, het kan ook gericht zijn op de woning zelf.

Uit baldadigheid, door een late kroegtijger, of door een pyromaan.

‘Die beelden gaan niet meer uit mijn hoofd’

(interview coldcase-kalender)

Elf jaar later hebben de moeder van Kim, Rik Stoutenbeek en stiefvader Rino Bijkerk, het nog altijd heel moeilijk met het verlies van Kim.

Rik: “Kim was een heel erg sociaal meisje. Stond echt voor iedereen klaar. Ze studeerde aan de hotelschool en woonde net een paar maanden met een vriendin boven een huis van de gemeente.”

Rino: “Het was een oude postzegelhandel. Met miljoenen en miljoenen postzegels. Eén grote papierfabriek. Die nacht werden we rond zes uur gebeld door eigenaar: het stond in de fik.”

Rik: “Toen wij aankwamen op de markt van Hilversum zag het al zwart van de mensen, er stonden veel brandweerwagens en politieauto’s. De vlammen kwamen al door het dak. Kim was naar het ziekenhuis gebracht, ze werd gereanimeerd. Dat zeiden ze, voor ons.”

Rino: “Een brandweerman heeft haar uit het brandende pand gehaald. Achthonderd graden was het, te gevaarlijk. Maar ze gingen er toch in.”

Rino: “De eerste weken heb ik alleen maar gedacht hoe ik wraak zou nemen. Dat moet je niet doen, dan word je hartstikke gek.”

Rik: “De vreselijke angst die ze moet hebben gehad, dat doet het meeste zeer.”

Rino: “Haar verjaardag op 16 maart, de dag van de brand op 16 september en Kerst, dat blijven zware dagen. Het wordt je niet geleerd hoe je hiermee om moet gaan. De eerste maanden ben je gewoon in shock.”

Rik: “Ik heb mijn huis moeten verkopen. Kim bleef maar door de poort komen. Als ik nu nog in de tuin bezig ben en in het dorp een ambulance hoor, dan voelt het alsof mijn baarmoeder uit mijn lijf wordt getrokken. De beelden van de markt in Hilversum, die gaan niet meer uit mijn hoofd.”

Kapster Melissa: verbrand door inbreker

De dodelijke brand in Hilversum speelt zich af op het moment dat er een proces dient tegen een andere zaak waarbij een jonge vrouw bij een woningbrand om het leven kwam. Op 23 mei 2006 is de mooie jonge kapster Melissa Ulrich onverwacht alleen thuis in de flat aan het Immerlooplein in Arnhem-zuid: haar vriend is om half negen al vertrokken, zij had zich ziek gemeld omdat ze kiespijn had. Het lijkt erop dat een kennis van haar vriend, de Surinamer Orleando A.(22), die ochtend in de woning is gaan inbreken. Uit wraak, in verband met een conflict over jonge meisjes, of gewoon omdat hij dacht dat er niemand thuis zou zijn.

 

Brandspiritus

Toen hij ontdekte dat Melissa op bed lag en hij betrapt was, bond hij haar enkels vast met het elektriciteitssnoer van een tondeuse en met een sjaal om haar nek. Nadat hij haar de pincode van haar bankpasje had ontfutseld, overgoot hij haar met brandspiritus dat als schoonmaakmiddel in het keukenkastje stond. Hij had twee tassen vol met gestolen spullen, kort voor hij de flat verliet stak hij Melissa in brand. Een buurvrouw hoorde haar nog roepen: “Maak me niet dood! Ik wil niet dood!” maar ook voor Melissa kwam alle hulp te laat. Brandend over haar hele lichaam wist ze zich met haar vastgebonden enkels nog naar de voordeur te slepen. Daar werd ze gevonden door agenten die na de brandmelding meteen waren uitgerukt, maar ze konden niets meer voor haar doen. Ze droegen haar nog naar buiten, maar moesten haar laten vallen omdat ze gloeiend heet was. Na een doodsstrijd van een half uur overleed ze op de stoep.

 

Coffeeshop

 

Orleando A. kwam al snel in beeld als verdachte, vooral omdat hij nog geen half uur na Melissa’s dood door verschillende mensen was gezien bij een coffeeshop in Arnhem, waar hij de gestolen spullen aan de man probeerde te brengen. Ook pinde hij geld met Melissa’s bankpasje. Tijdens de verhoren loog Orleando alles aan elkaar, sprak hij zichzelf telkens tegen en probeerde hij vrienden de schuld in de schoenen te schuiven.

Er was van alles tégen hem: hij had de gestolen spullen en kon niet aangeven hoe hij daaraan gekomen was. Hij noemde wel namen van anderen, maar die hadden allemaal een alibi. Verder wist hij bepaalde details die alleen de dader kon weten en hij was geobsedeerd door vuur. Hij had al vaker gedreigd mensen in brand te steken en had zelfs al eens een tas met kleding van een ex-vriendin besprenkeld met terpentine. Maar één ding ontbreekt: technisch bewijs. Door de hitte en het vuur zijn er geen vingerafdrukken of dna-sporen van de dader veiliggesteld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 jaar plus tbs, de rechtbank veroordeelde hem tot twintig jaar celstraf.

Tijdens de verhoren en het proces praat Orleando A. zichzelf telkens vast.

Rechter: Waarom gebruikte u de bonuskaart van Melissa?

Orleando: Omdat ik die gevonden had.

Rechter: Het is een opvallend stukje in de verhoren. U heeft moeite om te verklaren wat er gebeurd is.

Orleando: Ik heb moeite met het hele proces.

Rechter: U zegt pas dat u hem gevonden heeft als u in het nauw zit.

Orleando: Je wil het van je afpraten.

Rechter: Het lijkt of de verstrikkingen waarin u terechtkomt steeds erger worden.

Orleando: Die doen me behoorlijk de das om.

Rechter: Bent u zich ervan bewust dat u door uw leugenachtige verklaringen uw eigen ruiten heeft ingegooid?

Orleando: Daar ben ik mij heel bewust van.

Er is een undercover-agent ingezet, die met Orleando aanpapt tussen de verhoren door. Tegen hem vertelt Orleando “dat het meisje alles had gezien. Ze was vastgebonden en ze had geschreeuwd.” Volgens Orleando dachten de onderzoekers dat de brand in de woonkamer was begonnen, maar hij zei tegen de agent: “Het was in de slaapkamer. Ik ben een bad boy en ik zal altijd een bad boy blijven.”

 

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het artikel de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te geven. Als veel lezers dit doen, kan ik nieuws en achtergronden over misdaad blijven publiceren

Mijn gekozen waardering € -

Stefan Eggermont: een vergismoord

$
0
0

(reportage uit augustus 2012)

Als het overdag was geweest, waren er heel wat gewonden of doden gevallen, maar het was kwart over elf ’s avonds toen Derkiaoui( ‘Pirki’) van der Meijden (34) werd doodgeschoten. Hij werd onder vuur genomen op de hoek van de C. van Eesterenlaan en de Borneokade in Amsterdam-Oost. Ooggetuigen zagen een donkergekleurde scooter wegrijden. Pirki is voorlopig de laatste ‘soldaat’ die gesneuveld is in de oorlog die begon in Antwerpen, met de liquidatie van Najib Bouhbouh op 18 oktober 2012. De meeste direct betrokkenen zijn inmiddels geliquideerd of zitten vast. Of is er toch een onschuldige burger het slachtoffer geworden? Op zaterdag 12 juli werd in dezelfde buurt in Amsterdam-Oost Stefan Eggermont (foto) doodgeschoten. Een vergissing? Was dat misschien ook bedoeld voor ‘Pirki’ of een andere betrokkene?

“De Amsterdamse politie vindt het nog veel te voorbarig om een link te leggen tussen het neerschieten van Derkiaoui van der Meijden en de liquidatie vorige maand van de 30-jarige Stefan Regalo Eggermont in de Conradstraat. De mannen lijken veel op elkaar en hemelsbreed liggen de twee ’moordplekken’ slechts enkele honderden meters van elkaar af. Mogelijk ging het om persoonsverwisseling.”

De politie en de burgemeester van Amsterdam maken zich zorgen over de serie liquidaties van de afgelopen jaren. De ene na de andere crimineel werd op straat neergeschoten. Tot nu toe werden er voor zover bekend geen onschuldige burgers het slachtoffer, maar daarin lijkt met de moord op Stefan Eggermont een eind aan te zijn gekomen. Vanaf het begin werd er rekening gehouden met een persoonsverwisseling. Er is geen enkele aanwijzing dat Eggermont connecties heeft met het criminele milieu en ook verder is er uit het onderzoek nog steeds geen enkel ander motief naar voren gekomen.

 

Opmerkelijk is dat de mannen uiterlijk erg op elkaar lijken. Er zijn meer overeenkomsten. Het tijdstip: ’s avonds laat, donker. Stefan om een uur of half twee, Pirki rond elf uur. En de locatie. Amsterdam-Oost. Lopend een afstand van 1,1 kilometer. Wel een compleet andere omgeving: de Conradstraat, waar Eggermont werd neergeschoten, is een oudere buurt. De Borneokade, waar Pirki werd geliquideerd, is nieuw. Het is moeilijk voor te stellen dat een moordcommando zo’n vergissing maakt. Maar toch: wat kan het anders zijn? Een van de nog onbeantwoorde vragen is: of woonde er in de Conradstraat nog een ander mogelijk doelwit?

Conradstraat

Voor de gewone burger is er aan de serie liquidaties in Amsterdam onder de noemer Mocro-maffia (Marokkanen en Mokum) nog maar nauwelijks een touw vast te knopen. Er zijn zoveel personen, gebeurtenissen en locaties dat je al snel de draad kwijtraakt. Bovendien wordt er veel gespeculeerd: het is niet bij elke liquidatie zonneklaar wat het motief is en wat de rol van het slachtoffer is geweest.

Dit artikel lees je gratis. Je kunt onderaan het artikel wel een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven publiceren

De grote lijn is wél duidelijk. In het voorjaar van 2012 is er in de haven van Antwerpen iets fout gegaan met een partij cocaïne van 200 kilo. Afkomstig uit Colombia, bedoeld voor afnemers in Nederland. Amsterdam. De partij was ‘heet’. Dat betekent dat het riskant was hem uit de haven op te halen, omdat al bekend was dat de douane er speciaal op lette. Dat kan verschillende oorzaken hebben gehad. Bij het doorsluizen van zo’n partij is altijd havenpersoneel betrokken. De smokkelaars moeten weten in welke container het spul zich bevindt, om het er onopgemerkt uit te kunnen halen. Het kan zijn dat er een onderzoek liep naar zo’n verdachte havenmedewerker. Wat ook voorkomt: dat er toevallig iets misgaat met een container. Dat hij wordt uitgeladen op een andere locatie dan eerst gepland, waardoor het moeilijker wordt er ongezien bij te komen.

Over wat er fout is gegaan met deze partij van 200 kilo – met een straatwaarde van vele miljoenen euro’s – lopen de lezingen uiteen. Het staat min of meer vast dat een groep uit Amsterdam erin had geïnvesteerd en het had geregeld. Vermoedelijk niet al te professioneel, vooral niet met het inschakelen van het Belgische havenpersoneel. Dat zou ook de reden zijn geweest dat het fout ging. In allerijl moest er toen nog iets worden geregeld en werden verschillende personen benaderd om ‘het hete spul’ eruit te halen.

Daar ging van alles mis en ging er geld verloren. Oplichters gingen er met aanbetalingen vandoor. Uiteindelijk weet niemand meer of de partij in beslag genomen is door de douane, of dat er nog een deel van op de markt is gekomen. Dat laatste werd wél verteld. Een gevaarlijk gerucht, dat misschien ook wel waar was. Maar dat betekende dat er mensen met de buit vandoor waren gegaan. Alle betrokkenen keken elkaar scheef aan: wie ging dit oplossen? Wie was er verantwoordelijk?

Crowne Plaza

 

Het eerste dodelijke slachtoffer is Najib Bouhbouh. Een goede vriend van Amsterdammer Gwenette Martha, die mogelijk op de achtergrond een rol speelde bij het bewuste transport. Najib kwam uit Amsterdam, maar had de ‘Antwerpse divisie’ van de groep onder zijn hoede genomen. Hij was de eerst aangewezene om in het conflict te bemiddelen en om na te gaan wat er was gebeurd en wie er verantwoordelijk was. Daarvoor werd er een bijeenkomst gepland in het Crowne Plaza Hotel in Antwerpen.

Een van de aanwezigen: Brabander Chris Bouman. Hij kende Najib goed en naderhand is hij ervan beschuldigd dat hij een dubbelrol heeft gespeeld: dat hij Najib in de val heeft gelokt, dat hij wist dat er een moordcommando op de loer lag. Uit gegevens van zijn mobiele telefoon is wel op te maken dat hij met beide partijen contact had, maar of dat betekent dat hij willens en wetens Najib in de val heeft gelokt staat allerminst vast. Hij kan ook zelf zijn gebruikt door andere betrokkenen. Bouman zelf zal het niet meer vertellen: hij pleegde enige tijd later in zijn cel zelfmoord.

De liquidatie van Najib was het begin van een reeks. De meest geruchtmakende en opvallende actie was de wraak voor zijn dood. De aanslag op 29 december 2012 in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam. Die was vermoedelijk bedoeld voor Benaouf A. uit Amsterdam. Voorheen goed bevriend met Gwenette Martha, naderhand gebrouilleerd geraakt. Hij werd waarschijnlijk gezien als het brein achter de moord op Najib. Al dan niet terecht.

De aanslag mislukte grotendeels. Want Benaouf wist het vege lijf te redden. Twee anderen die bij hem waren, hadden minder geluk: Saïd el Yazidi (21) en Youssef Lkhorf (28) sneuvelden in de kogelregen van de automatische wapens. Twee motoragenten die een van de razendsnelle auto’s van de schutters, een Audi RS4, achtervolgden, hadden alle geluk van de wereld dat ze het overleefden. Tijdens de achtervolging stopte de Audi en namen de schutters de motoragenten gericht onder vuur. Die lieten zich met hun motor vallen en zochten dekking achter het motorblok. Wonder boven wonder werden alleen de motoren geraakt, niet de agenten.

Dat waren drie dominostenen. Er volgde nog een hele rij. De één viel om door geweld, anderen werden uitgeschakeld doordat de politie ingreep en hen achter de tralies zette. De rij met namen is te lang om helemaal op te sommen. Wie wél genoemd moeten worden: de gedoodverfde hoofdrolspelers in het hele conflict. Gwenette Martha en Benaouf A.; Gwenette werd op 22 mei 2014 in Amstelveen zeer professioneel geliquideerd. Benaouf zit in de gevangenis, in afwachting van het proces. Justitie verdenkt hem van betrokkenheid bij een groot aantal liquidaties – maar uiteraard niet van die in de Staatsliedenbuurt: daar was hij het beoogde slachtoffer.

Komen we bij de – voorlopig? – laatste ‘dominostenen’ in de rij. De liquidatie van Derkiaoui van der Meijden. In het milieu bekend als ‘Derk’ en als ‘Pirki’. Hij dankt zijn Marokkaanse voornaam aan zijn Marokkaanse moeder. Politie en justitie beschouwden hem als een echte beroepscrimineel. Hij stond bekend als iemand die altijd snel een vuurwapen trok en vervolgens ook schoot.

Zelf vertelde hij aan bekenden dat hij betrokken was bij de moord op de bekende crimineel Patrick Brisban (40) in Diemen, die in de nacht van 1 op 2 december 2012 in zijn auto op de parkeerplaats voor zijn woning werd geliquideerd. Justitie denkt ook dat Van der Meijden een van de inzittenden van de twee auto’s was, die na de dubbele liquidatie in de Staatsliedenbuurt waren weggereden.

Het rijtje dominostenen wordt afgesloten met de aanhouding van Stefan S., in de laatste week van augustus 2014. Hij woont in een zijstraatje van de Admiraal de Ruyterweg in Amsterdam-Oudwest. Het is een veertiger die volgens de politie verslaafd is aan harddrugs en in zijn huis soms ook drugs verkocht en mensen over de vloer had. Hij wordt ervan verdacht twee vermoedelijke schutters bij de aanslag in de Staatsliedenbuurt onderdak te hebben verleend.

Het gaat om Anouar B. en Adil A. Er zijn dna-sporen van Stefan gevonden op een kogelhuls die in de Audi is aangetroffen en op een tas met de gebruikte AK-47’s, de automatische wapens. Dat is waarschijnlijk de aanleiding geweest voor de politie om een infiltrant op Stefan S. te zetten, die hem een aantal uitspraken over de moorden in de Staatsliedenbuurt heeft weten te ontlokken. Toen er genoeg bewijs tegen hem was, werd hij opgepakt.

Borneokade

In totaal zitten er voor deze zaak nu vier verdachten vast. Drie in Nederland: Stefan, Adil en Anouar. Eén in Marokko: Hamza B.; hij werd daar aangehouden toen hij zijn vriendin bij het vliegveld in Tanger op kwam halen. Hij wordt in Marokko berecht. Wanneer de zaak tegen de andere drie begint is nog niet duidelijk. De grootste vraag is: wie vallen er nog méér, voordat het proces begint?

Aldus de reportage uit 2012.

Sindsdien is er veel gebeurd en is er ook een ander scenario naar voren gekomen. De moord op Stefan Eggermont was waarschijnlijk niet bedoeld voor Pirki, maar voor Omar L.

In december 2018 wordt – in zijn cel – Illias K. (31) aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij bij het doodschieten van Stefan Eggermont en Massod Amin Hosseini.

Ilias zit in voorlopige hechtenis voor de moord op Alexander “Aleki” Gillis (30) in 2014, in Zaandam. De betrokkenheid van Ilias is het gevolg van nieuwe informatie uit gekraakte pgp-telefoons.

Het eigenlijke doelwit, Omar Lkhorf, woonde in de buurt en reed in dezelfde auto als Stefan Eggermont.  Hij is de broer van een van de slachtoffers die omkwamen bij de mislukte aanslag op Benaouf in december 2012 . Volgens de politie stond Omar aan de leiding van een groep die verdacht wordt van  liquidaties. In januari 2019 meldt het Algemeen Dagblad dat Omar L. – die vast zat in PI Krimpen – in een gebedsruimte zou worden omgebracht met een naar binnen gesmokkeld vuurwapen. Hij werd met spoed naar een isoleercel gebracht en overgeplaatst naar een andere gevangenis.

Aanleiding voor het nu plaatsen van deze reportage is een initiatief van de weduwe van Stefan, Janke, die een website is begonnen onder de naam Het is om te Janke. Zie hier

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te geven. Als veel lezers dit doen, kan ik nieuws en achtergronden over misdaad blijven publiceren. Met een grotere bijdrage steun je Misdaadjournalist nog veel meer!

Mijn gekozen waardering € -

Ina Post: het mysterie van ‘de negende vrouw’

$
0
0

Op 22 augustus 1986 wordt mevrouw Kolstee-Sluiter in ouderencomplex Duivenvoorde in Leidschendam vermoord. Bejaardenverzorgster Ina Post – toen 30 jaar – wordt ervoor veroordeeld. Een gerechtelijke dwaling, dat staat inmiddels vast. Hoe heeft het zover kunnen komen en waarom wordt er niets gedaan om de echte dader op te pakken? In het boek De negende vrouw beschrijft een oud-rechercheur de zaak vanuit het perspectief van de politie. Een onthutsend relaas.

“Het verhoor schoot helemaal niet op. Tot ik begon over haar geloof en het tuindersbedrijf van haar ouders. Ik zei: je hebt toch eerlijke ouders? Blijkbaar raakte ik een gevoelige snaar want ze zakte als een plumpudding in elkaar en legde een bekentenis af.” In een televisieprogramma vertelde rechercheur Bert Pestman in geuren en kleuren hoe hij jaren eerder bejaardenverzorgster Ina Post tot een bekentenis had gebracht voor de moord op mevrouw Kolstee-Sluiter (89) Leidschendam, op 22 augustus 1986. Ina Post kwam als verdachte in beeld omdat haar handschrift in de verte overeenkomsten vertoonde met vals opgemaakte cheques van het slachtoffer. Een onbekend persoon had geprobeerd die enkele dagen na de moord te innen. De gemakkelijk te beïnvloeden Ina werd verhoord en legde een zogenaamde bekentenis af.

Politiehumor

Het boek van oud-rechercheur Gerard Olinga is in romanvorm geschreven. De namen en de woonplaats zijn veranderd, maar het is duidelijk gebaseerd op het dossier. Ina Post kreeg de naam Christien Wolters en het slachtoffer ‘mevrouw Froma’. Blomberg (in werkelijkheid rechercheur Bert Pestman) had tegen Hakkenberg – een van de andere rechercheurs – gezegd dat hij met Christien Wolters wilde beginnen. Zij had, enkele uren voor de dood van mevrouw Froma, nog bij haar gewerkt. De zongebruinde huid van Christien Wolters kan niet verhullen dat ze rode vlekken in en rondom haar hals heeft. Ze stikt van de zenuwen, denkt Hakkenberg. Ze is duidelijk niet op haar gemak. “Hebben jullie goed nieuws?” vraagt ze, direct nadat de rechercheurs Walhout en Biek tegenover haar zijn gaan zitten. “Ja, de officier gelooft je niet. Je krijgt er twee dagen bij,” grijnst Biek.

“Is dat politiehumor?”

“Dat is goed nieuws toch? Het is toch verheugend nieuws dat hij een moordenares niet op vrije voeten stelt? En wat zijn nu twee dagen, Christien. Jij moet vanaf nu niet meer in dagen gaan denken, maar in jaren!”

Zij ruikt de smerige adem van Biek die, voorovergebogen over de tafel, met zijn gezicht in haar comfortzone komt. Ze krimpt ineen wanneer hij met twee vuisten op het tafelblad slaat. “Welke kleren droeg jij die zaterdag, Christien?” vraagt Walhout.

“Welke zaterdag?”

“De zaterdag nadat je mevrouw Froma hebt vermoord.”

“Ik heb haar niet vermoord.”

“Je LIEGT. Welke kleren droeg je op die zaterdag?”

“Weet u nog wat u op die dag droeg?”

“Wij stellen hier de vragen. Nog een keer, stomme trut: welke kleren droeg jij die zaterdag?”

“Dat weet ik niet meer, ik denk een joggingbroek, iets gemakkelijks.”

“Weet je dat zeker?”

Nee, dat weet ik niet zeker.”

‘Waarom wist je dan wel direct wat je op die vrijdag droeg,” zegt Biek.

“In de dagen daarna werd ik verhoord, als eerste van mijn collega’s, daarna werden er van mij vingerafdrukken afgenomen, ik moest een schrijfproef doen, ik moest mee naar het huis van mevrouw Froma. Ik kreeg het idee dat jullie mij moesten hebben, dat ik voortdurend door jullie in de gaten werd gehouden. Toen ging ik nadenken over wat ik die vrijdag had gedragen. En toen wist ik het: ik droeg die vrijdag het gele mantelpakje.”

“Laat me niet lachen,” zegt Biek, “schijnheilige trut. Jouw verhaal klopt niet met dat van onze collega. Het is één tegen één. En weet je wat zo jammer voor je is, Christien? Onze collega, de enige getuige, geldt in dit geval – jammer voor jou – voor twee getuigen, omdat ze politieagent is. Zij heeft in haar proces-verbaal precies opgeschreven hoe het gegaan is. Ik zal je eens een heel klein stukje uit dat verbaal voorlezen, moet je luisteren: ‘Zonder dat ik ernaar had gevraagd, gaf verdachte Christien Wolters een geelkleurig mantelpakje aan mij af, zeggende dat zij dat pakje op die bewuste dag ook bij mevrouw Froma aanhad; dat zullen jullie wel willen hebben.’”

“Zo is het niet gegaan,” schreeuwt Christien.

Biek gaat onverdroten verder. “En als jij beweert, Christien, dat jij met dat pakje je onschuld wilde aantonen, dan is het gebeurd zoals onze collega dat beschrijft. Dat is een logisch verhaal, een verhaal dat klopt met wat jij voor ogen had. Jij wilde ons maar al te graag doen geloven dat je dat pakje op die vrijdag droeg. Jouw verhaal is onlogisch, Christien. Jouw kast puilde uit van kleding. Waarom zou onze collega dan gevraagd hebben of je dat pakje had gedragen? Het was misschien een kansje van één op honderd. Gelul is het. GELUL! Dat zullen de rechters straks ook vinden. Die zullen straks ook denken: die mevrouw Wolters kletst maar wat, die mevrouw speldt ons maar wat op de mouw, die mevrouw heeft vast wat te verbergen, de kleding die zij op vrijdag 22 augustus 1986 om half zeven in de avond droeg! En die rechters zullen in hun mening worden gesterkt, Christien, omdat er straks op jouw mantelpakje niets zal worden gevonden, in elk geval geen spoortje van die arme mevrouw Froma die jij om zeep hebt gebracht. De rechters zullen straks, net als wij nu, tot de conclusie komen dat jij daarover hebt gelogen, dat je de werkelijke kleding hebt verdonkeremaand, dat je voortdurend liegt, dat jij niet voor de waarheid uitkomt. Jij zit vast, maar je moet heus niet denken dat jij de enige bent die wordt verhoord.”

Er is wat onduidelijkheid over de zaterdagmorgen, wat Ina toen precies heeft gedaan en hoe laat. Ze heeft haar man (‘Freek’)  met de auto naar zijn werk gebracht. Hij heeft een iets ander tijdstip genoemd. “Ik heb Freek die morgen met mijn auto naar zijn werk gebracht,” zegt ze, minuten later. “Tegen een uur of tien, denk ik. Ik weet het tijdstip niet meer zo zeker.”

“Je liegt! Jij denkt dat je hem voor tienen al hebt weggebracht, stuk onderkruipsel. Denk je dat je met ons een spelletje kunt spelen? Ruik jij dat nu ook, collega?”

“Ja, ik ruik het ook,” zegt Walhout.

“Ik ruik zweet,” zegt Biek. Je stinkt! Je stinkt naar angstzweet! Dat krijg je er nou van als je blijft liegen.”

“Laat me met rust,” schreeuwt Christien, “laat me met rust, alsjeblieft. Ik weet het gewoon niet meer. Ik weet niets meer. Ik lieg niet. Ik heb niks voor jullie te verbergen. Ik heb niks gedaan. Ik wil terug naar mijn cel.”

Ze schuift haar stoel naar achteren. Ze wil opstaan. Ze is de beledigingen beu.

Dit artikel lees je gratis. Je kunt onderaan het artikel wel een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven publiceren

“Zitten blijven, jij. Wij zijn nog maar net begonnen. Het wordt nog veel beroerder voor je,” zegt Biek.

Hij wacht even voordat hij verder gaat. Hij ziet in haar ogen niet alleen angst, ook wanhoop. Hij laat zijn schreeuwerige stem achter zich. Hij buigt zich over de tafel, en zegt op een bijna fluisterende toon: “Freek heeft ons iets anders verteld, Christien.”

Ze durft niet te vragen wat Freek heeft verteld.

“Aan die man van je hébben we gelukkig iets. Dat heeft ook even geduurd, maar nu ziet hij ook wel in wat voor een achterbaks gemeen kreng jij bent. Hij heeft eieren voor zijn geld gekozen, Christien. Hij is eerlijk tegen ons geweest. Hij heeft verteld hoe laat hij door jou is weggebracht. Hij laat je in de stront zakken, Christien. Hij wil helemaal niks meer met je te maken hebben.”

Christien begint eerst aan haar haren te trekken. Daarna is haar gegil overal in het gebouw te horen. Ze legt haar armen op tafel. Ze legt haar hoofd erop, en begint te huilen.

“Huil maar,” zegt Walhout, “het zal ook wel niet meevallen.”

 

DE NEGENDE VROUW

Er is in de loop van het onderzoek naar de moord al vrij snel een naam van een andere verdachte naar boven gekomen, maar daar heeft de politie weinig mee gedaan omdat Ina Post al was aangehouden. Na haar vrijlating is het er ook niet meer van gekomen. De politie had weinig animo de zaak alsnog op te pakken. In het boek wordt de mogelijke echte moordenares ‘de negende vrouw’ genoemd. Het gaat om een bejaardenverzorgster die in het boek Jannie Papeleur wordt genoemd. Zij is de enige van de organisatie waarvoor Ina Post werkte die zowel voor mevrouw Kolstee als voor een andere bejaarde (‘Albertje Noordhof’) had gewerkt. In het boek zegt een rechercheur: “Jannie Papeleur zat niet bij de acht bejaardenverzorgsters die wij inmiddels hadden verhoord, waarvan wij de vingerafdrukken hadden afgenomen, die alle acht hadden meegewerkt aan het maken van een schrijfproef, van wie we de alibi’s hadden nagetrokken – en die alle acht voor mevrouw Froma hadden gewerkt. We hadden er eentje over het hoofd gezien: Jannie Papeleur, de negende vrouw. Ik wist dit al toen ik op dinsdag 16 september te horen kreeg dat ik het team moest verlaten. U neemt me misschien kwalijk dat ik toen niets heb gezegd. Ik heb dat wel overwogen. De trein was niet meer te stoppen, de trojka was te sterk, de verhoudingen waren te verziekt, er was geen onderling vertrouwen meer en ik was ervan overtuigd dat Van Overbosch, Drok en Blomberg bang waren voor gezichtsverlies.”

 

 

 

DE ‘BEKENTENIS’

Dat het verhoor van Ina Post uitzonderlijk hard is geweest, staat vast. Tegen een van de betrokken rechercheurs waren in één jaar tijd vier klachten ingediend. Ina Post heeft zes jaar in de gevangenis gezeten. In oktober 2010 is Ina, na een herzieningsprocedure, vrijgesproken. Ze was veroordeeld op een ‘bekentenis’ die ze in wanhoop had afgelegd en die maar gedeeltelijk klopte met de feiten, en die ze meteen daarna introk. “Op een gegeven moment ging mevrouw Kolstee naar het toilet. Ik zat in geldnood, alle girorekeningen stonden rood. Op dat moment kwam bij mij de ingeving op om geld weg te nemen bij mevrouw Kolstee. Het was mij bekend dat mevrouw Kolstee haar geld en papieren bewaarde in het kastje dat met de rug tegen de muur stond, die aan de keuken grensde. Op dat moment, dat ik dat kastje opende, kwam mevrouw Kolstee plotseling de woonkamer in. Ik hoorde haar tegen mij zeggen: Dat mag niet”. Ik schrok hevig en gaf in een reflexbeweging mevrouw Kolstee een duw. Ik zag dat zij op de grond viel.”

 

Daarna vertelde ze hoe ze het slachtoffer wurgde met een stuk elektriciteitssnoer. Ina was dagenlang achter elkaar drie keer per dag verhoord, ze was het besef van tijd helemaal kwijt. “Het enige wat ze deden was schelden. Ze scholden mij uit voor alles wat mooi en lelijk was. Ze zeiden dat mijn familie niets meer met me te maken wilde hebben, dat ik mijn honden bont en blauw sloeg en andere dingen beneden alle fatsoensnormen. Ik was verward, het was allemaal zo onlogisch en ik wilde mijn man zien. Ik wilde dat ze ophielden met zeuren, ik wilde dat er iemand bij me was die van me hield, die lief was en niet tegen me schreeuwde en vloekte. Ze zeiden dat ze zouden proberen dat ik mijn man mocht zien en toen heb ik die bekentenis afgelegd.”

In vrijwel alle zaken met valse bekentenissen wordt het proces-verbaal aangepast als blijkt dat de feiten niet kloppen. Zo hadden Ina en haar man helemaal geen geldgebrek: op één rekening stonden ze even rood. Ina wist niet dat er cheques waren verdwenen en vervalst, die informatie gaven de rechercheurs haar. De volgende dag trok ze haar bekentenis in, maar terugdraaien kon niet. Op de rechtszitting, op 25 november 1986, was Ina wanhopig. “Waarom kunnen mensen wel begrijpen dat ik een moord heb gepleegd, maar niet dat ik onder grote geestelijke druk een valse bekentenis heb afgelegd?” zei ze.

Het boek De negende vrouw is geschreven Gerard Olinga en uitgegeven bij  JustPublishers

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te geven. Als veel lezers dit doen, kan ik nieuws en achtergronden over misdaad blijven publiceren. Met een grotere bijdrage steun je Misdaadjournalist nog veel meer!

Mijn gekozen waardering € -
Viewing all 166 articles
Browse latest View live